Nieuws zontwikkelingen "oud"
links
PV-systeem
basics
grafieken
graphs
huurwoningen
nieuws
index
 

SOLARENERGYERGY

Nieuws P.V. pagina 161

meest recente bericht boven

Specials:
CBS update (3). Segmentatie zonnestroom productie per RES regio
CBS update (2). Segmentaties zonnestroom capaciteit bedrijven vs. woningen per gemeente
Update CBS cijfers zonnestroom tm. 2019, en segmentatie cijfers woningen / bedrijven
CertiQ mei 2020 - 120 MWp groei gecerticifeerde PV, record productie in april
Energieleveren.nl 2.0 - een nieuw portal
CertiQ update april rapportage - wederom hoogst curieuze data
Zonnestroom productie Polder PV - na 2 magere 2 vette maanden
Klassieke SDE "+ extra" ronde (voorjaar 2020) licht overtekend, wederom >4 GWp aanvragen zonnestroom
CertiQ rapport maart 2020 - mogelijk eerste Corona pandemie effecten - lage maandgroei PV dossier

21 april 2020 - 21 juni 2020


 
^
TOP

19 juni 2020: CBS update (3). Nieuwe contributie aan Klimaatakkoord - segmentatie zonnestroom productie per RES regio. CBS is al langere tijd bezig om de voor hen te raadplegen data toegankelijker te maken voor een breder publiek, om meer op actuele kwesties in te spelen, en daarmee haar positie in de samenleving te verstevigen en nog relevanter te maken. Het proces waar ze nu al een tijdje mee bezig is, is het "segmenteren" van data over zonnestroom. Zeer relevant, gezien de forse groei van die belangrijke duurzame energie markt, die nog steeds op een groot draagvlak kan rekenen. Zonnestroom is immers "overal" te oogsten, en heeft dan ook nog een zeer aanzienlijke potentie. Waarvan Polder PV gaarne maximale invulling ziet, uiteraard wel onder voorwaarden.

Over de globale ontwikkelingen van de Nederlandse zonnestroom markt, alsmede door de CBS ontsluitingen mogelijk geworden segmentaties op provinciaal en zelfs gemeentelijk niveau heb ik u meermalen uitgebreid zelfstandig gerapporteerd, zoals vandaag in deel 1 en deel 2 van dit drieluik met de meest recente cijfers. In dit derde deel geef ik commentaar bij een nieuwe grafiek van het CBS, een segmentatie van de (berekende) opbrengst van zonnestroom per RES regio.

Van Klimaatakkoord naar RES

In haar laatste grafiek in het artikel van 19 juni 2020, laat het CBS een noviteit zien. Een van die belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen is, sec, de energie transitie in de wereld, en dus ook - zij het nogal laat - in Nederland. In het op 28 juni 2019 ondertekende Klimaatakkoord, is min of meer vastgelegd wat er allemaal staat te gebeuren op het vlak van verduurzaming van de energiesector in Nederland. Dat is geen kattenpis, dat wordt een langjarig traject, en er zal veel goed gaan en - such is life - ook zullen er zaken niet goed verlopen. In ieder geval is er heel veel in gang gezet, de weg naar een duurzamere toekomst is ingeslagen.

Een van de middelen om beter grip op de verduurzaming te krijgen, is het in het leven roepen van zogenaamde "RES regio". RES staat voor "regionale energie strategie". Nederland is daarbij opgeknipt in een bonte verzameling van 30 regio. En elke regio krijgt de opdracht om, met steeds concreter wordende plannen, het eigen gebied zo goed mogelijk te verduurzamen. Een van de centrale actuele thema's daarbinnen is het indienen van zogenaamde concept plannen, met als belangrijkste, het uit lokale overleggen gedestilleerde haalbare potentieel aan projecten voor wind op land en zonnestroom, en, het moeilijkst, een "warmteplan" voor de regio. Er moet onder anderen een "aanbod" overlegd worden met hoeveel Terawatuur cq. petajoule er ingezet gaat worden in de betreffende rego. Het Planbureau voor de Leefomgeving gaat dan alles op een rijtje zetten, en gaat daarbij bekijken of het doel voor iig windenergie / zonnestroom, "35 Terawattuur extra productie per jaar op land, te behalen ultimo 2030" haalbaar is. Die 35 TWh is onderdeel van de acties om te komen tot de nationale CO2-reductiedoelstelling van minimaal 49%.

Hierbij moet ook nog een veiligheidsmarge in acht worden genoemen (er moet in totaal worden "overboden" door de verzamelde RES regio), omdat er altijd project uitval zal zijn om diverse redenen. Als inclusief die "overshoot" qua aanbod de 35 TWh/jr alsnog niet wordt behaald, zal er extra geboden moeten worden, plannen worden herzien, net zo lang totdat het plannen circus "staat als een huis". Lukt het de verzamelde RES regio niet om concreet en "ruim" tot die 35 TWh te komen, kan het kabinet ingrijpen, en het alom gevreesde "aanwijzings-instrument" van stal gaan halen. Daar zit niemand op te wachten, mede gezien de onfrisse taferelen in Drenthe rond het "aangewezen" grote windpark daar, in het Monden gebied ...

Dit alles is geen makkelijk proces, sommige RES regio hebben al talloze vergaderingen achter de rug (en dan ligt er nog slechts een concept). De Corona pandemie kwam er overheen, er is uitstel verleend voor het indienen van de concepten, en er zal nog heel wat water door de Rijn stromen voordat duidelijk wordt waar we ongeveer staan met de "maatschappelijk geaccepteerde", concreet in te vullen potentie in Nederland. In ieder geval zijn bijna alle concepten ingediend (overzicht 27 regio), PBL kan aanstonds gaan rekenen, en het vervolg kan worden ingeluid.

Donkere wolken, uiteraard, dit is Nederland

Donkere wolken zijn uiteraard ook al aan de horizon verschenen. Zo had het NRC een nogal kritisch artikel over de gang van zaken, waarbij er vooral "op zon" zou worden ingezet, wat duurder zou zijn dan wind op land, en wat een forse aanslag op de distributienetten zou betekenen. 2 juni kwam provincie Friesland plotsklaps met een tijdelijk moratorium van zonneparken op landbouwgrond. Na eerder al aanname van de aanscherping van de zogenaamde zonneladder, kwamen medio juni opeens 5 politieke partijen in Overijssel met het verzoek aan de provincie, om de vergunnings-procedures voor zonneparken op agrarische gronden stil te zetten. Als klap op de vuurpijl, suggereerde recent een meerderheid van de Provinciale Staten van Noord-Brabant, om iets vergelijkbaars te doen aan Gedeputeerde Staten "totdat de zonneladder in werking treedt" (met ingang van de nieuwe Omgevingswet, die is uitgesteld tot .... 1 januari 2022). Dat schiet lekker op, straks, met die ambitieuze RES-sen, zullen we maar denken, alweer een verloren anderhalf jaar ...

Grafiek CBS "zonnestroom per RES"

Wat uit bovenstaande blijkt: de RES wordt een serieus instrument om zaken te monitoren en "te plannen". Vandaar dat het niet vreemd is, dat CBS in het hier onder al twee maal besproken artikel nog een derde diagram heeft opgenomen: de vermeende productie van zonnestroom in 2019, gesorteerd per RES regio. En onderverdeeld naar productie "bij klein vermogen" (installaties hier afgegrensd op een capaciteit "tot en met 15 kWp*"). En bij "groot vermogen" (alle installaties groter dan 15 kWp). CBS heeft beide categorieën in 1 diagram laten zien. Omdat dit een wat verwarrend, grillig beeld geeft, heb ik de brondata gebruikt om deze in twee deelgrafieken op te splitsen, en deze "tegenover elkaar" te zetten.

Hierbij ook gaarne op het netvlies blijven houden, dat CBS de fysieke zonnestroom productie niet "meet" (noch "kan meten"). Maar berekenen ze deze uit de opgestelde capaciteit, waarbij er dus nogal forse inschattingsfouten gemaakt kunnen worden. Zo wordt al vele jaren met te conservatieve specifieke opbrengsten gerekend, en moeten we ook vraagtekens zetten bij de gebruikte "capaciteiten". Van 1 netbeheerder heb ik inmiddels al vernomen, dat "capaciteit" voor kleinverbruik in DC generator capaciteit wordt uitgedrukt (STC vermogens van de zonnepanelen, zoals - hopelijk correct - ingegeven in het oude Productie Installatieregister, PIR**). Maar dat van de grotere installaties slechts de maximale, met de netbeheerder gecontracteerde invoedings-capaciteit wordt opgegeven. Dit kán de maximale ingezette omvormer capaciteit (AC vermogen) zijn (wat beslist, vrijwel standaard, lager zal liggen dan het DC generator vermogen), maar dat hóeft niet. Bijvoorbeeld in gevallen als de betreffende ontwikkelaar maatregelen heeft genomen om de opgeleverde installatie maximaal "op ander vlak" te laten renderen. Bijvoorbeeld door het inzetten van power begrenzers om pieken te scheren, of, juist om pieken af te vangen in een lokaal opslag systeem voor gebruik op een ander moment van de dag. De facto is dit dus appels en peren optellen, en hopen dat daar iets bruikbaars uitkomt. Het CBS heeft over deze bizarre statistische toestanden in het al vele jaren lang met cijfers goochelende Nederland in ieder geval nooit verduidelijking gegeven, wát ze nu exact bedoelen met de opgegeven (totale) capaciteiten. Als je dit in Duitsland zou vertellen, zouden ze je direct laten afvoeren met een wit busje, "te gestoord voor woorden"...

In ieder geval rekent het CBS, volgens haar melding, de productie van zonnestroom "op grond van de lokale zoninstraling voor klein en groot vermogen" (zoals gemeten door de KNMI weerstations). De detaillering daarvan is nogal complex, en ook in de opgetuigde procedure om tot die totaal berekeningen te komen zitten de nodige aannames. Voor de onderzoek-systematiek van die procedure, zie dit document van het CBS.

* Een installatie van maximaal 15 kWp bestaat tegenwoordig, bij gebruik van PV modules van, regulier verkrijgbaar, ongeveer 325 Wp per stuk, uit zo'n 46 panelen. Op de meeste woningen passen slechts zo'n 10-12 modules, vaak ook minder. Ook de kleinere utiliteitsgebouwen, scholen, MKB, kleinere gemeente panden, etc., vallen onder dit segment, als ze die 15 kWp niet te boven gaan (dat zijn ook heel veel projecten !).
**
Wordt vervangen door uitgebreid ingave portal, zie artikel van 26 mei 2020.

Door het CBS berekende zonnestroom producties "groot vermogen" (> 15 kWp), links, resp. "klein vermogen" (<= 15 kWp), rechts. Producties zijn weergegeven in miljoenen kWh in het jaar 2019 (1 mln kWh = 1.000 MWh = 1 GWh):


^^^                            ^^^
Data: © CBS; grafieken © 2020 Peter J. Segaar / www.polderpv.nl

Uit deze diagrammen worden in ieder geval de volgende zaken duidelijk.

De volgorde van "weinig" naar "veel" productie per RES regio verschilt tussen de "grote" en "kleine " installaties.

Dit varieert van 7 (Hoeksche Waard) tot 191 GWh (Fryslân) voor de "grote", en van 10 (Alblasserwaard) tot 165 GWh (Noord-Holland Zuid) voor de "kleine" projecten.

Dit is met name terug te voeren op de grillige distributie van forse volumes aan capaciteit bij de grote SDE projecten, die nogal ongelijkmatig over Nederland, en dus ook over de RES regio zijn verdeeld. Dit effect zal veel kleiner zijn bij de veel regelmatiger over het land verspreide honderd-duizenden "kleine" (residentiële) projecten.

Terwijl bij de grote projecten Friesland voortrekker is op het gebied van berekende productie (een complete, grote provincie, met meerdere grote zonneparken die natuurlijk op het "regionale" niveau van de RES veel impact maken), is RES regio Noord-Holland Zuid dat bij de kleine installaties. Dat is "toevallig" ook een dicht bevolkte Randstad regio, waartoe de hoofdstad Amsterdam behoort (die zelfs een geheel eigen RES rapport heeft laten opmaken). En verder ook op residentieel niveau hoge impact makende regio als de Haarlemmermeer (met voortvarend Hoofddorp), IJmond & Zuid-Kennemerland, Amstelland, Gooi- en Vechtstreek, en Zaanstreek/Waterland omvat. Amsterdam was jarenlang kampioen op het gebied van - voornamelijk - residentieel PV vermogen, dus dat is logisch. Die kop positie van deze RES regio kan in de komende dynamische jaren beslist wel wijzigen, de "strijd" is pas serieus begonnen, en tegelijkertijd zijn reeds in veel regio flinke problemen met het lokale net ontstaan. Waarvan de meest pregnante, veel spraakwater opleverende exemplaren, de rapportages van de grootste twee netbeheerders zijn. Status meest recent hier te vinden, Liander, resp. Enexis - NO Nederland, resp. Zuid Nederland.

Na Friesland zijn bij de "grote projecten" RES regio Groningen (170 GWh in 2019), Metropoolregio Eindhoven (165 GWh), Zeeland (162 GWh), en Noord-Holland Zuid (152 GWh) de grote kar-trekkers geweest in 2019.

Bij de "kleine" installaties zijn het, na Noord-Holland Zuid, achtereenvolgens Rotterdam/Den Haag (161 GWh in 2019), Fryslân (148 GWh), Metropoolregio Eindhoven (144 GWh), en Drenthe, ex aequo met Noord- en Midden-Limburg (beiden 141 GWh).

Kleine, sterk agrarische RES regio als de Zuid-Hollandse Alblasserwaard, en Hoeksche Waard, zullen achterblijven op beide hoofd dossiers. Alleen als die regio 1 of meer "substantiële zonneparken" zouden kunnen laten realiseren, zullen ze in het dossier grote projecten flink kunnen scoren. Als het maar bij "een paar kleine parkjes" blijft, zal ook dat tegenvallen. Gezien de lage bevolkingsdichtheid, zal ook het dossier kleine projecten marginaal blijven t.o.v. de grotere RES regio.

Hier staat bijvoorbeeld tegenover, dat een grote regio met relatief weinig en kleine bevolkingskernen, er weliswaar bij de kleine installaties laag gescoord blijft worden. Maar dat bij invulling van slechts maar een paar zeer grote projecten, de positie flink positief kan uitpakken. Goeree Overflakkee, ook provincie Zuid-Holland, is daarvan een goed voorbeeld (zelfs met nu nog maar 2 zonneparken in realisatie portfolio, er komt eind dit jaar een derde grote bij, in combinatie met windenergie en stroom opslag). Goeree bezet de op een na laagste plek bij kleine projecten (13 GWh in 2019 berekend), maar een keurige 20e plek bij de grote projecten, met 52 GWh berekende productie in dat jaar. Vier maal zoveel dan het volume bij de kleine projecten.

Ook Flevoland heeft veel minder stroom uit kleine dan uit grote installaties, wat al lang bekend was, i.v.m. een hoge implementatie graad op de vele grote agrarische daken. De verhouding ligt daar op een factor 1,8 maal zoveel zonnestroom berekend uit grote dan uit kleine projecten.

Het kan ook "de andere kant op". RES regio Zuid-Limburg heeft bijna vier maal zo veel (berekende) zonnestroom productie uit kleine installaties, dan uit grote projecten. Laatstgenoemden zijn daar dan ook niet erg rijkelijk aanwezig. Ook urbane regio als Arnhem/Nijmegen, en Rotterdam/Den Haag hebben veel meer zonnestroom productie uit kleine, dan uit grote installaties (verhoudingen daar 2,1 resp. 1,5).

Totale producties

De totale berekende productie voor alle 30 RES regio is 2.488 GWh voor de grote projecten, en 2.682 GWh voor de kleine exemplaren. De balans ligt nu dus nog wel bij de residentiële sector, met bijna 8% meer berekende productie. Waar dat bij de opgestelde capaciteit al in het voordeel van de grote projecten is omgeslagen. Dit ligt waarschijnlijk aan de ligging van die projecten in het land. Een substantieel volume van de kleine installaties zal in de Randstad te vinden zijn, wat in de zonnige kustregio ligt. Veel grote PV projecten liggen een stuk landinwaarts, bijvoorbeeld in het "relatief minder zonrijke" noord-oostelijke deel van ons land.

De totale productie van deze twee categorieën (alle volume in NL) komt uit op 5.170 GWh (5,17 TWh). Dat is al bijna dertig procent meer jaar productie dan de maximaal haalbare productie van kernsplijter Borssele. Het ligt iets hoger dan de 5.159 GWh die eerder in een update van 29 mei werd gemeld door het CBS. Maar dat kan ook (deels) een afrondingsfout betreffen.

Gaan we uit van genoemde 5.170 GWh, kunnen we berekenen wat dat in het "equivalente jaarverbruik van een gemiddeld huishouden" [uitsluitend elektriciteit !] zou kunnen betekenen. Dit mede naar aanleiding van een jounalist die dat vandaag graag wilde weten, en die een "hanteerbare maat" wilde, wat dat getal dan wel zou betekenen. Daarbij kunnen we uitgaan van een "gemiddeld jaarverbruik van 2.790 kWh", zoals CBS voor het laatst voor kalenderjaar 2018 heeft berekend. Dan zou die totale opwek neerkomen op het totale equivalente jaarlijkse stroomverbruik van 1.853.047 huishoudens. Meer dan de 1,7 miljoen huishoudens in de dichtst-bevolkte provincie van Nederland, mijn provincie, Zuid-Holland. Als je met een ander gemiddelde zou rekenen (zoals ons jaarlijkse, véél lager liggende 1.200 kWh, 2-persoons huishouden), kom je natuurlijk veel hoger uit. En je komt wat aantallen betreft veel láger uit, als je het aantal equivalente middenstanders-winkel verbruiken, of whatever, zou willen meenemen in dergelijke kostelijke reken partijtjes. Het hangt daarbij helemaal van de uitgangspunten van dergelijke rekensommetjes af, en wat je met het uiteindelijke cijfer wilt zeggen of suggereren.

RES doel

Het deel genoemd voor "grote projecten", 2.488 GWh resp. 2,5 TWh, telt mee voor de "Grote RES Doelstelling", 35 TWh zonne- en windstroom in 2030, en bedraagt dus in 2019 7,1% van die piketpaal. Daar komt natuurlijk windstroom nog bij, 7,9 TWh op land in dat jaar, volgens het CBS. Dan zitten we alleen met die 2 modaliteiten al op 10,4 TWh, bijna 30%. En dat, met nog 11 jaar te gaan tot eind 2030. Je zou zeggen, dat dat "met de vingers in de neus" moet gaan lukken, maar in de energietransitie moet je nooit te optimistisch zijn. Er kunnen zaken flink gaan tegenvallen.

Anomalieën

Nederland zou le Pay Bas niet zijn, als er weer eens iets geks aan de hand is met de RES indeling. Waardoor simpele vergelijking met andere regio, en "klassieke" afgrenzingen als de provinciale ouderwets worden door-kruisd. Er zijn namelijk 2 RES regio die niet binnen 1 provincie liggen, maar op de grens van, cq. verdeeld over 2 provincies. Dit zijn (a) regio Foodvalley, deels in de provincie Gelderland en deels in Utrecht liggend. En (b) de lekker cryptisch benoemde regio U10/U16, deels in de provincie Utrecht en deels in Zuid Holland gelegen. CBS stelt bij deze anomalieën, voor Foodvalley, dat het grootste gedeelte in Gelderland ligt, en dat deze daarom door hen "in Gelderland wordt geplaatst". En voor U10/U16, waarvan het grootste deel in Utrecht ligt, dat deze daarom bij die provincie wordt ondergebracht. Gekker kunnen we het niet maken. U kunt zich de problemen wellicht voorstellen, als er in die RES regio (zeer) grote projecten zouden worden gerealiseerd, en er dan beslist moet worden, aan welke provincie zo'n project (alsnog) toegewezen zou moeten gaan worden.

Dit erg veel jeuk opwekkende statistiek probleem is trouwens nú al actueel, want vanwege de nu al optredende forse netproblemen op nogal wat lokaties in Nederland, worden er soms vreemde, ogenschijnlijk onlogische fysieke netverbindingen gemaakt, met stations waar (nog wel) netcapaciteit vrij is. Het eerste geval, waarbij daar zelfs al een provinciegrens is overschreden, is mij al een tijdje bekend. Ga daar maar eens "koosjere" nationale zonnestroom statistieken van bakken. I have seen them all ...

Bronnen:

Vermogen zonnepanelen voor het eerst groter bij bedrijven dan bij woningen (bericht CBS, 19 juni 2020)
Hernieuwbaar op land naar RES-regio, 2018 en 2019 (maatwerk tabel CBS, 19 juni 2020, tot stand gekomen in het kader van Vivet: verbetering van de informatievoorziening van de energietransitie)


19 juni 2020: CBS update (2). Lokale segmentaties zonnestroom capaciteit bedrijven vs. woningen. In het artikel over de gewijzigde CBS cijfers voor zonnestroom (zie deel 1 voor algemene trends) ook interessante informatie over lokale verschillen. Dat was dan ook besloten in een van de vragen van gemeentes in Nederland aan het CBS bij de opzet van de methodiek van hun nieuwe, door genoemde gemeentes betaalde onderzoek ("maak s.v.p. segmentaties mogelijk"). Eerste resultaten daarvan rollen al enige tijd, met vertraging, uit de koker van het data instituut. Op bijvoorbeeld provinciaal en gemeentelijk niveau heeft Polder PV daar eind 2019 al veel aandacht aan besteed in zijn uitgebreide detail analyse. Een vervolg op eerdere analyses van destijds nog gegevens uit de Klimaatmonitor databank van Rijkswaterstaat (voorbeeld tm. 2016).

Capaciteit zonnepanelen op bedrijven naar gemeente

CBS geeft een leuk kaartje van de veranderingen in het opgestelde vermogen tussen de jaren 2018 en 2019, "bij bedrijven" (waartoe van alles hoort, inclusief gemeente vastgoed, scholen, instellingen, non-profit organisaties, midden- en kleinbedrijf, grote bedrijven, maar ook zonneparken, drijvende installaties, geluidswallen, carports, etc.). Die uitsplitsingen maakt CBS verder niet, op 1 punt na. Wel geeft ze aan, wat de toenames van het geaccumuleerde vermogen in die "bedrijfscategorie" zijn geweest, per gemeente:


^^^
© Grafiek Centraal Bureau voor de Statistiek

Kaartje in het CBS artikel is interactief, kijk daar voor eigen selectie resultaat bij een door u te kiezen gemeente.

Meteen valt de donkerblauwe vlek in provincie Groningen op. Dat is - natuurlijk - gemeente Midden-Groningen, een fusie gemeente die begin 2018 is ontstaan. Hier kwam maar liefst 107,94 MWp aan PV-capaciteit "bij bedrijven" bij, wat natuurlijk, ik wijs hier al langer op, wordt veroorzaakt doordat daar in dit geval zelfs het nu nog grootste netgekoppelde zonnepark van Nederland is gerealiseerd. Dat zonnepark, met de gelijknamige naam, is ten noorden van de A7 / het Winschoterdiep, binnen de grenzen van het dorp Sappemeer gebouwd, en eind 2019 aan het net gegaan. Dit 103 MWp grote zonnepark, aanvankelijk ontwikkeld door Powerfield, in opdracht genomen door principale aannemer Chint Solar / Astronergy (NL-se dochter van groot zonnepaneel productie bedrijf in China, wat ook veel aan eigen projectontwikkeling doet), en gebouwd door het Duitse Goldbeck Solar in samenwerking met het Britse Greencells, is trouwens al lang in handen van het Duitse investerings-bedrijf Blue Elephant. De zonnepark business is een internationaal fenomeen, wat overal ter wereld een vergelijkbaar beeld geeft. Ook Nederlandse investeerders, banken en dergelijke instellingen beheren portfolio's aan zonneparken in binnen- én in het buitenland.

In ieder geval veroorzaakt dat ene zonnepark dus meteen een "kampioens-positie" voor de groei van PV-capaciteit bij bedrijven in 2019, bij 1 gemeente. Daar kunnen vele duizenden residentiële installaties van, pak hem beet, 3 kWp, in een jaar tijd, absoluut niet tegenop. Ik ken, naast bovengenoemd grootste zonnepark, zeker 2 grote "sub MWp" projecten in die gemeente, nieuw gebouwd in 2019, en dan is het verschil met de totale toevoeging van 108 MWp niet zo heel groot meer. De boodschap: slechts 1 groot project, kan op dit niveau een wezenlijk verschil maken. Het totale volume in Midden-Groningen kwam met deze grote toevoeging in 2019 op 115 MWp, wederom het hoogst van alle accumulaties per gemeente in Nederland, en weer niet verbazingwekkend. Tellen we hierbij ook nog de capaciteit bij woningen op, 22 MWp, komt Midden-Groningen, als nieuwe "kampioens-gemeente", in 2019 op totaal 137 MWp. In 2018 was dat nog de Drentse gemeente Emmen, die, eind dat jaar, volgens de statistiek update van eind 2019, bijna 79 MWp aan PV capaciteit op haar grondgebied had staan (woningen + bedrijven, ook weer gestuwd door enkele grote grondgebonden zonneparken binnen de gemeente grenzen).

Andere hoog scorende gemeentes bij capaciteit bedrijven, en totale capaciteit

CBS meldt dat ook gemeentes Borsele (Zeeland, 74 MWp eind 2019), en Emmen (Drenthe, 73 MWp) op het erepodium voorkomen, m.b.t. het geaccumuleerde vermogen bij bedrijven. Wederom niet verbazingwekkend. Borsele heeft zonneparken Scaldia en Zeeland Refinery binnen haar grenzen erbij gekregen in 2019, Emmen heeft 3 grotere zonneparken, waarvan Oranjepoort (ook al in buitenlandse handen) het grootste is. Opvallend is hierbij, dat de 73 MWp bij alleen bedrijven in gemeente Emmen, eind 2019, dus al aardig in de buurt is gekomen van het totale volume (79 MWp, bedrijven + woningen), eind 2018.

Het volume van deze 3 "kampioens-gemeentes" bij elkaar (262 MWp bij / op bedrijven) is ongeveer 7,2% van het totale volume bij de Nederlandse "bedrijven" in dat jaar (3.637 MWp).

Die zonneparken slokken allemaal de grootste capaciteit volumes op binnen de door CBS onderscheiden deelgebieden. Gemeentes zonder (grotere) zonneparken, delven op dit punt onherroepelijk het onderspit, en blijven achter in de - op het kaartje - lichtblauwe "massa", die zich niet (meer) onderscheidt van de rest in Nederland. Andere "donkere vlakken" zijn Almere (Fl., toename 38,87 MWp, incl. ingebruikname zonnepark Zuyderzon), Moerdijk (NB, toename 33,08 MWp, inclusief nieuwe zonneparken van Shell en SNB), Tynaarlo (Dr., toename 32,06 MWp, inclusief grondgebonden zonnepark luchthaven Eelde, en drijvend zonnepark, beiden van GroenLeven), Haarlemmermeer in NH (toename 25,21 MWp, o.a. fase II van zonnepark Groene Hoek), en Amsterdam (NH, toename 20,90 MWp; vooral toename grotere rooftop projecten in het Havengebied). Ook bij de iets minder donkere kleuren zijn het vaak grondgebonden zonneparken, aangevuld met grotere rooftop projecten op distributiecentra ("dozen in het landschap"), die de drijvende factoren blijken te zijn achter die kleurstelling. De teneur blijft: flinke progressie op dit vlak wordt bijna uitsluitend door grote, grondgebonden (of drijvende) zonneparken gerealiseerd.

Het ligt dan ook in de lijn der verwachting, dat gemeentes, waarbinnen nieuwe grote zonneparken gerealiseerd zijn, of nog gaan worden in 2020, dit jaar "van kleur zullen kunnen verschieten" in het door het CBS gehanteerde kleurschema om de grootste wijzigingen zichtbaar te maken, van jaar tot jaar.

Capaciteit zonnepanelen op woningen naar gemeente

Uiteraard heeft CBS ook een kaartje met uitsplitsing van de capaciteit op woningen per gemeente gemaakt (zie wederom in artikel CBS voor interactief op te vragen waardes per gemeente):


^^^
© Grafiek Centraal Bureau voor de Statistiek

In vergelijking met het kaartje voor PV capaciteit op bedrijven, is hier de groei veel gelijkmatiger verdeeld over veel meer gemeentes. Dat komt natuurlijk doordat de residentiële markt als geheel fors blijft groeien, huizen staan immers overal, en dus zullen veel gemeentes hoge groeicijfers laten zien. De hoogste toenames zullen we in dichtbevolkte gemeentes met veel geschikte dak oppervlaktes zien, en in regio met een "traditie" van veel plaatsingen bij particulieren. Waarbij versterkende effecten optreden in gemeentes waar huurcorporaties actief zijn met het uitrollen van - soms zeer forse - portfolio's aan huurwoningen met zonnepanelen (zoals momenteel in onze wijk), en in dorpen en steden met omvangrijke nieuwbouw-wijk programma's, waar meteen al veel PV volume wordt ingezet (zoals in Rijswijk ZH). Al is het soms wel van het niveau "schaampanelen" (vroeger zelfs soms 1 per woning), setjes van 3 stuks per nieuwbouw woning e.d. Al heb ik regelmatig nieuwbouw projecten gezien waarbij er inmiddels al 6 stuks (Zuidplas, ZH), 8 of meer panelen, tot soms zelfs "full-roof" (NOM) projecten over het gehele blok aan rijtjeswoningen worden opgeleverd. Dit trouwens, zowel in nieuwbouw, als in renovatie trajecten van bestaande bouw.

De top 3 gemeentes met de meeste capaciteit aan zonnepanelen op woningen, zag er volgens het CBS eind 2019 als volgt uit: Utrecht 39,1 MWp, Groningen en Eindhoven ex aequo op de 2e/3e plaats, met beiden 38,8 MWp. Het volume van deze 3 gemeentes bij elkaar (bijna 117 MWp) is ongeveer 3,6% van het totale volume op de Nederlandse woningen in dat jaar (3.237 MWp). Ook hier zien we weer de veel gelijkmatiger verdeling bij de woningen. Bij de bedrijven nam de top 3 bij de gemeentes het dubbele aandeel voor haar rekening t.o.v. het totaal volume in dat segment (7,2%, zie eerste paragaraaf).

Groei PV capaciteit op woningen in 2019

Wat de groei van het residentiële volume in 2019 betreft, waren 2 van bovengenoemde gemeentes ook weer present op het erepodium, zij het in een andere volgorde. Ditmaal was Eindhoven (NB) de "best-performer", met 13,38 MWp nieuw vermogen op alleen woningen, gevolgd door Utrecht (12,60 MWp). Amsterdam (NH) mocht de derde plaats van deze groeitijgers claimen in 2019, met een respectabele groei van 11,26 MWp op woningen, in hun "moeilijke" gemeente, met veel lastig te bedienen hoogbouw. Andere hoog scorende gemeentes op dit punt zijn, achtereenvolgens, Apeldoorn (Gld, 10,52 MWp), Amersfoort (Ut., 9,89 MWp), Almere (Fl.) en Nijmegen (Gld, beiden 9,50 MWp), Groningen (Gr., 8,97 MWp), Emmen (Dr., 8,35 MWp), en Haarlemmermeer (NH, 8,03 MWp). De residentie, 's-Gravenhage (ZH), altijd goed voor veel capaciteit op woningen, stelde behoorlijk teleur in dat jaar, met "slechts" 7,53 MWp nieuwbouw.

Ook mijn eigen gemeente, Leiden (ZH), met een zeer lastig dak landschap, veel oudbouw, en relatief weinig nieuwbouw (grenzen van gemeente zijn al helemaal "urbaan" volgebouwd), scoorde zeer matig. Met slechts 2,47 MWp nieuw vermogen op woningen in 2019. Ik hoop, met o.a. de uitrol van zonnestroom op huurwoningen in onze omgeving in 2020 (actie Zonnig Portaal), dat we dit jaar daar wat verandering ten positieve in kunnen gaan zien. Al heb ik niet al te hoge verwachtingen van een structurele, grote verbetering van het haalbare uitbouw volume. Ondanks de "Jaar van het Dak" campagne van de gemeente, die 30 maart officieel van start ging. Ik laat me natuurlijk graag verrassen dat onze medeburgers die gelegenheid gaan aangrijpen om het tegendeel te bewijzen ...

Vermogen zonnepanelen voor het eerst groter bij bedrijven dan bij woningen (bericht CBS, 19 juni 2020)


19 juni 2020: Wederom een CBS update met cijfers zonnestroom Nederland - 2018 & 2019 data gewijzigd, 2019 eerste segmentatie cijfers. CBS heeft vandaag nieuwe cijfers over zonnestroom gepubliceerd voor ons land. Deze volgen al snel na een eerste publicatie over cijfers voor verschillende energie modaliteiten, inclusief zonnestroom, van 29 mei jl. Het mag dan ook als een verrassing gelden, dat het eindejeaars-cijfer voor de opgestelde capaciteit voor 2019 alweer is gewijzigd, maar ook dat voor het voorgaande jaar, 2018. Daarmee is ook de jaargroei voor beide jaren automatisch weer aangepast. Voor het eerst in de historie in de Nederlandse markt is nu in ieder geval ook al overduidelijk uit het gepresenteerde cijfer materiaal, dat de "niet-residentiële" capaciteit (volgens definitie van het CBS, die hierbij onderscheid maakt tussen "woningen" en "bedrijven") in 2019 is overvleugeld door de opgestelde capaciteit bij / van bedrijven. Waar onder ook, zeer significant, grondgebonden zonneparken e.d. worden gerekend. Eind 2019 zou er met de huidige cijfers 3.237 MWp aan PV capaciteit op daken van woningen liggen, en 3.637 MWp op / bij / van "bedrijven", 400 MWp (12,4% meer). De absolute groei van het jaarvolume was dan ook het hoogst bij de rap toegenomen categorie bedrijven, 1.356 MWp, in vergelijking met "slechts" 908 MWp groei bij woningen. De relatieve jaargroei was echter het hoogst in de residentiële markt (40%, bedrijven: 29%, toename jaargroei t.o.v. aanwas in 2018). Wat haar oorzaak heeft liggen in het feit dat de jaargroei bij bedrijven in 2018 zo veel hoger lag dan in 2017 (196%). Voor de totale marktgroei geldt een toename van 2.265 MWp in 2019, 33% groei t.o.v. de aanwas in 2018 (1.698 MWp). Polder PV geeft hier twee eerste grafieken met de belangrijkste hoofd data.

Segmentatie in 2 hoofd sectoren

Deze grafiek is een update van het exemplaar voor capaciteit in mijn grote CBS grafieken overzicht gepubliceerd eind 2019 (paragraaf 0 - nationale trends, capaciteit). Hierin drie curves, een voor de evolutie van de totale PV capaciteit in MWp (zwart), 1 voor de ontwikkeling van het einde-jaars vermogen (EOY) bij woningen (rood), en de derde voor de capaciteit bij / van bedrijven (blauw). Zoals al meermalen voorspeld, en al duidelijk anticiperend in het bijna gelijke resultaat voor 2018, is het vermogen bij bedrijven dat voor de residentiële sector voorbijgestreefd in 2019. Waar het vermogen op woningen op 3.237 MWp terecht kwam aan het einde van 2019, was dat bij bedrijven al op 3.637 MWp gekomen, 400 MWp meer, een verschil van 12,4%. De relatieve toenames bij de accumulatie cijfers t.o.v. de stand van eind van het voorgaande jaar waren in 2019 39% bij woningen, 59% bij bedrijven, resp. 49% voor al het volume bij elkaar.

Te voorzien valt, met de enorme, nog af te wikkelen volumes in de SDE portfolio's, dat het verschil tussen deze twee grote segmenten in 2020 en in de volgende jaren alleen maar groter zal gaan worden. Niet omdat de residentiële sector niet hard zou groeien (de groei is nooit zo groot geweest, in 2019 908 MWp, dat was in 2018 nog "slechts" 647 MWp). Maar omdat de capaciteit bij de talloze grote projecten op en bij cq. "van" (zonneparken) bedrijven, véél harder toeneemt, zoals de hellingshoek van de blauwe curve de afgelopen twee jaar zeer goed laat zien. De jaargroei (YOY) voor het segment "bedrijven" nam toe, van 355 MWp in 2017 (minder dan groei bij woningen, 421 MWp), via 1.052 MWp in 2018 (al veel groter dan residentiële groei, 647 MWp), naar een forse 1.356 MWp in 2019. Wat al ruim 49% meer groei was dan in het woning segment, dat jaar.

Het gevolg is, dat de totale groeicurve een nog steiler verloop heeft gekregen in 2019. In 2017 was de totale groei met de huidige cijfers nog 776 MWp, in 2018 was dat al 1.698 MWp (forse toename nieuwe jaarvolume van 119%), en in 2019 is de jaargroei alweer verder toegenomen tot 2.265 MWp (groei van jaarvolume van 33%, t.o.v. jaargroei in 2018). Waarbij de eindejaars-accumulatie een respectabel volume van 6.874 MWp heeft gekregen. De toename van de jaargroei was in 2019 voor woningen desondanks het hoogst: 40% meer dan in 2018. Voor bedrijven lag dit op 29%, wat veroorzaakt wordt door de zeer hoge toename in 2018 t.o.v. de aanwas in 2017 in dat segment (196%).

Gewijzigde data

Opvallend is, dat de cijfers voor 2018 en 2019 dus alweer zijn gewijzigd t.o.v. de recente update van 29 mei jl. De wijzigingen zijn als volgt:

  • EOY 2018 "oud" 4.522 MWp >> "nieuw" 4.609 MWp (87 MWp meer, 1,9%)
  • YOY 2018 "oud" 1.611 MWp >> "nieuw" 1.698 MWp (5,4% meer)
  • EOY 2019"oud" 6.845 MWp >> "nieuw" 6.874 MWp (29 MWp meer, 0,4%)
  • YOY 2019"oud" 2.323 MWp >> "nieuw" 2.265 MWp (2,5% minder)

Hier is dus vooral opvallend, dat door de behoorlijke wijziging van het EOY cijfer van 2018, en de iets minder heftige wijziging voor dat van 2019, nu de jaargroei in 2019 nog lager is geworden, dan uit de cijfers van eind mei dit jaar is gebleken. Daarmee wordt het "gat" met de berekening van Dutch New Energy Research (DNER) voor het Solar Trendrapport 2020 nog groter dan het al was. Want dat ging nog uit van een jaargroei van 2.408 MWp in 2019 (bericht van 4 maart 2020). CBS schat nu dus al bijna 6% lager in, wat de jaargroei in 2019 betreft. Kijken we naar de eindejaars-accumulatie, is het meest recente CBS cijfer, 6.874 MWp, slechts 0,8% lager dan de 6.931 MWp waar DNER mee kwam, eerder dit jaar.

Hierbij blijft de waarschuwing overeind: het CBS kan nog steeds / weer deze nu "laatste officiële" cijfers wijzigen, in ieder geval voor kalenderjaar 2019. De verschillen kunnen dus ook weer kleiner gaan worden, maar dat moeten we nog afwachten.

Nieuwe grafiek totale volumes Nederlandse markt

Hierboven wordt de belangrijkste grafiek van de nationale zonnestroom capaciteits-data getoond, die ik al jaren op Polder PV nauwgezet bijhoud. Voor het vorige exemplaar van 29 mei jl., zie alhier. EOY kalenderjaar volumes in blauwe kolommen, YOY jaargroei volumes in oranje kolommen (beiden in MWp, referentie: rechter Y-as). Jaargroei in jaar X wijziging t.o.v. de jaarlijkse aanwas in het voorgaande jaar (X-1) in gestippelde grijze curve, referentie linker Y-as, in %.

De verschillen met het voorgaande exemplaar zijn:

  • Data getoond vanaf 2012 i.p.v. vanaf 2010. Tot en met 2011 heeft het CBS haar cijfers niet via de nieuwe onderzoeks-systematiek bepaald, die oudere cijfers zijn dus niet zonder meer vergelijkbaar met die vanaf 2012. De jaargroei in 2012 is dan ook niet zeker, en het verschil met de jaargroei in 2011 ook niet.
  • EOY capaciteit 2018 naar 4.609 MWp, in vorige versie nog 4.522 MWp (ergo, nu 1,9% meer).
  • YOY jaargroei 2018 gewijzigd van 1.611 naar 1.698 MWp, 5,4% meer.
  • De allereerste afschatting van het CBS voor het eindejaars-volume in 2018 was 4.300 MWp (zie tabel wijzigingen gepubliceerd eind 2019). Dat is nu dus al met 309 MWp toegenomen (7,2%).
  • EOY capaciteit 2019 naar een voorlopige 6.874 MWp, in vorige versie nog 6.845 MWp (nu 0,4% meer).
  • YOY jaargroei 2019 gewijzigd van 2.323 naar 2.265 MWp, 2,5% minder.
  • De allereerste afschatting van het CBS voor het eindjeaars-volume in 2019 was 6.924 MWp (versie 4 maart 2020). Daar is nu dus al 50 MWp van afgegaan (-0,7%), maar de correctie t.o.v. het cijfer van eind mei is positief.
  • De jaargroei in 2019 was aanvankelijk 2.402 MWp (cijfer 4 maart 2020). Dat is nu beduidend minder geworden, 5,7% minder.
  • Wijziging in de jaargroei cijfers t.o.v. de aanwas in het voorgaande jaar: 119% in 2018 t.o.v. de groei in 2017. Dat was 108% in de vorige update.
  • Ibid, voor de wijziging in 2019, die jaargroei toename is 33% geworden t.o.v. de aanwas in 2018. Dat was nog 44% in de voorlaatste update.


Eerdere rapportages over CBS cijfers op Polder PV:

Nieuwe CBS cijfers deel II. Definitieve segmentatie woningen tm. 2018 (30 mei 2020)

CBS past cijfers energie uit hernieuwbare bronnen aan - zonnestroom capaciteit en productie neerwaarts bijgesteld, groei 2019 2.323 MWp (30 mei 2020)

CBS - zonnestroom naar record productie van 5,2 TWh, vierde stroom productie bron NL in 2019 (voorlopige cijfers) (23 maart 2020)

Eerste - voorlopige - cijfers CBS voor energie uit hernieuwbare bronnen 2019, inclusief zonnestroom - jaargroei 2.402 MWp (4 maart 2020)

CBS zonnestroom data gereviseerd (2) - uitgebreide grafieken sectie ververst (met link naar uitgebreide analyse; 29 december 2019)

Zonnestroom markt omvang 2018 wederom verder opwaarts bijgesteld door CBS - van 1.511 naar 1.611 MWp jaargroei - deel 1 (19 december 2019)

Spannend nieuw onderzoek CBS naar betere marktdata zonnestroom (30 mei 2018)

Extern (CBS):

Vermogen zonnepanelen voor het eerst groter bij bedrijven dan bij woningen (bericht CBS, 19 juni 2020)

Zonnestroom (pdf, 25 pagina's. Bevat uitgebreide beschrijving van de nieuwe onderzoeks-methodiek van het CBS voor het vaststellen van de capaciteit aan PV installaties in Nederland, en bespreekt aannames gebruikt bij deze nieuwe aanpak)


14 juni 2020: CertiQ over gecertificeerde zonnestroom in mei - 120 MWp groei, accumulatie 3.541 MWp, record hoeveelheid garanties van oorsprong in april 2020.

Met de helaas grote anomalie in het vorige CertiQ maandrapport (cijfers over april 2020), was solar Nederland voor de zoveelste maal de kluts kwijt geraakt over de trends in gecertificeerde zonnestroom capaciteit. Ik heb expres over die maand geen detail analyse gemaakt in afwachting van eventuele "opheldering" van de zijde van de cijfer verstrekker CertiQ. Die opheldering kwam slechts gedeeltelijk, met de koele mededeling dat een netbeheerder weer eens een lerp van een "nullen-fout" had gemaakt, en dat die fout aanvankelijk kennelijk onbemerkt is gebleven, ondanks toezeggingen dat er scherper op - sterk afwijkende - ingaves zou worden gecontroleerd. Kennelijk was die fout "ergens" in de databank van CertiQ hersteld. Dat kon echter niet een record negatieve maandgroei (-108,5 MWp) in april verklaren.

Op mijn suggestie per e-mail, dat het wellicht een oudere installatie moet hebben betroffen, waardoor ook eerdere maandcijfers (eind-maand standen) fout zijn opgevoerd door de TenneT dochter, werd helaas niet ingegaan. Dit wordt ook niet duidelijk uit de reactie van dezelfde medewerker bij CertiQ richting Solar Magazine, waar een vergelijkbaar antwoord wordt gegeven als ik eerder al had gekregen. We weten niet wannéér de zogenaamde "110 MWp" installatie is ingevoerd bij CertiQ, die "later" (april 2020) kennelijk door de betreffende, niet met name benoemde netbeheerder, is omgetoverd in een project van slechts 110 kWp, waardoor er plotsklaps 109,89 MWp uit de databank van CertiQ werd weg gestreept. Wat we wel weten is, dat dit op z'n laatst in februari 2020 kan zijn geweest, omdat er toen (veel) meer dan 110 MWp werd bijgeschreven (paragraaf 2 in dit artikel). Het kan zelfs in november of december 2019 zijn geweest, gezien de in die maanden bijgeschreven CertiQ volumes.

We moeten het dus met de ronduit curieuze, en uitermate verwarrende cijfers voor april doen. Deze neem ik dan ook 1 op 1 over in de huidige bespreking, waar aan de nieuwe cijfers voor mei 2020 zijn toegevoegd. Deze laten t.o.v. april (vermeend gecorrigeerd eind-maand cijfer) een capaciteits-groei zien van 120,1 MWp, verdeeld over - netto - 399 nieuw geregistreerde gecertificeerde PV projecten. De gemiddelde capaciteits-toename in de eerste 5 maanden van 2020 ligt hiermee zo'n 37% onder de gemiddelde maandgroei in dezelfde periode in 2019. Dit zal voor een groot deel aan de gevolgen van de Corona pandemie hebben gelegen, al is nog onduidelijk wat de "kunstmatig negatieve groei in april" precies voor effect op de historische evolutie heeft gehad, en wat dus "een normale, fout-vrije" reeks had laten zien.

* Disclaimer: Status officiële CertiQ cijfers volgens maand rapportages !

I.v.m. omvangrijke toevoegingen sedert 2018 aan dit dossier (vrijwel exclusief gedreven door grote hoeveelheden, SDE gesubsidieerde, en steeds groter wordende PV projecten), in combinatie met inmiddels al 3 ernstige data "incidenten" bij CertiQ (september 2017, juni 2019, resp. april 2020), die Polder PV meldde aan de TenneT dochter (waarna substantiële correcties werden gepubliceerd), sluit de beheerder van de PPV website niet uit, dat de huidige status bij CertiQ niet (volledig) correct zal kunnen zijn.

Met name foute capaciteit opgaves van netbeheerders voor "kleinere" projecten kunnen, ondanks aangescherpte controles bij CertiQ, aan de aandacht blijven ontsnappen en over het hoofd worden gezien. Maar ook cijfermatige incidenten met opgaves van volumes van grotere projecten kunnen nog steeds niet uitgesloten worden. Deze laatsten zullen, indien onverhoopt optredend, hoge impact hebben op het volume aan maandelijkse toevoegingen, en ook, zei het in relatieve zin beperkter, invloed hebben op de totale accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit aan het eind van de betreffende maand rapportage.

Het overzicht met de cijfers over mei 2020 verscheen bij CertiQ een maand na de - curieuze - cijfers over april, op 11 juni 2020.

In de detail analyse hier op volgend wordt ingegaan op de wijzigingen en aanvullingen, deels grafisch verbeeld. Voor uitgebreide toelichting ter referentie, gebruik s.v.p. daarvoor het eerder gepubliceerde artikel met analyse van het augustus 2019 rapport van de TenneT dochter.

1. Ontwikkeling van aantallen gecertificeerde zonnestroom installaties

Nieuwe aantallen installaties in bovenstaande grafiek, rode curve, met als referentie de linker Y-as. In april 2020 zouden (ondanks de gemelde heftige negatieve groei van de capaciteit), er netto 433 nieuwe PV projecten bij zijn gekomen, een record voor die maand. In mei 2020 was het iets minder, 399 stuks, wat 13 projecten minder was dan het mei-record (in 2011). Juli 2017 blijft vooralsnog record houder bij de aantallen nieuw toegevoegde projecten in een maand, met 445 stuks (aangegeven in de grafiek). Wel is het zo, dat de toevoegingen van projecten per maand het laatste jaar constant op een beduidend hoger niveau ligt dan in voorgaande jaren, wat natuurlijk heeft te maken met de feitelijke oplevering van duizenden SDE beschikkingen die in relatief korte tijd zijn geaccumuleerd.

De accumulatie is te zien aan de blauwe kolommen curve in bovenstaande grafiek. In de september 2019 rapportage is de piketpaal van twintigduizend gecertificeerde zonnestroom projecten gepasseerd. Het totaal is eind mei 2020 gekomen op, voorlopig, 23.097 exemplaren (gemarkeerd datapunt rechtsboven, eind april was dit nog 22.698). Dit is weliswaar nog steeds een zeer gering aandeel op het totaal aantal PV systemen in Nederland, wat mogelijk deze zomer al rond zo'n 1 miljoen stuks zou kunnen worden (dominant residentieel). Maar bij de capaciteit zal de projecten markt waarschijnlijk al in 2019 de residentiële sector stevig hebben ingehaald, gezien de trend tm. 2018 (analyse CBS data, derde grafiek in paragraaf "Nationale trends"), en bevindingen in het recent verschenen Nationaal Solar Trendrapport 2020.

Voor alle CertiQ data geldt: Netto effect = aantal bijschrijvingen minus het aantal uit de CertiQ databank verwijderde PV-projecten per maand. Bovendien geldt ook, dat alle huidige "eerste cijfers" voor 2020, en ook die voor 2019, later nog zullen worden bijgesteld, zoals ook voor voorgaande jaren is geschied (wijzigingen voor 2018 zijn in de revisie van het CertiQ rapport over dat jaar besproken, zie ook de daar gelinkte detail analyse). Voor de eerste jaar resultaten van 2019, zie het voorlopige rapport, waarvan we later waarschijnlijk nog een forse revisie kunnen gaan verwachten.

Grafiek met de variatie in de (netto) groei van de aantallen installaties per maand (rapport) bij CertiQ. De nieuwe volumes gerealiseerde projecten per maand zijn vanwege de enorme stapel aan SDE beschikkingen die wordt uitgevoerd in 2020 t.o.v. 2019 al weer sterk toegenomen. In 2019 (gele kolommen) was er op dit punt al duidelijk een versnelling zichtbaar.

Na een relatief rustige start in januari 2020, zijn de groei volumes in de daar op volgende vier maanden bovengemiddeld hoog geweest, voorlopig culminierend in een record melding van 433 nieuwe projecten in april, gevolgd door 399 stuks in mei. Laatstgenoemde toevoeging ligt nog iets boven het nu vastgestelde maandgemiddelde voor 2020, 391 nieuwe installaties per maand (horizontale blauwe stippellijn). Het hoogste niveau tot nog toe, bijna 12% hoger dan het kalenderjaar gemiddelde in 2019 (horizontale gele stippellijn). Tot 2018 was er een verwarrende periode van 4 jaar waarbij ook tijdelijk negatieve groei optrad, vanwege een combinatie van langdurende her-registratie verplichtingen, en mogelijk "natuurlijke uitval" bij CertiQ.

Het maand gemiddelde in de eerste 5 maanden van 2020 is een factor 1,9 maal het kalenderjaar gemiddelde in 2018 (210 stuks/mnd), 2,5 maal dat van 2017 (158 stuks/mnd), resp. 3,7 maal dat van 2016 (105 stuks/mnd). Het hoogste tot nog toe gesignaleerde "absolute" maand record viel in juli 2017 (netto 445 nieuwe installaties).

Ook deze volumes (evenals die voor de capaciteiten) zullen achteraf nog worden bijgesteld door wijzigingen in de primaire database van CertiQ. De revisie voor 2017 gaf, bijvoorbeeld, gemiddeld 143 nieuwe installaties per maand (1.717 nieuwe installaties in 2017). 9,5% lager dan uit de oorspronkelijke maand rapportages afgeleid kon worden. In de revisie voor 2018 zijn de meest recente EOY cijfers in de revisie tabel 14.706 (EOY 2017) resp. 17.399 (EOY 2018), waaruit een jaargroei resulteert van 2.693 nieuwe PV projecten (afgerond gemiddeld 224 per maand). Vergelijken we die met de cijfers volgend uit de veel eerder gepubliceerde oorspronkelijke maand rapportages (14.430 resp. 16.946), was die groei aanvankelijk 2.516 exemplaren (gemiddeld 210 per maand). Met de gecorrigeerde EOY cijfers bij CertiQ zijn er dus netto 177 nieuwe projecten bijgekomen in 2018, 7% méér (ditto bij het daar van afgeleide maandgemiddelde).

Het nieuwe jaarvolume voor 2017 kwam volgens de maandrapporten uit op 1.898 installaties. In 2018 was dat 2.516 stuks. 2019 zit inmiddels op 4.195 exemplaren netto, 67% meer volume dan in dezelfde periode in het voorgaande jaar. Op het vlak van aantallen is er dus ook een zeer duidelijke groei. Wederom hierbij het voorbehoud, dat totale volumes per jaar achteraf kunnen - en zullen - worden bijgesteld door CertiQ.

2. Capaciteit evolutie van gecertificeerde zonnestroom installaties

Voetnoot bij grafiek: de cijfers voor september 2017 zijn na vragen van Polder PV door CertiQ aangepast.
Voor de reden, zie analyse herziening september 2017 rapportage ! Ook voor juli 2019 is het aanvankelijk op 1 augustus 2019
verschenen maandrapport na interventie door Polder PV fors neerwaarts gecorrigeerd in een later gereviseerde versie.
Als klap op de vuurpijl resulteerde uit het april 2020 rapport een bizarre negatieve maandgroei van -108,5 MWp,
a.g.v. een "drie-nullen correctie" van een eerder (?) foutief ingegeven installatie door een netbeheerder.

In vergelijking met de groei van de aantallen nieuw geregistreerde gecertificeerde PV projecten (vorige grafiek), gaat het bij de netto toegevoegde capaciteit al langer om opvallende, substantieel grotere volumes dan wat we in eerdere jaren hebben gezien. Met name in 2018 en 2019. Na de heftige revisie van het nieuwe netto volume voor juli 2019 volgde een nieuw, met nog wel wat vraagtekens omgeven historisch record van 270,9 MWp in augustus, wat het vorige record in februari van dat jaar (165,0 MWp) naar de annalen verwees. In november van 2019 werd wederom een verpletterend nieuwe record toevoeging van maar liefst 409,9 MWp geregistreerd. Ook december pakte hoog uit, met 156,2 MWp.

2020 Begon met name in februari voortvarend, met het hoogste historische maandvolume in het eerste kwartaal, 204 MWp. Daarna kwam er zeer fors de klad in. Met een zwaar tegenvallende groei van 43,4 MWp in maart 2020, wat zelfs onder de toename lag in maart 2018 (70,9 MWp), en minder dan de helft van het volume in maart 2019 (97,6 MWp), is daarmee voor het eerst het kwartaalgemiddelde voor QI nu een stuk ónder dat van het voorgaande jaar komen te liggen: 101,4 MWp in 2020, t.o.v. 104,6 MWp in 2019. De bizarre negatieve maand "groei" in april kwam daar overheen (verkeerd doorgegeven project door een netbeheerder, met verregaande consequenties). Daar kon de redelijk groei van 120,1 MWp in mei nog wel wat aan "corrigeren", maar duidelijk is, dat in deze eerste vijf maanden de toename op een fors lager niveau is komen te liggen dan in 2019.

Het maandgemiddelde is in 2020 nu fors lager dan het kalenderjaar gemiddelde in 2019 (blauwe t.o.v. gele stippellijn, 63 MWp t.o.v. 142 MWp), waar dat in het februari rapport er nog marginaal onder lag. Het ligt inmiddels zelfs iets onder het maandgemiddelde in het hele kalenderjaar 2018 (paarse stippellijn), vooral het gevolg van de bizarre negatieve maandgroei in april. De verwachting is, dat dit de komende maanden beslist gaat bijtrekken, maar er moeten "wonderen" gebeuren, wil het totaal volume in 2019 zelfs maar ge-evenaard gaan worden. De vraag is of die "wonderen" wel zullen gaan komen. Voor de mogelijke oorzaken van de fors afgenomen toenames van de capaciteit bij CertiQ, zie ook de aparte alinea daar aan gewijd in de bespreking van de cijfers over maart dit jaar (paragraaf 2).

3. Gemiddelde capaciteit & absolute volumes PV projecten (tot en met) mei 2020

Voor bespreking tot en met 2019 verwijs ik naar een vorige rapportage met november en december 2019. Als we uitgaan van de CertiQ cijfers zoals nu gepubliceerd, en "relatief weinig uitstroom" van verwijderde projecten in de data bestanden, en de maandelijkse netto toevoegingen in mei 2020 combineren met de toegevoegde capaciteit, resulteert dit in een gemiddeld systeem vermogen van 301 kWp per stuk in deze vijfde maand van het nieuwe jaar. Dit is gelukkig weer beduidend meer, dan de zeer lage 107 kWp voor de nieuwe toevoegingen in het maart rapport (voor april kunnen we dat niet "vaststellen", i.v.m. de extreme negatieve groei van de capaciteit in die maand, bij een hoog aantal toevoegingen van het aantal nieuwe installaties).

Voor evoluerend systeemgemiddelde bij de totale accumulatie in het CertiQ dossier, zie paragraaf 8.

4. Kwartaal cijfers CertiQ maandrapportages - 2e maand QII toegevoegd


Groeicijfers per kwartaal. De volumes voor alle vier de kwartalen in 2019 gaven allen nieuwe records t.o.v. de vergelijkbare periodes in 2018 te zien. Achtereenvolgens QI 314 MWp (89% meer volume dan in QI 2018), QII 295 MWp (43% meer dan in QII 2018), resp. QIII, aanvankelijk een nieuw record kwartaal volume, 440 MWp. Wat 115% hoger ligt dan in QIII 2018 (205 MWp). Het laatste kwartaal van 2019 sloeg wederom alle records, met 653 MWp nieuw toegevoegde capaciteit. Een spectaculaire factor 2,4 maal de 274 MWp in QIV van 2018. En ook nog eens anderhalf maal zoveel volume dan in het voorgaande record kwartaal, QIII 2019.

Het eerste kwartaal van 2020 laat meteen alweer een forse trendbreuk zien. Voor het eerst sedert het derde kwartaal van 2019 is er geen toename, maar meer dan een halvering t.o.v. het voorlaatste (weliswaar: record) kwartaal, QIV 2019, te zien. QI 2020 liet een groei in de maandrapporten zien van slechts 304 MWp. Dit is zelfs iets (ruim 3%) minder dan in QI 2019, toen 314 MWp nieuw verscheen in de eerste drie maand rapportages.

QII laat tot nog toe een bizar laag volume zien van slechts 12 MWp, wat natuurlijk ligt aan het feit (a) dat juni nog niet is meegeteld, en (b), dat april een bizarre negatieve capaciteit "toename" gaf te zien van -108,5 MWp. Alleen de "normale groei" in mei, maakt, dat we met de 1e 2 maanden van dit 2e kwartaal nu weer "licht positief" uitkomen, wat natuurlijk volstrekt artificieel is. De merkwaardige negatieve groei in april is zelfs op nog hogere niveaus terug te zien, zie paragrafen 5 en 6. Derhalve, heb ik ook ik deze grafieken een nieuwe disclaimer opgenomen (wit veld met rode rand), om op die bizarre, officiële april ingave te wijzen.

De Corona pandemie lijkt hier sowieso reeds "diepe sporen" achter te laten. Het is afwachten of de kwartaal groei met de te verwachten toevoeging van juni nog op een "redelijk" niveau zal komen. De vooruitzichten blijven op dat punt niet positief, ondanks een behoorlijke portfolio grote projecten "in bouw".

5. Half-jaar cijfers CertiQ maandrapportages - tm. mei 2020


Groeicijfers per half-jaar. De Y-as geeft de nieuw gerapporteerde capaciteiten in MWp, volgens de maandrapportages in de getoonde half-jaren. Op de X-as per kolom de resultaten van de 6 maand rapportages uit de half-jaren (HI = jan. tm. juni; HII = juli tm. december) sinds 2010, tot en met het tweede afgeronde half-jaar voor 2019. Met een voorlopig nieuwe, spectaculaire record capaciteit van 1.094 MWp. Die het voorgaande half jaar record, HI in 2019 608 MWp) alweer aan diggelen sloeg, met een factor 1,8 maal zo veel toegevoegde capaciteit in dat tweede half-jaar.

Helemaal rechts is het nog zéér voorlopige eerste resultaat voor HI 2020 getoond, met alleen nog maar het totaal volume van de eerste 5 maand rapporten, exclusief de nog onbekende resultaten van juni, daar later nog aan toe te voegen. De kolom is daarom ook gearceerd weergegeven. Bovendien zit de hoge "negatieve groei" in het april rapport ook nog besloten in de getoonde 316 MWp groei voor 2020 HI. Daardoor komt die groei op slechts 52% van het hoge volume in 2019 HI (608 MWp). Zelfs als er later eventueel voor april gecorrigeerd zou gaan worden, is de vraag is of dat tot nog toe "record eerste half jaar" van 2019 ge-evenaard zal gaan worden, met de blijvende actuele problemen. Met name m.b.t. de impact van de Corona pandemie én de sterk toegenomen krapte op het stroomnet, vermeerderd met problemen met het vinden van voldoende geschoold en kundig personeel (zowel bij netbeheer als bij de vele grote project ontwikkelaars en installatie bedrijven). Waardoor sowieso veel projecten vertraagd opgeleverd zullen kunnen worden.

6. Kalenderjaar cijfers CertiQ maandrapportages & jaar-revisies - tm. mei 2020


Deze nieuwe grafiek heb ik in een eerdere analyse toegevoegd om het verschil te laten zien tussen de nieuwe kalenderjaar volumes volgend uit de oorspronkelijke maand rapportages (lichtblauwe kolommen), en de volumes die volgen uit de later gereviseerde jaar rapportages (donkerblauwe kolommen). Laatstgenoemde bijgestelde "definitieve" jaargroei cijfers vindt u ook in de inset van de belangrijke verzamelgrafiek in het eerste jaaroverzicht van 2019, die ik begin dit jaar heb opgesteld. De eerste resultaten voor 2019 zijn gearceerd weergegeven, omdat de verwachting is, dat in de komende revisie (mogelijk pas halverwege 2020 of zelfs later), het EOY cijfer voor zowel dat, als voor het voorgaande jaar nog zal worden bijgesteld. En, voor 2019, mogelijk ook nog in een later rapport van CertiQ kan wijzigen. Dit naar aanleiding van vergelijkbare bijstellingen van de CertiQ cijfers in voorgaande jaren. De jaar volumes zijn de laatste jaren allemaal opwaarts bijgesteld, in 2018 ging het om maar liefst 7,5% meer jaargroei (915 i.p.v. 851 MWp), dan volgde uit de oorspronkelijke maand rapportages.

De cumulatie van de eerste 5 maandrapportages voor 2020 (inclusief "negatieve groei"-maand april) is rechts uiteraard weer gearceerd weergegeven, daar moet nog heel veel volume, voor juni en voor de tweede jaarhelft, bij worden geschreven. Getoonde 316 MWp is weliswaar teleurstellend laag, maar wel al 16 procent meer dan het hele jaarvolume volgend uit de maandrapportages in het jaar 2017 (273 MWp).

7. Accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit


De trendlijn in de grafiek is in deze update (mei 2020), als gevolg van de tegenvallende cijfers in 2020, aangepast t.o.v. het exemplaar in de voorgaande versie. De polynoom "best fit" curve is nu vervangen door een voortschrijdend gemiddelde trendlijn, waarbij het gemiddelde resultaat van de laatste drie maanden wordt weergegeven. Mede vanwege de "negatieve maandgroei in april 2020", vlakt deze curve sterk af, rechts bovenaan in de grafiek. Vertikale blauwe stippellijnen geven het snijpunt van de bereikte 500 MWp piketpalen ("een halve GWp") met deze curve weer.

In 2018 vond er een duidelijke versnelling van de gerapporteerde capaciteiten plaats, culminerend in een record toevoeging in december. In 2019 ging het rap verder met de toevoegingen, van ruim 51 MWp in januari, tot nieuwe maand records van, achtereenvolgens, 165 MWp in februari, bijna 271 MWp in augustus, en, tot slot, de spectaculaire, goed zichtbare bijna 410 MWp nieuwe capaciteit in november. Januari en februari 2020 voegden ook weer voor die maanden record hoeveelheden toe, 57 resp. 204 MWp. Daarna kwam, o.a. door de gevolgen van de Corona crisis, én de merkwaardige negatieve groei in april 2020, de klad er in. Of dat later dit jaar gecompenseerd zal gaan worden, hangt wederom van onzekere factoren af, met name beslissingen van het kabinet omtrent eventuele "versoepeling" van restricties a.g.v. de Corona crisis. Zelfs al zou er later dit jaar een versnelling van de uitbouw van SDE projecten kunnen plaatsvinden, het is maar zeer de vraag of die de enorme "klap" in het eerste half jaar zal kunnen opvangen. Waarmee mogelijk de jaargroei van 2019 ge-evenaard zou kunnen worden.

Eind mei 2020 bereikte de zonnestroom databank van CertiQ in ieder geval een geaccumuleerde gecertificeerde capaciteit van 3.541,1 MWp. Het bereiken van de eerste "gecertificeerde" GWp kostte sinds eind 2009, toen er nog slechts 22 MWp PV capaciteit bij CertiQ bekend was (gecertificeerd), 8 een een half jaar. De tweede GWp heeft minder dan een jaar gekost. De derde GWp is al binnen een periode van 6 maanden toegevoegd (tussen mei en november 2019). Het is een van de belangrijkste redenen, waarom de netbeheerders op talloze plekken in ons land in de problemen zijn gekomen met de beschikbare netcapaciteit: ze zijn compleet overvallen door het enorme tempo van de nieuwbouw van met name de grote PV projecten. En, wat de grote zonneparken betreft: vaak in dunbevolkte gebieden met een historisch verklaarbare "krappe netcapaciteit".

Het bereikte volume van ruim 3,5 GWp in het mei rapport is een factor 161 maal het volume eind 2009 (22 MWp). En al ruim 27 maal het volume in juni 2015 (129,5 MWp), vlak voordat de hoge groei bij CertiQ manifest werd. De tussenpozen tussen het bereiken van de nieuwe "500 MWp" piketpalen bij de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteiten zijn de afgelopen drie jaar steeds korter geworden, al is die trend in het eerste half jaar van 2020 weer gebroken. Voor een nieuwe prognose voor eind 2020, gebaseerd op dit diagram, zie de grafiek in paragraaf 9.

CertiQ vs. RVO
Als we het huidige accumulatie cijfer vergelijken met de meest recente status van het SDE dossier bij RVO, enige tijd geleden in detail uit de doeken gedaan door Polder PV, zien we het volgende beeld. Status eind mei 2020 vlg. CertiQ: 3.541,1 MWp (alle voor het verkrijgen van Garanties van Oorsprong gecertificeerde capaciteit, inclusief een onbekend, waarschijnlijk gering volume "niet SDE gesubsidieerde" PV projecten*). RVO status 6 april 2020 3.318,7 MWp. Dat laatste is de accumulatie van uitsluitend onder SDE regimes vallende projecten, en omvat grotendeels alleen de toegekende beschikte volumes. Fysieke realisaties (die wel bij CertiQ worden gemeld) kunnen sterk afwijken van de door RVO gehanteerde capaciteiten. Polder PV heeft daar vele honderden voorbeelden van in zijn overzichten staan ! RVO past daarnaast de laatste tijd ook regelmatig het volume van de beschikte capaciteit van een toenemend aantal projecten aan in haar overzichten. Dat is altijd in neerwaartse richting. Polder PV kent daarnaast talloze projecten die (soms fors) groter zijn uitgevoerd dan dat er door RVO is beschikt bij de SDE toekenning.

Dat daargelaten: CertiQ heeft eind mei 222 MWp (6,7%) meer PV volume fysiek gerealiseerd en gecertificeerd staan, dan RVO in haar altijd flink op de actualiteit achter lopende cijfers voor uitsluitend de beschikte hoeveelheden "met ja vinkje" heeft geaccumuleerd, begin april. Dit soort verschillen zal niet verdwijnen, het niveau van het gesignaleerde verschil verandert per status update van een van de beide instanties.

* NB: Hardnekkige claims, dat de CertiQ databanken alleen maar projecten "met SDE+ subsidie" (beschikkingen) zouden bevatten kloppen absoluut niet. Een groot volume bij de aantallen betreft kleine projecten met oude SDE beschikkingen, zoals hier ook voor de zoveelste maal gemeld. Maar daarnaast zijn er ook projecten zónder SDE of SDE "+" subsidie, die via diverse groencertificaten platforms instromen. Het aantal of het volume daarvan (in MWp) is echter niet publiekelijk bekend, omdat dat onderscheid in de CertiQ data niet wordt gemaakt.

8. Evolutie systeemgemiddelde capaciteit bij accumulaties CertiQ dossier


Met de aanhoudend sterke groei van de accumulatie van (gecertificeerde) zonnestroom capaciteit, bleef jaren lang ook de gemiddelde projectgrootte fors groeien in de cijfers van CertiQ. Maar daar is inmiddels duidelijk de klad in gekomen, sedert de piek in februari 2020 (159,5 kWp). In maart kregen we te maken met een "unicum", de gemiddelde systeemcapaciteit van het totale geaccumuleerde volume nam af. Door continue instroom van behoorlijk veel nieuwe projecten, maar beperkte hoeveelheden nieuwe capaciteit, én de "april anomalie" (negatieve capaciteits-groei), is het systeemgemiddelde voor het eerst in zeer lange tijd nu structureel achteruit gegaan. En belandde dit eind mei op 153,3 kWp per project. Dat is nog steeds een hoge factor 26,4 maal het gemiddelde begin 2010. En een factor 10,2 maal zo hoog dan de minimum omvang waarvoor een SDE "+" project sedert SDE 2011 (volgens wettelijk voorschrift) wordt geaccepteerd door RVO (15 kWp, horizontale blauwe stippellijn). Ook in deze grafiek is, vanwege de trendbreuk begin 2020, afgestapt van een polynoom trendlijn, en is deze vervangen door een voortschrijdend gemiddelde lijn, met gemiddelde waarden van de laatste drie maanden (rode curve). Deze buigt duidelijk omlaag, rechtsboven in de grafiek.

In het maand rapport van maart 2019 is de gemiddelde systeemgrootte bij de accumulatie aan gecertificeerde PV installaties bij CertiQ voor het eerst boven de 100 kWp gekomen. In het december rapport van 2019 is de 150 kWp piketpaal gepasseerd.

De gemiddelde systeemgrootte van de netto toevoeging in de mei 2020 rapportage lag op een fors hoger niveau, van 301 kWp (paragraaf 3), wat weer vergelijkbaar is met de situatie over een lange periode hier aan voorafgaand, en "brekend met de tijdelijke trendbreuk in maart".

Dat het in de grafiek getoonde gemiddelde voor alle geaccumuleerde projecten normaliter een stuk lager ligt dan bij de maandelijkse toevoegingen, komt door het blijvend "drukkende effect" van de duizenden kleine residentiële PV installaties uit de eerste 3 SDE regelingen (vaak met een omvang van maar een paar kWp per stuk). De verwachting is, dat dit effect op het totale systeemgemiddelde nog lang zal aanhouden gezien hun volume. Pas als er continu véél, en ook zeer grote fysiek opgeleverde nieuwe SDE projecten gaan cq. blijven instromen bij CertiQ, zal dat effect (deels) worden opgeheven. Daarbij s.v.p. niet vergeten dat de duizenden kleine residentiële installaties ook voor 15 jaar een SDE (2008-2010) beschikking hebben (zie grafiek met de actuele [overgebleven] aantallen per grootte categorie in het eerste jaar overzicht van 2019). Dus het gros daarvan zal beslist nog tot en met 2023 in dienst zijn, en geregistreerd blijven bij CertiQ. Zonder registratie immers géén (voorschot-betalingen voor) SDE subsidie meer.

9. Totaal CertiQ volume - extrapolatie tm. eind 2020 inclusief versie "revisie jaar cijfers"

De verwachting, dat Nederland in 2019 weer een record jaar tegemoet zou gaan zien, is met de voorlopige cijfers voor de projecten markt - in casu CertiQ data - volledig uitgekomen. Een belangrijke vervolg vraag is natuurlijk: hoe "groot" wordt het CertiQ volume in 2020 ?

Lange tijd werd er in 2019 - voor wie dat aandurfde - over mogelijk 2 GWp nieuwbouw voor heel Nederland gesproken, inclusief de gecertificeerde volumes (bijna uitsluitend SDE projecten), en de grote volumes aan residentiële en niet, of anderszins gesubsidieerde projecten. De groei is substantieel hoger geworden dan "slechts" 2 GWp", al moeten we tot eind dit jaar wachten voordat het CBS daar definitief duidelijkheid over kan verschaffen. Een tweede inschatting van het CBS ligt weer lager dan tijdens de eerste publicatie: 2.402 MWp is nu nog maar 2.323 MWp groei geworden. Dit kan later beslist nog steeds worden aangepast. Voor 2020 deden aanvankelijk nog zeer grove speculaties van "mogelijk 3 GWp" de ronde. Dat was echter vóórdat een akkefietje als "de gevolgen van een Coronavirus pandemie" de ronde deed... En dat zien we nu alweer duidelijk terug in de eerste cijfers voor dit jaar.

Hier onder ga ik daar wat alleen het CertiQ volume betreft (!) andermaal op in, met een nieuwe extrapolatie. Niet meer voor medio, maar voor eind 2020. Dit, n.a.v. de blijvende, doch ook weer afvlakkende groei bij de accumulatie van de capaciteit, inclusief de wijzigingen in de laatste maandrapporten. Ook in deze versie tm. de mei 2020 rapportage wederom een afschatting op basis van een extrapolatie van de gereviseerde EOY jaar cijfers van CertiQ.


Eerder maakte ik een dergelijke extrapolatie grafiek voor het eindejaars-volume van 2018 op basis van het november rapport dat jaar, waarbij ik destijds uitkwam op - zeer conservatief geschat - zo'n 1.470 MWp eind van het jaar. Het werd in het voorlopige (eerste) jaar rapport van CertiQ zelfs 1.523 MWp (weergegeven in de grafiek op basis van de maand rapportages, gele kolommen), dus ik was toen inderdaad "conservatief". In de voorlaatste versie heb ik ook de gereviseerde EOY jaarcijfers opgenomen in de vorm van een curve met groene diamantjes, waar doorheen een best fit curve (5e graads polynoom trendlijn) en prognose "de toekomst in" is getrokken (bijbehorende groene stippellijn). EOY 2018 is nu zelfs al opgewaardeerd naar 1.644 MWp door CertiQ, wat alweer 12% meer volume is dan ik aan de hand van de extrapolatie op basis van het november rapport voor dat jaar had afgeschat.

Dit, om aan te geven dat de wijzigingen van die cijfers behoorlijk kunnen oplopen. En dat daar altijd rekening mee gehouden dient te worden. Daar staat tegenover, dat er ook tegenslagen kunnen komen. Gezien de laatste maand rapportages, is daar inmiddels in 2020 duidelijk sprake van, in de vorm van de impact van de Corona pandemie, én een curieuze negatieve maandgroei in het april rapport.

In een nieuwe, "conservatieve" lineaire extrapolatie (zwarte lijn), ben ik niet meer uitgegaan van medio 2015 als startpunt, omdat de groei daarna zeer sterk is toegenomen. Voor een vergelijkbare extrapolatie heb ik eind 2018 als begin referentie genomen (eerste vertikale blauwe stippellijn), en via het laatste maand resultaat (mei 2020) lineair ge-extrapoleerd naar eind 2020 (2e vertikale blauwe stippellijn). Dit geeft een veel "logischer" conservatief scenario, dan op basis van de niet meer realistische extrapolatie over een veel langere periode, toen de "oude" groeicijfers op een véél lager niveau lagen. Met deze extrapolatie komen we inmiddels op een mogelijke accumulatie, eind 2020, van zo'n 4.325 MWp uit, weergegeven rechts van de rechter Y-as. Daarbij natuurlijk de aanname, dat er niet nog meer nare verrassingen uit de goochelhoed worden getoverd, dit jaar.

Ten tweede. Gaan we uit van de best fit trendlijn door de maand resultaten, een conservatieve 4e graads polynoom (rode curve), en bepalen we daarvan het snijpunt met genoemde blauwe stippellijn, komen we op een fors hoger niveau, 5.225 MWp. Als we van deze twee extrapolaties weer, conservatief, het gemiddelde nemen, komen we op ongeveer 4.775 MWp als voorlopige "educated guess" voor het geaccumuleerde CertiQ volume, eind 2020. Waarbij het uitgangspunt is, dat in de tweede jaarhelft een forse inhaalslag "kan" worden gemaakt om het verlies in de eerste jaarhelft (deels) te kunnen compenseren. Ook, omdat er duizenden SDE beschikkingen een relatief korte realisatie periode hebben, en er weliswaar een jaar verlenging is toegezegd, a.g.v. een aangenomen motie van vd Lee / Sienot. Maar dat ene jaar nog steeds als (te) krap kan worden gezien door de ontwikkelaars, en men haast wil maken om zoveel mogelijk projecten toch nog "op tijd" gerealiseerd te krijgen.

Zouden we bovengenoemde 4,8 GWp EOY 2020 voor haalbaar houden, zou dit t.o.v. het nog voorlopige EOY cijfer voor 2019 (3,2 GWp) een jaargroei kunnen opleveren van ongeveer 1,6 GWp aan (alleen) gecertificeerde PV capaciteit in 2020. Wat in de buurt zou komen van de - voorlopig afgeschatte - 1.581 MWp jaargroei in 2019 (inset 2e grafiek in artikel van 9 januari 2020).

Gaan we, een stuk riskanter, gezien de veel langere prognose periode vanaf het laatst bepaalde, bekende "harde" datapunt (EOY 2018 - 1.644 MWp) van de trendlijn door de EOY cijfers voor de door CertiQ gereviseerde cijfers (groene punten, wederom best-fit 4e graads polynoom curve), zouden we op basis van die prognose ietwat lager uitkomen, rond de 5.150 MWp (groen cijfer rechts). Vanwege de grote onzekerheden rond de langer durende impact van de Corona virus pandemie, houden we voorlopig het conservatievere scenario (4.775 MWp EOY 2020) aan. Waarbij de realiteit uiteraard altijd nieuwe verrassingen, zowel in opwaartse, als in neerwaartse zin, zal kunnen tonen.

10. Gecertificeerde zonnestroom productie tm. mei 2020

De "gemeten" producties van gecertificeerde zonnestroom worden door CertiQ ook in hun maand rapportages weergegeven. Dit zijn, wederom, altijd minimum inschattingen, omdat er vaak nog de nodige productie cijfers "na worden geleverd". De grootste volumes zijn wel al bekend, in de rapportage maand, volgend op de verslag-maand. Na het laatste historisch record volume in juni 2019, vielen de productie cijfers stapsgewijs weer terug, in het ritme van de seizoenen. Met de inmiddels toegevoegde (eerste) resultaten tot en met april 2020 zijn we de bekende "winterdip" al lang weer voorbij, en hebben we inmiddels wederom een nieuw productie record te pakken. Wat, gezien de combinatie van excessief zonnig weer in april (KNMI: "record zonnig"), én de capaciteits-toevoegingen in de maanden januari tm. maart, beslist geen verrassing is.

In bovenstaande grafiek in magenta de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteit in de CertiQ databank, cumulerend in, voorlopig, 3.541,1 MWp in het mei 2020 rapport (geel omrand punt rechtsboven, na de bizarre "dip" in april, referentie: linker Y-as). Het tweede record is een nieuw exemplaar, wat in de bespreking van het maart rapport van CertiQ al werd voorspeld door Polder PV. Na het ook al hoge volume in zonnig maart (252,8 GWh), werden nooit eerder zoveel garanties van oorsprong (GvO's) in een maand toegekend voor gecertificeerde zonnestroom dan ooit tevoren in Nederland, 394,4 GWh in april 2020. Zie het rood omrande datapunt in de blauwe curve, rechts bovenaan (referentie: rechter Y-as, in GWh garanties van oorsprong toegekend per maand). Het vorige record was in juni 2019, 278,1 GWh. April 2020 heeft dus al 42% meer GvO's toegekend gekregen dan juni 2019 ! Zoals reeds opgemerkt, kan dat volume in latere bijstellingen nog gaan toenemen, omdat er altijd vertraging zit in de verstrekking van GvO's, met name voor de kleinere installaties. Het ligt in de lijn der verwachting, dat de volumes aan GvO's uit te geven voor mei tm. juli 2020 daar alweer in substantiële mate overheen zullen gaan. Aangezien er tegen die tijd wederom een forse hoeveelheid nieuwe capaciteit bij is gekomen, waarvan de extra productie meegenomen gaat worden...

Na het vorige record in juli 2019 viel, zoals te doen gebruikelijk, de bekende productie terug naar de "winterdip maanden" december 2019 en januari 2020, met in laatstgenoemde het laagste nieuwe niveau (43,4 GWh). Ook deze volumes zullen later opwaarts worden bijgesteld. Het eerst gerapporteerde volume voor februari 2020 ligt alweer op een veel hoger niveau, 92,7 GWh. Dat is alweer ruim het dubbele van de (nu al bekende) productie in januari. En ligt 21% boven het niveau in februari 2019 (76,5 GWh). Dit, terwijl februari 2020 vrij somber was (KNMI: 73 zonuren t.o.v. normaal 85 zonuren), en februari 2019 juist "zeer zonnig" is geweest (139 zonuren t.o.v. genoemde normaal). Het opvallende positieve verschil voor februari 2020 wordt veroorzaakt door de enorme nieuwbouw aan capaciteit sedert najaar 2018, die grote hoeveelheden nieuwe zonnestroom productie heeft toegevoegd aan het volume van de toen reeds bestaande netgekoppelde installaties.

Rechts onderaan in de grafiek zijn de vier meest recente, herkenbare "winter-dips" zichtbaar (blauwe pijlen). Deze worden steeds "hoger", vanwege de continu toenemende capaciteiten, en de daarmee gepaard gaande - relatief geringe winterse - producties in die maanden, die bovenop de producties van de al langer bestaande installaties worden gestapeld. De logische verwachting is, dat december 2020 en januari 2021 weer op een veel hoger niveau zullen eindigen, dan de recent gerapporteerde resultaten voor die wintermaanden in 2019 / 2020.

NB 2 kleine correcties: legenda's grafieken paragrafen 5 en 6 (upload 16 juni 2020)

Bron:

Statistische overzichten CertiQ (per maand)


1 juni 2020: Absolute en relatieve zonnestroom producties systeem elementen Polder PV. In het vorige bericht deed ik kond van een nieuw maandelijks productie record bij Polder PV. In dit opvolgende artikel geef ik de afzonderlijke producties van alle deel-systemen binnen het Polder PV systeem, en de relatieve, specifieke opbrengsten.

De opbrengsten verschillen natuurlijk per deel-systeem, afhankelijk van type en aantal modules binnen die installaties. De producties variëren tussen de 15,4 kWh (2x Kyocera 50 Wp) en 198,8 kWh, voor alle 14 panelen bij elkaar, in mei 2020. Rekenen we terug naar het nominale (oorspronkelijk) bepaalde STC vermogen per deel-systeem, krijgen we andere verhoudingen. Zoals al langer het geval is, presteert de achteraan staande set met 4x 108 Wp (oranje band) het slechtst, met 143 kWh/kWp in mei. Blijvend kampioen blijft het laatst toegevoegde setje Kyocera modules, wat 157,1 kWh/kWp heeft behaald (lichtgroene band). De twintig jaar oude groep met 4 stuks 93 Wp kon er ook nog een zeer respectabele 150,8 kWh/kWp uit persen (lichtblauwe band).

Anton Boonstra heeft al rap een geautomatiseerde inventarisatie van de door hem beheerde PV Output pool via Gathering of Tweakers bekend gemaakt, waarbij hij gemiddeldes heeft bepaald uit een pool van 1.046 (residentiële) PV installaties. Voor heel Nederland kwam hij op een gemiddelde specifieke opbrengst van 152,5 kWh/kWp, wat 23% hoger zou zijn dan in mei 2019 (!). Voor domicilie van Polder PV, Zuid-Holland geeft Boonstra 161 kWh/kWp op in mei dit jaar. Dit is dus nog zelfs hoger, dan de hoogste door Polder PV gemeten specifieke opbrengst (ruim 157 kWh/kWp voor het Kyocera setje). Wat niets hoeft te verbazen: de installaties in het PV Output dossier zijn gemiddeld genomen van een véél recenter datum, dan de oude deelinstallaties binnen het PPV systeem. Die zullen sowieso veel betere zonnepanelen, en, zeer belangrijk ook in dit opzicht, véél efficiëntere omvormers hebben (waar ook heel veel positieve ontwikkeling in is geweest, de afgelopen twintig jaar).

Ook de PV Output installaties in Noord-Holland kwamen volgens Boonstra op 161 kWh/kWp in mei, Zeeland zelfs gemiddeld op een record waarde van 168 kWh/kWp. Wat in lijn is met de observatie van het KNMI, dat Hoek van Holland het hoogst aantal zonuren had in die maand.

"Jaar" opbrengst tm. mei

Kijken we naar de laatste 2 kolommen, zien we de geaccumuleerde producties in de periode januari tm. mei 2020. Variërend van 44,6 kWh voor het schattige kleine Kyocera setje, tot maar liefst 564,5 kWh voor alle 14 panelen bij elkaar. Terug rekenend naar de specifieke opbrengst per deelsysteem komen weer de verhoudingen tussen de zwakste broeders en de sterkste naar voren. De achterste set 108 Wp panelen bracht het "slechts" tot ruim 398 kWh/kWp in die eerste vijf maanden. De 2 Kyocera's leverden een hoge specifieke opbrengst, ruim 453 kWh/kWp.

Boonstra heeft ook voor de eerste vijf maanden van 2020 de geaccumuleerde specifieke producties van "zijn" dataset berekend, en komt voor heel Nederland op 425,2 kWh/kWp, wat 12,5% hoger ligt dan de 377,8 kWh/kWp in 2019. De installaties in Zuid-Holland kwamen gemiddeld genomen in jan. - mei 2020 op een verrassend "bescheiden" 428 kWh/kWp. En moesten daarbij zelfs de collegae uit Noord Brabant (432), Noord-Holland (440), Limburg (446), én Zeeland (458 kWh/kWp) voor zich laten. Hier scoort Polder PV met verschillende systeem delen duidelijk bovengemiddeld t.o.v. dat provinciale niveau, met het Kyocera setje (453 kWh/kWp) zelfs beduidend beter. Hier ligt mogelijk een populatie "matig" presterende installaties bij PV Output aan ten grondslag in onze provincie. Dat zou uitgezocht kunnen worden, voor wie daar dieper op in wil gaan.

Maandelijkse productie metingen Polder PV sedert maart 2000


1 juni 2020: Stralend licht uit de prehistorie: Na 166 maanden nieuw maand productie record voor Polder PV. Na de hoge zonnestroom opbrengsten in maart en april dit jaar, kon het weer niet op met de productie bij Polder PV. Althans, dat dacht ik, aan de zuinige kant denkend, vanwege de reeds hoge ouderdom van het grootste deel van onze installatie. Maar mei 2020 bleek, in de "zonnigste lente sinds begin metingen" volgens het KNMI, zelfs "boven verwachting" te presteren, bij de extractie van de maandwissel data uit de ook al archaïsche monitoring apparatuur - die in een solar museum niet zou misstaan.

Kort door de bocht: 166 maanden na het vorige maand record, en ook in een maand met 31 dagen, dus goed vergelijkbaar, is mei 2020 de (nationale en) Polder PV historie ingegaan met uitzonderlijk hoge opbrengsten.

Dit toon ik als gebruikelijk in de "totaal" grafiek voor ons kern systeem, met 10 panelen goed voor een opgesteld (oorspronkelijk) nominaal STC vermogen van 1,02 kWp:

In deze grafiek staan alle maand opbrengsten van ons "kern" systeem bij elkaar. Tot oktober 2001 nog slechts met 4 panelen (donkerblauwe en magenta curves), vanaf november met 10 PV modules, 1,02 kWp, tot op de dag van vandaag (producties van andere, latere toevoegingen, hier niet verder meegenomen, om vergelijkbare resultaten van een en hetzelfde systeem te laten zien).

De maand producties voor 2020 (turquoise curve) laten meteen al goed de "extreme" opbrengst voor mei zien. Er werd hier, in westelijk Leiden, met onze 19-20 jaar oude kern-systeem in deze maand een record opbrengst gemeten van 150,8 kilowattuur, wat neerkomt op een specifieke maand opbrengst van maar liefst 147,9 kWh/kWp. Nooit eerder heeft Polder PV zo'n hoge maand opbrengst gemeten. Zelfs het vorige record, gevestigd in de zomermaand juli 2006, 166 maanden geleden (!), en destijds met een animatie door Polder PV weergegeven, heeft met 149,1 kWh, ongeveer 1,1% minder opbrengst gehad dan haar nieuwe concurrent, voorjaars-maand mei 2020. Juli 2018, ook zeer hoog presterend (145,4 kWh), komt nu, met mei 2020 toegevoegd, op de derde plaats te staan voor het kern-systeem van Polder PV.

In de vorige rapportage meldde ik nog: "Het ligt in de lijn der verwachtingen dat, met zo'n oude installatie, met de nodige 'gebreken', er, ondanks de zeer gunstige input condities, er geen echte 'top' prestaties meer verwacht mogen worden". Die stellingname kan ik, met de uitzonderlijk zonnige mei maand en de resulterende record maand productie van ons kern-systeem, dus ook weer meteen naar het museum van - voorspelbare - solar vergissingen verwijzen...

KNMI

Het KNMI karakteriseert mei 2020, in een nog voorlopige rapportage, met "Zeer zonnig, zeer droog & een normale temperatuur". Dit werd vooral veroorzaakt door drie hardnekkige, stabiele hogedruk gebieden (5-9 mei, 14-21 mei, en 25- eind mei), die langdurige strak-blauwe hemelkoepels veroorzaakten, en daardoor ook menig PV systeem tot ongekende output prestaties opzweepte. Naast zeer droog, was het ook "zeer zonnig", waarbij voor de Bilt het op een na hoogste aantal zonuren is gemeten in deze maand, sedert het begin van de metingen: 325* zonuren t.o.v. "normaal" (referentie periode 1981 - 2010) 207 uren, 57% meer (!). Alleen mei 1989 had in de Bilt meer zonuren, 331. Het verschil bij het landelijk gemiddelde was iets minder extreem (324* t.o.v. 213 zonuren "normaal"), maar nog steeds zeer hoog. De verschillen tussen kust en binnenland waren weer opvallend: ZW Nederland, met Hoek van Holland vooraan, telde 356 zonuren, Hupsel in de Gelderse Achterhoek, telde slechts 277 zonuren.

* bijgesteld in definitieve versie van de rapportage

Uiteraard volgden deze hoge cijfers op de record zonnige april maand, waarover in de vorige analyse werd gerapporteerd.

In deze tweede grafiek toon ik alleen de maandelijkse producties in de laatste vier jaar, en het langjarige gemiddelde (zwarte lijn) voor het 1,02 kWp kern-systeem van Polder PV. Hier is duidelijk het opvallende verschil in "prestatie" te zien tussen de eerste twee, en de 3 opvolgende maanden in 2020. De fluctuaties per maand kunnen opvallend groot zijn, zoals dit diagram met maar vier kalenderjaren laat zien. Juli 2018 vestigde net geen maand record (zie eerste grafiek: juli 2006 toen nog op 1). De nieuwe record houder bij Polder PV is nu dus mei 2020 geworden. Ten opzichte van het langjarige gemiddelde sedert 2002, ligt de productie in mei 2020 inmiddels maar liefst 22% boven het gemiddelde voor deze maand, voor het kern-systeem van 10 panelen (124 kWh, zwarte lijn).

Ondanks de record productie in mei, en de hoge cijfers voor maart en april, is bij de accumulatie van de stroom producties van de 1,02 kWp installatie van januari tot en met mei er nog geen record vastgesteld. Het kalenderjaar 2003 had continu zeer hoge opbrengsten, en steekt nog steeds met kop en schouders boven de rest uit, met 452 kWh in die eerste 5 maanden. Maar, en dat is duidelijk een verschil met de rapportage tm. april, heeft 2020 nu duidelijk al de 2e plaats ingenomen, met totaal 427 kWh productie van januari tm. mei. In het april rapport, moest 2020 toen nog 4 jaren aan haar voor laten gaan bij de geaccumuleerde maandopbrengsten. Mei heeft hier dus een forse impact gemaakt, bij de nieuw vastgestelde accumulatie.

Hierdoor is het verschil met het langjarige gemiddelde van de accumulatie, in april nog 5,7%, inmiddels, inclusief de mei productie, opgelopen naar al 10,9% (t.o.v. langjarig gemiddeld 385 kWh, oranje kolom achteraan en horizontale stippellijn).

In deze grafiek is het magere resultaat tm. mei in 2005 te verklaren door het feit dat we destijds te maken hadden met nog buiten hangende micro-inverters, waarvan er enkelen langdurige drop-outs begonnen te vertonen, en die langere tijd niet vervangen konden worden (een "artificiële dip", dus).

In deze nieuwe grafiek heb ik de voortschrijdende accumulaties van de maandelijkse zonnestroom producties per kalenderjaar uitgezet voor het 1,02 kWp kern-systeem. Tot en met december (= kalenderjaar productie voor het betreffende jaar). Dit alleen voor volledig bemeten jaren, voor deze kern-installaties zijn dat de jaren 2002 tm. 2019. Waarbij er 2 uitzonderingen zijn. 2020 is reeds toegevoegd, maar natuurlijk slechts tot en met mei bekend (blauwe curve). Voor 2010 zijn de accumulaties vanaf september te laag, omdat het complete systeem in sep. - okt. dat jaar volledig van het net was gekoppeld i.v.m. een dakrenovatie. En de rest van dat jaar dan ook als niet representatief beschouwd kan en mag worden vanwege derving van "normale productie" (derhalve laatste stuk van de curve gestippeld weergegeven).

Duidelijk is te zien, dat 2003 bij de maandelijkse accumulaties absoluut record jaar is - en voorlopig blijft - bij Polder PV, eindigend op een kalenderjaar productie (1.070 kWh), die ver uitkomt boven die van andere jaren. 2018 kwam op "slechts" 963 kWh uit. 17 jaar later werd er, tot en met mei 2020, een intrigerende tweede plaats bereikt, met een reeds véél oudere installatie. Het slechtste "normale" jaar was tot nog toe voor ons 2012, wat op een "dieptepunt" belandde van slechts 885 kWh aan het eind van het jaar. Wat trouwens ongeveer even laag was in 2013.

Record maand voor oudste >20 jarige 4x 93 Wp deelsysteem

Als we meer in detail gaan kijken naar onze oudste deel-installatie, 4 Shell Solar panelen à 93 Wp (set van 372 Wp totaal), hebben we ook daarvoor, ondanks de hoge ouderdom, in mei 2020 een verbazingwekkend productie record te pakken voor "enige" maand. Zoals de totale evolutie in de volgende grafiek goed laat zien:


^^^
Klik op plaatje voor uitvergroting (apart venster)

Kristalhelder blijkt uit de evolutie van de maandopbrengsten voor onze oudste sub-systeem (372 Wp nominale capaciteit volgens oorspronkelijke datasheet), dat er nooit eerder een maand is geweest anders dan mei 2020, met zo'n hoge productie. Dus ook eerdere, hoog scorende zomermaanden als de vorige recordhouders juli 2006 (53,4 kWh) en juli 2018 (54,1 kWh) niet. Mei 2020 bracht een spectaculaire 56,1 kWh op de teller. De gemiddelde maandopbrengst over de volledig bemeten periode (maart 2000 tm. mei 2020), die natuurlijk het gemiddelde over hoog-producerende voorjaars- en zomermaanden, en laag-producerende herfst en wintermaanden weergeeft, is 45,3 kWh. Mei 2020 ligt daar 24 procent boven.

Nog veel interessanter is het, als we een lineaire trendlijn door alle datapunten laten berekenen door Excel: deze rode stippellijn heeft niet, zoals velen zouden verwachten, een neerwaartse helling, maar een heel licht positieve hellingshoek: gemiddeld genomen wordt de productie zelfs iets beter ! Dit heeft te maken met het feit dat, ondanks de ouderdom van deze installatie, en - hypothetische - "degradatie van systeemcomponenten" als cellen, verbindingen, junction boxen, externe bekabeling, én, niet te vergeten, onze oude micro-inverters, die ik tijdens warme dagen geforceerd koel met computer ventilatoren vanwege warmte-stress, door de gemiddeld genomen toegenomen instraling in Nederland, de productie toch op orde blijft. Zelfs na zo'n lange tijd ...

Voor alleen de maand mei heb ik ook apart zo'n grafiekje gemaakt, waarbij het record voor mei 2020 ook zeer duidelijk zichtbaar wordt:

Maandreeks voor productie in de maand mei in de jaar reeks 2000 - 2020 van ons ruim 20 jaar oude PV deel-systeem (4x 93 = 372 Wp). Het gemiddelde voor die maand is over de getoonde periode 45,3 kWh (donkere kolom rechts en horizontale zwarte stippellijn). Mei 2020 torent daar ver bovenuit, met 56,1 kWh een 24% hogere productie tonend (en sowieso een maandrecord voor het hele systeem, zie vorige grafiek). De oude Shell panelen, gekoppeld aan totaal achterhaalde, inefficiënt werkende, en hittestress gevoelige OK4E-100 micro-inverters, doen het na ruim 20 jaar nog opperbest ...

We gaan uiteraard zeer benieuwd zijn naar de verloop voor de rest van het jaar 2020 ...

... de meterstand van onze enkeltarief Ferrarismeter is in ieder geval ten opzichte van de beginstand van 1 mei alweer 113 kilowattuur terug gedraaid, ondanks het feit dat we continu thuis zijn en werken. En de zomer moet nog gaan komen ...

Voor de gemeten absolute en relatieve zonnestroom producties van de deel-componenten van het Polder PV systeem, zie het vervolg artikel.

Bronnen

Intern:

Maandelijkse productie metingen Polder PV sedert maart 2000

Zonnestroom productie PV installatie Polder PV in 2018 afterburner - record(s) voor oudste vier zonnepanelen (3 januari 2019)

Record juli maand in de Bilt - opbrengst zonnestroom Polder PV hoog, geen record (2 augustus 2018)

"Moeder aller productierecords" (31 juli 2006; productie record voor het 1,02 kWp kern-systeem - inmiddels verbroken door de productie in mei 2020, bijna 14 jaar later ...)

Zie ook overzicht van interessante berichten over zoninstraling in het jaar 2020, onderaan mijn zeer uitgebreid analyse over KNMI en instraling, tm. kalenderjaar 2019

Extern:

Mei 2020 - Zeer zonnig, zeer droog & een normale temperatuur (KNMI, 29 mei 2020, definitief rapport: 4 juni)

Zonnigste lente sinds het begin van de metingen (KNMI, 29 mei 2020)

Zonkracht (KNMI artikel met toelichting, achtergronden, indeling)

Vaker droogte in het binnenland (KNMI, 26 mei 2020)

Tweets Anton Boonstra (1 juni 2020):

Gemiddelde zonnestroom opbrengst in mei 2020: 23% hoger dan vorig jaar! Gemeten over 1.046 PV systemen van het #tweakers team op #PVOutput

In de eerste 5 maanden van 2020 "ligt de zonnestroom opbrengst 12,5% hoger dan vorig jaar" (zelfde database, Boonstra rekent hierbij terug naar de specifieke opbrengsten, en komt op gemiddeld 377,8 kWh/kWp in die periode in 2019, en maar liefst 425,2 kWh/kWp in 2020)

Zonneschijn in 2020 bovengemiddeld (tweet van 22 mei 2020, met tussen status KNMI metingen in kWh/m2, hoog ondanks 2 slechte begin maanden)

Tweet Floris Wouterlood (31 mei 2020, van hoog geschatte Leidse zonnestroom collega, met melding "Mijn 20 jaar oude paneeltjes: all time high record!", nadat hij vorig maand april al kond deed met een typische Wouterlood uitspraak "de supergroene stroom klotste langs de plinten, wat een opbrengst". Later toegevoegd: productie van zijn set van 6x 95 Wp Shell modules was in mei 2020 65,3 kWh. Dat blijkt bij hem echter geen record te zijn, mei 2001 gaf daar een productie van 69,4 kWh te zien.

Ad_hoc_Ad_rem (1 juni 2020) twitterde dat zijn mei 2018 productie record verbroken was door de opbrengst in mei 2020 (hoogste sedert 2014)

DakZoektZon (1 juni 2020) meldt ook een record voor de meimaand in 2020, voor de productie uit hun 4,5 kWp installatie in Limburg (N. van Sittard), van begin 2013

En verder, mede naar aanleiding van commentaar op artikel over zin en onzin van het reinigen van zonnepanelen door Frank Straver voor Trouw (artikel 2 juni 2020): CodyflyerNL (2 juni 2020, "mei 2020 hoogste opbrengst ooit, systeem nooit gereinigd"), Henk Piening (2 juni 2020, "In 7 jaar nooit schoongemaakt. Dit jaar tot dusver hoogste opbrengst ooit. Wel blij met een buitje af en toe."), en bekende uit de Belgische solar scene, Alex Polfliet, die 13 jaar oude panelen heeft, nooit gereinigd, gemiddeld 1.050 kWh/kWp.jr haalt, de laatste 2 jaar zelfs toegenomen ... (tweet 2 juni 2020).

Een vijfde meer duurzame energie in mei 2020 (website Klimaatakkoord, 2 juni 2020). 20% meer duurzame energie productie in mei 2020 dan in mei van het voorgaande jaar. Aandeel elektriciteit uit hernieuwbare bronnen in mei 29,1%, dat was 21,4% in mei 2019. Van de hoeveelheid opgewekte duurzame elektriciteit had zonnestroom het grootste aandeel, 13%. De toename van zonne-energie was ook het grootst. 28 mei nieuw record: zonnestroom dekte ongeveer een zesde van de nationale stroomvraag.


30 mei 2020: Nieuwe CBS cijfers deel II. Definitieve segmentatie woningen tm. 2018. In het eerste deel van dit tweeluik ben ik ingegaan op de "prestaties" op het gebied van energie uit hernieuwbare bronnen tm. 2019, met nieuwe totaal cijfers voor zonnestroom tot en met dat jaar, op basis van nieuw cijfer materiaal van het CBS. In separate tabellen, zijn door het CBS iets eerder nieuwe, aangepaste cijfers voor het kalenderjaar 2018 gepubliceerd voor zonnepaneel installaties op - uitsluitend - woningen. Voor de kalenderjaren 2012 tot en met 2017 heb ik in deze analyse de meest recente (destijds gereviseerde) data voor de peildatum 20 december 2019 genomen, uitgebreid uitgediept door Polder PV (analyse). Voor 2018 waren destijds alleen voorlopige data beschikbaar. Die zijn nu "definitief" gemaakt door het CBS, in een separate update van 18 mei 2020.

De volledige data set voor woningen heb ik nu, tot en met 2018, in onderstaande grafieken weergegeven.

Eerste de berekende totaal capaciteit op woningen, in MWp:

In de oranje kolommen heb ik de eindejaars-volumes (EOY) voor de capaciteit aan PV vermogen weergegeven op woningen, waarbij dat fors is toegenomen van 1.682 MWp (EOY 2017) naar 2.329 MWp (EOY 2018; referentie: rechter Y-as). Als we de historische trend vanaf 2012 door de bekende kalenderjaar resultaten heen zouden doortrekken, middels een zeer conversatieve, 2e graads polynoom trendlijn (oranje stippellijn), zouden we eind 2019 op ruim 2.830 MWp kunnen zijn gekomen voor PV capaciteit op woningen. En zou er eind 2020 een volume van maar liefst 3.500 kunnen ontstaan - als de historische trend zou worden aangehouden.

De uit deze EOY cijfers volgende jaarlijkse toenames (YOY) van PV capaciteit op woningen staan in blauwe kolommen weergegeven. Hierbij nam de jaargroei toe, van 420 MWp in 2017, tot zelfs 647 MWp in 2018. Op basis van de trendlijn voor de eindejaars-capaciteiten, zouden, bij daadwerkelijke realisatie van de conservatief geschatte EOY volumes voor 2019 en 2020, de jaargroei cijfers voor woningen kunnen gaan neerkomen op dik 500 MWp voor 2019, en mogelijk zo'n 650-700 MWp voor 2020. Het - conservatieve - groeicijfer voor 2019, is in ieder geval véél lager dan de afschatting in het Solar Trend Rapport 2020 voor kalenderjaar 2019. Waarbij in de inleiding door CEO Rolf Heynen werd geclaimd: "de residentiele markt was verantwoordelijk voor 0,7 GW van het geïnstalleerde vermogen". CBS had het eerder over een - nu achterhaalde - totaal groei van 2.402 MWp in 2019 (hele markt), en 1.700 MWp "grote installaties op daken van gebouwen en op de grond", wat zou impliceren dat er toen (ook) van 700 MWp uitgegaan zou kunnen zijn voor alleen de residentiële (woning) markt. Maar de totale groei voor 2019 is, zoals we hierboven hebben gezien, inmiddels omlaag bijgesteld naar 2.323 MWp, wat waarschijnlijk resulteert in ook een lager groei-volume bij woningen dan het CBS eerder heeft verondersteld.

In de grijze stippellijn, met als referentie de linker Y-as, zijn de (bekende) jaargroei volumes in jaar X vergeleken met die in jaar X-1, en in procent t.o.v. laatstgenoemd volume weergegeven. Hierdoor kunnen ook negatieve groeipercentages optreden, zoals in 2014 en 2016 (t.o.v. de "nul-lijn", horizontale grijze stippellijn). In 2015 was er een duidelijke opleving, met zo'n 25%. Na de terugval in 2016, zijn de positieve verschillen van de jaargroei cijfers bij woningen flink toegenomen, tot 45% in 2017 (in relatie tot jaargroei in 2016), en zelfs 54% in 2018 (in relatie tot jaargroei in 2017). En dit, ondanks de al langere tijd rondzingende aankondigingen, en nu dus ook daadwerkelijke invulling van het wetsvoorstel om per 1 januari 2023 de lucratieve salderings-regeling voor kleinverbruikers (incl. de woningmarkt) af te bouwen.

In de tweede grafiek in deze sectie het totaal aantal woningen met zonnepanelen volgens de CBS systematiek (tm. 2018), volgens dezelfde opzet als voor de capaciteit:

Het aantal woningen met zonnepanelen nam volgens het CBS toe van 529 duizend (EOY 2017) naar 721 duizend (EOY 2018, oranje kolommen). Trekken we de trend lijn conservatief door, zou je EOY 2019 op zo'n 880 duizend installaties gekomen kunnen zijn. En verder extrapolerend, eind 2020 wellicht ergens in de buurt van de 1,08 miljoen installaties. Dit is, zoals gezegd, een conservatief scenario. Dutch New Energy Research claimt in hun recente bericht van 8 mei 2020 "wordt de grens van 1 miljoen woningen met zonnepanelen waarschijnlijk in de zomer gepasseerd".

De jaargroei cijfers vertonen op basis van deze EOY data spectaculaire groei cijfers m.b.t. het nieuwe aantal woningen met zonnepanelen per kalenderjaar (blauwe kolommen): toenames van 132 duizend in 2017, tot al 192 duizend in 2018. Op basis van de hierboven genoemde extrapolatie voor de eindejaars-accumulaties, zouden er grofweg groei volumes kunnen (zijn) ontstaan van zo'n 160 duizend exemplaren in 2019, tot mogelijk zelfs ongeveer 200 duizend woningen nieuw met zonnepanelen kunnen worden voorzien, in 2020. Met recht zeer hoge aantallen.

M.b.v. de relatieve toenames van de jaargroei cijfers t.o.v. die van het voorafgaande jaar (grijze stippellijn, linker Y-as), is een vergelijkbaar zigzag patroon zichtbaar, als bij de capaciteit. Met een tussen "piek" van 30% in 2015, terugval van de groei in 2016, en weer een heftige opleving in 2017, met 47% meer jaargroei van de aantallen woningen met nieuwe PV installaties t.o.v. de toename in 2016. Dan volgt niet een versterking van die trend, maar een lichte terugval, naar 46% (groei in 2018 t.o.v. groei in 2017).

Systeem gemiddelde capaciteit evolutie PV systemen op woningen

Dat laatste heeft waarschijnlijk te maken met weer een behoorlijke toename van het systeemgemiddelde vermogen per woning in het kalenderjaar 2018. De evolutie trend hier is eerst een toename van 3,31 kWp per woning in 2013, naar 3,41 kWp in 2014 (nieuwe installaties dat jaar). Hierna neemt stapsgewijs dat systeemgemiddelde enigszins af tm. 2017 (3,19 kWp gemiddeld voor de toevoegingen dat jaar). In 2018 stijgt dat gemiddelde plots weer naar 3,38 kWp (toename 6% in een jaar tijd), wat waarschijnlijk te maken heeft met een flinke progressie in het gemiddelde module vermogen (bij ongeveer gelijk aantal panelen op een gemiddeld woning dak). Vandaar dat de relatieve groei bij de capaciteit in dit grote markt segment hoger is, dan die bij de aantallen nieuwe woningen met zonnepanelen. Beide relatieve toenames zijn echter "zeer substantieel", en belangrijk voor het draagvlak van zonnestroom bij de bevolking.

Als we kijken naar de eindejaars-accumulaties, is de systeemgemiddelde capaciteit van alle residentiële installaties bij elkaar, tussen eind 2013 en eind 2018, gestegen van 2,56 kWp naar 3,23 kWp. Een toename van 26% in slechts 5 jaar tijd.


Gemeente en wijk niveau volgens CBS in 2018

Uit de CBS tabel met de definitieve cijfers voor woningen in 2018 zijn ook nog de volgende cijfers te destilleren. Ik heb hiertoe vier sub-tabelletjes gemaakt met de best-performing gemeentes, respectievelijk wijken / buurten, zowel voor opgestelde PV capaciteit, als voor de aantallen woningen met zonnepanelen.

(1) Lijstje met 10 best-performing gemeentes op het gebied van geaccumuleerde PV capaciteit op woningen in kWp. Almere staat bovenaan (28,1 MWp), Amsterdam (26,9 MWp) en Utrecht (26,5 MWp) volgen. In de top tien is Noord-Brabant de enige provincie met 2 vertegenwoordigers, Eindhoven (25,4 MWp) en Tilburg (20,3 MWp). Nummer 10 Tilburg heeft op woningen 72% van het volume van nummer 1, Almere staan, eind 2018.

(2) Lijstje als boven, maar nu de 10 buurten resp. wijken die volgens het CBS eind 2018 de meeste PV-capaciteit hadden staan op woningen. Wederom staat Almere aan top, met een zeer hoog volume van maar liefst 12,1 MWp in de centrale "wijk", Almere Stad. Hoofddorp, ook nauwelijks "een wijk" te noemen, is het grootste segment van gemeente Haarlemmermeer, met 9,4 MWp, gevolgd door Woensel-Noord in de Brabantse gemeente Eindhoven, met 9,3 MWp. Nummer 10, "wijk 01" in Goes (Zeeland) heeft al minder dan de helft van het volume in Almere Stad. Provincie Noord-Brabant scoort in deze top tien wederom hoog, met maar liefst 3 wijken (in Eindhoven, Uden, resp. Meierijstad).

(3) Lijstje als onder (1), maar nu per gemeente de aantallen woningen met zonnepanelen die volgens het CBS eind 2018 zouden zijn geaccumuleerd. Hier scoort Stedin gemeente Utrecht het best, met 10.092 "PV-woningen", eind 2018, met vrij dicht daar op Amsterdam met 9.708 stuks, en Almere met 9.422 exemplaren. Top 10 "hekkensluiter" Amersfoort heeft, met 7.197 stuks, 71% van het aantal bij de nummer 1. Provincie Utrecht heeft als enige 2 gemeentes in deze top tien staan, de eerste, Utrecht, en de laatste, Amersfoort. Beiden zijn natuurlijk fors "verstedelijkt", en Amersfoort heeft het voordeel van een vroeg, en beroemd pilot project, de nieuwbouw wijk Nieuwland (1 MWp opgeleverd in het jaar 2000).

(4) Tot slot in dit vier-luik, de top tien lijst met de aantallen woningen met zonnepanelen per wijk, eind 2018. Hier is wederom Almere Stad veruit kampioen, met maar liefst 4.099 woningen met zonnepanelen, ver voor nummer 2, Woensel-Noord in Eindhoven (2.811), resp. "Wijk 00" Drachten, het belangrijkste "dorp" van gemeente Smallingerland in Friesland, met 2.567 woningen met zonnepanelen. Almere Buiten zit daar nota bene alweer vlak onder op plaats 4, met 2.464 PV woningen. Op nummer tien vinden we eind 2018 "Wijk 50" in het Drentse Hoogeveen, met 1.933 PV woningen slechts 47% van dat bij nr. 1, Almere Stad. In deze top tien is er een gelijkmatiger verdeling over provincies, 3 daarvan hebben 2 wijken in deze top tien, Flevoland, Noord-Brabant, en Friesland. Daar staat tegenover, dat 5 provincies hier niet zijn vertegenwoordigd. Dat genoemde wijken zo hoog zijn komen te staan, hangt vaak van de fysieke condities, het globale bouwjaar, en van gemeentelijk beleid af, en heeft weinig met provinciale invloeden te maken.


Voor de commerciële markt, zwaar gedreven door SDE subsidies, heeft het CBS nog geen nieuwe segmentatie gegevens verstrekt vanaf 2018. Wel voorlopige cijfers, maar nog geen definitieve. Voor details, zie mijn analyse van eind december vorig jaar, over de voorlopige status tm. 2018.

Waarschijnlijk definitieve totaal cijfers voor het jaar 2019 volgen pas eind 2020, definitieve segmentatie data nog weer later.

Disclaimer bij dit overzicht van het CBS: "Cijfers in deze tabel zijn mogelijk nog niet volledig consistent met cijfers uit andere tabellen over energie, omdat andere tabellen op een later moment worden geupdated."

Zonnestroom; vermogen zonnepanelen woningen, wijken en buurten, 2018 (CBS nieuwe tabel, 18 mei 2020, zelf selectie maken)


30 mei 2020: CBS past cijfers energie uit hernieuwbare bronnen aan - zonnestroom capaciteit en productie neerwaarts bijgesteld, groei 2019 2.323 MWp. Het CBS heeft eerder dit jaar, op 4 maart, eerste, zeer voorlopige cijfers voor capaciteits-evolutie en productie van elektra uit hernieuwbare bronnen gepubliceerd. Een bespreking daarvan vindt u hier. Deze cijfers zijn inmiddels herzien, waarbij opvallend is, dat de data voor zonnestroom neerwaarts zijn bijgesteld t.o.v. die van 4 maart. Wel blijven het (natuurlijk) record volumes. Er zou in 2019 een volume van 19,75 PJ (equivalent: 5.486 GWh) aan zonnestroom plus thermische zonne-energie zijn geproduceerd en geconsumeerd, waarvan PV dominant aandeel van 94% heeft ingenomen, 5.159 GWh. Met wind samen zou het productie volume zijn opgelopen tot 58,53 PJ (eq. 16,3 TWh; dat was in 2018 nog 50,56 PJ / 14,0 TWh). Het verbruik van energie uit alle hernieuwbare bronnen nam t.o.v. 2018 toe met 16%, tot 181 petajoule (PJ).

In het overzicht van CBS ook aangepaste cijfers voor de evolutie van de opgestelde capaciteit van zonnestroom genererende installaties. Deze zou met de huidige, ook nog steeds voorlopige update, zijn toegenomen van 4.522 MWp EOY 2018 tot een volume van 6.845 MWp EOY 2019. Dat is ruim 1,1% minder dan de 6.924 MWp geventileerd in de eerste rapportage in maart. De resulterende jaargroei in 2019 zou derhalve 2.323 MWp hebben bedragen, vanwege het niet gewijzigde volume in 2018 (cijfer voor 2019 was begin maart dit jaar nog 2.402 MWp, dit is nu dus 3,3% minder geworden). Dit zijn (officiële) cijfers die nu sterker (neerwaarts) zijn gaan afwijken van die gepubliceerd in het eerder dit jaar gepubliceerde Nationaal Solar Trendrapport (6.931 MWp EOY, 2.408 MWp YOY). Hierbij nogmaals de waarschuwing, dat CBS aan het eind van elk kalenderjaar de capaciteit en productie in het voorafgaande jaar nog flink kan wijzigen, wat de laatste jaren altijd in opwaartse richting is geweest. Dus dat kan mogelijk weer (deels) op een minder sterk afwijkend niveau gaan komen. Dit geldt trouwens voor alle cijfers, waarvan het CBS nu de eerste versies heeft gepubliceerd, overal staat expliciet bij "voorlopige cijfers". Daarvan worden er hier meerdere in de broodtekst tegen het licht gehouden.

Algemene trends verbruik energie uit hernieuwbare bronnen - dominantie biomassa als vanouds

In 2019 nam het verbruik van energie (= elektriciteit én warmte !) uit hernieuwbare bronnen, met 16% toe, tot 181 PJ (1 PJ = 1 Joule maal tien tot de macht 15). In de maart update liet ik al de toen bekende toename van de productie van elektra uit hernieuwbare bronnen zien. Bij het verbruik is opvallend de toename van biomassa, met name bij de bijmenging van biobrandstoffen, en, de alom, middels heftige SDE"+" subsidies "gewraakte" bijstook van biomassa in steenkolencentrales zoals de Amer (die ook het warmtenet in Breda, Tilburg voedt), en inmiddels ook de nieuwe, in 2015 ingebruik genomen centrale in de Eemshaven (ook van het Duitse energie conglomeraat RWE).


^^^
Nieuwste contribuant aan grootschalige verbranding van biomassa - op een steenkolen bed, RWE's Eemshavencentrale. De output van
"de groene fractie" (groot deel geïmporteerd) telt mee in de statistieken voor "hernieuwbare energie". Op de voorgrond zware hoogspannings-infrastructuur,
waarvan gretig gebruik wordt gemaakt door zware industrie, én een nagelneu datacenter van Google.
Gefotografeerd tijdens fietsvakantie in Noord Nederland, september 2016.

De totale bijstook nam zelfs met een factor 2,9 toe tussen 2018 en 2019, van 2,89 naar 8,26 petajoule. CBS constateert daarbij nuchter: "De toename is gestimuleerd door subsidie". Den Haag / MinEZK heeft altijd volgehouden, dat zonder biomassa (bijstook cq. bijmenging), de door EU afgedwongen, én de eigen klimaat doelstellingen niet behaald zouden gaan worden. We zien hier de expliciete consequenties van die policy hard in de cijfers terugkomen... Ook bij biomassa ketels bij bedrijven, en bij biogas (beiden ook mogelijk gemaakt door diverse SDE subsidie toekenningen) zien we toenames. Alleen de afvalverbranding installaties moesten een klein aandeel inleveren (terug van 16,59 naar 15,69 PJ). Zie de CBS grafiek in mijn onderstaande tweet:


https://twitter.com/Polder_PV/status/1266143525961437184

Die dominantie zien we natuurlijk ook terug in de relatieve aandelen van elke opwekkings-optie die officieel als "hernieuwbaar" wordt gezien, in procent ten opzichte van het eindverbruik van energie in Nederland, zoals de Europese statistiek voorschriften dicteren. CBS meldt daarbij, dat dit finale eindverbruik van energie in ons land vrijwel is gestabiliseerd rond de 2.100 petajoule (2018-2019). Dit kan ook uitgedrukt worden in de volgende numerieke eenheid: 2,1 exajoule (EJ).

Aandelen segmenten t.o.v. totaal eindverbruik

In 2019 nam het totale aandeel aan het eindverbruik voor de "hernieuwbare bronnen" (inclusief biomassa) toe, van 7,4% in 2018, naar 8,6% in 2019. Het totale biomassa aandeel nam toe van 4,37 naar 5,06%, het aandeel wind-energie steeg van 1,71 naar 1,85%, en zonne-energie (lees: PV én de inmiddels slechts bescheiden impact makende component thermische zonne-energie) steeg relatief zeer sterk, van 0,68 naar 0,94%, bijna de helft van het aandeel in 2018 meer. Overige bronnen namen toe van 0,62 naar 0,80% van het bruto eindverbruik, waarbij waterkracht een marginaal aandeel inneemt. Eind 2020 moeten we, in totaal, 14% hebben behaald, wat we natuurlijk, ondanks de corona pandemie effecten, én de zeer sterke groei van de implementatie van nieuwe productie installaties (met zonnestroom als groei-tijger), niet gaan halen. In dit opzicht is, ondanks de zeer sterke groei van de productie van met name zonnestroom, de impact van zonne-energie als energiebron nog steeds "maar" een vijfde van de impact van het bonte collectief genaamd biomassa, in 2019. De verwachting is wel dat die verhouding ten gunste van zonne-energie (met name zonnestroom) zal zijn gewijzigd in 2020, maar daarvan moeten nog de meeste cijfers op tafel gaan komen, evenals veel (definitieve) data voor 2019.

Wind- en zonne-energie opwek / verbruik

In dit diagram laat CBS het eindverbruik van windenergie (op land, resp. off-shore), en zonne-energie zien. De laatste omvat het zeer hard gegroeide deel-dossier zonnestroom, en het inmiddels veel kleinere segment thermische zonne-energie, waarbij beiden opgeteld in vergelijkbare energie equivalenten zijn weergegeven, in petajoule (PJ), evenals de segmenten voor wind. Wind op land domineert in absolute zin, met een stijging van 23,68 PJ (2018) naar 26,74 PJ (2019), een toename van 12,9%. Off-shore wind stabiliseerde, waarbij de output zelfs licht afnam (als gevolg van relatief ongunstige wind-condities), van 12,43 PJ naar 12,04 PJ (daling van 3,1%). Zonne-energie is "groei kampioen", vooral veroorzaakt door de enorme vlucht van zowel residentieel, als, vooral, project-matig (SDE gesubsidieerd) volume. De output steeg volgens de huidige CBS cijfers van 14,45 PJ naar 19,75 PJ, een toename van maar liefst 36,7%.

Duiken we iets dieper in de aangepaste CBS tabellen, blijkt de verdeling te zijn in 2019: 18.573 TJ zonnestroom + 1.176 TJ zonnewarmte = 19.749 TJ. Waarbij zonnestroom dus, met een aandeel van 94%, in de verzameling zonne-energie, über-dominant is geworden.

Genoemde 18.573 TJ bruto productie aan zonnestroom in 2019 is equivalent aan ongeveer 5.159 GWh, of bijna 5,2 TWh (1 TWh = 1 miljard kWh). Dit lag bij de eerste afschatting van het CBS, begin maart dit jaar, nog wat hoger, op 5.189 GWh (0,6% hoger dan de huidige inschatting). Het aandeel in het verbruik van zonne-energie heeft in Nederland in ieder geval het aandeel aan windstroom off-shore reeds in 2018 ingehaald, en ligt nu tussen dat volume, en het volume geproduceerd op land uit wind in. Er zijn off-shore windparken in bouw, momenteel staat volgens Windstats 21% van de totale productie capaciteit van wind-energie in Nederland op zee. Als de nieuwe parken in productie gaan, kan de verhouding met zonnestroom productie fors wijzigen, gezien de enorme volumes die door slechts 1 zo'n windpark kunnen worden geproduceerd. Voor overzichtskaartje van de projecten off-shore, zie de Rijksoverheid website over dit thema.

Er kwam in 2019 een zeer beperkt volume aan nieuwe windenergie capaciteit bij, volgens het CBS slechts 100 MW, wat leidde tot een opgestelde eindejaars-capaciteit van zo'n 4,5 GW. Off-shore bleef in dat jaar nog steken op 1 GW, waarbij wel benoemd moet worden, dat het een hogere productie factor kent, vanwege de stabielere - continuer optredende - goede wind condities.

Zonnestroom - details

In bovenstaande grafiek heb ik de meest actuele data van het CBS voor de periode 2010 tm. 2019 gebruikt voor dit reeds jaren bijgehouden overzicht. De nieuwe data voor 2019 (nog steeds: voorlopig) staan rechts gearceerd weergegeven, en zijn licht gewijzigd (neerwaartse bijstellingen) t.o.v. de data gepresenteerd in de voorgaande grafiek (artikel 4 maart 2020). Een eindejaars-accumulatie (EOY) van 6.845 MWp opgesteld PV vermogen, resulteert, in combinatie met het niet gewijzigde EOY cijfer voor 2018 (4.522 MWp), tot een nu bijgestelde, lagere jaargroei van 2.323 MWp in 2019 (beiden referentie: rechter Y-as). Dit resulteert ook in een lagere toename van de jaargroei t.o.v. die in 2018 (grijze curve, in procent YOY jaar X t.o.v. YOY in jaar X-1, referentie: linker Y-as). Dat laatste was in de vorige update nog 49%, en is nu omlaag bijgesteld naar 44% toename bij de jaargroei, t.o.v. de aanwas in het jaar 2018. Ook dit kan in latere versies nog gaan wijzigen, afhankelijk van verdere aanpassingen van de cijfers voor 2019 door het CBS.

Ook in deze grafiek, door CBS berekende productie van zonnestroom per kalenderjaar, weer een wijziging. De voor 2019 berekende productie is iets afgenomen, van 5.189 GWh (status 17 maart 2020), tot 5.159 GWh. De productie in 2017 is ook iets aangepast, van 2.204 GWh naar momenteel 2.208 GWh. Voor met name 2019 zijn verdere aanpassingen te verwachten. Voor een beeld van de maandelijkse producties, verwijs ik naar de vorige rapportage in bovengenoemd artikel.

Het CBS stelt, dat uit hun berekeningen zou volgen, dat de zonnestroom productie in Nederland sterk is gestegen, van 3,7 naar 5,2 terawattuur (een groei van 42%). Voor de bruto elektriciteitsproductie (cq. consumptie), rode lijn in de grafiek (linker Y-as), is het aandeel van zonnestroom gestegen van 3,02 naar 4,22% in 2020. Zouden we netto elektriciteitsproductie als uitgangspunt nemen (alle verbruik voor eigen bedrijfsprocessen in bijv. kolen en gascentrales ge-elimineerd), zou zonnestroom in 2019 al een aandeel van 4,35% hebben geclaimd. Het totale netto verbruik in ons land (netto productie plus invoer minus uitvoer en distributie verliezen), is licht gedaald, van 113.681 GWh (2018) naar 113.084 GWh (2019). Bovengenoemde cijfers gecombineerd, zou voor zonnestroom in 2019 een aandeel van 4,6% op het netto stroomverbruik resulteren.

De eerste drie grafieken in dit artikel zijn ontleend aan het nieuwsbericht, en van Open Data registers van het CBS

Verbruik hernieuwbare energie met 16 procent gegroeid (CBS bericht, 29 mei 2020)
Productie groene elektriciteit in stroomversnelling (CBS bericht, 4 maart 2020, deels nu vervangen cijfers)

Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen (CBS Statline, update 29 mei 2020)
Elektriciteitsbalans; aanbod en verbruik (CBS Statline, update 29 mei 2020)
Hernieuwbare energie; verbruik naar energiebron, techniek en toepassing (CBS Statline, update 29 mei 2020)


26 mei 2020: Energieleveren.nl 2.0. Vandaag is de sedert 2011 actieve website energieleveren.nl van de regionale netbeheerders overgegaan op een nieuwe versie. Dit heeft te maken met aanscherpingen van Europese regelgeving, gebundeld onder de System Operation Verordening van 2017 (EU wetgeving 2017/1485). En is later ook wel bekend geworden onder de separate voorwaarden voor de implementatie van de netcode(s) binnen Europa. Via de "Requirements for Grid Connection of Generators" (verkort RfG), uitgevaardigd door de Europese koepel organisatie voor elektriciteit, Entsoe (link). Solar Magazine heeft er diverse artikelen aan gewijd, zie uitgebreide toelichting in hun bericht van 5 april 2019, zie ook het bericht op de Essent website Zelf Energie Produceren, van 8 april 2019.

Doel

De aanscherping van de Europese regelgeving heeft als voornaamste doel om de stabiliteit van de Europese elektriciteitsmarkt te waarborgen, aldus Energeia (8 april 2019). Energieleveren.nl trekt dit breder, en poneert vier punten waarom hier werk van wordt gemaakt. De wijzigingen zijn nodig voor:

  • De veiligheid van het elektriciteitssysteem.
  • De bevordering van de handel in elektriciteit binnen de Europese Unie.
  • De integratie van hernieuwbare energiebronnen.
  • Een efficiënter gebruik van het elektriciteitsnetwerk.

Achtergrond

Omdat (nauwkeurige) registratie van met name de honderdduizenden PV installaties in Nederland nooit echt goed en grondig is geregeld, moest Autoriteit Consument en Markt (ACM) zelfs een "afwijkingsbesluit" publiceren, om netbeheerders de tijd te geven orde op zaken te stellen, en in ieder geval aan de "geest" van de Europese verordening te kunnen gaan voldoen. De gewijzigde energieleveren.nl website is een van de stappen die daarvoor wordt doorlopen, voor de kleinere PV systemen, aan grotere installaties zijn al zwaardere eisen gesteld. Daarnaast wordt het ook al lang bestaande "PIR register", waar de data vanuit energieleveren.nl in komen te staan (in ieder geval voor alle aangemelde installaties achter kleinverbruik aansluitingen, en wellicht ook voor kleine installaties achter grootverbruik aansluitingen), ook omgezet, en is er reeds een nieuw beveiligd data platform genaamd CERES ("Centrale Registratie van Systeemelementen") in het leven geroepen (live augustus 2019, onder beheer van data platform voor de energie sector, EDSN). Dit zou het PIR register aanvankelijk op 27 april 2019 gaan vervangen, maar dat werd uitgesteld door diverse complicaties, en het feit dat enorm veel installaties in Nederland niet aan nieuwe Europese certificatie eisen voldeden (en nog steeds niet voldoen).

Ik maakte vroeger nog wel eens grafische overzichten van de PV installaties in het oude PIR register, toen dit nog actueel instroomde bij de Klimaatmonitor databank van Rijkswaterstaat, maar ontdekte daarbij ook regelmatig allerlei vreemde toestanden. Zoals onmogelijke cumulatieve capaciteit zonnestroom installaties in gemeente Berkelland, ditto in Almelo, tot zeer substantiële wijzigingen in de data voor netbeheerder Liander aan toe (analyse 17 juli 2014). Vroeger werden er zelfs wel eens spook aanmeldingen bij het PIR gemeld, waarvan we hopen dat dat echt tot het verleden gaat behoren, als het nieuwe CERES systeem goed gaat lopen. Ook andersoortige irritaties jegens de melding bij "een register" bij prosumenten zouden bij een verplichting voor iedereen mogelijk niet meer hoeven voorkomen, als de netbeheerders tenminste open kaart blijven spelen.

In augustus 2018 maakte netbeheerder Stedin melding van het feit dat bij een steekproef vergelijking tussen hun PIR bestand en fotografische mapping van 2 steden, een kwart van de aangetroffen (aantallen) PV installaties niet bleek te zijn opgenomen in het PIR, zie ook het artikel in Trouw wat daar op volgde. Of dat betekent, dat een dergelijk groot verschil ook voor heel Nederland zou gelden (inclusief grote landelijke regio, met een zeer verschillend karakter, Stedin netgebied is immers zwaar verstedelijkt), is echter nog steeds niet duidelijk. Het is wel een van de "pains-in-the-ass" voor de netbeheerders, omdat ze structureel capaciteit "te kort komen" in het bestaande PIR register. Hoeveel precies, dat is de grote vraag.

In de "frequently asked questions" (FAQ) sectie van de nieuwe energieleveren.nl site zijn enkele opmerkelijke zaken te bewonderen. Ik licht er een paar uit.

FAQ - van DC naar AC melding ...

"De maximumcapaciteit van een zonnepaneel of andere elektriciteitsopwekkers wordt omschreven in kW, ofwel kilowatt. Bij zonnepanelen gaat het hier om de maximumcapaciteit van de omvormer waarmee de panelen aan het net gekoppeld zijn."

Dat is een novum, waar heel veel problemen mee kunnen gaan ontstaan. Want de capaciteit wordt in Nederland, net als in de meeste andere landen, weergegeven als het DC generator vermogen in kilowattpiek / kWp. Te lezen als: de opgetelde, onder standaard test condities bepaalde nominale DC vermogens van de betreffende zonnepanelen in de generator. Waarbij er trouwens ook een verschil is tussen de fysiek gemeten "geflashte" individuele paneel vermogens, en de gemiddelde waarde van de batch waaraan het betreffende paneel is toegewezen. Die "batches" zijn bij de alomtegenwoordige kristallijne zonnepanelen vrijwel altijd afgegrensd op klassen oplopend met 5 Wp, dus een module "serie" van hetzelfde merk en type kan bijvoorbeeld verkocht worden in klassen van 300, 305, 310, 315 ... Wp, waarbij de individuele geflashte waarden binnen die klassen een bepaald percentage kunnen afwijken (voor voorbeelden van dergelijke variatie, zie mijn flashdata basics webpagina). De laatste jaren is het zo, dat vrijwel uitsluitend "plus toleranties" worden uitgeleverd (zoals geselecteerd door de producent), een marketing strategie om producten "aantrekkelijker" te laten lijken. Ergo: het daadwerkelijke nominale STC vermogen van "een" paneel binnen een serie, zal in die gevallen altijd minimaal het voor die serie aangegeven "gemiddelde" of "vermarkte" vermogen betreffen. En in de meeste gevallen "hoger" liggen (maar wel onder het gemiddelde vermogen in de opvolgende module vermogens-klasse). Vroeger kwamen er ook "minus" toleranties voor, mijn oude Shell panelen hadden een verwachte fluctuatie tussen de - en + 5 Wattpiek t.o.v. de toen vastgestelde gemiddelde waardes op het datasheet. Voor die oude panelen golden destijds STC opgaves van 93 resp. 108 Wp nominaal, de werkelijke individuele waarden konden dus 88,35 - 97,65 Wp, resp. 102,6 - 113,4 Wp per paneel bedragen.

Nu wordt er opeens gevraagd naar het "maximale omvormer vermogen". Ook daardoor zullen problemen optreden, want de meeste mensen zijn absoluut niet technisch onderlegd, en zullen niet wijs kunnen worden uit de cijferbrei van de documentatie, of snappen wat voor cijfer ze dan wel moeten overnemen. Als die documentatie er al is (zeker bij oudere installaties zeer gebrekkig tot zelfs afwezig). En bij de in Nederland zéér veelvuldig voorkomende "in de loop van de tijd uitgebreide installaties", elk met hun eigen omvormers (regelmatig ook nog met verschillende types), gaat dat een tour de force worden voor de betreffende systeem eigenaren. Veel leveranciers uit de beginjaren zijn ook nog eens failliet, of er mee opgehouden, dus daar kunnen genoemde PV eigenaren ook al niet om advies vragen. Bij wie moeten ze dan te rade?

Ik voorzie vooral voor de forse populatie oudere systemen nogal wat problemen, als die gewongen zouden worden om hun "AC data" in dat nieuwe portal in te (laten) voeren. Voor nieuwe installaties, en/of bij substantiële wijzigingen aan bestaande projecten, zouden installatiebedrijven kristalheldere richtlijnen dienen te krijgen, om de nieuwe situatie "correct" in het nieuwe portal in te voeren. Daarbij zal ook een clausule opgenomen dienen te worden, dat een particulier PV eigenaar niet als "schuldige" aangewezen kan worden, als een data entry niet blijkt te kloppen. Alleen professionals zouden die data entry moeten doen, waarbij er helaas een uitzondering gemaakt moet worden voor de omvangrijke "oude populatie" (die nog heel lang zal meegaan, onze installatie is al deels 20 jaar oud ...).

Ja, ook dat nog ...

Last but not least: van een netbeheerder heb ik reeds vernomen dat de door hen bijgehouden kleinverbruik populatie (ondergebracht in het oude PIR) tot nog toe op basis van DC generator vermogen is geinventariseerd. Maar dat de statistiek voor de grote commerciële projecten tot stand komt op basis van het (AC) vermogen van de gebruikte omvormers. En die twee worden doodleuk bij elkaar opgeteld...

Wie straks nog weg weet uit de hierdoor optredende statistische verschillen in geïnventariseerde "vermogens" in een bepaalde regio, is een knappe jongen / meid.

Invul beren ...

Overigens, zien de netbeheerders ook op een ander vlak beren op de weg, met de waarschuwing: "Let op dat u de goede waarde in kW invult: 1300 W is bijvoorbeeld 1,3 kW". Polder PV heeft regelmatig vreemde cijfers gezien, die ongetwijfeld in eerdere jaren te wijten zijn geweest aan rabiaat foute ingaves, de beruchte "drie nullen fouten". Die komen vaak voor, op diverse monitoring portals, en als mensen zelf die ingaves moeten doen, is dat vragen om moeilijkheden. Maar zelfs leveranciers en installateurs gaan wel eens in de fout op dat vlak (maakt niet uit of het DC generator, of AC omvormer capacteiten betreft). En zelfs netbeheerders zelf maken soms dergelijke ingave blunders, zoals de recentste dramatische CertiQ cijfers weer eens lieten zien (update 12 mei 2020).

We gaan dus weer zeer benieuwd zijn, of deze nieuwste ingave eis niet weer tot nieuwe, ernstige data ongelukken zal gaan leiden, of dat de solar cijfer verzameling daadwerkelijk beter gaat worden in Nederland.

Inbedrijfname

Gevraagd wordt naar daadwerkelijke ingebruikname datum, derhalve: netkoppeling van de installatie. Dus niet wanneer de zonnepanelen op het dak zijn gelegd. Voor residentiële installaties is dat bijna altijd de installatie datum, maar zeker bij grotere projecten, kan er "nogal" wat tijd verstrijken tussen het aanleggen van de generator, en de fysieke ingebruikname datum. Hier kunnen, zeker in netcapaciteit krapte tijden, verergerd door de corona pandemie effecten, soms zelfs vele maanden overheen gaan. Dit is vooral een zeer belangrijke issue bij overschrijding van de kalenderjaar grens, omdat voor grote projecten dan een flinke impact op jaar statistieken kan ontstaan. De Europese branche organisatie SolarPower Europe hanteert een hard "fysieke netkoppeling" moment als bepalend voor de statistieken. Immers, alleen op dat moment wordt (voor het eerst) groene stroom op het net gezet. Complicaties kunnen hierbij wederom optreden, bij zeer grote projecten waarvan segmenten "stapsgewijs", in de loop van de tijd, fysiek aan het net worden gekoppeld. Hier is vaak geen zicht op, en blijven speculaties over "project realisatie" rondzingen.

Accu's

Er wordt nu kennelijk ook gevraagd naar de aanwezigheid van enige vorm van elektriciteits-opslag ("thuisbatterij", accu). Grappig is, dat wordt gesteld, dat "Niet iedere elektriciteitsopwekker dit heeft". Dat is als vanouds een understatement van de eeuw: die zijn, mede vanwege de nog steeds vigerende salderingsregeling voor kleinverbruikers, een nogal zeldzaam fenomeen in Nederland, en beslist geen "usance". Dat kan op termijn natuurlijk wijzigen, maar zo ver is het nog lang niet. Voor de spaarzame cases, dus, inclusief de systemen bij de grotere projecten, die nu druppels-gewijs opgestart beginnen te worden.

Wat wordt vastgelegd?

Volgens de FAQ sectie op energieleveren.nl wordt, na registratie via een invul formulier, per aansluiting (met eigen zogenaamde EAN-code) vastgelegd:

  • Welke elektriciteitsopwekkers achter de betreffende aansluiting zitten.
  • Wat het vermogen van deze elektriciteitsopwekkers is (in de nieuwe casus bij PV dus AC vermogen van de omvormers)
  • Vanuit welke bron deze elektriciteitsopwekkers energie maken.

Daarbij wordt gesteld, dat de betreffende netbeheerder daarmee een inschatting maken hoeveel elektriciteit ongeveer wordt "terug" geleverd aan (of gewoon: "ingevoed op") het net. Waar deze dan rekening kan houden "bij de verdeling van de energie over het elektriciteitsnet". Dat zal dan hoogstens met hulp van kengetallen kunnen, tenzij eventueel aanwezige slimme meters met momentane (kwartierwaarden van) netinvoeding voor dat doel zouden mogen worden ingezet. De data worden afgeschermd met een zelf op te geven paswoord, via een eigen account. De data zijn ook later te wijzigen, bijvoorbeeld bij herstel van fouten, en/of in het geval van wijzigingen aan de installatie.

Verplichting

Geclaimd wordt, dat iedere opwekker / invoeder van (duurzame) elektriciteit "wettelijk verplicht is deze gegevens te registreren", met als stok achter de deur dat de energieleverancier "kan besluiten geen teruglevering/saldering toe te passen, wanneer u hier niet aan voldoet". Dat zal echter lastig worden bij de nog vele huishoudens, waarin een volautomatisch salderende Ferrarismeter hangt, want dan moet je "fysieke toegang" tot die meter (in de woning, of daar buiten) eisen, en de netbeheerder dwingen om die meter te vervangen. Zo ver is het nog niet. Maar al die meters zullen uiterlijk 31 december 2022 uit de Nederlandse huizen moeten zijn "gesloopt". Omdat 1 januari 2023 de "officiële afbouw van de salderingsregeling" moet starten, iedereen over een en dezelfde kam geschoren moet worden, en dus "een" meter in huis moet hebben gekregen, die netinvoeding en netafname fysiek gescheiden, en "gevalideerd" kan meten. Een geruststelling: die meter hoeft dan geen "slimme" te zijn, als u daar geen behoefte aan heeft. Maar een "domme digitale" die hetzelfde kan, mag u niet weigeren. Op straffe van een dwangsom van, tegen die tijd, vermoedelijk Agentschap Telecom, de door Wiebes aan te wijzen "handhaver".

Overzetten oude gegevens duurt nog even

Op de vernieuwde energieleveren.nl site staat ook nog een melding voor "eerdere registranten", die ik u hierbij niet zal onthouden:

"Deze website is vernieuwd. Heeft u hier eerder zonnepanelen of andere elektriciteitsopwekkers aangemeld? Dan is deze aanmelding mogelijk nog niet zichtbaar. Het overzetten van de gegevens duurt namelijk enkele weken. Het is dus voorlopig niet nodig om de registratie opnieuw te doen. Vanaf 1 augustus kunt u checken of uw aanmelding goed is doorgevoerd."

Polder PV is daarbij zeer benieuwd, hoe er dan in het geval van "overgezette oude registraties" van het oorspronkelijk opgegeven "DC vermogen van de generator" een - door de betreffende netbeheerder berekende ?? - "AC omvormer capaciteit" zal zijn gemaakt. Want die is helemaal niet opgegeven in de oorspronkelijke registraties ...

Nagekomen - bericht Netbeheer Nederland, zie onder bronnen

Nadere toelichting op bovenstaande. Extra punten:

  • "Bij de registratie van zonnepanelen moet voortaan ook worden opgegeven of er sprake is van energieopslag en wat het merk, type en vermogen van de omvormer zijn."
  • "Wie een installatie wil registreren, moet voortaan bovendien een persoonlijk account op de site aanmaken, in combinatie met een toets op de laatste cijfers van het meternummer. Zo is beter gewaarborgd dat een gerechtigd persoon de registratie of wijziging doorvoert."
  • "De wijzigingen op de website gelden vanaf vandaag voor iedereen die een nieuwe installatie van het type A (tot 1 megawatt) wil aanmelden. Het grootste deel van de installaties valt hieronder."

Wat dat laatste betreft: hier vallen dus onherroepelijk ook zeer veel PV projecten onder die zijn aangesloten op een grootverbruik aansluiting (meeste PV projecten boven de 50-60 kWp). In dat opzicht, krijgt het nieuwe energieleveren.nl portal beslist een compleet ander karakter, dan haar grotendeels op "kleine residentiële projecten" gefocuste voorganger, en het daarmee gevulde oude PIR register. Slechts een paar honderd-tal grotere gerealiseerde projecten worden dan niet op deze wijze "ingevoerd" in de databanken van de netbeheerders. Polder PV zal over die grotere projecten nog nader berichten.

Bronnen / verder lezen:

https://www.energieleveren.nl (hernieuwde website van de 7 regionale netbeheerders, en van hoogspannings-netbeheerder TenneT)

Dit verandert er per vandaag bij het aanmelden van zonnepanelen (26 mei 2020, website Netbeheer Nederland, link doorgekregen nadat ik huidig artikel had gepost, zie "nagekomen", hier boven)

To register, or not to register? Kritisch eerder bericht van Polder PV over de registratie, alweer van 27 juli 2012

Gezamenlijke netbeheerders lanceren de nieuwe dienst CERES (EDSN, 26 mei 2020, vrij technisch)
Nieuw registratiesysteem particuliere zonnepanelen vertraagd (Energeia, 15 april 2019, pay-wall)
Nieuw registratiesysteem voor hernieuwbare opwekinstallaties (Energeia, 8 april 2019, pay-wall)
Na telling CBS blijken nog veel meer zonnepanelen geïnstalleerd dan gedacht (Energeia, 26 april 2014, pay-wall)



11 mei 2020: CertiQ update april rapportage - wederom hoogst curieuze data. Het CertiQ maandrapport van april is uit. Je zou kunnen veronderstellen dat de corona pandemie er "flink inhakt", in de progressie van (gecertificeerde) zonnestroom capaciteit. Maar zo zout als vandaag heeft Polder PV het nog nooit gegeten, ook niet bij eerder door hem gesignaleerde "merkwaardige data" bij CertiQ (voorbeeld 2017, voorbeeld 2019).

Uit het april maand rapport van 2020 zou namelijk het volgende blijken, als de data correct zouden zijn: 433 netto nieuwe gecertificeerde PV projecten t.o.v. status 1 april, bijna een record. Wat logisch is, omdat er enorm veel SDE beschikkingen opgeleverd moeten worden. Maar, netto bezien, zou de bij de TenneT dochter geregistreerde gecertificeerde PV capaciteit tussen 1 april en 1 mei zijn gedaald met een spectaculair volume van (minus) 108,5 MWp (accumulaties op die data: 3.529,5 MWp op 1 april, resp. 3.421,0 MWp op 1 mei). Weliswaar zijn er in het verleden wel diverse malen "negatieve groeicijfers" geweest, die te maken hadden met her-registratie verplichtingen. Maar de eisen voor her-registraties zijn dermate aangescherpt, dat je het wel uit je hoofd laat om dat "te vergeten". Anders verlies je namelijk het recht op uitbetaling van de lopende exploitatie subsidies. Bovendien was het hoogste "netto negatieve niveau" ooit minus 3,9 MWp in het maandrapport van januari 2014 (t.o.v. eind 2013). Wat t.o.v. het toen nog hoogste cumulatie niveau in november 2013 een totaal verlies liet zien van bijna 4,7 MWp. Dat er nu bijna 109 MWp zou "kunnen" zijn uitgeschreven, in zelfs maar 1 maand tijd, bij CertiQ, leek mij direct al hoogst onwaarschijnlijk.

^^^
Screendump van staatje uit CertiQ spreadsheet Polder PV,
met de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteit bij CertiQ
van augustus 2019 (2.500 MWp) tm. de curieuze, omláág springende
3.421 MWp in het april 2020 rapport (t.o.v. maart rapportage 3.529,5 MWp).
Het niveau ligt in dit april rapport zelfs lager dan in de rapportage van feb. 2020 (3.486,1 MWp) ...

Vandaar dat ik even wacht met een mogelijk zinloze analyse van het huidige maandrapport over april. Ik heb direct een mail verstuurd naar CertiQ om te vragen wat voor verklaring ze hebben voor deze bizarre, zeer omvangrijke negatieve groei in PV capaciteit, en of dit wellicht zou kunnen liggen aan een foute opgave voor het bij hen geaccumuleerde gecertificeerde vermogen. Ik hoop daarover binnenkort uitsluitsel te krijgen.

Update 12 mei 2020

N.a.v. mijn e-mail aan CertiQ kreeg ik de volgende reactie van een woordvoerder van de TenneT dochter:

"Er is door [een] netbeheerder een wijziging in vermogen van [een] installatie doorgevoerd. Het vermogen is aangepast van 110 MW naar 0,11 MW. Dit creëert het bijzondere verschil van 109,89 MW. Deze correctie wordt komende maand voor de gehele foutieve periode verwerkt in de statistieken, waardoor het verloop weer klopt".

Ergo: een herhaling van - zeer forse - foute ingaves van een netbeheerder, ondanks eerdere toezeggingen, dat controle op de "validiteit" van cijfers verscherpt zouden worden (naar aanleiding van de eerder door Polder PV gemelde "data incidenten"). Een PV installatie van 110 MWp zou immers meteen alle rode alarmvlaggen bij zowel de netbeheerder, als bij CertiQ moeten laten wapperen. Dergelijke installaties zijn zeldzaam (en nog steeds qua feitelijke realisatie in Nederland zelfs op dit moment: non-existent).

Naar aanleiding van de reactie van CertiQ heb ik vervolg vragen gesteld. Want nog niet duidelijk is wat deze zeer forse omissie van een netbeheerder voor getalsmatige gevolgen heeft gehad voor de data voor april, en/of mogelijk (als de installatie eerder was ingeschreven bij CertiQ), voor de opgevoerde cumulaties weergegeven in eerdere rapportages. Wordt ongetwijfeld vervolgd.

April 2020 rapportage CertiQ - incl. het bizarre accumulatie cijfer voor capaciteit (3.421,0 MW) - verschenen 11 mei 2020


1 mei 2020: Zonnestroom productie Polder PV - na 2 magere 2 vette maanden. Er is weer een maand voorbij, tijd voor een update van de productie van zonnestroom van Polder PV's inmiddels deels twintig jaar oude (!) PV installatie. De eerste twee maanden waren zeer matig, maar terwijl het Corona / Covid-19 virus over onze planeet voort-raasde, hadden we in maart en april spectaculaire (maar ook weer: geen record) opbrengsten. Een grafische samenvatting.

In deze grafiek staan alle maand opbrengsten van ons "kern" systeem bij elkaar. Tot oktober 2001 nog slechts met 4 panelen (donkerblauwe en magenta curves), vanaf november met 10 PV modules, 1,02 kWp, tot op de dag van vandaag (producties van andere, latere toevoegingen, hier niet verder meegenomen, om vergelijkbare resultaten van een en hetzelfde systeem te laten zien).

Inmiddels heb ik de eerste vier maand resultaten voor 2020 (turquoise curve) toegevoegd. Voor de status update tm. 2019, zie analyse van begin dit jaar. Duidelijk is te zien, dat de januari en februari opbrengsten (ver) beneden gemiddeld waren, met januari 20% onder het langjarige gemiddelde voor die maand (dikke zwarte curve). En februari zelfs 23% minder dan dat gemiddelde. Overigens, voor beide maanden gold, dat dit geen "dieptepunten" waren, die lagen iets lager, voor januari in 2004, voor februari in meerdere jaren, met het laagste niveau in 2009. Januari was "vrij somber" volgens het KNMI, met in De Bilt 40 zonuren, tegen 62 uur normaal. En ook februari was "aan de sombere kant", met gemiddeld over het land 73 zonuren tegen 85 uren normaal, en in de Bilt zelfs maar 68 uur, t.o.v. normaliter 89 uur.

Daar staat tegenover, dat midden in de Corona virus / Covid-19 pandemie, zowel maart als april heel veel zon lieten zien, waarbij de instraling nog eens een boost kreeg vanwege een hardnekkig hogedruk gebied boven onze contreien, verstevigd door forse emissie reducties a.g.v. sterk afgenomen transport stromen over land en in de lucht, en lage industriële activiteit (zie KNMI artikel van 27 april 2020). Maart kreeg van het KNMI het predikaat "zeer zonnig", met als extra label "eindigt in top vijf zonnigste maartmaanden". Waarbij gemiddeld 194 uren zon werden gescoord, wat ruim boven het langjarig gemiddelde van 125 uur ligt. April was zelfs "record zonnig". Wat met maar liefst 285 zonuren maar liefst 60% (!!) boven het langjarige gemiddelde van 178 zonuren kwam te liggen, en bijna 2% boven het vorige record (280 uren zon in april 2007). Nooit eerder werden in die maand zo veel zonuren gemeten door het weer instituut.

Bij de productie van het al zeer oude PV systeem van Polder PV, werd ondanks de ouderdom, en verre van "efficiënt" te kwalificeren onderdelen van de installaties, ook hoge, maar geen record waarden bij de stroom productie gemeten in deze twee maanden. In maart was dat ruim 92 kWh voor de 1,02 kWp installatie, ruim 12% hoger dan het langjarige gemiddelde*. Het was zeker niet de hoogste opbrengst in deze maand: maart 2003 (105 kWh), 2014 (100 kWh), en 2002 (94 kWh), gingen haar voor.

April gaf een hoge productie van 131,5 kWh, wat 16% boven het langjarige gemiddelde lag bij Polder PV (ruim 113 kWh in die maand). Alleen april 2007 ging haar, met 141 kWh, nog een flink stuk voor. Zie ook de animatie die Polder PV voor die record productie maand april maakte. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat, met zo'n oude installatie, met de nodige "gebreken", er, ondanks de zeer gunstige input condities, er geen echte "top" prestaties meer verwacht mogen worden. Al blijven de prestaties van onze oude installatie zonder meer buitengewoon.

* Bij Polder PV bepaald over de meetperiode november 2001 tm. april 2020 voor de 1,02 kWp deel installatie. Het KNMI hanteert als referentie periode het tijdvak 1981-2010.

In deze tweede grafiek toon ik alleen de maandelijkse producties in de laatste vier jaar, en het langjarige gemiddelde (zwarte lijn) voor het 1,02 kWp kern-systeem van Polder PV. Hier is duidelijk het opvallende verschil in "prestatie" te zien tussen de eerste twee, en de 2 opvolgende maanden in 2020. De fluctuaties per maand kunnen opvallend groot zijn, zoals dit diagram met maar vier kalenderjaren laat zien. Juli 2018 vestigde net geen maand record (zie eerste grafiek: de record houder bij Polder PV is juli 2006).

Deze laatste grafiek laat de cumulatieve productie zien van de eerste vier maanden van elk jaar sedert de eerste netkoppeling van de eerst vier panelen in maart 2000. De vergelijking is 100% vanaf 2002 (tien panelen / 1,02 kWp referentie installatie). De langjarig gemeten gemiddelde productie in die eerste vier maanden is 261 kWh geweest voor deze installatie, zie de oranje kolom achteraan, en de horizontale groene streepjes-lijn.

We zien dat 2020 hier beduidend boven ligt, met 276 kWh, bijna 6% hoger dan dat gemiddelde. Maar het is beslist niet de hoogste waarde in de getoonde tijdreeks. Extreem zonnig 2003 begon al goed, met 326 kWh, wat al 36% hoger lag dan het niveau in 2020. En zelfs 2002 (294 kWh), 2007 (280 kWh), en 2011 (278 kWh), gaan de productie van januari tm. april in 2020 nog een stuk voor. Wel is het zo, dat er sedert het hoge niveau van 2011 er maar liefst 9 jaar voorbij gingen, voordat de hoge opbrengst in de eerste vier maanden in 2020 zich manifesteerde.

Conclusie: ja, maart en april waren zeer zonnig, maar opgeteld bovenop de sombere eerste twee maanden, resulteerde dit niet in een extreem hoge positie in de rating van de hier getoonde kalenderjaren, voor de gezamenlijke periode van de eerste vier maanden.

Bronnen:

Maandelijkse productie metingen Polder PV sedert maart 2000

Nationale instralingsdata KNMI - Zonnig jaar 2019, maar geen records (Polder PV, uitgebreide analyse, met extra links artikelen 2020)

Extern:

Zonnestroom breekt record na record (Klimaatakkoord website, 30 april 2020; totaal 29,5% van alle elektriciteit in april uit hernieuwbare bronnen, 8% hoger dan in april 2019. Zonnestroom had daarvan een aandeel van 40% [11,8%], op dag basis regelmatig 15% van elektra verbruik uit zonnestroom in deze maand. T.o.v. de vorige record dag productie op 31 mrt. 2020, werden in april meestal veel hogere waarden bereikt; in totaal werd het "dag gemiddelde vermogen" 8 maal achter elkaar verbroken, de laatste maal op 22 april. De maximale momentane output werd op 26 april bereikt, 5,41 GW midden op de dag)

Zonnige maand past in trend voorjaar (KNMI, 27 april 2020)

Uitzonderlijk blauwe voorjaarsluchten (KNMI, 24 april 2020)

Archief maand/seizoen/jaaroverzichten (KNMI)

Twintig procent hogere opbrengst zonnepanelen door zonnige lente (TNO, 22 april 2020)

Opbrengst zonnepanelen eerste kwartaal krijgt boost door zonnige maart (website Essent, 22 april 2020)

Productie zonnestroom in Nederland. Maart 2020, supermaand (Siderea.nl, 1 april 2020, zie ook Landelijke Opbrengst Berekening mrt. 2020)


21 april 2020: Klassieke SDE "+ extra" ronde (voorjaar 2020) licht overtekend, wederom veel aanvragen zonnestroom (ruim 4 GWp). In de laatste officiële "SDE +" subsidieronde, feitelijk een extra'tje vanwege o.a. de gevolgen van de Urgenda uitspraak, voorjaar 2020 (2020 I), is een lichte overtekening van het beschikbare budget opgetreden. Dat budget was oorspronkelijk slechts 2 miljard Euro, maar werd in een kamerbrief van 4 april alweer verdubbeld naar 4 miljard Euro. Dat beschikbare maximale budget is nu met 137 miljoen Euro (een relatief bescheiden 3,4%) overtekend. De ervaring leert, dat daar nog wel het een en ander van kan gaan afvallen bij het analyseren van de aanvragen, voordat beschikkingen de deur uit gaan bij RVO. Zonnestroom was alweer de populairste optie, met 7.395 van de in totaal 7.562 aanvragen (98%), een relatief "bescheiden" claim van ruim 2,5 miljard Euro (61% van genoemde ruim 4,1 miljard geclaimd totaal), en een gevraagde capaciteit van 4.032 MWp (er was 4,65 GW aan - onvergelijkbare - capaciteit voor alle opties aangevraagd). Ook al zal hier ongetwijfeld weer het nodige van afvallen.

Introductie

Wederom gold voor deze ronde de verplichting van het meesturen van een transportindicatie (voor het eerst verplicht onder SDE 2019 II). Volgens Netbeheer Nederland waren er deze ronde 9.040 indicaties voor unieke adressen afgegeven, en 809 geweigerd a.g.v. beperkingen op het lokale stroomnet (8,2% van totaal aangevraagd, 9.849 stuks). Wiebes claimt dat er uiteindelijk iets meer zijn afgegeven, 9.064 stuks. Er zijn dus bij dit eerste "filter" al iets meer dan anderhalf duizend projecten die een transportindicatie document hebben ontvangen, niet "gematerialiseerd" in de vorm van een aanvraag bij RVO, bijna 17% van de afgegeven indicaties. Ook stelt hij dat, na screening door RVO, er heel veel "zon-op-dak" projecten zullen overblijven, en dat het aandeel bij de beschikkingen "substantieel" zal zijn. Een belangrijke wens van het parlement gaat daarbij in vervulling, al was het al lang zo, dat rooftop beschikkingen massaal aanwezig waren, en ook al jaren lang in grote aantallen worden ingevuld in ons land.

Over de definitieve stand van zaken rond de voorganger regeling, de heftig overtekende SDE 2019 II, is nog geen nieuws bekend. Wiebes stelt, dat de afhandeling "langer duurt dan gebruikelijk", met als opmerkelijke verklaring, dat met name "het grote aantal aanvragen voor geothermie projecten" de bottleneck blijkt te zijn. Daarvan zijn er in die ronde echter "maar" 14 stuks aangevraagd (en, bijvoorbeeld, maar liefst 7.251 voor zonnestroom, een factor 518 maal zo veel ...). Maar blijkbaar zijn die geothermie aanvragen zo "ingewikkeld en specifiek", dat de beoordeling daarvan (veel) tijd vreet. Het is, mede hierdoor, ronduit opvallend, dat de ene SDE ronde nog steeds niet qua beschikkingen is afgewikkeld, of de volgende dient zich - met alle aanvragen - alweer aan ... Wiebes zal direct aan de Tweede Kamer rapporteren, zodra alle aanvragen van SDE 2019 II zijn beoordeeld / afgehandeld.

Jaar ontheffing voor SDE "+" projecten generiek toegestaan onder voorwaarden

Al eerder werd door diverse kamerleden uitstel van de realisatie termijn voor SDE "+" projecten gevraagd, die in de knel dreigden te komen vanwege (a) de Coronavirus pandemie (o.a. leveringsproblemen, beschikbaarheid personeel), en / of (b) tijdelijke transport problemen op het betreffende stroomnet. Wiebes staat nu formeel die verlenging toe. Er bestond al een mogelijkheid tot ontheffing, maar die wordt vanwege de oorzaken "buiten de invloedssfeer van de initiatiefnemers" nu "generiek" gemaakt, in navolging van een aangenomen gewijzigde motie van kamerleden van der Lee (GroenLinks) en Sienot (D'66), die daartoe oproept. Voorwaarden voor het verkrijgen van zo'n verlenging zijn, dat daadwerkelijk binnen genoemd jaar het bedreigde project moet kúnnen worden gerealiseerd, en er moet gemotiveerd ontheffing bij RVO worden aangevraagd.

Kamerbrief - de data voor SDE 2020 I

Hier onder presenteer ik de data uit de door Min. EZK op 21 april gepubliceerde tabel in de 5 pagina's tellende Kamerbrief van Wiebes*, aangevuld met een viertal kolommen uit deze data, berekend door Polder PV.


^^^
KLIK op plaatje voor uitvergroting (in separaat tabblad verschijnend)

Voetnoot: de optellingen van de afzonderlijke technieken (laatste regel in grijs) lopen niet altijd 100% synchroon met de opgaves
van Min. EZK (op een na laatste regel in bold). Dit betreft waarschijnlijk afrondings-verschillen.

* De door Polder PV al lang geleden verstuurde melding aan de Rijksoverheid, dat de pagina nummering van de Kamerbrieven van EZK in het honderd loopt, lijkt helaas geen follow-up te hebben gekregen. Vanaf pagina 2 van het onderhavige exemplaar gaat het alweer mis. Inmiddels heb ik hetzelfde euvel ook al bij een kamerbrief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken ontdekt, en wellicht is het wijder verspreid. Het lijkt wel een virus ... Zie ook tweet van Polder PV, van 15 april jl ....

Aantallen en capaciteit

In de eerste kolom het aantal aangevraagde projecten. Of, nauwkeuriger, "het aantal beschikkingen" wat wordt gevraagd. Het komt immers regelmatig voor dat er meer dan 1 beschikking voor een project locatie wordt gevraagd, en ook verzilverd. Meestal uit verschillende jaargangen, maar ik heb meerdere gevallen uit een en dezelfde jaar ronde in mijn projecten lijst (realisaties) staan. Zonnestroom is als vanouds kampioen bij dergelijke aantallen. En, zoals al "enigszins" was te verwachten, en impliciet voorspeld door Polder PV, vanwege de sterk verslechterende omstandigheden onder de "verbrede" SDE "++" regeling in het najaar van 2020, wederom een record hoeveelheid aanvragen voor zonnestroom. Ditmaal 7.395 exemplaren, 144 meer dan in de najaars-ronde van 2019 (voormalig record bij aantal aanvragen onder het SDE "+" regime).

In de kamerbrief stelt Wiebes, dat van genoemd volume van 7.395 aanvragen voor zonnestroom projecten, er 7.335 voor rooftop ("zon-op-dak") projecten zouden zijn, 99,2% van totaal. Dat zou suggereren, dat er 60 "veld-installaties" zouden kunnen zijn aangevraagd in deze ronde. Echter, de typering van RVO is beslist niet altijd correct, of onvolledig gebleken, volgens de detail data van Polder PV, dus hier zouden nog wel wat bijstellingen verwacht kunnen worden. Die zullen wat de aantallen installaties betreft echter marginaal blijven, rooftop is altijd al "über-dominant" geweest bij alle project rondes onder de SDE / SDE "+" regimes. Hierbij dient ook rekening gehouden met het feit, dat voor 1 grondgebonden project (lokatie) er meer dan 1 aanvraag gedaan kon worden, afhankelijk van de lokale condities, perceel adressering, potentiële invoed punten, e.d. Dit kan trouwens ook bij rooftop project lokaties het geval zijn. Polder PV kent talloze PV projecten waarvoor meer dan 1 beschikking is afgegeven in het verleden. Zelfs binnen 1 ronde.

Bij de capaciteit is de verhouding uiteraard compleet anders. Wiebes gaat daar niet direct op in, maar benoemt wel, dat de "zon-op-veld" projecten in deze ronde ongeveer vijf maal zo weinig budget claimen dan de rooftop installaties. Waarmee er wellicht wat "druk" op het maatschappelijke veld wordt afgenomen, wat zich in toenemende mate is gaan verzetten jegens grondgebonden projecten (overigens: heel vaak met valse of onderbuik argumenten, die vaak in rechtbanken van tafel worden geveegd).

Andere technieken
Opvallend bij deze ronde is, dat niet windenergie, maar thermische zonne-energie op plaats 2 eindigt, met 78 aanvragen, wat wel 6 stuks minder is dan onder SDE 2019 II. Het aantal resterende aanvragen is zeer beperkt, 40 voor windenergie, 29 voor biomassa warmte en WKK, 11 voor biomassa gas, 6 voor geothermie, en 3 voor waterkracht. De impact bij de aangevraagde budgetten, vermogens, en geclaimde subsidiabele jaarproductie, zijn echter nogal verschillend, wat sterk afhangt van de arbeidsuren per technologie, en het haalbare kosten niveau.

Wat de capaciteit betreft (kolom 2), werd ditmaal géén record, doch een blijvend hoog volume van 4.032 MWp voor zonnestroom projecten aangevraagd. Dit kwam op de tweede plaats in de aanvraag historie bij RVO. Alleen SDE 2019 II had een hogere claim (4.649 MWp). De aangevraagde capaciteiten bij de overige technieken liggen op een veel lager niveau, tussen de 146 MWth (geothermie) en 37 MWth (thermische zonne-energie). Zeer opvallend is de claim voor waterkracht, die altijd marginaal volume inbracht bij de aanvragen. Ditmaal is er voor slechts 3 projecten een opvallend hoog volume van 53 MW aangevraagd. In de voorgaande regeling kwamen 2 aanvragen niet verder dan slechts 0,1 MW.

Uiteraard moeten we rekening blijven houden met het feit dat de capaciteits-factor bij de verschillende technieken wezenlijk anders is. Windturbines en biomassa centrales kunnen ook draaien in de avonduren, zonnepanelen (zowel elektrisch, PV, als thermische collectoren) absoluut niet. Als we dit wezenlijke onderscheid terzijde schuiven, maakt de aangevraagde capaciteit voor PV in ieder geval 87% van de totale geclaimde capaciteit uit. Dat is zelfs een hoger aandeel dan de 82% in de "record" regeling, SDE 2019 II.

De pecunia

Iets dergelijks zien we terug bij de aangevraagde (maximale) subsidie (kolom 3), maar in minder heftige mate dan bij de vorige SDE "+" ronde. Zonnestroom claimt ditmaal 2.513 miljoen Euro. Relatief bescheiden t.o.v. de 4,4 miljard Euro aangevraagd onder de voorgaande SDE 2019 II regeling, maar nog wel steeds goed voor bijna 61% van de totale vraag van 4.137 miljoen Euro in deze ronde. De drie opvolgende technologie platforms biomassa gas, geothermie, en, nogal verrassend, waterkracht, hebben budgetten voor 606, 341, resp. 280 miljoen Euro aangevraagd. Biomassa warmte en WKK volgt met 243 miljoen Euro, windenergie met een bescheiden 140 miljoen Euro, en tot slot, thermische zonne-energie, met slechts 15 mln. Euro.

In totaal is er een claim gedaan voor 4.137 miljoen Euro, een beperkte 3,4% boven het budget van 4 miljard Euro. De uitval zal sowieso veel minder zijn dan onder de extreem overtekende SDE 2019 II ronde, maar het is geen garantie dat de 4 miljard budget plafond ook daadwerkelijk - in aanvang - geclaimd zal kunnen gaan worden. Ook hier zal RVO weer alle aanvragen moeten gaan doorvlooien op procedurele onjuistheden, ongeldige dan wel onvolledige aanvragen, aanwezigheid van correcte transport indicaties documentatie, en/of ontwikkelaars kunnen alsnog de aanvraag om wat voor reden dan ook intrekken. Wat er overblijft is nu nog onbekend, net als, trouwens, voor de voorgaande regeling waarvan het definitieve beschikkingen resultaat nog steeds niet officieel is gepubliceerd ...

Energie productie gevraagd

Wat de totale geclaimde energie productie betreft (kolom 7), is er 24,7 PJ per jaar aangevraagd, ruim de helft van de excessieve (en qua te beschikken volume véél te hoge) 43,6 PJ per jaar in SDE 2019 II. De huidige ronde ligt in dat opzicht dicht bij de totaal 22,5 PJ/jaar aangevraagd onder SDE 2019 I.

Zonnestroom blijft ook op dit punt dominant aanwezig bij de geclaimde energie productie: 13,8 PJ/jaar, 38% meer dan het gevraagde volume onder SDE 2019 I (10,0 PJ/jaar). Het is een hoge 56% van de totale vraag naar 24,7 PJ/jaar voor alle opties. Veel hoger dan het aandeel van 36% geclaimde zonnestroom productie onder SDE 2019 II. Biomassa gas en geothermie volgen hier weer op afstand, met claims van 3,4 resp. 3,1 PJ/jaar. Op de vierde plek komt niet waterkracht (claim 0,7 PJ/jaar), maar biomassa warmte en WKK (2,3 PJ/jaar). Thermische zonne-energie is, met een claim van 0,1 PJ/jaar, hier de sluitpost.

In de kamerbrief wordt wederom een taartdiagram van de energie claims getoond, hier onder weergegeven, die de dominantie van zonnestroom bij de aanvragen goed weergeeft.


^^^
Figuur uit kamerbrief van Min. EZK, met segmentatie aanvragen (tabel links), en de aandelen voor de
aangevraagde hoeveelheid energie (diagram), voor SDE 2020 I ("SDE+ extra
voorjaars-ronde")

Afgeleide berekeningen

Uit de primaire data verstrekt door Min. EZK, heb ik nog enkele afgeleide berekeningen gemaakt. In kolom 4 in de hier boven afgebeelde tabel, heb ik de gemiddelde capaciteit per aanvraag berekend. Hier vallen ditmaal vooral de twee opties geothermie en langdurig "ondergeschoven kindje" waterkracht op. Die met gemiddeld 24,3 en, opvallend, 17,7 MW/aanvraag aangeven dat het hier om (gemiddeld) grote projecten gaat. Biomassa gas zit met gemiddeld 11,2 MW/aanvraag voor 11 projecten ook hoog in de boom. Biomasse warmte en WKK, resp. windenergie (4,6 resp. 3,1 MW/aanvraag) volgen op grote afstand. De twee "solar" techniek platforms zijn gemiddeld genomen veel kleiner. Zonnestroom komt in deze ronde op een gemiddelde beschikking aanvraag van 550 kWp. Dat is beduidend lager dan de 641 kWp gemiddeld binnen SDE 2019 II; SDE 2018 II was op dit punt recordhouder met gemiddeld 658 kWp. Ergo: de gemiddelde omvang van de projecten neemt af, vermoedelijk vanwege minder grote of in aantallen minder zonneparken (pas bij de beschikkingen wordt dat, veel later, duidelijker). Thermische zonne-energie had een gemiddelde project omvang van zelfs maar 470 kWth. Kijken we naar alle projecten bij elkaar, komt het gemiddelde op 0,61 MW per aanvraag. Met daarbij de blijvende disclaimer, dat technisch bezien zeer verschillende projecten op basis van nominale capaciteit niet zomaar met elkaar vergeleken kunnen worden.

Kolom 5 geeft de berekende gemiddelde gevraagde subsidie per beschikking. Waarbij ditmaal, zeer opvallend, waterkracht ver uitsteekt boven de rest, met maar liefst 93 miljoen Euro gemiddeld per aanvraag (waarvan er maar 3 zijn). In de vorige SDE ronde lag dat véél lager, rond de 200 duizend Euro/aanvraag (!). Geothermie en biomassa gas volgen op afstand, met 57 resp. 55 miljoen Euro gemiddeld per aanvraag. Biomassa warmte / WKK en wind zitten met 8,4 en 3,5 mln Euro per aanvraag al veel lager. Ditmaal zit zonnestroom, met gemiddeld 0,34 mln Euro per aanvraag, op een hoger niveau dan thermische zonne-energie (0,19 mln Euro/aanvraag, beiden op een lager niveau dan onder SDE 2019 II). Het gemiddelde over alle projecten is 0,55 miljoen Euro per aanvraag. Dat is ruim de helft minder dan in de najaars-ronde van SDE 2019.

Kolom 6, geeft de gemiddelde subsidie per gevraagde megawatt aan project capaciteit. Uiteraard hierbij ook weer in gedachten houdend, dat de capaciteitsfactoren tussen de verschillende technieken fors verschillen, zijn hier waterkracht en biomassa gas de veruit duurste opties, met 5,28 resp. 4,93 miljoen Euro per MW. Dan komt geothermie, met 2,34 miljoen Euro/MW, biomassa warmte/WKK met 1,81 miljoen Euro/MW, gevolgd door windenergie met 1,12 miljoen Euro/MW. Zonnestroom (0,62 miljoen Euro/MW) en, wederom verrassend, thermische zonne-energie installaties (0,41 miljoen Euro/MW), doen het in dit opzicht het best, met lage (gevraagde) kostprijzen per eenheid van capaciteit.

Kolom 8, tot slot, geeft de terugrekening weer van de hoeveelheid subsidie per (maximaal) aangevraagde hoeveelheid energie productie. Ditmaal blijkt windenergie het goedkoopst, met 100 miljoen Euro per PJ/jaar (geclaimde) max. productie. Dat niveau onderbiedt dat voor biomassa warmte/WKK, wat op 106 miljoen Euro per PJ/jaar blijft steken. Met uitzondering van de "dure" waterkracht (400 miljoen Euro per PJ/jaar), zijn biomassa gas (178 miljoen Euro per PJ/jaar) en zonnestroom (182 miljoen Euro per PJ/jaar) het minst goedkoop. Het niveau lag voor zonnestroom echter een stuk hoger in de najaars-regeling van SDE 2019, op 278 mln Euro/PJ.jr: de kosten reductie blijft daar ook bij de aangeboden aanvragen onvervaard doorwerken.

Als we de producties voor zonnestroom over de gehele subsidie periode van 15 jaar terugrekenen naar Euro's per kilowattuur, zien we, zoals was te verwachten, de laatste jaren een duidelijke neerwaartse tendens, die nog niet zal stoppen, gezien de voortgaande kosten reducties. Bij de aanvragen was dit nog 10 eurocent/kWh onder SDE 2014, 8,5-8,6 eurocent/kWh onder de twee SDE 2017 regimes, 8,1-7,8 eurocent/kWh onder de twee rondes van SDE 2018, 7,1 eurocent/kWh onder SDE 2019 I. Onder de aanvragen van SDE 2019 II zaten we op 6,7 eurocent/kWh. En in de huidige SDE 2020 I regeling ligt het niveau alweer op een spectaculair lage 4,4 eurocent/kWh. Een einde van die dalende "kost" prijs is nog niet in zicht.

Bij bovenstaande ratio's voor de aanvragen dient beseft te worden, dat de verhoudingen bij de uiteindelijk overblijvende beschikkingen weer behoorlijk anders zullen kunnen gaan worden, sterk afhankelijk van de type projecten die over zullen blijven, en die een beschikking zullen krijgen. En in het stadium daarna, "wat wordt er feitelijk gerealiseerd", kunnen de parameters nogmaals op de schop gaan, en er heel anders uit komen te zien, dan bij de aanvragen nog zichtbaar was.


Segmentatie fases SDE 2020 I

Over segmentatie van de fases stelt Wiebes het volgende. Fase I, met een max. basisbedrag van 7 Eurocent/kWh, leverde al een claim van ruim de helft van het budget plafond op, >2 miljard Euro. Dit was voornamelijk voor windenergie en zonnestroom projecten. In de tweede fase (basisbedrag max. 8 ct/kWh) liep het bedrag op tot 3 miljard Euro, met wederom vooral zonnestroom project aanvragen. De laatste fase, met een basisbedrag van max. 13 ct/kWh, leverde de genoemde lichte overschrijding van het budget op (claim: 4,1 miljard Euro). Aangezien pas in deze laatste fase het budget plafond werd overschreden, maken veel projecten (incl. zonnestroom) een kans op toekenning. Mits hun papier werk op orde wordt bevonden door RVO.

Wiebes stelt voorts, dat een groot aantal - ook zonnestroom - projecten (ver) onder het maximale basisbedrag per fase heeft ingezet, "met name voor zon-op-dak". Wat de langjarig bezongen EZK mantra "kosteneffectiviteit" zou ondersteunen. Wiebes geeft echter tegelijk aan, dat hij wel laat "monitoren wat de gevolgen van de lagere subsidiebedragen zijn voor de uiteindelijk realisatie van deze projecten". Want je kunt wel laag inzetten om een kans op een beschikking te krijgen, de crux is natuurlijk of dat bedrijfseconomisch bezien ook wel een haalbaar project oplevert... Want we hebben niets aan later alsnog geprullebakkeerde projecten, omdat de inzet te riskant bleek te zijn, en de aanvraag werd ingetrokken. We hebben tot in het recente verleden gezien, dat er massale volumes aan zonnestroom beschikkingen verloren zijn gegaan. Recent nog leidend tot een ware "slachting" onder beschikkingen afgegeven onder de voorjaars-ronde van SDE 2018 (detail analyse van Polder PV). De redenen daarvoor kunnen overigens zeer divers zijn.

Overigens, de link op de website van RVO naar het betreffende document, liep op 21 april dood.


SDE "++" 2021

Het PBL is bezig aan een advies voor de basisbedragen voor de openstelling van deze tweede zogenaamde "SDE ++" ronde, waarbij niet alleen duurzame energie productie een kans maakt, maar alle technieken die CO2 reduceren cq. afvangen. Begin mei zal het PBL advies over "nieuwe technieken" worden gepubliceerd, waarbij marktpartijen kans krijgen om te reageren op de voorstellen en de talloze, steeds ingewikkelder wordende parameters. Openstelling voor de (enige) ronde zal kort na de zomer van 2021 zijn.

Wnb vergunning

Een ander thema is de noodzaak van het hebben van een zgn. Wnb vergunning ("natuurvergunning") voor steeds meer projecten die onder de verbrede SDE "++" zullen gaan vallen. De hot issue hier is met name de stikstof uitstoot in de exploitatie periode. Biomassa projecten zijn op dit punt "veelbesproken", en daarvoor zal, mits van toepassing, voor dergelijke projecten een Wnb vergunning verplicht worden gesteld als bijlage van aanvragen voor nieuwe SDE subsidie rondes. Bij de meeste andere projecten zou de "aanwezigheid" van zo'n vergunning "niet bepalend zijn voor de realisatie", waarvoor zo'n verplichting niet zal worden opgelegd.

Meest heikele punt: 14% gat 2020 "dichten met statistische overdracht"

Een bloedheet punt, wat in de nodige bezwerende "als / dan" taal wordt geventileerd, is de boven Rutte III zwevende onhaalbaarheid van de beruchte 14% duurzame energie in 2020 voor Nederland. Ergo, de onverbiddelijke Europese verplichting. Het is eerder al in omfloerste taal op tafel gekomen, maar begint nu te nijpen, gezien het feit dat we nog maar 254 dagen hebben voordat het Statistische Zwaard Van Damocles valt. Met de eigen sterk opgepimpte activiteiten op het vlak van opwekking van energie uit hernieuwbare bronnen, gaan we die 14% eind dit jaar nog steeds niet halen volgens de berekeningen van het PBL. En dus komt het meest onfrisse middel op tafel wat de ambtenarij heeft kunnen verzinnen, de "statistische overdracht". In de bewoordingen van Opper Tovenaar Wiebes: "Deze verkenning heeft ertoe geleid dat ik momenteel gesprekken voer met als doel een verstandige overeenkomst te kunnen sluiten met een ander land, om het eventueel resterende tekort bovenop de nationale maatregelen te dichten met statistische overdracht. De inzet van het kabinet is dat bij gebruik van statistische overdracht de middelen die hiermee gemoeid zijn ten goede komen aan nieuwe projecten die een additionele bijdrage leveren aan de klimaat- en energietransitie. Over de uitkomst van de gesprekken verwacht ik uw Kamer binnen enkele maanden te kunnen informeren". Wiebes kondigt hier dus doodleuk aan dat, "als" het niet gaat lukken met die 14% in 2020 (een feit wat vrijwel zeker is, zie grafiek van Martien Visser van Hanzehogeschool), het stoute Nederland gewoon "elders in Europa" het tekort gaat laten aanvullen, en dat op haar "Europese verplichtingen conto" zal gaan bijschrijven. Leuker kunnen we het immers niet maken in Nederland.

Tot slot

Wiebes besluit met toezeggingen over het amendement van CDA parlementslid Mulder, om voor zon op dak van maatschappelijk vastgoed én panden van het midden en kleinbedrijf, de bestaande ISDE regeling te gaan uitbreiden met een optie voor PV subsidies met die doeleinden. Waarvoor 100 miljoen Euro extra beschikbaar zou moeten komen, en waarvoor voor de zomer een kamerbrief is toegezegd. Nog onduidelijk is, of dat geld wordt "geoormerkt", of dat het in directe concurrentie moet met de bestaande opties binnen die regeling (met name warmtepompen, in mindere mate pelletkachels, biomassa ketels, en thermische zonne-energie projecten, statistiek budget bij RVO alhier).

Kamerbrief over verloop openstelling najaarsronde SDE+ 2019 (21 april 2020, Min. EZK)

SDE+ voorjaar 2020: 7.562 aanvragen (21 april, website RVO)

Tabellen stand van zaken SDE+ voorjaar 2020 (21 april nog niet bereikbaar op website RVO)

SDE+-projecten met realisatietermijn in 2020: 1 jaar ontheffing (21 april 2020, website RVO)

Transportindicaties voorjaarsronde SDE+ bekend (Netbeheer Nederland, details over afgegeven transport indicaties, 3 april 2020)


21 april 2020: Laatste maandrapport QI 2020 CertiQ - Fors verminderde groei, 43 MWp, mogelijk eerste effecten Corona pandemie, unicum bij voortschrijdend systeemgemiddelde*. Zoals voorspeld in de vorige update, zou de Corona pandemie wel eens een flink effect kunnen gaan hebben op de groei van het gecertificeerde zonnestroom vermogen, wat door TenneT dochter CertiQ al vele jaren lang wordt bijgehouden. Dit is inderdaad uitgekomen, en wel op twee manieren. De rapportage over maart liet weer lang op zich wachten, en werd vandaag pas gepubliceerd. Daarin wordt weliswaar het verheugende feit zichtbaar, dat er in de CertiQ bestanden inmiddels meer dan 3,5 GWp aan gecertificeerde PV capaciteit is geaccumuleerd (exact: 3.529,5 MWp). Maar ook, daar uit resulterend, een zwaar tegenvallende lage maandelijkse groei van slechts 43,4 MWp aan nieuwe gecertificeerde PV capaciteit in de maand maart, toen de Corona pandemie al in volle hevigheid in ons land was losgebarsten. Dit is de laagste toename in een maand sedert november 2018. En het is minder dan de helft van de bijna 98 MWp nieuw gecertificeerde capaciteit in maart 2019 (record voor die maand). Daar tegenover staat, dat voor maart wel een record netto aantal nieuwe installaties is ingeschreven, 405 stuks, die dus per stuk gemiddeld kleiner van omvang zijn dan in eerdere rapportages. Uniek is, dat voor het eerst in zeer lange tijd, het voortschrijdend systeemgemiddelde van alle projecten bij CertiQ, iets is gedaald t.o.v. de voorgaande update.

* Disclaimer: Status officiële CertiQ cijfers volgens maand rapportages !

I.v.m. omvangrijke toevoegingen sedert 2018 aan dit dossier (vrijwel exclusief gedreven door grote hoeveelheden, SDE gesubsidieerde, en steeds groter wordende PV projecten), in combinatie met 2 ernstige data "incidenten" bij CertiQ (september 2017 resp. juni 2019), die Polder PV meldde aan de TenneT dochter (waarna substantiële correcties werden gepubliceerd), sluit de beheerder van de PPV website niet uit, dat de huidige status bij CertiQ niet (volledig) correct zal kunnen zijn.

Met name foute capaciteit opgaves van netbeheerders voor "kleinere" projecten kunnen, ondanks aangescherpte controles bij CertiQ, aan de aandacht blijven ontsnappen en over het hoofd worden gezien. Maar ook cijfermatige incidenten met opgaves van volumes van grotere projecten kunnen nog steeds niet uitgesloten worden. Deze laatsten zullen, indien onverhoopt optredend, hoge impact hebben op het volume aan maandelijkse toevoegingen, en ook, zei het in relatieve zin beperkter, invloed hebben op de totale accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit aan het eind van de betreffende maand rapportage.

Het maart rapport breekt weer de trend bij CertiQ, dat aan het begin van de maand "normaliter" een maand rapport wordt uitgebracht. De rapportage verscheen pas op 21 april dit jaar. Dit heeft vermoedelijk te maken met het feit dat de meeste mensen bij CertiQ waarschijnlijk (grotendeels) vanuit huis moeten werken, en dat alle informatie van netbeheerders e.d. ook vertraging op kan lopen.

In de detail analyse hier op volgend wordt ingegaan op de wijzigingen en aanvullingen, deels grafisch verbeeld. Voor uitgebreide toelichting ter referentie, gebruik s.v.p. daarvoor het eerder gepubliceerde artikel met analyse van het augustus 2019 rapport van de TenneT dochter.

1. Ontwikkeling van aantallen gecertificeerde zonnestroom installaties

Nieuwe aantallen installaties in bovenstaande grafiek, rode curve, met als referentie de linker Y-as. In maart 2020 kwamen er netto 405 nieuwe PV projecten bij, een record voor deze maand. Wel was dat iets minder dan in februari (429 stuks nieuw), en blijft juli 2017 met 445 stuks nog steeds historisch record houder. Maar de toevoeging ligt boven het maandgemiddelde in 2020, wat op dit punt nog steeds het hoogst is van alle jaren sedert de SDE "+" regeling van kracht is (zie verderop).

De accumulatie is te zien aan de blauwe kolommen curve in bovenstaande grafiek. In de september 2019 rapportage is de piketpaal van twintigduizend gecertificeerde zonnestroom projecten gepasseerd. Het totaal is eind maart 2020 gekomen op, voorlopig, 22.265 exemplaren (gemarkeerd datapunt rechtsboven). Dit is weliswaar nog steeds een zeer gering aandeel op het totaal aantal PV systemen in Nederland, wat mogelijk al rond zo'n 1 miljoen stuks zou kunnen zijn geworden (dominant residentieel). Maar bij de capaciteit zal de projecten markt waarschijnlijk al in 2019 de residentiële sector stevig hebben ingehaald, gezien de trend tm. 2018 (analyse CBS data, derde grafiek in paragraaf "Nationale trends"), en bevindingen in het recent verschenen Nationaal Solar Trendrapport 2020.

Voor alle CertiQ data geldt: Netto effect = aantal bijschrijvingen minus het aantal uit de CertiQ databank verwijderde PV-projecten per maand. Bovendien geldt ook, dat alle huidige "eerste cijfers" voor 2020, en ook die voor 2019, later nog zullen worden bijgesteld, zoals ook voor voorgaande jaren is geschied (wijzigingen voor 2018 zijn in de revisie van het CertiQ rapport over dat jaar besproken, zie ook de daar gelinkte detail analyse). Voor de eerste jaar resultaten van 2019, zie het voorlopige rapport, waarvan we later waarschijnlijk nog een forse revisie kunnen gaan verwachten.

Grafiek met de variatie in de (netto) groei van de aantallen installaties per maand (rapport) bij CertiQ. De nieuwe volumes gerealiseerde projecten per maand zijn vanwege de enorme stapel aan SDE beschikkingen die wordt uitgevoerd in 2020 t.o.v. 2019 al weer sterk toegenomen. In 2019 (gele kolommen) was er op dit punt al duidelijk een versnelling zichtbaar.

De normaliter relatief "rustige" wintermaand" januari laat meestal wat lagere aantallen zien, het jaar komt meestal traag op gang met installatie activiteit. Na de record toevoeging in februari 2020, deed maart het weer wat rustiger aan, en voegde 405 installaties toe. Dat is echter voor die maand een historisch record, 35% hoger dan de toevoeging in maart 2019. Vanaf 2018 zijn de nieuwe aantallen fors gegroeid per maand. Daarvoor was er een verwarrende periode van 4 jaar waarbij ook negatieve groei optrad, vanwege een combinatie van langdurende her-registratie verplichtingen, en mogelijk "natuurlijke uitval" bij CertiQ.

Het gemiddelde van de eerste 3 maand rapportages in 2020 is voorlopig gekomen op netto 375 nieuwe installaties per maand (horizontale blauwe stippellijn). Dat was in het hele kalenderjaar 2019 wat lager, 350 stuks (gele stippellijn). Het gemiddelde in 2020 is een factor 1,8 maal het kalenderjaar gemiddelde in 2018 (210 stuks/mnd), 2,4 maal dat van 2017 (158 stuks/mnd), resp. 3,6 maal dat van 2016 (105 stuks/mnd). Het hoogste tot nog toe gesignaleerde "absolute" maand record viel in juli 2017 (netto 445 nieuwe installaties).

Ook deze volumes (evenals die voor de capaciteiten) zullen achteraf nog worden bijgesteld door wijzigingen in de primaire database van CertiQ. De revisie voor 2017 gaf, bijvoorbeeld, gemiddeld 143 nieuwe installaties per maand (1.717 nieuwe installaties in 2017). 9,5% lager dan uit de oorspronkelijke maand rapportages afgeleid kon worden. In de revisie voor 2018 zijn de meest recente EOY cijfers in de revisie tabel 14.706 (EOY 2017) resp. 17.399 (EOY 2018), waaruit een jaargroei resulteert van 2.693 nieuwe PV projecten (afgerond gemiddeld 224 per maand). Vergelijken we die met de cijfers volgend uit de veel eerder gepubliceerde oorspronkelijke maand rapportages (14.430 resp. 16.946), was die groei aanvankelijk 2.516 exemplaren (gemiddeld 210 per maand). Met de gecorrigeerde EOY cijfers bij CertiQ zijn er dus netto 177 nieuwe projecten bijgekomen in 2018, 7% méér (ditto bij het daar van afgeleide maandgemiddelde).

Het nieuwe jaarvolume voor 2017 kwam volgens de maandrapporten uit op 1.898 installaties. In 2018 was dat 2.516 stuks. 2019 zit inmiddels op 4.195 exemplaren netto, 67% meer volume dan in dezelfde periode in het voorgaande jaar. Op het vlak van aantallen is er dus ook een zeer duidelijke groei. Wederom hierbij het voorbehoud, dat totale volumes per jaar achteraf kunnen - en zullen - worden bijgesteld door CertiQ.

2. Capaciteit evolutie van gecertificeerde zonnestroom installaties

Voetnoot bij grafiek: de cijfers voor september 2017 zijn na vragen van Polder PV door CertiQ aangepast.
Voor de reden, zie analyse herziening september 2017 rapportage ! Ook voor juli 2019 is het aanvankelijk op 1 augustus 2019
verschenen maandrapport na interventie door Polder PV fors neerwaarts gecorrigeerd in een later gereviseerde versie.

In vergelijking met de groei van de aantallen nieuw geregistreerde gecertificeerde PV projecten (vorige grafiek), gaat het bij de netto toegevoegde capaciteit al langer om opvallende, substantieel grotere volumes dan wat we in eerdere jaren hebben gezien. Met name in 2018 en 2019. Na de heftige revisie van het nieuwe netto volume voor juli 2019 volgde een nieuw, met nog wel wat vraagtekens omgeven historisch record van 270,9 MWp in augustus, wat het vorige record in februari van dat jaar (165,0 MWp) naar de annalen verwees. In november van 2019 werd wederom een verpletterend nieuwe record toevoeging van maar liefst 409,9 MWp geregistreerd. Ook december pakte hoog uit, met 156,2 MWp.

2020 Begon met name in februari voortvarend, met het hoogste historische maandvolume in het eerste kwartaal, 204 MWp. Daarna kwam er zeer fors de klad in. Met een zwaar tegenvallende groei van 43,4 MWp in maart 2020, wat zelfs onder de toename lag in maart 2018 (70,9 MWp), en minder dan de helft van het volume in maart 2019 (97,6 MWp), is daarmee voor het eerst het kwartaalgemiddelde voor QI nu een stuk ónder dat van het voorgaande jaar komen te liggen: 101,4 MWp in 2020, t.o.v. 104,6 MWp in 2019. Bovendien is het eerste kwartaalgemiddelde in 2020 nu fors lager dan het kalenderjaar gemiddelde in 2019 (blauwe t.o.v. gele stippellijn), waar dat in het februari rapport er nog marginaal onder lag.

Oorzaken terugval
Vermoedelijk is een combinatie van eerder optredende leverings-problemen van PV-modules uit Zuid-oost Azië (met name eerste Corona pandemie brandhaard China), de flinke mobiliteits- en arbeid restricties rond de aanwakkerende crisis in eigen land, én, waarschijnlijk als versterkende factor, de fors toegenomen problemen met de netcapaciteit in met name de netgebieden van Enexis en Liander, het complex van oorzaken, waardoor de PV capaciteit toevoeging in maart 2020 bij CertiQ zo opvallend laag is geworden. Kleinere projecten konden meestal nog wel doorgang vinden, mogelijk nog terend op aanwezige voorraden eerder in maart (resulterend in een hoog volume van aantallen nieuwe - vaak SDE gesubsidieerde - projecten). Grote volumes voor de grote projecten konden kennelijk slechts beperkt worden aangeleverd en/of gerealiseerd. Deze grote projecten worden vaak ook direct vanuit het buitenland on-site beleverd, waardoor problemen ontstaan als de logistieke keten - tijdelijk - stil komt te liggen. De vraag is hoe dat de komende maanden zal gaan uitpakken. Er worden nog steeds grotere projecten - onder stricte voorwaarden en beperkingen - opgeleverd, en gebouwd, maar het tempo zal beslist lager liggen dan in "normale tijden" zonder restricties. Ook al is China inmiddels weer vrijwel op volle sterkte, wat de in werking getreden productie capaciteit betreft. Voor kort commentaar op de markt situatie, zie ook het nieuwsbericht van Dutch New Energy Research van 15 april 2020.

3. Gemiddelde capaciteit & absolute volumes PV projecten (tot en met) december 2019

Voor bespreking tot en met 2019 verwijs ik naar de vorige rapportage met november en december 2019. Als we uitgaan van de CertiQ cijfers zoals nu gepubliceerd, en "relatief weinig uitstroom" van verwijderde projecten in de data bestanden, en de maandelijkse netto toevoegingen in maart 2020 combineren met de toegevoegde capaciteit, resulteert dit in een gemiddeld systeem vermogen van slechts 107 kWp per stuk in deze derde maand van het nieuwe jaar. Ook hieraan zien we duidelijk een negatieve trend, want voor een lagere gemiddelde systeem capaciteit in CertiQ maand rapporten, moeten we teruggaan naar november 2018 (toen 93 kWp gemiddeld netto per nieuw project). Daar vóór was het juli 2017 (56 kWp gemiddeld). Alle tussenliggende maand rapportages hadden (veel) hogere gemiddelde netto capaciteiten per nieuw aangemeld project, tot een maximum van 1.073 kWp/project gemiddeld in de november 2019 rapportage.

Voor evoluerend systeemgemiddelde bij de totale accumulatie in het CertiQ dossier, zie paragraaf 8.

4. Kwartaal cijfers CertiQ maandrapportages - laatste maand QI toegevoegd


Groeicijfers per kwartaal. De volumes voor alle vier de kwartalen in 2019 gaven allen nieuwe records t.o.v. de vergelijkbare periodes in 2018 te zien. Achtereenvolgens QI 314 MWp (89% meer volume dan in QI 2018), QII 295 MWp (43% meer dan in QII 2018), resp. QIII, aanvankelijk een nieuw record kwartaal volume, 440 MWp. Wat 115% hoger ligt dan in QIII 2018 (205 MWp). Het laatste kwartaal van 2019 sloeg wederom alle records, met 653 MWp nieuw toegevoegde capaciteit. Een spectaculaire factor 2,4 maal de 274 MWp in QIV van 2018. En ook nog eens anderhalf maal zoveel volume dan in het voorgaande record kwartaal, QIII 2019.

Het eerste kwartaal van 2020 laat meteen alweer een forse trendbreuk zien. Voor het eerst sedert het derde kwartaal van 2019 is er geen toename, maar meer dan een halvering t.o.v. het voorlaatste (weliswaar: record) kwartaal, QIV 2019, te zien. QI 2020 liet een groei in de maandrapporten zien van slechts 304 MWp. Dit is zelfs iets (ruim 3%) minder dan in QI 2019, toen 314 MWp nieuw verscheen in de eerste drie maand rapportages. De Corona pandemie lijkt hier reeds "diepe sporen" achter te laten. Het is afwachten of de kwartaal groei in april tm. juni zal herstellen. De vooruitzichten zijn op dat punt niet positief.

5. Half-jaar cijfers CertiQ maandrapportages - tm. maart 2020


Groeicijfers per half-jaar. De Y-as geeft de nieuw gerapporteerde capaciteiten in MWp, volgens de maandrapportages in de getoonde half-jaren. Op de X-as per kolom de resultaten van de 6 maand rapportages uit de half-jaren (HI = jan. tm. juni; HII = juli tm. december) sinds 2010, tot en met het tweede afgeronde half-jaar voor 2019. Met een voorlopig nieuwe, spectaculaire record capaciteit van 1.094 MWp. Die het voorgaande half jaar record, HI in 2019 608 MWp) alweer aan diggelen sloeg, met een factor 1,8 maal zo veel toegevoegde capaciteit in dat tweede half-jaar.

In vergelijking met HII in 2018, toen "slechts" 479 MWp nieuwe gecertificeerde PV capaciteit werd toegevoegd, is de toename bizar: een factor 2,3 maal zo veel volume, 1.094 MWp, werd in de tweede jaarhelft van 2019 toegevoegd t.o.v. haar evenknie in 2018. Het totale volume in 2019, 1.702 MWp, is (exact) het dubbele van de 851 MWp in 2018. Waarschijnlijk gaat dit al zeer hoge nieuwe volume in een veel later te publiceren update van CertiQ nog verder omhoog worden bijgesteld.

Helemaal rechts is het nog zéér voorlopige eerste resultaat voor HI 2020 getoond, met alleen nog maar het totaal volume van de eerste 3 maand rapporten, exclusief de nog onbekende resultaten van het tweede kwartaal, daar later nog aan toe te voegen. De kolom is daarom ook gearceerd weergegeven. Ook al is het volume in 2020 nu al de helft van het totale volume voor het eerste half jaar van 2019 (608 MWp), de vraag is of dat tot nog toe "record eerste half jaar" ge-evenaard zal gaan worden, met de blijvende actuele problemen. Met name m.b.t. de impact van de Corona pandemie én de sterk toegenomen krapte op het stroomnet, vermeerderd met problemen met het vinden van voldoende geschoold en kundig personeel (vooral bij netbeheer). Waardoor sowieso veel projecten vertraagd opgeleverd zullen kunnen worden.

6. Kalenderjaar cijfers CertiQ maandrapportages & jaar-revisies - tm. maart 2020


Deze nieuwe grafiek heb ik in een eerdere analyse toegevoegd om het verschil te laten zien tussen de nieuwe kalenderjaar volumes volgend uit de oorspronkelijke maand rapportages (lichtblauwe kolommen), en de volumes die volgen uit de later gereviseerde jaar rapportages (donkerblauwe kolommen). Laatstgenoemde bijgestelde "definitieve" jaargroei cijfers vindt u ook in de inset van de belangrijke verzamelgrafiek in het eerste jaaroverzicht van 2019, die ik begin dit jaar heb opgesteld. De eerste resultaten voor 2019 zijn gearceerd weergegeven, omdat de verwachting is, dat in de komende revisie (mogelijk pas halverwege 2020 of zelfs later), het EOY cijfer voor zowel dat, als voor het voorgaande jaar nog zal worden bijgesteld. En, voor 2019, mogelijk ook nog in een later rapport van CertiQ kan wijzigen. Dit naar aanleiding van vergelijkbare bijstellingen van de CertiQ cijfers in voorgaande jaren. De jaar volumes zijn de laatste jaren allemaal opwaarts bijgesteld, in 2018 ging het om maar liefst 7,5% meer jaargroei (915 i.p.v. 851 MWp), dan volgde uit de oorspronkelijke maand rapportages.

De cumulatie van de eerste 3 maandrapportages voor 2020 is rechts uiteraard weer gearceerd weergegeven, daar moet nog heel veel volume, voor de overige drie kwartalen, bij worden geschreven. Getoonde 304 MWp is wel al 11 procent meer dan het hele jaarvolume volgend uit de maandrapportages in het jaar 2017 (273 MWp).

7. Accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit


De trendlijn in de grafiek is in deze update (maart 2020) nog gelijk gehouden aan die voor de voorgaande versie (rood: 5e graads polynoom, "best fit"). Als de groei weer gaat afvlakken, zal ik deze mogelijk weer gaan aanpassen. Ik heb, gezien de blijvende tempo versnellingen, in een voorgaande update al de oude "piketpalen" voor volumes van telkens 400 MWp vervangen voor nieuwe exemplaren voor elke bereikte 500 MWp ("een halve GWp"). Deze zijn met de vertikale blauwe stippellijnen aangegeven.

In 2018 vond er een duidelijke versnelling van de gerapporteerde capaciteiten plaats, culminerend in een record toevoeging in december. In 2019 ging het rap verder met de toevoegingen, van ruim 51 MWp in januari, tot nieuw maand records van, achtereenvolgens, 165 MWp in februari, bijna 271 MWp in augustus, en, tot slot, de spectaculaire, goed zichtbare bijna 410 MWp nieuwe capaciteit in november. Januari en februari 2020 voegden ook weer voor die maanden record hoeveelheden toe, 57 resp. 204 MWp. Tale-telling is, dat maart daar ver bij achter is gebleven, met ruim 43 MWp zelfs flink onder het nieuwe volume in maart 2018. De verwachting is, dat de combinatie van negatieve factoren (Corona pandemie, netcapaciteit, inzet - kundig - personeel), ook de komende maanden hun tol zullen eisen. Hoe dat later dit jaar gecompenseerd zal gaan worden, hangt wederom van onzekere factoren af, met name beslissingen van het kabinet omtrent eventuele "versoepeling" van restricties a.g.v. de Corona crisis.

Eind maart 2020 bereikte de zonnestroom databank van CertiQ in ieder geval een zonder meer respectabele geaccumuleerde gecertificeerde capaciteit van 3.529,5 MWp, waarmee weer een nieuwe "halve GWp piketpaal" is gepasseerd. Het bereiken van de eerste "gecertificeerde" GWp kostte sinds eind 2009, toen er nog slechts 22 MWp PV capaciteit bij CertiQ bekend was (gecertificeerd), 8 een een half jaar. De tweede GWp heeft minder dan een jaar gekost. De derde GWp is al binnen een periode van 6 maanden toegevoegd (tussen mei en november 2019). Het is een van de belangrijkste redenen, waarom de netbeheerders op talloze plekken in ons land in de problemen zijn gekomen met de beschikbare netcapaciteit: ze zijn compleet overvallen door het enorme tempo van de nieuwbouw van met name de grote PV projecten. En, wat de grote zonneparken betreft: vaak in dunbevolkte gebieden met een historisch verklaarbare "krappe netcapaciteit".

Het bereikte volume van ruim 3,5 GWp in het maart rapport is reeds een factor 160 maal het volume eind 2009 (22 MWp). En al ruim 27 maal het volume in juni 2015 (129,5 MWp), vlak voordat de hoge groei bij CertiQ manifest werd. De tussenpozen tussen het bereiken van de nieuwe "500 MWp" piketpalen bij de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteiten zijn de afgelopen drie jaar steeds korter geworden. Voor een nieuwe prognose voor medio 2020, gebaseerd op dit diagram, zie de grafiek in paragraaf 9.

CertiQ vs. RVO
Als we het huidige accumulatie cijfer vergelijken met de meest recente status van het SDE dossier bij RVO, kort geleden in detail uit de doeken gedaan door Polder PV, zien we het volgende beeld. Status eind maart 2020 vlg. CertiQ: 3.529,5 MWp (alle voor het verkrijgen van Garanties van Oorsprong gecertificeerde capaciteit, inclusief een onbekend, waarschijnlijk gering volume "niet SDE gesubsidieerde" PV projecten*). RVO status 6 april 2020 3.318,7 MWp. Dat laatste is de accumulatie van uitsluitend onder SDE regimes vallende projecten, en omvat grotendeels alleen de toegekende beschikte volumes. Fysieke realisaties (die wel bij CertiQ worden gemeld) kunnen sterk afwijken van de door RVO gehanteerde capaciteiten. Polder PV heeft daar vele honderden voorbeelden van in zijn overzichten staan ! RVO past daarnaast de laatste tijd ook regelmatig het volume van de beschikte capaciteit van een toenemend aantal projecten aan in haar overzichten. Dat is altijd in neerwaartse richting. Polder PV kent daarnaast talloze projecten die (soms fors) groter zijn uitgevoerd dan dat er door RVO is beschikt bij de SDE toekenning.

Dat daargelaten: CertiQ heeft eind maart dus al 211 MWp (6,4%) meer PV volume fysiek gerealiseerd en gecertificeerd staan, dan RVO in haar altijd flink op de actualiteit achter lopende cijfers voor uitsluitend de beschikte hoeveelheden "met ja vinkje" heeft geaccumuleerd. Dit zal zo blijven, het niveau van het verschil verandert per status update van een van de beide instanties.

* NB: Hardnekkige claims, dat de CertiQ databanken alleen maar projecten "met SDE+ subsidie" (beschikkingen) zouden bevatten kloppen absoluut niet. Een groot volume bij de aantallen betreft kleine projecten met oude SDE beschikkingen, zoals hier ook voor de zoveelste maal gemeld. Maar daarnaast komen er ook projecten voor zónder SDE of SDE "+" subsidie in voor, die via diverse groencertificaten platforms instromen. Het aantal of het volume daarvan (in MWp) is echter niet bekend.

8. Evolutie systeemgemiddelde capaciteit bij accumulaties CertiQ dossier


Met de aanhoudend forse groei van de accumulatie van (gecertificeerde) zonnestroom capaciteit, bleef jaren lang ook de gemiddelde projectgrootte groeien in de cijfers van CertiQ. Zoals weergegeven in bovenstaande grafiek, met een "best fit" 4e graads polynoom als trendlijn (rood). Het systeemgemiddelde nam in 2018 al sterk toe, van 46,6 kWp (eind december 2017) naar 89,9 kWp gemiddeld eind 2018. In 2019 groeide het verder naar 152,6 kWp. En eind februari 2020 naar 159,5 kWp. Dat was al een factor 27,5 maal het gemiddelde begin 2010. En een factor 10,6 maal zo hoog dan de minimum omvang waarvoor een SDE "+" project sedert SDE 2011 (volgens wettelijk voorschrift) wordt geaccepteerd door RVO (15 kWp, blauwe stippellijn).

In het maand rapport van maart 2019 is de gemiddelde systeemgrootte bij de accumulatie aan gecertificeerde PV installaties bij CertiQ voor het eerst boven de 100 kWp gekomen. In het december rapport van 2019 is de 150 kWp piketpaal reeds gepasseerd.

Unicum
Echter, voor het eerst in zeer lange tijd, is het unieke feit opgetreden, dat de systeemgemiddelde capaciteit iets is terug gelopen t.o.v. de voorgaande maand rapportage. In maart 2020 bleek dit uit te komen op 158,5 kWp, 0,6% lager dan in februari. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de hoge instroom van nogal wat "kleinere" SDE gesubsidieerde projecten de laatste tijd, inclusief de 405 nieuwe projecten in het maart rapport, waardoor het geaccumuleerde gemiddelde iets onder druk kwam te staan. De verwachting is, dat dit een stabilisatie kan aankondigen in de reeds jaren zichtbare voortgaande progressie, tenzij er regelmatig zeer grote projecten als grondgebonden zonneparken zullen worden toegevoegd. Dan kan de opwaartse lijn beslist verder worden gecontinueerd.

De gemiddelde systeemgrootte van de netto toevoeging in de maart 2020 rapportage lag ook op een relatief laag niveau van 107 kWp (paragraaf 3), dus opvallend lager dan bij het totaal aan geaccumuleerde projecten. Ook dat lijkt een - hopelijk tijdelijke - trendbreuk te zijn.

Dat het in de grafiek getoonde gemiddelde voor alle geaccumuleerde projecten normaliter een stuk lager ligt dan bij de maandelijkse toevoegingen, komt door het blijvend "drukkende effect" van de duizenden kleine residentiële PV installaties uit de eerste 3 SDE regelingen (vaak met een omvang van maar een paar kWp per stuk). De verwachting is, dat dit effect op het totale systeemgemiddelde nog lang zal aanhouden gezien hun volume. Pas als er continu véél, en ook zeer grote fysiek opgeleverde nieuwe SDE projecten gaan cq. blijven instromen bij CertiQ, zal dat effect (deels) worden opgeheven. Daarbij s.v.p. niet vergeten dat de duizenden kleine residentiële installaties ook voor 15 jaar een SDE (2008-2010) beschikking hebben (zie grafiek met de actuele [overgebleven] aantallen per grootte categorie in het eerste jaar overzicht van 2019). Dus het gros daarvan zal beslist nog tot en met 2023 in dienst zijn, en geregistreerd blijven bij CertiQ. Zonder registratie immers géén (voorschot-betalingen voor) SDE subsidie meer.

9. Totaal CertiQ volume - extrapolatie tm. medio 2020 inclusief versie "revisie jaar cijfers"

De verwachting, dat Nederland in 2019 weer een record jaar tegemoet zou gaan zien, is met de voorlopige cijfers voor de projecten markt - in casu CertiQ data - volledig uitgekomen. Een belangrijke vervolg vraag is natuurlijk: hoe "groot" wordt het CertiQ volume in 2020 ?

Lange tijd werd er in 2019 - voor wie dat aandurfde - over mogelijk 2 GWp nieuwbouw voor heel Nederland gesproken, inclusief de gecertificeerde volumes (bijna uitsluitend SDE projecten), en de grote volumes aan residentiële en niet, of anderszins gesubsidieerde projecten. De groei is veel hoger geworden dan "slechts" 2 GWp", al moeten we tot eind dit jaar wachten voordat het CBS daar meer duidelijkheid over kan verschaffen (een eerste poging is dit voorjaar gepubliceerd: 2.402 MWp jaargroei). Voor 2020 deden aanvankelijk nog zeer grove speculaties van "mogelijk 3 GWp" de ronde. Dat was echter vóórdat een akkefietje als "de gevolgen van een Coronavirus pandemie" de ronde deed...

Hier onder ga ik daar wat alleen het CertiQ volume betreft (!) andermaal op in, met een nieuwe extrapolatie tot en met medio 2020. Dit, n.a.v. de blijvende, doch ook weer afvlakkende groei bij de accumulatie van de capaciteit, inclusief forse toevoegingen in de laatste maandrapporten. Ook in deze versie tm. de maart 2020 rapportage wederom een afschatting op basis van een extrapolatie van de gereviseerde EOY jaar cijfers van CertiQ.


Eerder maakte ik een dergelijke extrapolatie grafiek voor het eindejaars-volume van 2018 op basis van het november rapport dat jaar, waarbij ik destijds uitkwam op - zeer conservatief geschat - zo'n 1.470 MWp eind van het jaar. Het werd in het voorlopige (eerste) jaar rapport van CertiQ zelfs 1.523 MWp (weergegeven in de grafiek op basis van de maand rapportages, gele kolommen), dus ik was toen inderdaad "conservatief". In de voorlaatste versie heb ik ook de gereviseerde EOY jaarcijfers opgenomen in de vorm van een curve met groene diamantjes, waar doorheen een best fit curve (5e graads polynoom trendlijn) en prognose "de toekomst in" is getrokken (bijbehorende groene stippellijn). EOY 2018 is nu zelfs al opgewaardeerd naar 1.644 MWp door CertiQ, wat alweer 12% meer volume is dan ik aan de hand van de extrapolatie op basis van het november rapport voor dat jaar had afgeschat. Dit, om aan te geven dat de wijzigingen van die cijfers behoorlijk kunnen oplopen. En dat daar altijd rekening mee gehouden dient te worden.

In een nieuwe, "conservatieve" lineaire extrapolatie (zwarte lijn), ben ik niet meer uitgegaan van medio 2015 als startpunt, omdat de groei daarna zeer sterk is toegenomen. Voor een vergelijkbare extrapolatie heb ik eind 2018 als begin referentie genomen (eerste vertikale blauwe stippellijn), en via het laatste maand resultaat (tegenvallend maart 2020) lineair ge-extrapoleerd naar medio 2020 (2e vertikale blauwe stippellijn). Dit geeft een veel "logischer" conservatief scenario, dan op basis van de niet meer realistische extrapolatie over een veel langere periode, toen de "oude" groeicijfers op een véél lager niveau lagen. Met deze extrapolatie komen we inmiddels op een mogelijk accumulatie, medio 2020, van zo'n 3.900 MWp uit, weergegeven rechts van de rechter Y-as. Dat is alweer 4% minder dan de 4.050 MWp op basis van de resultaten tm. de februari rapportage (analyse).

Ten tweede. Gaan we, logischer, uit van de best fit trendlijn door de maand resultaten, een conservatievere 4e graads polynoom (rode curve), en bepalen we daarvan het snijpunt met genoemde blauwe stippellijn, komen we op een iets lager niveau, 4.125 MWp, dan in de vorige update, 4.150 MWp. Als we van deze twee extrapolaties weer, conservatief, het gemiddelde nemen, komen we op ongeveer 4.013 MWp als voorlopige "educated guess" voor het geaccumuleerde CertiQ volume, medio 2020. Dat ligt, mede vanwege de geschetste trends in dit artikel, alweer een stuk lager dan de 4.100 MWp in de voorgaande update.

Gaan we, een stuk riskanter, gezien de veel langere prognose periode vanaf het laatst bepaalde, bekende "harde" datapunt (EOY 2018 - 1.644 MWp) van de trendlijn door de EOY cijfers voor de door CertiQ gereviseerde cijfers (groene punten, wederom best-fit 4e graads polynoom curve), zouden we op basis van die prognose fors hoger uitkomen, rond de 4.375 MWp (groen cijfer rechts).

Vanwege de forse onzekerheden met laatstgenoemde extrapolatie, de om zich heen grijpende gevolgen van de Corona crisis, én de heftig toegenomen problemen met netcapaciteit en mogelijk daardoor ontstane vertragingen bij grote projecten (update Enexis, update Liander), lijkt het eerder genoemde "conservatieve" scenario van ruim 4,0 GWp een veiliger aanname dan die op basis van de groene extrapolatie curve.

10. Gecertificeerde zonnestroom productie tm. maart 2020

De "gemeten" producties van gecertificeerde zonnestroom worden door CertiQ ook in hun maand rapportages weergegeven. Dit zijn, wederom, altijd minimum inschattingen, omdat er vaak nog de nodige productie cijfers "na worden geleverd". De grootste volumes zijn wel al bekend, in de rapportage maand, volgend op de verslag-maand. Na het nieuwe historisch record volume in juni, vielen de productie cijfers stapsgewijs weer terug, in het ritme van de seizoenen. Met de nu toegevoegde (eerste) resultaten voor februari zijn we de bekende "winterdip" van december - januari weer voorbij, en begint de curve weer rap te stijgen.

In bovenstaande grafiek in magenta de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteit in de CertiQ databank, cumulerend in, voorlopig, 3.529,5 MWp in het maart 2020 rapport (geel omrand punt rechtsboven, referentie: linker Y-as). Het tweede record was eerder in juni 2019 gevestigd, zie het rood omrande datapunt in de blauwe curve, rechts bovenaan (referentie: rechter Y-as, in GWh garanties van oorsprong toegekend per maand). Dat gaf al een volume aan van 278,1 GWh (met ook nog forse opwaartse bijstellingen te verwachten). Voor deze maand is nu dus al 68% meer gemeten productie bekend, dan in de "voormalige topmaand" juli 2018 (165,2 GWh). Het ligt in de lijn der verwachting, dat de volumes aan GvO's uit te geven voor minimaal de maanden mei tm. juli 2020 daar alweer in zeer substantiële mate overheen zullen gaan. Aangezien er tegen die tijd een forse hoeveelheid nieuwe capaciteit bij is gekomen, waarvan de extra productie meegenomen gaat worden...

Na het record in juli 2019 viel, zoals te doen gebruikelijk, de bekende productie terug naar de "winterdip maanden" december 2019 en januari 2020, met in laatstgenoemde het laagste nieuwe niveau (43,4 GWh). Ook deze volumes zullen later opwaarts worden bijgesteld. Het eerst gerapporteerde volume voor februari 2020 ligt alweer op een veel hoger niveau, 92,7 GWh. Dat is alweer ruim het dubbele van de (nu al bekende) productie in januari. En ligt 21% boven het niveau in februari 2019 (76,5 GWh). Dit, terwijl februari 2020 vrij somber was (KNMI: 73 zonuren t.o.v. normaal 85 zonuren), en februari 2019 juist "zeer zonnig" is geweest (139 zonuren t.o.v. genoemde normaal). Het opvallende positieve verschil voor februari 2020 wordt veroorzaakt door de enorme nieuwbouw aan capaciteit sedert najaar 2018, die grote hoeveelheden nieuwe zonnestroom productie heeft toegevoegd aan het volume van de toen reeds bestaande netgekoppelde installaties.

Rechts onderaan in de grafiek zijn de vier meest recente, herkenbare "winter-dips" zichtbaar (blauwe pijlen). Deze worden steeds "hoger", vanwege de continu toenemende capaciteiten, en de daarmee gepaard gaande - relatief geringe winterse - producties in die maanden, die bovenop de producties van de al langer bestaande installaties worden gestapeld. De logische verwachting is, dat december 2020 en januari 2021 weer op een veel hoger niveau zullen eindigen, dan de recent gerapporteerde resultaten voor die wintermaanden in 2019 / 2020.

 
 
 
© 2020 Peter J. Segaar / Polder PV, Leiden (NL)
^
TOP