Zontwikkelingen
"oud" |
Nieuws & analyses P.V. pagina 182meest recente bericht boven Specials: vanaf 15 februari - 20 maart 2023 18 april 2023: RVO update alle SDE regelingen zonnestroom incl. SDE 2021, 1 april 2023 - groei vlakt af, ruim 317 MWp realisaties, ook weer 219 MWp beschikte capaciteit verloren gegaan. Gisteren verscheen het laatste status overzicht voor de SDE regelingen bij RVO, met peildatum 1 april 2023, met alle overgebleven beschikkingen tot en met de SDE 2021 regeling (2e SDE "++"). In deze analyse wordt het grote zonnestroom deel-dossier weer in detail tegen het licht gehouden. Er is in een kwartaal tijd weliswaar groei vastgesteld, van ruim 317 MWp (verdeeld over netto 315 nieuw gerealiseerde beschikkingen), bij, helaas, ook weer een behoorlijk verlies van 219 MWp ooit beschikte PV capaciteit, verdeeld over 211 toekenningen. Al was het verlies veel lager dan in de vorige update, wederom werd het grootste verlies vastgesteld bij de eerste SDE "++" regeling (SDE 2020 II), 63 MWp toegekend PV volume ging daar verloren, verdeeld over 82 afgevoerde beschikkingen. Het duidelijk afgevlakte realisatie tempo leidde eind maart 2023 tot een totaal van 9.430 MWp aan beschikt gerealiseerd PV vermogen, verdeeld over inmiddels 29.364 gerealiseerde aanvragen. Die daarbij niet gelijk gesteld mogen worden aan "projecten" i.v.m. de mogelijkheid van meerdere beschikkingen per project. De nieuwe toevoeging van ruim 317 MWp beschikt vermogen is 37% lager dan de 505 MWp toename in de voorgaande update, een fikse afkoeling van de groei, dus. De najaars-ronde van SDE 2018 is, met een accumulatie van 1.603 MWp aan beschikte realisaties, verder uitgelopen op de najaars-ronde van SDE 2017, waar inmiddels 1.452 MWp van is gerealiseerd (volgens beschikt volume). Relateren we de nieuwe volumes aan het opgeleverde (beschikte) vermogen per dag, is er in de huidige versie, voor het totaal van alle SDE regelingen, in het eerste kwartaal van 2023, ook een duidelijke afkoeling zichtbaar, van gemiddeld 3,5 MWp per dag. In het vorige kwartaal was dat nog gemiddeld 5,5 MWp/dag. De verliezen van talloze eerder beschikte projecten blijven ook in de huidige update aanhouden, al is het op een duidelijk lager niveau dan in de vorige update. Met ook nu weer de eerste SDE "++", SDE 2020 II regeling als grootste verliezer. Voor alleen de SDE "+" regelingen is, mede door het enorme geaccumuleerde verlies onder SDE 2020 I, bijna 39% van het oorspronkelijk toegekende vermogen verloren gegaan. In totaal is er bij alle ooit toegekende SDE beschikkingen (SDE, SDE "+", en de eerste 2 SDE "++" regelingen, SDE 2020 II en SDE 2021) een enorm volume van ruim 8,4 GWp aan beschikte PV capaciteit, verdeeld over ruim 25 duizend oorspronkelijke beschikkingen verdwenen. Hiermee heeft de PV sector reeds een maximale marktwaarde aan subsidies van bijna 8,3 miljard Euro laten verdampen sedert de start van de eerste SDE regeling. Met deze update resteert, tot en met SDE 2021, de tweede officiële SDE "++" ronde, een nog in te vullen, beschikt volume van bijna 8,7 GWp, verdeeld over nog 5.186 overgebleven PV project beschikkingen in dit omvangrijke dossier. Dat is nog zonder de SDE 2022, waarvan de resultaten (uitgegeven beschikkingen) waarschijnlijk snel gepubliceerd gaat worden. Dit artikel behandelt de actuele status update volgens de recentste cijfers gepubliceerd door RVO. Er is geen nieuwe afschatting voor het behalen van het "RES doel" (35 TWh elektra uit hernieuwbare bronnen op land in 2030) gemaakt door RVO. Dit artikel behandelt in ieder geval de status update voor zonnestroom en, kort, thermische zonne-energie, gedateerd 1 april 2023. Een analyse van uitgebreide updates over de laatste 5 jaar vindt u onder de volgende publicatie data op Polder PV: 9 januari 2023, 13 oktober 2022, 26 augustus 2022, 14 april 2022, 11 februari 2022, 10 december 2021, 4 augustus 2021, 8 april 2021, 22 januari 2021, 29 oktober 2020, 21 juli 2020, 9 april 2020, 15 januari 2020, 30 december 2019, 19 augustus 2019, 16 mei 2019, 18 februari 2019, 13 december 2018, 12 juli 2018, 19 april 2018, 13 februari 2018, en voor 2017 onder 18 november, 4 september, 31 augustus, en 31 mei 2017. In deze meest recente update is bij de opgeleverde capaciteit, door RVO een "officieel" SDE beschikt zonnestroom volume opgegeven van 9.429,7 MWp, dus al ruim 9,4 GWp (voor peildatum 1 januari 2023 was dat nog 9.112 MWp), verdeeld over 29.364 project beschikkingen. In het overzicht van 1 januari 2023 lag dat laatste nog op een volume van 29.049 gerealiseerde toekenningen. Inmiddels zijn de laatste 2 openstaande beschikkingen voor SDE 2015 verwijderd uit het overzicht. Tot en met SDE 2016 I zijn nu alle oudere beschikkingen formeel ingevuld, of definitief afgevoerd. SDE 2016 II heeft er nog 6 open staan. De SDE 2017 I regeling had al sinds lange tijd het stokje van SDE 2014 overgenomen m.b.t. de door RVO bestempelde gerealiseerde capaciteit, en was de eerste SDE regeling ooit, waarvoor de invulling meer dan 1 GWp was. Dat is in de huidige update marginaal toegenomen naar ruim 1.452 MWp. Het realisatie niveau is al enige tijd hoger onder nieuwe kampioen SDE 2018 II, die verder is uitgelopen naar ruim 1.603 MWp aan gerealiseerd beschikt volume. De najaars-regeling van SDE 2017, met inmiddels ruim 1.259 MWp, heeft in de huidige update gezelschap gekregen van de vierde SDE regeling met meer dan 1 GWp aan gerealiseerd beschikt volume: SDE 2019 I, met inmiddels bijna 1.014 MWp. Zoals al was voorspeld in de vorige analyse door Polder PV. Vanaf SDE 2016 II zijn er al 8 SDE regelingen die het gerealiseerde volume van langjarig oud-kampioen, de SDE 2014 (al lang), 575 MWp, zijn gepasseerd. Op het vlak van opgeleverde aantallen beschikkingen is SDE 2017 I weer iets verder uitgelopen op SDE 2014, met 2.756 t.o.v. 2.143 exemplaren (SDE 2014: 1 exemplaar minder dan in de vorige update). Er staan nog 15 beschikkingen voor SDE 2017 I open, dus het verschil kan nog iets oplopen. SDE 2018 II, SDE 2019 I, en SDE 2017 II, zijn op dat punt de SDE 2014 ook al voorbij gestreefd, met inmiddels 2.405, 2.275, resp. 2.211 stuks. SDE 2020 I zit SDE 2014 al op de hielen, met 2.125 realisaties, en nog 602 beschikkingen mogelijk (deels) nader in te vullen. Er is, tm. de hier besproken RVO update, die alle resterende beschikkingen omvat inclusief SDE 2021, in totaal al een historisch volume van ruim 8,4 GWp, 8.437 MWp, aan beschikte SDE capaciteit, verdeeld over 25.285 beschikkingen, voor zonnestroom verloren gegaan (!) om diverse redenen. Hier wordt verderop in dit artikel dieper op ingegaan. Daarnaast staan er nog 5.186 SDE subsidie beschikkingen voor zonnestroom projecten open, vanaf de 6 overgebleven exemplaren voor SDE 2016 II, tm. de slechts 602 overgebleven exemplaren voor "grote verliezer" SDE 2020 I (SDE "+"), de nog maar 813 resterende beschikkingen voor SDE 2020 II (SDE "++"), en nog bijna alle, 3.460 overgebleven, exemplaren voor SDE 2021. Met een gezamenlijke, beschikte capaciteit van 8.677 MWp. In de vorige update was dat volume nog 9.214 MWp. Gelieve voornoemde artikelen te raadplegen voor achtergronden van de getoonde data. In het huidige artikel presenteer ik zoveel mogelijk de harde, actuele, "officiële" cijfers, mijn commentaar, en interpretaties. En geef ik uiteraard ook weer actuele updates van grafieken en tabellen. Voetnoot
Update van de grafiek gepresenteerd voor de status van 1 januari 2023, met de nieuwe cijfers voor 1 april 2023 toegevoegd (laatste kolom achteraan). Ik heb voor het huidige overzicht wederom de fysieke optelling genomen van de (overgebleven) beschikte volumes van alle gerealiseerde projecten in de recent gepubliceerde spreadsheet van RVO. Bovenaan de kolommen zijn de volumes aan gerealiseerde PV beschikkingen van de SDE 2018 II tm. 2019 II rondes het meest significant gegroeid, met wederom de grootste toename bij de najaars-regeling van SDE 2019. De totale groei is beduidend minder sterk geweest t.o.v. de aanwas in de voorgaande versie. Er vindt al enige tijd een afkoeling van de projecten markt plaats, door een scala aan complicerende factoren. De wijzigingen t.o.v. de vorige update zijn als volgt. Tot en met SDE 2016 I is er, op de nodige neerwaartse correcties van oudere aantallen beschikkingen en capaciteiten (bij 7 oudere SDE regelingen) na, weinig gewijzigd. SDE 2016 II tm. en SDE 2018 I voegden bescheiden aantallen beschikkingen toe (3, 1, 2, en 3 exemplaren), met hoeveelheden van 532 kWp, resp. 3,0, 24,2, en 4,8 MWp. Daarmee kwamen de geaccumuleerde capaciteiten op ruim 585 MWp, ruim 1.452 MWp, ruim 1.259 MWp, resp. 781 MWp voor die 4 regelingen. De najaars-ronde van SDE 2018 kwam in accumulatie voor het eerst in de SDE historie op de eerste plaats, en heeft, met 20 nieuwe realisaties en met ruim 82 MWp in de huidige update, resulterend in 1.603 MWp toegekend volume, haar eerste plaats verder verstevigd. Hier bovenop zijn nieuw volumes voor de twee SDE 2019 regelingen toegevoegd. De voorjaar-ronde met netto 42 MWp groei (35 nieuw gerealiseerde beschikkingen), komt momenteel op 1.014 MWp, en is daarmee de vierde SDE regeling in de RVO historie geworden, die de "magische" 1 GWp is gepasseerd. De eerder met massieve afwijzingen geconfronteerde SDE 2019 II, voegde netto in deze update een record volume van bijna 98 MWp toe (met slechts 15 nieuw gerealiseerde beschikkingen), en staat momenteel op 902 MWp aan gerealiseerde (beschikte) capaciteit. In deze update werden onder de laatste officiële SDE "+" regeling, SDE 2020 I, 123 nieuwe beschikkingen van een "ja" vinkje voorzien, waarmee 25,3 MWp werd toegevoegd. In totaal kwam voor SDE 2020 I de accumulatie aan gerealiseerde beschikkingen daarmee uit op 690 MWp. De eerste officiële SDE "++" regeling, SDE 2020 II, voegde het op-een-na-hoogste aantal realisaties toe in de huidige update, 99 stuks, goed voor 15,9 MWp aan capaciteit. In accumulatie kwam deze ronde daarmee op bijna 239 MWp. Hier bovenop volgden, tot slot, nog 60 realisaties, resp. 21,6 MWp capaciteit aan kleine nieuwe projecten onder SDE 2021. Daarmee zwol het totale volume aan tot bijna 68 MWp. Totale progressie Sedert de voorlaatste update van januari 2023 (9.112 MWp geaccumuleerd) is er 317,4 MWp gerealiseerde beschikte capaciteit bijgekomen. Dat is wederom een forse 37% minder dan de 505 MWp nieuw volume in de januari update. Er is duidelijk sprake van een afkoeling van de progressie in de laatste RVO updates, wat overeenkomt met de trends in het CertiQ dossier (laatste analyse alhier). Achtereenvolgens waren de nieuwe volumes t.o.v. de voorgaande updates, in de afgelopen drie RVO updates als volgt: Tussen januari en juni 2022 zeer sterke terugval naar een toename van slechts 189 MWp. Een toename naar 584 MWp nieuw beschikt vermogen genoteerd door RVO, tussen juli en begin oktober 2022. In het laatste kwartaal van 2022 werd daar nog eens 505 MWp nieuw beschikt vermogen aan toegevoegd. Dat is nu dus fors terug gevallen naar ruim 317 MWp nieuw volume in het eerste kwartaal van 2023. Als we, voor een eerlijker vergelijking, terug rekenen naar het aantal dagen tussen de peildata, (die behoorlijk kunnen verschillen, zie de afstanden tussen de updates in de grafiek), komen we met de volgende bevindingen. In het kwartaal tussen april en juli 2022 was de groei sterk ondermaats, slechts 2,1 MWp gemiddeld per dag. We moeten naar de update van 4 oktober 2018 teruggrijpen voor nog lagere relatieve groeicijfers (iets lager dan 2 MWp/dag). Dat is dik 3 en een half jaar geleden, dus dat zegt wel iets over de status quo in de huidige projecten markt. Tussen juli en oktober 2022 hadden we tijdelijk weer een hoog niveau te pakken, van gemiddeld 6,3 MWp/dag. Gevolgd door een iets lager, maar nog steeds hoog niveau, van 5,5 MWp/dag tussen begin oktober en eind december 2022. Dit is in het eerste kwartaal in het nieuwe jaar verder terug gevallen naar nog maar gemiddeld 3,5 MWp/dag. Genoemde 3,5 MWp gemiddeld per dag in het SDE dossier komt uiteraard bovenop andere realisaties bij projecten die andere incentives kennen (zoals EIA, subsidies voor sportinstellingen, VvE's, MIA / Vamil, etc.), of zelfs helemaal geen subsidies. Zoals vaak bij nieuwbouw projecten, waarin eventuele PV daken in de bouwsom worden meegenomen. Dit nog exclusief de ook nog steeds booming residentiële markt, inclusief de grote portfolio's die bij de huur corporaties worden uitgerold (volumes: qua toegevoegde MWp-en onbekend, maar groot). Voor de evolutie van deze relatieve maatvoering in uitsluitend het RVO - SDE dossier, heb ik een nieuwe grafiek gemaakt: Deze grafiek toont de gemiddelde groei van de nieuwe capaciteit per dag tussen twee RVO updates, daarbij rekening houdend met het aantal dagen tussen de peildata van de gepubliceerde rapportages. Tm. 2015 gebeurde er relatief weinig, met de laagste toename eind 2013 (22 kWp gemiddeld per dag nieuw volume gerealiseerd in die periode). Vanaf 2016 ging de SDE gedreven projectenmarkt merkbaar groeien, viel in 2020 kort terug, en liet daarna nog sterkere wisselingen van het tempo te zien. Om te culmineren in het eerste kwartaal van 2022, met gemiddeld 8.776 kWp per dag toegevoegd in die periode. Het tweede kwartaal was heel wat minder actief, er volgde nog een "piek" van 6,3 MWp/dag in het derde kwartaal. Daarna namen de gemiddelde volumes weer sterk af, naar inmiddels 3.527 kWp/dag in het eerste kwartaal van 2023. Alles bij elkaar opgeteld is er inmiddels, binnen het SDE dossier, voor een beschikt volume van 9.429,7 MWp aan "officieel gerealiseerde" PV-projecten, en dus met "ja vinkje" in de gepubliceerde lijst, bekend bij RVO, die een (of meer) SDE beschikking(en) hebben. Zoals te zien bovenaan de laatste kolom in de eerste grafiek in dit artikel. In werkelijkheid is er echter al meer aan het net gekoppeld, omdat er flinke administratieve vertragingen zijn in de verwerking van data bij RVO, Polder PV heeft daar honderden voorbeelden van in zijn eigen project overzichten. (Nieuwe) afvallers update 1 april 2023 Terugkerend naar de eerste grafiek: bij de oudste regelingen, SDE 2008 tm. SDE 2016 I zal er niets meer bijkomen, er staan geen beschikkingen meer "open" voor die regelingen. Wel zijn er in recentere updates nog steeds, regelmatig, om niet gespecificeerde redenen beschikkingen, soms zelfs voor reeds (lang) gerealiseerde projecten, afgevallen. Redenen zouden kunnen zijn: brand, diefstal, hagel schade, installatie afgebroken, verhuizing / nieuwe eigenaar niet geïnteresseerd in subsidie perikelen, of een onbekende, andere reden. Die verloren gegane volumes zijn hier onder in detail weergegeven t.o.v. de update van 1 januari 2023. Zie ook de bespreking van de uitgebreide update voor de totale volume accumulaties in de tabel verderop. Let hierbij op, dat het aantal verloren gegane beschikkingen en de capaciteiten beslist niet hoeven te "corresponderen". Zoals eerder in een voetnoot opgemerkt, zie ik al langere tijd, dat RVO, inmiddels zeer regelmatig forse (altijd: neerwaartse) bijstellingen van eerder beschikte capaciteiten doorvoert in haar SDE lijsten, die dus niet gepaard gaan met uitschrijving van de betreffende beschikte projecten. NB: "projecten" derhalve beter te lezen als "beschikkingen", omdat er regelmatig meer dan 1 beschikking voor een en hetzelfde "PV project" wordt aangevraagd en afgegeven (meestal uit verschillende jaargangen, maar niet noodzakelijkerwijs). RVO besteedde recentelijk ook weer een webpagina met gelinkte documenten aan wat zij de "vrijval" van capaciteit noemen, met de nodige cijfers. Al was dat deels weer met achterhaalde cijfers tm. eind 2021 (CBS heeft namelijk al lang weer opwaartse correcties van het nationale vermogen doorgevoerd, voor zowel 2020, als voor 2021). Zie ook link onderaan. Polder PV heeft van projecten met meer dan 1 SDE honderden voorbeelden in zijn overzichten staan. De grootste projecten, vanaf 500 kWp per stuk, waarvoor SDE beschikkingen zijn uitgegeven in mijn overzicht, hebben gemiddeld zo'n 1,27 beschikking per project. Ook dat is in de sector kennelijk extreem slecht bekend, want je hoort er verder niemand over, en/of de implicaties worden verzwegen. Zelfs door bekende analisten in de markt.
De totale uitval t.o.v. de vorige update betreft een volume van 211 beschikkingen (in vorige update lag dat een stuk hoger, 878 stuks), met 219 MWp aan verdwenen / reeds afgeboekte beschikte capaciteit (in de vorige update bijna 691 MWp). Ditmaal was het verlies wederom bij de laatste SDE "+" regeling, de SDE 2020 I het grootst, maar het niveau van de wegval is veel lager dan in eerdere updates. In nog oudere updates waren het vooral de twee SDE 2017 rondes die zeer fors moesten incasseren met talloze verdwenen beschikkingen en capaciteiten. De grote klappen werden daarna vooral aan de twee SDE 2018 rondes, SDE 2019 I en SDE 2020 I toebedeeld. De verliezen zijn in de huidige update gelukkig relatief "beperkt". Triest lijstje verliezen, impact wel minder in huidige update In de historie van het SDE gebeuren zijn de volgende grote volumes aan afgegeven beschikkingen gerelateerd aan capaciteit verloren gegaan, per RVO update. Vanaf januari 2019 achtereenvolgens 160, 101, 74 MWp, 257 MWp (update november 2019), 473 MWp (update januari 2020), een eerder record van 608 MWp (update april 2020), 353 MWp (update juli 2020), 382 MWp (update september 2020), 346 MWp (update januari 2021), 451 MWp (update april 2021), ruim 210 (update juli 2021), bijna 477 MWp (update oktober 2021), en 314 MWp (update januari 2022). In de april 2022 update werd een nieuw record van ruim 1.624 MWp gevestigd, begin juli een bescheiden 295 MWp, begin oktober 752 MWp, in januari 2023 bijna 691 MWp, en nu dus nog eens 219 MWp afgevoerd. Om u een idee te geven van de impact van dat laatste cijfer: gerekend met moderne PV modules van 450 Wp (plm. 2,21 m²) per stuk, hebben we het, wat het verlies in de huidige, laatste update betreft, alweer over een niet gerealiseerd potentieel van bijna 487 duizend zonnepanelen, met een gezamenlijke oppervlakte van zo'n 108 hectare, in een periode van 3 maanden tijd. Uitval totalen en percentages t.o.v. oorspronkelijke beschikkingen In absolute zin hebben sedert vorige updates alweer 5 opvolger regelingen de SDE 2017 I naar de 6e plaats verwezen wat verliezen betreft (bijna 851 MWp verdwenen, goed voor 36% van oorspronkelijk toegekend). SDE 2020 I staat, met stip, bovenaan, met inmiddels al totaal 1.584 MWp aan weggevallen beschikte capaciteit (ruim 46% van de oorspronkelijk toegekende 3.440 MWp). Trieste volger in absolute zin, is de najaars-ronde van SDE 2018, die alweer 1.149 MWp kwijt is, bijna 39% van de oorspronkelijk beschikte capaciteit (2.953 MWp). SDE 2019 I komt op de derde plaats bij de capaciteits-verliezen, 1.110 MWp, van de oorspronkelijk beschikte 2.515 MWp (ruim 44% teloor gegaan). Inmiddels is SDE 2020 II, de eerste SDE "++" regeling, op de vierde plek terecht gekomen, met een verlies van bijna 974 MWp, wat al 27% van de oorspronkelijk beschikte 3.603 MWp is. De voorjaarsronde van 2018 sluit dit "illustere" rijtje, met een aderlating van 917 MWp van oorspronkelijk 1.710 MWp. Procentueel bezien, blijven de eerste drie SDE "+" regelingen de grootste verliezers bij de capaciteit, met verlies percentages tussen de 56% (SDE 2013) en 74% (SDE 2012). Drie latere regelingen, met grote beschikte volumes, beginnen inmiddels echter ook al zeer zorgwekkende verliespercentages te tonen: SDE 2019 I 44%, SDE 2020 I 46%, en SDE 2018 I al bijna 54%. Bij de aantallen project beschikkingen was SDE 2018 I, al sedert de april versie van 2020 "negatief kampioen", maar daar is ook al langer nog slechter nieuws te verkondigen. Nieuwe verlies kampioen bij de aantallen beschikkingen is al weer een tijdje SDE 2020 I. Die inmiddels in totaal al 4.155 toekenningen zag verdampen, wat zelfs fors hoger is dan de bijna uitsluitend kleine residentiële beschikkingen kennende oude SDE 2008 (3.694 beschikkingen inmiddels, ook door later optredende druppelsgewijze "lekkages", verdwenen). Onder SDE "+" zijn de opvolgende grote absolute verliezers SDE 2019 I (2.350 beschikkingen kwijtgeraakt), resp. SDE 2018 II (1.949 exemplaren in de min), op de voet gevolgd door SDE 2018 I, SDE 2017 II, en SDE 2017 I (1.901, 1.722 resp. 1.615 beschikkingen verdwenen). SDE 2020 II (eerste SDE "++") is inmiddels, met een verlies aan 2.056 beschikkingen, in absolute zin al op de derde plaats beland sinds de SDE in een nieuw jasje werd gestoken vanaf SDE 2011. Procentueel bezien t.o.v. de oorspronkelijke beschikte volumes zijn ook hier vooral de eerste drie SDE "+" regelingen flink in de min geraakt: 44-69% verlies bij de aantallen. Daarbij is het in absolute zin echter om véél lagere volumes gegaan dan bij de latere SDE 2016 - 2021 regelingen. De grootste "relatieve verliezers" in deze latere regelingen zijn wederom SDE 2020 I (ruim 60% !), SDE 2018 I (ruim 50%), resp. SDE 2019 I (bijna 50%). Ook hier heeft SDE 2020 II echter alweer een sprong "voorwaarts" gedaan, met al een relatief verlies van 57% ... Het allergrootste deel van de omvangrijke verliezen betreft beschikkingen voor dakgebonden projecten. Toekenningen voor grondgebonden en/of drijvende zonneparken worden zelden terug getrokken, omdat er door ontwikkelaars vaak al veel geld in de plannen is gestoken, en er een grondige voorbereiding heeft plaatsgevonden. Voor de eerder gesignaleerde forse uitval onder SDE 2017 was al vroeg gewaarschuwd, door Siebe Schootstra op Twitter (m.b.t. SDE 2017 en 2018, en later wederom m.b.t. SDE 2018). Dit in verband met een geclaimd slecht business model voor bedrijven met hoog eigenverbruik van via een SDE beschikking gegenereerde hoeveelheid zonnestroom, waarvoor lagere subsidie bedragen dan voor directe net-invoeding zijn gaan gelden (rooftop projecten). Polder PV wacht daarbij een resterend aantal aderlatingen in latere updates nog af. De signalen zijn hier met name voor de voorjaars-regeling van SDE 2018 niet best, gezien de al grootschalige uitval die we tot nog toe hebben gezien bij de capaciteit. Daar zijn echter nog maar 15 exemplaren van over, met een totale capaciteit van 12 MWp die nog moeten worden ingevuld, dus heel erg veel groter kan het totale verlies niet echt meer worden. De grote gesignaleerde en gedocumenteerde verliezen in de eerdere updates zijn in ieder geval beslist slecht nieuws, ook voor Den Haag. Alle moeite die voor de hier dus definitief afgevoerde projecten is gedaan, honderden miljoenen Euro's aan SDE subsidie toezeggingen, alle duur betaalde ambtelijke tijd (en flinke consultancy uitgaven voor ontwikkelaars) die hiermee zinloos is verspild: dat alles is voor niets geweest... Bijna 8,3 miljard Euro misgelopen door de PV sector Bovendien is het voor de branche organisatie ook zeer slecht nieuws, zeker in de huidige crisis tijd, met de hoge (doch weer afnemende) energie- en grondstof prijzen, flinke problemen bij de uitvoering van - vaak enorme - project portfolio's, grote krapte op de arbeidsmarkt voor gespecialiseerd - en kundig - personeel, en chronische problemen met beschikbare net-capaciteiten. Alle beschikte (overgebleven) PV projecten tm. SDE 2021 hebben een maximale subsidie claim van, inmiddels, 15,6 miljard Euro (over een periode van max. 15 jaar exclusief "banking year"). In de versie van 1 januari 2023 was het overgebleven maximale subsidie bedrag tm. SDE 2021 nog bijna 15,8 miljard Euro, waarmee inmiddels alweer maximaal 190 miljoen Euro in een kwartaal tijd is verdampt voor de sector. Gelukkig wel heel wat lager dan de 486 miljoen verlies in de vorige update. In april 2022 was er een catastrofaal verlies van 1.284 miljoen Euro vanwege de enorme hoeveelheid beschikkingen die toen met name voor de SDE 2020 I regeling verloren gingen. Oorspronkelijk is er vanaf SDE 2008 tot en met SDE 2021 voor zonnestroom maximaal voor zo'n 23,9 miljard Euro aan subsidie toekenningen uitgegeven door RVO en haar voorgangers. Gezien bovenstaande cijfers, hebben de zonne-energie branche, en de talloze niet aangesloten binnenlandse en buitenlandse organisaties die ook PV projecten ontwikkelen, nu al voor bijna 8,3 miljard Euro aan (maximaal haalbare) subsidie beschikkingen voor fotovoltaïsche capaciteit laten liggen. Daar hadden mooie dingen mee gedaan kunnen worden, de afgelopen jaren ... (Nieuwe) realisaties update 1 april 2023 Uiteraard zijn er ook projecten cq. beschikkingen tussentijds "volgens de administratieve definities" van RVO gerealiseerd. Deze zijn, per regeling, benoemd in de sectie onder de eerste grafiek in dit artikel. Bij elkaar is er een totaal van 361 nieuwe formeel gerealiseerde beschikkingen, met een beschikt volume van 317,8 MWp t.o.v. de januari 2023 update toegevoegd (vorige update: 444 nieuwe beschikkingen, 512,2 MWp). Tegelijkertijd zijn er, bij 7 van de oudste negen regelingen, 46 beschikkingen verdwenen, en is er in totaal 381 kWp aan beschikte capaciteit afgeschreven. Dit betreft zeer waarschijnlijk neerwaartse bijstellingen van kleiner dan beschikt opgeleverde projecten. Bij elkaar genomen is het netto resultaat t.o.v. de status in januari dus 315 meer beschikkingen met "ja vinkje", resp. 317,4 MWp capaciteit toegevoegd. Het absolute record bij de capaciteit nieuwbouw was te vinden in de update van 4 januari 2021, toen 891 MWp werd toegevoegd aan de SDE records bij RVO. In eerdere regelingen werden hogere aantallen beschikkingen gerealiseerd, maar die waren per stuk flink kleiner, dan wat er tegewoordig gemiddeld genomen wordt opgeleverd vanuit de SDE regelingen. Disclaimer Let altijd op, dat de "capaciteit" (deze update, 317 MWp "netto groei" sedert januari 2023) beslist niet het daadwerkelijke, fysiek gerealiseerde volume is, of hoeft te zijn. RVO geeft dat namelijk in de meeste gevallen niet op. Zoals meermalen gesteld, heb ik van talloze projecten met SDE subsidies fors verschillende opgeleverde capaciteiten in mijn spreadsheet staan, die soms wel tot 30% kunnen afwijken van het capaciteit cijfer getoond in de RVO lijsten. Zowel afwijkend naar boven, als naar onder. RVO stelt de laatste paar jaar wel, en steeds vaker, de opgevoerde toegekende projecten middels (neerwaartse !) correcties bij t.o.v. de eerder beschikte volumes. Daar staat tegenover, dat voor projecten die groter worden uitgevoerd dan waarvoor staat beschikt, zeker in het verleden vaak gesignaleerd, RVO de beschikte capaciteiten vrijwel nooit aanpast in hun overzichten. Bovendien kunnen we nog heel wat meer neerwaartse bijstellingen gaan verwachten van reeds opgeleverde projecten, omdat informatie over feitelijke realisaties pas (zeer) laat op de RVO burelen kan arriveren. Die correcties verschijnen dan pas achteraf, in toekomstige updates. Voor de details van alle wijzigingen en "overgebleven" aantallen bij de verschillende categorieën, en de diverse SDE regelingen, zie de volgende tabel hier onder. Progressie bij de deel-dossiers van de SDE regelingen Voor uitgebreide toelichting bij de (inhoud van de) tabel, zie artikel met analyse status 3 april 2017.
In deze regelmatig door Polder PV ververste hoofd-tabel alle relevante bijgewerkte zonnestroom cijfers voor de aantallen en Megawatten voor alle (bekende) SDE regelingen, waar in een vorige update de beschikkingen voor de 2e SDE "++" ronde (SDE 2021) aan zijn toegevoegd, onder de 2e stippellijn, en ook weer van de eerste wijzigingen zijn voorzien. En tevens de cijfers van de update van 1 april 2023 bevattend voor alle oudere regelingen. Links de oorspronkelijk beschikte volumes, in rood de actuele status van wat RVO met de huidige (detail) update nog in portfolio heeft staan, in blauw de daar uit resulterende, verloren gegane hoeveelheden t.o.v. oorspronkelijk toegekend. In groen volgen de fysieke volumes, volgens administratieve normen van RVO geldende "opgeleverde" (gerealiseerde) project beschikkingen. De laatste vier kolommen betreffen de overgebleven hoeveelheden, nog in te vullen (of t.z.t. af te voeren) beschikkingen van de betreffende SDE regimes. Zowel voor de aantallen als voor de beschikte capaciteit waren de oorspronkelijke toevoegingen onder de najaars-ronde van SDE 2018 aanvankelijk wederom record hoeveelheden, die de voorgaande records onder de voorjaars-ronde van 2017 hebben vervangen. Het aantal beschikkingen onder de voorjaars-ronde van SDE 2019 had het stokje op dat punt van die van het voorgaande jaar overgenomen, met een record van 4.738 toekenningen door RVO. SDE 2019-II viel echter weer sterk terug, vanwege zeer hoge uitval als gevolg van de extreme overtekening van het beschikbare budget. En het feit, dat door felle competitie met andere projecten, alleen de beschikkingen overbleven die laag hebben ingezet met het betreffende fase bedrag. Dat zijn grotendeels alleen de grotere projecten geweest, talloze aanvragen voor kleinere rooftop projecten zijn binnen die regeling gesneuveld. De laatste SDE "+" ronde, SDE 2020 I, verzette wederom alle piketpalen. Onder die ronde zijn zowel bij de aantallen oorspronkelijk goedgekeurde beschikkingen (6.882 exemplaren), als de daarmee gepaard gaande toegekende capaciteit (3.440,1 MWp), destijds nieuwe records gevestigd (dikke rode kader voor aantallen). Waarbij ook rekenschap gehouden moet worden met het feit, dat onder SDE 2017 I tm. SDE 2018 II er telkens 6 miljard Euro was te vergeven, sedert SDE 2019 I echter nog maar 5 miljard Euro per ronde (NB: voor álle projecten, niet alleen voor zonnestroom). Op het gebied van de toegekende capaciteit, werd dat record echter al snel verbroken onder de SDE 2020 II regeling, met 3.602,9 MWp aan toegekende capaciteit in. Dat was geen lang leven beschoren, want SDE 2021 heeft dat alweer verbeterd naar 3.790 MWp (rood kader), met slechts ruim de helft van het aantal beschikkingen onder SDE 2020 I. Daarbij de voortdurende schaalvergroting in de projecten markt nogmaals benadrukkend: er worden gemiddeld genomen steeds grotere projecten aangevraagd, en toegekend. Bij de oudere "SDE" voorgangers waren de aantallen maximaal bij SDE 2008 (8.033 oorspronkelijke beschikkingen), bij de capaciteit was het SDE 2009, die voor de twee varianten bij elkaar ("klein" resp. "groot" categorie) 29,0 MWp kreeg beschikt (dunne rode kaders). In oranje veldjes heb ik in het blok "overgebleven beschikte volumes" bij de primaire data wederom aangegeven dat er negatieve wijzigingen zijn geweest t.o.v. de status in de voorgaande update (januari 2023). Ditmaal zijn bij de meeste oudere regelingen projecten en/of capaciteit tussentijds verloren gegaan (of om andere redenen uit de registers van RVO afgevoerd). Vanaf SDE 2017 I en II zien we weer de gebruikelijke, soms forse neerwaartse bijstellingen terugkomen bij zowel de aantallen als de daarmee gepaard gaande capaciteiten van de project beschikkingen in de recentere regelingen. Opvallende afwijking vormen hier 3 in groen weergegeven veldjes, waarbij de nieuwe volumes iets hóger liggen dan in de voorgaande update. Dit is een zeldzaam verschijnsel bij RVO. Bijna altijd zijn wijzigingen negatief, maar in de aangegeven gevallen (aantallen onder SDE 2017 II, resp. capaciteit onder SDE 2016 II en SDE 2018 I) zijn ze, bij hoge uitzondering, positief. Het kan in dit geval deels ook om herstelde fouten gaan van eerdere entries in de RVO databank. Ik kom regelmatig fouten tegen bij de RVO cijfers, dus het zou niet vreemd zijn dat er ook correcties worden doorgevoerd (zonder toelichting). Data in de overige "blanco" veldjes zijn niet meer gewijzigd sedert de vorige update van 1 januari 2023. (a) Verloren gegane beschikkingen t.o.v. de oorspronkelijk toegekende volumes (blauwe sectie in tabel), accumulaties - ruim 8,4 GWp aan capaciteit teloor gegaan Er is t.o.v. de accumulatie status getoond in de vorige update wederom nogal wat volume verdwenen, maar het is gelukkig veel minder dan in voorgaande raportages. Beschikkingen die, om wat voor reden dan ook, ingetrokken of alsnog ongeldig zijn verklaard door RVO, zie ook paragraaf "nieuwe afvallers" hier boven. Voor de langdurig een dominante rol spelende, in de vorige update formeel afgesloten SDE 2014 is na al die jaren in totaal een (theoretische) capaciteit van bijna 308 MWp verspeeld (inmiddels 830 project beschikkingen). Het capaciteits-verlies is opgelopen tot bijna 35% (aantallen: bijna 28%) ten opzichte van oorspronkelijk beschikt. Deze populaire oudere regeling is op het gebied van capaciteit verlies echter in (extreem) negatieve zin overtroefd door meerdere latere regelingen. Cumulatief gingen daarbij met name de volgende grote volumes aan beschikte capaciteiten verloren: 384,8 MWp onder SDE 2016 II, 635,6 MWp onder SDE 2017 II, 850,7 MWp onder SDE 2017 I, 917,0 MWp onder SDE 2018 I, 1.110,1 MWp onder de voorjaars-regeling van SDE 2019, resp. 1.149,0 MWp onder SDE 2018 II. Record houder werd in een vorige update de toen met catastrofale verliezen geconfronteerde laatste SDE "+" regeling, SDE 2020 I, met inmiddels alweer 1.584,3 MWp aan verloren gegane beschikte capaciteit (gemarkeerd in de tabel). De najaars-regeling van SDE 2019 heeft nog een relatief beperkt teloorgegaan volume van 266,4 MWp, maar bekend is dat er voornamelijk (zeer) grote beschikkingen zijn overgebleven, na een grote slachtpartij onder de kleinere rooftop aanvragen vanwege de enorme overtekening in die ronde. De verwachting is dat de meeste van dergelijke grote beschikkingen wel gerealiseerd zullen gaan worden, ook omdat er grote (financiële) belangen bij zullen spelen. Er staat nog een fors volume van bijna 786 MWp open voor deze ronde. Het verlies bij de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020 II begint al bedenkelijke vormen aan te nemen, met momenteel alweer 973,5 MWp in het afvoerputje. Voor de recent toegevoegde SDE 2021 zijn de verliezen nog beperkt, 58,1 MWp verdeeld over 60 toekenningen. Gezamenlijk verloren alle SDE regelingen bij elkaar, "geholpen" door het al massieve verlies onder SDE 2020 I, 25.285 project beschikkingen met een geaccumuleerde capaciteit van 8.437 MWp, dus al ruim 8,4 GWp wat verloren is gegaan ... Voor alleen de regelingen onder het SDE "+" regime waren die hoeveelheden 16.644 stuks, wat al sedert de april 2020 update meer is dan het geaccumuleerde verlies van de oude drie SDE regelingen (inmiddels alweer 6.525 beschikkingen teloor gegaan / niet meer ingeschreven bij RVO). Dat is t.o.v. de enorme hoeveelheid oorspronkelijke beschikkingen (36.470 onder SDE "+", incl. SDE 2020 I) al bijna 46%. Kijken we naar de beschikte capaciteit, is het totaal verlies voor SDE "+" 7.384 MWp (!). T.o.v. het oorspronkelijk beschikte volume (19.082 MWp) is dat al een totaal verlies van bijna 39%. Claim Schootstra deels onwaar Energie specialist Siebe Schootstra plaatste op 5 september 2018 een nogal onrustbarende tweet waarin hij claimde: "dat van de voorjaarsronde van 2018 nog niet de helft gerealiseerd zal worden. Voor 2017 geldt ook zoiets". Wat de aantallen beschikkingen voor SDE 2017 betreft, heeft hij echter al geruime tijd ongelijk gekregen, het realisatie percentage is daar inmiddels al opgelopen naar 62,8 resp. 56,0%, met nog 27 beschikkingen te gaan. Wat de beschikte capaciteit betreft, is dat voor SDE 2017 I inmiddels op 61,7% gearriveerd (1.452 MWp). De najaars-ronde van SDE 2017 heeft echter al een invulling van 65,9% van de lagere oorspronkelijk beschikte capaciteit bereikt. Dus ook in dat opzicht, heeft Schootstra voor in ieder geval de SDE 2017 regelingen reeds ongelijk gekregen. Er staat bovendien nog een volume van bijna 67 MWp open voor beide SDE 2017 regelingen, dus de relatieve prestatie zal bij de capaciteit nog verder gaan toenemen, zelfs als er alsnog veel uitval zal optreden. SDE 2018 I haalt 50% (net) niet De voorjaars-ronde van SDE 2018 zit wat de capaciteit betreft momenteel nog maar op 45,7% van realisatie t.o.v. oorspronkelijk beschikt. En is zelfs al 53,6% van de ooit toegekende capaciteit kwijt (ingetrokken of anderszins). Zelfs als alle resterende openstaande capaciteit, 12 MWp, daadwerkelijk ingevuld zou gaan worden, kan die regeling nog maar maximaal 46,4% van oorspronkelijk beschikt volume halen. En is in ieder geval voor SDE 2018 I Schootstra's claim al correct wat de capaciteit betreft. Wat de aantallen beschikte projecten betreft zit deze regeling al een stuk hoger, op 49,2% realisatie, maar ook daarmee wordt de helft van ooit beschikt waarschijnlijk net niet gehaald, met nog maar 15 open staande beschikkingen. Dit alles nog zonder aanname van verdergaande uitval van openstaande beschikkingen, dus zowel voor aantallen als voor capaciteit is de bewering - voor SDE 2018 I "waar". Het totaal verloren gegane volume van 8.437 MWp aan ooit beschikte SDE capaciteit voor zonnestroom (SDE, SDE "+", en eerste, forse verliezen voor SDE "++"), is al fors meer dan de eindejaars-accumulatie in heel Nederland (7.226 MWp), aan het eind van 2019, volgens de meest recente CBS cijfers van 15 december 2022. Het totale verlies is al 31,8% van de oorspronkelijk beschikte volumes voor al die regelingen tezamen, inclusief de in een vorige update toegevoegde SDE 2021 regeling, die een record volume van 3,8 GWp aan beschikte capaciteit inbracht in het totaal. En die nog maar beperkte verliezen kent tm. de huidige update. Aan dit reeds kolossale verloren volume kan beslist nog het nodige worden toegevoegd, gezien de vele "riskante" grote project beschikkingen van de afgelopen rondes in 2016-2021. M.b.t. de aantallen is het verlies al fors groter, ruim 25 duizend projecten, ruim 42% van oorspronkelijk toegekend door RVO en haar voorgangers. Dat lag aanvankelijk vooral aan de enorme verliezen bij de oude SDE regelingen, zoals hierboven gemeld. Die staan boven de eerste stippellijn in de tabel. Het betreft veelal beschikkingen voor particulieren, maar ook woningbouw projecten die niet zijn doorgegaan, of die om diverse andere redenen zijn ge-cancelled. Helaas is de SDE "+" al langere tijd ook bij de aantallen project beschikkingen massale verliezen aan het lijden, cumulerend in de enorme afschrijvingen onder SDE 2020 I, en de nog steeds optredende grote verliezen bij andere regelingen. Het SDE "+" regime heeft de hoeveelheden teloor gegane project beschikkingen bij de oude SDE regelingen sedert de update van april 2020 ingehaald. Inmiddels komt dat alweer neer op 16.644 om 6.525 stuks. Nieuwe grafieken - updates Om goed zichtbaar te maken wat de volumes aan teloor gegane (beschikte) aantallen en capaciteiten zijn, heb ik in deze analyse wederom de 2 volgende, bijgewerkte grafieken opgenomen. In bovenstaande grafiek links de stapel kolom met de aantallen oorspronkelijk uitgegeven PV beschikkingen, voor alle SDE (2008-2010), SDE "+" (2011-2020 I), resp. SDE "++" (2020 II-2021) regelingen. Met bovenaan de sommatie van wat ooit is uitgegeven voor solar: 59.835 beschikkingen tm. SDE 2021. NB: niet "projecten", omdat veel project sites meerdere beschikkingen hebben gekregen. In de rechter kolom de hoeveelheden die er in de RVO update van 1 april 2023, tot en met SDE 2021, in totaal zijn overgebleven, als gevolg van voortdurende eliminatie van om wat voor reden dan ook weer verwijderde project beschikkingen uit de RVO database. Er zijn nu nog in totaal 34.550 beschikkingen over. Inclusief de in een vorige update toegevoegde SDE 2021 beschikkingen, waarvan zelfs al een klein aantal vrij snel zijn gerealiseerd (zie later). Dat laatstgenoemde totaal cijfer is 57,7% van het oorspronkelijke toegekende volume (blauwe pijl). In de vorige update was dit percentage nog 58,1%. Ergo: reeds ruim 42% van alle oorspronkelijk toegekende project beschikkingen is alweer verdwenen. Vooral de forse verliezen bij de populaire SDE "+" 2017-2018 regelingen vallen hier al op, maar het nieuwe drama is zich al enige tijd aan het aftekenen onder SDE 2020 I: de hoeveelheid overgebleven beschikkingen is nog maar minder dan 40% van het oorspronkelijke volume, in relatief korte tijd. Onder de oude 3 SDE regelingen zijn destijds ook al grote volumes verloren gegaan (de nodige op kleinzakelijke projecten, en bij veel particulieren). Nog steeds "lekken" er ook van de oudste, inmiddels zes formeel afgeronde regelingen, af en toe een gering aantal beschikkingen weg, in bijna elke RVO update. RVO besteedt geen enkele aandacht aan de wegval van die oudere, reeds lang geleden opgeleverde project beschikkingen. Van de oorspronkelijk uitgegeven 16.047 beschikkingen voor genoemde eerste drie SDE regelingen zijn er inmiddels nog maar 9.522 over (minder dan 60%). Mogelijk heeft inmiddels een klein deel van het verdwijnen van de oude beschikkingen te maken met het bijna verstrijken van de subsidie termijn (15 jaar vanaf 2008 = 2023), maar dat is vooralsnog speculatie. Voor de feitelijke realisaties t.o.v. de rechts weergegeven overgebleven beschikkingen, zie de nieuwe grafiek onder aantallen in sectie f. In deze tweede grafiek een vergelijkbaar beeld als bij de aantallen beschikkingen, maar ditmaal met de oorspronkelijk beschikte capaciteit per regeling (in MWp, links), resp. de daarvan overgebleven beschikte volumes in de update van 1 april 2023 (ditto, MWp, rechter kolommen stapel). Aan de stapels waren in een vorige update ook de volumes voor de tweede SDE "++" regeling, SDE 2021, toegevoegd. Ook daarvoor zijn de actuele volumes, met nog relatief beperkte verliezen getoond. In totaal is er, tm. SDE 2021, een spectaculair volume van 26.543 MWp (26,5 GWp) ooit beschikt onder SDE en haar opvolger regelingen, onder de noemers SDE "+", resp. SDE "++". Daarvan zou op 1 april jl. een volume van in totaal 18.107 MWp zijn overgebleven volgens de RVO boekhouding, een nog steeds relatief hoge score van 68,2% (blauwe pijl bovenaan). In de vorige update was dit nog 69,0%, dus er is wederom het nodige aan beschikt volume verloren gegaan. Dat het totale percentage, in verhouding tot de aantallen beschikkingen (57,7%, vorige grafiek), zo hoog ligt, komt vooral doordat de verliezen bij de aantallen zeer groot zijn geweest, aanvankelijk bij de drie oude SDE regelingen, en culminerend onder SDE 2020 I. Terwijl de recent toegevoegde record regeling SDE 2021, met nog bijna de volledige beschikte capaciteit (inmiddels 3.732 MWp) nu nog volop de rest domineert. Als hier veel van zal gaan afvallen, net als bij veel van de "succesvolle" voorganger regelingen onder SDE "+", wordt de verhouding waarschijnlijk heel anders. Veel zal ook afhangen van het overblijven van veel grote projecten. Als die om wat voor reden dan ook alsnog zouden afvallen, kan dit een forse invloed gaan hebben op de ratio overgebleven versus oorspronkelijk toegekend, in deze capaciteit grafiek. In het "kader" gevormd door de twee lange zwarte stippellijnen heb ik de volumes voor de vier "historisch succesvolle" SDE 2017 en 2018 regelingen weergegeven. Oorspronkelijk was dat een volume van 8.928 MWp, maar daar is inmiddels nog maar 5.375 MWp van overgebleven. Derhalve, een verhouding van 60,2%. Dat is beduidend minder dan de 68,2% voor alle project beschikkingen bij elkaar. Wat aangeeft, dat de verliezen bij deze vier, bij zowel de aanvragen als de beschikkingen succesvolle regelingen bovenmatig hoog zijn geweest. Een vergelijkbaar lot gaan de opvolger regelingen SDE 2019 I en SDE 2020 I tegemoet, waarvoor nog maar 55,9%, resp. 54,0% van de oorspronkelijk beschikte capaciteit van over is. Voor het feitelijke gerealiseerde volume aan beschikte capaciteit t.o.v. de rechts weergegeven overgebleven beschikkingen, zie de nieuwe grafiek onder capaciteit in sectie f. (b) Fysieke realisaties per SDE jaar-ronde "volgens de officiële RVO cijfers" (groene sectie in tabel), accumulaties In totaal is er tot en met de huidige officiële RVO update een volume van 9.430 MWp "SDE beschikt" opgeleverd (ruim 9,4 GWp), verdeeld over 29.364 project beschikkingen, waarbij we de interne administratieve vertragingen bij RVO voor lief nemen. De volumes zijn derhalve minimale hoeveelheden, er is aan het begin van QII 2023 al veel meer netgekoppelde, SDE gesubsidieerde capaciteit opgeleverd. De opleverings-sequentie van de beschikte capaciteiten volgens de RVO updates was, van meest recent naar ouder, als volgt: jan. 2023 9.112 MWp, okt. 2022 8.607 MWp, juli 2022 8.023 MWp, april 2022 7.835 MWp, januari 2022 7.045 MWp, oktober 2021 6.436 MWp, juli 2021 6.108 MWp, april 2021 5.521 MWp, januari 2021 4.911 MWp, september 2020 4.019 MWp, juli 2020 3.663 MWp, apr. 2020 3.319 MWp, jan. 2020 2.771 MWp, nov. 2019 2.463 MWp, aug. 2019 2.031 MWp, mei 2019 1.815 MWp, jan. 2019 1.368 MWp, oktober 2018 1.124 MWp. Genoemde aantal van richting 29 en een half duizend beschikkingen lopend in de huidige update betreft echter beslist veel minder projecten, omdat er veel sites meerdere beschikkingen hebben, een van vele eigenaardigheden van de SDE regelingen die nooit de pers halen, maar die Polder PV al vele jaren signaleert en inhoudelijk toelicht. Aanvankelijk kwam het merendeel van dat "aantal" uit de oude SDE regelingen, toen duizenden particulieren mee konden doen. Dat is echter al in recente updates omgeslagen naar het SDE "+", en, in de vorige update, toegevoegde SDE "++" volume, wat vrijwel exclusief op en door bedrijven, instellingen, gemeentes e.d. wordt gerealiseerd, achter grootverbruik aansluitingen. Veel grote rooftop projecten hebben meerdere beschikkingen, deels onder dezelfde regeling, deels onder verschillende SDE rondes. Een deel betreft uitbreidingen van eerder gerealiseerde projecten, een fors deel is gewoon opsplitsing van projectplannen voor dezelfde lokatie, verdeeld over meerdere tranches. Hetzelfde geldt voor diverse grote veld-installatie projecten. Alle individuele beschikkingen moeten separaat, fysiek gecertificeerd en geijkt bemeten worden (pers. comm. CertiQ), dus dat gaat vaak om technisch-logistiek bezien nogal complexe bedradings-, en, gezien de hoge capaciteiten die daarmee gepaard gaan, ingewikkelde afzekerings-trajecten. Alle anderszins gefinancierde projecten, inclusief de al vele honderden PCR of, recenter, SCE ("postcoderoos 2.0") gesubsidieerde installaties die geen SDE "component" hebben, recentere installaties met EIA belasting voordelen, en ook de projecten zonder enige vorm van directe overheids-subsidie, zult u in de hier geanalyseerde SDE overzichten in het geheel niet terugvinden. Er zullen steeds meer niet-gesubsidieerde projecten worden opgeleverd. Goed om dat in de oren te blijven knopen. Het aandeel van alleen SDE op totaal realisatie SDE + SDE "+" + SDE "++" bedraagt momenteel 9.522 (overgebleven !) beschikkingen = 32,4% bij de aantallen, inclusief de in een recente update toegevoegde SDE 2021 regeling. Dat aandeel was nog 60% in de augustus 2019 update (zonder de SDE 2019 - SDE 2020 I rondes), en dit zal stapsgewijs verder blijven dalen, naarmate er meer SDE "+" en SDE "++" projecten zullen worden opgeleverd. Bovendien verdwijnen er nog steeds druppelsgewijs eerder afgegeven beschikkingen, maar dat geschiedt zowel bij de oude SDE, als bij de latere SDE "+" en SDE "++" rondes. Het aandeel van alleen opgeleverde SDE beschikkingen is slechts 48,3 MWp op een totaal van momenteel 9.430 MWp (SDE + SDE "+" + SDE "++") = 0,51% (jan. 2023 0,53%, okt. 2022 0,56%, juli 2022 0,61%, april 2022 0,62%, januari 2022 0,69%, oktober 2021 0,76%, juli 2021 0,8%, april 2021 0,9%, januari 2021 1,0%, sep. 2020 1,2%, juli 1,3%, apr. 1,5%, jan. 2020 1,8%, nov. 2019 2,0%, aug. 2019 2,4%, mei 2019 2,8%; dit was nog zonder SDE 2017 II in de april 2018 update 6,4%; in juli 2017 was het nog ruim 10%). Wezenlijk verschillend, dus, van de situatie bij de aantallen beschikkingen. Dat heeft alles te maken met de enorme schaalvergroting onder het SDE "+" regime, waar onder de "bovencap" van, ooit, 100 kWp is ge-elimineerd, en er enorm grote projecten werden beschikt, en inmiddels, in een steeds rapper tempo, zijn, en worden opgeleverd. Zoals Zonnepark Harpel / Vlagtwedde, het daar op volgende nog grotere Zonnepark Vloeivelden Hollandia, het recent opgeleverde grote Dorhout Mees project op de oude golfbaan in Biddinghuizen, en het al langer in stappen voorbereide grootschalige project Energielandgoed Wells Meer (Limburgse gemeente Bergen, zie de aparte website). Een eerste (SDE 2021 "++") beschikking voor een 1 hectare grote "pilot" van 2.000 zonnepanelen voor Wells Meer is al afgegeven door RVO (nieuwsbericht van 4 februari 2020, op de project website). Als alle beschikkingen voor de "zon op dijken" projecten van drie ontwikkelaar groepen voor de westkust van de Noordoostpolder (Fl.) bij elkaar worden geveegd, zou je op een nog groter project volume komen (beschikt ruim 400 MWp). Ik houd de aparte delen echter vooralsnog gescheiden, vanwege het gesplitste eigenaarschap van die grote deelprojecten. Relevant in dit aspect blijft, dat de opgevoerde beschikte capaciteit bij RVO zeker bij de duizenden oudere installaties bijna nooit het daadwerkelijk gerealiseerde vermogen van de installaties weergeeft. Daar kunnen behoorlijke afwijkingen in zitten. Bovendien kunnen beschikkingen door RVO later nog aangepast worden. Zo verloor de beschikking voor het bekende, in 2017 opgeleverde Woldjerspoor project van GroenLeven in Groningen maar liefst 6 MWp (!) t.o.v. de oorspronkelijk beschikte capaciteit. Het resultaat lijkt echter, met de huidige update van 1 april 2023, nog steeds niet de daadwerkelijk opgeleverde capaciteit weer te geven, volgens de detail project informatie beschikbaar bij Polder PV, het verschil is dik 20%. Er zijn geen andere (al dan niet anonieme) veldopstelling beschikkingen bekend in dit gebied. Ook van andere (grote) projecten heb ik realisaties die (veel) hoger, óf véél lager uitvallen dan de beschikking van RVO toont. Relatieve recordhouders bij de realisaties Kijken we bij de realisaties naar de percentages t.o.v. de oorspronkelijke beschikkingen, duiken andere "record houdende SDE jaarrondes" op dan bij de absolute volumes. Voor de "oude SDE" was dat SDE 2009 voor zowel aantallen en capaciteiten (inmiddels, door historische uitval 66 resp. 76 procent van oorspronkelijk beschikt). Hierin zal geen (positieve) wijziging meer komen, die regelingen zijn al lang "afgerond". Alleen wegval van dergelijke projecten zou nog tot kleine neerwaartse bijstellingen kunnen gaan leiden. Waarbij "wegval" beslist niet persé hoeft te betekenen, dat het project is afgebroken o.i.d. Het kan zijn verhuisd (zonder de beschikking "mee te nemen"), of overgenomen, waarbij de nieuwe eigenaar geen trek had in SDE administratie "gedoe", of er zijn andere redenen waarom de beschikking zou kunnen zijn vervallen. Wie weet hoort "fraude" daar ook bij, al hoor je daar nooit iets over in relatie tot de oude, kleine beschikkingen jaren geleden verstrekt. Voor het "SDE+ regime" zijn de "records" inmiddels voor de aantallen (72%) nog steeds de inmiddels afgesloten SDE 2014 regeling, ook al is in absolute zin al sedert een eerdere update SDE 2017 I deze ooit populaire regeling voorbij gestreefd (inmiddels 2.756 versus 2.143 - overgebleven - opgeleverde project beschikkingen). En ook de najaars-ronde van SDE 2018, de voorjaars-ronde van SDE 2019, en de najaars-ronde van SDE 2017 zijn, met 2.405, 2.275, resp. 2.211 gerealiseerde beschikkingen, SDE 2014 in absolute zin al voorbij. De zeer weinig volumes leverende SDE 2015 heeft op het vlak van invulling van de capaciteit een "score" van bijna 72% t.o.v. oorspronkelijk beschikt. SDE 2016 I was even tweede, verloor die positie door een neerwaartse aanpassing van de beschikte capaciteit in de update van januari 2020, maar is terug op de tweede positie sedert de update van april 2020, met ondertussen 68,4% t.o.v. oorspronkelijk beschikt. Dit zal niet meer wijzigen, er staan geen beschikkingen meer open voor die regeling. Inmiddels is SDE 2014, met 65,2%, ook al voorbijgestreefd door de najaars-ronde van SDE 2017 (65,9%) onder het SDE "+" regime. Opvallend is de zeer slechte prestatie voor de (ook reeds lang afgeronde) SDE 2012: slechts 31% van aantal oorspronkelijke beschikkingen opgeleverd, en zelfs maar 27% van de capaciteit. Uiteraard was er ook maar heel weinig beschikt (oorspronkelijk 17,1 MWp, waarvan er echter maar 4,5 MWp is overgebleven), anders had dat een "ramp-subsidie-jaar" geworden. De latere regelingen gaan nog spannend worden, mede gezien de enorme verliezen van beschikkingen binnen die rondes, die waarschijnlijk nog verder zullen gaan oplopen. SDE 2017 I zit nog op maar 61,7% realisatie t.o.v. oorspronkelijk beschikt, maar heeft nog wel wat volume te gaan (51 MWp, 2,2% t.o.v. oorspronkelijk toegekend volume). De verwachting is, echter, dat er nog wat volume van zal gaan wegvallen. Er zal dus maximaal minder dan 64% gerealiseerd kunnen gaan worden van de oorspronkelijk beschikte capaciteit. De najaarsronde van dat jaar zit met de realisaties zelfs al wat hoger, 65,9% bij de capaciteit, met nog bijna 16 MWp (0,8% van oorspronkelijk beschikt volume) te gaan. Deze kan bij beperkte verdere wegval dus beslist nog over de 66% realisatie heen gaan. Latere SDE regelingen zitten bij de capaciteits-realisatie nu nog meestal op percentages (ver) onder de 50% t.o.v. de oorspronkelijk beschikte volumes, maar de bijna afgeronde SDE 2016 II zit al op 60,3%, en SDE 2018 II zit op 54,3%, met nog bijna 7% van oorspronkelijk beschikte capaciteit pending. Gemiddelde beschikking grootte bij de realisaties In de kolom realisaties ziet u achteraan de uit de aantallen en beschikte capaciteiten berekende gemiddelde omvang per beschikking, volgens de toekenningen van RVO. Hierin is een duidelijk trend van schaalvergroting herkenbaar. Van zeer klein (gemiddeldes van zo'n 2-9 kWp per beschikking onder de 1e 3 SDE regimes), tot fors uit de kluiten gewassen in groeiende tendens onder de "SDE+" regimes vanaf SDE 2011. Groeiend van gemiddeld 48 kWp onder SDE 2011 tot volumes tussen de 214 en 268 kWp gemiddeld in de SDE 2014-2016 I regelingen. Een vorig recordhouder, SDE 2016 II in de april 2020 update nog op 489 kWp zittend, is door de nieuwe, gemiddeld genomen kennelijk kleinere realisaties in de latere updates weer een stuk lager uitgekomen, inmiddels op 457 kWp. In een van de vorige updates is een nieuwe recordhouder opgedoken, de najaars-ronde van SDE 2019, die momenteel op een record van 1.838 kWp gemiddeld per beschikking is gekomen. Dat was in de januari 2023 versie nog 1.690 kWp, in oktober 2022 1.367 kWp, in juli 2022 1.208 kWp, in april van dat jaar 1.181 kWp, in januari 2022 864 kWp, in de oktober update van vorig jaar 702 kWp, en daarvoor zelfs nog maar 184 kWp bij de realisaties (in juli 2021 was het tijdelijk fors hoger, 762 kWp). Dat gemiddelde is dus aanzienlijk gegroeid in de loop van de tijd, er zijn dus zeer forse project realisaties toegevoegd aan dat deel-dossier. Nog steeds zijn er relatief weinig beschikkingen ingevuld, 491 stuks, maar dat is wel al de helft van de oorspronkelijk beschikte hoeveelheid. Na het hoge niveau van deze najaars-ronde van SDE 2019, vallen de overige gemiddeldes globaal genomen weer terug naar 667 kWp (SDE 2018 II), 570 kWp (SDE 2017 II), 527 kWp (SDE 2017 I), 457 kWp voor SDE 2016 II, en 420 kWp onder SDE 2018 I. De inmiddels 2.125 gerealiseerde beschikkingen van SDE 2020 I betreffen nog relatief kleine projecten, met gemiddeld slechts 325 kWp per stuk (volgens beschikking). De laatstgenoemde regeling moet uiteraard nog een beetje "op stoom" komen, met name wat de grote project realisaties betreft. SDE 2020 II heeft nog maar 733 gerealiseerde beschikkingen, met ook nog een relatief bescheiden gemiddelde van 326 kWp per realisatie. De recent toegevoegde SDE 2021 zit op gemiddeld 346 kWp, voor de eerste 196 opgeleverde beschikkingen. Typische "beginner" projectjes bij een recent opgenomen SDE regeling in de RVO verzameling. Voor alle realisaties bij elkaar heeft het gemiddelde per beschikking inmiddels al een omvang bereikt van 321 kWp. In de vorige updates waren die gemiddeldes achtereenvolgens: januari 2023 314 kWp, oktober 2022 300 kWp, juli 2022 287 kWp, april 2022 286 kWp, januari 2022 266 kWp, oktober 2021 251 kWp, juli 2021 245 kWp, apr. 2021 229 kWp, jan. 2021 215 kWp, sep. 2020 184 kWp, juli 2020 175 kWp, apr. 2020 167 kWp, jan. 2020 150 kWp, nov. 2019 138 kWp, aug. 2019 121 kWp, mei 2019 114 kWp, jan. 2019 90 kWp, daar voor 77 kWp. Ook al groeit dat gemiddelde dus continu door, het wordt nog steeds fors gedrukt door de vele kleine residentiële projecten onder de 3 oudste SDE regimes, zoals ook al bekend is uit de maandelijks door Polder PV geanalyseerde CertiQ data over de gecertificeerde zonnestroom capaciteit in ons land. Splitsen we die twee regimes uit (onderaan in de tabel), is de oude SDE op de gemiddelde overgebleven beschikking grootte blijven steken van 5,1 kWp. SDE "+" heeft een aanzienlijk groter gemiddelde bij de realisaties, inmiddels 480 kWp. Maar dat is nog wel slechts 81% van het gemiddelde volume van alle overgebleven beschikkingen (rode cijfer veld, 590 kWp gemiddeld). In de update van juli 2020 lag het laatst genoemde gemiddelde op 604 kWp, flink hoger lag dan de 532 kWp in de update van april van dat jaar. Deze fluctuaties zijn het gevolg van het opnemen van de SDE 2019 najaars-ronde in de cumulatie van de beschikkingen (april 2020), die per stuk gemiddeld zeer grote installaties heeft toegevoegd, gevolgd door de SDE 2020-I ronde, die gemiddeld weer veel kleinere project beschikkingen heeft opgeleverd, al was het wel in grote aantallen. De gemiddelde project groottes bij de overgebleven beschikkingen (rode veld in tabel) zijn, voor de regelingen waarvoor nog (veel) projecten open staan, ook bij de deel regelingen hoger dan die bij de realisaties. Dit komt omdat vele (zeer) grote projecten nog niet zijn gerealiseerd. Als die worden opgeleverd, zullen ze een opwaartse druk geven aan het systeem gemiddelde van de uiteindelijk gerealiseerde projecten cumulaties. Voor alle overgebleven beschikkingen is het gemiddelde momenteel 524 kWp. Dat is weer iets lager dan de 527 kWp in de vorige update. Genoemde 524 kWp is een factor 1,6 maal zo hoog dan bij de realisaties tot nog toe. (c) Actuele portfolio aan overgebleven SDE beschikkingen voor PV (zwarte sectie in tabel), accumulaties Dit alles (oorspronkelijk beschikt minus verloren gegane beschikkingen cq. realisaties) leidt tot een "overgebleven" pool aan beschikte projecten die nog opgeleverd moet gaan worden. Of, bij pech, tot extra verlies om wat voor reden dan ook. Zie de laatste, zwarte sectie in de tabel. In de april 2023 update waren er bij RVO voor SDE 2016 II tm. SDE 2021 nog 5.186 beschikkingen over, resp. 8.677 MWp (januari 2023 9,2 GWp, oktober 2022 10,4 GWp, juli 2022, mét SDE 2021 11,7 GWp, april 2022, nog zónder SDE 2021, 8,5 GWp, januari 2022 10,9 GWp, oktober 2021, incl. SDE 2020 II, 11,8 GWp, juli 2021, nog zónder SDE 2020 II, bijna 9,0 GWp, april 2021 9,8 GWp, januari 2021 10,9 GWp, sep. 2020, met SDE 2020 I toegevoegd, 12,1 GWp, juli 2020, nog zonder SDE 2020 I 9,4 GWp, apr. 2020, nog zonder SDE 2019 II 8,1 GWp, jan. 2020 nog 9,3 GWp, nov. 2019 10,1 GWp, aug. 2019, nog zonder SDE 2019 I, nog ruim 8,2 GWp). Ondanks de doorgaande verliezen van beschikkingen bij diverse oudere SDE regelingen, heeft de toevoeging van SDE 2021 recent weer voor een forse opwaartse bijstelling van de populatie "nog op te leveren" gezorgd. Deze resterende capaciteit van bijna 8,7 GWp is een zeer groot volume, voor een klein land wat medio 2022, volgens de meest recente CBS update, inclusief de projecten markt, én residentieel, na al die jaren, 16.857 MWp aan PV capaciteit had staan. Puur theoretisch zou dat volume alleen al vanwege de resterende, nog niet ingevulde SDE beschikkingen met ongeveer de helft kunnen toenemen, maar helaas gaat daar natuurlijk nog heel veel capaciteit om diverse redenen van wegvallen. Het marginale resterende volume voor 2016 II, 0,5 MWp, zal, afhankelijk van realisatie of definitieve "afvoer", niets meer uitmaken gezien de zeer geringe omvang. Wat de som nog forse resterende volumes voor de opvolgende regelingen betreft, moet daar deels wel voor worden gevreesd, als ze niet op tijd gebouwd of aan het net kunnen worden gekoppeld. Mede gezien de smaller geworden tijd-vensters voor de oplevering (ondanks het geaccordeerde uitstel onder voorwaarden van een jaar extra realisatie tijd in Den Haag), gecombineerd met om zich heen grijpende netcapaciteit problemen en tekorten aan personeel bij de netbeheerders. Voorspellingen zullen op dit vlak met prudentie moeten worden genoten, want het aantal onzekerheden over de (potentie aan) realisaties neemt alleen maar toe. Zelfs als we er van uitgaan dat er al verschillende "oplossingsrichtingen" voor de beperkte net capaciteit in gang zijn gezet. Makkelijk zal het allemaal beslist niet gaan. (d) Ratio SDE+/SDE Onderaan twee velden in de tabel heb ik ook nog de ratio berekend van de officieel overgebleven beschikte volumes voor alle SDE "+" t.o.v. de oude SDE regelingen (rode veld), en dit herhaald voor de reeds door RVO als opgeleverd beschouwde project beschikkingen (groene veld). Die verhouding ligt, vanwege heftige toevoegingen van beschikkingen onder met name de laatste acht SDE "+" rondes, verminderd met de tussentijdse aanzienlijke hoeveelheden reeds verloren gegane exemplaren, net als in de vorige updates, rond de 2,1 voor de aantallen overgebleven beschikkingen. In de update van juli 2017 was het slechts een factor 0,6. De SDE werd door duizenden particuliere toekenningen gedomineerd, en die was tot niet zo lang geleden bepalend voor deze inmiddels aardig "recht getrokken" verhouding. Bij de realisaties is die verhouding inmiddels ongeveer 2,0. Dit, omdat veel grote projecten uit latere SDE "+" regelingen nog niet zijn opgeleverd, en de vele reeds afgeronde oude SDE micro projectjes die som nog zwaarder onder druk zetten. Bij de capaciteiten is de verhouding precies andersom, omdat SDE "+" gedomineerd werd door talloze zeer grote projecten. Bij de overgebleven beschikkingen, incl. de zeven toegevoegde SDE 2017-2019 en SDE 2020 I regelingen, is die factor weer verder afgenomen, een verhouding 242 : 1 (SDE "+" staat tot SDE; in update van januari 2023 factor 245 : 1, oktober 2022 factor 248 : 1, juli 2022 factor 255 : 1, 1 april 2022 factor 260 : 1, 1 januari 2022 factor 293 : 1, oktober 2021 factor 299 : 1, juli 2021 factor 308 : 1, apr. 2021 factor 313 : 1, jan. 2021 factor 322 : 1, in sep. 2020 nog 326 : 1; in juli 2020 261 : 1; in juni 2018 120 : 1, wel ook tussentijdse afname vanwege uitval van beschikkingen !). Bij de realisaties ligt die verhouding een stuk lager, inmiddels een factor 188 : 1 (in januari 2023 nog 182 : 1, in oktober 2022 172 : 1, in juli 2022 162 : 1, in april 2022 159 : 1, in januari 2022 143 : 1, in oktober 2021 131 : 1, juli 2021 124 : 1, apr. 2021 112 : 1, jan. 2021 100 : 1, sep. 2020 81 : 1; in juli 2020 73 : 1; in de juni 2018 update was dat nog 17 : 1, dus nog steeds verder oplopend). Met dezelfde oorzaak: veel zeer grote projecten in de beschikkingen zijn nog niet opgeleverd, inclusief de grote volumes uit SDE 2017 I tm. SDE 2021. Tot slot, bij de gemiddelde systeemgrootte vinden we die trend wederom terug. SDE "+" staat tot SDE bij de overgebleven beschikkingen 116 : 1, maar bij de realisaties nog "maar" een factor 95 : 1 (juni 2018 update 43 : 1). Ook deze verhoudingen kunnen wijzigen, naar gelang er een fors aantal grote "SDE + projecten" daadwerkelijk alsnog gerealiseerd zal gaan worden. Uiteraard zijn dergelijke vergelijkingen ook te maken tussen de SDE en SDE "++" regelingen, of tussen SDE "+" en SDE "++", maar omdat de eerste SDE "++" ronde, SDE 2020 II, en de SDE 2021 pas redelijk recent zijn toegevoegd, heeft dat nog niet veel zin. Wellicht wil ik daar in een later stadium nog wat woorden aan spenderen. (e) Evolutie systeemgemiddelde capaciteit volgens RVO beschikkingen In een van de artikelen over de effecten van de beschikkingen van SDE 2019 I, heb ik reeds uitgebreid stil gestaan bij de belangrijke factor "gemiddelde capaciteit" per beschikking, en bij de realisaties. Zie daarvoor het 5e artikel in die reeks (16 november 2019), paragraaf 3. (f) Verzamel grafieken alle SDE regelingen - Aantallen en capaciteit bij beschikkingen / realisaties In deze paragraaf toon ik weer de meest recente versies van de 2 bekende "stapel grafieken" met de begin april dit jaar overgebleven volumes bij de beschikkingen (weergegeven in de grafiek hierboven, onder a), en bij de door RVO opgegeven "realisaties". Die vindt u hier onder. Stapelgrafiek met links de kolommen stapel met de overgebleven (!!) hoeveelheden beschikkingen van SDE 2008 tm. SDE "++" 2021. SDE 2021 is in een recente update toegevoegd, en nog grotendeels met intacte oorspronkelijke volumes (bruin-rode segment bovenaan). In combinatie met de voortgaande uitval bij de oudere SDE regelingen, zien we momenteel een cumulatie in de resterende, overgebleven hoeveelheid van 34.550 toekenningen voor zonnestroom (project beschikkingen). Dat waren bij de ooit oorspronkelijk vergeven exemplaren nog 59.835 beschikkingen (zie tabel en eerste grafiek onder a). De rechter stapel kolom geeft de in de update van 1 april 2023 door RVO formeel als "gerealiseerd" verklaarde hoeveelheden beschikkingen per regeling weer. Met als voorlopige cumulatie 29.364 beschikkingen gerealiseerd. Wat 85,0% van het overgebleven aantal "totaal overgebleven beschikt" (linker stapel) is. Een geringe toename t.o.v. de 83,6% in de vorige update. Dit komt door een combinatie van voortgaande wegval van oudere beschikkingen (linker stapelkolom wordt lager), en, natuurlijk, toename van het aantal realisaties (rechter stapelkolom wordt hoger). Goed is hier het grote verschil tussen de SDE 2019 II en SDE 2020 I regelingen te zien. De eerste had relatief zeer weinig beschikkingen, die gemiddeld per stuk echter wel "zeer groot" waren. De laatste SDE "+" regeling, 2020 I, had een record aantal aan gemiddeld genomen véél kleinere toekenningen, waar, ondanks de massieve uitval, nog steeds veel volume van over is. Daar bovenop zijn links de nieuwe volumes voor SDE 2020 II en SDE 2021 gestapeld, waarvan echter nog maar weinig beschikkingen zijn opgeleverd. "Onderin" de kolommen stapel is er, tm. SDE 2016 II vrijwel geen activiteit meer, omdat bijna al die oudere regelingen geen openstaande beschikkingen meer hebben (of nog maar een handvol). Wel is er regelmatig geringe uitval bij de oudste SDE regelingen. Die uitvallers zien we druppelsgewijs in deze, en de voorgaande grafiek terug komen, al hebben ze relatief weinig impact. Vergelijkbare stapelgrafiek, met nu niet de aantallen (overgebleven) beschikkingen, maar links ditto, de totale capaciteit in MWp die er over is gebleven in de laatste update (met reeds aanzienlijke volumes door RVO virtueel weg gekieperd en dus niet meer zichtbaar). Zie ook de tweede grafiek onder paragraaf (a), voor een vergelijking tussen oorspronkelijk beschikte volumes en op 1 april dit jaar daarvan overgebleven hoeveelheden. De in een vorige update relatief nieuw toegevoegde SDE 2021 regeling is, nog bijna ongeschonden sinds de in de kamerbrief genoemde volumes, bovenaan zichtbaar, met nog 3.732 MWp aan beschikt vermogen (oorspronkelijk toegekend 3.790 MWp). Het totale volume voor alle regelingen culmineert in (inmiddels overgebleven) 18.107 MWp. Dat was bij het ooit oorspronkelijk vergeven / beschikte project volume nog 26.543 MWp (zie tabel en grafiek onder paragraaf a). Vooral de verliezen bij de SDE 2017 tm. SDE 2020 I regelingen wegen zwaar. Rechts het nog zeer beperkte "gerealiseerde" volume, althans van de beschikkingen (voor een belangrijk deel niet de werkelijk opgeleverde capaciteit !). Met in totaal "officieel" 9.430 MWp gerealiseerd, ruim 9,4 GWp. Wat nog maar 52,1% is van het (overgebleven) beschikte volume (vorige update 49,7%). Er is dus in ieder geval wat het RVO - SDE dossier betreft, op het gebied van te realiseren capaciteit voor het eerst iets minder dan de helft van het nu (overgebleven) beschikte volume te gaan. Met daarbij uiteraard het voorbehoud, dat binnenkort een grote hoeveelheid toegekende beschikkingen onder SDE 2022 toegevoegd gaan worden aan dit al omvangrijke dossier. Er stond bij RVO begin deze maand nog maar 1 beschikking "open" voor onderzoek, dus de verwachting is dat snel duidelijkheid zal komen over de feitelijke toekenningen binnen die laatste regeling. Het CertiQ dossier (met fysiek gerealiseerde volumes) blijkt in hun laatste status update van begin april alweer een stuk verder te zijn, t.o.v. de gerealiseerde volumes beschikkingen van RVO. Bij CertiQ stond op 1 april 2023 namelijk alweer 9.875 MWp aan fysieke opleveringen, waarvan het allergrootste deel SDE beschikte projecten is (en nog een onbekend, hoogstwaarschijnlijk "zeer beperkt" deel zonder SDE beschikking). Wat, ondanks de huidige, zeer recente RVO update, alweer 4,7% meer geaccumuleerd volume is dan wat er begin april 2023 in totaal als gerealiseerd beschikt staat bij het Agentschap. Zouden we het bereikte CertiQ volume afmeten aan het overgebleven beschikte totaal volume bij RVO, zouden we al op 54,5% realisatie komen, ruim de helft (kader in grafiek). Met de voorbehouden die daar bij horen. Normaliter ligt CertiQ altijd (ver) voor op het RVO - SDE dossier. Feit blijft, dat sowieso bij RVO talloze reeds netgekoppelde projecten nog niet met een "ja" vinkje zijn gezegend in de publiek beschikbare data overzichten. Die dus nog niet in hun cijfers kunnen zitten. Die projecten staan al lang in de CertiQ databank, omdat er al meteen garanties van oorsprong aangemaakt moeten gaan worden, "zodra de stekker in het betreffende project gaat". De meeste projecten achter grootverbruik aansluitingen dienen maandelijks (automatisch) meetgegevens via de meet-gemachtigde in, die direct naar CertiQ worden doorgesluisd na validatie door de betreffende netbeheerder. Registratie bij CertiQ gebeurt in het grootste deel van de gevallen zeer rap na fysieke netkoppeling. Dagelijks worden updates gedraaid met de nieuwste toevoegingen die door de exploitanten worden doorgegeven, en waarvoor de netbeheerders hun formele fiat hebben gegeven (pers. comm. CertiQ). Wat daarna geschiedt in het RVO traject kan echter vele maanden kosten, voordat dit leidt tot een "formeel ja vinkje" in hún databestand. Het verschil tussen "overgebleven beschikt" volume en "gerealiseerd volume status 1 april 2023" bedraagt 18.107 - 9.430 = 8.677 MWp (bijna 8,7 GWp). Sowieso gaat hier nog heel veel volume van afvallen, gezien de trend van de afgelopen overzichten van RVO. En het is nog steeds niet het "gerealiseerde" volume. Dat kunnen we alleen te weten komen als exacte project informatie beschikbaar komt, zoals in ultimo bij CertiQ bekend moet zijn of worden. Polder PV heeft in ieder geval van de "top" in de markt, de grootste projecten, inclusief de 691 reeds gerealiseerde grondgebonden zonneparken (excl. andere "niet rooftop" projecten zoals drijvende projecten), die de grootste volumes aan MWp-en inbrengen, het meest complete, gedetailleerde overzicht van Nederland. RES doel "elektra" onbekend RVO insereerde in voorgaande updates ook een tabblad bij de projecten status sheets, waaruit bleek dat ze al ruim 5 TWh tekort zouden komen voor het behalen van de oorspronkelijke RES doel (35 TWh productie elektra uit hernieuwbare bronnen op land in 2030), als je alleen van het SDE potentieel zou uitgaan. In de huidige update is echter géén nieuwe berekening cq. prognose toegevoegd. Mogelijk volgt deze in een later stadium alsnog. Thermische zonne-energie Over dit kleine andere zonne-energie dossier is al wat langer niet zeer veel zinnigs te melden, gezien de trage ontwikkeling. In de huidige update zijn er wederom 3 project beschikkingen verdwenen uit het dossier (1 maal met SDE 2019 I, en 2 stuks met SDE 2019 II beschikking), en er zijn vier projecten opgeleverd, met toewijzingen onder SDE 2016 II, SDE 2018 II, SDE 2019 II, resp. SDE 2020 I. Daar bovenop zijn er enkele kleine capaciteits-wijzigingen doorgevoerd door RVO, zowel opwaarts, als neerwaarts in dit kleine dossier. Alle wijzigingen bij elkaar hebben, in totaal bezien, tot een lichte daling van de resterende beschikte capaciteit geleid, en tot een bescheiden groei van de als gerealiseerd staande capaciteit. De kolom helemaal rechts in de grafiek hier onder is daardoor t.o.v. de voorlaatste kolom (status 1 jan. 2023), toegenomen met 0,8 MWth, tot een totaal gerealiseerd volume van 54,1 MW thermisch vermogen. Tezamen met voorgaande verliezen van oorspronkelijk toegekende beschikkingen, zijn met het verlies van nog eens 3 exemplaren in deze laatste update, nog maar 88 beschikkingen voor thermische zonne-energie projecten over, met een geaccumuleerd vermogen van 104,3 MWth. De oudste beschikking komt uit de SDE 2012 (al lang gerealiseerd), SDE 2015 en SDE 2017 II hebben géén beschikkingen voor dergelijke thermische warmte projecten (meer). Er zijn inmiddels in totaal 57 SDE beschikkingen gerealiseerd middels deze zonne-energie techniek. Naast deze puur thermische zonne-energie installaties ontdekte ik in een vorige update ook nog een "innovatief" project in de groslijst met SDE beschikkingen. Dat is een PVT-project in combinatie met een warmtepomp, met een beschikking voor 3,75 MW thermisch vermogen, die door RVO in de deel-categorie "CO2-arme warmte" van SDE 2021 is ondergebracht. Dat gaat dus deels om een combi-systeem thermische zonnewarmte / fotovoltaïsche omzetting, en deels om genoemd warmtepomp systeem om de opgewekte warmte (ook) direct te gebruiken. Het betreft een project van Escom.nu in een flatgebouw vlakbij metrostation Reigersbos in Amsterdam. Ook deze beschikking staat nog open. Voor details van de status quo bij de realisaties, zie ook onder de analyse van de 1 april 2022 update (onderaan het artikel). Frequente updates over de SDE regelingen bij Polder PV, sedert 2008. Huidig exemplaar: status 1 april 2023 Bron (extern): Feiten en cijfers SDE(+)(+) - RVO, status 1 april 2023) Monitoring zonne-energie - RVO, status 30 september 2022 (echter cijfers betreffende stand van zaken tm. 2021, deels met verouderde CBS data werkend) 4 april 2023: CertiQ / VertiCer update maart 2023 - nieuwe en bijgestelde cijfers gecertificeerde zonnestroom, eerste kwartaal 41% van nieuw volume QI 2022. Voor uitgebreide toelichting van de voorliggende historie van de CertiQ data voor gecertificeerde zonnestroom in Nederland, zie de bespreking van 7 maart jl (februari rapportage). In de huidige analyse brengt Polder PV de nieuwe resultaten voor maart. Met daarin deels weer gewijzigde data sedert juli 2021. Er is ditmaal géén update van nog oudere data verschenen. Ook voor die gegevens en grafieken daaromtrent, verwijs ik naar de vorige analyse, waarin die gegevens wel waren bijgesteld in een separate rapportage. Niets nieuws onder de zon Benadrukt moet blijven worden, dat de voor sommigen wellicht verwarrende, continu wijzigende cijfers bij de TenneT dochter beslist geen "nieuw fenomeen" betreffen. Dit is altijd al staande praktijk geweest bij CertiQ. Niet alleen werd dat zichtbaar in de soms fors gewijzigde cijfers in de herziene jaar rapportages tot en met het exemplaar voor 2019. Helaas zijn daarna geen jaarlijkse revisies meer verschenen. In een tussentijdse analyse van "oorspronkelijk gepubliceerde", en "toen actuele, bijgestelde", werd al duidelijk, dat de databank van de TenneT dochter continu wijzigingen ondergaat, zoals geïllustreerd in de Polder PV analyse van 4 november 2020. In dit opzicht, is er dan ook "niets nieuws onder de zon". De wijzigingen zijn er altijd al geweest, alleen zijn ze nu - met weliswaar de nodige moeite - dan ook regelmatig "zichtbaar te maken", door de nieuwe wijze van rapporteren door CertiQ. Voordat we de huidige resultaten bespreken, hoort hier natuurlijk nog wel de blijvend belangrijke disclaimer bij alle (zonnestroom) data van CertiQ:
Het overzicht met de eerste cijfers over maart 2023 verscheen in de nieuwe, drastisch gewijzigde vorm bij CertiQ op 3 april 2023.
2a. Evolutie van drie basis parameters gecertificeerde PV-installaties CertiQ juli 2021 - maart 2023 In deze grafiek, met de meest recente actuele en gewijzigde data uit de maart rapportage van CertiQ, de stand van zaken tussen juli 2021 en maart 2023. De blauwe kolommen geven de ontwikkeling van de aantallen installaties weer (ref.: rechter Y-as), voorlopig culminerend in 33.748 exemplaren, begin april dit jaar. Wat weer een negatieve groei weergeeft van 22 projecten t.o.v. de status, eind februari. Wel is er t.o.v. eind 2022 netto bezien een lichte groei geweest van 127 projecten in het CertiQ bestand. Diverse data zijn alweer gewijzigd t.o.v. de februari update. Zo is de stand van zaken voor eind (december) 2022 nu 33.621 projecten, in de vorige rapportage waren dat er nog 33.447. In de gele kolommen (ref. rechter Y-as, in MWp) de bijbehorende geaccumuleerde gecertificeerde PV-capaciteit, die begin april 2023 op 9.874,6 MWp is gekomen. Door een fikse neerwaartse bijstelling van het cijfer voor eind februari (nu 9.677,2 MWp), is de nog zeer voorlopige aanwas in maart 197,4 MWp geweest. Maar dit kan nog substantieel gaan wijzigen in komende updates. Eind 2022 is de nieuwe capaciteit inmiddels op een niveau gekomen van 9.616,4 MWp, in het eerste flink gewijzigde januari rapport was dat nog 9.409,3 MWp. Daar is dus alweer ruim 207 MWp / 2,2% meer volume bijgeschreven. Met de huidige cijfers, is de nog zeer voorlopige groei in het eerste kwartaal van 2023 ruim 258 MWp geweest. Wat een zeer forse afkoeling van de markt laat zien, zie ook verderop. Door tussentijdse wijzigingen, zien we nu tussen februari en maart weer een tijdelijk negatieve groei van ruim 316 MWp ontstaan. Door latere wijzigingen kan dat echter beslist ook wel weer omslaan in een uiteindelijke positieve groei, zoals vaker is gebleken bij historisch gewijzigde CertiQ data. In de groene curve is de uit voorgaande parameters berekende systeemgemiddelde capaciteit voor de gehele gecertificeerde populatie PV-projecten bij CertiQ, in kWp (referentie linker Y-as) weergegeven. Dit blijft door de bank genomen almaar toenemen, en is sedert eind 2022 verder gegroeid, van 286,0 naar 292,6 kWp, eind maart dit jaar. Vanwege de tijdelijk (?) negatieve groei in februari, is het systeemgemiddelde vermogen ook tijdelijk iets terug gevallen, maar nam het in maart weer toe. Ook deze onregelmatigheid kan in latere updates worden "glad gestreken". Links in de grafiek vindt u ook de meest recent bekende EOY cijfers voor 2021 weergegeven. Die zijn gewijzigd van 31.402 naar, momenteel, 31.408 projecten, resp. van 7.825,7 naar 7.829,1 kWp. Deze zijn belangrijk voor de vaststelling van de aangepaste jaargroei cijfers voor 2022, zie paragraaf 3c. 2b. Evolutie van drie basis parameters gecertificeerde PV-installaties CertiQ EOY 2009 - 2022 Ik geef hieronder de in de vorige versie volledig gereviseerde jaargroei grafiek weer, waarbij alleen voor de nu bekende weer gewijzigde cijfers voor de jaargroei in de jaren 2021 en 2022 zijn toegevoegd. Deze tweede grafiek in deze sectie geeft niet de maandelijkse progressie (paragraaf 2a), maar de evolutie van de eindejaars-accumulaties van 2009 tm. 2022 weer, met alle ondertussen weer gewijzigde data in de huidige CertiQ update. De opbouw van de grafiek is vergelijkbaar aan die voor de laatste maand-cijfers, maar om alle data in 1 grafiek te krijgen zonder extreme verschillen, is de Y-as voor alle drie de parameters ditmaal logarithmisch gekozen. Het aantal installaties is fors toegenomen, van 3.767 exemplaren, eind 2009, naar, inmiddels, 33.621, eind 2022, resulterend in een Compound Annual Growth Rate (CAGR) van gemiddeld 18,3% per jaar in de getoonde periode. Bij de capaciteits-ontwikkeling is het echter nog veel harder gegaan. Deze nam toe van 18,7 MWp, eind 2009, tot alweer 9.616,4 MWp, eind 2022. Resulterend in een byzonder hoge CAGR, van gemiddeld 61,6% per jaar (!). Wel begint er, voorstelbaar, na zo'n langdurige, spectaculaire groei periode, een afvlakking zichtbaar te worden in de expansie. Historische bijstellingen Dat de cijfers in de databank behoorlijk worden bijgesteld, bezien over een langere periode, laten de nu actuele eindejaars-cijfers voor 2021 weer goed zien. Die zijn momenteel namelijk 31.408 installaties, en een verzamelde capaciteit van 7.829,1 MWp. In het "klassieke" maandrapport voor (eind) december 2021, alsmede in het gelijktijdig verschenen eerste jaaroverzicht, waren die volumes nog maar 30.549 installaties, resp. 7.417,8 MWp. In de huidige cijfer update, zijn de verschillen t.o.v. de oorspronkelijke, "klassieke" maandrapport opgaves derhalve, opgelopen tot 2,8% (aantallen), resp. bijna 5,6% (capaciteit). Uiteraard hebben deze bijstellingen ook flinke gevolgen voor de uit de EOY cijfers te berekenen jaargroei volumes (YOY). Uit voorgaande twee parameters werd door Polder PV weer de gemiddelde systeem-capaciteit aan het eind van elk kalenderjaar berekend (groene curve). Ook deze nam spectaculair toe, van slechts 5,0 kWp, eind 2009, tot alweer 286,0 kWp, eind 2022. Een factor 58 maal zo groot, in 13 jaar tijd. Wat de enorme schaalvergroting in de projecten sector goed weergeeft. 3. Maandelijkse, kwartaal- en jaarlijkse toenames aantallen en capaciteiten bij CertiQ 3a. Maandelijkse toenames van aantallen en capaciteit van gecertificeerde PV-installaties CertiQ juli 2021 - maart 2023 Ook al moet ook bij deze grafiek de waarschuwing, dat de cijfers nog lang niet zijn uitgekristalliseerd, en nog de nodige bijstellingen kunnen verwachten, de trend bij de nieuwe aantallen projecten door CertiQ geregistreerd van maand tot maand, in de huidige versie van maart 2023, laten een zeer duidelijke afkoeling van de PV-projectenmarkt zien sedert de zomer van 2021. Werden er in januari 2022 nog netto 383 nieuwe gecertificeerde PV-projecten bijgeschreven, is dat in de rest van het jaar al zeer duidelijk minder geworden, en vanaf september zelfs zeer sterk "afgekoeld". Met wat ups en downs, is het laagste volume inmiddels bereikt in november 2022, met 53 nieuwe installaties. Daarna veerde het weer even op, daalde stapsgewijs, en bereikte in maart 2023 zelfs een negatieve groei van -22 projecten. Ook al kan dat laatste beslist nog in positieve zin ombuigen in latere updates, zoals in het verleden is geschied (negatieve groei januari 2023 later positief geworden, bijvoorbeeld), de trend is bij de aantallen onmiskenbaar: er worden, netto bezien, nog maar weinig netgekoppelde projecten bijgeschreven bij CertiQ, per maand. Een van de redenen kan zijn, dat er een toenemend aantal uitschrijvingen uit de databank van de TenneT dochter is begonnen, die de instroom (tijdelijk) afremt of zelfs overvleugelt. Een belangrijke reden kan hierbij zijn de beginnende uitval van de oudste onder SDE 2008 gesubsidieerde kleine projectjes, die immers 15 jaar subsidie konden genieten. We moeten gaan zien hoe het verloop bij de aantallen zich ontwikkelt, nu de subsidie termijn voor de eerste projecten aan het aflopen is. Een vergelijkbare grafiek als voor de aantallen (vorige exemplaar), maar ditmaal de ermee gepaard gaande maandelijkse toename (of zelfs afname) van de capaciteit van gecertificeerde PV-projecten, in MWp. De evolutie laat een nogal sterk afwijkend beeld van dat bij de aantallen zien, met sterk fluctuerende verschillen tussen de maanden onderling. Ook deze kunnen uiteraard naderhand nog worden bijgesteld. De "netto negatieve groei" in september 2022, al gesignaleerd in het januari rapport, is weer iets kleiner geworden, maar nog steeds zichtbaar (-3,6 MWp). De ook al hoge piek in januari 2023, nog 354,4 MWp in de januari rapportage, is wederom opgeplust, en geeft nu al een netto groei t.o.v. eind 2022 van 376,9 MWp aan. In het "klassieke" december rapport van 2022 was nog een zeer hoge november piek zichtbaar. Het lijkt er op, dat een groot volume daarvan naar het begin van het nieuwe jaar is geschoven (de vermoedelijke feitelijke datum van netkoppeling). Ook in januari 2022 zagen we eerder al een "nieuw-jaars-piek", maar die is duidelijk kleiner, inmiddels 306,1 MWp nieuw volume. Voor februari is weer een zeer opvallende wijziging in de groeicijfers zichtbaar geworden. In de eerste update was het volume nog een magere 28,1 MWp positief. Maar in de huidige update van 3 april, is dat omgeslagen in een enorme negatieve bijstelling van 316,1 MWp negatief (!). Nota bene, bij een netto aanwas van 65 nieuwe projecten (vorige grafiek). Zoals al vaker gemeld, kunnen de redenen voor zulke - in dit geval zeer forse - bijstellingen zeer divers zijn, zoals gerapporteerd door CertiQ na vragen van Polder PV daar over (artikel 16 januari 2023). Mogelijk is, of zijn, er wellicht correctie(s) geweest van de hoge ("record") capaciteit weergegeven voor de maand januari ? "Gelukkig" is het eerste resultaat voor maart weer fors positief: er werd in die maand 197,4 MWp netto nieuwe capaciteit genoteerd bij de TenneT dochter. 3b. Kwartaal groeicijfers QIV 2021 - QI 2023 Nu de eerste cijfers voor maart 2023 voorhanden zijn, heb ik besloten de kwartaal groei cijfer grafiek die ik in voorgaande jaren op basis van de klassieke maandrapportages had gemaakt (voorbeeld, paragraaf 4 in analyse van 9 januari 2023), weer van stal te halen. Daarvoor heb ik de nu "volledige", meest actuele cijfers voor de kwartalen QIV 2021 tot en met QI 2023 in deze nieuwe grafiek gezet. Wederom met de disclaimer, dat de getoonde cijfers nog kunnen wijzigen, en de verhoudingen tussen kwartalen onderling dus ook, lijkt een conclusie al duidelijk getrokken te kunnen worden: Zowel bij de aantallen netto nieuw geregistreerde PV projecten per kwartaal, als de daarmee gepaard gaande capaciteit volumes, zijn sinds het eerste kwartaal van 2022 stapsgewijs afgenomen, en lijkt de PV projecten markt in Nederland dus duidelijk af te koelen, waarvoor ook diverse andere aanwijzingen zijn. Het aantal nieuwe projecten per kwartaal is afgenomen van 894 exemplaren in QIV 2021, tot nog maar 127, met de eerste bekende cijfers, voor QI 2023. De nieuwe gerapporteerde netto capaciteit nam even toe, van 545 MWp in QIV 2021, naar 623 MWp, in QI 2022, maar is daarna ook stelselmatig minder geworden. Om een voorlopig dieptepunt te bereiken in QI 2023, met nog maar 258 MWp nieuw gerapporteerd volume. Dat is nog maar 41% van het nu bekende nieuwe volume in QI 2022, een jaar eerder. En het is ook 19% minder, dan de nu bekende nieuwe aanwas in het voorgaande kwartaal, QIV 2022 (320 MWp). Daarmee is het minder snel omlaag gegaan dan de aantallen, waarbij in QI 2023 ruim 57% minder werd gerapporteerd dan in het voorgaande kwartaal. Wat ook betekent, dat de projecten die nog worden gerealiseerd, en gerapporteerd bij CertiQ, per stuk gemiddeld weer een stuk groter zijn dan in de voorgaande periode. Voor de evolutie van de gemiddelde systeem omvang, zie ook de grafiek onder paragraaf 2a. 3c. Jaarlijkse toenames van aantallen en capaciteit van gecertificeerde PV-installaties CertiQ YOY 2010 - 2022 Wederom naar analogie van de grafiek voor de eindejaars-volumes, ditmaal de daar uit afgeleide jaargroei cijfers volgens de laatste data update van CertiQ, in bovenstaande grafiek (alle drie parameters met referentie de rechter schaal, logarithmisch weergegeven). Omdat de langjarige historie eind maart dit jaar geen update heeft gehad bij CertiQ, is de grafiek samengesteld uit de (gereviseerde) data beschikbaar in de update van 1 maart, tot en met het jaar 2020, en zijn de nieuwe data voor 2021 en 2022 toegevoegd, gebruikmakend van de huidige update van 3 april 2023. De grafiek toont dus de huidige situatie, met de laatst beschikbare bron-cijfers. Hierin is duidelijk te zien dat er een verschil is in de trend bij de nieuwe jaarlijkse aantallen installaties (blauwe kolommen) en bij de nieuwe capaciteit per jaar (gele kolommen). Bij de aantallen beginnen we op een hoog niveau van 3.765 [overgebleven* !] nieuwe installaties in 2009, het gevolg van de vele duizenden grotendeels particuliere kleine SDE beschikkingen die in de eerste jaren van de SDE (2008 tm. 2010) werden opgeleverd. Die bron droogde al snel op omdat particuliere installaties de facto uit de opvolger regelingen werden gedwongen (eis minimaal 15 kWp, later ook nog verplicht grootverbruik aansluiting), en zakte de hoeveelheid nieuwe installaties dan ook stapsgewijs naar het dieptepunt van 259 nieuwe projecten in 2014. Daarna zwol het jaarlijkse volume weer aan door een reeks van (deels) succesvol geïmplementeerde SDE "+" regelingen, tot een voorlopig maximum van 5.503 nieuwe projecten in Corona jaar 2020. Daarna is het tempo weer fors afgenomen, waar met name de wijdverspreide net-problemen een belangrijke (maar niet de enige) oorzaak van zijn. In 2021 en 2022 zijn met de recentste cijfers nu 3.858, resp. 2.213 nieuwe projecten toegevoegd. Dat laatst bekende volume voor 2022 is slechts 40% van het niveau in 2020. Bij de capaciteit is de jaarlijkse aanwas in de beginjaren relatief "stabiel" geweest, met wat kleine op- en neerwaartse bewegingen, van 18,7 MWp nieuw in 2009, tijdelijk zakkend naar 13,0 MWp nieuw volume in 2010, nog eens 4 jaar iets boven dat niveau blijvend, om vanaf 2015 sterk te stijgen. Dat was in het begin vooral vanwege de implementatie van de toen succesvolle SDE 2014 regeling. Er werd elk jaar weer meer capaciteit toegevoegd, tot een maximum van 2.436,9 MWp, wederom in het Corona jaar 2020. Maar ook de nieuwe capaciteit kreeg met afnemende aantallen nieuwbouw projecten uiteraard klappen in de laatste twee jaren. In 2021 was het nieuwe volume nog 1.989,4 MWp, dat is in 2022 momenteel nog maar 1.787,2 MWp. Dat is, met ruim 73% van het maximale nieuwbouw volume in 2020, in ieder geval beduidend beter dan de flinke terugval bij de aantallen nieuwe projecten (40%), maar het is en blijft grote stap terug in de aanwas van nieuwe capaciteit. Met, uiteraard, de blijvende disclaimer, dat ook deze jaargroei cijfers nog niet "in beton zijn gegoten", maar nog verder kunnen wijzigen. Wederom heb ik uit deze uit de eindejaars-data afgeleide jaargroei cijfers uiteraard ook weer de gemiddelde systeemcapaciteit van de nieuwe aanwinsten per jaar berekend, en getoond in de groene curve (vermogen in kWp gemiddeld per nieuwe installatie). Deze vertoont, na een lichte inzinking tussen 2009 en 2010, een zeer sterke progressie, van 5,0 kWp bij de nieuwe projecten in 2009, tot alweer 807,6 kWp gemiddeld per nieuw project in 2022. Een factor 162 maal zo groot, in 13 jaar tijd. Deze enorme schaalvergroting, sterk gedreven door de oplevering van honderden zonneparken en enorme distributiecentra bomvol zonnepanelen op de platte daken, is een van de belangrijkste oorzaken, van de nieuwe realiteit bij de stroomvoorziening in Nederland: de overal zichtbaar wordende netcongestie. Wat uiteraard ook zijn weerslag heeft gekregen op de progressie van de uitbouw van de gecertificeerde nieuwe volumes in de CertiQ databank: de uitbouw is sterk aan het vertragen. * Met name uit de oudere SDE regelingen, vallen regelmatig lang geleden bij CertiQ ingeschreven projecten weg. Hier zijn verschillende redenen voor. In de uitgebreide SDE project analyses van Polder PV wordt hier gedetailleerd over gerapporteerd (exemplaar 1 jan. 2023, zie hier). 4. 100 procents grafieken en segmentatie naar grootteklasse Een van de nieuwe mogelijkheden van de herziene presentaties bij CertiQ, is de segmentatie naar grootteklasse. Daar kon tot voor kort uitsluitend iets over gezegd worden op basis van de jaaroverzichten, waar, al lang geleden op basis van een verzoek in die richting door Polder PV, inderdaad werk van gemaakt is door CertiQ. Zoals in de eerste analyses van de januari rapportage al duidelijk werd, is dit nu ook op maandelijkse basis mogelijk. Met, we blijven dit herhalen, de waarschuwing, dat alle cijfers bijgesteld kunnen worden in latere updates, met name m.b.t. de meest recente data. Bij de al wat oudere periodes vinden wijzingen minder vaak plaats, en zijn ze meestal van een bescheiden omvang. In het 3e artikel over de eerste resultaten van januari heb ik al meer-jaarlijkse trends laten zien bij de evolutie van de diverse grootte klasses. Inclusief een nog in de bestanden van CertiQ voorkomende enorme anomalie, die niet blijkt te zijn hersteld (artikel 14 februari 2023). In dat historische overzicht zijn, om onbekende redenen, in de huidige update geen wijzigingen gepubliceerd. Maar uiteraard wel op de wat kortere termijn. De aangepaste nieuwe data voor maart en de meest recente periode daar aan voorafgaand vindt u hier onder. 4a. 100 procents-grafiek aantallen per categorie Een zogenaamde "100-procents-grafiek" voor de evolutie trends van de 8 door CertiQ onderscheiden grootteklassen van de gecertificeerde PV-populatie die zij bijhouden, dit exemplaar voor de aantallen projecten aan het eind van elke maand. Voor eind maart 2023 zijn de absolute waarden per grootteklasse rechts weergegeven. Globaal genomen nemen de kleinste categorieën (1-5 kWp, 5-10 kWp, en 10-50 kWp) in betekenis verder af sedert juli 2021, de impact van de grotere categorieën wordt groter. In de maart 2023 update, is het totale aantal installaties groter of gelijk aan 50 kWp, medio 2021 al meer dan de helft, met het gezamenlijke volume al op bijna 56% van het totaal gekomen (18.796 van 33.748 projecten). De categorie 100-250 kWp omvat het grootste aantal projecten, 7.238 exemplaren, afgezien van de kleinste installaties tot 5 kWp (8.691 stuks, eind maart 2023). Uiteraard hebben de grotere project categorieën, vanaf 250 kWp, weinig tot bescheiden aantallen. Maar schijn bedriegt: ze omvatten de allergrootste volumes bij de capaciteit, zie de volgende grafiek. Plussen en minnen Een klein deel van de afnemende betekenis van de kleinste project categorieën wordt veroorzaakt door continue uitval uit het databestand van CertiQ (diverse redenen mogelijk, ook al heel lang waargenomen bij de SDE portfolio's, analyse status 1 jan. 2023). Daar staat ook weer tegenover dat volledig buiten de populaire SDE regelingen om gerealiseerde kleinschalige projecten bijgeschreven kunnen worden in de registers van CertiQ. In de eerste 3 maand rapportages van 2023 werden er bijvoorbeeld netto 8 installaties in de kleinste project categorie uitgeschreven, maar kwamen er tegelijkertijd een verrassende hoeveelheid van 98 exemplaren bij in de categorie 5 tm. 10 kWp, waarvoor normaliter beslist geen (nieuwe) SDE beschikking afgegeven kan zijn sedert SDE 2011. Dat soort kleine projecten zijn mogelijk afkomstig uit portfolio's van bedrijven zoals Powerpeers en Vandebron, die geoormerkt garanties van oorsprong (GvO's) van door de afnemer aangewezen projecten afboekt, ter "vergroening" van de stroomconsumptie van de klant. Daar kunnen ook (zeer) kleine residentiële projecten bij zitten. De grootste categorie, projecten groter dan 1 MWp per stuk, omvat eind maart 1.317 installaties, wat slechts 3,9% van het totale aantal is op dat moment. Op herhaalde verzoeken van Polder PV, om deze grote "verzamelbak" verder op te splitsen, gezien de dominante hoeveelheid capaciteit in deze categorie, is CertiQ tot nog toe helaas niet ingegaan. 4b. 100 procents-grafiek capaciteit per categorie Een vergelijkbare "100 procents-grafiek" als voor de aantallen projecten, maar nu voor de periode juli 2021 tm. maart 2022, voor de daarmee gepaard gaande capaciteiten in MWp. Voor maart 2023 zijn wederom de absolute volumes rechts weergegeven. Een totaal ander beeld is hier te zien, met "überdominant" de grootste project categorie (installaties groter dan 1 MWp). Waarvan het aandeel op het totale volume in de getoonde periode verder flink is toegenomen, van bijna 51% eind juli 2021, tot ruim 57% eind maart 2023 (5.676 MWp, t.o.v. het totale volume van 9.875 MWp in die maand). Waarmee de almaar voortdurende schaalvergroting in de projecten sector wederom wordt geïllustreerd. Dit, met tevens een vingerwijzing naar het relatief bescheiden aantal projecten (vorige grafiek: 1.317 projecten in maart 2023), terug te voeren op een steeds hoger wordende systeemgemiddelde capaciteit van de projecten in deze grootste categorie. In juli 2021 was dat nog 4,0 MWp gemiddeld, eind maart 2023 is dat alweer toegenomen naar ruim 4,1 MWp, een toename van 2,7%. Voor de overige categorieën blijft er dan niet zeer veel "ruimte" meer over op het totaal. Nemen we ook nog de drie opvolgende categorieën mee (flinke projecten van een halve - 1 MWp, 250 - 500 kWp, resp. 100 - 250 kWp), claimen de grootste vier project categorieën het allergrootste geregistreerde volume in de totale markt. Dit was in juli 2021 al 93,3%, eind maart 2023 is dat alweer verder gegroeid naar 94,8%. De kleinste 2 categorieën zijn op deze schaal al vrijwel niet meer zichtbaar. Hun aandeel is in maart 2023 geslonken naar nog maar 0,15% van totaal volume (15,1 MWp, projecten van elk 5 - 10 kWp, ondanks tussentijdse groei), resp. 0,22% (22,0 MWp, projecten van elk 1 - 5 kWp). 5. Jaarvolume segmentaties 2022 - 2023 5a. 2022 revisited - status update 3 april 2023 In de maandrapport analyse voor januari dit jaar publiceerde ik ook een tabel met de nieuw gereconstrueerde cijfers voor de jaargroei voor kalenderjaar 2022. Daar zijn natuurlijk weer veel wijzigingen in gekomen, die ik hier onder weergeef in tabelvorm. Voor nadere toelichting, zie de analyse bij het januari rapport. Wijzigingen van de oorspronkelijke gegevens (aantallen en capaciteit) t.o.v. het vorige exemplaar, van februari, zijn cursief weergegeven. Slechts 1 cijfer is ongewijzigd gebleven in de huidige versie. De meeste afgeleide cijfers zijn uiteraard (deels "achter de komma") mee gewijzigd.
Aantallen nieuw "totaal" wijzigde van 2.045 naar 2.213; de capaciteit "totaal" nam wederom flink toe, van 1.693,4 MWp naar 1.787,237 MWp. De systeemgemiddelde capaciteit van de toevoegingen in 2022 veranderde mee, en is wat lager geworden: van 828,0 kWp naar 807,6 kWp bij de totale volumes. Zie de tabel voor de overige details bij alle segmentaties. Overduidelijk is, dat de grootste groei bij de aantallen nieuwe projecten in 2022 lag bij de installaties van 100 tm. 250 kWp (inmiddels 701 nieuwe exemplaren bekend, 31,7% van totale jaarvolume), met categorie 250 tm. 500 kWp als goede tweede (471 nieuwe projecten, 21,3%). Opvallend is het ook forse volume van alweer 291 (vorige update 268) nieuwe installaties in de grootste projecten categorie >1 MWp (13,1%), waar de meeste grondgebonden zonneparken en grote rooftop installaties op distributiecentra e.d. onder vallen. Ook valt de negatieve groei van de kleinste project categorie op, er zijn netto 48 projecten uit de databank van CertiQ "uitgeschreven" (diverse redenen mogelijk, waar onder misschien eerste oude projecten met een SDE 2008 beschikking, die door hun subsidie termijn heen zijn). Bij de capaciteit is het verhaal compleet anders. Hier blijft de categorie projecten groter dan 1 MWp alles veruit domineren, met maar liefst 1.291,8 MWp (vorige update 1.227,5 MWp) van het totale 2022 jaarvolume (72,3%) op haar conto, een zoveelste illustratie van de schaalvergroting in de projecten markt. De drie opvolgende categorieën kunnen nog enigszins - op grote afstand - meekomen, met aandelen van 10,0, 9,1, resp. 6,8% van het totale toegevoegde project volume (capaciteit), de kleinste 3 categorieën doen uitsluitend voor spek en bonen mee bij dit grote projecten-geweld (aandelen 0,25% of minder bij de capaciteit). 5b. Groei in het eerste kwartaal van 2023 - status update 3 april 2023 Naar analogie van de - gewijzigde - cijfers voor de nieuwe aanwas in heel 2022 (vorige tabel), geef ik hier onder de nog zeer voorlopige data voor het als "zeer rustig" te bestempelen eerste kwartaal van 2023 (cumulatie januari tm. maart):
Uit dit overzicht blijken 2 zaken kristalhelder: de groei is in het eerste kwartaal in bijna alle kleinere categorieën "niet van betekenis" geweest, en/of, vanwege de vele wijzigingen in de actuele databestanden bij CertiQ, hebben deze zelfs (tijdelijk ?) tot negatieve groeicijfers geleid t.o.v. de herziene status aan het begin van het jaar (= status EOY 2022, vorige tabel). Nogmaals wijs ik op het uitgebreide commentaar van CertiQ, hoe dergelijke (tijdelijke) negatieve groeicijfers tot stand kunnen komen in hun databestanden. Het berekenen van systeemgemiddeldes bij dergelijke negatieve groeicijfers had niet zoveel zin, dus die heb ik voor dit specifieke overzicht voorlopig weggelaten. In totaal zijn er netto bezien dit jaar nog maar 127 nieuwe projecten bijgekomen in de eerste 3 maanden, al zal dat nog wel aardig bijgesteld kunnen gaan worden in komende updates. Het is in ieder geval extreem laag, laat dat duidelijk zijn. Een neergaande trend bij de netto bijkomende projecten was al veel langer zichtbaar in de klassieke maand rapportages. Zie de eerste grafiek in de analyse van het laatste "gangbare" maandrapport van CertiQ (december 2022). Behoorlijke groei van capaciteit, maar wel met vraagteken Wat overblijft, is het enige positieve punt, namelijk de groei van de capaciteit. De facto is die vrijwel exclusief neergekomen op een toename in, het wordt eentonig, de grootste project categorie (registraties per stuk groter dan 1 MWp). Want daar werden in de eerste 3 maanden van dit jaar toch een "redelijke" 252,0 MWp aan toegevoegd, 98% van het totale volume van 258,3 MWp. Al moet daarbij ook worden verteld, dat het totale volume voor het eerste kwartaal wel weer flink neerwaarts is bijgesteld t.o.v. de hoge 399 MWp voor de eerste 2 maanden in het vorige rapport ... Hierbij komt ook een noodzakelijke disclaimer. Want met de slechts netto 8 nieuwe projecten die gelijktijdig in die eerste 3 maanden in die grootste categorie werden toegevoegd, resulteert namelijk een nog steeds zeer hoog project gemiddelde van 31,5 MWp per project ! Dat is onmogelijk. Mij zijn beslist géén omvangrijke projecten netgekoppeld opgeleverd in het begin van dit jaar bekend, die ook maar in de buurt komen, en al helemaal niet meerdere exemplaren. We hebben hier dus, al sedert de update van februari, wederom te maken met een vreemde data anomalie, die mogelijk wordt veroorzaakt door asynchrone wijzigingen van aantallen en capaciteiten van projecten, mogelijk in combinatie met 1 of meer van de oorzaken vermeld door CertiQ, in de voorlaatste link in dit artikel. Ook hierbij mogen we veronderstellen, dat latere updates bij de TenneT dochter mogelijk nog wat wijzigingen in deze vreemde cijfers kunnen gaan opleveren, waardoor de verhoudingen wat "normaliseren". 6. Evolutie van gecertificeerde zonnestroom productie / uitgifte van GvO's Ook voor deze parameter geldt, dat er geen update van de historische cijfers is gegeven, behalve voor de meer recente data vanaf mei 2021. In onderstaande grafiek daarom ook alleen de situatie van de meeste recente jaren. Voor een fraaie grafiek die verder terug gaat in de tijd, zie de update in de bespreking van het februari rapport van dit jaar, en het commentaar daarbij. De extractie van een continue reeks van zonnestroom productie data uit de nieuwe spreadsheets van CertiQ is niet eenvoudig omdat er terug gerekend moet worden naar maand van productie, er continu wijzigingen / bijstellingen zijn, en alle over verschillende periodes uitgegeven garanties van oorsprong (GvO's) voor gecertificeerde zonnestroom uiteindelijk per maand opgeteld moet worden. Bovenstaande grafiek is het uiteindelijke resultaat, met de meest recent beschikbare reeks van mei 2021 tm. februari 2023. In de maand rapportages lopen de productie resultaten altijd 1 maand achter op die van de opgestelde capaciteit. De productie is weergegeven in de blauwe curve (rechter Y-as als referentie, eenheid GWh = 1 miljoen kWh). Er zijn twee "drijvende krachten" achter het verloop van deze curve. Ten eerste natuurlijk de seizoens-variabiliteit, die zich uit in hoge producties in de zomermaanden ("toppen"), resp. lage output in de wintermaanden ("dalen"). Meestal is december de slechtst producerende maand. Eerder zagen we al dat, sterk afhankelijk van de gemiddelde instralings-condities in de betreffende maand, in de zomerperiodes hetzij mei (2020), juni (2019, 2021, 2022), of juli (2017, 2018) de best performer waren bij de productie. Voor de getoonde periode zijn de waargenomen "zomer pieken" beiden in juni gevallen. De piek in juni 2021 is gelijk gebleven t.o.v de vorige update (921 GWh). Die voor juni 2022 is inmiddels weer aangepast, met 0,6% bovenop de waarde in het februari rapport (1.223 GWh), naar alweer een nieuw record van 1.230 GWh in de huidige revisie. Februari 2023 zit momenteel, met de eerst beschikbare data, op 312 GWh. Dat is alweer 7,6% hoger dan de 290 GWh (gereviseerd) in februari 2022. De verwachting is, dat de piek volumes uit met name de laatste 2 jaar later nog wel iets kunnen worden bijgeplust. Zeker van de kleinere projecten, die niet maandelijks door een meetbedrijf worden gemeten, komen productiecijfers namelijk heel erg laat pas beschikbaar, en worden ze dan pas aan de databestanden van CertiQ toegevoegd. De tweede drijvende kracht achter deze curve is uiteraard de in het recente verleden zeer onstuimige groei van de projecten markt, met telkens flink meer, gemiddeld genomen steeds grotere PV projecten, wier nieuwe productie volumes in de loop van het kalenderjaar toegevoegd worden aan de output van het eerder al bestaande productie "park". Dat is dé drijvende kracht achter de steeds hoger wordende pieken (bovenop de verschillen in instraling van jaar tot jaar). De verwachting is, dat zelfs bij "redelijke" instraling (in vergelijking met de hoge niveaus in 2022), en met sterk vertraagde uitbouw van nieuwe productie capaciteit, komende zomer weer nieuwe piketpalen verzet zullen gaan worden. En dat er in een van de drie "zomerse" maanden mei, juni of juli, weer een nieuwe productie record gehaald zal gaan worden door de gecertificeerde PV populatie in Nederland. Progressie in winter"dips" In de productie curve is goed te zien dat de zogenaamde "winter-dips" ook op een steeds hoger niveau komen te liggen, a.g.v. de almaar toenemende productie capaciteit, die ook in de winter aan een toenemende hoeveelheid zonnestroom productie bijdragen. In deze laatste update blijkt december 2022 ook alweer een wat hoger volume te tonen, dan in de januari en februari rapportages. December 2022 komt inmiddels uit op 128,9 GWh. Dat is al 7,1% hoger dan in december 2021 (120,4 GWh), en is zelfs al een factor 4,4 maal het niveau van de "dip" in het winterseizoen van 2017/18 (jan. 2018 29,8 GWh, zie eerder gepubliceerde historische grafiek). De verwachting is dat met name de recentere maand productie cijfers later nog opgeplust zullen gaan worden. 7. Jaarproducties volgens Garanties van Oorsprong Een herziene versie van de grafiek met de jaarlijkse uitgifte van Garanties van Oorsprong (GvO's) werd gegeven in de analyse van de februari cijfers (link). Er is nog geen nieuwe revisie van de oudere cijfers, alleen van de data vanaf mei 2021. Omdat de oudere cijfers ondertussen flink gewijzigd kunnen zijn, kunnen er nog geen nieuwe totale volumes worden bepaald. Intern Januari 2023 flinke toename geregistreerde gecertificeerde zonnestroom capaciteit, 354 MWp, maar het verhaal is complexer bij CertiQ. Deel I. (8 februari 2023) CertiQ herziet cijfer presentatie methodiek - een nieuw tijdperk ? (8 februari 2023) Sinterklaas surprise november rapport CertiQ 2022 bleek een fopspeen: december rapport wederom "negatieve groei", 1e status update. (9 januari 2023, laatste analyse van "klassieke" maandrapportage, en links naar eerdere analyses in 2021 en 2022) Meer licht in de duisternis (?) omtrent ontwikkeling gecertificeerde zonnestroom portfolio in (2019-) 2020 bij CertiQ. (4 november 2020; vroege signalering van sterk wijzigende historische CertiQ data door Polder PV) Extern Statistische overzichten CertiQ (met vanaf begin 2023 nieuwe publicaties in de vorm van - ingewikkelde - spreadsheets, per maand een update, en een generieke update voor alle oudere records vanaf 2006) Statistieken archief CertiQ (zip files met alle oudere maandrapportages "klassiek pdf format") 1 april 2023: Zonnestroom productie Polder PV in maart: deceptie in vergelijking met maart 2022. In dit artikel worden de primaire productie gegevens van Polder PV's oude PV-systeem voor maart 2023 weergegeven. Data verkregen uit maandelijkse meterstand opnames van de 13 micro-inverters van onze, voor het kern-systeem inmiddels minimaal 22 jaar oude PV installatie (netkoppeling 1e vier zonnepanelen: 13 maart 2000; 2e set van 6 op 12 oktober 2001, gevolgd door kleinere toevoegingen in 2007 en 2010). De tabel met de producties van de verschillende "sets" zonnepanelen van Polder PV. Links is de productie in maart 2023 weergegeven; vervolgens de resultaten voor januari tm. maart 2023; helemaal rechts ter vergelijking de specifieke productie in record maand, maart 2022. Naast het opgestelde vermogen in Wp wordt de productie per groep in Wattuur (Wh) vermeld, ernaast de belangrijke afgeleide specifieke opbrengst (in kWh/kWp, hetzelfde als Wh/Wp), waarmee de uit verschillende vermogens bestaande deelgroepjes goed vergeleken kunnen worden. De "beste" specifieke opbrengsten in de sombere maand maart 2023 werden ditmaal wederom door onze oudste set panelen, 4 stuks 93 Wp modules, op 1 april 2023 reeds 8.419 dagen productief sedert de netkoppeling in maart 2000, behaald, 66,9 kWh/kWp. De 2 kleine Kyocera modules presteerden weer het slechtst, met 58,7 kWh/kWp in die maand. Het kern-systeem van 10 panelen / 1,02 kWp (lichtgroene band) had een opbrengst van bijna 66 kWh, wat neerkomt op een specifieke opbrengst van 64,3 kWh/kWp. Dat is een fors tegenvallende opbrengst, niet geheel vreemd gezien de vele regen en bewolkte dagen. In de reeks sedert 2001, is het de op 2 na slechtste maandproductie geweest voor deze 10 panelen. Het KNMI karakteriseerde maart 2023 als "Zeer nat, vrij zacht en somber". Er werden landelijk bezien slechts 120 zonuren gemeten tegenover 145 "normaal" (referentie periode 1991-2020). Het uiterste zuiden kwam er bekaaid vanaf met maar 100 uren zon (Maastricht zelfs maar 98 zonuren). Daar stond noord Nederland tegenover, met het "record" op Terschelling, waar 143 uren werden vastgesteld. Centraal gelegen De Bilt registreerde 117 zonuren tegenover 139 normaal. Helemaal rechts vindt u de spectaculaire specifieke opbrengsten gehaald in maart 2022. Deze zijn allemaal bijna 2 maal zo hoog dan de matige resultaten in maart 2023, wat een goede indicatie is van de soms forse verschillen van gelijkwaardige productie tijdvakken, tussen jaren onderling. In deze grafiek alle maandproducties van het kern-systeem van 10 panelen (1,02 kWp) bijeen, met elk kalenderjaar een eigen kleur. 2023 is in januari toegevoegd, met een lichtgele kleurstelling. Tot oktober 2001 waren er nog maar 4 panelen in het eerste systeem, en de producties daarvan zijn dan ook niet vergelijkbaar met de rest van de datapunten. Oktober 2010 was het hele systeem grotendeels afgekoppeld van het net, vandaar de zeer lage waarde voor die maand. Die wordt dan ook niet meegenomen in de berekening van het langjarige gemiddelde per maand, de dikke zwarte lijn in de grafiek. Maart 2023 is "zwaar ondergemiddeld" uitgevallen, met voor de hier getoonde set van 1,02 kWp (10 panelen) een productie van 65,6 kWh, een forse 21% onder het langjarige gemiddelde over 2001 tm. 2023 (83,2 kWh). De spreiding van de productie is voor maart zeer hoog, tussen de 58 en 121 kWh. Dat heeft te maken met grote verschillen in wolken bedekkingsgraad. Als het regelmatig bewolkt is, zoals in afgelopen maand, is de productie in deze maand sowieso zéér laag, ook door de nog relatief ongunstige zonnestand, en de nog vrij korte daglengte. Komen er veel (deels) onbewolkte dagen voor, zoals in maart 2022, is mede door de koude lucht, zeker in combinatie met wind, het rendement van de panelen hoog, vanwege de "negatieve temperatuur coëfficiënt" van kristallijn Silicium. Vandaar de behoorlijke verschillen die optreden, sterk afhankelijk van het generieke weertype in maart. In deze vergelijkbare grafiek zijn alleen de maandproducties van de laatste vier jaar getoond. In het huidige nieuwe exemplaar is, sedert het eerste maandrapport voor dit jaar, 2019 verwijderd, en 2023 toegevoegd (met nieuwe kleurstelling). Zelfs in zo'n relatief korte periode zijn de verschillen soms groot, met name in de lange zomerse periode. En komen ook buiten het hoge productie seizoen soms flinke extremen voor, zoals de record productie in maart 2022, en, daar tegenover staand, het zwaar tegenvallende resultaat in dezelfde maand in 2023. Polder PV is hierin niet byzonder, op het "productie onderdeel" van het Gathering of Tweakers forum, wordt door sommige contribuanten ook geklaagd over zeer lage producties, en vergeet men afgelopen maand liever zo snel mogelijk. In deze grafiek geef ik de cumulatieve opbrengsten per kalenderjaar voor alle voorgaande maanden per kalenderjaar. Met inmiddels het resultaat van de productie van januari tm. maart voor 2023, het eerste volledige kwartaal. Met daarin al forse verschillen tussen de jaren onderling. De eerste twee jaren (2000, 2001) gelden niet voor het gemiddelde of de mediaan, omdat er toen grotendeels nog maar 4 panelen aanwezig waren en de producties dus veel lager dan met tien panelen. Het gemiddelde voor 12 kalendermaanden is in de laatste oranje kolom weergegeven en bedraagt (periode 2002-2023) 152 kWh voor dit deel-systeem. We zien dat er 3 jaren zijn die in die periode hier duidelijk (en een viertal beduidend minder sterk) bovenuit steken. Het voor Polder PV beroemde jaar 2003 neemt hier meteen al "the lead", met 198 kWh, gevolgd door 2022, met name vanwege de zeer productieve maand maart, 187 kWh, en 2002, met 176 kWh. Januari - maart 2023 zit, vooral vanwege het sterk tegenvallende resultaat voor maart, ver onder het gemiddelde (achteraan weergegeven in de oranje kolom), met 133 kWh zo'n 12,3% onder dat langjarige gemiddelde. Met name door het enorme verschil tussen de producties in maart, is het verschil met de cumulatieve productie van januari tm. maart in 2022 zeer groot, 54 kWh (29% lager). Er zijn 2 jaren met een vergelijkbare of nog lagere output in het eerste kwartaal, toen deels defecte micro-inverters in het systeem aanwezig waren, waarvan vervanging lang duurde (QI 2004 en 2005). Ook 2010 zat laag in de boom, in de eerste drie maanden. In de grafiek is wederom de mediaan waarde voor de jaren 2002 tm. 2023 weergegeven, in de vorm van de horizontale, magenta streepjeslijn. Deze waarde ligt op een beduidend lager niveau dan het gemiddelde, op 144 kWh. De productie in QI 2023 ligt daar 8,5% onder. In deze grafiek zijn de voortschrijdende cumulaties van de energie (stroom) productie van het 1,02 kWp basis-systeem te zien, met elk jaar een eigen kleur. In een recente versie, die het hele kalenderjaar 2022 reeds toonde, voor de meeste "nieuwkomers" met zonnepanelen een absoluut record jaar, werd de op 1 na hoogste opbrengst voor het kern-systeem van Polder PV getoond. Wat lager dan de recordhouder 2003. Links onderaan zijn de eerste resultaten voor 2023 terug te vinden. Wat aanvankelijk iets bovengemiddeld begon, maar door de fors tegenvallende opbrengst in maart in cumulatie nu op een beduidend ondergemiddeld niveau ligt (133 kWh in de maanden januari tm. maart). Het kan verkeren, maar dat weet een ieder die een weers-afhankelijk productie systeem in/op huis heeft. Data Anton Boonstra, Siderea, NKP (toegevoegd dd. 11 april 2023) Vlak na het verschijnen van dit artikel waren er nog geen cijfers van de door mij geraadpleegde bekende data voorzieners gepubliceerd. Na het paasweekeind heb ik deze hier onder weergegeven. Anton Boonstra was uiteraard weer rap met zijn gegevens. Met betrekking tot de horizontale instraling in maart, was zijn conclusie ook duidelijk. Landelijk bezien, viel er 71,9 kWh/m² in het horizontale vlak in maart 2023, wat maar liefst 33,6% minder was, dan het zeer hoge niveau in maart 2022 (108,2 kWh/m²). De grootste absolute afwijkingen waren terug te vinden in Limburg (68,2 kWh/m²), resp. Friesland, die t.o.v. de andere provincies relatief hoog zat, met 76,3 kWh/m². In relatieve zin, liepen de verschillen t.o.v. maart 2022 uiteen, van 37,3% minder instraling in provincie Utrecht, tot 26,9% minder in Friesland. Kijkend naar de fysiek gemeten productie in een fors bestand van ruim 1.200 "tweaker" PV installaties op het PVOutput.org portal, lag de output gemiddeld genomen zelfs bijna 41% lager in maart 2023, dan in dezelfde maand in 2022, en wel, op een niveau van 62,3 kWh/kWp. Ditmaal waren de extremen, in absolute zin, Utrecht (59,5 kWh/kWp), resp. Noord-Holland (65,4 kWh/kWp). En in relatieve zin, wederom Utrecht, met maar liefst 43,2% minder productie in maart 2023 dan in dezelfde maand in het voorgaande jaar, resp. Friesland, met ook nog steeds een byzonder lage specifieke productie van minus 36,9% t.o.v. maart 2022. Mijn provincie Zuid-Holland bleek gemiddeld genomen uit te komen op 63,4 kWh/kWp in maart 2023. Vrijwel op het niveau van het kern-systeem van de oude installatie van Polder PV (zie tabel bovenaan). Kijken we naar de gemiddelde instraling in het eerste kwartaal, reconstrueerde Boonstra als nationaal gemiddelde 133,0 kWh/m², wat, vanwege de fors tegenvallende maand maart, 20,8% onder het gemiddelde in de eerste drie maanden van 2022 lag. Oost Nederland viel hier in absolute zin tegen, met waarden tussen de 127,5 kWh/m² in Overijssel, en 128,1 kWh/m² in Limburg. Zeeland stak zoals gebruikelijk ver boven de rest uit, met 141,1 kWh/m². Relatief bezien, deed Limburg ditmaal als rode lantaarn drager mee (23,8% minder instraling in het horizontale vlak dan in QI 2022). Groningen (-16,8%) en Friesland (-16,5%) hielden de schade beperkt t.o.v. QI 2022. Tot slot, weer terugkerend naar de fysiek gemeten producties bij de bijna uitsluitend residentiële installaties bij PVOutput.org, stelde Boonstra vast, dat er gemiddeld genomen een productie van 118,9 kWh/kWp is geweest in het eerste kwartaal van 2023, wat 26,4% lager lag dan de productie in QI van 2022. Daarbij behoorlijk sterk fluctuerend tussen 109 kWh/kWp in Friesland, en 129 kWh/kWp in Zeeland. Zuid-Holland kwam gemiddeld genomen op 122 kWh/kWp in het eerste kwartaal; Polder PV zat daar dus beduidend hoger, met bijna 131 kWh/kWp voor de tien panelen in het kern-systeem (eerste tabel). In relatieve zin, deed Noord-Holland het t.o.v. QI 2022 ditmaal het slechtst, met 28,1% minder opbrengst. Groningen kwam er - in relatieve zin - nog het "genadigst" van af, met 23,5% minder dan in het eerste kwartaal van 2022. Siderea Volgens Siderea.nl, was de stroomproductie uit zonnepanelen in maart 2023 "enkele procenten hoger dan 'normaal', waarbij als referentie periodes echter het tijdvak 1991-2010 wordt gebruikt. In de daar gepresenteerde landelijke opbrengst berekening komen de specifieke producties uit op waarden tussen de 63 kWh/kWp voor Rotterdam, en 72 kWh/kWp voor Leeuwarden voor PV-systemen met "gemiddelde oriëntaties", Voor projecten met "optimale" oriëntaties zijn de bijbehorende berekende (mogelijke) output cijfers 72 tot 82 kWh/kWp voor maart 2022. Waarbij ook Limburg in theorie tot het output niveau van Rotterdam zou moeten komen, bij goed werkende (optimaal georiënteerde) installaties. Nationaal Klimaat Platform Het Nationaal Klimaat Platform publiceerde een overzicht over maart op 4 april 2023, getiteld "Meer dan de helft stroom duurzaam opgewekt". Dat slaat op de 53% van de opwek van elektra die uit hernieuwbare bronnen is opgetekend voor maart 2023, wat een record niveau is, en wat vooral toegeschreven kan worden aan meer output van windenergie - en minder van zonnestroom. In maart 2022 lag het aandeel een stuk lager, op 39%. Zonnestroom had t.o.v. de totale productie in maart (incl. fossiel) een aandeel van 14,7%. Ondanks tussentijdse aanwas van de capaciteit, was de totale berekende productie van zonnestroom 10% minder dan in de (extreem zonnige) maand maart 2022. Windturbines presteerden, vooral door gunstige omstandigheden, het dubbele volume van dat in maart 2022. De totale productie van energie uit hernieuwbare bronnen, waarvan elektra slechts een deel is, was 17% hoger dan de output in maart 2022. De helft van de output kwam van zon en wind (bijna uitsluitend elektra). Het totaal is ruim 30 petajoule (PJ) geweest, waarmee, na de dip in februari (ruim 25 PJ), inmiddels de totale productie in januari weer is gepasseerd. Energieopwek.nl De brondata voor het Nationaal Klimaat Platform worden als vanouds berekend door de computers van En-Tran-Ce van Martien Visser (energieopwek.nl website). In maart 2023 waren de hoogste gemiddelde vermogens, berekend voor de output van zonnestroom in Nederland, achtereenvolgens, 2,9 GW (11 maart), 3,11 GW (15 maart), en zelfs 3,18 GW op 27 maart. Daarmee is de hoogste gemiddelde piek in maart 2023 alweer bijna 16% hoger dan het record in de zéér zonnige maart 2022 (2,75 GW op de 27e). Het record van 27 maart jl. komt neer op een berekende zonnestroom productie van 3,18 (GW) x 24 (uren) = 76,3 GWh. De laagste gemiddelde output werd voor maart 2023 berekend voor de 10e (593 MW, een dag productie van 14,2 GWh aan zonnestroom. Dat is wel alweer 27% meer dan het laagste niveau in februari dit jaar (op de 2e: 11,2 GWh). Op 15 maart werd voor die maand, by far, het hoogste momentane vermogen berekend midden op de dag, 11,71 GW. Het hoogste momentane niveau in februari was 9,19 GW. De wisselingen waren behoorlijk groot, en werden bovendien afgewisseld door hoge pieken in de windstroom productie, op stormachtige dagen (meerdere dagen bijna 8 GW, cumulatie van wind op land en off-shore). Het absolute record tot nog toe zou, volgens de (inmiddels alweer gewijzigde) "actuele historische" data op het Energieopwek portal, op 22 juni 2022 zijn behaald, met een momentane (berekende) output van maar liefst 12,85 GW (vorige update: 12,72 GW). De al langer voorkomende data glitch bij gegevens van het KNMI lijkt inmiddels te zijn hersteld voor die dag, de curve vertoont een "normaal patroon". Bronnen: Meetdata Polder PV sedert maart 2000 Berichten Boonstra (Twitter) Horizontale instraling maart 2023 t.o.v. maart 2022 per provincie (1 april 2023) Gemiddeldes specifieke maandproducties PVOutput.org systemen per provincie, maart 2023 vs. maart 2022 (1 april 2023) Horizontale instraling eerste kwartaal 2023 t.o.v. ditto in 2022 (1 april 2023) Gemiddelde specifieke producties PVOutput.org systemen per provincie QI 2023 vs. QI 2022 (1 april 2023) Horizontale instraling tm. 20 april 2023 (voorschot voor komende maand rapportage; 21 april 2023)
Maart: zeer nat, vrij zacht en somber (nieuwsbericht KNMI, 3 april 2023) Maart 2023. Zeer nat, vrij zacht en somber (maandoverzicht KNMI, definitief, 3 april 2023) Het klimaatverhaal van 2022 (KNMI, 27 december 2022, updated 1 januari 2023 met data van oudjaar 2022) 9 maart 2023: Eerste CBS data voor PV-capaciteit en zonnestroom productie kalenderjaar 2022. II capaciteit tabel en productie grafiek, voorlopig record jaargroei PV vermogen 2022. In het vorige artikel ben ik reeds uitgebreid ingegaan op de eerste volledige reeks met berekeningen van de maandelijkse en jaarlijkse producties van zonnestroom tm. 2022, door het CBS. Gelijktijdig is in een separate tabel een aller-eerste afschatting gegeven voor de accumulatie van PV capaciteit aan het eind van dat kalenderjaar, die neerkomt op ruim 18,8 GWp. Hetgeen, met de verder nog ongewijzigde data voor de voorgaande jaren, resulteert in een nog prematuur vastgestelde record jaargroei van 3.938 MWp. Er is verder nog niets bekend over aantallen installaties in 2022, behalve dan de al op 15 december 2022 door Polder PV uitgewerkte status voor medio dat jaar. Aangezien cijfers bij het CBS nogal wat wijzigingen ondergaan in de loop van de tijd, moeten die "half-jaar-cijfers" echter alweer als achterhaald worden beschouwd. Updates daarvan worden sowieso niet meer gepubliceerd door het CBS, dus het heeft ook niet zo'n zin om met die verouderde cijfers te gaan rekenen, of afschattingen te gaan maken voor "potentiële jaarvolumes". Verder zijn er inmiddels, wat de berekende jaarproducties voor alle als hernieuwbaar bestempelde bronnen betreft, enkele wijzigingen doorgevoerd vanaf kalenderjaar 2020. En is de eerste berekende jaarproductie voor 2022 gepubliceerd, inclusief voor zonnestroom. Polder PV publiceert in dit 2e CBS statistiek artikel de nieuwste versies van de bekende evolutie tabel van de capaciteits-ontwikkeling, én de bijgewerkte jaarproductie grafiek voor het grote zonnestroom dossier. Zonnestroom capaciteit - absolute cijfers Het CBS heeft voor 6 maart jl. een update doorgevoerd van de tabel "Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen". Dit soort type wijzigingen vinden elk jaar plaats, en worden, gaandeweg, ook in andere, gerelateerde tabellen geïmplementeerd. De cijfers voor 2020 waren al definitief, die voor 2021 betreffen nog steeds "nader voorlopige cijfers", maar zijn t.o.v. de update van 15 december 2022 nog steeds ongewijzigd. De resulterende jaargroei van 3.803 MWp in 2021 ligt nog steeds onder die van het voorgaande jaar (3.882 MWp). Het Nationale Solar Trendrapport 2022 van DNER had het aanvankelijk nog over een 4% hógere jaargroei in 2021 dan in 2020, maar heeft dat in het meest recente exemplaar voor 2023 (NSTR 2023) weer neerwaarts bijgesteld, kennelijk naar de nu nog vigerende 3.803 MWp resulterend uit de EOY cijfers van het CBS (groei in 2021 iets láger dan in 2020, zie tabel). Dit kan echter nog steeds wijzigen, de CBS cijfers voor 2021 zijn immers nog steeds "nader voorlopig". In onderstaande tabel, die ik bij elke wijziging van de CBS data sedert eind 2016 regelmatig ben gaan bijhouden, heb ik nu ook de eerste "officiële" cijfers voor 2022 opgenomen. Onderaan de tabel heb ik ook de toen nog zeer voorlopige status voor medio 2022 vermeld, van de hand van CBS. Dat cijfer moet als "verouderd" worden beschouwd, en zal niet meer worden ververst door het statistiek bureau. New
methodology CBS data developed as of year 2012; YOY growth 2012 uncertain
! In deze bijgewerkte tabel weer in de eerste kolom het kalenderjaar, in de 2e het allereerste officiële EOY accumulatie cijfer wat het CBS (ooit) heeft gepubliceerd voor het betreffende jaar, in de derde kolom het meest recent gepubliceerde (actuele) cijfer voor dat jaar. In de vierde kolom het verschil percentage tussen de eerste en de laatst bekende officiële opgaves. En in de laatste kolom de uit de meest recente data volgende jaargroei in het betreffende jaar. Nieuw toegevoegd in rood de allereerste afschatting van de eindejaars-accumulatie in 2022, 18.849 MWp. Dit komt grofweg overeen met de (eerste) afschatting in het Nationaal Solar Trendrapport 2023 van DNER (18,8 GWp). Maar de verwachting is dat dit nog flink kan worden bijgesteld. Zeer grote wijzigingen, zoals in recente jaren zijn voorgekomen, worden echter onwaarschijnlijker, omdat er al langere tijd een duidelijke afkoeling van de hoge capaciteit volumes inbrengende projecten markt is waar te nemen. Waardoor latere wijzigingen van de CBS cijfers vermoedelijk lager zullen uitpakken dan in recente, bij de grote projecten sterke groei vertonende jaren. De uit het EOY cijfer bepaalde voorlopige nieuwe jaarvolume (YOY) voor 2022 is momenteel al 3.938 MWp. Waarmee we, onder voorbehoud, een nieuw jaargroei record te pakken zouden hebben, wat 1,4% hoger (56 MWp) zou zijn dan het vorige record van 3.882 MWp YOY in 2020 (definitief volume), en zelfs 3,5% hoger dan de nog nader voorlopige 3.803 MWp aanwas in 2021. Afhankelijk van latere wijzigingen in de EOY volumes van 2021 en, vooral, 2022, kunnen deze verhoudingen echter nog beslist wijzigen. In theorie is het zelfs nog mogelijk, dat de jaargroei in 2021 boven die in 2020 uit zou kunnen komen, als de laatste bijstellingen van het CBS (meestal: opwaartse capaciteit aanpassingen) substantieel zullen blijken te zijn. Bovengenoemde (ruim) 3,9 GWp jaargroei in 2022 was, op basis van de eerste half-jaar cijfers van het CBS, gepubliceerd medio december 2022, ook de uitkomst van een verdubbeling van het toen vastgestelde eerste half-jaar volume (1.946 MWp), en komt dus niet echt als een verrassing. Wp/inwoner ratio Australia vs. NL (toegevoegd) Op basis van een vraag van Emiel van Druten op Twitter, heb ik ook nog even uitgezocht hoe het zit met het opgestelde vermogen aan zonnestroom installaties per hoofd van de bevolking (capacity/capita), n.a.v. berichten in 2022, dat Nederland wereldkampioen Australië op de hielen zou zitten, op dat punt. De afgelopen drie jaren was dat, op basis van officiële cijfers van Australië (Australian PV Insititute, resp. Population.net), 801 (2020), 980 (2021), resp. 1.116 Wp/inwoner (2022) voor "Down Under". Voor Nederland waren de cijfers, gebruikmakend van officiële CBS statistieken, achtereenvolgens, 636 (2020), 848 (2021), resp. 1.058 Wp/inwoner (2022). De ratio tussen deze "capacity/capita" cijfers voor Australië t.o.v. Nederland, is afgenomen van factor 1,26, via 1,16, naar nog maar 1,06. Het gaat dus erg spannend worden, of Nederland in staat is, om in 2023 wereldkampioen te gaan worden op dit vlak ... Aanpassingen CBS cijfers Dat er regelmatig forse aanpassingen worden doorgevoerd bij het CBS, heeft deels te maken met het feit, dat met name in het SDE dossier van RVO er nog veel wijzigingen en aanvullingen worden gepubliceerd, omdat daar geen "actuele stand van zaken" bekend is. Veel informatie, zeker ook voor (zeer) grote projecten als grote rooftops en zonneparken, die al lang geleden netgekoppeld zijn opgeleverd, komt pas zeer laat beschikbaar, hier kunnen soms vele maanden overheen gaan. Polder PV komt regelmatig nieuw door RVO vastgestelde "opleveringen" uit de jaren 2020 en 2021 tegen, die bij voorgaande (CBS) updates nog helemaal niet bekend (konden) zijn. Al deze late toevoegingen leiden tot - soms forse - aanpassingen in de RVO registraties. En die worden vervolgens weer gebruikt door het CBS om cijfers uit voorgaande jaren aan te passen. In 2020 ging het om een zeer aanzienlijk volume van 895 MWp t.o.v. de allereerste afschatting door het CBS. In 2021 is er 662 MWp meer volume bekend dan tijdens de eerste schatting op 7 maart. Daar staat tegenover, dat ik de laatste tijd veel grotere projecten op satelliet- en luchtfoto's tegenkom, waarbij de PV generator al langere tijd op het dak of op de veldopstelling ligt, maar een "ja" vinkje bij de SDE beschikking(en) bij RVO zeer lang op zich laat wachten. Dit is een zeer duidelijke indicatie, dat er fikse vertragingen bij de netaansluitingen bij dergelijke grote, hoge impact hebbende projecten, optreden. M.a.w., projecten die aan het eind van het jaar wel al een complete generator hebben, maar die nog niet zijn aangesloten aan het net, zullen pas in het opvolgende jaar in de statistieken gaan verschijnen. Dit maakt prognoses doen over de "officiële" nieuwbouw cijfers zo moeilijk, het blijft rondtasten in cijfermist. Jaarlijkse productie zonnestroom In dezelfde tabel als waar uit het nieuwe capaciteit cijfer voor 2022 is gehaald, houdt het CBS de productie cijfers voor hernieuwbare en niet hernieuwbare bronnen bij in de Nederlandse elektriciteits-markt. Voor de totalen bij de "hernieuwbare energie bronnen" zijn hierbij enkele cijfers op 6 maart enigszins gewijzigd voor de jaren 2020-2021. Voor zonnestroom bleven deze data stabiel. De eerst berekende productie data voor 2022 zijn toegevoegd, die ik hieronder weergeef. De door het CBS berekende jaarlijkse zonnestroom productie, van 1998 tm. 2022. Data tm. 2021 zijn stabiel gebleven, rechts is een eerste afschatting voor de productie in 2022 toegevoegd. De productie van zonnestroom nam van 2019 tm. 2022 enorm toe, van 5.399 GWh (2019), via 8.568 GWh (2020), en 11.495 GWh in 2021 (nader voorlopig cijfer), naar alweer een volume van 17.650 GWh†, in 2022 (nog zeer voorlopige afschatting). Daarmee is het relatieve aandeel van de "niet-genormalliseerde" zonnestroom productie in het binnenlandse bruto stroomverbruik alweer gestegen, van 4,42% in 2019, via 7,10% in 2020, en 9,39% in 2021, naar alweer 14,98% in 2022. Relateren we de productie aan de totale netto elektriciteitsproductie (exclusief eigenverbruik van o.a. gas en kolencentrales), zouden we in 2022 al op een aandeel zonnestroom van 15,46% van totaal zitten. Met name de afschatting voor 2022 kan nog flink worden aangepast in latere CBS updates, dat voor 2021 vermoedelijk slechts in geringe mate. In de totale productie cijfers bij elektra uit hernieuwbare bronnen zijn er wel wat wijzigingen geweest t.o.v. de status op 15 december 2022. Wat vooral te maken heeft met zeer late bijstellingen van diverse biomassa stromen, waarvoor de rapportages sowieso complex zijn, en grondig moeten worden "getoetst" (door RVO). Deze nieuwe totaal volumes vindt u in onderstaand staatje terug. 2022 is voor het eerst toegevoegd. Niet vermelde cijfers / jaren zijn ongewijzigd gebleven.
† Licht afwijkend van de optelling van de maandvolumes in het vorige artikel (17.675 GWh). Weergegeven is het jaarcijfer zoals vermeld in de CBS tabel. Dergelijke kleine discrepanties komen vaker voor bij vergelijkingen van cijfers tussen tabellen onderling, en zijn meestal terug te voeren op afrondings-verschillen. Bronnen Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen (CBS tabel, update 6 maart 2023) Elektriciteitsbalans; aanbod en verbruik (CBS tabel, update 6 maart 2023) 8 maart 2023: Record zonnestroom productie 2022 - CBS vs. Energieopwek.nl cijfers. Deel I. Op 6 maart werd door het CBS een artikel met de stand van zaken gepubliceerd m.b.t. de zogenaamde elektriciteits-balans, met cijfers tm. eind 2022, waarmee de voorlopige resultaten voor het hele jaar bekend zijn geworden, en het laatste kwartaal van dat jaar afgerond. Uiteraard kunnen die data later nog worden bijgesteld, maar in dit artikel kunnen we alvast een eerste indruk geven van de stand van zaken. Zo ook voor zonnestroom, waarop hier meer in detail wordt ingegaan. Volgens de - herziene - berekeningen van het CBS werd een record zonnestroom productie bereikt, wat, alleen al bij deze eerste tussenresultaten, maar liefst 54% meer zou zijn dan in 2021. In het laatste kwartaal van vorig jaar werd zelfs ruim 55% meer zonnestroom geproduceerd dan in dezelfde periode in 2021, volgens de CBS data. Juni is tot nog toe officieel record houder, met een berekende productie van, momenteel, 2.653 GWh. Generiek bezien werd er over het gehele jaar 2022 11% minder elektra uit fossiele bronnen geproduceerd. Tegelijkertijd nam het aandeel stroomproductie uit hernieuwbare bronnen toe, van 33% (2021), naar al 40% van het totaal, in 2022. In onderstaande ververs ik enkele reeds eerder gemaakte evolutie grafieken, voor een voorlaatste update, zie analyse van status datum 6 september 2022. Voor alle grafieken en data geldt dat deze voor 2020 "definitief", voor 2021** nog "nader voorlopig", en voor 2022* "voorlopig" zijn. De cijfers kunnen achteraf dus nog aangepast worden door het CBS, het meest waarschijnlijk, en in behoorlijke mate, voor 2022. Nadere aanpassingen voor 2021 zullen vermoedelijk beperkt blijven. Ten overvloede: 1 GWh = 1 miljoen kWh; 1 TWh = 1.000 GWh = 1 miljard kWh. 1. Maandelijkse zonnestroom producties per kalenderjaar In deze grafiek zijn de berekende nationale zonnestroom producties voor alle resterende maanden van 2022 toegevoegd, waarmee de curve voor dat jaar wordt "gesloten" (bruine lijn). Duidelijk is, dat met name vanwege de continue, en forse capaciteits-uitbreidingen, de berekende producties in die grote populaties almaar blijven toenemen. Daar bovenop kunnen sombere dan wel zeer instralings-rijke maanden extra afwijkingen in de grafiek veroorzaaken. Wat dat laatste betreft, is er bijvoorbeeld een duidelijk verhoogde piek in de zeer zonnige maand maart te zien in 2022: herberekend 1.498 GWh, maar liefst 76% hoger dan in maart 2021. Het voorlopig vastgestelde maandrecord vond plaats in juni 2022, wat met, herberekend, 2.653 GWh productie, 45% uitkwam boven de voormalige record houder, juni 2021 (1.831 GWh). Genoemde bijna 2,7 TWh is vergelijkbaar met ruim 73% van de jaarproductie van kernsplijter Borssele in 2021 (3.618 GWh, zie jaarverslag EPZ). In juni 2022 werd alweer ruim 22 maal zoveel zonnestroom geproduceerd dan in juni 2015, volgens de berekeningen met de meest recente data van het CBS. December is de minst productieve maand, maar door de continue nieuwbouw van PV capaciteit, neemt de berekende productie uiteraard ook in die maand continu toe. Van 26 GWh in december 2015, tot, inmiddels, al 294 GWh in december 2022, ruim 11 maal zo veel. Daarmee neemt wel het verschil met de zomerse producties verder toe, omdat die in absolute zin sneller groeien, dan de aanwas in de wintermaanden. Dit scheelt momenteel in deze vergelijking een factor 2 bij de verschil-waarden. 2. Evolutie maandelijkse zonnestroom producties en gemiddelde maandvolumes per jaar In bovenstaande grafiek worden wederom de (deels nieuwe) berekende maandproducties in sequentie weergegeven, van januari 2015 tm. december 2022, met daarbij inbegrepen eventuele wijzigingen / bijstellingen van eerder gepubliceerde data. Met name de cijfers voor 2022 zijn behoorlijk aangepast t.o.v. de vorige analyse van Polder PV. De hoogste maandproducties per jaar zijn hier ook getals-matig weergegeven. Deze namen toe van 152 GWh tot 1.831 GWh in juni 2021. Juni 2022 ging daar echter alweer zeer fors overheen, met momenteel 2.653 GWh (vorige update nog 2.479 GWh). Dit nog exclusief later te verwachten bijstellingen als gevolg van de gebruikelijke aanpassingen van de capaciteits-cijfers, die zelfs ook nog voor 2021 zouden kunnen veranderen. De laagste berekende maandproductie in deze reeks, 26 GWh, was voor december 2015. Met horizontale streepjeslijnen heb ik de gemiddelde maandproductie per kalenderjaar aangegeven, die uiteraard ook flink is toegenomen de afgelopen jaren. De "sprong" naar hogere niveaus in het "minder zonnige" 2021 is iets minder groot dan in het zonnige jaar 2020. Maar de toename is onmiskenbaar, en kwam op een niveau van 958 GWh/maand gemiddeld, in 2021 (van 714 GWh/maand in 2020). Door een combinatie van blijvend hoge capaciteits-groei van PV installaties en, vooral, een extreem zonnig jaar, werd in 2022 een opvallend nieuw record niveau bereikt van gemiddeld 1.473 GWh/maand. Dat ligt alweer 54% hoger (!) dan het voorgaande hoogste gemiddelde niveau in 2021. Kwartaal productie ook naar record niveau Wat de kwartaal producties betreft: ook hier is weer een record te melden, en wel 6.972 GWh in het tweede kwartaal van 2022 (aangepaste cijfers). Dit is 3 maal zo veel productie dan in het eerste kwartaal, wat logisch is, omdat daar 2 winterse maanden met korte dagen in zitten. Maar, belangrijker, het is alweer ruim 48% meer dan de berekende productie in het tweede kwartaal van 2021 (4.700 GWh). In 2022 volgt het derde kwartaal op enige afstand van QII, met 6.604 GWh. In deze tabel staan per maand, voor de jaren 2019-2022, de door het CBS (her)berekende zonnestroom producties (in GWh). Links van de zwarte balk de absolute producties, met onderaan de jaar volumes. Toenemend van 5,4 TWh in 2019, via 8,6 TWh in 2020, 11,5 TWh in 2021**, tot alweer 17,7 TWh in 2022*. Cijfers voor 2021-2022 kunnen nog wijzigen in een later stadium. Rechts van de zwarte balk zijn de verschillen in de afzonderlijke maandproducties tussen, achtereenvolgens 2019-2020, 2020-2021, en 2021-2022 weergegeven. Met telkens in de linker kolom het absolute verschil in berekende productie, en rechts ernaast, het relatieve verschil t.o.v. de productie in de betreffende maand van het eerstgenoemde jaar, in procent. De extremen bij de relatieve verschillen vinden we voor 2020 t.o.v. 2019 tussen 11% voor februari, resp. 114% voor maart. In de vergelijking van 2020-2021 zijn de extremen terug te vinden bij mei (12% verschil t.o.v. mei 2020), resp. februari (109% meer productie in 2021 dan in 2020). Voor de verschillen tussen 2021 en 2022 is dit wederom het laagst in februari (27%), en het hoogst in maart (76% meer productie in deze exceptioneel zonnige maand in 2022 t.o.v. maart 2021). Augustus 2022 zit ook relatief hoog in de boom bij de berekende productie verschillen t.o.v. dezelfde maand in 2021 (73%). Onderaan zien we de relatieve toenames op jaarbasis, met de meest recente data: 59% productie groei tussen 2019 en 2020, resp. 34% toename tussen 2020 en 2021. Tussen 2021 en 2022 is weer een stevige versnelling te zien, met 54% meer berekende productie in afgelopen jaar dan in het voorgaande jaar. Helemaal achteraan volgt ook nog een vergelijking tussen de maand producties in 2022 t.o.v. de situatie in 2019. De relatieve verschillen in 3 jaar tijd zijn ronduit opmerkelijk, tussen de 170% in december, en zelfs 391% in maart. Maart was een heel duidelijke "outlier", vorig jaar, zie de productie bespreking van het Polder PV systeem. Het KNMI kwalificeerde die maand als de "Zonnigste maart sinds het begin van de metingen". Over het hele jaar genomen, was er 227% meer zonnestroom productie in 2022 dan in 2019. In het vierde kwartaal van 2022 werd ruim 55% meer zonnestroom geproduceerd dan in de laatste drie maanden van 2021 (1.759 GWh t.o.v. 1.132 GWh). Het tweede half-jaar van 2022 leverde zelfs 58% meer zonnestroom productie op, dan in de laatste 6 maanden in 2021 werd gegenereerd. 3. Vergelijking berekeningen maandelijkse zonnestroom producties CBS versus Energieopwek.nl In deze grafiek worden de maandproducties zoals berekend door het CBS (blauwe curve) vergeleken met de producties die berekend zijn uit opgaves van "het gemiddelde etmaal vermogen" voor zonnestroom in het Energieopwek.nl data portal (oranje curve). Dit laatste werd opgezet in opdracht van, en gebruikt voor de communicaties vanuit het Klimaatakkoord. Dat is sedert begin 2023 overgenomen door de opvolger organisatie, het Nationaal Klimaat Platform. Brein achter het Energieopwek.nl portal is Martien Visser van de Hanzehogeschool / En-Tran-Ce te Groningen. De curves komen grofweg genomen redelijk met elkaar overeen, terwijl er andere methodieken cq. fine-tuning worden gebruikt bij de berekeningen, wat de relatieve betrouwbaarheid van de gedeelde resultaten versterkt. Wel zijn er ook duidelijke verschillen waar te nemen, met name bij de berekeningen voor de zomerse maanden. Daarbij lagen de CBS data aanvankelijk onder die van Energieopwek.nl (2016 - 2017), maar zijn ze vanaf 2018 er bij tijd en wijlen een stuk boven gekomen. Dit heeft waarschijnlijk te maken met enkele wijzigingen die bij Energieopwek.nl sedert begin dit jaar zijn doorgevoerd, en die vooral voor 2022 met terugwerkende kracht het nodige effect hebben. Ik heb alle historische berekende maandproductie resultaten gecheckt, en bevonden dat alle resultaten neerwaarts zijn bijgesteld. Visser had al aangekondigd dat hun modellering ge-finetuned zou gaan worden, waarbij er rekening gehouden zou gaan worden met productie "remmende" effecten, zoals oost-west opstellingen die nog niet als zodanig waren verdisconteerd, tijdelijke uitval door peak-shaving ingrepen, en nieuwe eisen aan projecten om de omvormer capaciteit nog maar op zo'n 50% van de generator capaciteit te mogen installeren (binnen de nieuwe SDE regelingen). U ziet hierdoor met name in de zomer van 2022 een flink verschil ontstaan tussen de berekeningen van het CBS en die van het Energieopwek.nl portal. Het grootste absolute verschil is te vinden in juni 2022, met 277 GWh minder productie bij laatst-genoemde. Dat komt neer op een 10% lager niveau dan berekend door het CBS in die maand. Dat is echter in relatieve zin niet het grootste verschil, want dat zien we terug in oktober 2017, toen Energieopwek.nl zelfs 23% lager zat dan de berekening van het CBS. Energieopwek.nl zit echter soms ook hoger in de boom dan het CBS bij hun berekeningen. Het grootste positieve verschil was 39% meer berekende productie dan het CBS, in december 2021. Ook in 2022 zijn er enkele maanden waarbij Energieopwek.nl hoger uitkomt, de hoogste percentages vinden we bij de wintermaanden januari en december terug (17% meer dan CBS). Energieopwek.nl heeft altijd sneller data dan het CBS. Daar staat tegenover, dat het CBS een langere data historie kent. In 2015 waren er bijvoorbeeld al data, net als in voorliggende jaren, Energieopwek.nl heeft pas cijfers vanaf 2016. Beide reeksen worden naderhand vaak weer bijgesteld, op basis van nieuwe inzichten, en fijnere modelleringen. Bovenstaande verschillen berusten op de huidige, meest actuele cijfer reeksen. Jaarproducties CBS vs. Energieopwek.nl Bij de (her)berekende jaarproducties komen we de afgelopen vier jaar op de volgende bevindingen. Hieronder zijn de door het CBS opgegeven kalenderjaar producties getoond, gevolgd door de berekende maandopbrengsten gecumuleerd per jaar voor de data van Energieopwek.nl. De afwijkingen zijn nogal gewijzigd t.o.v. de berekeningen in de voorlaatste update, vooral ook omdat bijna alle maand data van Energieopwek.nl neerwaarts zijn bijgesteld:
Aangezien het zeker bij 2022 nog om voorlopige resultaten gaat, kunnen de verhoudingen tussen de 2 data leveranciers beslist nog wijzigen. Het verschil is nogal toegenomen, wat vooral te wijten lijkt te zijn aan de aangepaste reken methodiek van Energieopwek.nl. De verschillen tussen de twee datasets kunnen in de laatste 2 jaar nog wat afnemen. Het CBS past namelijk sowieso regelmatig berekeningen aan op basis van hun meest recente bevindingen omtrent de opgestelde capaciteit (voor staatje met de meest recent bekende bijstellingen per kalenderjaar, zie Polder PV overzicht van 15 december 2022). Martien Visser van Energieopwek.nl, past zijn berekeningen ook (met terugwerkende kracht) aan als het CBS de capaciteits-cijfers per kalenderjaar wijzigt, omdat die de basis vormen voor de berekende momentane vermogens en producties gepubliceerd op de Energieopwek.nl site. 4. Zonnestroom productie per jaar 1998-2022 en aandeel in binnenlands stroomverbruik Zie de vorige analyse van 15 december 2022 voor de jaarlijkse productie grafiek van nationale zonnestroom volgens het CBS, tm. 2021. Deze zal binnenkort in de volgende CBS update aangepast gaan worden, en aangevuld met de eerste resultaten voor 2022: 17.650 GWh productie van zonnestroom, in dat jaar. Het CBS geeft in een separate tabel (Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen) ook aan wat het aandeel van deze productie is geweest t.o.v. het (momenteel bekende) binnenlandse elektricteitsverbruik in 2022 (formulering volgens Europese afspraken, dus niet gerelateerd aan opwek). Dat aandeel is, volgens de laatst bekende CBS cijfers, gestegen van 9,39% (2021) naar 14,98% (2022). Dit is beduidend meer dan de 13,8% geclaimd door DNER in het Nationaal Solar Trendrapport 2023 (zie ook artikel van 9 februari 2023, op Solar365.nl). Zouden we het zonnestroom volume afzetten tegen de netto elektriciteitsproductie in Nederland, waarbij de eigen verbruik volumes voor bijv. gas- en kolencentrales zijn afgetrokken, zou het aandeel zonnestroom al zijn gestegen van 9,69 naar 15,46 procent, volgens de huidige CBS data. 5. Zonnestroom productie per jaar ten opzichte van andere "hernieuwbare" modaliteiten
In deze bijgewerkte grafiek is de door het CBS berekende jaarlijkse elektra productie van vier als "hernieuwbaar" beschouwde bronnen getoond in de periode 2015 tm. 2022, met de laatst bekende data uit een separate CBS tabel, met peildatum 6 maart 2023. Zonnestroom is hierin weergegeven als de gele lijncurve, met de elders in dit artikel reeds behandelde, ook in de grafiek weergegeven jaarproducties, culminerend in 17,65 TWh in 2022 (voorlopig cijfer). Zonnestroom haalde biomassa (bruine curve) in 2019 in, en is er verder op uitgelopen in de opvolgende jaren. Waarbij er opeens een enorme voorsprong ontstond in 2022, omdat de productie uit biomassa zelfs omlaag ging t.o.v. 2021. Daarbij moet wel de waarschuwing, dat dit nog enigszins kan bijtrekken, omdat volledige cijfers voor productie bij deze veelomvattende optie pas heel laat beschikbaar komen. De meer opbrengst bij zonnestroom was grotendeels te wijten aan de weer flinke capaciteit toename van het netgekoppelde PV installatie park, in combinatie met de uitzonderlijk zonnige condities in vrijwel het hele jaar 2022. Voor windenergie (donkerblauwe curve) zijn die cijfers meestal niet zeer moeilijk te verkrijgen, alle windturbines zijn gecertificeerd bemeten en alle productie is als "hernieuwbaar" te bestempelen, dus de getoonde cijfers zullen vermoedelijk niet veel meer wijzigen, tenzij de bemetering van nieuw in dat jaar opgeleverde windparken nog niet helemaal op orde was. De productie is ongeveer rechtlijnig toegenomen in de jaren 2020 - 2022. Er was een toename, van 18,00 TWh in 2021 naar 21,15 TWh in 2022, een stijging van 17,5%. Ook dit was grotendeels te wijten aan een toename van de opgestelde capaciteit. Het CBS claimt daarbij, dat de capaciteiten voor windturbine vermogen en zonnestroom systemen in 2022 met, afgerond, 1 GW resp. 4 GW zouden zijn toegenomen. Voor zonnestroom komt dat "grofweg" overeen met de prognose van 3,9 GWp nieuwbouw in het op 1 februari verschenen Nationaal Solar Trendrapport 2023 van DNE (artikel bij Solar365.nl). Ik kom hier binnenkort nog op terug. Of deze lijn doorgezet kan worden mag echter worden betwijfeld. Nieuwe windparken op land ontwikkelen is zeer lastig geworden, en wordt met de nodige schijnargumenten tegengehouden door vele partijen. Dus als de trends zo aanhouden, kruipt de nationale zonnestroom productie steeds dichter richting de totale output van windenergie in Nederland. Een byzonder fenomeen, want in veel landen met relatief lage hydropower capaciteit blijft windenergie ongeslagen - en met grote afstand - kampioen bij de als "hernieuwbaar" te beschouwen stroom opwekking opties. De gecertificeerde productie voor waterkracht viel, na een tijdelijke stijging van 0,05 naar 0,09 TWh in 2020-2021, weer terug naar het lage niveau van 0,05 TWh in 2022 (onderste lichtblauwe lijn). Het blijft een zeer beperkt volume, en zal niet sterk kunnen groeien, vanwege de geografische beperkingen in het vlakke land genaamd Nederland. In de donkergroene curve bovenaan wordt het totale volume van deze vier modaliteiten getoond. Wat een aanwas kende van 39,37 TWh (2021) tot, voorlopig, 47,51 TWh in 2022, een groei van bijna 21%. De Compound Annual Growth Rate (CAGR) was in de periode 2015-2022 gemiddeld 20,3% per jaar. Gemeten over de lange periode van 1998 tm. 2021 was het nog steeds een zeer respectabele 14,1% gemiddeld per jaar. Het aandeel van zonnestroom in de "mix" van deze vier modaliteiten is fors gestegen, van 8,5% in 2015 via ruim 20% in 2018, naar, voorlopig, ruim 37% in 2022. De relatieve stijging t.o.v. het voorgaande jaar was, in de getoonde periode, het grootst in 2018, toen 68% meer productie werd vastgesteld dan in 2017. Ook in 2020 was de toename aanzienlijk, 59%. De meer opbrengst in 2022 is, t.o.v. de output in 2021 voorlopig bijna 54%, een prima prestatie. Latere te verwachten bijstellingen van de bron-cijfers bij het CBS kunnen hier nog wat verandering in gaan brengen. 6. Hernieuwbaar in de stroom / energie "mix" - overige cijfers
Bron: CBS (artikel 6 maart 2023) Het CBS toonde in hun artikel van 6 maart jl. dit diagram, met de totale (netto) producties van 3 deelverzamelingen in de elektra sector. In de getoonde periode van 2018 tm. 2022, met in de beginjaren een lichte stijging van de totale productie was de maximum productie van alle stroom genererende bronnen 119,9 TWh (terawattuur), in 2020. Dit is de afgelopen 2 jaar gestaag afgenomen, naar een vrijwel identiek niveau van 118,4 TWh in 2021 en 2022 (plateau fase in de totale stroom productie). De bijdrage van fossiele bronnen (met name aardgas en steenkolen) was in 2019 nog zeer hoog (91,6 TWh, bijna 78% van het totaal volume), het aandeel van hernieuwbare bronnen was toen bijna 19%. Onder druk van diverse crisissen, klimaatdoelstellingen, en de uitbouw van duurzame energie, is het aandeel van "fossiel" de afgelopen drie jaar flink onderuitgegaan. In 2022 is dat, met 66,5 TWh, namelijk nog maar ruim 56% van het totaal volume, het was 11% minder dan in 2021. Vooral de productie uit aardgas daalde flink, met 16% naar 46,9 TWh, o.a. vanwege de zeer hoge prijsstelling in de markt. Helaas bleef mede daardoor, en vanwege de opheffing van het productie maximum, de kolenstook op niveau, er werd weer bijna evenveel productie uit kolen gehaald als in 2021 (ongeveer 16,5 TWh). Terwijl het aandeel "kernenergie + overig" vrijwel stabiel bleef, is tegelijkertijd de hoeveelheid productie van stroom uit hernieuwbare bronnen flink toegenomen, van 22,0 TWh in 2019, naar al 39,4 TWh in 2021, en 47,4 TWh in 2022. Resulterend in een toename van het aandeel van ruim 33% (2021), naar al 40% op de totale productie van elektra in 2022. De productie toename van stroom uit HE bronnen was 20,4% tussen 2021 en 2022. Tot slot Het data instituut sluit af met een korte paragraaf over stroomproductie in buurlanden, en import en export van elektriciteit. Bij 11% afname van de import en gelijktijdig hetzelfde percentage groei van de export van elektra, werd Nederland in 2022 weer netto een exporteur van elektriciteit (19 TWh in, 23 TWh uit). Invoer uit Noorwegen en Duitsland nam fors af vanwege beperkte mogelijkheden van de hydropower centrales in een zeer droog jaar, resp. de planmatige, continuerende sluiting van kerncentrales bij de oosterburen. De invoer uit het Verenigd Koninkrijk nam toe a.g.v. goede wind productie cijfers. Vanwege langdurig onderhoud aan veel kerncentrales in Frankrijk, moesten zowel Duitsland als België beroep doen op Nederland voor stroom importen, die dus extra hoeveelheden elektra die kant op stuurde. De wijzigingen in de import- en export cijfers worden in het CBS artikel in de laatste 2 grafieken aldaar weergegeven. Bronnen Aandeel hernieuwbare elektriciteit met 20 procent gestegen in 2022 (CBS nieuwsbericht, 6 maart 2023) Elektriciteitsbalans; aanbod en verbruik (CBS Open Data tabel, update 6 maart 2023; selectie Polder PV) 7 maart 2023: CertiQ / VertiCer update februari 2023 - nieuwe en bijgestelde cijfers gecertificeerde zonnestroom, hoge toevoeging capaciteit januari, zeer lage hoeveelheden in februari. In een serie van drie artikelen ben ik in januari uitgebreid ingegaan op de drastisch gewijzigde manier waarop CertiQ (onderdeel van VertiCer) haar data over gecertificeerde duurzame energie is gaan publiceren. Onder andere op basis van een dringend, expliciet verzoek van Polder PV, om actuele historische gegevens beschikbaar te maken, vanwege het teleurstellende wegvallen van de revisies van de jaaroverzichten bij de TenneT dochter. Uiteraard beperkt Polder PV zich daarbij tot de zonnestroom cijfers, die vormen bij elkaar genomen al een omvangrijk dossier. De wijzigingen hebben geresulteerd in nieuwe, nogal complexe maandelijkse updates in de vorm van spreadsheets, waaruit, met het nodige kunst en vliegwerk, de klassieke data (zoals bijgestelde jaargroei volumes, evolutie van de productie cijfers van gecertificeerde zonnestroom), en nieuwe cijfers over, bijvoorbeeld de evolutie van de verschillende grootteklasses bij de gecertificeerde PV-projecten zijn te extraheren. Polder PV rapporteerde in detail over de eerste versie van deze nieuwe rapportages, in een historische toelichting (8 feb. 2023), een analyse van het eerste maandrapport (ditto, betreffende januari 2023), en een uitgebreide rapportage van de nieuwe, fors gewijzigde, "historische data" over de complete tijdlijn vanaf januari 2006 (14 februari 2023). In de huidige analyse brengt Polder PV de nieuwe resultaten voor februari, alsmede een synthese van de deels weer aangepaste historische data, in de vorm van diverse grafieken. Ik verwijs voor commentaar op de aard en complexiteit van de data, de duiding daarvan, en enkele technische voetnoten, gaarne op bovengenoemde drie eerste artikelen over deze nieuwe data input en -policy van CertiQ. Ik zal niet alle grafieken elke maand gaan (her)publiceren, maar zal waarschijnlijk eens in het kwartaal deels nieuwe versies brengen met de meest recente data (inclusief de gewijzigde historische cijfers). Het is voor mij ook nog een beetje "zoeken" op welke wijze de beschikbare data het best gepresenteerd kunnen worden. Niets nieuws onder de zon Hierbij moet ook worden gezegd, dat de voor sommigen wellicht verwarrende, continu wijzigende cijfers, beslist geen "nieuw fenomeen" betreffen. Dit is altijd al staande praktijk geweest bij CertiQ. Niet alleen werd dat zichtbaar in de soms fors gewijzigde cijfers in de herziene jaar rapportages tot en met het exemplaar voor 2019. Helaas zijn daarna geen jaarlijkse revisies meer verschenen. In een tussentijdse analyse van "oorspronkelijk gepubliceerde", en "toen actuele, bijgestelde", werd al duidelijk, dat de databank van de TenneT dochter continu wijzigingen ondergaat, zoals geïllustreerd in de Polder PV analyse van 4 november 2020. In dit opzicht, is er dan ook "niets nieuws onder de zon". De wijzigingen zijn er altijd al geweest, alleen zijn ze nu - met de nodige moeite - dan ook regelmatig "zichtbaar te maken", door de nieuwe wijze van rapporteren door CertiQ. Voordat we de huidige resultaten bespreken, hoort hier natuurlijk nog wel de blijvend belangrijke disclaimer bij alle (zonnestroom) data van CertiQ:
Het overzicht met de eerste cijfers over februari 2023 verscheen in de nieuwe, drastisch gewijzigde vorm bij CertiQ op 1 maart 2023. Door enkele privé zaken, en de complexiteit van de brondata, ben ik nu pas toegekomen aan de publicatie van mijn analyse.
1. Accumulatie curves 2006 tm. februari 2023 Accumulatie curves voor de aantallen bij CertiQ ingeschreven PV-installaties (blauwe curve, referentie linker Y-as), resp. de daarmee gepaard gaande capaciteit (donker oranje curve, referentie rechter Y-as, in MWp). Bij de aantallen is er, na een stevige groeifase in 2008-2012, langere tijd een "plateau fase" geweest tussen 2013 en 2015, vanaf het voorjaar van 2015 begon dat aantal weer te stijgen, en vanaf 2018 harder toe te nemen. Door met name net congestie problemen en diverse andere oorzaken is het tempo in 2022 weer sterk onder druk komen te staan. Bij de cumulatieve capaciteit is er met name vanaf 2015 een versnelling gekomen, die sedert eind 2018 versneld heeft doorgezet en lange tijd een zeer hoog tempo heeft laten zien. Pas in 2022 is, om vergelijkbare reden als bij de aantallen nieuwe projecten, het tempo tijdelijk afgezwakt, maar is er ook weer een tijdelijke versnelling zichtbaar. De projecten worden hierbij gemiddeld steeds groter (schaalvergroting in de projecten markt). De historische data zijn niet altijd consequent / logisch, zoals enkele "rafels" in de capaciteit curve laten zien. Hier kunnen verschillende redenen voor zijn, zie de toelichting van CertiQ. In het februari overzicht worden voorlopig voor het eind van die maand de volgende twee basis parameters opgegeven (die later beslist nog zullen wijzigen): 33.498 ingeschreven PV-projecten, met een geaccumuleerd nominaal vermogen van 9.917 MWp. Verwarrende data Ook komen er nog steeds verwarrende data voor. Zo zijn er rond de jaarwisseling van 2019 / 2020 ook enkele entries die een andere technologie code hebben gekregen, en daarbij als "kristallijn silicium" zijn bestempeld, maar dan wel weer zónder toewijzing aan een grootteklasse. Alle andere PV projecten hebben géén specifiek (sub-)techniek stempel gekregen (met als keuze mogelijkheid kristallijn of dunnelaag), de overgrote meerderheid is in Nederland in ieder geval dominant klassiek kristallijn. Dat enorme marktsegment wordt de laatste jaren verder gedomineerd door monokristallijne zonnepanelen, maar zo'n soort segmentatie komt in het geheel niet voor bij CertiQ of bij de diverse vergelijkbare certificerende organisaties in het buitenland. Genoemde "afwijkend bestempelde" projecten (in feb. 2020 2 exemplaren, bij elkaar ongeveer een halve MWp), zijn vanaf de maart rapportage van 2020 niet meer als zodanig terug te vinden, en hebben vermoedelijk hun aanduiding "kristallijn" verloren in het databestand van CertiQ. In de drie maand rapporten dat deze projecten voorkomen, heb ik ze bij de totalen voor PV toegevoegd. Het eerder al benoemde, nog steeds in de historische data ("installaties") voorkomende project "zonne-energie ongespecificeerd", en elektra producerend (PVT installatie ?) komt niet voor in de februari update, en is ook in deze analyse genegeerd. 2a. Evolutie van drie basis parameters gecertificeerde PV-installaties CertiQ juli 2021 - feb. 2023 In deze grafiek, met de meest recente actuele en gewijzigde data uit de februari rapportage van CertiQ, de stand van zaken tussen juli 2021 en februari 2023. De blauwe kolommen geven de ontwikkeling van de aantallen installaties weer (ref.: rechter Y-as), voorlopig culminerend in 33.498 exemplaren, begin maart dit jaar, slechts 11 projecten meer dan het gewijzigde volume voor eind januari. Diverse data zijn alweer gewijzigd t.o.v. de januari update. Zo is de stand van zaken voor eind (december) 2022 nu 33.447 projecten, in het vorige rapport waren dat er nog 33.349. In de gele kolommen (ref. rechter Y-as, in MWp) de bijbehorende geaccumuleerde gecertificeerde PV-capaciteit, die begin maart 2023 op 9.917,2 MWp is gekomen. Dat is slechts 28,2 MWp meer dan het gewijzigde volume, eind januari (9.889,0 MWp). Eind 2022 is de nieuwe capaciteit nu 9.519,0 MWp, in het januari rapport was dat nog 9.409,3 MWp. Daar is dus alweer bijna 110 MWp / 1,2% meer volume bijgeschreven. In de groene curve is de uit voorgaande parameters berekende systeemgemiddelde capaciteit voor de gehele gecertificeerde populatie PV-projecten bij CertiQ, in kWp (referentie linker Y-as) weergegeven. Dit blijft door de bank genomen almaar toenemen, en is sedert eind 2022 verder gegroeid, van 284,6 naar 296,1 kWp, eind februari dit jaar. Links in de grafiek vindt u ook de nieuwe EOY cijfers voor 2021 weergegeven. Die zijn gewijzigd van 31.400 naar, momenteel, 31.402 projecten, resp. van 7.823,1 naar 7.825,7 kWp. Deze zijn belangrijk voor de vaststelling van de aangepaste jaargroei cijfers voor 2022, zie paragraaf 3b. 2b. Evolutie van drie basis parameters gecertificeerde PV-installaties CertiQ EOY 2009 - 2022
Deze tweede grafiek in deze sectie geeft niet de maandelijkse progressie (paragraaf 2a), maar de evolutie van de eindejaars-accumulaties van 2009 tm. 2022 weer, met alle ondertussen weer gewijzigde data in de huidige CertiQ update. Hiervoor is een combinatie van de twee voorhanden zijnde spreadsheets gebruikt. De opbouw van de grafiek is vergelijkbaar aan die voor de laatste maand-cijfers, maar om alle data in 1 grafiek te krijgen zonder extreme verschillen, is de Y-as voor alle drie de parameters ditmaal logarithmisch gekozen. Het aantal installaties is fors toegenomen, van 3.767 exemplaren, eind 2009, naar 33.447, eind 2022, resulterend in een Compound Annual Growth Rate (CAGR) van gemiddeld 18,3% per jaar in de getoonde periode. Bij de capaciteits-ontwikkeling is het echter nog veel harder gegaan. Deze nam toe van 18,7 MWp, eind 2009, tot alweer 9.519,0 MWp, eind 2022. Resulterend in een byzonder hoge CAGR, van gemiddeld 61,5% per jaar (!). Wel begint er, voorstelbaar, na zo'n langdurige, spectaculaire groei periode, een afvlakking zichtbaar te worden in de expansie. Historische bijstellingen Dat de cijfers in de databank behoorlijk worden bijgesteld, bezien over een langere periode, laten de nu actuele eindejaars-cijfers voor 2021 weer goed zien. Die zijn momenteel namelijk 31.402 installaties, en een verzamelde capaciteit van 7.825,7 MWp. In het "klassieke" maandrapport voor (eind) december 2021, alsmede in het gelijktijdig verschenen eerste jaaroverzicht, waren die volumes nog maar 30.549 installaties, resp. 7.417,8 MWp. In de huidige cijfer update, zijn de verschillen t.o.v. de oorspronkelijke, "klassieke" maandrapport opgaves derhalve, opgelopen tot 2,8% (aantallen), resp. 5,5% (capaciteit). Uiteraard hebben deze bijstellingen ook flinke gevolgen voor de uit de EOY cijfers te berekenen jaargroei volumes (YOY). Uit voorgaande twee parameters werd door Polder PV weer de gemiddelde systeem-capaciteit aan het eind van elk kalenderjaar berekend (groene curve). Ook deze nam spectaculair toe, van slechts 5,0 kWp, eind 2009, tot alweer 284,6 kWp, eind 2022. Een factor 57 maal zo groot, in 13 jaar tijd. Wat de enorme schaalvergroting in de projecten sector goed weergeeft. 3. Maandelijkse en jaarlijkse toenames aantallen en capaciteiten bij CertiQ 3a. Maandelijkse toenames van aantallen en capaciteit van gecertificeerde PV-installaties CertiQ juli 2021 - feb. 2023 Ook al moet ook bij deze grafiek de waarschuwing, dat de cijfers nog lang niet zijn uitgekristalliseerd, en nog de nodige bijstellingen kunnen verwachten, de trend bij de nieuwe aantallen projecten door CertiQ geregistreerd van maand tot maand, in de huidige versie van februari 2023, laten een zeer duidelijke afkoeling van de PV-projectenmarkt zien sedert de zomer van 2021. Werden er in januari 2022 nog netto 383 nieuwe gecertificeerde PV-projecten bijgeschreven, is dat in de rest van het jaar al zeer duidelijk minder geworden, en vanaf september zelfs zeer sterk "afgekoeld". Met wat ups en downs, is het nieuwe volume in februari zelfs weer op een dieptepunt beland, van slechts netto 11 nieuwe projecten ... Wel is de in het januari rapport nog zichtbare "negatieve groei in januari" inmiddels, door de voortdurende wijzigingen in de actuele databank van CertiQ, inmiddels omgezet in een licht positief resultaat van netto 40 nieuwe PV-projecten. Een vergelijkbare grafiek als voor de aantallen (vorige exemplaar), maar ditmaal de ermee gepaard gaande maandelijkse toename (of zelfs afname) van de capaciteit van gecertificeerde PV-projecten, in MWp. De evolutie laat een nogal sterk afwijkend beeld van dat bij de aantallen zien, met sterk fluctuerende verschillen tussen de maanden onderling. Ook deze kunnen uiteraard naderhand nog worden bijgesteld. De "netto negatieve groei" in september 2022, al gesignaleerd in het januari rapport, is iets kleiner geworden, maar nog steeds duidelijk aanwezig. De ook al hoge piek in januari 2023, nog 354,4 MWp in de januari rapportage, is nog verder opgeplust, en geeft nu al een netto groei t.o.v. eind 2022 van 370,0 MWp aan. In het "klassieke" december rapport van 2022 was nog een zeer hoge november piek zichtbaar. Het lijkt er op, dat een groot volume daarvan naar het begin van het nieuwe jaar is geschoven (de vermoedelijke feitelijke datum van netkoppeling). Ook in januari 2022 zien we een "nieuw-jaars-piek", maar die is duidelijk kleiner, 305,8 MWp nieuw volume. Evenals bij het zeer sterk tegenvallende aantal nieuwe projecten voor februari, is het daarmee gepaard gaande nieuwe netto vermogen bepaald niet om over naar huis te schirijven. Er werd tot nog toe slechts 28,1 MWp nieuwe capaciteit bijgeschreven. Dit kan later beslist nog worden bijgesteld, zoals bij alle parameters het geval is. De vraag is alleen of dat een substantieel nieuw volume extra zal gaan opleveren. 3b. Jaarlijkse toenames van aantallen en capaciteit van gecertificeerde PV-installaties CertiQ YOY 2010 - 2022 Wederom naar analogie van de grafiek voor de eindejaars-volumes, ditmaal de daar uit afgeleide jaargroei cijfers volgens de laatste data update van CertiQ, in bovenstaande grafiek (alle drie parameters met referentie de rechter schaal, logarithmisch weergegeven). Deze worden berekend uit de eindejaars (EOY) volumes, en als de voortdurende aanpassingen aan de actuele historische cijfers (a) substantieel, en (b) sterk verschillend zijn bij de jaren onderling, kunnen die wijzigingen flinke impact hebben op de te berekenen nieuwe jaarvolumes. De grafiek toont de huidige situatie, met de laatste bron-cijfers. Hierin is duidelijk te zien dat er een verschil is in de trend bij de nieuwe jaarlijkse aantallen installaties (blauwe kolommen) en bij de nieuwe capaciteit per jaar (gele kolommen). Bij de aantallen beginnen we op een hoog niveau van 3.765 [overgebleven* !] nieuwe installaties in 2009, het gevolg van de vele duizenden grotendeels particuliere kleine SDE beschikkingen die in de eerste jaren van de SDE (2008 tm. 2010) werden opgeleverd. Die bron droogde al snel op omdat particuliere installaties de facto uit de opvolger regelingen werden gedwongen (eis minimaal 15 kWp, later ook nog verplicht grootverbruik aansluiting), en zakte de hoeveelheid nieuwe installaties dan ook stapsgewijs naar het dieptepunt van 259 nieuwe projecten in 2014. Daarna zwol het jaarlijkse volume weer aan door een reeks van succesvol geïmplementeerde SDE "+" regelingen, tot een voorlopig maximum van 5.503 nieuwe projecten in Corona jaar 2020. Daarna is het tempo weer fors afgenomen, waar met name de wijdverspreide net-problemen een belangrijke (maar niet de enige) oorzaak van zijn. In 2022 zijn met de recentste cijfers nu 2.045 nieuwe projecten toegevoegd, wat slechts 37% is van het maximale nieuwe volume in 2020. Bij de capaciteit is de jaarlijkse aanwas in de beginjaren relatief "stabiel" geweest, met wat kleine op- en neerwaartse bewegingen, van 18,7 MWp nieuw in 2009, tijdelijk zakkend naar 13,0 MWp nieuw volume in 2010, nog eens 4 jaar iets boven dat niveau blijvend, om vanaf 2015 sterk te stijgen. Dat was in het begin vooral vanwege de implementatie van de toen succesvolle SDE 2014 regeling. Er werd elk jaar weer meer capaciteit toegevoegd, tot een maximum van 2.436,9 MWp, wederom in het Corona jaar 2020. Maar ook de nieuwe capaciteit kreeg met afnemende aantallen nieuwbouw projecten uiteraard klappen in de laatste twee jaren. In 2021 was het nieuwe volume nog 1.986,0 MWp, dat is in 2022 momenteel nog maar 1.693,4 MWp. Dat is, met ruim 69% van het maximale nieuwbouw volume in 2020, beduidend beter dan de flinke terugval bij de aantallen nieuwe projecten (37%), maar het is en blijft een flinke terugval in de nieuwbouw capaciteit. Met, uiteraard, de blijvende disclaimer, dat ook deze jaargroei cijfers nog niet "in beton zijn gegoten", maar nog kunnen wijzigen. Wederom heb ik uit deze uit de eindejaars-data afgeleide jaargroei cijfers uiteraard ook weer de gemiddelde systeemcapaciteit van de nieuwe aanwinsten per jaar berekend, en getoond in de groene curve (vermogen in kWp gemiddeld per nieuwe installatie). Deze vertoont, na een lichte inzinking tussen 2009 en 2010, een zeer sterke progressie, van 5,0 kWp bij de nieuwe projecten in 2009, tot alweer 828,1 kWp gemiddeld per nieuw project in 2022. Een factor 166 maal zo groot, in 13 jaar tijd. Deze enorme schaalvergroting, sterk gedreven door de oplevering van honderden zonneparken en enorme distributiecentra bomvol zonnepanelen op de platte daken, is een van de belangrijkste oorzaken, van de nieuwe realiteit bij de stroomvoorziening in Nederland: de overal zichtbaar wordende netcongestie. Wat uiteraard ook zijn weerslag heeft gekregen op de progressie van de uitbouw van de gecertificeerde nieuwe volumes in de CertiQ databank: de uitbouw is sterk aan het vertragen. * Met name uit de oudere SDE regelingen, vallen regelmatig lang geleden bij CertiQ ingeschreven projecten weg. Hier zijn verschillende redenen voor. In de uitgebreide SDE project analyses van Polder PV wordt hier gedetailleerd over gerapporteerd (exemplaar 1 jan. 2023, zie hier). 4. 100 procents grafieken en segmentatie naar grootteklasse Een van de nieuwe mogelijkheden van de herziene presentaties bij CertiQ, is de segmentatie naar grootteklasse. Daar kon tot voor kort uitsluitend iets over gezegd worden op basis van de jaaroverzichten, waar, al lang geleden op basis van een verzoek in die richting door Polder PV, inderdaad werk van gemaakt is door CertiQ. Zoals in de eerste analyses van de januari rapportage al duidelijk werd, is dit nu ook op maandelijkse basis mogelijk. Met, we blijven dit herhalen, de waarschuwing, dat alle cijfers bijgesteld kunnen worden in latere updates, met name m.b.t. de meest recente data. In het 3e artikel over de eerste resultaten van januari heb ik al meer-jaarlijkse trends laten zien bij de evolutie van de diverse grootte klasses. Inclusief een nog in de bestanden van CertiQ voorkomende enorme anomalie, die niet blijkt te zijn hersteld (artikel 14 februari 2023). In dat historische overzicht wijzigt niet zeer veel, maar wel op de wat kortere termijn. De aangepaste nieuwe data voor februari en de meest recente periode daar aan voorafgaand vindt u hier onder. 4a. 100 procents-grafiek aantallen per categorie Een zogenaamde "100-procents-grafiek" voor de evolutie trends van de 8 door CertiQ onderscheiden grootteklassen van de gecertificeerde PV-populatie die zij bijhouden, dit exemplaar voor de aantallen projecten aan het eind van elke maand. Voor eind februari 2023 zijn de absolute waarden per grootteklasse rechts weergegeven. Globaal genomen nemen de kleinste categorieën (1-5 kWp, 5-10 kWp, en 10-50 kWp) in betekenis verder af sedert juli 2021, de impact van de grotere categorieën wordt groter. In de februari 2023 update, is het totale aantal installaties groter of gelijk aan 50 kWp, medio 2021 al meer dan de helft, met het gezamenlijke volume al op bijna 56% van het totaal gekomen (18.608 van 33.498 projecten). De categorie 100-250 kWp omvat het grootste aantal projecten, 7.180 exemplaren, afgezien van de kleinste installaties tot 5 kWp (8.694 stuks, eind februari 2023). Uiteraard hebben de grotere project categorieën, vanaf 250 kWp, weinig tot bescheiden aantallen. Maar schijn bedriegt: ze omvatten de allergrootste volumes bij de capaciteit, zie de volgende grafiek. Plussen en minnen Een klein deel van de afnemende betekenis van de kleinste project categorieën wordt veroorzaakt door continue uitval uit het databestand van CertiQ (diverse redenen mogelijk, ook al heel lang waargenomen bij de SDE portfolio's, analyse status 1 jan. 2023). Daar staat ook weer tegenover dat volledig buiten de populaire SDE regelingen om gerealiseerde kleinschalige projecten bijgeschreven kunnen worden in de registers van CertiQ. In de eerste 2 maand rapportages van 2023 werden er bijvoorbeeld netto 5 installaties in de kleinste project categorie uitgeschreven, maar kwamen er tegelijkertijd 53 bij in de categorie 5 tm. 10 kWp, waarvoor normaliter beslist geen (nieuwe) SDE beschikking afgegeven kan zijn sedert SDE 2011. Dat soort kleine projecten zijn mogelijk afkomstig uit portfolio's van bedrijven zoals Powerpeers en Vandebron, die geoormerkt garanties van oorsprong (GvO's) van door de afnemer aangewezen projecten afboekt, ter "vergroening" van de stroomconsumptie van de klant. Daar kunnen ook (zeer) kleine residentiële projecten bij zitten. De grootste categorie, projecten groter dan 1 MWp per stuk, omvat eind februari 1.291 installaties, wat slechts 3,9% van het totale aantal is op dat moment. Ondanks herhaald verzoek van Polder PV, om deze grote "verzamelbak" verder op te splitsen, gezien de dominante hoeveelheid capaciteit in deze categorie, is CertiQ hier helaas niet op ingegaan. 4b. 100 procents-grafiek capaciteit per categorie Een vergelijkbare "100 procents-grafiek" als voor de aantallen projecten, maar nu voor de periode juli 2021 tm. februari 2022, voor de daarmee gepaard gaande capaciteiten in MWp. Voor februari 2023 zijn wederom de absolute volumes rechts weergegeven. Een totaal ander beeld is hier te zien, met "überdominant" de grootste project categorie (installaties groter dan 1 MWp). Waarvan het aandeel op het totale volume in de getoonde periode verder flink is toegenomen, van bijna 51% eind juli 2021, tot alweer 58% eind februari 2023 (5.756 MWp, t.o.v. het totale volume van 9.917 MWp in die maand). Waarmee de almaar voortdurende schaalvergroting in de projecten sector wederom wordt geïllustreerd. Dit, met tevens een vingerwijzing naar het relatief bescheiden aantal projecten (vorige grafiek: 1.291 projecten in februari 2023), terug te voeren op een steeds hoger wordende systeemgemiddelde capaciteit van de projecten in deze grootste categorie. In juli 2021 was dat nog 3,0 MWp gemiddeld, eind februari 2023 is dat alweer toegenomen naar bijna 4,5 MWp, een toename van 48% in 19 maanden tijd ... Voor de overige categorieën blijft er dan niet zeer veel "ruimte" meer over op het totaal. Nemen we ook nog de drie opvolgende categorieën mee (flinke projecten van een halve - 1 MWp, 250 - 500 kWp, resp. 100 - 250 kWp), claimen de grootste vier project categorieën het allergrootste geregistreerde volume in de totale markt. Dit was in juli 2021 al 93,3%, eind februari 2023 is dat alweer verder gegroeid naar 94,8%. De kleinste 2 categorieën zijn op deze schaal al vrijwel niet meer zichtbaar. Hun aandeel is in februari 2023 geslonken naar nog maar 0,15% van totaal volume (14,7 MWp, projecten van elk 5 - 10 kWp), resp. 0,22% (22,0 MWp, projecten van elk 1 - 5 kWp). 5. Jaarvolume segmentaties 2022 - 2023 In de maandrapport analyse voor januari dit jaar publiceerde ik ook een tabel met de nieuw gereconstrueerde cijfers voor de jaargroei voor kalenderjaar 2022. Daar zijn natuurlijk weer veel wijzigingen in gekomen, die ik hier onder weergeef in tabelvorm. Voor nadere toelichting, zie de analyse bij het januari rapport. Wijzigingen van de oorspronkelijke gegevens (aantallen en capaciteit) t.o.v. het vorige exemplaar zijn cursief weergegeven. Slechts 1 cijfer is ongewijzigd gebleven in de huidige versie. De meeste afgeleide cijfers zijn uiteraard (deels "achter de komma") mee gewijzigd.
Aantallen nieuw "totaal" wijzigde van 1.949 naar 2.045; de capaciteit "totaal" nam fors toe, van 1.586,3 MWp naar 1.693,4 MWp. De systeemgemiddelde capaciteit van de toevoegingen in 2022 veranderde mee, van 813,9 kWp naar 828,0 kWp bij de totale volumes. Overduidelijk is, dat de grootste groei bij de aantallen nieuwe projecten in 2022 lag bij de installaties van 100 tm. 250 kWp (655 nieuwe exemplaren, 32,0% van totale jaarvolume), met categorie 250 tm. 500 kWp als goede tweede (452 nieuwe projecten, 22,1%). Opvallend is het ook forse volume van 268 nieuwe installaties in de grootste projecten categorie >1 MWp (13,1%), waar de meeste grondgebonden zonneparken en grote rooftop installaties op distributiecentra e.d. onder vallen. Ook valt de negatieve groei van de kleinste project categorie op, er zijn netto 48 projecten uit de databank van CertiQ "uitgeschreven" (diverse redenen mogelijk). Bij de capaciteit is het verhaal compleet anders. Hier blijft de categorie projecten groter dan 1 MWp alles veruit domineren, met maar liefst 1.227,5 MWp van het totale 2022 jaarvolume (72,5%) op haar conto, een zoveelste illustratie van de schaalvergroting in de projecten markt. De drie opvolgende categorieën kunnen nog enigszins - op grote afstand - meekomen, met aandelen van 9,9, 9,2, resp. 6,8% van het totale toegevoegde project volume (capaciteit), de kleinste 3 categorieën doen uitsluitend voor spek en bonen mee bij dit grote projecten-geweld (aandelen 0,22% of minder bij de capaciteit). 5b. Groei in het begin van 2023 Naar analogie van de - gewijzigde - cijfers voor de nieuwe aanwas in heel 2022 (vorige tabel), geef ik hier onder de nog zeer voorlopige data voor de als "zeer rustig" te bestempelen eerste 2 maanden van 2023. M.a.w. de accumulatie van de "groei" cijfers voor januari tm. februari dit jaar:
Uit dit overzicht blijken 2 zaken kristalhelder: de groei is in de eerste 2 maanden in bijna alle kleinere categorieën "niet van betekenis" geweest, en/of, vanwege de vele wijzigingen in de actuele databestanden bij CertiQ, hebben deze zelfs (tijdelijk ?) tot negatieve groeicijfers geleid t.o.v. de herziene status aan het begin van het jaar (= status EOY 2022, vorige tabel). Nogmaals wijs ik op het uitgebreide commentaar van CertiQ, hoe dergelijke (tijdelijke) negatieve groeicijfers tot stand kunnen komen in hun databestanden. Vanwege de af en toe optredende negatieve absolute groeicijfers, zijn de afgeleide aandelen op het totaal (percentage kolommen) soms ook nogal vreemd, maar uiteraard tellen ze op tot 100% bij zowel de aantallen als bij de capaciteiten. Het berekenen van systeemgemiddeldes bij dergelijke negatieve groeicijfers had niet zoveel zin, dus die heb ik voor dit specifieke overzicht voorlopig weggelaten. In totaal zijn er netto bezien dit jaar nog maar 51 nieuwe projecten bijgekomen, al zal dat nog wel aardig bijgesteld kunnen gaan worden in komende updates. Het is in ieder geval extreem laag, laat dat duidelijk zijn. Een neergaande trend bij de netto bijkomende projecten was al veel langer zichtbaar in de klassieke maand rapportages. Zie de eerste grafiek in de analyse van het laatste "gangbare" maandrapport van CertiQ (december 2022). Behoorlijke groei van capaciteit, maar wel met vraagteken Wat overblijft, is het enige positieve punt, namelijk de groei van de capaciteit. De facto is die vrijwel exclusief neergekomen op een toename in, het wordt eentonig, de grootste project categorie (registraties per stuk groter dan 1 MWp). Want daar werden in de eerste 2 maanden van dit jaar toch een aardige 398,7 MWp aan toegevoegd. Het leeuwendeel daarvan viel aan januari toe. Meteen moet daarbij ook weer een flinke disclaimer. Want met de slechts netto 6 nieuwe projecten die gelijktijdig in die eerste 2 maanden in die categorie werden toegevoegd, resulteert namelijk een bizar project gemiddelde van 66,5 MWp per project ! Dat is onmogelijk. Mij zijn beslist géén omvangrijke projecten netgekoppeld opgeleverd in het begin van dit jaar bekend, die ook maar in de buurt komen, en al helemaal niet meerdere exemplaren. We hebben hier dus wederom te maken met een vreemde data anomalie, die mogelijk wordt veroorzaakt door asynchrone wijzigingen van aantallen en capaciteiten van projecten, mogelijk in combinatie met 1 of meer van de oorzaken vermeld door CertiQ, in de voorlaatste link in dit artikel. Ook hierbij mogen we veronderstellen, dat latere updates bij de TenneT dochter mogelijk nog wat wijzigingen in deze vreemde cijfers kunnen gaan opleveren, waardoor de verhoudingen wat "normaliseren". 6. Evolutie van gecertificeerde zonnestroom productie / uitgifte van GvO's De extractie van een continue reeks van zonnestroom productie data uit de nieuwe spreadsheets van CertiQ is niet eenvoudig, omdat die over 2 verschillende exemplaren zijn verspreid, er terug gerekend moet worden naar maand van productie, er continu wijzigingen / bijstellingen zijn, en alle uitgegeven garanties van oorsprong (GvO's) voor gecertificeerde zonnestroom uiteindelijk per maand opgeteld moet worden. Bovenstaande grafiek is het uiteindelijke resultaat, met de volledige reeks van januari 2017 tm. januari 2023 (in de maand rapportages lopen de productie resultaten altijd 1 maand achter op die van de opgestelde capaciteit). De productie is weergegeven in de blauwe curve (rechter Y-as als referentie, eenheid GWh = 1 miljoen kWh). Duidelijk is de continu toenemende productie terug te zien in de blauwe curve, waarbij er twee "drijvende krachten" zijn. Ten eerste natuurlijk de seizoens-variabiliteit, die zich uit in hoge producties in de zomermaanden ("toppen"), resp. lage output in de wintermaanden ("dalen"). Meestal is december de slechtst producerende maand. In de lange zomerperiode is, sterk afhankelijk van de gemiddelde instralings-condities in de betreffende maand, hetzij mei (2020), juni (2019, 2021, 2022), of juli (2017, 2018) de best performer bij de productie. De hoogste cijfers per kalenderjaar heb ik boven de curve weergegeven, voorlopig uitmondend in een nieuw record, van 1.223 GWh (1,22 TWh), in juni 2022. Dat is een opwaartse bijstelling van een half procent, t.o.v. de 1.217 GWh in de update van januari dit jaar. De verwachting is, dat de piek volumes uit met name de laatste 2 jaar later nog wel kunnen worden bijgeplust. Zeker van de kleinere projecten, die niet maandelijks door een meetbedrijf worden gemeten, komen productiecijfers namelijk heel erg laat pas beschikbaar, en worden ze dan pas aan de databestanden van CertiQ toegevoegd. De tweede drijvende kracht achter deze curve is uiteraard de in het recente verleden zeer onstuimige groei van de projecten markt, met telkens flink meer, gemiddeld genomen steeds grotere PV projecten, wier nieuwe productie volumes in de loop van het kalenderjaaar toegevoegd worden aan de output van het eerder al bestaande productie "park". Dat is dé drijvende kracht achter de steeds hoger wordende pieken (bovenop de verschillen in instraling van jaar tot jaar). De geaccumuleerde capaciteit die het gevolg is van deze groei is in dezelfde grafiek weergegeven in een magenta curve (referentie linker Y-as, in MWp opgesteld nominaal vermogen). Deze capaciteits-grafiek vertoont enkele "aberraties", zoals tijdelijk negatieve groeicijfers (in dit exemplaar vier maal het geval). De eerder besproken "absurde anomalie" voor november 2019 (totaal verkeerde, veel te hoge entry van 64,9 GWp) is ook hier blanco gemaakt. Progressie in winter"dips" In de productie curve is goed te zien dat de zogenaamde "winter-dips" ook op een steeds hoger niveau komen te liggen, a.g.v. de almaar toenemende productie capaciteit, die ook in de winter aan een toenemende hoeveelheid zonnestroom productie bijdragen. Met nu het eerste productie resultaat voor januari 2023 toegevoegd (147 GWh), blijkt december 2022 ook alweer een wat hoger volume te tonen, dan het nog zeer lage niveau in de januari rapportage. December 2022 komt nu uit op 125,4 GWh. Dat is al 4,2% hoger dan in december 2021, en zelfs al een factor 4,2 maal het niveau van de "dip" in het winterseizoen van 2017/18 (jan. 2018 29,8 GWh). De verwachting is dat met name de recentere maand productie cijfers later nog opgeplust zullen gaan worden. Vast staat in ieder geval dat, zelfs met sterk vertraagde uitbouw van nieuwe productie capaciteit, komende zomer weer nieuwe piketpalen verzet zullen gaan worden. En dat een volgend record volume zonnestroom productie in een van de zomermaanden er aan gaat komen. 7. Jaarproducties volgens Garanties van Oorsprong Als laatste grafiek geeft ik hierbij de herziene versie van het exemplaar voor het eerst gepubliceerd in de analyse van de januari data van CertiQ. Met daarin de totale jaarproducties volgens de bijgewerkte stand van zaken rond de uitgifte van GvO's voor gecertificeerde zonnestroom. In deze updated grafiek heb ik het nog zeer prille volume voor januari 2023 rechts toegevoegd als gearceerde kolom. Daar gaat natuurlijk nog enorm veel volume bijkomen, met zekerheid uiteindelijk tot een nieuw jaar record leidend voor de gecertificeerde PV populatie in Nederland. Zover is het nog lang niet, voorlopig staat 2022 als het meest recente record jaar al duidelijk te pronken. En wel met een alweer verder opgeplust volume van 8.384 GWh in het hele kalenderjaar (in versie januari nog 8.333 GWh, dus weer 0,6% er bij). Het was natuurlijk ook een extreem zonnig jaar. De productie in 2022 is momenteel het equivalent van 2,3 maal de gemiddelde jaarproductie van kerncentrale Borssele in de periode 2009-2021 (onder uitsluiting van laag productie jaar 2013), voor een indruk van de impact (data Borssele: Wikipedia combi met EPZ jaarverslag 2021). Hierbij zitten dan nog niet de enorme hoeveelheden die niet bekend zijn bij CertiQ (grotendeels de residentiële markt betreffend). De laatste bekende berekende zonnestroom productie voor heel Nederland is volgens het CBS 17,6 TWh, in 2022. In 2021 was het nog 11,5 TWh. Met het voorlopige volume van 8,4 TWh gecertificeerde zonnestroom productie in 2022, zou het aandeel op die totale productie 48% bedragen. Het is echter waarschijnlijk, dat dit meer dan de helft zal gaan worden, omdat het aandeel PV capaciteit bij "niet-woningen" al veel groter was, medio vorig jaar, dan bij woningen (eerste CBS analyse Polder PV). Het verschil wordt onder anderen veroorzaakt door een forse populatie "niet-woning projecten", die onbekend is bij CertiQ, en waarvan de omvang onbekend is. Het nu bekende totale bij CertiQ geregistreerde volume van 8,4 TWh is in ieder geval al 36% hoger dan het ook iets bijgepluste jaarvolume voor 2021 (6.169 GWh). Zoals u ziet aan de evolutie van de producties, is de groei fenomenaal geweest, al zal deze waarschijnlijk gaan afvlakken, de komende tijd. Intern Januari 2023 flinke toename geregistreerde gecertificeerde zonnestroom capaciteit, 354 MWp, maar het verhaal is complexer bij CertiQ. Deel I. (8 februari 2023) CertiQ herziet cijfer presentatie methodiek - een nieuw tijdperk ? (8 februari 2023) Sinterklaas surprise november rapport CertiQ 2022 bleek een fopspeen: december rapport wederom "negatieve groei", 1e status update. (9 januari 2023, laatste analyse van "klassieke" maandrapportage, en links naar eerdere analyses in 2021 en 2022) Meer licht in de duisternis (?) omtrent ontwikkeling gecertificeerde zonnestroom portfolio in (2019-) 2020 bij CertiQ. (4 november 2020; vroege signalering van sterk wijzigende historische CertiQ data door Polder PV) Extern Statistische overzichten CertiQ (met vanaf begin 2023 nieuwe publicaties in de vorm van - ingewikkelde - spreadsheets, per maand een update, en een generieke update voor alle oudere records vanaf 2006) Statistieken archief CertiQ (zip files met alle oudere maandrapportages "klassiek pdf format") 1 maart 2023: Zonnestroom productie Polder PV blijft op orde - resultaat februari. In dit artikel worden de primaire productie gegevens van Polder PV's oude PV-systeem voor februari 2023 weergegeven. Data verkregen uit maandelijkse meterstand opnames van de 13 micro-inverters van onze, voor het kern-systeem inmiddels minimaal 21 jaar oude PV installatie (netkoppeling 1e vier zonnepanelen: 13 maart 2000; 2e set van 6 op 12 oktober 2001, gevolgd door kleinere toevoegingen in 2007 en 2010). De tabel met de producties van de verschillende "sets" zonnepanelen van Polder PV. Links is de productie in februari 2023 weergegeven; rechts de resultaten voor januari tm. februari 2023. Naast het opgestelde vermogen in Wp wordt de productie per groep in Wattuur (Wh) vermeld, ernaast de belangrijke afgeleide specifieke opbrengst (in kWh/kWp, hetzelfde als Wh/Wp), waarmee de uit verschillende vermogens bestaande deelgroepjes goed vergeleken kunnen worden. De beste specifieke opbrengsten in deze maand werden ditmaal door onze oudste set panelen, 4 stuks 93 Wp modules, op 1 maart 2023 reeds 8.388 dagen productief sedert de netkoppeling in maart 2000, behaald, 42,9 kWh/kWp. De in de achterste rij geplaatste set van 4 108 Wp modules was weer de rode lantaarndrager, met 41,7 kWh/kWp. Dat is verklaarbaar, want met de lage zonnestanden in de winterse maanden, wordt bij zonnig weer de achterste rij door de voorste partieel beschaduwd (zie artikelen uit 2004). En valt een deel van de potentiële productie weg. De in de voorste rij staande 108 Wp panelen, en de 2 kleine Kyocera modules, deden het ook prima (42,4 resp. 42,1 kWh/kWp). Het kern-systeem van 10 panelen / 1,02 kWp (lichtgroene band) had een opbrengst van ruim 43 kWh, wat neerkomt op een specifieke opbrengst van 42,3 kWh/kWp. Dat is wat minder dan in februari 2022, toen er 46,6 kWh/kWp werd behaald. Het KNMI publiceerde op 28 februari een voorlopig overzicht van de maandrapportage over die maand. En kwalificeerde februari als "Zacht, zeer droog en zonnig". Het was wel afwisselend zeer somber tot zeer zonnig. Er zijn, landelijk bezien, gemiddeld 110 uren zon gemeten t.o.v. 92 zonuren voor de historische "normaal" (referentie periode 1991 - 2020). Hoorn op Terschelling telde ditmaal de meeste, 135 zonuren (normaal: 93 uren). Het midden in de Veluwe, N. van Arnhem liggende meetstation Deelen scoorde het laagst, met maar 95 zonuren (normaal: 87 uren). In langjarig "middenmoter" meetstation de Bilt in Utrecht, werden 100 uren zon gemeten (normaal: 90 uren). Februari 2022 was gemiddeld vrijwel even zonnig, volgens het KNMI gemiddeld 109 zonuren in die maand. In deze grafiek alle maandproducties van het kern-systeem van 10 panelen (1,02 kWp) bijeen, met elk kalenderjaar een eigen kleur. 2023 is in de vorige update toegevoegd, met een lichtgele kleurstelling. Tot oktober 2001 waren er nog maar 4 panelen in het eerste systeem, en de producties daarvan zijn dan ook niet vergelijkbaar met de rest van de datapunten. Oktober 2010 was het hele systeem grotendeels afgekoppeld van het net, vandaar de zeer lage waarde voor die maand. Die wordt dan ook niet meegenomen in de berekening van het langjarige gemiddelde per maand, de dikke zwarte lijn in de grafiek. Februari 2023 is iets ondergemiddeld uitgevallen, met voor de hier getoonde set van 1,02 kWp (10 panelen) een productie van 43,2 kWh, minder dan 2% onder het langjarige gemiddelde over 2001 tm. 2023 (43,9 kWh). De spreiding van de productie is voor deze wintermaand, net als voor maart, zeer hoog. Dat heeft te maken met grote verschillen in wolken bedekkingsgraad. Als het regelmatig bewolkt is, is de productie in deze maand sowieso zéér laag, ook door de ongunstige zonnestand, en de zeer korte daglengte. Komen er de nodige (deels) onbewolkte dagen voor, is mede door de koude lucht, zeker in combinatie met wind, het rendement van de panelen hoog, vanwege de vaak slecht begrepen "negatieve temperatuur coëfficiënt" van kristallijn Silicium. Vandaar de behoorlijke verschillen die optreden, sterk afhankelijk van het generieke weertype in februari. In deze vergelijkbare grafiek zijn alleen de maandproducties van de laatste vier jaar getoond. In het huidige nieuwe exemplaar is, sedert het eerste maandrapport voor dit jaar, 2019 verwijderd, en 2023 toegevoegd (met nieuwe kleurstelling). Zelfs in zo'n relatief korte periode zijn de verschillen soms groot, met name in de lange zomerse periode. En komen ook buiten het hoge productie seizoen soms flinke extremen voor, zoals de record productie in maart 2022, en het zwaar tegenvallende resultaat in oktober 2020. Links de eerste resultaten voor januari (iets bovengemiddeld) en februari 2023, iets ondergemiddeld. In deze grafiek geef ik de cumulatieve opbrengsten per kalenderjaar voor alle voorgaande maanden per kalenderjaar. Met inmiddels het resultaat van de productie van januari tm. februari voor 2023. Met daarin echter beslist al forse verschillen tussen de jaren onderling. De eerste twee jaren (2000, 2001) gelden niet voor het gemiddelde of de mediaan, omdat er toen grotendeels nog maar 4 panelen aanwezig waren en de producties dus veel lager dan met tien panelen. Het gemiddelde voor 12 kalendermaanden is in de laatste oranje kolom weergegeven en bedraagt (periode 2002-2023) 67,7 kWh voor dit deel-systeem. We zien dat er 7 jaren zijn die in die periode hier duidelijk (en 3 gering) bovenuit steken. Het voor Polder PV "beroemde" jaar 2003 neemt hier meteen al "the lead", met 92 kWh, gevolgd door 2018 en 2002, met 90 resp. 82 kWh. Januari - februari 2023 zit vrijwel op het gemiddelde (achteraan weergegeven in de oranje kolom), met 67,6 kWh. En daarbij iets hoger uitkomend, dan in de periode januari - februari 2022 (66,1 kWh). Er zijn ook jaren met sombere eerste 2 maanden, waar de productie duidelijk achterbleef. 2007, 2010, 2020, en 2004 hebben zeer lage productie niveaus (48-53 kWh). In de grafiek is wederom de mediaan waarde voor de jaren 2002 tm. 2023 weergegeven, in de vorm van de horizontale, magenta streepjeslijn. Deze waarde ligt bijna even hoog als het gemiddelde, op een niveau van 67,5 kWh. In deze grafiek zijn de voortschrijdende cumulaties van de energie (stroom) productie van het 1,02 kWp basis-systeem te zien, met elk jaar een eigen kleur. In een recente versie, die het hele kalenderjaar 2022 reeds toonde, voor de meeste "nieuwkomers" met zonnepanelen een absoluut record jaar, werd de op 1 na hoogste opbrengst voor het kern-systeem van Polder PV getoond. Wat lager dan de recordhouder 2003. Links onderaan is het eerste resultaat voor 2023 terug te vinden, wat al een bovengemiddelde start heeft (68 kWh in de maanden januari tm. februari). En waarvan we gaan zien hoe dat in het huidige jaar zal gaan evolueren. Sowieso blijven de producties bij Polder PV tot nog toe zeer goed, dus we hebben er vertrouwen in, dat het weer een mooi jaar gaat worden. Data Anton Boonstra (nagekomen) Anton Boonstra publiceerde getrouw, vlak na het verschijnen van dit artikel, zijn productie en instraling-statistieken per provincie. De horizontale instraling in februari was, gemiddeld genomen van de KNMI weerstations per provincie, in februari 2023 40,8 kWh/m², wat identiek was aan het gemiddelde instralingsniveau in februari 2022. Bij de regionale verdeling was ze het hoogst in Zeeland (45,2 kWh/m²), en het laagst in Drenthe (38,4 kWh/m²). De relatieve afwijking van het niveau in februari 2022 varieerde tussen de -3,1% in mijn provincie Zuid-Holland, en +10,6% voor de provinciale woonstee van Boonstra, Groningen. Bij de specifieke producties van de talloze verzamelde monitoring data uit het PVOutput.org portal stelde Boonstra voor de Nederlandse installaties vast, dat in februari een gemiddelde zonnestroom productie werd genoteerd van 38,4 kWh/kWp, wat 4,1% minder was dan het gemiddelde in februari 2022. Boonstra spreekt daarbij het vermoeden uit dat nogal wat gemonitorde installaties mogelijkerwijs met tijdelijke / partiële beschaduwing worden geconfronteerd. De extremen bij de gemiddelde producties per provincie lagen tussen de 34,1 kWh/kWp in Friesland, en 44,6 kWh/kWp in Limburg (met Zeeland volgens op 42,5 kWh/kWp). In relatieve zin lagen de afwijkingen t.o.v. de specifieke producties in februari 2022 tussen de -10,7% in Noord-Holland, en zelfs +7,8% bij de installaties in provincie Groningen. Bij de accumulaties van de zoninstraling cijfers voor de eerste 2 maanden van 2023 is het landelijke gemiddelde 61,1 kWh/m², wat 2,3% hoger zou liggen dan de hoeveelheid "ontvangen" in januari - februari 2022. Er is een vrij grote spreiding tussen de provincies, tussen 56,7 kWh/m² in Overijssel, en 70,3 kWh/m² in Zeeland. De relatieve verschillen voor deze 1e 2 maanden lopen t.o.v. 2022 uiteen tussen -0,9% in Limburg, en +8,9% in Groningen. Boonstra stelde voor de PVOutput.org pool een specifieke opbrengst voor de 1e 2 maanden vast van 56,6 kWh/kWp, wat 0,4% boven het niveau van jan.-feb. 2022 zou liggen (56,4 kWh/kWp). De installaties in Friesland presteerden hierbij duidelijk ondergemiddeld, met 49,5 kWh/kWp, Zeeland, in menig opzicht meestal onverslaanbaar, trok het luidst aan de bel, met 66,9 kWh/kWp in die eerste 2 maanden. Bij de relatieve verschillen t.o.v. de eerste twee maanden van 2022, moeten we op zoek naar 2 andere provincies. Noord-Holland scoorde 6,0% lager dan in 2022, Groningen 6,8% meer. Overigens, was het gemiddelde in januari tm. februari in mijn provincie Zuid-Holland slechts 58,1 kWh/kWp. Polder PV's oude PV installatie deed het, met alle module configuraties, beduidend beter. In totaal bezien (14 PV modules), met 66,6 kWh/kWp, zelfs bijna 15% beter ... Siderea.nl, NKP Siderea.nl en het Nationaal Klimaat Platform (opvolger van de Klimaatakkoord website) hadden nog geen nieuwsberichten over februari tijdens de afronding van dit artikel. Voor een voorlopige samenvatting voor heel 2022, zie het betreffende artikel van 28 december 2022 op de NKP website. De brondata voor het Nationaal Klimaat Platform worden als vanouds berekend door de computers van En-Tran-Ce van Martien Visser (energieopwek.nl website). In februari 2023 waren de hoogste gemiddelde vermogens, berekend voor de output van zonnestroom in Nederland, achtereenvolgens, 1,92 GW (8 februari), 1,86 GW (14 feb.), en zelfs 2,36 GW op 26 febuari. Het record van de 26e komt neer op een berekende zonnestroom productie van 2,36 (GW) x 24 (uren) = 56,6 GWh. Het hoogste niveau in februari 2022 was 51,1 GWh (op 28 februari dat jaar). De berekende piek dagopbrengst lag in februari 2023 dus bijna 11% hoger dan de maximale opbrengst in februari 2022. De laagste gemiddelde output werd voor februari 2023 berekend voor de 2e (430 MW, een dag productie van 10,3 GWh aan zonnestroom. Dat is wel alweer ruim een factor drie maal het laagste niveau in januari dit jaar (op de 14e: 3,3 GWh). Op 26 februari werd voor die maand het hoogste momentane vermogen berekend midden op de dag, 9,19 GW. Ook de 2 laatste dagen van februari gingen in de berekeningen iets over de 9 GW heen rond het middaguur. Het absolute record tot nog toe zou, volgens de (inmiddels weer gewijzigde) "actuele historische" data op het Energieopwek portal, op 22 juni 2022 zijn behaald, met een momentane (berekende) output van maar liefst 12,72 GW. Er is echter al lange tijd wat vreemds aan de hand met die curve, er ontbreken aan het eind van de ochtend data (glitch bij het KNMI ?). Bronnen: Meetdata Polder PV sedert maart 2000 Februari 2023. Zacht, zeer droog en zonnig (KNMI, voorlopig maandoverzicht, 28 februari 2023) Zachte winter met meerdere temperatuurrecords (KNMI, nieuwsbericht, 1 maart 2023) Het klimaatverhaal van 2022 (KNMI, 27 december 2022, updated 1 januari 2023 met data van oudjaar 2022) Bijdragen Anton Boonstra (Twitter, allen 1 maart 2023): Horizontale instraling verdeling in februari 2023 Specifieke producties PVOutput.org installaties NL in februari 2023 Horizontale instraling verdeling in eerste 2 maanden van 2023 Specifieke producties PVOutput.org installaties NL in eerste 2 maanden van 2023 Martien Visser / En-Tran-Ce, meestal met hoogst interessante weetjes in de "grafiek van de dag": 1 maart 2023 Productie zonnestroom blijft in Nederland alle records slaan (tijdreeks per maand 2016-2023) 27 februari 2023 Flink ordegrootte verschil tussen berekende opwek zonnestroom en stroomvraag NLse warmtepompen 26 februari 2023 Dagelijkse producties zonnestroom 2014-2023 in 1 grafiek. Piek 26 februari: 75% van nationale stroomvraag 25 februari 2023 Progressie relatief aandeel berekende zonnestroom productie t.o.v. stroomvraag in NL, tm. 25 feb. 2023 alweer 1 TWh zonnestroom geproduceerd in 2023 21 februari 2023 Berekende verwachting cumulatieve productie zon, wind op land en op zee in 2023 t.o.v. realisaties in 2022 20 februari 2023 Grootte-orde vergelijking biomassa teelt (voor warmte) versus grond-claim zonnestroom uit zonneparken (elektra) 19 februari 2023 Grondclaim 1 4 MW windturbine op land versus 12 hectare grondgebonden zonnepark (vermeend equivalente jaarproductie; zie ook reacties !) 16 februari 2023 Aandeel energie uit hernieuwbare bronnen groeide van jan. 2017 tm. jan. 2023 van 6 naar ruim 16%; zonnestroom als mooie uitschieter 21 februari 2023: Grootste zonnedak van Nederland / Europa netgekoppeld opgeleverd ... in Middenmeer (NH). Voor het zo actueel mogelijk houden van de enorme PV projectenlijst van Polder PV, inmiddels al 12.100 individuele grote(re), netgekoppelde zonnestroom genererende projecten in Nederland bevattend, worden continu talloze bronnen geraadpleegd. Een van de belangrijkste daarvan zijn uiteraard de SDE updates van RVO, die immers subsidies verstrekt voor projecten die zonnestroom (zijn gaan) leveren nadat de beschikking is verzilverd. Bij het grasduinen door de laatste update van januari, waar separaat al een uitgebreide generieke analyse van is gemaakt, viel de webmaster van Polder PV op, dat een groot project inmiddels van een "ja" vinkje was voorzien. Dat was in de versie van oktober 2022 nog niet zo, dus het project is "netgekoppeld opgeleverd", zoals dat heet. Nu zijn grote projecten niet zeldzaam, de ene na de andere grote klassieke veldopstelling, en, wat minder qua aantal, maar niet minder spectaculair, af en toe een groot drijvend zonnepark, verschijnt in de RVO lijsten als opgeleverd. Polder PV heeft daar zijn laatste uitgebreide zonnepark update aan gewijd (intro met link naar detail analyse alhier). Het project waar Polder PV ditmaal op stuitte, is echter geen zonnepark. Maar een byzonder rooftop project. Een beschikking voor deze installatie verscheen als "dakopstelling" in het overzicht van de najaars-ronde van de SDE "+" 2018 regeling. In deel 5 van de detail analyses van die regeling, werd door Polder PV al gewag gemaakt van de toegekende beschikking voor dit omvangrijke project, in een voetnoot in paragraaf 1. De beschikking voor deze grote installatie had een enorme omvang van 35,6 MWp, en was destijds de grootste SDE beschikking die voor een rooftop project is uitgegeven door RVO. Er is later maar 1 grotere beschikking voor een daksysteem toegekend, onder SDE 2020 II (eerste SDE "++" regeling), voor een project in het Friese Sexbierum, maar daar is verder nog niets van bekend. Extensie naast Royal Pride kas Het huidige project heeft echter in de RVO lijst van januari 2023 een "ja" vinkje gekregen, en blijkt volgens het on-line portal van de SDE projecten fysiek (netgekoppeld) te zijn opgeleverd in het vierde kwartaal van 2022, en betreft dus het verreweg grootste dakgebonden PV project op 1 locatie / erf, in dat jaar. Ik had op Twitter veel eerder al een klein tipje van de sluier opgelicht, omdat de webmaster zeer regelmatig satelliet- en luchtfoto's scant op nieuwe grote projecten. En al in de herfst van 2022 op sommige luchtfoto's het complete project was te zien (Tweet 14 oktober 2022!). Vermoedelijk was eerder al een foto van het project geplaatst op Twitter (afkomstig van Facebook), op 28 maart 2022. Ik zal u niet langer in spanning houden. Het betreft hier een groot BIPV* kasdek project van een splinternieuwe uitbreiding naast het flink uit de kluiten gewassen kassen complex van duurzaam opererende trostomaten- en komkommer teler Royal Pride in het ook al van "ongekende dimensies" bekende Agriport A7 kassengebied in de polders van Middenmeer in de Noord-Hollandse gemeente Hollands Kroon. * BIPV = "building-integrated photo-voltaics" Royal Pride heeft in de zuidoost hoek van dit enorme kassen complex al jaren een grote serre met een (met Google Maps tool gemeten) oppervlakte van bijna 72 hectare. Direct hiernaast is, ongeveer vanaf begin 2022, een grote uitbreiding toegevoegd van nog eens zo'n 16,5 hectare. De SDE beschikking staat op hetzelfde adres als dat voor Royal Pride, dus ik neem aan dat de grond en/of alleen het kasdek wordt geleased van deze innovatieve kasgroenten teler. Die al jaren aardwarmte en natuurlijke gewasbescherming toepast in hun kassen en gecertificeerd drager van het Milieukeur is (zie duurzaamheid pagina op hun site). De loods met plat dak aan de noordzijde van het oude kassencomplex heeft al 7 jaar lang een PV installatie van 1.512 panelen, van de hand van PakDeZon (Facebook bericht van 30 oktober 2015 en bericht van Royal Pride). Deze nieuwe uitbreiding is, aldus een woordvoerder van GroenLeven, die Polder PV sprak, van meet af aan geconcipieerd om een gesloten BIPV kasdek te gaan dragen, en dat is dan ook in rap tempo aangebracht. De complete generator was al in juni zichtbaar op satelliet foto's, en het project is dus eind van hetzelfde jaar netgekoppeld opgeleverd. Van GroenLeven mocht ik onderstaande prachtige foto van een late bouwfase van het project gebruiken in dit artikel. De aan beide zijdes met een portrait geplaatste half-cels module gevulde kasdekken zijn WZW / ONO georiënteerd.
Van GroenLeven kreeg ik ook de opgeleverde project capaciteit te horen. Dit kassencomplex heeft een gerealiseerd generator vermogen van 31,2 MWp. Dat is wat kleiner dan de oorspronkelijke beschikking, maar het is by far het allergrootste rooftop PV project wat Nederland kent. Het heeft daarmee het medio 2020 "toen grootste dakproject" van de VE Commerce Campus / PVH Europe van AG Heylen Warehouses, op Trade Park Noord te Venlo (Limburg), met een omvang van ruim 18 MWp, naar de tweede plaats verwezen. Het is zelfs 73% groter van omvang, wat de capaciteit aangaat. Een zeer serieus project, wat de competitie met menig middelgroot, grondgebonden zonnepark aan kan gaan. Op Streetview van Google is de opbouw van dit grote kas project op meerdere plekken te zien (voorbeeld). Dit grote PV rooftop project in Middenmeer heeft 2 bekende "buren". En wel, de uitgebreide veldinstallatie van HVC aan de Koggenrandweg, ook wel zonnepark Wieringermeer genoemd. En het drijvende PV project "Lacustris" van Adamant Solar (zie ook Webarchive link) in 2 bassins aan de zuidrand van het uitgestrekte kassengebied, voor opdrachtgever Energie Coöperatie Wieringermeer (ECW). Het nieuwe BIPV project ligt vlak bij het door ECW beheerde 150 kV hoogspanningsstation Agriport A7. De SDE beschikking voor het nu ook opgeleverde BIPV project gebouwd door GroenLeven, is inmiddels overgegaan in de handen van een van de dochters van het van oorsprong Beierse conglomeraat Bay.Wa r.e., wat al in 2018 een 70% meerderheids-aandeel in een 2 GWp tellende PV projecten portfolio van GroenLeven heeft verworven. En wat als een kapitaalkrachtige backbone fungeert voor talloze zeer interessante innovatieve solar projecten in Nederland (en daarbuiten), zoals de meeste grote drijvende zonneparken, AgriPV, en diverse andere innovatieve oplossings-richtingen bij grootschalige solar projecten. GroenLeven heeft al talloze malen grote piketpalen gezet in de vernieuwing van de Nederlandse projecten sector, en de huidige PV installatie is het zoveelste bewijs dat ze ook op dit vlak kunnen "leveren". Polder PV ziet dan ook uit naar alweer een andere belofte-volle ontwikkeling, bij de aankondiging van de samenwerking met solar carport specialist MORRENsolar. Waar vast weer zeer interessante (grote) projecten uit voort zullen komen, "met dubbelfunctie". Groot - groter - grootst? De hierboven genoemde VE Commerce Campus werd destijds, in 2020 nog als "world’s most powerful solar roof" getypeerd. Hoe zit dat inmiddels met deze fraaie BIPV solarkas naast de productie lokatie van Royal Pride? Er zijn regelmatig aankondigingen van "largest", maar dat blijkt bij nadere inspectie al lang niet meer zo te zijn. Zo werd op 9 oktober 2020 de oplevering van een groot project op 2 platte daken van Audi Hongarije aangekondigd door het meestal goed ingelichte Cleantechnica. Maar dat bleek, met de opgegeven 12 MWp "largest of Europe", dus al medio 2020 vet te zijn gepasseerd door het hier genoemde VE Commerce Campus project in Nederland. Deze gaat echter, als we als maatstaf nemen "single rooftop" (aaneengesloten dak project), wel binnenkort overvleugeld worden door onze zuiderburen. Het beroemde WDP vastgoed concern, bekend van talloze grote PV rooftops in zowel België, als in Nederland, is namelijk alweer bezig aan hun grootste project. Sedert oktober 2022 wordt daar op het zogenaamde Big Box project in WDPort of Ghent, in het havengebied van Gent, gebouwd aan een single-rooftop plat dak systeem project van 25 MWp, wat in het voorjaar van 2023 finaal opgeleverd moet gaan worden. Die zou dan dus al 39% groter gaan uitpakken dan VE Commerce Campus. En zal de fors neerwaarts herziene omvang van het veelbesproken Tesla Gigafactory PV project in Nevada, USA (laatste "peiling" zou zijn 24 MW eind 2022), ook alweer gepasseerd kunnen zijn bij oplevering. Wel is in oktober 2023 de eerste fase op het enorme dak van "zuster" Tesla Gigafactory in Austin Texas opgeleverd. Op dat grote complex van 1,17 km. bij 342 meter lag toen de eerste 10 MWp, volgens een bericht in het lokale medium. De bedoeling is om dat uit te breiden naar maar liefst 30 MWp, wat dan de grootste "single rooftop ter wereld" zou moeten zijn / worden. Met ook nog het logo van de auto fabrikant als "negatief" (geen panelen) voor elke satelliet om gratis mee te fotograferen op de koop toe. Het in dit artikel gepresenteerde rooftop project bij Royal Pride is sowieso al veel groter dan het project in Gent, maar is uiteraard ook van een geheel ander karakter. De solarkas in Middenmeer zal momenteel beslist als grootste, integraal gebouwde PV dakproject de geschiedenis boeken ingaan. Zeker voor Europa. Hij staat inmiddels al een tijdje als het enige daksysteem project op een "gebouw" (kas) te prijken tussen tientallen grotere zonnepark - en floating solar projecten (en 1 zeer grote carport**) in Polder PV's gerealiseerde projecten lijst. ** (toegevoegd) Carports (zoals het bedoelde, bijna 38 MWp grote project bij het Lowlands terrein te Biddinghuizen, van Solarfields) beschouwt Polder PV niet als "gebouwen" in de stricte betekenis van het woord. Het zijn feitelijk vrij staande overkappingen, die door ondergetekende al jaren in een aparte "vrijeveld categorie" worden ondergebracht. Het CBS gooit dergelijke projecten helaas - volstrekt ontraceerbaar - in de enorme verzamelbak genaamd "daksysteem". Waar hoogstwaarschijnlijk ook het huidige besproken BIPV kasdek project in Middenmeer anoniem in zal "verdwijnen". Biggest (?) Aan veel grote(re) rooftop systemen wordt ook alweer gewerkt. In Turkije wordt momenteel het - vermoedelijk - allergrootste rooftop systeem ter wereld gebouwd. Op diverse daken van het enorme Tosyali staalfabriek complex westelijk van de Turkse stad Osmaniye (helaas in het aardbevings-gebied gelegen), zou namelijk een fors rooftop project van 140 MWp uitgerold worden, voor een investering van 71 miljoen dollar. Huawei omvormers zouden hierbij worden ingezet, de jaarproductie wordt geschat op 250 GWh. In april dit jaar zou het project opgeleverd moeten gaan worden. Het gaat daarbij weliswaar om meerdere grote daken, maar vermoedelijk wel allemaal op een en hetzelfde complex. Osmaniye heeft helaas ook flink moeten incasseren tijdens de recente hevige aardbeving. Er is echter nog niets bekend over eventuele (zware) schade aan genoemd project op het staalfabriek complex. Er zijn regelmatig aankondigingen van andere grote rooftop projecten, met name in Aziatische contreien (hele industrie complexen met PV), maar dat gaat vaak ook om wijd verspreide gebouwen, soms zelfs op meerdere locaties. Als u nog grotere, opgeleverde "single-site" PV rooftop projecten kent, houdt Polder PV zich aanbevolen om die hier eventueel op te nemen (e-mail). Met dank! Nagekomen (14 juli 2023) Bijna 5 maanden na de "first" rapportage over dit enorme rooftop project op Polder PV, verscheen in het De Kleur Van Geld magazine van duurzame Triodos Bank een kort 2e artikel over deze installatie. Op deze unieke locatie, met volledig geïntegreerd PV-dak op een enorme kas, wordt, aldus dat artikel, "... onderzocht welke groenten en fruit er het beste onder geteeld kunnen worden en of er ook extra (duurzame) verlichting aan te pas moet komen - iets wat niet ongebruikelijk is in de reguliere tuinbouw". Zie deze link voor het artikel, wat trouwens ook verscheen op de website van GroenLeven. Nagekomen (2 november 2023) Nog eens 3 en een halve maand later, verscheen er nota bene een verder zeer interessante advertorial over het project, en achtergronden ervan, van de hand van Triodos Groenfonds, in het Financieele Dagblad, met enkele foto's van de binnenkant van deze solar kas. Volgens geïnterviewde GroenLeven CEO Peter Paul Weeda, staat er nog steeds slechts "een lege kas", zonder buitenwanden, terwijl onderzoek naar de best toepasbare, potentiële gewasteelten onder de half-schaduw in de kas met semi-transparante doorzicht panelen voortduurt. Regenwater van de kasdekken van Royal Pride, inclusief van het enorme nieuwe BIPV exemplaar, wordt in een nieuw gebouwd, groot bassin opgevangen (8.000 m³), en kan voor teelten worden ingezet. Er wordt ook al gedacht aan accu opslag, voor overschotten geproduceerd midden op de dag. In het enorme kassengebied alhier, is er voldoende consumptie van elektra, om daar een mogelijk aantrekkelijke business-case van te maken. Een abstract van dit artikel verscheen trouwens ook op de website van Groenten Nieuws (1 november 2023). Bij GroenLeven verscheen ook pas laat dit artikel, met nog meer foto's. Er zijn in totaal 70.887 144 half-cels, 440 Wp doorzicht glas-glas PV modules gelegd, telkens 1 paneel portrait aan weerszijden van elk kasdek, in dit grootste BIPV en rooftop project van (minimaal) Europa. Het project omvat ook een corridor van zonnepanelen met dichte wanden, waar Royal Pride deze ruimte kan gebruiken voor opslag. Die los staande corridor (loods) ziet u op de grote foto in bovenstaand artikel aan de voorzijde. Ook wordt geclaimd, "het Agri-PV project voorziet maar liefst 10.800 huishoudens van groene energie", zonder te specificeren hoeveel zo'n huishoudens dan wel zou gebruiken per jaar (de aannames daarover verschillen namelijk in extreme mate). Een betekenisvolle hoeveelheid "huishoudens" vinden we echter pas anderhalve kilometer naar het zuidoosten, in Medemblik. Veel waarschijnlijker is, dat de tuinders in het enorme aanpalende Agriport A7 kassengebied, en/of het 2 kilometer WZW-waarts gelegen, nieuwe Microsoft AMS06 datacenter, alle opwek van dit fraaie project direct zullen opsouperen. Zelfs op top productie dagen in het voorjaar of zomer. In Nieuwe Oogst verscheen op 13 februari 2024 ook een uitgebreid artikel over dit lang "slecht bekende" grootste zonnedak van Europa, echter daarin niet als zodanig gekwalificeerd. Een groot deel van het te berde gebrachte was al bekend en hierboven in het artikel van Polder PV weergegeven. Interessant is, dat als compagnon Bom Group wordt genoemd, sinds 1966 actief, en die als internationaal acterende kassenbouwer, tevens bekend van het kas complex van Floriade 2022 in Almere, zo'n vier jaar onderzoek in het Middenmeer kas-project blijkt te hebben gestoken, en diverse details heeft moeten doorrekenen voor optimale energie opbrengsten. Een van de gevolgen van hun onderzoek is, dat de daken van dit complex een lagere hellingshoek hebben dan de "kappen" van normale tuinbouw kassen. Er is vanwege alle eisen een compleet nieuw ontwerp gemaakt voor deze speciale kas constructie met open zijwanden. Het bleek bijvoorbeeld een heel gepuzzel te zijn, om te voorkomen dat "de aluminium constructie geen schaduw op de zonnepanelen zou werpen". Bom Group heeft ook een beknopte pagina aan het Middenmeer project gewijd op hun eigen website. Nog steeds zou er onderzoek gaande zijn naar de best toepasbare gewassen om te telen onder deze half-open kas constructie. Nieuwe Oogst meldt ook, dat GroenLeven het project waarschijnlijk t.z.t. van de hand wil doen, maar wel aan een partij die is gericht op de lange termijn, "met een stabiel en duurzaam rendement". GroenLeven zou dan wel het onderhoud aan het grote project blijven doen. Noord-Hollands Dagblad, tot slot, gaat in een artikel "Elektriciteit of paprika's, of allebei?", ook in op dit grote rooftop solar project. In navolging van kritiek van de voorzitter van de Limburgse afdeling van branche organisatie Glastuinbouw Nederland, n.a.v. de bouw van een vrijwel even groot "kas zonder zijwanden" project door DSG (Xaam dochter) in het Limburgse Velden, zijn er door de lokale politieke partij Onafhankelijk Hollands Kroon aan het College kritische vragen gesteld omtrent het Middenmeer project. Zij vragen zich af of er op deze locatie wel "verantwoord wordt omgesprongen met agrarische grond", en of dergelijke projecten niet in strijd zouden zijn met het "huidige" (lees echter: toenmalige !) omgevings- dan wel bestemmingsplan. Er zou in het verleden door Greenport zijn opgeroepen voor "meer grond voor glastuinbouw" (kijk zelf wat voor gigantische glasteelt cluster daar al is gerealiseerd), OHK vraagt zich af of de grond voor dergelijke solarkassen niet "een andere verdienmodel krijgt, en de teelt naar de achtergrond verschuift". Royal Pride, die de grond onder de kas huurt, zou nog steeds onderzoek doen naar de meest geschikte teelt(en), maar omdat er kennelijk een geheimhoudingsverklaring zou zijn ondertekend met een partij die daarmee aan de slag zou gaan, kan de algemeen directeur van de bekende tomaten / komkommer teler nog niets kwijt over die plannen. Het is dus wachten op antwoord van het college, of er iets in de juridische status van het project zal gaan wijzigen. Zie het vervolg hier onder. Antwoorden van het College van Hollands Kroon op vragen van OHK, zie vorige toevoeging. Deze zijn via de volgende link op de bestuurlijke info site van de gemeente terug te vinden. Een aanvraag voor combinatie opwek van energie en teelt in een "circulaire kas" werd op 1 juni 2021 ingediend door een 100% dochter van de Royal Pride Group (EK OG B.V.), met GroenLeven als gemachtigde, en geaccepteerd vanwege de "koppeling tussen de eigenaar en het naastgelegen kassenbedrijf van Royal Pride aan het Wagenpad". De vergunning voor deze combinatie is verleend op 6 augustus 2021, correspondentie over start bouw is verzorgd door GroenLeven. Op 11 april 2023 is de vergunning overgedaan naar Zonnepark PV26 B.V., wat, via 2 tussen-dochter BV's, onderdeel is van groot-aandeelhouder in GroenLeven, BayWa r.e. Solar B.V. (dochter van Beierse solar holding). Pas een jaar later is de tenaamstelling van de betreffende SDE beschikking gewijzigd (voetnoot Polder PV). Het college geeft duidelijk aan dat, "als er geen gewassen worden geteeld, en de zonnekas geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsvoering van Royal Pride, er sprake is van 'een met het omgevingsplan / bestemmingsplan strijdige activiteit'". Op de vraag of er meer van dergelijke projecten zijn, antwoordt het college ontwijkend, en dat, als er naderhand aan een voor teelt ingerichte kas zonnepanelen worden toegevoegd, daar geen vergunning voor nodig zou zijn, en er dan ook geen "melding" op volgt bij de gemeente. Het college geeft ook aan dat "er op dit moment geen teelt van agrarische producten plaatsvindt" (NB: status juni 2024). Er zou onderzoek plaatsvinden bij Vertify (de oude proeftuin te Zwaagdijk), wélke teelt er zou kunnen plaatsvinden. Ook is er, door de overdracht van de vergunning, geen relatie (meer) met Royal Pride, die ook geen stroom afneemt van het project. Daarom dient deze locatie, volgens het college, als een zelfstandig bedrijf worden beschouwd. Opwek van energie (lees: elektriciteit) is daarvan de hoofd-activiteit, en in deze situatie zou er dan ook sprake zijn van "een zonnepark" (waarvoor in die hoedanigheid géén vergunning is afgegeven). Gezien bovenstaande, leent deze situatie zich voor een "handhavings-grondslag". Het college zou in gesprek gaan met de vergunning houdende partij(en), "om te kijken welke mogelijkheden er zijn om te kunnen voldoen aan de uitgangspunten van het bestemmingsplan en de vergunning". Die ging namelijk uit van een combinatie van agrarische teelt en stroom-opwek. Er wordt ook een vraag gesteld over eventuele vrijstelling van de onroerend zaak belasting (OZB) van dergelijke solarkas constructen, en eventuele toepassing van de "werktuiguitzondering" (ook wel "werktuigenvrijstelling"), waar het college wat dieper op ingaat. Er kan namelijk sprake zijn van mogelijkheid tot cultuurgronduitzondering (zoals, onder specifieke condities, geldt, voor klassieke kassen en de grond daar onder). Het college haalt ten eerste het standpunt van Glastuinbouw Nederland aan (notitie zonnepanelen op glasdek, pdf van 4 januari 2023). Er worden 5 criteria voor de werktuiguitzondering genoemd. Het college concludeert hieruit, dat de zonnepanelen daar niet onder vallen (waarvoor dan dus OZB afgedragen moet worden), maar dat omvormers, bekabeling, transformatoren e.d. daarvan uitgezonderd zouden zijn. Aap uit de mouw De aap komt uit de mouw in de vraag of het college vindt "dat dit een ongewenste ontwikkeling" is. Het college beaamt die vraag, "Het inzetten van agrarische gronden voor zelfstandige zonneparken is ongewenst". De keuze in de gemeente is voor zon op dak, maar in dit specifieke geval "heeft dit een ongewenste uitwerking gekregen". Het leidt namelijk tot "verdringing van teelt op waardevolle agrarisch grond, en dat vinden wij ongewenst". Overigens zijn er (november 2024) al 11 netgekoppelde, grondgebonden zonneparken tussen de 15 kWp en 20 MWp op het grondgebied van Hollands Kroon, volgens de administratie van Polder PV ... Het college gaat, naast het al aangekondige overleg met de huidige vergunninghouder, voor toekomstige aanvragen voor een omgevingsvergunning, "indringender toetsen op koppeling tussen initiatiefnemer, teelt en afnemer". Past een aanvraag niet in de geldende regels, wordt op basis van het amendement "Stimulering zon op dak" van februari 2020, zo'n project als ongewenste ontwikkeling gezien, waarvoor dus geen toestemming (meer) zal worden gegeven. In het vierde kwartaal van 2024 zouden nadere beleidsregels besproken moeten worden om het vergunningsvrij aanleggen van PV projecten op kasdaken voor dit soort gevallen in te perken, in gemeente Hollands Kroon. Wordt ongetwijfeld vervolgd ... Bron oorspronkelijk artikel: pers. comm. GroenLeven 22 februari 2023 enkele opmerkingen toegevoegd (o.a. hoogspannings-station) Diverse nagekomen berichten zijn later onderaan het artikel toegevoegd. Anders: Largest Rooftop PV list (list.solar site; regelmatig duikt er af en toe zo'n - poging tot - inventarisaties op, op internet. Ze lopen met name in het rooftop segment bijna altijd chronisch achter op de realiteit, omdat het vrijwel onmogelijk is om world-wide up to date te blijven op dit vlak. Op onderhavige lijst prijkt een rooftop van 16,4 MWp in San Pedro, California, USA, bovenaan, op peildatum 23 feb. 2023) 21 februari 2023: Jaarcijfers groei PV kleinverbruik bij Stedin - bizarre groei in residentiële markt. Eind januari werd in een ronduit opmerkelijke gezamenlijke "actie" door de meeste netbeheerders een soort van gezamenlijk bericht verkondigd aan de vooravond van het laatste debat in de Tweede Kamer over het wetsvoorstel afbouw salderen van zonnestroom. Polder PV plaatste een tweet met links naar alle berichten op 27 januari. De strekking van de persberichten was vergelijkbaar, waarbij diverse netbeheerders ook nog cijfers over de evolutie in hun netgebied presenteerden. Kennelijk om hun standpunt (afbouw salderen "moet") meer kracht bij te zetten. Over de eerste cijfers van de grootste netbeheerder, Liander heeft Polder PV eerder al uitgebreid gerapporteerd, met de daarbij behorende "duiding". De in de berichtgeving weergegeven data zijn beslist niet makkelijk of eenduidig vergelijkbaar tussen de netbeheerders onderling, het is daarom belangrijk om deze separaat te behandelen, voor zover er tenminste iets zinnigs is te zeggen over de gepubliceerde data. In deze bijdrage komen cijfers van netbeheerder Stedin ter sprake. Die weliswaar uitsluitend data over PV projecten achter kleinverbruik aansluitingen (KVB) heeft gepubliceerd, en dus het dominante residentiële segment behandelen. Maar omdat de groei in dat segment onstuimig is geweest, de afgelopen jaren, is het beslist de moeite waard om daar meer gedetailleerd naar te gaan kijken.
Stedin publiceerde haar eigen persbericht op 27 januari jl, met enkele verzamel cijfers, en gaf een link naar haar Open Data bestand voor - uitsluitend (!) - projecten achter KVB aansluitingen, met update datum 31 december 2022. De enorme groei achter grootverbruik (GVB) aansluitingen in het netgebied van Stedin (veel activiteit, bijvoorbeeld, in het enorme Rotterdamse havengebied), is hiermee dus nog steeds "een mysterie", en wordt hier niet besproken. Daar zullen wat cijfers van terugkomen in toekomstige besprekingen van de CBS cijfers. Polder PV heeft aandachtig de gepresenteerde Stedin data bestudeerd, en daar enkele grafieken van gemaakt. In eerste instantie zijn natuurlijk de eindejaars-accumulaties van het totale netgebied bij elkaar gezocht, en vervolgens zijn vanuit die data de totale jaargroei volumes berekend. Hierbij moet meteen al een belangrijke kanttekening. Stedin presenteerde in haar persbericht "slechts" data voor gemeentes in de provincies Zuid-Holland (allergrootste, zuidelijke gedeelte, het noordelijke deel van die provincie valt onder het netgebied van Liander), Utrecht, en het tot voor kort onder netbeheerder Enduris vallende Zeeland. Op de laatste zal ik separaat nog terugkomen, omdat er wat problemen zijn met de brondata. "Stedin gemeentes" buiten kern provincies Wat vele mensen zal ontgaan, is dat in het Open Data document nog eens vier gemeentes "vallend onder het netgebied van Stedin" zijn opgenomen, die in 2 andere provincies liggen. Over de vreemde anomalie Heemstede, midden in het netgebied van Liander, en zuidelijk van Haarlem in Noord-Holland gelegen, heb ik eerder al eens wat woorden vuil gemaakt, in de analyse van de QII cijfers van 2021 bij de collega's van Liander (15 juli 2021). Volgens eigen opgave door Stedin, had Heemstede eind 2022 een respectabel aantal van 2.544 KVB aansluitingen met zonnepanelen. In dezelfde provincie ligt de door Stedin opgevoerde gemeente Wijdemeren (tussen Ankeveense en Loosdrechtse Plas), met 1.122 KVB PV-aansluitingen. Deze lijken beperkt tot het dorp Loosdrecht en directe omgeving, in het ZW deel van de gemeente, grenzend aan de (Stedin) provincie Utrecht. Loosdrecht was oorspronkelijk een gemeente in de provincie Utrecht, maar werd opgenomen in provincie Noord-Holland, bij de gemeentelijke herindeling tot de nieuwe gemeente Wijdemeren in 2002. Aldus de waarschijnlijke verklaring waarom dit dorp nog steeds "Stedin aansluitingen" kent. Een derde "anomalie" is de oude gemeente Lingewaal, gelegen in provincie Gelderland, tussen de Linge en de Waal, oostelijk van de in Zuid-Holland gelegen stad Gorinchem. Lingewaal staat vanaf 2012 met kleine PV projecten genoteerd in het register van Stedin tm. 2018, toen er 277 installaties achter KVB aansluitingen waren geaccumuleerd. Lingewaal fuseerde vervolgens met 2 andere Gelderse gemeentes, Neerijnen en Geldermalsen, tot de nieuwe gemeente West Betuwe vanaf 1 januari 2019. Die ook verschijnt in de data van Stedin, en eind 2022 969 PV projecten achter KVB aansluitingen heeft geaccumuleerd. Het lijkt hier met name de tegen de Linge / grens prov. Utrecht liggende delen / dorpen van die gemeente te betreffen (Spijk, Heukelum, Asperen), de aan de Waal grenzende dorpen binnen deze nieuwe gemeente vallen onder het netgebied van Liander (vrijwel geheel Gelderland valt daaronder). Zowel de (gemeentes in de) provincies Noord-Holland en Gelderland worden in de tabel in het Stedin persbericht niet genoemd, al liggen daar dus ook kleine delen van in het verzorgingsgebied van deze netbeheerder. Ze vallen wat volumes betreft beslist weg t.o.v. de veel grotere hoeveelheden in de "kern" provincies Zuid-Holland zuid, Utrecht, en Zeeland. Maar bij de totaal optellingen voor het verzorgingsgebied van Stedin neem ik deze afwijkende gemeentes in ieder geval gewoon mee. Twee categorieën "overig" Stedin onderscheidt in haar spreadsheet voor KVB installaties ook nog 2 rest categorieën. Dat is, ten eerste, een categorie "lege gemeente", die eind 2022 slechts 13 installaties bevat, met een gezamelijk vermogen van 70 kWp. En een categorie "onbekend", met 1.287 projecten, en een totaal vermogen van 9,51 MWp. De status van deze twee rest verzamelingen wordt niet toegelicht. Ze zitten in ieder geval in de totalen voor het Stedin netgebied (in deze analyse zonder provincie Zeeland) verwerkt, en konden kennelijk ook niet worden toegewezen aan een specifieke provincie. (2) Geaccumuleerde aantallen en capaciteiten PV-installaties KVB aansluitingen bij Stedin In bovenstaande grafiek worden drie parameters weergegeven. Ten eerste de evolutie van de totale eindejaars-volumes van de aantallen PV-projecten achter KVB aansluitingen in het gehele "kern" netgebied van Stedin (inclusief de hierboven benoemde "outliers" in Noord-Holland en Gelderland). Maar nog zonder Zeeland (voormalig Enduris netgebied, sedert 1 januari 2022 onder de Stedin holding vallend), vanwege incomplete data voor die provincie. Deze hoop ik later toe te voegen, als daar klaarheid over ontstaat. Stedin is sowieso van plan om de data van Zeeland te integreren in het geheel, zoals blijkt uit een reactie op mijn vraag daarover van een van de perswoordvoerders (bericht Twitter). In blauwe kolommen is de ontwikkeling van de aantallen PV-installaties achter KVB aansluitingen te zien, in donkergele kolommen de daarbij horende totale opgestelde nominale generator capaciteit in MWp (beide parameters met de rechter Y-as als referentie, MWp voor capaciteit, en aantallen maal duizend). Uit deze twee parameters is het systeemgemiddelde vermogen achter KVB aansluitingen berekend aan het eind van elk kalenderjaar. Deze is in de groene curve weergegeven, met de linker Y-as als referentie (eenheden in kWp per installatie gemiddeld). De grafiek toont een ronduit "fenomenale" ontwikkeling van zonnestroom bij de kleinverbruikers. Wat dominant residentieel is, maar waar ook een onbekende hoeveelheid kleine installaties bij MKB, gemeentelijk vastgoed, stichtingen, etc. onder valt. Evolutie aantallen installaties achter KVB aansluitingen Bij de aantallen zijn de EOY volumes toegenomen van 5.125 (EOY 2011) naar 293.278 installaties, EOY 2021. Om eind 2022 alweer een hoog aantal van 390.029 installaties te bereiken. De toename t.o.v. EOY 2021 was daarmee in het Stedin gebied zonder Zeeland afgelopen jaar 33,0%. Splitsen we dat uit naar de groei bij de gemeentes per provincie, zaten de zuidelijke Zuid-Hollandse gemeentes zelfs op 33,8%; in Utrecht was het wat minder, 31,5%. De 2 Noord-Hollandse (delen van) gemeentes vertoonden een groei van 33,2%, het Stedin deel van het Gelderse West Betuwe groeide met 29,2%. Een belangrijke groei indicator is de Compound Annual Growth Rate (CAGR). Bepalen we deze over de periode 2012 tm. 2022 i.v.m. nogal wat "missende waarden" voor veel gemeentes, voor eind 2011, is deze voor de aantallen installaties zeer hoog, gemiddeld 40,1% per jaar over deze lange periode! Die groei is trouwens eerder zelfs nog hoger geweest, de CAGR was in 2012-2017 zelfs 45,5%/jaar, in de periode 2018-2022 een stuk lager, maar nog steeds hoog, 33,9%/jaar. Bovenstaande geldt alleen voor het Stedin gebied zonder Zeeland. De netbeheerder stelt in haar persbericht dat er eind 2022, inclusief in Zeeland, al bij 455.371 KVB aansluitingen bekend is dat ze zonnepanelen hebben. Deze opgave "wringt" enigszins met hun eigen cijfers in het Open Data register. Want daar vond ik 388.729 KVB installaties met PV in het Stedin gebied exclusief Zeeland. Als we het verschil nemen, resulteert hieruit een potentieel van 66.642 KVB projecten in Zeeland zelf. In de tabel in het persbericht wordt voor die provincie echter voor Zeeland 65.342 exemplaren opgegeven. Bovendien staat in diezelfde tabel een echte fout vermeld, die verder niet in de broodtekst van het persbericht blijkt te zijn gebruikt. Voor provincie Utrecht staan namelijk 123.013 PV installaties in het KVB segment genoemd. Dat is echter het eindejaars-volume voor 2021, niet voor 2022, in het Open Data cijferoverzicht. Voor 2022 is het correcte EOY volume 161.804 installaties. De in de tabel getoonde 32% groei van aantal woningen met zonnepanelen in provincie Utrecht, t.o.v. EOY 2021 (32%) klopt wel met de data in het Open Data portal. Stedin geeft naast boven genoemde forse groei percentages t.o.v. de stand van zaken, EOY 2021 voor Zuid-Holland en Utrecht, ook de toename voor provincie Zeeland aan. Dat zou een beduidend lagere groei van het EOY volume gehad hebben bij de aantallen installaties, 19%. Evolutie PV capaciteit KVB aansluitingen Bij de ontwikkeling van de met de aantallen gepaard gaande geaccumuleerde generator capaciteit zien we een nog heftiger evolutie, weergegeven in de donkergele kolommen. De totale capaciteit nam toe van 9,82 MWp, EOY 2011, tot 1.044 MWp aan het eind van 2021. Om zeer sterk verder door te groeien naar alweer 1.481 MWp, EOY 2022. Zonder Zeeland, nam daarmee in het netgebied van Stedin de cumulatie afgelopen jaar toe met 41,9%, beduidend hoger dan alleen bij de aantallen projecten (33,0%). Waarmee al duidelijk wordt, dat ook de installaties achter KVB aansluitingen gemiddeld groter worden. Segmenteren we naar de Stedin gemeentes per provincie, is in zuidelijk Zuid-Holland de toename van de EOY capaciteit afgelopen jaar zelfs 42,4% geweest, in provincie Utrecht lag de toename iets lager, op 40,7%. Ook in de 2 (delen van) Noord-Hollandse gemeentes vallend onder Stedin, was de groei hoog, 42,3%. In het Stedin deel van de Gelderse gemeente West Betuwe was het beduidend lager, 33,1%. Stedin zelf betrekt in haar persbericht ook nog Zeeland daarbij, stelt dat de groei daar in 2022 "minder sterk" was, namelijk slechts 24% t.o.v. EOY 2021. Maar wel dat relatief meer huizen zonnepanelen zouden hebben (1 op de 3). Dat de Randstedelijke provincies daar "nog niet" aan kunnen tippen, volgens de claim van Stedin, is een beetje een dooddoener. De enorme binnensteden, waar een hoge bevolkingsdichtheid is, en zeer veel hoogbouw, zijn gewoon niet makkelijk te verduurzamen op het vlak van PV. M.a.w., de steden in de Randstad, en elders in het land, zullen bij kleinverbruik altijd relatief slecht blijven scoren t.o.v. meer landelijke gemeentes met het grootste woningen bestand in de vorm van rijtjes huizen met schuine daken. En ze zullen slechts zeer moeizaam het "aandeel woningen met zonnepanelen op het totale bestand" kunnen opkrikken. De fysieke omstandigheden zijn er gewoon niet naar. CAGR - bizarre groei cijfers Voor de gemiddelde CAGR groei in de periode 2012-2022 resulteren nog spectaculairder cijfers dan voor de aantallen. In het totale netgebied van Stedin excl. Zeeland was die groei gemiddeld 47,7% per jaar (!). In de periode 2012-2017 was het zelfs nog hoger, 55,6%/jaar, van 2018-2022 lag het op een beduidend lager gemiddeld niveau, 39,6%/jaar. Kijken we per provincie, zien we bij de zuidelijke Zuid-Holland gemeentes, en bij de 2 exemplaren gelegen in Noord-Holland een gemiddelde CAGR van 49,4%/jaar. Het Stedin gedeelte van Gelders West Betuwe kende zelfs een gemiddelde CAGR van 51,8% per jaar, over de lange, 10 jaar durende periode van 2012 tm. 2022. Dit zijn ronduit fenomenale groeicijfers, waar men in het buitenland jaloers naar zal kijken. Al met al kunnen we concluderen: de aanwas van zowel aantallen, als de capaciteit, is ronduit "enorm" geweest in het fors verstedelijkte gebied waar Stedin haar hoofd-activiteiten heeft. En waarbij de capaciteit zelfs, in relatieve zin, harder is gegroeid dan de aantallen installaties. Het is niet voor niets geweest, dat ik een eerdere versie van deze grafiek op Twitter publiceerde, vanwege de toen zeer actuele discussies over de afbouw van de salderingsregeling voor kleinverbruikers, en de gevolgen voor de "socialisering" van de kosten van die regeling, in de Tweede Kamer (voor talloze links naar bijdragen over dat wetsvoorstel, zie mijn "links naar salderen" web-pagina). Evolutie van systeemgemiddelde capaciteit (KVB segment) Een vaste, belangrijke afgeleide waarde die Polder PV frequent toont, is de uit bovenstaande twee parameters berekend systeemgemiddelde capaciteit aan het eind van elk jaar. Deze in de groene curve (referentie linker Y-as) weergegeven essentiële parameter zegt iets over de gemiddelde "omvang" van de generatoren op 's lands residentiële daken. Hierbij lijkt de ontwikkeling heel wat minder spectaculair dan bij de 2 hoofd-parameters, maar schijn bedriegt, want ook hier is zeer duidelijk een forse schaalvergroting terug te zien. De systeemgemiddelde capaciteit, in de grafiek getoond in kWp per installatie, nam namelijk toe van 1,92 kWp, eind 2011, naar 2,57 kWp, EOY 2013. De curve neemt daarna nog steeds toe, maar het tempo vlakt tijdelijk iets af, en bereikt 3,56 kWp eind 2021. Dan is er een duidelijk knik opwaarts zichtbaar, de systemen worden rap groter wat geïnstalleerd vermogen betreft, om eind 2022 alweer op 3,8 kWp gemiddeld per installatie te eindigen in Stedin gebied (nog zonder Zeeland). Dat is het dubbele volume van de capaciteit elf jaar eerder. Ook hier dus weer, een ronduit opmerkelijke ontwikkeling, in alleen het KVB segment. Kijken we naar de afgeleide jaargroei cijfers, is die ontwikkeling bij de nieuwbouw nóg harder gegaan, zie verderop. Graven we iets dieper in de bron data van deze netbeheerder, zien we bij de verdeling van de systeemgemiddelde vermogens in de "Stedin gemeentes" over de provincies een iets andere verhouding dan bij de primaire parameters (aantallen, totale capaciteit). Hier leiden de gemeentes in provincie Utrecht, met eind 2022 een gemiddelde systeemcapaciteit van 3,84 kWp, terwijl de zuidelijke Zuid-Hollandse gemeentes gemiddeld niet hoger komen dan 3,74 kWp per installatie. Heemskerk en het Stedin deel van Wijdemeren in Noord-Holland zitten daar tussenin, met 3,77 kWp gemiddeld per installatie. Bij deze vergelijking is, tot slot, het Stedin deel van Gelderse gemeente West Betuwe kampioen, met eind 2022 zelfs gemiddeld 4,02 kWp per installatie achter KVB aansluitingen. Vermoedelijk doen de gemiddeld wat grotere huizen met veel dak oppervlakte zich hier gelden, in deze agrarische streek. (3) Nieuwe aantallen en capaciteiten PV-installaties KVB aansluitingen per kalenderjaar bij Stedin
Nog duidelijker dan bij de evolutie van de eindejaars-volumes (EOY), is de "explosieve" ontwikkeling van de kleinverbruikers-markt bij Stedin te zien, aan de jaarlijkste nieuwbouw cijfers (YOY), getoond in bovenstaande grafiek. Waarvoor de cijfers zijn afgeleid uit de EOY data in de eerste grafiek en onderliggende spreadsheet berekening. Evolutie nieuwe aantallen KVB projecten per kalenderjaar Bij de aantallen nieuwe projecten achter KVB aansluitingen is er al een forse toename van de nieuwe aantallen per jaar te zien (blauwe kolommen, rechter Y-as). De nieuwe volumes nemen aanvankelijk toe, van 8.244 installaties in 2012 tot al 14.189 exemplaren nieuw in 2013, wat vooral had te maken met de "Lenteakkoord cadeautjes regeling" die de branche organisatie absoluut niet wilde (vanwege ingrijpende marktverstoring). Beleidsmedewerker Amelie Veenstra van Holland Solar schreef er destijds een stevig stuk over, wat als blog bijdrage werd gepubliceerd bij het wetenschappelijk bureau van GroenLinks. Zoals reeds voorspeld, stagneerde de markt enkele jaren, nadat het gereserveerde subsidie plafond was overschreden (medio 2013). Er kwamen minder grote hoeveelheden bij, 13.104 nieuwe KVB installaties in 2014, 13.204 in 2015, en zelfs nog maar 12.916 in 2016. Gelukkig begon de markt toen ook om andere redenen weer op te veren (o.a. flink gedaalde systeem prijzen, en "zwaan kleef aan" effecten). De volumes bleven vanaf de 20.461 nieuwe installaties in 2017 verder alleen maar toenemen. Tot al een respectabele 64.354 exemplaren nieuw in 2021. In 2022 ging definitief "het gas" er op, door een samenspel van verschillende crisissen, het "post-corona tijdperk", én de verbijsterende explosie van de stroom- en gasprijzen op de internationale markten. Afgelopen jaar werd een bizar hoog volume van 96.751 nieuwe installaties achter KVB aansluitingen in alleen het kern-gebied van Stedin gerealiseerd, nog zonder Zeeland. Stedin zelf repte in haar persbericht over een totaal volume van 107.264 nieuwe PV installaties achter KVB aansluitingen, als Zeeland zou worden meegerekend. Op basis van de beschikbare Open Data voor het kerngebied (incl. splinters in Noord-Holland en Gelderland), exclusief Zeeland, bovengenoemde 96.751 installaties, zouden er in onze meest zuidwestelijke provincie dan in 2022 10.513 nieuwe kleine projecten in het KVB segment zijn geïnstalleerd. De procentuele toenames van deze nieuwe jaargroei volumes logen er dan ook niet om. Er waren de laatste vier jaar 2 substantiële versnellingen van de jaarvolumes. Bij de aantallen nam de aanwas in 2019 met 50,3% toe t.o.v. de jaargroei in 2018. Daarna was de ontwikkeling 2 jaar wat rustiger, met groei percentages van de jaarlijkse aanwas cijfers van 10,5% (2020 t.o.v. 2019) resp. 13,9% (2021 t.o.v. 2020). Wederom werd er in 2022 nog eens 50,3% bovenop het al zeer hoge nieuwe volume in 2021 gelegd, resulterend in de al gemelde bijna 97 duizend nieuwe installaties in afgelopen jaar. Kijken we iets dieper, naar de verdeling van de "Stedin gemeentes" over de provincies, zijn hier de exemplaren in provincie Utrecht, na 2 relatief bescheiden jaren (2020, 2021), in 2022 duidelijk weer kampioen. Het aantal nieuwe KVB installaties nam daar gemiddeld toe met maar liefst 54,2% t.o.v. de jaargroei in 2021. De zuidelijke Zuid-Hollandse gemeentes deden het iets "bescheidener", met 46,7% toename t.o.v. de aanwas in 2021. De 2 gemeentes in Noord-Holland en West Betuwe (Stedin) in Gelderland zaten tussen deze 2 extreme groeicijfers in (48,7% resp. 49,0%). Evolutie nieuwe capaciteit KVB projecten per kalenderjaar Nog explicieter als bij de aantallen projecten, is de ronduit groteske ontwikkeling bij de nieuwe capaciteit per kalenderjaar achter KVB aansluitingen te zien in het netgebied van Stedin (excl. Zeeland), zoals weergegeven in de donkergele kolommen. Op 1 klein "dipje" na (jaargroei 2016 met 44 MWp iets lager dan de 47 MWp nieuw in 2017) is de bijplaatsing van de nieuwe capaciteit bij KVB installaties van jaar tot jaar almaar toegenomen. En heeft deze de laatste vier jaar zelfs een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Was de toename in 2012 nog 20,2 MWp, in het "Lenteakkoord subsidieregeling jaar" 2013 was dat al het dubbele volume, 40,8 MWp. Zoals gezegd stagneerde de markt daarna tm. 2015, met nieuwe volumes tussen de 43 en 47 MWp per jaar. Vanaf 2017 begon de residentiële markt weer duidelijk te groeien, met 68,8 MWp nieuw volume. Wat vervolgens stapsgewijs flink werd opgeschroefd, van 116,0 MWp nieuw in 2018, 179,2 MWp in 2019, 211,8 MWp in 2020, tot al 263,4 MWp toegevoegd in 2021. De echte "klapper" kwam in 2022. Er werd in dat jaar maar liefst 437,0 MWp nieuw bijgebouwd in het KVB segment bij Stedin (excl. Zeeland). Een enorme toename van bijna 66% in 1 jaar tijd! Dat was een grotere relatieve groei dan de flinke stap in 2019, toen 54,5% meer aanwas in dit segment werd gerealiseerd dan in 2018. In 2020 en 2021 waren de groei volumes een stuk bescheidener, 18,2 resp. 24,4% meer volume dan bij de aanwas in het voorgaande jaar. In het persbericht van 27 januari meldde Stedin, dat in haar hele netgebied inclusief Zeeland, een historisch nieuw record was gevestigd van 484 MWp in het KVB segment. Dat zou betekenen, dat alleen in Zeeland er ongeveer 47 MWp nieuwe PV capaciteit zou zijn bijgeplaatst in het residentiële segment. Ook stelde Stedin in hetzelfde bericht, dat genoemde volume groei van 484 MWp "omgerekend goed zou zijn voor ongeveer 1,3 miljoen zonnepanelen". Dat is een merkwaardig statement. Want dat zou betekenen, dat deze netbeheerder voor het kalenderjaar 2022 zou rekenen met zonnepanelen in het KVB segment van gemiddeld 372,3 Wp per stuk. Sowieso een heel vreemd nominaal vermogen voor een paneel. En sowieso veel te laag ingeschat, want in 2022 waren in het residentiële segment 400 "+" Wp modules al heel normaal. Zouden we conservatief rekenen met 400 Wp panelen, zou je mogelijk met slechts 1,2 miljoen nieuwe zonnepanelen in het KVB segment moeten rekenen. Minder bij een gemiddeld nog hoger capaciteit hebbend "residentieel" PV paneel. Stedin stelt, dat alleen al deze heftige activiteit in de kleinverbruikers-markt door hen is gefaciliteerd middels de aanleg van 435 kilometer nieuwe kabels in straten, en de installatie van 478 nieuwe trafohuisjes. Bij de verdeling van de Stedin gemeentes over de provincies, blijkt het afgelopen jaar wederom provincie Utrecht ook bij de nieuwe capaciteit een forse groeistuip te hebben doorgemaakt. Er kwam gemiddeld in de Utrechtse gemeentes maar liefst 72,6% meer capaciteit bij KVB installaties bij dan bij de aanwas in 2021. De gemeentes in zuidelijk Zuid-Holland deden het ook zeer goed, met 59,9% meer groei bij de capaciteit, dan bij de aanwas daarvan in 2021. De 2 Noord-Hollandse gemeentes Heemskerk en (Stedin deel) Wijdemeren zaten op 48,7% meer aanwas in 2022. Het Stedin deel van het Gelderse West Betuwe zag een toename van 49,0% t.o.v. de groei in 2021. Evolutie van systeemgemiddelde capaciteit bij nieuwe volumes per kalenderjaar (KVB segment) Uiteraard heb ik ook weer voor de nieuwe kalenderjaar volumes de gemiddelde systeemcapaciteit in kWp berekend uit de aantallen en nieuwe capaciteiten. Deze vindt u in bovenstaande grafiek weer terug als de groene lijn, met de linker Y-as als referentie. Hier is duidelijk een iets ander beeld te zien, dan bij de accumulatie van alle projecten achter KVB aansluitingen bij Stedin. Er is ditmaal niet een continu door stijgende lijn te zien, maar een evolutie naar een maximum, een lichte terugval, waarna weer (forse) groei plaatsvindt bij de nieuwe jaarvolumes. De gemiddelde systeemcapaciteit bij de nieuwe jaarvolumes nam in de jaren 2012 tm. 2015 toe, van 2,45 naar 3,53 kWp. Daarna is deze weer licht gedaald, tot een minimum van 3,36 kWp per nieuw KVB project in 2017. Vanaf 2018 is deze gemiddelde capaciteit echter weer fors aan het stijgen, vanwege de almaar krachtiger wordende PV modules, met meer capaciteit per vierkante meter, door een scala aan verbeteringen aan de efficiëntie van de cellen, en de wijze waarop deze in de modules worden geplaatst. Het gaat daarbij in de residentiële markt vrijwel nog alleen maar om hoog-efficiënte monokristallijne zonnepanelen met PERC cellen, waaraan nog steeds wordt "getweaked" om deze nog beter te maken. Dit is een van de belangrijkste drivers van de toename van het systeemgemiddelde vermogen, bovenop het feit dat ook steeds meer woningen van een "dakvullend systeem" worden voorzien, waar dat in het verleden, ook uit kostenoverwegingen, vaak maar een bescheiden "setje" was (tussen de 4 en 8 panelen per woning, in de huursector nog steeds gebruikelijke volumes bij eengezinswoningen). De gemiddelde capaciteit van de nieuwe installaties is vanaf 2018 flink verder toegenomen, van 3,41 kWp, via 3,50 kWp (2019), naar 3,75 kWp (2020). Waarbij in 2021 voor het eerst in de geschiedenis in Stedin netgebied (zonder Zeeland) de 4 kWp drempel werd overschreden, met 4,09 kWp gemiddeld per nieuw project bij de kleinverbruikers. In 2022 ging daar weer een flinke schep bovenop, de nieuwe installaties hebben gemiddeld alweer een capaciteit van 4,52 kWp per installatie, een toename van 11% t.o.v. het gemiddelde van de nieuwe installaties in 2021. Daarbij hebben de nieuwe projecten achter KVB aanslutingen in 2022 een gemiddeld vermogen wat een factor 1,8 maal zo hoog ligt dan bij de nieuwe aanwas in 2012. Bij de provinciale verdeling, blijken de Utrechtse gemeentes ook weer the lead te nemen bij de gemiddelde capaciteit van de nieuwe KVB installaties. In 2022 was dat gemiddelde namelijk 4,63 kWp per project, duidelijk boven het gemiddelde voor het hele Stedin gebied minus Zeeland. Zuid-Holland lag wat lager, met een gemiddelde van 4,41 kWp bij nieuwe KVB installaties in 2022. Heemskerk / Wijdenes (NH), resp. het Stedin deel van het Gelderse West Betuwe lagen tussen deze "extremen" (4,50 resp. 4,43 kWp voor de nieuwe installaties dat jaar). Combineren we de eerder in dit artikel al afgeleide 47 MWp, resp. 10.513 nieuwe projecten in Zeeland in 2022, zou de systeemgemiddelde capaciteit van de KVB categorie in deze "nieuwe" provincie voor Stedin dat jaar 4,47 kWp zijn geweest per nieuwe installatie. Dat ligt dus ongeveer midden tussen de berekende gemiddeldes voor de gemeentes in Utrecht resp. zuidelijk Zuid-Holland. (4) Evolutie PV capaciteit kleinverbruik aansluitingen alle Stedin gemeentes excl. Zeeland In de volgende grafiek geef ik voor alle gemeentes in Stedin gebied, exclusief Zeeland, de progressie cijfers van de capaciteit weer voor uitsluitend de KVB projecten. In de grote grafiek is de Y-as in absolute volumes (MWp) weergegeven op een normale schaal. In de inset linksboven is dezelfde grafiek met een logarithmische Y-schaal getoond, waarin goed is te zien dat de meeste gemeentes al jaren lang exponentiële groei bij de toename van de capaciteit kennen (globaal rechte lijnen vanaf 2013 / 2014). In de legenda van de grote grafiek heb ik alle gemeentes groepsgewijs weergegeven, gescheiden met horizontale zwarte lijnstukken. Van boven naar beneden zijn dat 46 gemeentes in zuidelijk Zuid-Holland, 29 gemeentes in provincie Utrecht, 2 gemeentes in provincie Noord-Holland, en 1 gemeente, Lingewaal, in provincie Gelderland, die later is opgegaan in de fusiegemeente West Betuwe. Voor gemeente Utrecht, kampioen geaccumuleerd PV vermogen bij KVB aansluitingen in Stedin netgebied sedert 2013, heb ik de bijbehorende getallen gezet om een indruk te geven van de fenomenale ontwikkeling in deze centraal gelegen Nederlandse gemeente. Aanvankelijk wat aarzelend, en nog onder zuster gemeentes Amersfoort en Veenendaal startend in 2011, met slechts 0,5 MWp capaciteit, is ze sedert 2013, met 5,4 MWp, al heer en meester in Stedin netgebied. Deze positie heeft ze niet meer afgestaan, en in 2016, 2018, en in 2021, zijn er zelfs kleine versnellingsfases te zien in het tempo. Eind 2022 zou Utrecht alleen al bij kleinverbruikers, 99,4 MWp aan PV capaciteit hebben staan. In het eerste kwartaal van 2023 moet de gemeente dus alleen al op dat vlak door de 100 MWp accumulatie zijn heen "gewalsd". Een forse prestatie. 4 andere Stedin gemeentes volgen in 2022 op grote afstand. Dat zijn, achtereenvolgens, 3 flink met elkaar concurrerende gemeentes Rotterdam (75,2 MWp, ZH), Amersfoort (71,3 MWp, Ut.), en 's-Gravenhage (67,9 MWp, ZH). Gevolgd door de in 2020 ontstane fusiegemeente Hoeksche Waard (ZH), met in 2022 54,9 MWp in het KVB segment. Zoetermeer kan nog enigszins bijbenen (ZH, 46,6 MWp EOY 2022). Andere gemeentes kunnen het hoge groeitempo van deze voorlopers niet bijhouden, vanwege diverse redenen, en zitten veel lager in de boom. In de inset met de logaritmische curves vinden we helemaal onderin enkele geïsoleerde gemeentes. Dit zijn kleine "rest" delen van gemeentes waarvan het allergrootste deel in een ander netgebied ligt, en dus niet aan Stedin toegewezen kunnen worden. De grenzen tussen die netgebieden verlopen lang niet altijd logisch, zijn soms zeer grillig, en kunnen dus dwars door gemeentes heen lopen. Van boven naar onder zijn onderaan de inset achtereenvolgens te zien (delen van) Nieuwkoop (grens met Liander netgebied in Zuid-Holland, in Stedin gedeelte eind 2022 1,06 MWp), Alphen aan den Rijn (idem, ZH, bij het beperkte Stedin gedeelte eind 2022 0,3 MWp), resp. Midden-Delfland (grens met netgebied Westland Infra, ZH, het Stedin deel heeft hier maar 0,19 MWp, eind 2022). (5) Groei aantallen installaties bij de 25 best presterende Stedin gemeentes in kalenderjaar 2022 In deze paragraaf heb ik in onderstaande grafiek de in 2022 best performing gemeentes bij de nieuwe aantallen PV installaties achter KVB aansluitingen weergegeven, met de evolutie van de aantallen installaties vanaf 2012 weergegeven in dezelfde kolom. Van links naar rechts staan, in aflopende volgorde van de nieuwbouw van de aantallen PV installaties, in 2022 toegevoegd aan het KVB segment in Stedin gebied minus Zeeland, de 25 best performing gemeentes afgebeeld. Per kolom staan van onder naar boven de toevoegingen in de betreffende gemeentes in de jaren 2012 tm. 2022. Omdat het tempo van jaar tot jaar kan wijzigen tussen de gemeentes onderling, lijkt de volgorde bij de totale volumes (in vetdruk bovenaan de kolommen, optelling nieuwbouw in de jaren 2012 tm. 2022) onlogisch. De volgorde wordt echter in deze figuur gedicteerd door de nieuwbouw in 2022, het donkerblauwe segment bovenin de kolommen. Waarbij Utrecht uiteraard weer vooraan staat. Niet alleen met de hoogste nieuwbouw in 2022 (6.777 nieuwe KVB projecten in dat jaar), maar ook bij de totale nieuwbouw in de lange periode 2012-2022. Voor gemeente Utrecht neerkomend op totaal 30.495 nieuwe installaties bovenop de niet getoonde tm. 2011 geaccumuleerde hoeveelheid projecten. In de top 25 komen 12 gemeentes in de provincie Utrecht voor, en 13 in zuidelijk Zuid-Holland. Utrecht wordt opgevolgd door drie gemeentes die elkaar aardig in evenwicht houden, met elk rond de 21 duizend nieuwe KVB installaties in 2012-2022: Rotterdam, Amersfoort, en 's-Gravenhage. Daarna vallen de aantallen flink terug. Sommige gemeentes zijn wat teruggevallen bij het uitbouw tempo in 2022, of hebben juist een versnelling ingezet. De hekkensluiter in de top 25 bij de nieuwbouw in 2022 is de Utrechtse gemeente De Ronde Venen, die weliswaar al veel meer nieuwe projecten vanaf 2012 heeft verzameld (6.888 installaties) dan de 2 voorganger gemeentes Hellevoetsluis (ZH) en Soest (Ut.). Maar het in 2022 dus iets minder goed deed dan in die 2 qua totaal volumes duidelijk achterblijvende gemeentes. Er zijn nog 2 byzonderheden te zien, bij de gemeentes Hoeksche Waard en Vijfheerenlanden. Die hebben beiden hoge "nieuwbouw" volumes in 2019 (5.501 resp. 3.989 installaties). Dat komt omdat het nieuwe gemeentes zijn, gevormd uit de fusie van enkele dorpen, waarbij de aantallen installaties, toegevoegd in de jaren 2012 tm. 2018, allemaal opeens tot een groot volume werden samengevoegd in de nieuw ontstane entiteit. Hoeksche Waard ontstond uit de fusie van de dorpen Oud-Beijerland, Korendijk, Strijen, Cromstrijen en Binnenmaas (en omvat ook het natuureiland Tiengemeten). Vijfheerenlanden is een byzonder geval. Het ontstond na veel geharrewar uit de fusie van de voormalige Zuid-Hollandse gemeenten Leerdam en Zederik, en de in Utrecht gelegen gemeente Vianen. Met deze fusie, die na veel wikken en wegen van de betreffende overheden ertoe leidde, dat de nieuwe gemeente Vijfheerenlanden tot de provincie Utrecht zou gaan behoren, heeft geresulteerd in een flinke grenscorrectie tussen de provincies Zuid-Holland en Utrecht. De eerste is wat kleiner geworden (en "verloor" dus ook de in het teloor gegane gebied opgestelde PV projecten). Utrecht werd een stuk groter, en kreeg er aardig wat PV volume bij. Naast de hier behandelde KVB installaties natuurlijk ook alle bijbehorende projecten achter GVB aansluitingen. In het Open Data overzicht van Stedin (excl. Zeeland) komen maar liefst 11 voormalige gemeentes voor die in de loop der jaren (vanaf 2011) zijn verdwenen. En, inclusief fusie gemeente West Betuwe in provincie Gelderland (waartoe het oude Lingewaal behoort, Stedin gebied), in totaal 4 nieuwe fusie gemeentes. (6) Groei PV-capaciteit bij de 25 best presterende Stedin gemeentes in kalenderjaar 2022 Naar analogie van de nieuwe grafiek in de vorige paragraaf (evolutie aantallen projecten bij best-performers in 2022) geef ik hieronder een vergelijkbare grafiek voor de nieuwe capaciteit in 2022, en de cumulatie van de groei sedert 2012, bij deze 25 gemeentes in Stedin netgebied. Wederom staat in deze rating van de 25 best-performing Stedin gemeentes Utrecht vooraan. Met de hoogste toevoeging van capaciteit in het KVB segment in 2022 (26,3 MWp), en het hoogste totale nieuwe volume in de lange periode van 2012 tm. 2022 (98,8 MWp, bovenaan elke kolom vermeld). Bij de op flinke afstand komende volgers, is er een duidelijk verschil waarneembaar. Bij de totale nieuwe volumes in 2012-2022 variërend tussen de 75,0 MWp (Rotterdam) en 67,4 MWp ('s-Gravenhage). Hierna nemen de totale volumes snel af per gemeente, bij de nieuwbouw in 2022 (blauwe segment bovenaan) lijken de verschillen in de top 25 kleiner te zijn. Bodegraven-Reeuwijk (ZH) sluit de top 25 met totaal toegevoegd in 2012-2022 23,6 MWp, minder dan een kwart van het totale volume bij nr. 1, Utrecht. B-R verschilt qua prestatie niet opvallend sterk van de drie voorgaande gemeentes (in 2022 iets meer vermogen toegevoegd). Dat zijn achtereenvolgens Barendrecht (ZH), Soest en Nieuwegein (beiden Ut.). Bij de capaciteit zijn er ook weer 12 Utrechtse gemeentes te vinden in de top 25, en 13 gemeentes uit zuidelijk Zuid-Holland. Ook hier weer enkele byzonderheden, ditmaal zelfs drie gevallen van nieuw ontstane fusie-gemeentes in deze top 25. Dat zijn achtereenvolgens weer de onder de aantallen projecten al genoemde nieuwe gemeentes Hoeksche Waard (ZH) en Vijfheerenlanden (nieuwe gemeente in provincie Utrecht). Die begin 2019 19,9 resp. 13,6 MWp in de schoot kregen geworpen van de opbouw tussen 2012 en 2018 in de samenstellende dorpen. Tot slot, is daar ook nog het in het zuid-oosten van Zuid-Holland gelegen Molenlanden, wat in 2019 ontstond uit de fusie van de dorpen Molenwaard en Giessenlanden. En daarmee meteen een hoog aandeel aan capaciteit van de fuserende dorpen kreeg toebedeeld (11,3 MWp nieuwbouw volume van 2012 tm. 2018). (7) YOY groei volumes en CAGR bij individuele gemeentes De gemeentes verschillen onderling sterk bij de jaarlijkse nieuwbouw, en gemeten over een langere periode (CAGR). Dit heeft met lokale condities te maken, het verschil in type bebouwing (zwaar verstedelijkt met veel hoogbouw en beperkte dakruimte, versus sterk landelijk, met veel grote daken), en deels bijvoorbeeld ook aan het succes van lokale inkoopacties in het verleden, en/of zeer actieve woningcorporaties met een groot woning bestand in de betreffende gemeente. Het beeld wordt verder gecompliceerd door vreemde groeicijfers als gevolg van gemeentelijke fusies, en, met name, als het gemeentes betreft waar maar een heel klein deel van de installaties toevalt aan (aansluitingen bij) Stedin, maar het overgrote deel van genoemde gemeente in een ander netgebied valt. De resterende zeer kleine volumes vertonen dan nogal grote fluctuaties als je van jaar tot jaar groeipercentages gaat berekenen. Filteren we dat soort "onlogische" gevallen uit, komen we op enkele byzondere groei cijfers in Stedin netgebied (excl. Zeeland), die ik hier onder weergeef.
(8) Segmentatie installatie omvang sedert 2020 In deze paragraaf geef ik ook nog enkele parameters berekend uit een nieuwe segmentatie die is terug te vinden in het Open Data overzicht van Stedin (excl. Zeeland). Tot en met de cijfers voor 2019 werd er namelijk niet gesegmenteerd op de grootte van de installatie, maar werd alle capaciteit gelumpt onder 1 noemer. Onder kleinverbruik aansluitingen is het mogelijk om een fiks aantal panelen op de verdeelkast aan te sluiten zonder dat de zekeringen van de aansluiting het begeven. Er zijn nogal wat projecten die (ver) over de 15 kWp aan capaciteit hebben liggen achter een KVB aansluiting. Dit kan zelfs in gunstige gevallen over de 50 kWp aan nominaal generator vermogen heen gaan (bijv. O/W opsstellingen, eventueel in combinatie met een piek begrenzer). Vanwege de afspraken in de zogenaamde RES (regionale energie strategie), vallen projecten groter dan 15 kWp formeel onder de oude doelstelling om 35 TWh duurzame stroom productie gerealiseerd te krijgen. Deze doelstelling is recent onderuit gehaald omdat een motie van Bontenbal, om voor de noodzaak om ver voorbij de 35 TWh stroom productie doelstelling (2030) in het Klimaatakkoord te kunnen komen, het eerder opgenomen plafond voor die hoeveelheid in de SDE "++" regelingen te verwijderen, is aangenomen (zie Kamerbrief Jetten over vervolg van de invulling van de RES doelen van 23 december 2022). Kennelijk om een onderscheid te maken tussen installaties die niet onder de (oude) RES doelstellingen vallen (tot 15 kWp), en PV projecten vanaf 15 kWp (NB: de exacte afgrenzing blijft arbitrair), segmenteert Stedin vanaf 2020 zelfs voor de categorie KVB aansluitingen in deze 2 categorieën. En komt daarmee, wat de opgestelde resp. nieuwe capaciteiten betreft, tot de volgende hoeveelheden (Stedin netgebied excl. Zeeland):
Uit bovenstaande opsomming blijkt dat het relatieve aandeel van de KVB installaties vanaf een omvang van 15 kWp een bescheiden, maar niet uit te vlakken aandeel van zo'n 11% van het totale KVB volume uitmaakt, eind 2022. Het aandeel op het totale volume is wel iets geslonken sedert EOY 2020 (van 12 naar minder dan 11%). Wel is bij de nieuwbouw in 2022 een wat groter aandeel van de nieuw toegevoegde installaties groter of gelijk 15 kWp, een stijging t.o.v. het aandeel bij de nieuwe aanwas in 2021 (van 9 naar 11% van het totale nieuwe volume). In Stedin gebied (excl. Zeeland) kan dus eind 2022 zo'n 11% van zowel de totale, als de per jaar toegevoegde capaciteit, onder de noemer "kleinverbruik" worden toegerekend aan de (oude) RES doelstellingen voor de veelbesproken (minimale) 35 TWh duurzame stroom productie op land. In het net verschenen jaarverslag van de Stedin Groep (2022), wordt gerept van een totale nieuwe capaciteit van 630,3 MWp nieuw aangesloten PV vermogen in 2022 (en ook nog eens 131,8 MW aan nieuwe windturbine capaciteit). In 2021 was het nieuwe PV volume 600 MWp (en wind "slechts" 69 MW). De NOS besteedde een uitgebreid artikel aan dit net verschenen jaarverslag. Er zou tot nog toe in het hele Stedin gebied eind 2022 2.366,16 MWp aan PV vermogen zijn geaccumuleerd (2,4 GWp), en 980,02 MW aan windturbine vermogen (bijna 1 GW). De verdeling over de 2 categorieën is bij zon ongeveer gelijkwaardig: 1.482,4 MWp bij installaties groter dan 15 kWp, en 1.514,1 MWp bij installaties kleiner dan 15 kWp. De absolute jaargroei cijfers waren voor deze 2 PV categorieën 246,5 MWp, resp. 383,8 MWp, in 2022 dus een duidelijk hogere groei bij de kleinere PV projecten. De relatieve groei in deze 2 categorieën was, t.o.v. EOY 2021 19,9% voor de grotere installaties, resp. 34,0% voor de installaties tot 15 kWp. De totale groeicijfers van de capaciteiten t.o.v. EOY 2021 waren voor zon 26,6%, en voor wind 15,5%. Zeeland wordt nog apart benoemd, met een ver-vier-voudiging van het PV vermogen in de afgelopen vier jaar. Grote zon op dak projecten in de havens en industrie terreinen van Vlissingen en Terneuzen, en de bouw van grote zonneparken worden als belangrijke drivers genoemd. Het jaarverslag noemt deze flinke versnelling noodzakelijk, vanwege het opallend hoge bod van Zeeland om 3 TWh aan duurzame productie op land bij te dragen aan de oude nationale 35 TWh doelstelling. Met de eerder in deze analyse al genoemde 484 MWp nieuwe PV capaciteit achter KVB aansluitingen die er in het hele Stedin netgebied incl. Zeeland is bijgekomen in 2022, is er in het grootverbruik segment dus 146 MWp aan PV vermogen bijgekomen. In het jaarverslag wordt gerept van een verhoogde doelstelling, om in Stedin gebied tot 12 TWh aan zonnestroom productie te komen bij installaties vanaf 15 kWp, waarvan ruim 37% zou zijn gerealiseerd. Er zou 14% "in de pijplijn" zitten, nog 48% is "ambitie", en moet nog worden uitgewerkt. "Een enorme opgave". Ook Stedin waarschuwt in het jaarverslag, dat RES regio niet te zwaar zullen moeten inzetten op (alleen maar) grote PV projecten, vanwege de zeer hoge piekbelastingen op het net. Er zal beslist meer windvermogen bij moeten, om de enorme benodigde groei van duurzame opwek op land te kunnen hanteren, en te faciliteren. Als voorbeeld wordt een "bijna incident" in Middelharnis genoemd, waarbij op 19 maart 2022 er zoveel invoeding op het net van duurzame bronnen bleek te zijn, bij zo'n lage stroomvraag, dat overbelasting van het regionale net zou kunnen ontstaan. "Een" producent van zon- en windelektriciteit is toen gevraagd direct de productie sterk te verminderen om problemen te voorkomen. Dit werd ook direct uitgevoerd. Het is zeer waarschijnlijk dat dit het grote wind / zonne-energie park met accu opslag van Vattenfall moet zijn geweest (zie project pagina). Ook meldt Stedin dat er 144 nieuwe zonnedaken en 18 hybride warmtepompen bij medewerkers van de netbeheerder zijn geplaatst in 2022, onder de vlag van het PV Privé project, middels een goedkope lening voor het doen van duurzame investeringen, onder enkele voorwaarden. Intern (eerdere berichtgeving over PV capaciteit in netgebied Stedin, resp. Enduris (Zeeland): Zonnestroom statistiek update Stedin tm. eerste half jaar 2020 (15 juli 2020) Netbeheerder Enduris (Zeeland) publiceert - spectaculaire - jaargroei cijfers zonnestroom (31 januari 2019) Evolutie zonnestroom capaciteit en aantallen installaties kleinverbruik / PIR Stedin (24 januari 2019 & update 22 februari 2019) (Voorlopige) jaargroei cijfers netbeheerder Stedin 2018 (8 januari 2019) Correcties kleinverbruik capaciteit PV installaties & rating gemeentes in netgebied Stedin (17 december 2018) Nieuwe zonnestroom capaciteit cijfers netbeheerder Stedin (20 augustus 2018) Details progressie zonnestroom capaciteit Stedin netgebied (12 maart 2018) Nieuwsbericht over PIR volgens Stedin (29 juli 2014) Extern: Stedin registreerde 1,3 miljoen nieuwe zonnepanelen op woningen in 2022 (persbericht Stedin, 27 januari 2023) Opgesteld vermogen productie-installaties (Open Data van aantallen PV-installaties en opgesteld nominaal generator vermogen, per kalenderjaar, en per gemeente, in het netgebied van Stedin. Excel file, status upadate 31 december 2022) Persbericht bij jaarverslag 2022 Stedin groep (21 februari 2023) Jaarverslag 2022 Stedin Groep (incl. te downloaden pdf) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|