Zontwikkelingen
"oud"l |
Nieuws & analyses P.V. pagina 180meest recente bericht boven Specials:
|
181
180 179 178
177 176
175
174 173
172 171
170-161 160-151
150-141
140-131
130-121
120-111 110-101
|
3 januari 2023: Verbruiks-cijfers Polder PV in 2022 - Negende jaar op rij netto surplus zonnestroom van dak huurwoning*. Zoals vanouds presenteert Polder PV de jaarlijkse verbruik- cq. opwek cijfers van de belangrijkste "energie" en gerelateerde modaliteiten. Achtereenvolgens elektra, stadswarmte, en drinkwater. Niet bepaald een verrassing: in het zonovergoten jaar 2022 is Polder PV voor het negende achtereenvolgende jaar op elektra gebied "stroomneggie" gebleven.
* Dak woningcorporatie, appartement Polder PV op begane grond heeft geen eigen dak ...
(1) Elektriciteit, verbruik, opwek, surplus. Per maand en per jaar
In deze eerste grafiek de (1) maandelijkse (resterende) verbruiken van elektriciteit (niet geel gekleurde kolommen boven de X-as), (2) het verschil van de totale productie van onze uit 14 zonnepanelen bestaande PV installatie (naast een niet separaat bemeterd, onregelmatig ingezet "terras paneel") en het uit de Ferrarismeter standen afgelezen surplus, gele kolommen boven de X-as, en (3) de maandelijkse surplus volumes (alle kolom delen onder de X-as). Dit, zoals bepaald uit de verschillen tussen de maandelijkse meterstanden afgelezen van de enkeltarief Ferrarismeter aan het eind van elke maand, gecombineerd met de fysieke productie metingen van onze PV-installatie, tot en met september 2022.
Op 6 oktober van dat jaar werd onze oude, trouwe, "Ferrari onder de meters" helaas vervangen door een niet op afstand uitleesbaar digitaal exemplaar met gescheiden invoedings- en afname telwerken, en kunnen we vanaf die maand zien wat er daadwerkelijk aan zonnestroom overschot onze huis aansluiting heeft verlaten (wat vervolgens weer direct zal zijn verbruikt door een van onze buren via hun eigen meter). Dan zal in 2023 ook duidelijk worden wat de exacte (geijkt bemeten) balans is tussen netafname en netinvoeding op jaarbasis. In het grootste deel van oktober werd 37% van de separaat gemeten zonnestroom productie zelf verbruikt (de rest verscheen als surplus op het invoedings-telwerk), maar in de 2 opvolgende wintermaanden was het al lager (26 resp. 31%), dus dat is nog even afwachten hoe dat op jaarbasis zal gaan uitpakken. In de zomermaanden is de verwachting dat de percentages veel lager zullen liggen, omdat we een blijvend laag stroomverbruik, maar wel hoge zonnestroom productie in die maanden hebben.
De data in deze al jaren getoonde grafiek geven het "gesaldeerde" resultaat van verbruik en opwek per maand weer. Exacte eigenverbruik cijfers zijn voor de getoonde periode niet bekend, maar zullen, gezien het zeer lage stroomverbruik, én de afwezigheid van frequent gebruikte zware verbruikers, laag zijn. Waarschijnlijk onder de vaak gehanteerde gemiddelde "dertig procent". Vandaar dat de surplus pieken zeker de laatste jaren onder de X-as hoog zijn, gedurende lange tijd voeden wij regelmatig het nodige aan solar kilowatturen in op het net. Zelfs met onze zeer bescheiden, oude installatie, die wel enkele malen kleinschalig is uitgebreid.
Vooral in de avond-uren, op zeer sombere dagen, en natuurlijk in de winterperiode trekken we netto op maandbasis extra kilowatturen uit het net. Netto bezien, zijn daardoor zelfs in het extreem zonnige 2022 weer 5 maanden "verbruik" maanden geweest, eentje minder dan in 2021. De rest van de maanden wekten we (veel) meer op dan we zelf hebben verbruikt. Uiteraard geldt dit met name voor vakanties, waarbij het verbruik thuis gemarginaliseerd is tot de basisstand van de mechanische ventilatie en, bij korte vakanties, dat van de energiezuinige koelkast. Het hoogste surplus werd dit jaar weer in juni gehaald, toen de enkeltarief Ferrarismeter aan het eind van de maand een stand toonde die 96 kWh lag onder de beginstand van de 1e juni.
In de beginperiode zijn we van "grijs" via "groen" ("natuurstroom") en "blauw" (windenergie GvO's) naar een zonne-energie GvO contract gegaan (oranje), later is overgestapt op een modelcontract met een mix van wind/zon GvO's die het resterende verbruik (met name 's nachts en in de winterse maanden) "vergroenen".
Het netto gemiddelde maandverbruik van elektra is weergegeven met de horizontale lijn: sedert eind 1996 komt dat neer op gemiddeld bijna 88 kWh/maand (inclusief bescheiden deel eigen verbruik zonnestroom).
Onderaan zijn de "major events" getoond in deze lange verbruik / opwek periode, vanaf eind 1996 tm. eind 2022. De installatie van PV systeem delen (4x 93 Wp, extra 6x 108 Wp, extra 2x 108 Wp, en nog eens extra 2x 50 Wp Kyocera's) zijn als accumulerende systeem capaciteiten weergegeven, met als laatste nog toegevoegd een van een collega van z'n dak gehaald Shell paneel wat we als onregelmatig ingezet "terraspaneel" gebruiken, en de bescheiden productie daarvan ook op het interne net invoeden. Daarvan wordt de productie weliswaar niet separaat gemeten, maar wordt het (deels) uiteraard wel gebruikt.
Andere duurzame stroomprojecten
Daarnaast laten we indirect extra zonnestroom opwekken via 2 crowdfund projecten (een rooftop en een zonnepark installatie in Nederland), zijn er in de vorige eeuw al aandelen gekocht in Triodos Windfonds (later opgegaan in Groenfonds), tevens in het Europese TREF fonds van Triodos (doel: maximale productie van energie uit hernieuwbare bronnen wind, zon, en biogas, recent onder de naam Triodos Energy Transition Europe Fund gecontinueerd), en hebben we recent mee-geïnvesteerd in de overname van 1 van de 2 windturbines door de lokale energiecoöperatie Rijnland Energie, het Watergeuzen project. Waarvan de sleutel, vanwege uitstel door de Corona pandemie, officieel op de open dag van 17 september 2022 werd overhandigd aan het bestuur. Er wordt dus mede uit onze naam véél meer duurzame elektriciteit gegenereerd dan alleen onze fysieke eigen zonnestroom productie. Een veelvoud daarvan.
Voor de opbrengst en verbruiks-cijfers voor elektra heb ik een nieuwe grafiek gemaakt:
In deze grafiek per kalenderjaar het totale elektriciteits-verbruik van ons 2-persoonshuishouden in blauwe kolommen, en de totale zonnestroom productie (van een in de loop der jaren uitgebouwde PV installatie) in gele kolommen, beiden rechter Y-as als referentie (in kWh). In de rode curve is de verhouding van de gemeten zonnestroom productie ten opzichte van de totale stroom consumptie weergegeven (linker Y-as, in procent). Na een aarzelend "aantikken" van de 100% lijn (horizontale streepjeslijn) in 2011-2012, en een korte dip in 2013, is vanaf 2014 structureel meer zonnestroom op jaarbasis opgewekt dan er is verbruikt in ons huishouden. Met, in record zonnig 2022 tevens een record zonnestroom productie van 1.340 kWh. Wat maar liefst dik 27% meer productie was dan het relatief lage totale stroomverbruik in dat jaar, 1.052 kWh (datapunt rechts-boven).
Op jaarbasis ziet het in de eerste grafiek getoonde "maand" plaatje er vervolgens als volgt uit:
Vergelijkbare grafiek als het in het eerste exemplaar getoonde per maand, maar nu het gesaldeerde resultaat per jaar, volgens hetzelfde stramien. Vanaf het jaar 2000 hebben wij eigen opwek van zonnestroom (eerste vier Shell Solar panelen), die in 2002 fors toenam door uitbreiding naar tien panelen in oktober 2001, en door latere toevoegingen zo groot is geworden, dat netto, op jaarbasis, er vanaf 2014 (eigenlijk eerder al een beetje in 2012) stroom "over" was. En er, wederom op jaarbasis, meer stroom werd geproduceerd dan er in-house werd geconsumeerd. Uiteraard is de werkelijkheid gecompliceerder, op zeer sombere momenten, 's avonds, en vaak in de wintermaanden, blijven we gewoon regelmatig stroom betrekken van het net, en daar doen we ook helemaal niet moeilijk of huichelachtig over. Wel is duidelijk dat we van 2014 tot en met 2022 een stroom "overschot" (surplus) hadden. Aanvankelijk tot maximaal 225 kWh in het zeer zonnige jaar 2018. In 2021 is dat, mede vanwege langdurig, deels Covid-gerelateerd thuiswerk, gecombineerd met de sub-gemiddelde instraling dat jaar, een bescheidener overschot van 75 kWh op jaarbasis geweest. Maar in het historische, en extreem zonnige 2022 is wederom een piketpaal verzet, en bereikte ons zonnestroom surplus dat jaar een nieuw record, van 288 kilowattuur. Ruim 21% van het totale opwek volume van 1.340 kWh in 2022. Negen jaar lang reeds "stroomneggie" zoals insiders dat fenomeen noemen (met dank aan stadsgenoot Floris Wouterlood).
* Voor energie puristen: voor "verbruik" gelieve "gebruik" lezen. Energie gaat immers nooit "verloren", maar wordt - mede door onze activiteiten - omgezet in andere energie vormen. Zie Eerste Wet van de Thermodynamica. Taalkundig wordt "verbruik" resp. "gebruik" door elkaar heen ingezet, en is het meer een kwestie van smaak.
(2) Gas
Voor gas laat ik al een tijdje geen nieuwe grafieken meer zien. We hebben dat fossiele spul uitsluitend voor koken gebruikt van eind 1996 tm. april 2018, het betrof op jaarbasis sowieso marginale hoeveelheden van maximaal 36 m³. Sedert april 2018 zijn we compleet "kookgas-vrij" en sindsdien koken we elektrisch op een slim inductie systeem, met een simpele ingreep aangesloten op onze stoppenkast door de "huis elektriciën" van de verhuurder. Ook bereiden we soms gerechten in een nieuwe elektrische oven. Dit alles zonder problemen en met veel plezier. Voor de laatste grafiek met de jaarverbruiken van kookgas in ons huishouden, zie de update van 3 januari 2021.
Dit laat natuurlijk onverlet, dat we beslist niet "gas-vrij" zijn. Want de stadswarmte (zie paragraaf 3) wordt nog steeds in een gas-gestookte STEG centrale geproduceerd ... Daar staat tegenover, dat we als huurder geen "keuze" hebben, of we moeten grote financiële risico's aangaan om voor ons extreem lage verbruik de boel hier om te bouwen (als dat fysiek al mogelijk zou zijn, en de corporatie daar al toestemming voor zou geven).
(3) Stadswarmte
Over dit "pain in the ass dossier" voor het laag-energetische Polder PV huishouden zijn reeds de nodige woorden geventileerd, zowel in oudere berichtgeving op deze site ("NUON Soap"), als af en toe op Twitter. De laatste "drama bijdrage" op deze site gaat over de ronduit hemeltergende stijging van het GJ tarief, zie het bericht van 3 januari 2021. Dat gaan we hier allemaal niet overdoen. Want het was nog complete peanuts bij de huidige door Vattenfall aangekondigde "hors categorie" tariefzetting voor 2023, van een slordige EUR 76,45 per GJ incl. btw (was nog EUR 25,90/GJ in 2020). De pijn wordt weliswaar verzacht door het ook voor stadswarmte afgegeven "prijsplafond", maar dat is (tot een - absurd - verbruik van 37 GJ/jr) met EUR 47,38 natuurlijk nog steeds "absurd hoog". We zitten vast aan een met gas gevoed stadswarmte systeem (Uniper STEG centrale aan de Langegracht in Leiden), in een tijd dat de gasprijzen door elk denkbaar fantasie plafond zijn geknald, met de daar aan gekoppelde warmte tariefstelling in het kielzog. Daarnaast zijn de vastrechten absurd hoog, ongeacht verbruik (556 Euro incl. btw in het mandje voor Vattenfall, zonder dat ze nog een microjoule hebben geleverd). We blijven, derhalve, als vanouds, het meeste "energiegeld" afdragen aan de onverkozen intermedair en monopolist, een Nederlandse dochter van een Zweeds staatsbedrijf. Dat is zo'n beetje in een nutshell de situatie. Er van afkomen is een drama voor huurders, die immers na vertrek "de oude situatie" moeten (laten) herstellen, en dat gaat goud geld kosten.
Daar overheen is ook nog de verschrikkelijke Oekraïne crisis gekomen, en is er maar 1 ding als armzalig warmte klant te doen. De radiator knop zo dicht mogelijk houden. En dat hebben we gedaan, we hebben zelfs koud november overleefd zonder verwarming (op 1 avond bezoek na).
Over naar de feitelijke verbruikcijfers, hier alleen op jaarbasis, met een nieuw historisch resultaat:
Het "vermeende", vaak gehanteerde gemiddelde jaarlijkse verbruik van 35 GJ/jaar is een lachertje voor ons huishouden. We zijn nooit boven de 12,5 GJ gekomen, en zitten daar al sinds we hier wonen gemiddeld ver onder. Een lineaire gele trendlijn geeft aan dat we gemiddeld wel iets meer zijn gaan verbruiken (vaak thuis, en ouder wordend), maar afgezien daarvan is het langjarige gemiddelde, weergegeven met de horizontale blauwe stippellijn, 8,30 GJ/jaar, dik vier maal zo laag dan dat veronderstelde huishoudelijke gemiddelde. In 2021 was het iets hoger, 9,24 GJ. Vanwege de bizarre marktomstandigheden, de torenhoge (aan de gasprijs gekoppelde) warmte prijzen, hebben we het zéér rustig aan gedaan met de radiator knoppen in 2022, en hebben we een nieuw laagterecord gevestigd sedert we hier zijn komen te wonen. In 2022 zijn we uitgekomen op slechts 5,72 GJ in het hele jaar, waarvoor wij onszelf complimenteren.
Als we in staat zouden zijn hetzelfde overlevings-scenario als in 2022 aan te houden, en we zouden ons jaarverbruik, zeer sterk afhankelijk van de omvang van "winterse omstandigheden" in het eerste en laatste kwartaal op maximaal 8 GJ weten te houden, zou met het prijsplafond daarvoor 379 Euro op tafel moeten komen in 2023. We betalen daar dit jaar dan wel, zonder de beruchte "kookgas compensatie", maar met meetkosten, een heftige EUR 600 vastrecht overheen. Als we 8 GJ als potentieel jaarverbruik aanhouden, zou de warmte nota voor ons zo'n 979 Euro kunnen gaan worden. Waarvan dik 61% uit niet door gedrag te beïnvloeden vastrecht kosten zou bestaan. Blijvend, en by far, de grootste energie gerelateerde kostenpost voor ons, en vele andere weinig verbruikende huishoudens achter een warmte aansluiting. Ook daaraan zal noch Oekraïne, noch een despoot uit het verre oosten, iets veranderen.
Voor de maandelijkse verbruik cijfers voor stadswarmte, zie o.a. deze tweet n.a.v. dit artikel (3 januari 2023).
(4) Drinkwater en regenwater verbruik
In deze grafiek staat het lage jaarlijkse verbruik van drinkwater (donkerblauwe kolom segmenten), en het daar bovenop gestapelde verbruik van regenwater (toiletspoeling, lichtblauwe segmenten) weergegeven. Ook hier scoren we normaliter zeer laag, zelfs met het regenwater meegerekend. Gemiddeld genomen op een niveau komend van 24,2 m³ per jaar, waar een wat ouder cijfer van de brancheorganisatie VEWIN met gemiddeld 96 m³ per huishouden per jaar rekent. Ook hier weer dus een factor vier zo laag, en deels met gebruik van regenwater om de kostbare drinkwater voorziening te helpen verlichten.
Er waren echter tot twee maal toe ernstige problemen met onze drinkwater leidingen, wat ook alweer "een verhaal apart" was, wat ik deels heb geadresseerd in de bijdrage van 6 november 2016 (eerste grote lekkage in kruipruimte in dat jaar). In 2019 is er helaas weer een geniepige, grote lekkage geweest, die pas na langere tijd - provisorisch - verholpen werd. De gevolgen voor ons water verbruik waren dan ook dramatisch, dergelijke jaar "pieken" zoals in 2016 en 2019 gun je niemand. Gelukkig hebben we de extra verbruiks-kosten vergoed gekregen van de verhuurder - daartoe zijn zeer gedetailleerde verbruiks-statistieken overhandigd om deze te staven (Polder PV heeft maand statistieken, die zelfs het drinkwaterbedrijf niet kan leveren ...). De situatie is vanaf 2020 gelukkig weer naar "normaal" terug gekeerd, zeer lage verbruik cijfers, met in 2021 en 2022 zelfs weer een zeer laag verbruik van slechts 21,5 - 22,2 m³ aan drinkwater. Met in 2021 nog eens 6,8 m³ regenwater verbruikt voor de toiletspoeling. Door de extreme, langdurige zoninstraling en lang aanhoudende droogte in 2022 bleef dat in dat jaar beperkt tot een extra verbruik van nog eens 4,5 m³ regenwater voor toiletspoeling.
(5) Computer verbruik
Jaren lang hield Polder PV ook bij wat het elektra verbruik van de (desktop) computer opstelling is, ook omdat hij een groot deel van de dag daar mee bezig is. In de loop van de jaren zijn steeds zuiniger computers ingezet, wat zeer goed is te zien aan de bekende grafiek, waarvan tm. 2021 een update is gemaakt. Helaas is het monitoring apparaatje ergens in oktober stuk gegaan, dus we hebben geen volledig overzicht meer over 2022. Maar het was al lang duidelijk dat het verbruik van de nieuwe computers véél lager ligt dan oudere exemplaren, een prima ontwikkeling. Voor de grafiek tm. eind september 2022, zie het exemplaar hier onder.
In rood, blauw, en groen zijn de op elkaar volgende computer configuraties geplot, een oud tweedehands "tower" model, een tafel-fähige "mini computer" (die helaas te snel de geest gaf), en een kleine "NUC" micro computer waar al jaren met plezier - extreem intensief - op wordt gewerkt. Desondanks zijn de gemiddelde verbruiken van die drie opeenvolgende configuraties stapsgewijs flink gedaald. Uiteraard wisselt het verbruik per maand, en zijn "neerwaartse dips" periodes dat we langdurig van huis waren (vakanties). Maar de trend is duidelijk, het gemiddelde verbruik van een van de belangrijkste, veel gebruikte apparaten in huis is dramatisch gedaald in de weergegeven periode.
Conclusie
De verbruiks-cijfers blijven laag van de getoonde modaliteiten, de productie cijfers van het antieke PV-systeem blijven prima op orde, drinkwater is back to normal, stadswarmte blijft helaas een zorgenkind, vooral vanwege de absurde kosten in relatie tot het extreem lage verbruik, en het non-existent zijn van keuze "vrijheid". Desondanks hebben wij het verbruik weten te minimaliseren in 2022. Kookgas is al jaren geleden finito. Het huishouden van Polder PV blijft zeer energiezuinig, en is niet zonder bizarre ingrepen op een nóg lager niveau te krijgen. Autorijden doen we ook al niet, en openbaar vervoer wordt beperkt gebruik van gemaakt. De meest ingrijpende "post" was voirg jaar onze treinreis naar Grenoble, in de zomer van 2022, waar we een drieweekse wandelvakantie in de Vercors aan vastknoopten. Die heen- en terugreis zou volgens berekening van de Ecotree.green site op 4 kg CO2 uitstoot komen, voor een totale reisafstand van 2.012 km (met deels TGV). Vliegen is een no-go, voeding is hier 100% bio en al een jaar of dertig vegetarisch. We kunnen gerust blijven stellen: "aan ons heeft het niet gelegen". Dat we geen kinderen hebben is de slagroom op de taart, maar dat is een beetje een controversieel onderwerp, lijkt het ...
Bronnen:
Maandelijkse meterstand opnames huishouden Polder PV (en centrale voorzieningen) sedert eind 1996, en ditto zonnestroom monitoring data sedert maart 2000.
2 januari 2023: Aandelen maandproducties in jaaropbrengst: Vergelijking langjarige gemiddeldes met het laatste volledig bemeten jaar - 2022. Na de absolute opbrengsten aan zonnestroom in 2022 te hebben beschreven en geïllustreerd voor de PV-installatie van Polder PV, gaan we over naar de tweede belangrijke afgeleide "dataset". Net als vorig jaar is deze zeer belangrijke grafiek wederom van een update voorzien. Daarin worden de relatieve aandelen van de zonnestroom producties van elke maand op de totale jaarproductie van elk jaar bepaald in procent. Vervolgens worden over alle compleet bemeten jaren die percentages per maand gemiddeld, ditmaal dus inclusief 2022. Hieruit volgt een grafiek die een representatief beeld laat zien van de sterk seizoensmatig bepaalde productie van zonnestroom voor het onderhavige systeem. In dit geval, de grotendeels 22 jaar oude 1,02 kWp grote "kern" installatie van Polder PV, op het platte dak van de vierde verdieping van ons appartementen complex met huurwoningen in westelijk Leiden (ZH). Met de toevoeging van de 6 toen nieuwe 108 Wp modules aan de 4 reeds anderhalf jaar eerder geïnstalleerde (93 Wp) modules, en de netkoppeling op 12 oktober 2001 werd de "officiële productie" van die uit tien panelen bekende kern installatie gestart.
In onderstaande grafiek de relatieve aandelen van elke maand voor het afgesloten jaar 2022 (paars), afgezet tegen de langjarige gemiddelde percentages in de hele reeks volledig bemeten jaren, 2002-2009 en 2011 tm. 2022 (geel). Voor de originele maandelijkse productie data voor dit deel-systeem in kilowatturen, zie het vorige artikel, en de tabel op de highlights pagina van Polder PV.
2022 (paars)
De eerste jaarhelft van 2022 gaf opnieuw enkele forse afwijkingen per maand te zien, t.o.v. de langjarige gemiddelde waardes (geel). Het jaar startte ver onder gemiddeld, met in januari, 1,8% van totale jaaropbrengst, 0,7 procentpunten van het jaar aandeel lager dan "normaal", 2,5%). Februari lag, met 4,6% van de jaaropbrengst, slechts 0,2 procentpunt lager dan langjarig gemiddeld (iets toegenomen naar 4,8%). Maart was een onvergetelijk zonnige, historische maand, en scoorde, met 11,6%, maar liefst 2,% procentpunt meer dan langjarig gemiddeld 9,0%, iets hoger dan eind vorig jaar). Vervolgens volgden 4 maanden met jaar aandelen die onder de langjarige gemiddeldes lagen, 11,3 t.o.v. 12,1% in april, 13,0 t.o.v. 13,4% in mei, 12,5 t.o.v. 13,1% in juni, en 12,9 t.o.v. 13,1% in juli.
In augustus was het aandeel weer tijdelijk een stuk hoger dan het jaarlijkse gemiddelde, 12,3 t.o.v. 11,8%. In september weer een stuk minder, 8,8 om 9,3%. Oktober lag vrijwel op het langjarig gemiddelde niveau van 6,1% aandeel op de jaarproductie. Zowel november als december lagen er weer boven, met respectievelijk 3,4 om 3,0% van totaal, en 1,8 t.o.v. 1,7% van totale productie in 2022.
Met name het uitzonderlijk hoge aandeel van maart op de jaaropbrengst, hoger zelfs dan het aandeel voor normaliter zonniger april, valt in 2022 op als grootste "outlier" van alle maanden.
Percentages in geselecteerde periodes
Als we naar de verdeling van de jaarhelft aandelen kijken, komen we voor 2017 op 54,7 / 45,3 % voor jaarhelften I en II. In zowel 2018 als in 2019 is die verhouding echter weer iets bijgetrokken: 54,6% productie in de eerste, en 45,4% in de tweede jaarhelft, t.o.v. de output in het hele kalenderjaar. In 2021 nam dat verschil weer toe, met een ratio 55,0 / 45,0%, maar werd het weer iets kleiner in 2022, met een ratio 54,9% / 45,1% tussen de beide half-jaren.
Bij vergelijkingen van eigen productie resultaten met deze specifiek voor Polder PV systeem gemaakte grafiek dient altijd een waarschuwing in acht te worden genomen. Sterke afwijkingen van de hellingshoek, oriëntatie t.o.v. het zuiden, en microklimaat aberraties (hoge stofbelasting, of bijv. mogelijk extra instraling en/of verkoelende effecten indien systeem vlak bij een groot wateroppervlak staat), kunnen nogal wat impact hebben op de procentuele verdeling tussen de maanden bij andere PV installaties. Globaal zal het beeld wel vergelijkbaar zijn, maar op detail niveau kunnen beslist afwijkingen worden vastgesteld voor de eigen installatie.
Voor de steeds populairder wordende "oost-west" installaties (met name op platte daken, waarvan de penetratie op grote daken al byzonder hoog is, en zelfs ook al "ingeburgerd" bij vrije-veld projecten) verwijs ik gaarne naar een prachtige, klassieke zomer (dag-)curve van zo'n systeem, die zo in een studieboek voor installateurs kan worden opgenomen (tweet Polder PV van 22 januari 2016). Uiteraard gaat het in dergelijke, al vrijwel usance geworden installatie configuraties, om een nogal afwijkende verdeling van de productie per dag (per oriëntatie), en zal dit ook de nodige impact kunnen hebben op de productie verdeling over het jaar. Al helemaal, als dergelijke systemen niet "pal oost-west" staan, maar bijvoorbeeld, zoals ik al talloze malen heb gezien, bijvoorbeeld OZO/WNW of WZW/ONO. Om maar niet te spreken over een toenemend aantal installaties die zelfs (bijna pal) "zuid-noord" zijn opgesteld ...
U vindt een iets uitgebreidere toelichting van de ververste maand aandelen grafiek op de specifieke pagina op Polder PV:
Maandelijks aandeel van zonnestroom productie in de jaaropbrengst |
Bron:
Maandelijkse uitlezingen van alle 13 OK4E-100 micro-inverters
bij Polder PV, en daarvan afgeleide percentages
2 januari 2023: Met 11e bovengemiddelde maandopbrengst in december sluit Polder PV een fantastisch 2022 af, op 1 na beste jaarproductie, 1.017 kWh/kWp. Met de 11e (!) maand op rij een bovengemiddeld productie resultaat tonend, werd door het oude Polder PV systeem in het uitzonderlijk zonnige jaar 2022 een zeer hoge productie gegenereerd. 2022 heeft hiermee voor Polder PV, zoals al langer werd verwacht, de 2e plaats in de productie historie bereikt, op korte afstand van het reeds lang vervlogen record jaar 2003.
Hieronder worden de primaire productie gegevens voor december weergegeven. Data verkregen uit maandelijkse meterstand opnames van de 13 micro-inverters van onze, voor het kern-systeem inmiddels minimaal 21 jaar oude PV installatie (netkoppeling 1e vier zonnepanelen: 13 maart 2000; 2e set van 6 op 12 oktober 2001, gevolgd door kleinere toevoegingen in 2007 en 2010).
De tabel met de producties van de verschillende "sets" zonnepanelen van Polder PV. Links is de productie in december weergegeven; rechts de cumulatieve productie van het hele kalenderjaar (januari tm. december 2022). Naast het opgestelde vermogen in Wp wordt de productie per groep in Wattuur (Wh) vermeld, ernaast de belangrijke afgeleide specifieke opbrengst (in kWh/kWp, hetzelfde als Wh/Wp), waarmee de uit verschillende vermogens bestaande deelgroepjes goed vergeleken kunnen worden.
De beste specifieke opbrengsten in deze maand werden door de lang goed presterende Kyocera paneeltjes behaald, 23,3 kWh/kWp. De in de achterste rij geplaatste set van 4 108 Wp modules was weer de rode lantaarndrager, met slechts 16,4 kWh/kWp. Dat is verklaarbaar, want met de lage zonnestanden in de winterse maanden, wordt bij zonnig weer de achterste rij door de voorste partieel beschaduwd (zie artikelen uit 2004). En valt een deel van de potentiële productie weg. De oudste set van 4 stuks 93 Wp modules, op 1 januari 2023 reeds 8.329 dagen productief sedert de netkoppeling in maart 2000, zat ditmaal iets lager dan de best presterende setjes, maar doet het met 19,8 kWh/kWp nog prima. Het kern-systeem van 10 panelen / 1,02 kWp (lichtgroene band) had een opbrengst van ruim 19 kWh, wat neerkomt op een specifieke opbrengst van 18,7 kWh/kWp.
Het KNMI publiceerde pas later op 2 januari de maandrapportage over december. Eerder werd 30 december reeds een voorlopig jaaroverzicht geopenbaard. Waarin het weerinstituut claimt dat, met gemiddeld 2.235 zonuren, 2022 het zonnigste jaar sinds het begin van de waarnemingen is geworden. In het definitieve bericht van 2 januari, is dat bijgesteld naar 2.233 zonuren. De historische "normaal" (referentie periode 1991 - 2020) is 1.774 uur. Alle maanden, behalve januari, waren zonniger dan normaal. De Kooy (militair vliegveld ZO van Den Helder, NH) spande de kroon, met maar liefst 2.403 uren maar liefst 515 zonuren meer dan normaal. Eelde, in het noordelijkste puntje van Drenthe, moest de rode lantaarn dragen, met "slechts" 2.055 zonuren. Wat echter nog steeds 370 uren meer is dan normaal voor Drentse dorp. In het voorlopige overzicht was dit trouwens nog het Groningse Nieuw Beerta.
In het net gepubliceerde rapport over december verkondigt het KNMI een iets bovengemiddelde zonneschijn duur van 62 (zon)uren, t.o.v. het norm gemiddelde, 58 uur. De Kooy bij Den Helder was het zonnigst (89 zonuren), in Arcen, noordelijk van Venlo in Limburg, het somberst (42 zonuren). Centraal gelegen De Bilt moest het met 50 zonuren doen. Met name in de koude periode tussen 12 en 17 december was het zonnig.
Bij de cumulatieve specifieke productie heeft Polder PV voor zijn oude installatie voor het gehele kalenderjaar 2022 de volgende metingen vastgesteld. De oudste set (93 Wp) panelen deed het met een spectaculair volume van 1.052 kWh/kWp veruit het best van alle deelgroepjes. De kleine Kyocera zonnepanelen set, en het stel op pal zuid gerichte 108 Wp modules deden het, met 960-966 kWh/kWp, het minst goed, vermoedelijk vanwege problemen met de aansluiting op het dak. Het oude kernsysteem van 10 panelen (1,02 kWp), als zodanig al actief sedert oktober 2001, en dus in zijn geheel 21-ruim 22 jaar oud, blijft prima presteren, met 1.017 kWh/kWp over het gehele jaar. Dat niveau ligt 16,2% hoger dan de verondersteld "gemiddelde specifieke productie" voor PV systemen in Nederland volgens het oude Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie van RVO (875 kWh/kWp.jr).
In deze grafiek alle maandproducties van het kern-systeem van 10 panelen (1,02 kWp) bijeen, met elk kalenderjaar een eigen kleur. Tot oktober 2001 waren er nog maar 4 panelen in het eerste systeem, en de producties daarvan zijn dan ook niet vergelijkbaar met de rest van de datapunten. Oktober 2010 was het hele systeem grotendeels afgekoppeld van het net, vandaar de zeer lage waarde voor die maand. Die wordt dan ook niet meegenomen in de berekening van het langjarige gemiddelde per maand, de dikke zwarte lijn in de grafiek.
Direct valt voor het inmiddels afgesloten jaar 2022 op dat, na de (zeer) matige producties in januari en februari, de curve als een raket omhoog is gegaan, waarbij er een nieuw, serieus record voor maart is gevestigd. Met, voor dit 1,02 kWp deelsysteem een spectaculaire opbrengst van 120,7 kWh. Dat ligt 14,5% hoger dan het vorige, al oude record van maart in 2003 (105,4 kWh), en zelfs 43,6% hoger dan het langjarige gemiddelde voor deze maand (84,0 kWh). Genoemde productie is bijna even hoog als de gemiddelde hoogste producties in de zomermaanden ! Sinds deze record maand zijn de maandproducties tm. eind van het jaar, december inclusief, allemaal (ver) bovengemiddeld geweest, met vooral in mei, juli en augustus weer hoge waarden.
Voor de gereconstrueerde productie is juni 2022 uitgekomen op 129,3 kWh, bijna 6% hoger dan het langjarige gemiddelde voor die maand, 122,3 kWh. In juli werd een hoge gereconstrueerde productie gehaald van 133,5 kWh. Dat is zelfs 9,5% hoger dan het langjarige gemiddelde (bijna 122 kWh voor die maand). Maar zelfs augustus wist nog een verrassing uit de goochelhoed tevoorschijn te toveren, het werd een record productie in 2022 voor die maand. 127,4 kWh. Wat ruim 16% hoger is dan het langjarige gemiddelde (109,6 kWh). En 4% hoger dan het vorige record voor augustus, in 2009. Wederom volgde een bovengemiddelde productie in september, al was dat minder extreem dan in de voorgaande 2 maanden. In september werd 91 kWh geproduceerd, 5% hoger dan het langjarige gemiddelde (2002-2022: 87 kWh/mnd in september, excl. sep. 2010, toen de productie negatief werd beïnvloed door een dakrenovatie).
In oktober tot en met december van hetzelfde laken een pak. Met 63,3, 34,8 kWh, resp. 19,0 kWh zaten deze wederom relatief zonnige maanden alweer 11%, 27%, resp. bijna 23% boven de langjarige gemiddeldes. Daarmee is de al lange reeks van bovengemiddelde maandproducties in 2022 voor de laatste maal met een maand extra gecontinueerd, bij Polder PV: de 11e maand in sequentie, sedert februari dit jaar !
Ook al zijn de producties in 2022 uitzonderlijk hoog, bij Polder PV is de "strijd" t.o.v. 2003 al een tijdje gestreden. 2022 is met haar totale jaarproductie van 1.037 kWh op een respectabele tweede plaats uitgekomen, slechts 3,1% minder productie dan de 1.070 kWh voor het kern-systeem in 2003. En in ieder geval ook, ver boven de andere jaren, zie ook cumulatie grafiek verderop.
In deze vergelijkbare grafiek zijn alleen de maandproducties van de laatste vier jaar getoond. Zelfs in zo'n relatief korte periode zijn de verschillen soms groot in de lange zomerse periode. Zoals in de maanden mei, juli en augustus. Voor mei lagen de productie resultaten twee maal onder, en twee maal (fors) boven het langjarige gemiddelde (zwarte lijn). In juni lag het in 2020 een stuk onder het gemiddelde (117 kWh), in de overige 3 jaar was het bovengemiddeld, tot max. 129 kWh in juni 2022. In juli stond tegenover het "gemiddelde" niveau in 2019, en de twee sterk ondergemiddelde resultaten in 2020 en 2021, weer een fors positief resultaat in 2022. Met 134 kWh zelfs hoger dan de juni productie dat jaar. Augustus liet na een ondergemiddeld 2021, gemiddeld 2020, en iets bovengemiddeld 2019, een hoog resultaat zien in 2022, wat slechts weinig onder het niveau van juni lag dit jaar. September was ook - gering - bovengemiddeld, met 5% meer productie dan langjarig gemiddeld. In oktober lag het resultaat zelfs alweer 11% boven het langjarige gemiddelde, in november zelfs 27%, al is de productie vergeleken met de "zomerse" maanden natuurlijk veel lager in die maand. Datzelfde geldt voor december. Weer werd een bovengemiddeld resultaat gehaald, zelfs bijna 23% boven het langjarige gemiddelde. Maar in 2 jaren was de opbrengst in december nog iets hoger (zie 1e grafiek), in 2013, en, het hoogst, in 2008, toen de opbrengst zelfs 36,0% boven het langjarige gemiddelde lag. December 2008 werd door het KNMI dan ook gekwalificeerd als "zeer zonnig" in hun maandrapportage.
In deze grafiek geef ik de cumulatieve opbrengsten per kalenderjaar voor alle 12 maanden per kalenderjaar, inclusief december. De eerste twee jaren gelden niet voor het gemiddelde of de mediaan, omdat er toen grotendeels nog maar 4 panelen aanwezig waren en de producties dus veel lager dan met tien panelen. Het gemiddelde voor 12 kalendermaanden is in de laatste oranje kolom weergegeven en bedraagt (periode 2002-2022) 931 kWh voor dit deel-systeem. Hierin is 2010 niet meegenomen vanwege de bijna een maand durende dakrenovatie in het najaar, waarbij het volledige systeem van het net was gekoppeld.
We zien dat er 4 jaren zijn die in die periode hier duidelijk (en 4 gering) bovenuit steken. 2003 is daarbij nog steeds record houder gebleven, met 1.070 kWh. 19 jaar later heeft 2022, vanwege record opbrengsten in maart en augustus en in totaal 11 maanden bovengemiddeld presterend, haar al eerder verworven respectabele 2e plaats finaal gehandhaafd, met een mooie opbrengst van 1.037 kWh, 11,4% hoger dan langjarig gemiddeld. Na deze 2 voorlopers, valt er duidelijk een "gat", waarbij de nummers 3 en 4, 2018 en 2009, producties van 963 resp. 948 kWh in het gehele kalenderjaar laten zien. Daarna zijn de verschillen tussen de jaren onderling beduidend minder. 2010 kwam niet verder dan 860 kWh. De reden: een groot deel van oktober, en een klein deel in september was onze installatie beschaduwd dan wel van het net gekoppeld vanwege een forse dakrenovatie (zie bericht van 31 oktober 2010). Dat was voor dat jaar dus een - al lang in de vergetelheid geraakte - tijdelijke domper, met gelukkig niet al te hoge impact. Het was immers al flink najaar destijds, met kortere dagen en de nodige bewolking.
In 2022 produceerde ons kern-systeem 14,6% meer zonnestroom dan in 2021.
In de grafiek is wederom de mediaan waarde voor de jaren 2002 tm. 2022 weergegeven, in de vorm van de horizontale, magenta streepjeslijn. Deze waarde ligt wat lager dan het gemiddelde, op een niveau van 919 kWh. De productie in 2022 ligt 12,8% boven deze mediaan waarde.
In deze grafiek zijn de voortschrijdende cumulaties van de energie (stroom) productie van het 1,02 kWp basis-systeem te zien, met elk jaar een eigen kleur. We zien voor het jaar 2022 een zeer matig resultaat voor de cumulaties tm. januari en februari, maar vervolgens knikt de curve scherp omhoog, om eind record maand maart niet ver onder het (zeer hoge) cumulatie resultaat voor het zeer zonnige jaar 2003 uit te komen, op 187 kWh. Met de relatief hoge producties in de opeenvolgende maanden tm. augustus (829 kWh, 2003 844 kWh), blijft de curve voor 2022 op een opvallend hoog niveau in vergelijking met voorgaande jaren. En kruipt ze steeds dichter tegen recordhouder 2003 aan. De bovengemiddelde productie in september en oktober dit jaar was echter verre van voldoende om het cumulatieve resultaat voor het "spektakel jaar" 2003 bij te houden, de jaarcurve voor 2022 nam toen beduidend meer afstand in de grafiek. Dit trok in de, voor winterse maanden, relatief zonnige november en december weer iets bij. Vandaar, dat 2022 bij Polder PV een uitzonderlijk jaar is geworden, met een productie van 1.037 kWh, niet ver verwijderd van het record in 2003. Sowieso zal, voor de meeste "nieuwkomers", die het jaar 2003 helemaal niet als solar producent hebben meegemaakt, 2022 een absoluut record jaar zijn geworden. Met ongetwijfeld veel leuk posts op sociale media tot gevolg, begin januari 2023.
Data Anton Boonstra, Siderea.nl, Klimaatakkoord
Boonstra publiceerde enkele van zijn vermaarde zonne-kaartjes van Nederland al meteen op 1 januari van het nieuwe jaar, zie links naar zijn Tweets onderaan dit artikel. De data voor 31 december zijn echter nog niet beschikbaar, dus de resultaten voor 2022 zijn nog niet definitief / volledig.
In het hele kalenderjaar was volgens Boonstra's ge-extraheerde data, op 31 december na, de horizontale instraling in Nederland al 13,0% meer dan in 2021. De extremen vielen daarbij in Drenthe (1.137 kWh/m²), resp. Zeeland (1.249 kWh/m²). De relatieve verschillen t.o.v. 2021 lagen tussen de 10,9% in Drenthe, en zelfs 14,7% in centraal gelegen Utrecht.
Hiermee gepaard gaand, extraheerde Boonstra uit het PVOutput.org portal bij ruim 1.200 (meestal residentiële) PV installaties de specifieke jaarproductie 2022. Deze lagen op gemiddeld 992,0 kWh/kWp, wat maar liefst 13% lag boven het productie niveau in 2021 (878,2 kWh/kWp). Friesland gaf de laagste productie te zien, met 921 kWh/kWp. De eerste plaats werd, met 1.039 kWh/kWp, gedeeld door provincies Zeeland en Limburg. Bij de relatieve verschillen vielen hier de extremen Zeeland (+10,6% productie), resp. Utrecht op, met een meer-productie van 14,7% t.o.v. kalenderjaar 2021.
Boonstra is verbaasd, dat de producties op landelijk niveau echter nog 0,6% zijn achtergebleven bij die in voormalig zonnig jaar 2018, en toont daartoe twee separate kaartjes. Ondanks de hogere instraling, zijn de producties achtergebleven, Boonstra speculeert op mogelijk veel "suboptimale" (nieuwe) installaties.
De producties van de deel installaties van Polder PV zaten, met specifieke maandproducties tussen de 960 en 1.052 kWh/kWp, op een niveau rond het door Boonstra vastgestelde gemiddelde van de PVOutput.org projecten in mijn provincie Zuid-Holland (1.008 kWh/kWp gemiddeld). De uit 10 panelen bestaande kern-installatie, meer dan 21 jaar oud, deed het wat beter dan dat gemiddelde voor Zuid-Holland (1.017 kWh/kWp).
Siderea.nl publiceerde op 2 januari een kort bericht met "De stroomproductie uit zonnepanelen was in 2022 ruim 20% hoger dan normaal", waarbij de daar gehanteerde referentie periode 1991-2010 is. Bij het KNMI is dat een langere periode, 1991-2020, waarbij dus gemiddeld genomen "zonniger jaren" extra zijn meegenomen, vanwege de toename aan zonneschijn.
Siderea verwijst voor hun opbrengst prognoses naar de Landelijke Opbrengst Berekening voor 2022. En komt daarbij tot hoge haalbare specifieke opbrengsten van 1.004 tm. 1.100 kWh/kWp.jr voor goed werkende installaties met "gemiddelde oriëntaties" (Hoogeveen Dr. versus Wijk aan Zee NH), tot zelfs waarden van 1.076 tm. 1.180 kWh/kWp in 2022 (idem), voor installaties met optimale oriëntaties.
De Klimaatakkoord website is er al een tijdje mee gestopt, en er verschijnen daar geen actuele maandoverzichten meer over de status quo bij de productie van energie uit hernieuwbare bronnen. Nieuwe activiteiten, rapportages, etc., zijn naar het zoveelste nieuwe portal verschoven, het "Nationaal Klimaat Platform". Op 28 december 2022 werd een zeer voorlopig overzicht gegeven voor afgelopen jaar.
De productie van energie uit hernieuwbare bronnen nam toe met 15% in 2022 t.o.v. 2021. Daarmee zou de inzet van 1,6 miljard kubieke meter aardgas zijn vermeden. De totale inzet van hernieuwbare bronnen zou het equivalent van de inzet van "9 miljard kubieke meter fossiele brandstof" hebben voorkomen (onduidelijk hoe dat "berekend" is). Dit alles zou een verminderde uitstoot van 22 megaton CO2 equivalenten hebben opgeleverd. Energie opwekking uit zonlicht (NB: zeer dominant: fotovoltaïsche opwekking van elektriciteit) zou met 40% zijn toegenomen, te wijten aan een combinatie van een kwart meer nieuw geplaatste capaciteit, en natuurlijk het uitzonderlijk zonnige jaar.
Windenergie productie zou, met name vanwege betere weersomstandigheden, met 17% zijn toegenomen t.o.v. 2021. Het aandeel aan biomassa in de hernieuwbare mix is wat afgenomen t.o.v. 2021, van 51 naar ongeveer 48%. Er is een enorme diversiteit aan contribuerende inputs onder deze brede noemer, er is geen duidelijke "schuldige" aan te wijzen voor de lichte neergang van het totale aandeel.
Het portal citeert onderzoeksresultaten van DNE research, waaruit zou blijken dat er eind 2022 2 miljoen woningen met zonnepanelen zouden zijn, waarvan 16% in de sociale huursector zou zijn opgesteld. Of die resultaten kloppen moeten we echter nog zien. Aedes heeft eind november vorig jaar namelijk de stand van zaken medio 2022 gemeld, toen al 16,2% van de huurwoningen zonnepanelen zou hebben gehad. Medio 2021 was dat nog maar 13,1%, dus het lijkt aannemelijk, dat eind 2022 het aandeel al richting de 19% gegaan kan zijnn. Het CBS meldde zeer recent ook pas de eerste status voor medio 2022, met in totaal 1,78 miljoen woningen met zonnepanelen, en in Polder PV's (conservatieve) prognose voor eind 2022 nog beduidend minder dan genoemde "2 miljoen" (zie recente cijfer update van CBS data). Aangezien dit soort officiële cijfers nog fors aangepast kunnen gaan worden, zullen we later pas vernemen wanneer "ongeveer" de 2e piketpaal, 2 miljoen woningen met zonnepanelen, genomen kan zijn. Als het tegenvalt, zou dat ergens begin 2023 kunnen gaan geschieden.
Door de groei van met name elektra uit hernieuwbare bronnen, is 41% van de stroom productie in 2022 "groen" te noemen (volgens officiële richtlijnen). In 2021 was dat nog maar 33%, dus de groei is onstuimig. Dat moet ook, want prognoses van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gaan uit van 85% van het stroomverbruik in Nederland, wat uit hernieuwbare bronnen moet komen, in 2030.
Het portal geeft ook nog enkele records weer, incl. de eerste maal dat het totale nationale stroomverbruik gedekt werd uit zonne- en windstroom (23 april 2022), maandgemiddeldes voor deze 2 opties tussen de 32% in januari en 49% in zeer zonnig april. Een belangrijke voetnoot is daarbij, dat op 23 en 24 april een deel van de zonne- en windstroom moest worden afgeschakeld, de volumes daarvan zijn echter niet bekend.
Tussen 23 en 25 januari was er een soort "mini Dunkelflaute" (periode met zeer weinig zon en vrijwel windstil), met een zeer gering aandeel van 2,9 tot zelfs maar 1,7% van de stroomvraag uit deze 2 bronnen.
Energieopwek.nl
De brondata voor het Klimaatakkoord worden als vanouds berekend door de computers van En-Tran-Ce van Martien Visser (energieopwek.nl website). In december 2022 waren de hoogste gemiddelde vermogens, berekend voor de output van zonnestroom in Nederland, achtereenvolgens, 680 MW (1 december), 924 MW (12 dec.), 925 MW (13 dec.), en de hoogste piek van 1,27 GW op 14 december. Op de 27e werd nog een behoorlijke piek van 642 MW behaald. Het record van de 14e komt neer op een berekende zonnestroom productie van 1,27 (GW) x 24 (uren) = ruim 30 GWh. Het hoogste niveau in december 2021 was 20 GWh (op 21 december dat jaar). De piek dagopbrengst lag in december 2022 dus ruim de helft (!) hoger dan de maximale opbrengst in december 2021. De laagste gemiddelde output werd voor december 2022 berekend voor 1e Kerstdag, de 25e (145 MW, een dag productie van bijna 3,5 GWh aan zonnestroom).
Midden op de dag werd de hoogste momentane output piek voor zonnestroom door energieopwek.nl berekend op 6,77 GW, wederom op 14 december 2022. Deze berekende december piek ligt iets onder de hoogste piek in november. Die werd in die maand op de 2e behaald, met aangepaste berekeningen, 6,94 GW (was eerder 6,31 GW).
Het absolute record tot nog toe zou op 22 juni 2022 zijn behaald, met een momentane (berekende) output van maar liefst 13,15 GW. Er is echter al lange tijd wat vreemds aan de hand met die curve, er ontbreken rond het middag-uur data (glitch bij het KNMI ?).
Nagekomen: SolarCare (toegevoegd 21 jan. 2023)
Het bekende portal SolarCare monitort al jaren opbrengsten van vele installaties. Er is ook voor 2022 weer een selectie gemaakt van ongeveer 2.500, storingsvrij opererende PV systemen met weinig tot geen last van beschaduwing (ruim 22 MWp, dus gemiddeld ongeveer zo'n 9 kWp per stuk), waarvan de specifieke opbrengst is bepaald. Net als in 2018, kwam SolarCare tot een gemiddelde van zo'n 980 kWh/kWp in 2022, waarbij de installaties in Drenthe gemiddeld het laagst scoorden (830 kWh/kWp), en Texel en Zeeland het hoogst (1.080 resp. 1.050 kWh/kWp). Anton Boonstra zat met zijn Tweakers portal portfolio (zie elders in dit artikel) in Drenthe een stuk hoger (971 kWh/kWp), in Zeeland wat lager (1.039 kWh/kWp).
Bronnen:
Meetdata Polder PV sedert maart 2000
December 2022. Vrijwel normale temperatuur, neerslag en zonneschijn (KNMI, maandoverzicht december, publ. 2 januari 2023)
Jaar 2022. Extreem warm, recordzonnig en droog (KNMI, voorlopig jaarbericht, 30 december 2022)
Jaar 2022: hitte, droogte en stormen (KNMI, nieuwsbericht, 30 december 2022)
Het klimaatverhaal van 2022 (KNMI, 27 december 2022, updated 1 januari 2023 met data van oudjaar 2022)
Anton Boonstra
1 januari 2023 Horizontale instraling per provincie in 2022 in vergelijking met het niveau in 2021 (nog excl. 31 december 2022)
1 januari 2023 Horizontale instraling per provincie in 2022 in vergelijking met het niveau in 2018 (nog excl. 31 december 2022)
1 januari 2023 Gemiddelde productie in kalenderjaar 2022 t.o.v. ditto 2021 bij ruim 1.200 zonnestroom installaties op het PVOutput.org platform
1 januari 2023 Idem, gemiddelde productie in kalenderjaar 2022 t.o.v. ditto 2018
28 december 2022 Voorlopige samenvatting groei energie uit hernieuwbare bronnen op het nieuwe Nationaal Klimaatplatform portal
Recordopbrengsten in Nederland in 2022: 0,98 kWh/Wp (SolarCare bericht, met kaartje)
Siderea.nl (bericht 2 januari 2023 en verwijzing naar LOB berekening)
Martien Visser / En-Tran-Ce, meestal met hoogst interessante weetjes in de "grafiek van de dag":
30 december 2022 Bijna 14% elektriciteit in NL in 2022 afkomstig uit zonnepanelen (Visser schat aantal in op 50 miljoen, Polder PV schat alweer hoger in)
30 december 2022 Top 10 dagen met hoogste aandelen zonne/windstroom in de finale energie (dus niet stroom !) vraag
25 december 2022 Stijgend aandeel elektra uit hernieuwbare bronnen 2018-2022 per week, grote groei zonnestroom
23 december 2022 Capaciteit PV per inwoner per provincie 2021 en medio 2022
21 december 2022 Energie uit hernieuwbare bronnen (sensu lato / officiële definities) groeit van 6,5% in 2017 naar bijna 16% in 2022
20 december 2022 Majeure veranderingen in de elektriciteitsmix in NL (mooie 100 procents-grafiek !)
15 december 2022: Bijstellingen voor zonnestroom capaciteit data CBS 2020 (definitief) en 2021 (nader voorlopig), 1e data eerste half-jaar 2022 - grafische analyse. Het CBS heeft als vanouds in een separate tabel over zonnestroom nieuwe cijfers voor de opgestelde capaciteit van PV installaties in Nederland gepubliceerd, zoals de gewoonte in de afgelopen jaren (peildatum: 15 december 2022). Er is een extra correctie voor 2020 doorgevoerd, en ook een forse aanpassing voor 2021. De op 7 maart gerapporteerde eerste afschatting voor de eindejaars-accumulatie in 2021, 14.249 MWp is inmiddels opgeschroefd naar 14.911 MWp, resulterend in een definitieve jaargroei van 3.882 MWp voor 2020, en een nog nader voorlopige aanwas van 3.803 MWp in 2021, volgens de officiële boeken van het CBS. De berekende jaarproductie voor beide jaren is ook aangepast, 8.568 GWh in 2020, en 11.495 GWh in 2021. Voor het eerste half-jaar van 2022 is een eerste voorlopige schatting afgegeven, waarbij met een groei van 1.946 MWp een niveau van 16.857 MWp aan ge-accumuleerd volume zou zijn bereikt, eind juni. Er zouden medio 2022 al 1,92 miljoen PV installaties zijn geaccumuleerd, het grootste deel daarvan is op woningen te vinden. De verwachting is dat de cijfers voor 2021 en 2022 nog wel zullen worden bijgesteld in latere revisies, zoals in alle afgelopen jaren is geschied.
De voorlopige cijfers geven ook aan, dat reeds een vijfde van het totaal aantal woningen eind 2021 een PV systeem op het dak heeft liggen in Nederland. In de projecten markt lijkt enige afkoeling op te treden.
(a) Zonnestroom capaciteit - absolute cijfers
(b) Markt evoluties PV markt - updates
(c) Gemiddelde capaciteit per installatie
(d) Segmentaties naar hoofd type installatie - eindejaars-cumulaties
(e) Segmentaties naar hoofd type installatie - evolutie van de jaargroei cijfers
(f) Segmentatie naar categorie "groot/klein" resp. "veld/rooftop"
(a) Zonnestroom capaciteit - absolute cijfers
Het CBS heeft voor 15 december een update doorgevoerd van de tabel "Zonnestroom; vermogen en vermogensklasse, bedrijven en woningen, regio" †. Dit soort type wijzigingen vinden elk jaar plaats. De cijfers voor 2020 zijn inmiddels "definitief" geworden, en t.o.v. de update van 31 mei dit jaar nogmaals met 159 MWp opgehoogd. Voor 2021, nog steeds met "nader voorlopige cijfers", is de wijziging, zoals vaker bij dit soort eindejaars-opgaves, substantieel, er is namelijk alweer 493 MWp toegevoegd aan de EOY accumulatie bekend op 31 mei dit jaar. Dit zou voorlopig resulteren in een jaargroei van 3.803 MWp, wat alweer een flink lager verschil is met het nu nieuw vastgestelde groeicijfer voor 2020 (definitief, 3.882 MWp). Waarbij het in theorie nog steeds mogelijk is, dat de jaargroei in 2021 alsnog, bij een latere wijziging, iets boven het volume voor 2020 zou kunnen gaan komen. Zoals eerder werd gesuggereerd in het begin 2022 gepubliceerde Nationale Solar Trendrapport 2022 van DNER. We gaan echter uit van de nu bekende "officiële data", waarmee we de bekende, al jaren door Polder PV gepubliceerde evolutie tabel met de aangepaste resultaten voor 2020 en 2021 kunnen aanvullen.
Voor de tweede maal in de statistiek geschiedenis heeft het CBS nu ook een nog zeer voorlopige eerste afschatting voor de status medio 2022 gegeven. Ook die vindt u in onderstaande - aangepaste - tabel terug.
New
methodology CBS data developed as of year 2012; YOY growth 2012
uncertain !
Growth in 2011, 2012 according to "old methodology" CBS
In deze bijgewerkte tabel weer in de eerste kolom het kalenderjaar, in de 2e het allereerste officiële EOY accumulatie cijfer wat het CBS (ooit) heeft gepubliceerd voor het betreffende jaar, in de derde kolom het meest recent gepubliceerde (actuele) cijfer voor dat jaar. In de vierde kolom het verschil percentage tussen de eerste en de laatst bekende officiële opgaves. En in de laatste kolom de uit de meest recente data volgende jaargroei in het betreffende jaar.
Nieuw toegevoegd in rood de aangepaste EOY resp. jaargroei (YOY) capaciteiten voor 2020 (159 MWp meer bij EOY en YOY t.o.v. update van 31 mei 2022). Voor het nu "definitief vastgestelde" jaar 2020, is de eindejaars-accumulatie, 11.108 MWp, inmiddels maar liefst 8,8% hoger bijgesteld dan oorspronkelijk door het CBS afgeschat (10.213 MWp), een historisch positief record in de statistiek historie. Dit definitieve cijfer ligt 3,6% hoger dan de afschatting in het Nationaal Solar Trendrapport 2022 van DNER (zie de website van Solar Solutions).
De aangepaste EOY capaciteit voor 2021 (14.911 MWp, een flinke toename van 493 MWp t.o.v. de status update van 31 mei jl.), is nu alweer 4,6% hoger (662 MWp !) dan de oorspronkelijke CBS opgave van 14.249 MWp. En ook al 3,9% hoger dan de claim in boven genoemd NST 2022 van DNER.
In de laatste kolom vinden we de resulterende nieuwe jaargroei. 3.803 MWp toename van de capaciteit in 2021 (nader voorlopig), wat nog maar 2% lager ligt dan de definitief vastgestelde jaargroei, van 3.882 MWp, in 2020. De verwachting is, dat de in rood weergegeven cijfers voor 2021 nog zullen worden aangepast in latere updates. Het zou dus theoretisch mogelijk zijn, dat de jaargroei in 2021 alsnog iets hoger zou kunnen zijn geworden dan in 2020, maar dat zullen we pas later weten als het CBS ook voor 2021 "definitieve" cijfers vaststelt.
Tot nog toe zijn de uit de CBS data volgende nieuwste jaargroei cijfers voor 2020 en 2021 inmiddels alweer 11,2% resp. 4,7% hoger dan de afschattingen in boven genoemd NST 2022 van DNER.
Dat dit soort soms forse aanpassingen worden doorgevoerd bij het CBS, heeft deels te maken met het feit, dat met name in het SDE dossier van RVO er nog veel wijzigingen en aanvullingen worden gepubliceerd, omdat daar geen "actuele stand van zaken" bekend is. Veel informatie, zeker ook voor (zeer) grote projecten als grote rooftops en zonneparken, die al lang geleden netgekoppeld zijn opgeleverd, komt pas zeer laat beschikbaar, hier kunnen soms vele maanden overheen gaan. Polder PV komt regelmatig nieuw door RVO vastgestelde "opleveringen" uit de jaren 2020 en 2021 tegen, die bij voorgaande (CBS) updates nog helemaal niet bekend (konden) zijn. Al deze late toevoegingen leiden tot - soms forse - aanpassingen in de RVO registraties. En die worden vervolgens weer gebruikt door het CBS om cijfers uit voorgaande jaren aan te passen. In 2020 ging het om een aanzienlijk volume van 895 MWp t.o.v. de allereerste afschatting door het CBS. In 2021 is er nu al 662 MWp meer volume bekend dan tijdens de eerste schatting op 7 maart.
2022 eerste resultaten
Onderaan toegevoegd in de tabel is de eerste publicatie van het half-jaar cijfer voor 2022, dus de status aan het eind van juni. De eerste maal dat zoiets gebeurde, was eind 2021 voor het eerste half-jaar van dat jaar. CBS geeft voor het eind van het eerste half-jaar van 2022 een geaccumuleerde capaciteit op van 16.857 MWp, wat al 1.946 MWp meer volume is dan het nieuwe EOY cijfer voor 2021 (14.911 MWp). Als je dat volume zou verdubbelen, zou, puur theoretisch, de totale jaargroei op zo'n 3,9 GWp kunnen gaan uitkomen, in 2022. Normaliter worden er veel grote projecten (rooftops, zonneparken) vooral aan het eind van het jaar opgeleverd, maar er is de laatste tijd met name in de projecten markt de nodige vertraging vanwege alle problemen, waarvan netcapaciteit een van de meest dwingende is. Het hangt dus van meerdere factoren af, of de tweede jaarhelft ongeveer even veel volume als in de eerste helft zou hebben opgeleverd. Gezien het feit dat het met de eerste half-jaar cijfers om nog zeer voorlopige gaat, en er veel volume pas heel laat bijgeschreven zal gaan worden in de statistieken, zijn hier nog geen harde uitspraken over te doen. Wel is het bemoedigend om te zien, dat ook in 2022 er waarschijnlijk een hoog volume gerealiseerd zal zijn, wat niet onder doet voor het (nu definitieve) volume van 2020. Hoe groot de uiteindelijke verschillen zullen gaan worden horen we veel later pas.
† Bij CBS verschijnen tegenwoordig verschillende tabellen over zonnestroom. Soms zijn de capaciteit en/of zonnestroom productie opgaves niet synchroon, al zijn de verschillen meestal niet zeer groot. Bij navraag bij een medewerker over een discrepantie tussen 2 verschillende PV tabellen kreeg Polder PV eerder in 2022 de volgende reactie daarover:
"De tabellen die je noemt worden niet helemaal via dezelfde weg gemaakt. Het verschil dat je ziet in het vermogen en de productie is het gevolg van tussentijdse afrondingen bij de zonnestroomcijfers in de tabel van 16 juni; voor aantallen speelt dit probleem natuurlijk niet. Je zou dus kunnen zeggen dat de tabel van 31 mei de juiste (zonder tussentijdse afrondingen) cijfers bevat. Wij zullen bij de volgende update van de tabellen dit beter in de gaten houden zodat er geen inconsistenties tussen onze tabellen ontstaan".
Voetnoot wat dat laatste betreft, van Polder PV: dat is in de huidige serie updates van 15 december 2022 dus weer niet gelukt, ik heb al meerdere discrepanties tussen verschillende tabellen ontdekt.
(b) Evoluties volumes PV markt - updates
In deze eerste grafiek toon ik de evolutie van de aantallen PV projecten zoals het CBS die heeft gereconstrueerd uit diverse databases, met de meest recente cijfers voor het eerste half-jaar van 2022 als gearceerde kolommen helemaal rechts toegevoegd. De data voor 2020 zijn gewijzigd en definitief, die voor 2021 zijn ook aangepast, maar nog nader voorlopig. Opvallend is, dat het aantal nieuwe projecten (oranje kolommen, met de rechter Y-as als referentie), gedomineerd door residentiële installaties, blijft door stijgen, van 321.623 nieuwe installaties in 2020, naar inmiddels alweer 341.313 exemplaren in 2021. Ondanks de al zeer grote bestaande volumes, wederom een stijging van 6,1% van het nieuwe jaar volume t.o.v. de aanwas in 2020, na de al grote toename van 17,2% bij de jaargroei in 2020 t.o.v. die van 2019 (grijze curve, referentie: linker Y-as). In 2020 is de stijging t.o.v. de aanwas in 2019, met de nu definitieve cijfers, opgelopen naar 17,2%. Eind 2021 waren er, met de huidige, nog voorlopige cijfers, alweer 1,725 miljoen PV installaties in Nederland (EOY resultaten in blauwe kolommen, rechter Y-as als referentie), waarvan het grootste deel natuurlijk residentiële installaties omvat (zie ook verder). Medio 2022 zou dat, met nog zeer voorlopige data, alweer verder zijn opgelopen naar 1,92 miljoen PV installaties in Nederland, een overweldigende hoeveelheid.
Goed is om hierbij te beseffen, dat de Duitse branche organisatie BSW Solar tm. eind 2021 "slechts" ruim 2,2 miljoen (verplicht) bij het Bundesnetzagentur gemelde / ingeschreven PV installaties heeft geteld. Toen 28% meer dan Nederland had, maar wel bij het volle besef, dat Duitsland ruim 4 en een half maal zoveel inwoners telt. Ergo: een ronduit opmerkelijke prestatie voor Nederland.
In deze tweede grafiek is de boven getoonde tabel met de capaciteits-groei van PV in Nederland verbeeld in kolommen. In blauw wederom de eindejaars (EOY) capaciteit, in oranje de daar uit volgende jaargroei (YOY) volumes (referentie: rechter Y-as). In het laatste kolommen-paar (gearceerd) zijn de eerste data voor medio 2022 opgenomen. In blauw de aangepaste eindejaars-capaciteit, nu definitief voor eind 2020 op 11.108 MWp gekomen. Eind 2021 staat nu, met nog een nader voorlopig resultaat, alweer op 14.911 MWp. Mogelijk dat, in een eventueel latere update van het CBS, Nederland net over de 15 GWp "geholpen" kan gaan worden, eind dat jaar ?
In oranje de uit de bekende data afgeleide jaargroei. Definitief 3.883 MWp voor het "record jaar" 2020. En, later mogelijk nog bij te stellen, 3.802 MWp voor 2021, nog maar 2,1% minder dan in het voorgaande jaar. De nog zeer voorlopige data voor het eerste half-jaar van 2022 wijzen op een aanwas van 1.946 MWp. Als de groei in de 2e jaarhelft ongeveer even hoog zou zijn dan in de eerste, en cijfers niet meer zouden wijzigen, zou heel 2022 een groei tegemoet kunnen zien van bijna 3,9 GWp, ongeveer even hoog als in record jaar 2020. Maar omdat er nog veel onzekerheden zijn rond de (actuele) cijfers, is deze opmerking als pro memori te beschouwen, er kan nog veel gaan wijzigen in de cijfers, net als in afgelopen jaren.
In grijs zijn de verschillen in jaargroei van jaar x t.o.v. de aanwas in jaar x-1 weergegeven, in procent (linker Y-as). 2020 deed het uitstekend, met een aanwas van 48% t.o.v. de groei in 2019. Omdat de jaargroei voor 2021 (nu nog) iets lager is van die in 2020, ligt het percentage op minus 2% t.o.v. de aanwas in recordjaar 2020.
In vergelijking met de eerste grafiek (aantallen projecten), valt vooral op, dat bij een toegenomen hoeveelheid nieuw toegevoegde installaties, de capaciteits-toename juist wat is terug gevallen in 2021, t.o.v. 2020. Het is mogelijk dat dit veroorzaakt wordt door een combinatie van twee factoren: (a) de residentiële markt groeit nog steeds op een zeer hoog niveau door (die hoge aantallen nieuwe projecten veroorzaakt), en (b) mogelijk zijn er de nodige grote, reeds in 2021 gerealiseerde projecten nog niet doorgedrongen tot de data bestanden van de gremia die het CBS raadpleegt (met name het SDE dossier bij RVO). Als dat klopt, en die data worden later toegevoegd, heeft dit waarschijnlijk een behoorlijk positief effect op de gerealiseerde capaciteit in 2021. Er is inmiddels inderdaad een forse hoeveelheid voorheen nog onbekende capaciteit toegevoegd aan het jaarvolume van 2021, maar we moeten afwachten op de laatste revisies van het CBS, of het verschil alsnog licht positief kan worden t.o.v. de aanwas in 2020. Als deze verwachting niet wordt gerealiseerd, zou 2021 het eerste jaar sedert 2014 worden, waarbij er (iets) minder nieuwe capaciteit geplaatst zou zijn dan in het voorgaande jaar. Zelfs al zou dat uitkomen, is een groei van, nu al bekend, ruim 3,8 GWp, zonder meer zeer respectabel te noemen voor een klein land als Nederland ! En dit gaat herhaald worden in 2022, ondanks alle bestaande problemen in de PV markt.
(c) Gemiddelde capaciteit per installatie
In deze derde grafiek geef ik de evolutie van een afgeleide parameter, de systeemgemiddelde capaciteit aan het eind van elk kalenderjaar (blauwe kolommen), en bij de nieuwe jaarvolumes (oranje kolommen). Deze is berekend uit de waarden in de vorige twee grafieken. We zien bij de eindejaars-accumulatie een continue vergroting van de gemiddelde capaciteit per installatie, wat de voortdurende schaalvergroting in de PV markt goed illustreert. Deze evolueert van 3,56 kWp EOY 2012 tot, voorlopig, alweer 8,64 kWp, EOY 2021. Waarbij men zich goed dient te realiseren, dat eind dat jaar al bijna 1,6 miljoen, gemiddeld "zeer kleine" residentiële systemen van elk een paar kWp, zwaar "drukken" op dat gemiddelde in dat jaar.
Medio 2022 is het systeemgemiddelde vermogen weer flink verder toegenomen, naar, voorlopig, 8,78 kWp (gearceerde kolom helemaal rechts).
Bij de jaargroei volumes zien we een nog steviger progressie in de loop van de jaren, met twee maal een "terugval". In 2013 was bij de nieuwe projecten het systeemgemiddelde nog 4,33 kWp, wat toenam tot 6,21 kWp bij de nieuwe projecten in 2016. Daarna was er een tijdelijke terugval naar 5,46 kWp, om echter in 2018 alweer fors te stijgen naar 8,25 kWp. Die stijging zette stevig door in 2019 (9,54 kWp) en in 2020 (12,07 kWp bij de nieuwe projecten). In 2021 was er echter weer, met de al flink gereviseerde resp. bijgepluste cijfers, een behoorlijke terugval. Met de nog nader voorlopige cijfers voor dat jaar, viel dat namelijk terug naar 11,14 kWp. Dit kan in latere herzieningen van de cijfers bij het CBS beslist nog opwaarts worden gecorrigeerd voor dat jaar, maar het lijkt een bevestiging van het begin van een afkoeling in de projecten markt, waar immers de grootste installaties in worden gerealiseerd, van soms vele tientallen MWp in omvang.
Deze "negatieve trend" lijkt verder doorgezet in het eerste half-jaar van 2022. We horen al regelmatig van problemen bij de grotere projecten, en we zien aan het systeemgemiddelde vermogen van alle projecten dan ook een verdere teruggang, naar, voorlopig, nog maar 9,99 kWp per stuk. Daarmee zijn we op een niveau bij de nieuwbouw volumes gekomen wat ligt tussen de waarden in 2019 en 2020.
In deze vierde grafiek geef ik alleen de systeemgemiddelde capaciteit ontwikkeling bij uitsluitend de residentiële systemen weer (categorie "woningen") volgend uit de basis data gepubliceerd door het CBS. Ook hier is een schaalvergroting zichtbaar. Bij de eindejaars-accumulatie (EOY, blauwe kolommen) groeit dat systeemgemiddelde continu door, van 2,56 kWp in 2012, naar, voorlopig, 3,67 kWp in 2021. Om verder aan te groeien naar alweer 3,76 kWp in de eerste, nog zeer voorlopige data voor het eerste half-jaar van 2022.
Bij de nieuwe jaarvolumes is er eerst een lichte stijging, van 3,31 kWp naar 3,41 kWp bij de nieuwe residentiële installaties in 2013 - 2014, dan zakt het gemiddelde licht in, naar 3,19 kWp in 2017. Om daarna weer fors verder te stijgen, via 3,79 kWp in 2019, naar 4,07 kWp per woning bij de nieuwe installaties in 2020. In 2021 was in de vorige update nog een een lichte teruggang te bespeuren, maar de nieuwste CBS data laten duidelijk een verdere progressie zien, naar installaties van gemiddeld 4,16 kWp gemiddeld. Hieraan is weer te zien dat actuele CBS data met prudentie genoten moeten blijven worden, een "ogenschijnlijke trend" kan met nieuwe updates ook weer omslaan in het tegendeel.
Er is een zeer opvallende toename van het nieuwe gemiddelde project vermogen in de woning sector te zien in de laatste kolom voor de eerste jaarhelft van 2022, gemiddeld maar liefst 4,52 kWp per huis. Ook dat cijfer kan natuurlijk nog wijzigen, maar het is wel gebaseerd op al een enorme hoeveelheid nieuwe installaties. Dat zou er op kunnen wijzen dat er mogelijk steeds grotere woningen van forse installaties worden voorzien, die het gemiddelde flink opjagen, als er veel van worden opgeleverd. En/of het gemiddelde vermogen per paneel in de residentiële sector blijft verder toenemen. Zouden we van al gangbare 400 Wp PV modules uitgaan, zou laatstgenoemde systeemgemiddelde van 4,52 kWp een gemiddelde installatie omvang van ruim 11 dergelijke moderne zonnepanelen per woning kunnen inhouden.
(d) Segmentaties naar hoofd type installatie - eindejaars-cumulaties
In deze separate set grafieken worden de segmentaties naar hoofd-type installatie getoond. Hierbij maakt het CBS onderscheid tussen PV op "woningen" (rode curve), resp. de sector "economische activiteiten" (blauwe curve, hier ook wel, verkort "bedrijven" genoemd). Het is goed om te beseffen, dat het CBS in de toelichting tot de betreffende tabel stelt: "Installaties op woningen worden tot bedrijfsinstallaties gerekend wanneer er informatie uit de bronbestanden beschikbaar is die duiden op bedrijfsactiviteiten". Dit betekent onherroepelijk, dat ook alle installaties bij (bekende) ZZP-ers, hetzij full-time, hetzij part-time, niet in de categorie "woningen" valt, maar in de categorie "economische activiteiten". Dat verklaart meteen ook de reeds hoge aantallen projecten die in die categorie worden gesignaleerd, al gaat het CBS daar verder niet op in. Daarbij s.v.p. niet vergeten, dat volgens het CBS er in het tweede kwartaal van 2022 al 1,2 miljoen ZZP-ers waren waarvoor de werkkring als zelfstandige als "hoofdbaan" wordt beschouwd. Die werken voor het grootste gedeelte thuis, en eventuele PV generatoren op die woningen worden dus automatisch door het CBS onder "economische activiteiten" geschaard. Een dergelijke toebedeling is er waarschijnlijk ook voor de aangemelde zonnepanelen van een bewonersvereniging zoals de onze in Leiden. Ook dat wordt gezien als een "economische activiteit", die bij de Kamer van Koophandel onder de categorie "overige dienstverlening" valt.
De grafiek laat zien dat de aantallen residentiële PV systemen enorm zijn gegroeid in 9 jaar tijd, van ruim 71 duizend in 2012, tot een al spectaculaire hoeveelheid van 1,59 miljoen stuks, in 2021 (voorlopige cijfers). De Compound Annual Growth Rate (CAGR) voor deze periode is gemiddeld ruim 41% per jaar (!). De aanwas voor residentieel ging rap verder, eind juni 2022 was het totaal alweer op 1,78 miljoen installaties op woningen gekomen.
De bedrijfsmatige markt (blauwe curve) groeit ook, maar natuurlijk veel minder hard, en met een lichte versnelling in 2019, waarna de toename weer wat afvlakt. De aantallen in deze categorie zijn toegenomen, van bijna 9 en een half duizend stuks in 2012, naar een volume van ruim 135 duizend exemplaren, eind 2021. Hiervan is de CAGR een stuk minder, maar nog steeds respectabel te noemen: gemiddeld 34,4% groei per jaar. Eind juni 2022 zouden er alweer zo'n 145 duizend projecten in de "bedrijfs-sector" zijn geaccumuleerd.
In de zwarte curve vinden we de totale volumes terug (rood + blauw). Met een aanwas van bijna 81 duizend projecten in 2012, tot al bijna 1,73 miljoen PV projecten, eind 2021. De CAGR voor dat totaal volume komt voor die negen jaar op een hoog percentage van gemiddeld 40,5% per jaar. Veel landen zullen nogal jaloers zijn op zo'n hoge CAGR over een dergelijke lange periode ! Met de eerste resultaten voor medio 2022 toegevoegd, zouden we eind juni 2022 al in totaal zo'n 1,92 miljoen PV projecten in Nederland hebben gehad (datapunt helemaal rechts bovenin, in de grafiek).
Marktpenetratie PV op woningen
Kijken we alleen naar het woning segment, en halen we bij bovenstaande cijfers ook die voor het totale woning bestand, was voor eind 2020 / begin 2021 de markt penetratie al 15,9%. Met het inmiddels bekende aantal woningen, eind 2021, 8,046 miljoen exemplaren (CBS tabel), is de penetratie van woningen met PV op het totaal bestand verder opgelopen tot maar liefst 19,8%. In andere bewoordingen: al een vijfde van het aantal woningen zou eind 2021 reeds een PV systeem hebben gehad in Nederland, een opmerkelijke prestatie. Dit zal medio 2022 alweer flink verder zijn opgelopen, de residentiële markt blijft namelijk als kool groeien.
Sterk verschillend van de grafiek voor de aantallen installaties, zijn in deze vervolg grafiek de volumes voor de capaciteiten geplot. Hier is de evolutie compleet verschillend, als we de twee grote marktsegmenten bekijken. De PV capaciteit op woningen groeit beslist, en blijvend, hard door, van ruim 182 MWp eind 2012, naar 5.830 MWp, eind 2021 (en een groei van 1.341 MWp in dat jaar). Wat resulteert in een respectabele CAGR van gemiddeld 47,0%/jr over die periode van 9 jaar (rode curve). Maar het marktsegment "economische activiteiten", waartoe alle bedrijfsmatige, institutionele en/of utiliteit volume, maar ook de zonneparken op veld / in het water horen, is véél harder gegroeid. Van 105 MWp eind 2012 (minder dan residentieel) naar al een spectaculair volume van 9.081 MWp, eind 2021. Een factor 1,6 maal zo veel dan het residentiële volume. Wat resulteert in een CAGR van gemiddeld 64,1% per jaar over die lange periode ! Eind 2018 / begin 2019 heeft dit marktsegment dat van de residentiële markt ingehaald, en is opvallend verder gegroeid, de curves lopen steeds meer uit elkaar.
De combinatie van deze twee flink gegroeide deelmarkten, zichtbaar in de zwarte curve, geeft enorme volume groei te zien van de totale nationale markt. Van 288 MWp in 2012, naar ruim 14,9 GWp, eind 2021. Resulterend in een CAGR van 55,1% gemiddeld per jaar over die negen jaar lange periode. De jaloezie van veel landen om ons heen, zal nog groter worden, als ze dergelijke groeicijfers zien...
Kijken we naar de progressie van de aandelen van de twee grote marktsegmenten, is dat van deelmarkt "economische activiteiten" flink gestegen, van ruim 42% in 2017, naar al bijna 61% van totaal volume in 2021. Daarmee is het de nieuwe "dragende zuil" geworden van de Nederlandse zonnestroom markt. Tot en met 2018 was dat het residentiële marktsegment.
In het eerste half-jaar van 2022 zijn de verhoudingen nauwelijks gewijzigd. Bij een accumulatie van 6.668 MWp residentieel, en 10.189 MWp voor de bedrijfs-sector, is het aandeel van laatstgenoemde op het totale volume (16.857 MWp) nauwelijks minder geworden, zo'n 60,4% van het totaal volume. Er is een lichte "pas op de plaats", vooral veroorzaakt door de problemen rond de netinpassing. In principe is er geen probleem voor woningen op dat punt, installaties op een kleinverbruik aansluiting (max. 3x 80 Ampère) moeten door de netbeheerder geaccepteerd worden.
Opvallend is, dat de Europese branche organisatie Solar Power Europe (SPE), in haar medio december 2021 gepubliceerde EU Market Outlook for Solar Power 2021-2025, een accumulatie van slechts 13,1 GWp heeft gegeven voor 2021. Het CBS zit met haar nieuwe schatting voor dat jaar, met waarschijnlijk nog enkele bijstellingen te verwachten, daar nu alweer 1,8 GWp (14%) boven ! De cijfer leverancier van SPE lijkt de Nederlandse branche organisatie Holland Solar te zijn, die toen dus al de eigen gerealiseerde markt volumes structureel onderschatte. Medio deze maand zou er een nieuwe "Outlook" moeten gaan verschijnen bij de Europese branche organisatie.
Uit de voorgaande twee grafieken kunnen we weer eenvoudig de evolutie van de systeemgemiddelde capaciteit afleiden voor de twee deelmarkten, en voor de totale volumes. Deze zijn getoond in de derde grafiek van deze sub-reeks. Het residentiële systeemgemiddelde heeft zich positief ontwikkeld, maar neemt vrij traag toe. Van gemiddeld 2,56 kWp in 2012 naar 3,67 kWp in 2021. En, voorlopig, verder naar 3,76 kWp medio 2022. De ontwikkeling bij de niet-residentiële markt is daarentegen explosief verlopen. Aanvankelijk nog met een systeemgemiddelde capaciteit van "slechts" 11 kWp in 2012. Maar dat begon met name vanaf 2017 (23,2 kWp) flink toe te nemen. Eind 2021 is het al gevorderd tot 67,0 kWp gemiddeld. Medio 2022 heeft de schaalvergroting verder toegeslagen, en is het gemiddelde alweer 70,4 kWp geworden, voor de bijna 145 duizend niet residentiële projecten die het CBS heeft gevonden. Alle projecten bij elkaar (zwarte curve) geeft een evolutie te zien van gemiddeld 3,6 kWp in 2012, tot 8,6 kWp in 2021, en 8,8 kWp medio 2022. Uiteraard drukt de enorme hoeveelheid kleine residentiële projecten in het totaal volume dit gemiddelde voor alle projecten. Maar het is desondanks in het eerste half-jaar van 2022 toch weer met 2,3% toegenomen.
Nieuwe prognoses voor eind 2022
Op basis van de historische trends heb ik ook weer twee grafieken gemaakt met daarin geplot prognoses voor de mogelijke eindejaars-volumes voor 2022.
In bovenstaande grafiek is de eerder getoonde evolutie voor de aantallen installaties in de twee grote deelmarkten gebruikt voor een extrapolatie met behulp van "best-fit" polynomen met Excel, tot eind 2022 (vertikale stippellijn). Voor de residentiële (rood) en totaal markt (zwart) is een vierdegraads-polynoom gebruikt, voor de licht onder druk staande bedrijfsmatige projecten markt (blauw) een derdegraads-polynoom.
De extrapolaties komen neer op ongeveer 1,9 miljoen residentiële installaties eind dit jaar. Wat waarschijnlijk ergens in het eerste kwartaal van 2023 zal leiden tot het overschrijden van de 2e piketpaal, 3 jaar na het bereiken van de de eerste (1 miljoen installaties op woningen ergens eind februari 2020). En voor markt segment "economische activiteiten" (blauwe curve), op zo'n 155 duizend stuks, eind 2022. Voor de totale volumes komt de voorlopige extrapolatie op ruim 2 miljoen installaties, eind 2022 (zwarte curve).
In navolging van de extrapolatie grafiek voor de aantallen installaties (voorgaande diagram) hierboven dezelfde opzet, maar nu voor de mogelijke evolutie van de capaciteiten van de deelmarkten en de totaal volumes. Hierin is meer onzekerheid, mede vanwege de restrictieve situatie bij de overvolle Nederlandse distributie netten. Ik zie de laatste 2 jaar heel erg veel projecten veel kleiner uitgevoerd worden dan waarvoor capaciteit is beschikt, dus hier kan beslist een lichte afkoeling van de ontwikkeling het gevolg van zijn.
Desondanks heb ik wederom op basis van snijpunten voor eind 2022 potentiële capaciteits-volumes ge-extraheerd uit de prognose curves. Ook hiervoor gebruik makend van vierdegraads-polynomen, om aan de conservatieve kant te blijven bij de schattingen voor de projecten markt en de totalen. Voor de zich nog voortvarend ontwikkelende residentiële markt heb ik een iets optimistischer 3e graads "best-fit" polynoom gebruikt voor de afschatting.
Voor het residentiële marktsegment komt het potentiële volume op alweer zo'n 7,7 GWp, eind 2022, een stuk optimistischer dan in de vorige afschatting in het voorjaar (zo'n 7,0 GWp). Bij het segment "economische activiteiten" is het volume mogelijk zo'n 10,7 GWp, een stuk pessimister dan de 12 GWp waar eerder van uit werd gegaan. Voor het totale marktvolume (zwarte extrapolatie curve) kom ik op ongeveer 18,3 GWp, eind van 2022. De verwachting is, naar analogie van eerdere bijstellingen, dat met name de data voor het segment "economische activiteiten" door het CBS nog wat opgeplust kunnen gaan worden. Wat betekent, dat genoemde cijfers aan de lage kant zouden kunnen zitten.
De "10 GWp" piketpaal is voor het totaal volume ongeveer in het derde kwartaal van 2020 behaald. Voor het segment "economische activiteiten" zou dat punt al voor de helft van 2022 gepasseerd kunnen zijn.
Op basis van het zeer onzekere verdere groeipad, zou de nieuwe piketpaal van 20 GWp in de Nederlandse (totale) markt ongeveer in de tweede jaarhelft van 2023 behaald kunnen worden, maar dat is met nogal wat wishful thinking omgeven.
Een ander opvallend punt is, dat voor eind 2021 het voorlopige CBS cijfer voor het bedrijfsmatige segment nu 9,08 GWp is. Kijken we naar de meest recent door Polder PV afgeschatte accumulatie voor de capaciteit van bij TenneT dochter CertiQ ingeschreven gecertificeerde installaties, zou in dat dossier "slechts" zo'n 7,79 GWp zijn geaccumuleerd, eind 2021. Dat zou betekenen dat er bijna 1,3 GWp aan bedrijfsmatige projecten capaciteit niet in het CertiQ dossier zou zitten, maar daar buiten zou vallen. Of dit enorme volume allemaal toegerekend zou moeten gaan worden aan, bijvoorbeeld, kleine bedrijfsmatige installaties bij thuis werkende ZZP-ers is echter een vraag die niet eenvoudig is te beantwoorden. De activiteit in de Nederlandse markt is op alle fronten zo extreem, dat niet duidelijk is waar dat grote volume dan wel "gezocht" zou moeten worden.
(e) Segmentaties naar hoofd type installatie - evolutie van de jaargroei cijfers
In deze paragraaf wordt, vergelijkbaar aan de situatie bij de eindejaars-accumulaties (paragraaf d), ditmaal een drietal grafieken getoond m.b.t. de evolutie van de jaarlijkse toenames van PV volumes per groot marktsegment.
In deze eerste grafiek de evolutie van de jaarlijkse aanwas cijfers voor de aantallen installaties in het marktsegment "woningen" (rode kolommen), resp. "economische activiteiten" (blauwe kolommen), en de totale volumes (zwarte kolommen). Er is een enorme progressie te zien, van elk jaar weer toenemende aantallen bij de woningmarkt, op een lichte terugval in zowel 2014 als 2016 na. Globaal genomen groeiden de jaarvolumes van 75 duizend nieuwe installaties in 2013, tot al 307 duizend in 2020 (definitief), en van 322 duizend nieuwe (!) projectjes op woningen in 2021 (nader voorlopig cijfer). In het segment economische activiteiten is het niveau véél lager, maar schijn bedriegt, want de daarmee gepaard gaande capaciteiten zijn al veel groter geworden dan in de woningmarkt, de laatste jaren (zie volgende grafiek). De jaarlijkse nieuwe volumes namen in dit marktsegment toe (met uitzondering voor een kleine dip in 2014), van 9 duizend nieuwe projecten in 2013, tot 35 duizend nieuwe installaties in 2019. Vervolgens viel, wat de aantallen betreft, het niveau terug naar 14 duizend (2020, definitief), resp., voorlopig, ruim 19 duizend nieuwe projecten in 2021.
De totale volumes groeiden globaal genomen, van 84 duizend nieuwe projecten in 2013, tot 322 duizend nieuwe projecten in 2020 (definitief), tot 341 duizend nieuwe installaties, als voorlopig resultaat voor de marktgroei in 2021. Ergo: een ruim vier maal zo groot marktvolume, 8 jaar later. De relatieve groei van de totale jaarvolumes was achtereenvolgens in 2019 33% hoger dan de toename in 2018, bijna 18% hoger in 2020 t.o.v. de aanwas in 2019, en bijna 6% hoger in 2021 t.o.v. de toename in 2020, met de huidige data.
Als we ervan uitgaan, dat de 2e jaarhelft van 2022 vergelijkbare aantallen nieuwe projecten zou hebben opgeleverd als de nu eerst bekende (voorlopige) nieuwe aanwas in de eerste jaarhelft, zou de toename kunnen neerkomen op totaal zo'n 390 duizend installaties, wat wederom een flinke toename zou kunnen opleveren van ruim 14%, bij de jaarlijkse aanwas.
Het aandeel van de woningmarkt bij de jaarlijkse groeicijfers, is voor de aantallen nieuwe projecten per jaar relatief stabiel gebleven: van 93% in 2017, 88% in 2019, tot ongeveer 94-95% in de jaren 2020 - 2021.
Het beeld bij de jaarlijkse groeicijfers van de PV capaciteiten ("opgesteld nominaal generator vermogen") is compleet anders dan bij de aantallen in de voorgaande grafiek. Hier was aanvankelijk ook de residentiële sector (rode kolommen) bepalend voor de totale markt, met jaarlijkse groei van 249 MWp in 2013 tot 301 MWp nieuw vermogen in 2015. In 2016 werd dat volume voor het eerst ingehaald door het segment "economische activiteiten" (na een trage start met 114 MWp in 2013, blauwe kolommen), met een verhouding 289 / 320 MWp. In 2017 wist de residentiële markt zich tijdelijk te herstellen, waarbij de verhoudingen op 420 / 355 MWp kwamen te liggen. Vanaf 2018 is het pleit echter definitief beslecht. Waar de residentiële markt bij de aantallen nieuwe projecten dominante recordhouder is gebleven, heeft de sector economische activiteiten sedert dat jaar definitief (veel) meer capaciteit nieuw opgeleverd, 1.051 MWp, tegenover 647 MWp residentieel. De groei ging daarna onvervaard door, van 1.709 MWp nieuw volume in 2019, naar een nieuw record volume van alweer 2.630 MWp nieuw vermogen in 2020. Dit was in de vorige update van het voorjaar van 2022 nog 2.570 MWp, en is dus substantieel verder verbeterd.
Met de ook bijgestelde, maar nog nader voorlopige cijfers voor 2021 is er nog steeds sprake van een duidelijke terugval, maar deze is wat minder scherp dan in de vorige update. Momenteel is een nieuwbouw volume van 2.461 MWp bekend in de projecten markt in dat jaar. Dat was nog 2.274 MWp in de update van het voorjaar van 2022, dus substantieel meer volume. De verhoudingen 2021/2020 lagen in de vorige update nog op bijna 89%, in de huidige update is die verhouding bijgetrokken naar 94%. Het verschil tussen de 2 jaargangen is kleiner geworden, en kan eventueel nog kleiner worden als cijfers voor 2021 later verder worden bijgesteld.
De residentiële sector wist zich al die jaren goed te handhaven, op een wat lager niveau, met in 2021 inmiddels 89 MWp meer toegevoegd volume dan in 2020 (1.252 MWp nieuw in 2020, definitief, 1.341 MWp nieuw in 2021, nader voorlopig). Ook al is de verhouding bedrijfsmatig / residentieel in 2021 wat kleiner geworden, duidelijk blijft in ieder geval, dat in het bedrijfsmatige segment nog steeds véél meer capaciteit nieuw is geplaatst dan in de woningmarkt. In 2020 was het aandeel van het bedrijfsmatige segment nog 68% t.o.v. het totale nieuwe volume, in 2021 is het wat gedaald naar een aandeel van 65%.
Bij de totale aanwas cijfers (zwarte kolommen) is het zeer hard gegaan in deze 8 jaren. Van 363 MWp nieuw in 2013, een lichte dip in 2014, en continue aanwas naar 776 MWp nieuw in 2017. Dan een enorme versnelling, van 1.698 MWp nieuw in 2018, een jaargroei van 2.617 MWp in 2019, naar een nieuw jaar record van 3.883 MWp in 2020. Met de huidige cijfers, is de aanwas in 2021 voorlopig terug gevallen naar 3.802 MWp, 2,1% minder nieuwe capaciteit dan in 2020. Dat is al heel wat minder dan de 6,8% voor de inmiddels achterhaalde cijfers in de voorjaars-rapportage dit jaar.
Wat de verhoudingen in aanwas cijfers tussen de twee deelmarkten betreft, was de ratio economische activiteiten : woningen in 2013 nog een factor 1 : 2,18. In 2020 was dat compleet omgeslagen, naar een verhouding 2,10 : 1. In 2021 is dat met de voorlopige data iets terug gevallen, naar een verhouding 1,84 : 1. In 2021 heeft het bedrijfsmatige segment al een aandeel van 65% bij de jaargroei gekregen. In 2017 was dat aandeel nog maar 46%. Bij de aanwas van het totaal volume in 2020 is een factor 10,7 maal zoveel nieuwe capaciteit gerealiseerd dan in 2013, in 2021 viel dat wat terug naar een factor 10,5.
2022 1e resultaat
Helemaal rechts in de grafiek vinden we de nog zeer voorlopige data voor het eerste half-jaar van 2022. Hier zien we wel een duidelijke aanwijzing, dat er een veel ongunstiger verhouding tussen de bedrijfsmatige markt en de - flink doorgroeiende - residentiële installaties is opgetreden. Met 1.108 MWp nieuw bedrijfsmatig en 838 MWp nieuw residentieel vermogen, is de verhouding verder omlaag gegaan, naar 1,32 in faveure van het bedrijfs-segment. Duidelijk is in ieder geval, dat de residentiële markt weer iets van haar achterstand heeft goed gemaakt, maar ze zal voorlopig beslist veel kleiner blijven dan de grote projecten markt, wat de capaciteit toenames betreft.
Voor enkele vraagtekens m.b.t. cijfers over de Nederlandse markt in de EU Market Outlook 2021-2025 van Europese branche organisatie Solar Power Europe, verwijs ik gaarne naar mijn bevindingen in het artikel van 7 juni 2022.
In deze laatste grafiek van het trio "jaargroei cijfers" is het systeemgemiddelde vermogen (in kWp) van de nieuwe volumes per kalenderjaar uitgezet voor de 2 deelmarkten (woningen rood, economische activiteiten blauw) en het totaal volume (zwart). Het gemiddelde systeem vermogen bij huishoudens (woningen) is toegenomen, van 3,31 kWp bij de nieuwe projecten in 2013, naar 4,07 kWp in 2020. Met de nader voorlopige cijfers voor 2021 is dat inmiddels verder gestegen naar 4,16 kWp, een wijziging t.o.v. de vorige update, toen dat gemiddelde lager was geworden dan in het voorgaande jaar. In het eerste half-jaar van 2022, is dat gemiddelde verder toegenomen, naar 4,52 kWp per residentieel systeem.
Bij de gemiddelde capaciteit van de installaties in het segment "economische activiteiten" is de trend heftig geweest. Na een trage start, met gemiddeld 13,2 kWp per nieuwe installatie in 2013, groeide het systeemgemiddelde vermogen rap naar 37,3 kWp bij de nieuwe installaties in 2016. Viel het iets omlaag naar 34,1 kWp in 2017, groeide weer stevig door naar 73,7 kWp in 2018. Om weer flink omlaag te gaan naar 49,2 kWp in 2019. Dan volgt een explosieve ontwikkeling, naar een systeemgemiddelde capaciteit van maar liefst 185,0 kWp bij de nieuwe bedrijfsmatige projecten in 2020. Dat record is nog verder verbeterd t.o.v. de situatie in het voorjaar van 2022, toen dit nog op 161,9 kWp gemiddeld lag.
Vervolgens is er weer een - voorlopige - terugval naar nog steeds een zeer respectabel gemiddelde van 128,2 kWp bij de nieuwkomers in 2021. Dat is wel iets minder hoog dan de 134,4 kWp in het status overzicht van eind mei dit jaar. Van jaar tot jaar is er bij het systeemgemiddelde vermogen van de nieuwkomers in de bedrijfsmatige projecten markt sowieso de nodige fluctuatie te zien. Deze parameter is ook behoorlijk gevoelig voor wijzigingen in de primaire CBS data.
Dit soort tijdelijke fluctuaties is echter nauwelijks terug te zien, als we alle installaties bij elkaar optellen (zwarte kolommen). Hierbij neemt de gemiddelde capaciteit gemiddeld genomen toe, met lichte "dips" (2017 en 2021). In 2013 was het nog 4,3 kWp gemiddeld, in record jaar 2020 werd het hoogste niveau bereikt, van 12,1 kWp per installatie. Volgens de nader voorlopige cijfers voor de nieuwe projecten in 2021 is het systeemgemiddelde vermogen weer iets afgekoeld, naar 11,1 kWp. Deze trend zette door met de eerste data voor het eerste half-jaar van 2022: de gemiddelde systeemgrootte van alle installaties is weer terug op een niveau van 10 kWp "rond". Door de enorme hoeveelheden kleine residentiële systemen in het totaal, worden de forse fluctuaties in de sector economische activiteiten flink afgezwakt, en zijn ze slecht terug te zien in het gemiddelde van de totale populatie.
(f) Segmentatie naar categorie "groot/klein" resp. "veld/rooftop"
In de betreffende tabel is nog geen update te vinden van segmentaties naar "grote" resp. "kleine" installaties, of "veld" versus rooftop systemen. De laatste update daarvoor is van 15 augustus 2022, dus daar moeten we nog even op wachten. Voor de laatste stand van zaken zie mijn eerste analyse, en het detail overzicht van de CBS cijfers, gepubliceerd eind oktober dit jaar (inleiding, volledige analyse).
In een separate tabel ("Hernieuwbare energie, productie en vermogen") houdt het CBS de productie cijfers voor hernieuwbare en niet hernieuwbare bronnen bij in de Nederlandse elektriciteits-markt. Ook deze tabel is op 15 december 2022 gewijzigd, en daarin vinden we voor zowel de jaren 2020 als 2021 nieuwe data, die ik hieronder weergeef. Nogmaals moet hierbij de disclaimer, dat in andere tabellen van het CBS, licht afwijkende data teruggevonden kunnen worden, die met een andere wijze van tabel samenstelling, afrondingsverschillen e.d. hebben te maken. Het is het CBS kennelijk nog steeds niet gelukt, om al deze "eind" gegevens volledig te harmoniseren. Een gewaarschuwd mens telt hierbij uiteraard voor twee, vandaar dat ik altijd de bron vermeld, waar de cijfers uit afkomstig zijn.
De door het CBS berekende jaarlijkse zonnestroom productie, van 1998 tm. 2021. Data voor 2020 en 2021 zijn vernieuwd, de rest is hetzelfde gebleven. De productie van zonnestroom nam de van 2019 tm. 2021 toe, van 5.399 GWh, via 8.568 GWh, naar alweer een volume van 11.495 GWh, in 2021 (nader voorlopige cijfers). Daarmee is het relatieve aandeel zonnestroom productie in het binnenlandse stroomverbruik alweer gestegen, van 4,42% in 2019, via 7,10% in 2020, naar voorlopig 9,39% in 2021. Relateren we de productie aan de netto elektriciteitsproductie (exclusief eigenverbruik van o.a. gas en kolencentrales), zouden we al op een aandeel zonnestroom van 9,69% van totaal zitten.
Er is ook reeds een voorlopig schatting voor de zonnestroom productie gegeven voor het eerste, zeer zonnige half-jaar van 2022. Dat zou al op een niveau liggen van 8.712 GWh, wat al meer productie zou zijn dan voor heel 2020 is berekend door het CBS. De verwachting is dat ook dit cijfer nog wel gewijzigd zal gaan worden.
Voor een recent uitgewerkt overzicht van de door het CBS berekende maand productie cijfers en bijbehorende grafieken voor zonnestroom, zie het artikel over de CBS cijfers van 7 september jl. Deze grafiek is bijgewerkt tm. de productie van september in deze tweet van Polder PV (5 december 2022).
Polder PV zal in een later stadium dieper ingaan op de meest recente CBS data voor de PV markt.
Intern (Polder PV):
De "ultimate" CBS zonnestroom statistiek update - eerste voorlopige detail resulaten voor heel kalenderjaar 2021. Segmentaties naar provincie, gemeentes, RES sub-regio, omvang en type PV installatie (20 oktober 2022), en detail analyse
Vervolgonderzoek CBS "regionale zonnestroomcijfers" leidt tot aangekondigd vervolgonderzoek. Bevindingen leiden tot vele vragen - en weinig concrete antwoorden (31 januari 2022, met nagekomen vervolgonderzoek onderaan besproken, 8 september 2022)
Record zonnestroom productie eerste half jaar 2022 - CBS vs. Energieopwek.nl cijfers (7 september 2022)
CBS cijfers 2021 II - details zonnestroom en context t.o.v. andere hernieuwbare bronnen (8 maart 2022)
Eerste CBS cijfers stroom uit hernieuwbare bronnen en zonnestroom capaciteit over het jaar 2021 (7 maart 2022)
De "ultimate" CBS zonnestroom statistiek update - 2019 definitief, 2020 nader voorlopige, en reeds eerste voorlopige detail resulaten medio 2021. Segmentaties naar provincie, gemeentes, RES sub-regio, omvang en type PV installatie (introductie 30 december 2022, en link naar de detail analyse met data tm. H1 2021)
Wederom opwaardering gerealiseerde PV capaciteit voor kalenderjaar 2020 door CBS - nog eens 233 MWp toegevoegd: jaargroei naar 3.724 MWp, accumulatie 10,95 GWp (12 december 2021)
Extern (CBS):
Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen (update 15 december 2022)
Zonnestroom; vermogen en vermogensklasse, bedrijven en woningen, regio (update 15 december 2022
6 december 2022: Sinterklaas surprise november rapport CertiQ 2022 - record maandelijkse toevoeging van 461 MWp †. En nieuwe records bij 12 maand periodes, voor zowel nationale zonnestroom productie, import, als export van GvO's *.
Na de duidelijke afkoeling van de bijgeschreven volumes gecertificeerde PV capaciteit bij TenneT dochter CertiQ in het afgelopen jaar, kwam november, zoals in eerdere jaren ook is geschied, met een verrassing. Ondanks het feit dat voor 7 van de 11 maanden in 2022 er minder nieuwe capaciteit werd ingeschreven bij CertiQ, dan in dezelfde periode in 2021, heeft november 2022 een nieuw record bijschrijving te pakken, van maar liefst 461,1 MWp.
Het aantal ingeschreven zonnestroom projecten** bij CertiQ is wel in beperkte mate toegenomen, naar 32.924 exemplaren, waardoor de systeemgemiddelde capaciteit van de toevoegingen een nieuw record bereikt in november (gemiddeld 2.440 kWp per nieuw ingeschreven project). De gemiddelde systeemcapaciteit van alle ingeschreven PV installaties bij CertiQ is, door de zeer forse toevoeging in november, ook stevig verder gegroeid, naar bijna 288 kWp. Bij de uitgave van garanties van oorsprong (GvO's) voor zonnestroom is in de 12 maanden tm. oktober 2022 wederom een record geboekt met, voorlopig, 8.191 GWh. Met de reeds 465 GWh geboekte productie in oktober 2022 werd 48% meer gecertificeerde zonnestroom productie gehaald, dan in eerste instantie gerapporteerd voor oktober 2021. Ook de import van zonnestroom certificaten, Nederland in, over een periode van 12 maanden incl. november, was, met een volume van 2.882 GWh, wederom een record. Tevens werd een record gevestigd bij de export van zonnestroom GvO's. Voor de 12 maanden tm. november werd een nieuwe piketpaal van 1.097 GWh gezet, de 3e maal dat er meer dan 1 TWh aan zonnestroom GvO's werd ge-exporteerd in een periode van 12 aaneengesloten maanden. In deze analyse wordt voor het CertiQ volume wederom een prognose gedaan voor het mogelijk gerealiseerde CertiQ volume, eind van 2022, en voor medio 2023, op basis van de meest recent beschikbare informatie. Er is een nieuwe berekening gedaan van de jaargroei volumes in 2019 tm. 2021, op basis van de meest recente, geactualiseerde progressie grafiek van CertiQ. Het verschil tussen de jaargroei cijfers 2020/2021, is met alle correcties inmiddels weer iets neerwaarts bijgesteld, naar 220 MWp. Momenteel staat de teller op 2.380 MWp groei in 2020, en een toename van 2.160 MWp in 2021.
*
Disclaimer: Status officiële CertiQ cijfers volgens
maand rapportages !
|
Het overzicht met de cijfers over november 2022 (en voor de Garanties van Oorsprong, GvO's, tm. oktober 2022) verscheen bij CertiQ op 6 december 2022.
In de detail analyse hier op volgend wordt ingegaan op de wijzigingen en aanvullingen, deels grafisch verbeeld.
† Helaas bleek er in de publieke rapportage van CertiQ weer eens een monumentale fout te zijn geslopen. Het capaciteits-volume aan het eind van de maand bleek niet, zoals in onderstaand artikel is besproken, 9.474,6 MWp te zijn geworden. Want het eindejaarsvolume in het december rapport rept van slechts 9.324,0 MWp. Derhalve: de ingave van capaciteit in het november rapport blijkt incorrect te zijn geweest. Zie de analyse en bespreking van de december 2022 rapportage !
** "Projecten" hier gelijk te stellen aan "inschrijvingen bij CertiQ". Dit kan deels gaan om meerdere deel installaties op een en hetzelfde adres en/of bedrijfs-complex. Vaak gaat het daarbij om separate SDE beschikkingen, waarvoor vereist is dat ze allen een eigen bemetering hebben, tenzij daarvoor afspraken zijn gemaakt met RVO. Er zijn de nodige lokaties met meer dan 1 SDE beschikking, Polder PV heeft daar honderden voorbeelden van in zijn eigen project dossier.
1. Ontwikkeling van aantallen gecertificeerde zonnestroom installaties
Nieuwe aantallen installaties in bovenstaande grafiek, rode curve, met als referentie de linker Y-as. In december 2020 werd, na diverse behoorlijk hoge nieuwbouw cijfers in voorgaande maanden, en na het tussentijdse record in juli (589 netto nieuw), in de laatste kalendermaand wederom een nieuw record niveau met de (netto) bijschrijvingen bereikt bij CertiQ, 616 nieuwe exemplaren (geel omrand data punt rechtsboven in de grafiek). Vanaf januari 2021 viel het nieuwe volume bij de aantallen fors terug, grofweg wisselend rond de 300 nieuwe projecten per maand. Pas in december werd meteen het maandrecord voor dat jaar gevestigd, met 459 nieuwe projecten. In januari 2022 viel dit echter weer sterk terug, naar nog maar (netto) 225 nieuwe projecten. Februari scoorde niet veel hoger, met netto 258 nieuwe aanmeldingen, en maart en april deden het ook weer slechter, met nog maar 234 resp. 232 exemplaren. Pas in mei werd het tot dan hoogste niveau in 2022 gehaald, met 264 nieuwe projecten. Juni viel weer tegen, met maar 219 exemplaren. Juli kon aan deze magere groei, met 232 nieuwe projecten, niet veel veranderen. Sterker nog, augustus tot en met november gaven nog maar een netto groei van 171, 169, 182, resp. 189 nieuwe projecten te zien. Desondanks, werd in november een record volume aan nieuwe capaciteit toegevoegd (zie verder).
De accumulatie is te zien aan de blauwe kolommen curve in bovenstaande grafiek. In de september 2019 rapportage is de grens van twintigduizend gecertificeerde zonnestroom projecten overschreden, in november 2021 werd de 30.000 piketpaal gepasseerd. Het totaal is inmiddels, met november 2022 toegevoegd, uitgekomen op, voorlopig, 32.924 exemplaren. Duidelijk is, dat de accumulatie curve minder steil wordt - wat het aantal nieuwe projecten betreft is de markt na de hoge groei in 2020 weer beduidend aan het afkoelen.
Voor alle CertiQ data geldt: Netto effect = aantal bijschrijvingen minus het aantal uit de CertiQ databank verwijderde PV-projecten per maand. Normaliter werden jaarcijfers later bijgesteld, zoals ook voor voorgaande jaren is geschied (zie revisies voor de jaren 2018 en 2019, met de daar aan gelinkte gedetailleerde analyses). Die revisies worden echter niet meer gepubliceerd, en dus moest er naar een andere reconstructie techniek worden overgestapt. Zie daarvoor een eerste poging in paragraaf 9 in de analyse van het december 2021 rapport. Deze reconstructies worden in de meest recente analyse gecontinueerd en geactualiseerd. Al snel na publicatie van de officiële maandrapportages bij CertiQ, kunnen de waarden per maand namelijk al flink bijgesteld worden (analyse 4 november 2020). In de maandrapport besprekingen van, en de primaire grafieken bij Polder PV, wordt altijd dié inhoud als referentie aangehouden, en vergeleken met oudere maand rapportages, om in ieder geval die trends op een gelijkwaardige wijze met elkaar te kunnen vergelijken.
Grafiek met de variatie in de (netto) groei van de aantallen installaties per maand (rapport) bij CertiQ. De nieuwe volumes gerealiseerde projecten per maand zijn vanwege de enorme stapel aan SDE beschikkingen die al werd uitgevoerd in 2020 t.o.v. 2019 weer sterk toegenomen, ondanks de fikse beperkingen a.g.v. de Covid pandemie. Dit is te zien aan de horizontale stippellijnen, die het maandgemiddelde per kalenderjaar weergeven. 2021 kwam daarbij iets lager uit dan 2019 (bruine resp. gele stippellijn, 339 resp. 350 netto nieuw aantal installaties per maandrapport). 2020 blijft ongeslagen kampioen, met maar liefst 445 nieuwe installaties gemiddeld per maand, volgens de maandrapportages (blauwe stippellijn).
2022 is, met slechts 225, 258, 234, 232, 264, 219, 232, 171, 169, 182 en 189 nieuwe installaties in de eerste 11 maand rapportages, weer op een bescheiden niveau teruggekeerd (weergegeven in magenta kolommen, inmiddels gemiddeld 216 stuks per maand = stippellijn). Bij de capaciteit ligt die verhouding echter heel anders, zie paragraaf 2.
Tót 2018 was er een verwarrende periode van 4 jaar waarbij ook tijdelijk negatieve groei optrad, vanwege een combinatie van lang durende her-registratie verplichtingen, en mogelijk "natuurlijke uitval" bij CertiQ.
Ook deze volumes (evenals die voor de capaciteiten) zullen achteraf nog worden bijgesteld door wijzigingen in de primaire database van CertiQ. Deze revisies kunnen zowel positief (capaciteit 2015-2018, eerste jaar rapport 2020), als negatief uitpakken. In 2019 is bijvoorbeeld de bijstelling voor de capaciteit in negatieve zin uitgepakt, zoals we hebben gezien bij de jaarcijfers.
In 2020 zijn in de 12 maandrapporten 5.335 nieuwe projecten opgetekend door CertiQ. Een nieuw jaar record, wat 27,2% boven het kalenderjaar volume van de maandrapportages in 2019 (4.195 projecten) is komen te liggen. 2021 heeft in totaal in de maandrapportages 4.073 nieuwe projecten opgeleverd, 24% lager dan in 2020. 2022 zal, met de huidige aantallen (2.375 nieuwe projecten in de 1e 11 maanden) daar ver onder blijven.
Revisies van de historische cijfers lieten, op basis van de actuele grafiek in het december 2021 rapport, zien, dat met de toen geldende status quo, de groei van het aantal nieuwe projecten in heel 2021 ongeveer 45% lager lag dan de aanwas in 2020 (3.049 t.o.v. 5.551 nieuwe installaties). De nieuwe jaargroei volumes voor 2021 zijn inmiddels echter wederom licht gewijzigd. Zie daarvoor paragraaf 6.
2. Capaciteit evolutie van gecertificeerde zonnestroom installaties
Voetnoot
bij grafiek: de cijfers voor september 2017 zijn na vragen van Polder
PV door CertiQ aangepast.
Voor de reden, zie analyse
herziening september 2017 rapportage ! Ook voor juli 2019 is
het aanvankelijk op 1 augustus 2019
verschenen maandrapport na interventie door Polder PV fors neerwaarts
gecorrigeerd in
een later gereviseerde versie.
Als klap op de vuurpijl resulteerde uit het april 2020 rapport een
bizarre
negatieve maandgroei van -108,5 MWp,
a.g.v. een "drie-nullen correctie" van een eerder (?)
foutief ingegeven installatie door een netbeheerder. Ook het cijfer
in januari 2021 is door een foute
entry van een netbeheerder veel te hoog uitgepakt. Dit is gecorrigeerd
in februari, waardoor die maand een zeer lage "artificiële
groei" laat zien.
De nieuwe record waarde voor november 2022 (461,1 MWp) is niet onmogelijk,
gezien historische hoge cijfers voor deze maand, in recente jaren.
In vergelijking met de groei van de aantallen nieuw geregistreerde gecertificeerde PV projecten (vorige grafiek), gaat het bij de netto toegevoegde capaciteit al langere tijd om opvallende, gemiddeld substantieel grotere volumes dan wat we in eerdere jaren hebben gezien. Met name in 2018, 2019, 2020 en 2021. In november van 2019 werd een lang ongebroken nieuwe record toevoeging van maar liefst 409,9 MWp geregistreerd. Het maandgemiddelde (horizontale stippellijn) eindigde voor de maandrapportages op 142 MWp in dat jaar, in 2020 en 2021 is dat gemiddelde verder toegenomen van 158 naar 191 MWp.
Desondanks is, op basis van de revisie van de maandrapport cijfers (paragraaf 9), de uitkomst voor het hele jaar nogal anders geworden dan gedacht: In 2020 is met de update van de geactualiseerde CertiQ grafiek in het oktober 2022 rapport namelijk al een substantieel hogere jaargroei geconstateerd dan in 2021, een verhouding van, momenteel 2.390 MWp in 2020, en 2.150 MWp in 2021. Hierbij moet ook de disclaimer, dat, net als voor 2020, de cijfers voor 2021 alsnog verder kunnen gaan wijzigen in latere revisies van CertiQ.
2022 begon in de historische reeks bemoedigend, met 166,7 MWp in januari, 199,3 MWp in februari, waarbij het eerste kwartaal voorlopig werd afgesloten met een relatief beperkt volume van 159,7 MWp nieuwe capaciteit in maart. April 2022 viel tegen, met slechts 92,5 MWp, minder dan de helft van de 194 MWp in april 2021 en zelfs lager dan de aanwas in april 2019. Mei 2022 krabbelde weer op, met een toevoeging van, 231,2 MWp. Het tweede hoogste niveau voor die maand, maar nog wel 16% lager dan de toename in mei 2021. Juni liet een iets bovengemiddelde groei zien van 199,2 MWp, wat echter wel 23% lager lag dan de 259,2 MWp aanwas in juni 2021. Juli viel fors tegen, met maar 117,0 MWp (netto) nieuwbouw. Weliswaar 18% hoger dan het nog lagere volume van 95,5 MWp in juli 2021, maar beduidend lager dan het record voor die maand, 207,6 MWp, in juli 2020. Ook augustus bleef "ondermaats" presteren, met 143,5 MWp 15% lager dan in dezelfde maand in 2021 (en by far minder dan de hoge toevoeging in augustus 2019). September liet gelukkig weer een vrij hoge groei zien van 189,0 MWp, wat een factor 2,2 maal het niveau in september 2021 was. Maar het lag beduidend lager, ruim 26%, dan het record nieuwbouw voor die maand, in september 2020 (256,9 MWp). In oktober 2022 volgde weer een relatief bescheiden volume van 97,6 MWp aan nieuw bijgeschreven capaciteit. Dat is slechts 48% van de toename in oktober 2021 (205,1 MWp). Het niveau ligt wel iets boven de bijschrijving in oktober 2019 (87,3 MWp).
Tot slot, had Sint Nicolaas toch nog een leuke surprise voor ons, en werd in november 2022, ondanks het blijvend lage aantal nieuwe bijschrijvingen (zie hier boven), een nieuwe record bijschrijving van 461,1 MWp aan PV capaciteit toegevoegd aan het wat onzekere jaar 2022. Dat is ruim 12% hoger dan het vorige record, ook voor november, in 2019. Dit compenseert aardig voor de soms wat tegenvallende bijschrijvingen in voorgaande maanden, in het huidige jaar.
De 11 eerste rapportages in 2022 hebben momenteel, inclusief record maand november, 2.057 MWp toegevoegd, t.o.v. 2.041 MWp in jan. - nov. 2021. Was het verschil tm. oktober nog bijna 13% minder dan in jan. - okt. 2021, is dat met 1 maandrapport toegevoegd, inmiddels dus 0,8% méér dan in de eerste 11 maanden van 2021. De eerder gesignaleerde licht neerwaartse trend in de projecten markt lijkt hiermee dus weer gebroken, en is sprake van minimaal een stabilisatie als we het over het totaal van de 1e 11 maanden hebben. Wel blijft het nog steeds zo, dat in 7 van de 11 maandrapportages in 2022 de nieuwe volumes lager waren, dan door CertiQ gepubliceerd voor 2021. Diverse beperkingen spelen hierbij een blijvende rol, zoals de aanwezige netcapaciteit, personeelsgebrek, grondstof prijzen, en hardware leveringsproblemen.
3. Gemiddelde capaciteit nieuwe PV installaties november 2022 - nieuw historisch record
Als we uitgaan van de CertiQ cijfers zoals nu gepubliceerd, deze als "correct" beschouwen, relatief weinig uitstroom van verwijderde projecten in de data bestanden veronderstellen, en de maandelijkse netto toevoegingen in de rapportages voor november 2022 combineren met de toegevoegde capaciteiten in die maand, resulteert dit in een nieuw record cijfers. Met deze 2 data komen we namelijk op een gemiddeld systeem vermogen van 2.440 kWp per stuk bij de 189 nieuwkomers. Deze berekende waarde breekt het oude record voor de nieuwe toevoegingen, in de reeds lang achter ons liggende maand, oktober 2015, toen ook een zeer hoog resultaat werd gehaald. Dat was toen 2.305 kWp gemiddeld, bij een toevoeging van netto slechts 8 nieuwe projecten, dus sowieso waarschijnlijk "niet representatief", ook voor dat lang vervlogen jaar. Voor november 2022 betekent dit afgeleide gemiddelde bij de capaciteit een gemiddelde omvang van zo'n 6.099 zonnepanelen à 400 Wp per nieuw project. Zeer grote PV installaties dus, het is zeer waarschijnlijk dat daar meerdere zonneparken bij hebben gezeten. Ook is het nog steeds mogelijk dat er foute, veel "te grote", entries binnenkomen bij CertiQ, die (nog) niet zijn opgemerkt, zie de disclaimer aan het begin van dit artikel. Maar ik ga er van uit dat de controles op dergelijke fouten flink zijn opgeschroefd, en dat echt gekke anomalieën er wel op tijd uit worden gehaald bij de TenneT dochter.
Het evoluerende systeemgemiddelde bij de totale accumulatie in het CertiQ dossier is in november, mede vanwege deze zeer forse toevoeging, ook flink verder toegenomen. Zie paragraaf 8.
4. Kwartaal cijfers CertiQ maandrapportages - 2e resultaat QIV 2022 bekend
Groeicijfers per kwartaal volgens de oorspronkelijke maandrapportages. Het record volume per kwartaal is tot nog toe al in QIV 2020 gerealiseerd, met 874 MWp.
2021 liet een sterk wisselend beeld zien, met hoge toevoegingen in het 2e (728 MWp) resp. 4e kwartaal (672 MWp), gebaseerd op de maand rapportages. Voor 2022 zijn de eerste 6 maand rapportages cq. het eerste half jaar inmiddels bekend. 167, 199, resp. 160 MWp, totaal 526 MWp in het eerste kwartaal, 2,8% lager dan de 541 MWp in QI 2021. Maar wel al 73% hoger dan de 304 MWp toegevoegd in het hele eerste kwartaal in eerste Covid jaar 2020. En 68% hoger dan hetzelfde kwartaal in het "normale" jaar 2019 (314 MWp).
Het tweede kwartaal van 2022 liet een bijna identiek totaalbeeld zien als het voorgaande, met een aanwas van 523 MWp. Dit is sterk achtergebleven bij het record volume van QII 2021 (728 MWp), 28% minder volume. Het derde kwartaal komt op 450 MWp, beduidend lager dan in de vorige drie kwartalen, maar wel 27% meer dan in het tegenvallende derde kwartaal van 2021 (354 MWp). Gezien de huidige, moeilijke markt omstandigheden, leek de markt afkoeling dan ook structureler te gaan worden, eerder dit jaar.
Achteraan is als gearceerde kolom de accumulatie van de 1e 2 maanden voor QIV 2022 te zien. Na de zeer bescheiden toevoeging van slechts 98 MWp in oktober, gevolgd door het record van 461 MWp in november (toch een "positieve verrassing", die de claim in de voorgaande analyse heeft gelogenstraft), is het totaal resultaat gelukkig alweer een flink volume van 559 MWp geworden, met nog 1 maand te gaan. Wat al hoger is dan de totale volumes in de eerste drie kwartalen van 2022. Als we met het maandgemiddelde in de eerste 11 maanden van 2022 zouden rekenen voor december, ongeveer 187 MWp, zou QIV in theorie op zo'n 746 MWp kunnen komen. Rekenen we alleen met het gemiddelde over de eerste tien maanden, 160 MWp, zou die potentiële cumulatie bij zo'n 719 MWp blijven steken. Als dat zou uitkomen, zou het laatste kwartaal ongeveer op de derde plaats komen in de CertiQ historie, na QIV 2020, resp. QII 2021.
5. Half-jaar cijfers CertiQ maandrapportages - 2e half-jaar flink bijgetrokken
Groeicijfers per half-jaar. De Y-as geeft de nieuw gerapporteerde capaciteiten in MWp, volgens de maandrapportages in de getoonde half-jaren. Op de X-as per kolom de resultaten van de 6 maand rapportages uit de half-jaren (HI = jan. tm. juni; HII = juli tm. december) sinds 2010, tot en met 2e half-jaar van 2021, en, achteraan, de accumulatie van HI 2022, en de eerste gecumuleerde resultaten voor HII 2022, waar aan alleen nog december ontbreekt (gearceerd).
Het tweede half-jaar van 2020 heeft een nieuwe record capaciteit van 1.432 MWp laten zien, temidden van de mondiale Covid19 pandemie. Daarna zijn de halfjaar volumes in de maand rapportages stapsgewijs afgenomen, van 1.269 MWp in HI 2021, naar nog maar 1.026 MWp in de tweede jaarhelft van vorig jaar. Het eerste half jaar van 2022 deed het marginaal beter, met 1.049 MWp nieuwbouw.
Als we met de gemiddelde toevoeging van 187 MWp voor de eerste elf maanden zouden rekenen, en dat toevoegen aan het resultaat voor HII 2022, zou dat half jaar kunnen uitkomen op 1.195 MWp, beduidend hoger dan in de voorgaande twee half-jaren, en dik 16% hoger dan in HII 2021. Maar nog behoorlijk ver verwijderd van de 2 record half-jaren, HII 2020, resp. HI 2021.
De in de vorige analyse uitgesproken verwachting dat de 2e jaarhelft mogelijk niet in de buurt van de 1 GWp nieuwe capaciteit toevoeging zou kunnen gaan komen op basis van de historische trend, is gelukkig niet uitgekomen. En dat alleen maar door de spectaculaire capaciteit toevoeging in het november rapport.
6. Kalenderjaar cijfers CertiQ maandrapportages & jaar-revisies - tm. november 2022, inclusief revisie 2019, eerste jaar rapport cijfers 2020 en 2021, en meest recente herzieningen
Voor beschouwing van een vorige versie van deze grafiek, zie onder de bespreking van het april maand rapport van 2021. Nieuwe kalenderjaar volumes volgend uit de oorspronkelijke maand rapportages zijn hier weergegeven in lichtblauwe kolommen. De volumes die volgen uit de later verschenen oorspronkelijke, dan wel gereviseerde jaar rapportages zijn getoond in de donkerblauwe kolommen. Normaliter werden gearceerde kolommen later nog bijgesteld door CertiQ. Zoals in een vorige analyse besproken in paragraaf 9, worden er echter geen gereviseerde jaaroverzichten meer gepubliceerd door CertiQ, en moeten we de actuele cijfers proberen te reconstrueren. De gearceerde kolom voor 2020 is in ieder geval het gevolg van het verschil tussen het EOY volume in het gereviseerde jaar rapport voor 2019, en dat in het later niet meer gereviseerde eerste jaar rapport voor 2020. De kolom voor 2021 is het verschil tussen de EOY volumes in de twee niet meer gereviseerde jaar rapportages voor de jaren 2020 en 2021.
Het op basis van de maandrapportages bereikte niveau voor 2021, 2.295 MWp, is 21% hoger dan de 1.897 MWp voor 2020 in de maandrapportages over dat jaar. En bijna 13% hoger dan het jaargroei cijfer in het eerste (niet meer gereviseerde) jaar rapport over 2020 (2.036 MWp). Het verschil tussen de jaar rapport cijfers is in 2020 en 2021 veel minder groot, 2.036 MWp in 2020, en 2.101 MWp in 2021 (3,2%), maar ook dat is gebaseerd op alweer achterhaalde cijfers. Helemaal rechts zien we, gearceerd, het nog zeer voorlopige gecumuleerde resultaat voor 2022 staan (jan. - nov.), 2.057 MWp. Waar alleen nog de december rapportage aan moet worden toegevoegd.
Ook voor dat laatste cijfer geldt, dat de afschatting op basis van de historische trend in de vorige analyse leidde tot de aanname, dat de totale jaargroei onder de 2 GWp zou kunnen blijven steken, inmiddels void is te verklaren. Met de spectaculaire volumes uit het november rapport is er namelijk al bijna 2,1 GWp (alleen gecertificeerde capaciteit) bereikt. Dat zou bij toevoeging van een "gemiddeld" volume in december nog kunnen doorstijgen naar zo'n 2,2-2,3 GWp. Als dat uitkomt, zou 2022 zelfs het resultaat voor 2021 (in de maandrapportages: 2.295 MWp) kunnen gaan evenaren.
Revisie oudere jaargroei cijfers (ctd.)
In deze grafiek heb ik wederom twee opnieuw berekende jaarvolumes getoond, op basis van de in elk CertiQ maandrapport getoonde meest actuele grafiek, in 2 rood gekleurde horizontale lijnstukken. Ditmaal gebruik makend van de door CertiQ getoonde actuele evolutie grafiek in het november 2022 rapport. De methode daarvoor heb ik toegelicht in paragraaf 9 van de analyse van het december 2021 rapport. Deze reconstructie methode is ingezet, omdat er géén herziene jaaroverzichten meer zijn verschenen bij CertiQ (sedert kalenderjaar 2020), en "officiële" gewijzigde historische cijfers voor die jaren vooralsnog ontbreken.
Met deze meest recente extrapolaties komt het jaarvolume voor de gecertificeerde capaciteit voor 2020 uit op 2.380 MWp (eerdere reconstructies: 2.390 MWp, 2.330 MWp, 2.360 MWp, 2.370 MWp, 2.540 MWp, 2.350 MWp, 2.310 MWp, 2.350 MWp, 2.360 MWp, resp. 2.550 MWp), en voor 2021 inmiddels op 2.160 MWp (voorgaande rapportages: 2.150 MWp, 2.180 MWp, 2.150 MWp, 2.110 MWp, 1.930 MWp, 2.070 MWp, 2.110 MWp, 1.828 MWp, 1.970 MWp, 1.855 MWp, resp. 1.588 MWp). Nog steeds / wederom wijken deze meest recente jaargroei cijfers sterk af van de volumes die volgen uit de accumulaties van zowel de maandrapport data, als van die gebaseerd op de jaar rapportages. Momenteel is de nu actueel bekende jaargroei in het CertiQ dossier in 2021 ruim 9% lager geweest dan in 2020. In de vorige analyses was dat nog 10%, 6%, 9%, daarvoor 11%. Het verschil is dus weer iets afgenomen. Afhankelijk van de bijstellingen in het december maandrapport en eventuele revisies van die cijfers, kan dat weer toenemen, of kleiner gaan worden.
Met de meest actuele stand van zaken lijkt, bij de capaciteitstoename voor het jaar 2020 16,9% meer vermogen te zijn gerealiseerd dan was af te leiden uit de (voorlopige) jaaroverzichten. Voor 2021 is dat momenteel slechts 2,8% meer t.o.v. het voorlopige jaaroverzicht (huidige revisie op basis van grafiek in november 2022 rapportage CertiQ). Bij de aantallen nieuwe projecten per jaar zijn deze relatieve verschillen 14,5% positief voor 2020, resp. 0,3% negatief voor 2021. De absolute jaargroei van de aantallen projecten zou in de huidige status update neerkomen op zo'n 5.480 exemplaren voor 2020, resp. 3.800 nieuw in 2021, een duidelijke afname van de groei tussen deze 2 jaren.
Met name de cijfers voor 2021 kunnen in een later stadium nog fors worden bijgewerkt.
7. Accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit
De trendlijn in de grafiek is sedert de mei 2020 update, als gevolg van de aanvankelijk tegenvallende cijfers in 2020 (incl. de negatieve groei in april anomalie), aangepast t.o.v. het exemplaar in de voorgaande versies. De polynoom "best fit" curve is vervangen door een voortschrijdend gemiddelde trendlijn, waarbij het gemiddelde resultaat van de laatste drie maanden wordt weergegeven. De rode lijn laat, op enkele kort durende anomalieën na, een voortdurende flinke progressie zien. Vertikale blauwe stippellijnen geven vanaf de bespreking van de november 2020 rapportage het snijpunt van de bereikte 1.000 MWp piketpalen ("een GWp") met deze curve weer. De zevende piketpaal is eind november 2021 gepasseerd, de achtste piketpaal werd in het rapport van april 2022 gehaald, de negende in de rapportage van oktober. Met de toevoeging van de 11e maandrapportage van 2022 staat er nu bij CertiQ inmiddels alweer een geaccumuleerd gecertificeerd vermogen genoteerd van 9.474,6 MWp aan PV capaciteit. Waarschijnlijk zal in het eerste kwartaal van 2023 de "eerste 10 GWp" in dat omvangrijke dossier zijn opgenomen.
Het inmiddels alweer bereikte volume van bijna 9,5 GWp in het CertiQ rapport van november 2022 is een factor 431 maal het volume eind 2009 (22 MWp). En al ruim 73 maal het volume in juni 2015 (129,5 MWp), vlak voordat de hoge groei bij CertiQ manifest werd. Deze fenomenale groei in de solar projecten markt is een van de grootste problemen voor de netbeheerders geworden, de laatste jaren. Voor een nieuwe prognose voor eind 2022, en medio 2023, gebaseerd op o.a. dit diagram, zie de grafiek in paragraaf 9.
De verdere progressie hangt wederom van onzekere factoren af, met name de voortwoekerende netcapaciteit problemen, en de beschikbaarheid van kundig en gekwalificeerd technisch personeel. De SDE portfolio's zijn echter nog dermate groot (analyse 1 oktober 2022 update alhier), dat we nog veel volume kunnen gaan verwachten in de komende jaren, ondanks de ook al gesignaleerde, massieve uitval van beschikkingen voor zonnestroom projecten. Gezien de krappe tijdvensters waarbinnen SDE beschikte projecten gebouwd dienen te worden, en ondanks een jaar respijt vanwege de pandemie, is 2021 sowieso een prima jaar geworden. Zeker op het gebied van de realisatie van grotere, SDE "+" en "++" gesubsidieerde projecten. 2022 zal, afhankelijk van de toevoeging in december, vermoedelijk op een vergelijkbaar niveau uitkomen.
8. Evolutie systeemgemiddelde capaciteit bij accumulaties CertiQ dossier
Met de aanhoudend sterke groei van de accumulatie van (gecertificeerde) zonnestroom capaciteit, bleef jaren lang ook de gemiddelde projectgrootte fors groeien in de cijfers van CertiQ. In twee korte periodes was er even een terugval (voorjaar 2020, en in februari 2021).
Er zijn eerder al twee piketpalen gepasseerd, in maart 2019 werd een gemiddelde van 100 kWp gehaald, in januari 2021 ging het al over de 200 kWp heen (bovenste 2 horizontale stippellijnen). De toename van het systeemgemiddelde was hoog in 2020-2021, toen vele grote projecten werden toegevoegd. Weliswaar was de groei in 2022 minder sterk, en vlakte deze duidelijk af in de eerste tien maanden van 2022, maar bleef het systeemgemiddelde verder toenemen. Met "surprise maand november", welke een record nieuw vermogen, bij een blijvend bescheiden aantal nieuwe installaties toevoegde, is het eind van die maand het totale gemiddelde inmiddels weer sterk verder aangetrokken. Naar een niveau van 287,8 kWp. Het eind lijkt nog steeds niet in zicht.
Het maximale niveau eind november 2022 is een hoge factor van bijna 49,6 maal het gemiddelde begin 2010. En een factor van 19,2 maal zo hoog dan de minimum omvang waarvoor een SDE "+", resp. SDE "++" project sedert SDE 2011 (volgens wettelijk voorschrift) wordt geaccepteerd door RVO (15 kWp, onderste horizontale blauwe stippellijn). Ook in deze grafiek is, vanwege de trendbreuk begin 2020, afgestapt van een polynoom trendlijn, en is deze vervangen door een voortschrijdend gemiddelde lijn, met gemiddelde waarden van de laatste drie maanden (rode curve).
De gemiddelde systeemgrootte van de netto toevoeging in de november 2022 rapportage lag die maand op een record hoog niveau, van 2.440 kWp (paragraaf 3). Dat het in de grafiek getoonde gemiddelde voor alle geaccumuleerde projecten normaliter (veel) lager ligt dan bij de maandelijkse toevoegingen, komt door het blijvend "drukkende effect" van de duizenden kleine residentiële PV installaties uit de eerste 3 SDE regelingen (vaak met een omvang van maar een paar kWp per stuk). De verwachting is, dat dit effect op het totale systeemgemiddelde nog lang zal aanhouden gezien hun volume. Pas als er continu véél, en ook zeer grote fysiek opgeleverde nieuwe SDE projecten gaan cq. blijven instromen bij CertiQ, zal dat effect (deels) worden opgeheven.
Daarbij dient men niet te vergeten dat de duizenden kleine residentiële installaties ook voor 15 jaar een SDE (2008-2010) beschikking hebben (zie grafiek met de actuele [overgebleven] aantallen per grootte categorie in het eerste jaar overzicht van 2020, en, ditto, met een andere categorie indeling, in het 1e overzicht voor 2021). Dus het gros daarvan zal beslist nog tot en met 2023 in dienst zijn, en geregistreerd blijven bij CertiQ. Zonder registratie immers géén (voorschot-betalingen voor) SDE subsidie meer. In een recent gevonden FAQ post van de TenneT dochter (Hoelang is mijn inschrijving voor mijn productie-installatie geldig?), wordt zelfs gerept van het volgende, over de geldende inschrijf duur van PV projecten:
"Uw inschrijving is 5 jaar geldig vanaf de datum van uw vaststellingsovereenkomst. Deze datum kunt u vinden in MyCertiQ. Een uitzondering geldt voor zonne-installaties met een vermogen van maximaal 0.015 MW. Deze installaties staan voor onbepaalde tijd ingeschreven, tenzij u CertiQ verzoekt om deze uit te schrijven."
Dit betekent dat, als de eigenaar van genoemde kleine PV projecten waarvan de SDE subsidie termijn is verlopen, géén actie onderneemt, de ooit geregistreerde (residentiële) installatie gewoon in de bestanden van CertiQ aanwezig zal blijven. Overigens vallen hier óók enkele grotere projecten onder, die tijdelijk van een gat in de wetgeving gebruik hebben kunnen maken onder de oudste SDE regelingen. Waar onder het Klepperstee veldproject in het Zuid-Hollandse Ouddorp, met tientallen SDE 2009 beschikkingen.
9. Totaal CertiQ volume - nieuws m.b.t. revisie cijfers en extrapolatie tm. november 2022
Voor een uitgebreide analyse van gereviseerde cijfers voor de afgelopen twee jaren (2020 en 2021), zie paragraaf 9 in de bespreking van het december 2021 rapport.
Op basis van de actuele grafiek in het november 2022 rapport van CertiQ heb ik de voor die jaren geldende eind cijfers (EOY) opnieuw bepaald, met behulp van de eerder besproken lay-over techniek. Deze heb ik reeds getoond en besproken in paragraaf 6; ze geven het meest actuele resultaat aan voor die jaren. De verwachting is dat deze resultaten nog lang niet definitief zijn, en met elk maandrapport nogmaals zullen worden bijgesteld. Die zullen dan ook in komende analyses direct worden meegenomen.
Nieuwe extrapolatie, voor eind 2022, en medio 2023, op basis van maandrapportages
Hier onder ga ik opnieuw, wat alleen het CertiQ volume betreft (!), met een laatste extrapolatie, in op het accumulatie potentieel voor eind 2022. En een eerste, grove raming, voor medio 2023. Dit, n.a.v. de groei bij de accumulatie van de capaciteit, inclusief de toevoegingen in de laatste maandrapporten. Vanaf de versie van juni 2022 wordt slechts een periode vanaf december 2015 getoond. De complete reeks tot en met mei 2022 is in de betreffende analyse voor die maand weergegeven.
Extrapolatie voor eind 2022
De huidige grafiek is weer enigszins verschillend van het vorige exemplaar (status update okt. 2022), vooral vanwege de forse impact van de record capaciteit toevoeging in de november rapportage. Het aanvankelijk zeer forse verschil tussen de eindejaars-volumes voor 2020 volgens het december rapport van dat jaar (5.123 MWp, blauw omkaderd), en de nieuw gereconstrueerde laatste omvang voor het eindejaars-volume, inmiddels 5.630 MWp, i.p.v. de eerder getoonde 5.317 MWp in het eerste jaaroverzicht voor 2020 (groen, gestreept omkaderd), is gestabiliseerd. Het verschil tussen de twee waarden is in 2021 een stuk kleiner, 7.418 MWp volgens het 1e jaaroverzicht, en zo'n 7.790 MWp in de huidige reconstructie van de meest recente evolutie grafiek van CertiQ (stabiel gebleven). De verschillen tussen genoemde waardes zijn nu 507 MWp voor 2020, resp. 372 MWp voor 2021. Voor de kalenderjaren tm. 2019 zijn gereviseerde jaar rapportages voorhanden, hun "eindwaarden" zijn weergegeven met de gesloten groene diamantjes.
In een nieuwe, "conservatieve" lineaire extrapolatie voor de mogelijke accumulatie in het CertiQ register, eind 2022 (zwarte lijn), heb ik in deze laatste korte termijn prognose wederom eind 2018 als begin referentie genomen (eerste vertikale blauwe stippellijn), en via het laatste maand resultaat, november 2022, lineair ge-extrapoleerd naar eind 2022 (EOY '22, 2e vertikale blauwe stippellijn). Met deze extrapolatie komen we aan het eind van het huidige jaar inmiddels op een mogelijke accumulatie van zo'n 9.625 MWp uit, weergegeven rechts van de rechter Y-as. Dat is een forse 325 MWp meer dan in de voorlaatste reconstructie, vooral vanwege de hoge impact van de toevoeging in de november rapportage.
Ten tweede. Gaan we uit van de best fit trendlijn door de maand resultaten, een (conservatieve) 3e graads polynoom (rode curve), en bepalen we daarvan het snijpunt met genoemde blauwe stippellijn, komen we op zo'n 9.425 MWp uit (trend omlaag buigend). Gecombineerd met bovenstaande, gaan we voor het "minimale" niveau voor eind dit jaar voorlopig uit van ruim 9,5 GWp als gemiddelde.
Gaan we nu uit van een "redelijk conservatieve" trendlijn door de (herziene en/of aangepaste) eindejaars-volumes in de groene curve (3e graads polynoom berekend door Excel), zou de extrapolatie voor EOY 2022 inmiddels grofweg neerkomen op zo'n 10.850 MWp, zo'n 50 MWp meer dan in de vorige extrapolatie. Het gemiddelde van deze 2 prognoses geeft voor eind 2022 een potentieel van 10,19 GWp aan gecertificeerde PV-capaciteit, een stuk hoger dan in de vorige afschatting (10,05 GWp).
Omdat met name voor 2021 en 2022 er nog steeds het nodige aan volume kan worden bijgeplust, is het "zoekgebied" voor het te verwachten volume eind 2022 in het bovenste deel van de ovaal met gestippelde rand in de grafiek. Wel neemt de waarschijnlijkheid van zeer hoge waarden af, met nog maar 1 maand rapportage te gaan voor 2022.
Eerste grove extrapolatie voor medio 2020
Naar analogie van de afschatting voor eind 2022, hierbij ook een aller-eerste, grove indicatie, wat op basis van historische trends, het opgestelde zonnestroom genererende vermogen medio komend jaar zou kunnen gaan worden bij CertiQ (eind juni 2023). Daarvoor heb ik de derde vertikale blauwe stippellijn als referentie genomen. De snijpunten bevinden zich dan op 10,6 GWp (rechtlijnige extrapolatie), 10,1 GWp (3e graads polynoom, veel hoger resultaat bij 4e graads), resp. 12,4 GWp (op basis van bijgestelde jaargroeicijfers van CertiQ). Gezien de flink problematisch markt omstandigheden voor "snelle realisatie" van grote hoeveelheden grote solar projecten, houd ik het voorlopig op een conservatieve schatting van zo'n 10,3 GWp, medio 2023.
Verder moet men zich natuurlijk blijven beseffen, dat CertiQ al enige tijd het grootste zonnestroom dossier in Nederland omvat. Maar dat dit alles nog exclusief de residentiële, nieuwbouw, huur- en andere marktsegmenten is, die niet, of nauwelijks zijn vertegenwoordigd in het - omvangrijke - CertiQ dossier. We zullen later aan de hand van nieuwe cijfers van het CBS meer zicht krijgen op de totale marktgroei in Nederland. Voor de meest recente data van peildatum eind mei, zie het artikel van Polder PV, van 7 juni jl.
10. Gecertificeerde zonnestroom productie tm. oktober 2022 - lagere maand opbrengsten, maar wederom record volumes bij productie en GVO uitgifte in 12 maanden tijd
De "gemeten" producties van gecertificeerde zonnestroom worden door CertiQ ook in hun maand rapportages weergegeven, en wel over de daar aan voorafgaande maand. Dit zijn, wederom, altijd minimum inschattingen, omdat er vaak nog de nodige productie cijfers "na worden geleverd". De grootste volumes zijn wel al bekend, in de rapportage maand, volgend op de verslag-maand.
^^^
Voor totale presentatie vanaf 2003, zie de tm. juli 2022 bijgewerkte
grafiek in
het betreffende rapport
Omdat al lange tijd in deze grafiek voor 2014 er nauwelijks meer iets was te zien, heb ik een paar updates geleden de weergegeven periode flink verkort. Vanaf de analyse van het aug. 2022 rapport worden alleen de data sedert eind 2012 getoond, waardoor een "mooier" beeld ontstaat bij met name de progressie van de uitgegeven garanties van oorsprong voor gecertificeerde zonnestroom (blauwe curve). In magenta is de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteit in de CertiQ databank weergegeven (volgens maandrapportages). Eindigend op 9.075 MWp in het november 2022 rapport (geel omrand punt rechtsboven, referentie: linker Y-as). De productie curve is sedert het laatste dieptepunt, in december 2021 voorlopig een volume van 94,4 GWh (43% hoger dan december 2020) weer, als vanouds, rap gegroeid tot en met de zomer van 2022. Een beperkte stijging naar 115,1 GWh in januari (het was volgens het KNMI dan ook een vrij sombere maand). En al een fors hoger volume van 264,6 GWh in februari.
Maart brak alle records voor het eerste kwartaal, met 705,1 GWh, 78% hoger dan de eerst gepubliceerde cijfers voor maart 2021 (396 GWh). Ook april pakte hoog uit, met 818,3 GWh. Ook mei zette een nieuw record volume neer, van ruim 1.017 GWh. Zoals de verwachting was, is dat alweer naar de 2e plaats verwezen in de update van juli 2022, met een volume van 1.125,8 GWh voor de maand juni (blauw data punt met rode rand, rechtsboven in de grafiek). Dat is 37% meer dan de 822,5 GWh genoteerd voor juni 2021. Goed om te beseffen dat dit uitsluitend het gecertificeerde volume betreft, en dat dit nog opwaarts zal worden bijgesteld.
De verwachting uitgesproken in het juli rapport, dat de gecertificeerde productie voor die maand nog hoger zou kunnen gaan uitpakken, is echter gelogenstraft. Juli 2022 heeft inmiddels een lager niveau van 1.026,2 GWh gehaald. Onduidelijk is, waar dat aan ligt, de maand was zeer zonnig en er zou meer capaciteit aan het net moeten zijn gekoppeld. Mogelijk is, vanwege de vakantie, een deel van de wel bereikte productie cijfers, nog niet gearriveerd bij CertiQ, en worden die data later bijgeplust. Of er is iets anders aan de hand. Een van de zaken die in ieder geval vaker zal gaan optreden, is curtailment van productie in overbelaste netregio's, hier zijn echter geen publieke cijfers van beschikbaar.
Niet geheel verrassend, is het resultaat, voor augustus 2022, weer een stuk hoger dan dat voor juli, maar liefst 1.068,2 GWh, 63% hoger (!) dan de productie in die maand in het voorgaande jaar. Dat komt natuurlijk, omdat augustus dit jaar "extreem zonnig" was in de terminologie van het KNMI. En zelfs bij het oude PV systeem van Polder PV toen een record voor die maand werd gehaald. Dit heeft ook zijn weerslag gekregen in de resultaten in eerste instantie ontvangen door CertiQ, vandaar het "2e piekje" dit jaar.
De verwachting dat de curve vanaf september steil omlaag zou gaan is uiteraard ook uitgekomen. Er werd een volume van 695,1 GWh voor september, resp. 464,6 GWh voor oktober, aan gecertificeerde productie voor die maanden opgegeven. Voor oktober was dat maar liefst 48% hoger dan het volume in oktober 2021. Zoals verwacht kon worden, is het ruim 33% minder dan het niveau in september 2022.
De producties in de winterse december maanden worden elk jaar steeds hoger, zoals rechts onderaan de grafiek goed is te zien. Ook dit is een onherroepelijk gevolg van de enorme toename aan opgestelde capaciteit, waarvan de productie in de winter, hoe laag ook, wordt toegevoegd aan dat van de bestaande populatie.
De essentie van deze curve is vergelijkbaar met de berekende (totale) nationale productie, zoals Martien Visser van En-Tran-Ce die regelmatig publiceert op Twitter. Een recent exemplaar werd door hem op 6 oktober geopenbaard. Het verschil is, dat bovenstaande grafiek gebaseerd is op volledig gecertificeerd en geijkt bemeten installaties, met een volume wat al het grootste deel van de totale markt bevat. Wel moet daar nog e.e.a. aan meetwaarden aan worden toegevoegd, revisies van die cijfers van voorgaande jaren vinden we nog wel terug in de jaaroverzichten die de TenneT dochter publiceert.
Totale gecertificeerde jaarproducties zonnestroom in 2020 en 2021
Zie hiervoor, en over eerste bespiegelingen over de totale "groene" en "grijze" stroomproductie in 2020, de uitgebreide bespreking in het januari rapport 2021. Ook in het detail overzicht van het eerste jaar rapport van 2021 ben ik dieper ingegaan op de groene stroom productie, import en export van GvO's. Het allereerst gepubliceerde gecertificeerde productie cijfer voor 2020 was voor zonnestroom bijna 3.749 GWh. In het eerste jaaroverzicht voor 2021 is dat opwaarts bijgesteld naar 3.937,4 GWh, 5% meer. Met deze bijstelling is de aanwas in 2020 t.o.v. de gecertificeerde productie in (voormalig record) jaar 2019 (2.047 GWh), nu al ruim 92%. Mogelijk kan dit nog wat hoger worden, maar het verschil is nu al respektabel te noemen. Zeker als we ons realiseren met welke problemen de installatiebedrijven werden geconfronteerd in het eerste Covid19 jaar 2020.
Volgens de nog zeer voorlopige opgave van de hoeveelheid afgegeven GvO's voor Nederlandse gecertificeerde zonnestroom tm. december 2021, is er alweer een kalenderjaar record volume van 5.632 GWh aan productie middels certificaten vastgelegd in 2021. Dat is alweer iets meer dan de 5.605 GWh gepubliceerd in het 1e jaar rapport over 2021, maar dat bevatte dan ook nog niet de productie in december. Genoemde 5.632 GWh is alweer 34% meer productie dan in 2020 (gereviseerde cijfers). En kan beslist nog fors meer gaan worden, als nog niet bekende data van geregistreerde PV projecten bij CertiQ aangemeld gaan worden. Een eerste teken aan de wand is het jaarverslag van CertiQ, waarin alweer gerept wordt van 5,9 TWh "issuance" van zonnestroom certificaten in 2021 (Annual Report 2021, zie download pagina). Wel is vreemd, dat in hetzelfde jaarverslag 3,8 TWh voor 2020 wordt verondersteld, wat niet in lijn is met de ruim 3,9 TWh vermeld in het eerste jaaroverzicht van 2021 voor dat jaar. Mogelijk betreft dat een - byzondere - neerwaartse bijstelling van de eerder gepubliceerde cijfers.
De tot nog toe geregistreerde productie van de twaalf maanden tot en met oktober 2022 laat alweer een nieuw, wederom opvallend record volume voor de maand rapportages zien van 8.191 GWh (bijna 8,2 TWh). De netto nationale stroom productie was in 2021 ongeveer 118 TWh (lager dan in 2020, zie CBS tabel), zonnestroom is dus structureel impact aan het maken in de Nederlandse elektriciteits-mix, en het aandeel zal verder blijven toenemen.
11. Andere cijfers zonnestroom certificaten CertiQ
GvO import
CertiQ publiceert ook separate import- en export cijfers van GvO's voor zonnestroom. Door eerder gerapporteerde problemen met de registraties daarvan (verdwenen nieuwsberichten op de website), zijn de import cijfers mogelijk niet representatief voor de laatste maanden van 2021. In november dat jaar was het niveau relatief laag, slechts 25,5 GWh. In december is dat plots 410,5 GWh geworden, toen een record. Januari 2022 gaf echter alweer een nóg hoger volume te zien (mogelijk deels vanwege administratief inhaalwerk), 520,6 GWh. In februari viel het niveau weer terug naar 303,9 GWh. En groeide vervolgens in maart weer aan naar 361,3 GWh. In april klapte het volume in, er werd nog maar voor 1 GWh geïmporteerd (!). In mei was het 38 GWh, om weer toe te nemen tot 161 GWh in juni. Juli en augustus zaten, met bijna 152 resp. 102 GWh, alweer flink lager, maar in september ging het weer fors omhoog, naar 456 GWh. Oktober en november lieten bescheiden importen zien, van 169 GWh, resp. 207 GWh zien. Het hoogste volume in 2020, 94,1 GWh, werd genoteerd in mei van dat jaar. Het laagste niveau in 2021 was slechts 0,7 GWh in april.
GvO export
Gelijktijdig met de import van GvO's voor zonnestroom, werden er in november 2022 ook weer zonnestroom GvO's ge-exporteerd, uit Nederland, naar buitenlandse opkopers onder de Europese paraplu. Na de hoge volumes in de eerste maanden van 2022, bereikte dat in juni een dieptepunt van slechts 11,1 GWh. In juli tm. oktober trok dat, gemiddeld genomen, weer flink aan, naar ruim 118, 156, 160, 152, resp. 101 GWh. Het export maandrecord werd gevestigd in september 2021 (176,9 GWh).
12 maand accumulaties
Voor de accumulaties van de laatste 12 maanden nam de import fors toe, van 418 GWh (juli 2021), naar, alweer, een nieuw record volume van 2.882 GWh in november dit jaar. Bij de 12 maandelijkse accumulatie voor de export werd, ook in november, ook alweer een nieuwe record volume, van 1.097 GWh gehaald. Waarmee het, na augustus en oktober dit jaar, de derde maand in de CertiQ geschiedenis is, waarbij er in de afgelopen periode van 12 maanden voor meer dan 1 TWh aan zonnestroom GvO's is verhandeld richting het buitenland. In september lag dat volume iets lager (bijna 993 GWh).
Afgezien van mogelijke fouten bij de ingaves bij CertiQ, komt de balans tussen de import- en export volumes van GvO's voor zonnestroom, na enkele maanden met positieve balansen, in april 2022 weer neer op een negatief volume van 12 GWh minder aan certificaten ge-importeerd dan het land uit ge-exporteerd. In mei was het weer krap positief, 4 GWh, in juni alweer fors hoger, 149 GWh. In juli was het nog maar 33 GWh. In september 2021 was er een negatief record van 170 GWh (meer export dan import), in januari een record overschot (ruim 428 GWh). Bij de 12-maandelijkse accumulaties is tm. november 2022 weer een record positief resultaat van 1.785 GWh behaald (meer import dan export). Waarmee het oude record van 1.771 GWh overschot in oktober 2018 inmiddels naar de annalen van de zonnestroom historie is verwezen. In juli 2021 lag dat 12 maandelijks voortschrijdend gemiddelde nog op een record negatief niveau van -161 GWh (meer export dan import in die periode).
GvO maandgemiddeldes
De langjarige maandgemiddeldes voor de zonnestroom GvO's in de periode januari 2016 tm november 2022 waren als volgt: 96,2 GWh/mnd (import) resp. 32,5 GWh/mnd (export). Dus blijvend veel meer (netto) import dan export, waarmee een nog steeds relatief klein deel van de dominant fossiele stroom consumptie "administratief wordt vergroend".
Januari 2022 blijft voorlopig de maand met de hoogste import volumes van zonnestroom GvO's (521 GWh), voor de export is dat nog steeds september 2021 (177 GWh). Bij de voortschrijdende 12-maand accumulaties is de record maand inmiddels november 2022 (import, 2.882 GWh), en, wederom, november 2022, met een geaccumuleerde export van 1.097 GWh. Als we de "balans" van import minus export volumes van zonnestroom certificaten in een aaneengesloten periode van 12 maanden berekenen, zien we sedert het eerste datapunt (maart 2015) een zeer grote spreiding. Variërend van 1.785 GWh (november 2022 en 11 maanden daar aan voorafgaand) positief, tot 161 GWh negatief (meer export dan import van zonnestroom GvO's in die periode) voor juli 2021 en de daar aan voorafgaande 11 maanden.
Eind november 2022 was de "voorraad" van nog niet aangesproken GvO's bij CertiQ (van groot naar klein: wind, biomassa, zon, water, en [nihil] geothermie GvO's) 20,79 TWh, weer wat lager dan de 21,36 TWh in het voorgaande maandrapport. Dat blijft, desondanks, een opvallend hoog volume t.o.v. de 117,9 TWh verbruik in 2021 (CBS data), bijna 18% van dat totaal. Die enorme voorraad blijft een aanzienlijke marktwaarde aan "groenheid" vertegenwoordigen. Zeker in de extreem volatiele energie markt van vandaag de dag. Een feit wat slechts weinigen in ons land beseffen. Opvallend is hierbij, dat het volume op voorraad liggende zonnestroom certificaten inmiddels een stuk hóger is geworden dan dat voor biomassa, en het verschil tussen die 2 typen certificaten zelfs verder is opgelopen t.o.v. het vorige rapport (4.766 t.o.v. 4.497 GWh in oktober; 4.750 t.o.v. 4.363 GWh in november).
12. Status thermische zonne-energie
Er is sedert de juli rapportage langere tijd geen wijziging geweest in het gecertificeerde thermische zonne-energie vermogen. Ten opzichte van de oktober rapportage is er nu wel 1 nieuwe installatie bijgekomen (totaal 50 stuks). En is het thermische vermogen gestegen van 52,9 naar 53,2 MWth. Dus mogelijk een toevoeging van een thermische zonne-installatie van 0,3 MWth betreffend. De totale thermische capaciteit in het CertiQ register is inmiddels weer flink toegenomen, van 3.769 naar 3.798 MTth, en blijft gedomineerd worden door biomassa projecten die warmte "uit hernieuwbare bronnen" produceren (toegenomen naar 3.186 MWth, bijna 84% van totaal volume "warmte" projecten).
13. Jaarverslagen en jaaroverzichten
Voor cijfers uit het jaarverslag over 2020 zie paragraaf 12 in de analyse van maart 2021.
Voor links naar besprekingen van de jaaroverzichten van 2020 en 2021, en de maandoverzichten vanaf 2021, zie bronnen overzicht hier onder.
Eerdere analyses van maandrapportages 2021-2022 op Polder PV
Huidige rapportage: november 2022
Oktober
2022
September
2022
Augustus 2022
Juli
2022
Juni
2022
Mei
2022
April
2022
Maart
2022
Februari
2022
Januari
2022
December
2021
November
2021
Oktober
2021
September
2021
Augustus
2021
Juni
& juli 2021
Mei
2021
April
2021
Maart
2021
Februari
2021
Januari
2021
Detail analyse eerste jaar rapport 2021 van CertiQ (zonnestroom). Zie ook introductie (2 februari 2022)
Detail analyse eerste jaar rapport 2020 van CertiQ (zonnestroom). Zie ook introductie (6 maart 2021)
Bronnen:
Statistische overzichten CertiQ (per maand)
NB: de website van CertiQ is volledig vernieuwd op 20 september 2021. Aanvankelijk waren alleen de maandrapportages van 2021 toegankelijk. Eind oktober 2021 werden weer alle maandrapportages beschikbaar gemaakt via downloadbare zip-files per kalenderjaar, vanaf 2004 (archief pagina).
Zie ook:
"Grafiek van de dag", 6 december 2022, van Martien Visser (Hanzehogeschool Groningen) - voortschrijdende capaciteiten van bij CertiQ bekend zonnestroom resp. windturbine vermogen (met signaal dat al enige tijd het PV vermogen groter is dan het ingeschreven nominale windturbine vermogen). Uiteraard kunnen deze capaciteiten slechts moeilijk met elkaar vergeleken worden als je het over potentiële energie output wilt hebben, vanwege de wezenlijk verschillende capaciteits-factoren van deze 2 renewables. De getoonde grafiek laat slechts een periode van januari 2016 tm. november 2022 zien. Polder PV heeft voor zonnestroom de volledige reeks bij CertiQ, vanaf december 2003 (zie eerste grafiek in bovenstaand artikel).
1 december 2022: 10e bovengemiddelde maandproductie op rij - november 2022 op 1 na beste productie; 2e plaats 2022 zeker gesteld. Voor de 10e (!) maand op rij werd door het oude Polder PV systeem alweer een bovengemiddelde productie behaald in 2022. Daarmee is de 2e plaats in de productie historie, na zeer zonnig jaar 2003, voor het huidige jaar een zekerheid geworden.
Hieronder worden de primaire productie gegevens voor november weergegeven. Data verkregen uit maandelijkse meterstand opnames van de 13 micro-inverters van onze, voor het kern-systeem inmiddels minimaal 21 jaar oude PV installatie (netkoppeling 1e vier zonnepanelen: 13 maart 2000; 2e set van 6 op 12 oktober 2001).
De tabel met de producties van de verschillende "sets" zonnepanelen van Polder PV. Links is de productie in november weergegeven; rechts de cumulatieve productie van de eerste 11 maanden (januari tm. november 2022). Naast het opgestelde vermogen in Wp wordt de productie per groep in Wattuur (Wh) vermeld, ernaast de belangrijke afgeleide specifieke opbrengst (in kWh/kWp, hetzelfde als Wh/Wp), waarmee de uit verschillende vermogens bestaande deelgroepjes goed vergeleken kunnen worden.
Wederom liet de oudste set van 4 stuks 93 Wp modules, op 1 december reeds 8.298 dagen productief sedert de netkoppeling in maart 2000, de beste specifieke opbrengsten zien in deze maand, 35,4 kWh/kWp. Ditmaal was de op de achterste rij geplaatste set van 4 108 Wp modules, de rode lantaarndrager, met slechts 32,7 kWh/kWp. Dat is verklaarbaar, want met de lage zonnestanden in de winterse maanden, wordt bij zonnig weer de achterste rij door de voorste partieel beschaduwd (zie artikelen uit 2004). En valt een deel van de potentiële productie weg. De verschillen zijn overigens niet erg groot tussen de sets onderling. Het kern-systeem van 10 panelen / 1,02 kWp (lichtgroene band) had een opbrengst van bijna 35 kWh, wat neerkomt op een specifieke opbrengst van 34,2 kWh/kWp.
Het KNMI bestempelde november in haar voorlopige maand rapportage als "Zacht, vrij nat en zeer zonnig". Er werden gemiddeld 100 "zonuren" gemeten, tegenover 70 normaal (referentie periode 1991-2020), en, niet geheel toevallig "sporend", met de producties van Polder PV dit jaar, "daarmee al de 10e maand op rij die zonnig is verlopen". Tot nog toe zijn 2.050 zonuren gemeten door het KNMI, vergeleken met normaal 1.701 voor het hele kalenderjaar. Oost Nederland had het meeste zon in november, Hupsel in het noord-oosten van de Gelderse Achterhoek, had ditmaal de max. te pakken, met 115 zonuren (normaal slechts 71). De Friese hoofdstad Leeuwarden was rode lantaarndrager, met 75 zonuren (normaal 67 in november). Langjarig meetstation de Bilt (Utrecht) kwam op 98 zonuren (ook normaal 67 zonuren). Het KNMI stelt dat De Bilt daarmee "op de vierde plek van zonnigste novembermaanden sinds 1901" is gekomen.
Sowieso is de herfst zeer zonnig geweest volgens het KNMI, en was "al in oktober de hoeveelheid uren zon genoeg om van 2022 het zonnigste jaar sinds het begin van de metingen te maken" (apart bericht KNMI).
Bij de cumulatieve specifieke productie in de eerste 11 maanden van het jaar hebben we de volgende metingen vastgesteld. De oudste set (93 Wp) panelen deed het met al een spectaculair volume van 1.032 kWh/kWp veruit het best van alle deelgroepjes. De kleine Kyocera zonnepanelen set, en het stel op pal zuid gerichte 108 Wp modules deden het, met 936-944 kWh/kWp, het minst goed, vermoedelijk vanwege problemen met de aansluiting op het dak. Het oude kernsysteem van 10 panelen (1,02 kWp), als zodanig al actief sedert oktober 2001, en dus in zijn geheel minimaal 21 (deels max. 22 en een half) jaar oud, blijft prima presteren, met al 998 kWh/kWp in de eerste 11 maanden. Dat is nu al 14% hoger dan de verondersteld "gemiddelde specifieke productie" volgens het oude Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie van RVO. Met nog 1 winterse maand te gaan dit jaar.
In deze grafiek alle maandproducties van het kern-systeem van 10 panelen (1,02 kWp) bijeen, met elk kalenderjaar een eigen kleur. Tot oktober 2001 waren er nog maar 4 panelen in het eerste systeem, en de producties daarvan zijn dan ook niet vergelijkbaar met de rest van de datapunten. Oktober 2010 was het hele systeem grotendeels afgekoppeld van het net, vandaar de zeer lage waarde voor die maand. Die wordt dan ook niet meegenomen in de berekening van het langjarige gemiddelde per maand, de dikke zwarte lijn in de grafiek.
Direct valt voor 2022 op dat, na de (zeer) matige producties in januari en februari, de curve als een raket omhoog is gegaan, waarbij er een nieuw, serieus record voor maart is gevestigd. Met, voor dit 1,02 kWp deelsysteem een spectaculaire opbrengst van 120,7 kWh. Dat ligt 14,5% hoger dan het vorige, al oude record van maart in 2003 (105,4 kWh), en zelfs een spectaculaire 43,6% hoger dan het langjarige gemiddelde voor deze maand (84,0 kWh). Genoemde productie is bijna even hoog als de gemiddelde hoogste producties in de zomermaanden ! Sinds deze record maand zijn de maandproducties tm. november allemaal (ver) bovengemiddeld geweest, met vooral in mei, juli en augustus weer hoge waarden.
Voor de gereconstrueerde productie is juni 2022 uitgekomen op 129,3 kWh, bijna 6% hoger dan het langjarige gemiddelde voor die maand, 122,3 kWh. In juli werd een hoge gereconstrueerde productie gehaald van 133,5 kWh. Dat is zelfs 9,5% hoger dan het langjarige gemiddelde (bijna 122 kWh voor die maand). Maar zelfs augustus wist nog een verrassing uit de goochelhoed tevoorschijn te toveren, het werd een record productie in 2022 voor die maand. 127,4 kWh. Wat ruim 16% hoger is dan het langjarige gemiddelde (109,6 kWh). En 4% hoger dan het vorige record voor augustus, in 2009. Wederom volgde een bovengemiddelde productie in september, al was dat minder extreem dan in de voorgaande 2 maanden. In september werd 91 kWh geproduceerd, 5% hoger dan het langjarige gemiddelde (2002-2022: 87 kWh/mnd in september, excl. sep. 2010, toen de productie negatief werd beïnvloed door een dakrenovatie).
In oktober en november van hetzelfde laken een pak. Met 63,3 resp. 34,8 kWh zaten deze wederom relatief zonnige maanden alweer 11% resp. 27% (!) boven de langjarige gemiddeldes. Daarmee wordt de al lange reeks van bovengemiddelde maandproducties in 2022 voor de zoveelste maal met een maand extra gecontinueerd, bij Polder PV: de 10e maand in sequentie, sedert februari dit jaar !
Ook al zijn de producties dit jaar uitzonderlijk hoog, bij Polder PV is de "strijd" t.o.v. 2003 al een tijdje gestreden. Het huidige jaar zal echter onherroepellijk op een respectabele tweede plaats gaan uitkomen. In ieder geval ver boven de andere jaren, zie ook cumulatie grafiek verderop.
In deze vergelijkbare grafiek zijn alleen de maandproducties van de laatste vier jaar getoond. Zelfs in zo'n relatief korte periode zijn de verschillen soms groot in de lange zomerse periode. Zoals in de maanden mei, juli en augustus. Voor mei lagen de productie resultaten twee maal onder, en twee maal (fors) boven het langjarige gemiddelde (zwarte lijn). In juni lag het in 2020 een stuk onder het gemiddelde (117 kWh), in de overige 3 jaar was het bovengemiddeld, tot max. 129 kWh in juni 2022. In juli stond tegenover het "gemiddelde" niveau in 2019, en de twee sterk ondergemiddelde resultaten in 2020 en 2021, weer een fors positief resultaat in juli 2022. Met 134 kWh zelfs hoger dan de juni productie dat jaar. Augustus liet na een ondergemiddeld 2021, gemiddeld 2020, en iets bovengemiddeld 2019, een hoog resultaat zien in 2022, wat slechts weinig onder het niveau van juni lag dit jaar. September was ook - gering - bovengemiddeld, met 5% meer productie dan langjarig gemiddeld. In oktober lag het resultaat zelfs alweer 11% boven het langjarige gemiddelde, in november zelfs 27%, al is de productie vergeleken met de "zomerse" maanden natuurlijk veel lager in die maand.
In deze grafiek geef ik de cumulatieve opbrengsten per kalenderjaar voor de maanden januari tot en met november. De eerste twee jaren gelden niet voor het gemiddelde of de mediaan, omdat er toen grotendeels nog maar 4 panelen aanwezig waren en de producties dus veel lager dan met tien panelen. Het gemiddelde voor de eerste tien maanden is in de laatste oranje kolom weergegeven en bedraagt (periode 2002-2022) 915 kWh voor dit deel-systeem. Hierin is 2010 niet meegenomen vanwege de bijna een maand durende dakrenovatie in het najaar, waarbij het volledige systeem van het net was gekoppeld.
We zien dat er 5 jaren zijn die in die periode hier duidelijk (en 2 gering) bovenuit steken. 2003 blijft daarbij nog steeds record houder, met al 1.054 kWh. 19 jaar later heeft 2022, vanwege record opbrengsten in maart en augustus en in totaal 10 maanden bovengemiddeld presterend, haar al eerder verworven respectabele 2e plaats verder bestendigd, met 1.018 kWh, ruim 11% hoger dan langjarig gemiddeld. Na deze 2 voorlopers, valt er duidelijk een "gat", waarbij de nummers 3 en 4, 2018 en 2009, producties van 948 resp. 932 kWh in de eerste 11 maanden laten zien. Daarna zijn de verschillen tussen de jaren onderling beduidend minder. 2010 kwam tm. november niet verder dan 847 kWh. De reden: een groot deel van oktober, en een klein deel in september was onze installatie beschaduwd dan wel van het net gekoppeld vanwege een forse dakrenovatie (zie bericht van 31 oktober 2010). Dat was voor dat jaar dus een - al lang in de vergetelheid geraakte - tijdelijke domper, met gelukkig niet al te hoge impact. Het was immers al flink najaar destijds, met kortere dagen en de nodige bewolking.
In de eerste 11 maanden van 2022 produceerde ons kern-systeem 14,4% meer zonnestroom dan in dezelfde periode in 2021.
In de grafiek is wederom de mediaan waarde voor de jaren 2002 tm. 2022 weergegeven, in de vorm van de horizontale, magenta streepjeslijn. Deze waarde ligt wat lager dan het gemiddelde, op een niveau van 915 kWh. De productie in 2022 ligt ruim 11% boven deze mediaan waarde.
In deze grafiek zijn de voortschrijdende cumulaties van de energie (stroom) productie van het 1,02 kWp basis-systeem te zien, met elk jaar een eigen kleur. We zien voor het jaar 2022 een zeer matig resultaat voor de cumulaties tm. januari en februari, maar vervolgens knikt de curve scherp omhoog, om eind record maand maart niet ver onder het (zeer hoge) cumulatie resultaat voor het zeer zonnige jaar 2003 uit te komen, op 187 kWh. Met de relatief hoge producties in de opeenvolgende maanden tm. augustus (829 kWh, 2003 844 kWh), blijft de curve voor 2022 op een opvallend hoog niveau in vergelijking met voorgaande jaren. En kruipt ze steeds dichter tegen recordhouder 2003 aan. De bovengemiddelde productie in september en oktober dit jaar was echter verre van voldoende om het cumulatieve resultaat voor het "spektakel jaar" 2003 bij te houden, de jaarcurve voor 2022 nam toen beduidend meer afstand in de grafiek. Dit trok in de relatief zonnige november maand weer iets bij. Vandaar, dat 2022 bij Polder PV beslist op nr. 2 zal gaan eindigen. En voor de meeste "nieuwkomers", die het jaar 2003 helemaal niet als solar producent hebben meegemaakt, zal 2022 sowieso een record jaar gaan worden. Met ongetwijfeld veel leuk posts op sociale media tot gevolg, begin januari 2023.
Data Anton Boonstra, Siderea.nl, Klimaatakkoord
Boonstra publiceerde zijn "top of the bill" zonne-kaartjes van Nederland al meteen op 1 december. Zie bronnen voor alle links, onderaan dit artikel.
November
De horizontale instraling in november 2022 was in Nederland 29,5 kWh/m², wat maar liefst 21,6% lag boven het niveau in november 2021. De extremen vielen in Groningen (25,3 kWh/m²), resp., verrassend, Gelderland (32,2 kWh/m²). Het KNMI stelde m.b.t. het aantal zonuren, dat oostelijk Nederland "het meest gespaard bleef van storingen", waardoor het daar het zonnigst was. Ook bij de instraling zelf, Overijssel, Limburg en Noord Brabant zaten met 32,1 kWh/m² ook hoog in de boom. Normaliter zonnig Zeeland bleef steken op 30,4 kWh/m². De relatieve verschillen t.o.v. november 2021 lagen tussen de 10,0% in Friesland, en zelfs 33,5% in Gelderland.
Hiermee gepaard gaand, extraheerde Boonstra uit het PVOutput.org portal bij ruim 1.200 (meestal residentiële) PV installaties de specifieke maandproducties in november 2022. Deze lagen op gemiddeld 29,6 kWh/kWp, wat maar liefst 31,3% boven het productie niveau in november 2021 lag (22,6 kWh/kWp). Ook hier was het Friesland met het slechtste gemiddelde resultaat, 21,5 kWh/kWp. En Zeeland moest, met 29,0 kWh/kWp, ditmaal zelfs 5 provincies voor laten gaan. Naast kampioen Limburg (36,4 kWh/kWp) en Noord-Brabant (32,4 kWh/kWp), werd ook in Gelderland, Overijssel en Utrecht gemiddeld genomen meer geproduceerd. Bij de relatieve verschillen t.o.v. november 2021 vielen hier de extremen Zeeland (+7,6% productie), resp. Utrecht en Gelderland heel erg op. In beide provincies was de meerproductie t.o.v. november 2021 zelfs een spectaculaire 40,1%.
Alle deel installaties van Polder PV zaten, met specifieke maandproducties tussen de 33 en ruim 35 kWh/kWp, wederom flink boven het door Boonstra vastgestelde gemiddelde van de PVOutput.org projecten in mijn provincie Zuid-Holland (27,6 kWh/kWp gemiddeld).
Januari tm. november
Over een langere periode bezien, lagen de eerste elf maanden van 2022 bij de accumulatie van de horizontale instraling op een niveau van 1.190,1 kWh/m². Wat al 13,1% hoger ligt dan in dezelfde periode in 2021. Drenthe ontving de minste hoeveelheid fotonen, met 1.123 kWh/m², Zeeland was wederom niet te kloppen, met 1.231 kWh/m². Bij de relatieve verschillen tussen de twee jaren in genoemde elf maanden, lagen de verschillen tussen 11,1% meer-instraling in Drenthe, tot een plus van 14,8% in centraal gelegen Utrecht.
Bij de producties van de meegenomen installaties uit het PVOutput.org portal stelde Boonstra vast, dat met al 977 kWh/kWp in de 1e elf maanden, er een meer-opbrengst is van 13,0% t.o.v. deze periode in 2021 (864,3 kWh/kWp). Ook ditmaal bleef Friesland het verst achter, met 910 kWh/kWp. Opvallend is, dat regelmatig kampioen Zeeland, met 1.022 kWh/kWp, ditmaal, verrassend, Limburg aan zich voorbij zag gaan t.o.v. de vorige maandrapportage. De bourgondische provincie zit namelijk al op 1.023 kWh/kWp, dus dat gaat in december nog spannend worden ... De relatieve verschillen met vorig jaar waren het kleinst in Zeeland (+10,6%), en het grootst in Utrecht (14,9%). Bij deze residentiële installaties, ligt de productie in deze eerste elf maanden inmiddels al 9% boven niveau van de maximering in de laatste SDE "++" regeling voor projecten vanaf 15 kWp (900 kWh/kWp.jaar bij gebouwgebonden projecten tot 1 MWp).
Het 21-22 jaar oude, uit tien oude zonnepanelen bestaande kern-systeem van Polder PV, scoorde met 998 kWh/kWp iets hoger dan de gemiddelde opbrengst in onze provincie Zuid-Holland (992 kWh/kWp). Met name, vanwege de opvallend hoge score van onze 4 oudste zonnepanelen, die zelfs al op 1.032 kWh/kWp zitten, met nog 1 maand te gaan ...
Siderea.nl had nog geen bericht op 1 december.
De Klimaatakkoord website is er inmiddels mee gestopt, en er verschijnen daar geen actuele maandoverzichten meer over de status quo bij de productie van energie uit hernieuwbare bronnen. Nieuwe activiteiten, rapportages, etc., zijn naar het zoveelste nieuwe portal verschoven, het "Nationaal Klimaat Platform". Hier vinden we vooralsnog geen maandoverzichten terug ...
Energieopwek.nl
De brondata voor het Klimaatakkoord worden als vanouds berekend door de computers van En-Tran-Ce van Martien Visser (energieopwek.nl website). Er werden, in november dit jaar, in aflopende volgorde, "relatief hoge gemiddelde etmaal vermogens" berekend voor de output van zonnestroom in Nederland van, achtereenvolgens, 1,34 GW (2 november), 1,24 GW (13 nov.), en nog een relatief hoge piek van 924 MW op 24 november. Het record van de 2e komt neer op een berekende zonnestroom productie van 1,34 (GW) x 24 (uren) = 32 GWh. Het hoogste niveau in november 2021 was 24 GWh (op 1 november dat jaar). De piek dagopbrengst lag in november 2022 dus alweer 33% hoger dan de maximale opbrengst in november 2021. De laagste gemiddelde output werd voor november 2022 berekend voor de 27e (213 MW, een dag productie van ruim 5 GWh aan zonnestroom).
Midden op de dag werd de hoogste momentane output piek voor zonnestroom door energieopwek.nl berekend op 6,31 GW, op 2 november dit jaar. Op 1 november werd 5,68 GW gehaald, op 13 november bijna 6 GW. Het absolute record tot nog toe, werd op 22 juni behaald, met 11,88 GW. Er is al lange tijd echter wat vreemds aan de hand met die curve, er ontbreken rond het middag-uur data (glitch bij het KNMI ?). Op 15 juni werd eerder al iets meer dan 11 GW gehaald.
Bronnen:
Meetdata Polder PV sedert maart 2000
November 2022 - Zacht, vrij nat en zeer zonnig (KNMI, voorlopig maandbericht, 30 november 2022)
Zeer zonnige herfst (KNMI, 1 december 2022)
Anton Boonstra
1 december 2022 Horizontale instraling per provincie in november 2022 in vergelijking met het niveau in november 2021
1 december 2022 Gemiddelde productie in november 2022 t.o.v. ditto 2021 bij ruim 1.200 zonnestroom installaties op het PVOutput.org platform
1 december 2022 Horizontale instraling per provincie in periode januari tm. november 2022, vergeleken met het niveau in dezelfde 11 maanden in 2021
1 december 2022 Gemiddelde productie in januari tm. november 2022 t.o.v. ditto 2021 bij genoemde PVOutput.org installaties
Martien Visser / En-Tran-Ce, meestal met hoogst interessante weetjes in de "grafiek van de dag":
1 december 2022 Wind + zon productie vs andere bronnen elektra, november 2022 versus prognose november 2030
1 december 2022 Maandelijkse berekende zonnestroom productie sedert 2016 - claim 50% meer productie nationaal in november 2022 dan in nov. 2021
28 november 2022 Marktwaarde zonnestroom januari tm. oktober 2022: 3,3 miljard Euro, bij verondersteld opgestelde capaciteit van 16 GWp (is niet officieel bekend)
21 november 2022 Berekende zonnestroom en windstroom productie per dag, in 2022
18 november 2022 Sombere dag in november 2022 geeft meer (berekende) zonnestroom productie dan op zomerse topdag juli 2014
17 november 2022 Maximaal 7,4% energie (niet alleen elektra !) uit bronnen wind en zon in topmaand 2022
28 november 2022: Derde SDE "++" ronde (nazomer 2022) iets meer aangevraagd dan subsidie plafond. Zonnestroom blijvend populair, maar significant lager dan in SDE 2021 (2.268 MWp). De derde "verbrede" SDE "++" subsidie ronde, de (enige) "nazomer"-ronde van 2022, gestart op 28 juni en, met beeindiging van fase 5 op 6 oktober jl. gesloten, heeft wederom een record vraag van subsidie voor bijna 13,9 miljard Euro opgeleverd, bij een (tevens, record) beschikbaar budget van 13 miljard Euro. Weliswaar is de overschrijding van het aangevraagde budget veel lager dan in de voorgaande regeling (toen ruim 58% overschrijding, in de 1e SDE "++" ronde was de overschrijding bijna 28%), het budget was natuurlijk ook byzonder hoog dit jaar. Dit, om vaart te maken met de ingezette energie transitie, en om flinke stappen te nemen in het bereiken van het nieuwe doel in het vigerende Coalitieakkoord: 60% emissiereductie in Nederland, in 2030. Uiteraard zal desondanks, mede vanwege een reeks problemen van zeer verschillende aard, er sowieso ook weer een groot volume aan project aanvragen geprullebakkeerd worden, wat bij de gevraagde "laagste subsidie intensiteit per vermeden ton CO2" het onderspit gaat delven, of waarvoor de aanvraag later werd ingediend binnen de betreffende fase dan "gelijkwaardig" bevonden aanvragen van concurrerende projecten. Hierbij wordt overigens ook getoetst, of projecten wel technisch, financieel, danwel "economisch haalbaar" zijn.
Meest opvallend hierbij is uiteraard de terugkeer van de CO2 afvang- en opslag projecten, die uit de vorige aanvraagronde waren gestreept wegens onhaalbaarheid, maar die nu opnieuw een gooi proberen te doen naar verzilvering van een grote som geld. Dik 7 miljard Euro, wel te verstaan, een flinke kluif uit het beschikbare geld. Ook is er 584 miljoen Euro aangevraagd voor CO2 afvang- en hergebruik in de glastuinbouw (11 projecten). Geothermie scoorde ook hoog, zelfs voor het eerst in 2 categorieën, met een totale claim van 2,5 miljard Euro, verdeeld over 22 projecten.
Minister Rob Jetten van MinEZK geeft in de huidige kamerbrief geen streefdatum weer voor afronding van de beoordeling van de momenteel 2.296 op tafel liggende aanvragen. Dit kan zeer lang duren, zoals voorgaande regelingen hebben laten zien. De aanvragen worden steeds complexer, en de beoordeling van sommige typen aanvragen kunnen alleen door specialisten worden gedaan. Wel is het zo dat er veel minder aanvragen voor zonnestroom zijn gedaan, waardoor de werkdruk bij RVO vermoedelijk minder hoog is dan bij voorgaande regelingen.
Voor het eerst heeft RVO op haar website een "voortgangs-kaartje" van de behandeling van de aanvragen van SDE 2022 laten zien. Dat ziet er zo uit:
^^^
Status diagram van website
van RVO, over de voortgang van de behandeling van de aanvragen
voor SDE 2022 (status 21 november 2022)
Van de in totaal 2.296 aanvragen is rechts de verdeling over de 5 fases te zien, met de dominante aantallen aanvragen vallend onder de 1e (818) resp. 5e fase (689 stuks). Direct boven de balkjes staan de reeds verwerkte aanvragen van elke fase. De eerste fase is op 25 aanvragen na volledig verwerkt, fase 2 had op de peildatum nog 72 aanvragen in de pijplijn, fase 3 1 minder. Voor fase 4 moest nog het grootste deel door de ambtelijke molens, er was grofweg een derde verwerkt, met nog 121 aanvragen te behandelen. Aan fase 5 is RVO nog vrijwel niet toegekomen op de getoonde peildatum, daarvoor moeten nog 645 aanvragen nagelopen worden op correctheid en volledigheid.
Ondanks de blijvende competitie met andere "CO2 reducerende" opties, blijft zonnestroom onder SDE "++" 2021 nog steeds "redelijk populair", al is het op een veel lager niveau dan in de voorgaande regelingen. Met in totaal 2.041 van de in totaal 2.296 aanvragen (89%, onder SDE 2021 nog 95%), een verder verlaagde claim van ruim 1.154 miljoen Euro (slechts ruim 8% van genoemde 13,9 miljard geclaimd totaal, onder SDE 2021 nog 19% van totaal geclaimd volume), en een gevraagde capaciteit van slechts 2.268 MWp (SDE 2021 4.132 MWp; SDE 2020 "++" najaars-ronde: 4.195 MWp). De gemiddelde aangevraagde project omvang is wederom verder toegenomen, naar 1,11 MWp per aanvraag (SDE 2021 1,06 MWp gemiddeld, SDE 2020-II, de eerste SDE "++" regeling, 1,05 MWp).
Introductie
Uiteraard gold ook voor deze ronde wederom de verplichting van het meesturen van een transportindicatie, die voor het eerst noodzakelijk was als bijlage bij de aanvragen voor SDE 2019 II. Een van de meest fundamentele problemen voor met name de zonnestroom sector is de overal om zich heen grijpende netcongestie, in steeds meer, en in steeds grotere gebieden in Nederland (kaartjes bij Netbeheer Nederland). Volgens het persbericht van Netbeheer Nederland zijn er deze ronde uiteindelijk 3.345 indicaties voor unieke adressen afgegeven, en 660 geweigerd a.g.v. beperkingen op het lokale stroomnet (16,5% van totaal aangevraagd, 4.005 stuks; onder SDE 2021 was het uitval percentage nog 15,3%). Er zijn zeer grote verschillen tussen de netbeheerders onderling: voor Westland Infra werden alle 56 aanvragen goedgekeurd, bij Enexis werd 21,4% niet geaccepteerd, mede omdat in Enexis gebied al jaren de grootste capaciteiten aan (grote) PV projecten worden gerealiseerd. Bij de grootste netbeheerder Liander lag de afwijzing op een iets lager niveau, 16,5%. Van de 12 aanvragen bij de kleine netbeheerder RENDO, voor elektra actief in Hoogeveen (Dr.) en Steenwijk (Ov.), kreeg slechts 1 project een transportindicatie. Dat is een "berucht" gebied waar netcongestie al lang speelt.
Ter vergelijking, onder SDE 2020 II (eerste SDE "++") werd 17% van de 6.831 aangevraagde indicaties niet gehonoreerd, onder SDE 2020 I (laatste SDE "+") werd slechts 8,2% van de 9.849 aangevraagde indicaties geweigerd. Er is daarnaast ook in de huidige subsidie ronde weer vrij weinig windturbine vermogen aangevraagd (75 MW, verdeeld over 11 project aanvragen, slechts 8% t.o.v. het aangevraagde nominale vermogen voor alleen al de PV veld installaties). De gewenste plannen om (veel) meer cablepooling toe te passen met nieuwe (grote) PV projecten blijft dan ook nog steeds een punt van zorg.
Ten opzichte van de door RVO ontvangen 2.052 aanvragen voor de opties "elektra" onder SDE 2022 "++", zijn er bij dit eerste "filter" dus, wederom, bijna 1.300 projecten die een transportindicatie document moeten hebben ontvangen, niet "gematerialiseerd" in de vorm van een aanvraag voor SDE 2022 subsidie bij RVO onder categorie elektra. Wederom een hoeveelheid, enigszins vergelijkbaar, met de afgevallen volumes in de voorgaande 3 SDE regelingen. De redenen, dat die projecten uitindelijk niet zijn aangevraagd, kunnen natuurlijk zeer divers zijn, maar dat netcongestie hier een doorslaggevende rol in speelt is al jaren duidelijk.
Kamerbrief - de data voor SDE 2022 / 3e SDE "++"
Hier onder presenteer ik de data uit de door Min. EZK op 23 november jl. gepubliceerde tabel in de 6 pagina's tellende Kamerbrief van Rob Jetten, aangevuld met een drietal kolommen uit deze data, berekend door Polder PV.
^^^
KLIK op plaatje voor uitvergroting (in separaat
tabblad verschijnend)
Voor vergelijkbare tabel met de aanvragen voor SDE 2021 "++", zie de analyse van Polder PV van 5 december 2021
Aantallen en capaciteit
In de kolom gemarkeerd met "1" vinden we het aantal aangevraagde projecten. Of, nauwkeuriger, "het aantal beschikkingen" wat wordt gevraagd. Het komt immers regelmatig voor dat er meer dan 1 beschikking voor een project locatie wordt gevraagd, en ook verzilverd. Meestal uit verschillende jaargangen, maar ik heb de nodige gevallen uit een en dezelfde jaar ronde in mijn projecten lijst (realisaties) staan. Ik heb wederom in de tabel de nieuwe indeling van MinEZK gevolgd, met 5 "super categorieën", omdat er onder SDE "++" enkele nieuwe opties bijgekomen zijn die niet passen in de oude "elektra / gas / warmte" container voor de oudere SDE "+" regelingen. Die categorieën, hier vet gedrukt en de totalen daarvoor apart weergegeven, zijn, achtereenvolgens, elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, ditto warmte, idem gas, "CO2-arme warmte", resp. "CO2-arme productie". De volgorde heb ik zo goed als mogelijk hetzelfde gehouden als in de tabel voor SDE 2021.
In gekleurde balken heb ik twee relevante contribuanten onder de noemer "zonne-energie sensu lato" weergegeven, die in twee verschillende categorieën, resp. 4 sub-categoriëen vallen. Zonnestroom onder elektra is ditmaal nog iets verder uitgesplitst naar, achtereenvolgens, rooftop, klassiek grondgebonden, en drijvend op water projecten (weergegeven in de lichtgele band, daar direct onder vindt u de sommatie / totalen voor alleen zonnestroom). De laatste twee deel-categorieën waren in de tabel voor SDE 2021 nog op 1 hoop gegooid. Thermische zonne-energie valt uiteraard onder warmte uit HE bronnen. Opnieuw valt het aantal aanvragen daarvoor tegen, slechts 3 stuks met een totaal vermogen van 10 MWth. In SDE 2021 waren dat nog 10 aanvragen voor 7 MWth, de gemiddelde capaciteit per aanvraag is dus wel flink toegenomen. De in de vorige regeling nog nieuwe optie PVT in combinatie met een warmtepomp heeft ditmaal geen aanvragen.
Aanvraag voor CCS in de repeat modus, met nog meer budget beslag
Byzonder hoog is wederom het aandeel voor, ditmaal, maar 10 projecten: de beruchte CCS techniek van het afvangen van door fossiele industrie ge-emitteerde CO2, en het opslaan daarvan in de zeebodem. Waarvoor ruim 7,1 miljard Euro (!) subsidie is aangevraagd. Een nieuw record, want in de vorige ronde werd er voor 11 van dergelijke projecten subsidie aangevraagd, wat toen "maar" neerkwam op, totaal, 6,1 miljard Euro. Ze werden desondanks allen terug getrokken, omdat het Aramis project, waaronder die aanvragen vielen, op korte termijn te ingewikkeld bleek om uit te voeren. Maar toen al werd voorspeld dat ze terug zouden komen, en dat is in de huidige subsidie ronde dus weer geschied. De maatgevende CO2-reductie per jaar, 3,13 Mton CO2/jaar (NB, een stuk minder dan de 4,74 Mton CO2/jaar bij de aanvragen onder SDE 2021) is by far de grootste van alle deel-opties, en dus hoe dan ook interessant voor het kabinet om "meters te maken" bij de CO2 reductie doelstellingen. De gemiddelde subsidie intensiteit is echter wel flink toegenomen, van 75 Euro per ton gereduceerde CO2 in SDE 2021, naar inmiddels 135 Euro per ton in de huidige aanvraag ronde. Ondanks dat dit flink is gestegen ("duurder is geworden"), ligt dat nog steeds onder het gemiddelde voor alle projecten. Dat was onder SDE 2021 nog 99 €/tCO2, en dat is nu ook gestegen naar 147 €/tCO2. Meerdere technologie platforms zijn duurder geworden door een complex aan invloeden, waar onder natuurlijk de bizarre ontwikkeling bij de energie prijzen, en de gevolgen die dat heeft op talloze economische sectoren. Omdat de subsidie intensiteit voor CO2 afvang/opslag beslist niet de duurste is in de huidige regeling, zullen, als er verder geen problemen meer zijn met het te verwachten tijdpad van implementatie van deze dure, complexe (deel) projecten, ze beslist een grote kans maken binnen de huidige ronde. Als ze allemaal door zouden gaan, zou in 1 keer (nogmaals, voor slechts 10 deelprojecten), 55% van het subsidie plafond van 13 miljard Euro zijn vergeven ...
Flinke claims bij 2 andere opties
Andere concurrenten met hoge potentiële impact zijn, onder dezelfde deel-categorie, CO2 afvang en (her)gebruik in de glastuinbouw, wat met slechts 11 aanvragen maximaal 584 miljoen Euro zou kunnen verzilveren uit de subsidie "ruif". De subsidie intensiteit daarvan is vergelijkbaar met "grote broer" CO2 afvang en opslag, namelijk 137 Euro per ton CO2. Een andere geduchte groot claimer, is geothermie, die in de huidige ronde op twee fronten subsidies claimt, en wel via het platform "hernieuwbare warmte en WKK" (14 projecten, subsidie claim 1.349 miljoen Euro, subsidie intensiteit 141 Euro/ton), resp. "CO2-arme warmte" (8 projecten, subsidie claim 1.161 miljoen Euro, subsidie intensiteit 211 Euro/ton). Jetten is verheugd over het feit dat hiermee biedt "een belangrijke stimulans voor de warmtetransitie" zou worden gegeven, als die aanvragen doorgaan. Een belangrijk deel zou geothermie voor stadsverwarming zijn. Polder PV is benieuwd of hier een aanvraag van Vattenfall / Uniper bij zal zitten, voor de Leidse regio (tot nog toe in de Uniper STEG op de Langegracht in Leiden op gas gestookt). Overigens had een deel van genoemde projecten eerder al een beschikking, maar kwamen deze in tijdnood, en is daar een mouw aan gepast vanwege het belang van een hard benodigde "kick-start" van de warmte transitie, die tot nog toe slechts moeizaam verloopt.
Zonnestroom krijgt, zoals te verwachten, flinke knauw, maar blijft populair bij de aanvragen
Er werd weliswaar weer een redelijk hoog volume van 2.041 aanvragen voor zonnestroom ingediend, maar het niveau was slechts ruim de helft van dat in de voorgaande 2 SDE "++" regelingen (SDE 2021 3.915, SDE 2020 II 3.989). Het blijft alleen op dit punt natuurlijk de meest belangrijke input voor de SDE regelingen, geen enkele andere optie kan aan deze aantallen aanvragen tippen.
EZK geeft ook voor het eerst een "volledige" uitsplitsing naar type installatie voor zonnestroom. Genoemde 2.041 aanvragen betreffen 1.944 rooftop projecten, 77 "klassieke" grondgebonden zonneparken ("op veld"), resp. 20 floating solar projecten ("op water"). Laatstgenoemde werd tm. SDE 2021 niet uitgesplitst, maar op een hoop gegooid bij de zonneparken. Onder die regeling was het aandeel van "op land + op water" 168 exemplaren op een totaal aan 3.915 aanvragen, derhalve 4,3% van totaal. Onder SDE 2022 maken de 97 klassieke en drijvende zonnepark projecten 4,8% van het totaal aantal aanvragen uit.
Over het relatief lage volume aan aangevraagde (rooftop) PV projecten, stelt Jetten in zijn kamerbrief het volgende. Ten eerste, moesten aanvragers onder de SDE 2022 ronde voor het eerst een verklaring van een constructeur over de dakconstructie overleggen, om zo de realisatiekans van hun project(en) te vergroten. Vele oudere beschikkingen zijn niet doorgegaan, vanwege het feit dat er van tevoren geen daklast berekening was gedaan. Jetten rept ook van (mogelijk) hogere kosten "gezien de recente marktontwikkelingen", en zouden ontwikkelaars daardoor in de wacht modus zijn gegaan met het aanvragen van subsidie tot een latere subsidieronde. Jetten erkent dat de afgelopen jaren er een grote uitval is geweest bij de recente SDE "++" rondes, maar dat is al langer het geval sedert diverse SDE "+" rondes, zoals Polder PV recentelijk weer uitgebreid heeft gedocumenteerd (al dik 16 duizend beschikkingen onder SDE "+" verloren gegaan). Jetten gaat er in ieder geval vanuit "dat nu vooral aanvragen voor kansrijke projecten zijn ingediend, waardoor deze projecten nu juist een grotere kans op realisatie hebben". De toekomst zal uitwijzen, of hij daar gelijk in gaat krijgen. Aan de "subsidie intensiteit" zal dat niet liggen. Rooftop solar heeft een veel lagere impact dan veld- of drijvende projecten. Onder de huidige ronde 65, 160, resp. 168 Euro per vermeden ton CO2 (laatste kolom in de tabel). Onder de aanvragen voor SDE 2021 kwam de verzamelcategorie veld/drijvend er nog een stuk gunstiger van af, met 94 Euro/ton CO2 (rooftop stond toen op 71 €/ton CO2).
Met de huidige 2.268 MWp aan gevraagde zonnestroom capaciteit is er ook flink lager ingezet dan in voorgaande jaren. Dat was namelijk 4.132 MWp onder SDE 2021, en 4.195 MWp onder de eerste SDE "++" regeling (SDE 2020-II). Het record volume ooit aangevraagd voor PV was ruim 4,6 GWp in de najaars-regeling van 2019, onder het oude SDE "+" bestel, waarvoor toen nog slechts 5 miljard Euro budget beschikbaar was. T.o.v. de voorganger regeling, SDE 2021, is er nu 55% van die capaciteit aangevraagd. Bij de aantallen was die verhouding 52%, er zijn gemiddeld genomen dus wederom te subsidiëren plannen voor iets grotere projecten ingediend bij RVO. Onderdeel van de voortdurende schaalvergroting bij de projecten in de solar sector.
Groot verschil impact aantallen / capaciteit bij segmentatie aanvragen zonnestroom
Van genoemd aangevraagd PV project volume onder SDE 2022 valt 1.275 MWp onder rooftop projecten (56% van totaal), en, ondanks de véél lagere aantallen, een forse capaciteit vraag van 955 MWp onder projecten in het veld (42%), resp. voor 38 MWp drijvend op het water (2%). Waar rooftop projecten blijven domineren bij de aantallen projecten, is bij de werkelijke impact (ook op het gebied van te verwachten stroom opbrengsten), het verschil tussen rooftop en veld-installaties dus veel meer in balans. De hele discussie over de "zonneladder" indachtig, blijven de condities onder de vigerende SDE regelingen dus nog steeds een flinke positieve impact opleveren voor de te verwachten PV volumes "op het veld", gezien de binnengekomen aanvragen. Waarbij dan ook weer een nieuwe boost aan het veel kleinere floating solar segment wordt gegeven, al is het op een veel lager niveau dan bij de eerste grote uitrol van met name de projecten van GroenLeven. Momenteel staat voor alle netgekoppeld gerealiseerde drijvende zonneparken bij Polder PV 231 MWp genoteerd.
In bovenstaande grafiek voor alle SDE "+" (vanaf SDE 2011) resp. SDE "++" regelingen (vanaf SDE 2020 II) de drie basis parameters voor de aangevraagde volumes voor uitsluitend zonnestroom projecten, gepubliceerd in kamerbrieven en/of op de website van RVO. In blauw de aantallen aanvragen, in oranje de daarmee gepaard gaande capaciteit in MWp, en in de groene stippellijn de gemiddelde capaciteit per aanvraag, in kWp. De Y-as is logarithmisch weergegeven.
Voor de SDE "+" regelingen SDE 2015 - SDE 2016 II zijn geen cijfers bekend voor de gevraagde capaciteit. Het hoge systeemgemiddelde in SDE 2011 is een artefact van mogelijk laat doorgevoerde, niet publiek gemaakte wijzigingen in de RVO cijfers.
Het generieke beeld over de hele tijdlijn geeft een zeer hoge aanvraag voor zowel de aantallen PV projecten, als de daarmee gepaard gaande capaciteit. Met name vanaf SDE 2016 I. Het hoogste aantal aanvragen werd gedaan onder SDE 2020 I (de "extra ronde" onder het nog oude SDE "+" regime), met 7.395 aanvragen. De hoogste capaciteit werd echter in de voorgaande, SDE 2019 II ronde aangevraagd, 4.649 MWp. Sindsdien is dat nog eens 3 ronden lang boven de 4 GWp per SDE ronde geweest, zéér hoge volumes voor een klein land als Nederland. Met SDE 2022 is er weer een trendbreuk zichtbaar, er zijn substantieel minder (grofweg de helft) aanvragen voor PV projecten gedaan, al blijven de volumes nog substantieel, met 2.041 aanvragen, resp. 2.268 MWp aan geclaimde capaciteit.
Bij het gemiddelde vermogen per aanvraag begon dit relatief laag onder SDE 2012, met 192 kWp. Dit groeide door naar gemiddeld 658 kWp onder SDE 2018 II, zakte iets in naar 545 kWp onder SDE 2020 I, maar nam weer zeer sterk toe naar 1.052 kWp gemiddeld per aanvraag in de eerste SDE "++" ronde, SDE 2020 II. Dat bleef stabiel onder SDE 2021, 1.055 kWp gemiddeld per aanvraag. Maar is weer verder gestegen bij de aanvragen voor SDE 2022, naar 1.111 kWp. Een factor 5,8 maal zo hoog dan het gemiddelde in de aanvragen voor SDE 2012, en een belangrijke indicator van de enorme schaalvergroting binnen de PV sector.
Capaciteit overige categorieën
Ook ditmaal is de claim voor windenergie, met een magere 11 projecten, met een totaal vermogen van 75 MW, weer aan de lage kant (slechts ruim 2x het zeer lage volume onder SDE 2021). Een blijvend slechte zaak, want dat betekent dat het potentieel op land aan het opdrogen is, vermoedelijk vanwege continu regionaal verzet tegen nieuwe windturbines. Daarmee verdampt ook het potentieel aan "te koppelen" cablepooling wind / zon projecten, en kan dat alleen maar gerealiseerd gaan worden bij bestaande windparken, met alle complicaties bij de efficiëntie dan wel hoge kosten gevolgen van dien. Ook de levensduur van zonneparken en bestaande windparken kan fors verschillen, waardoor extra problemen bij de planning van dergelijke projecten ontstaan, denk daarbij bijvoorbeeld aan termijnen verankerd in bestaande vergunningen.
Bij de capaciteiten kunnen we wederom niet terugvallen op een eenvoudige vergelijking tussen PV en CCS en CCU, omdat er door MinEZK sedert de invoering van de "verbrede" SDE "++" regeling een onvergelijkbare maatvoering wordt gehanteerd voor laatstgenoemde optie (ton CO2 reductie per uur, voor alle andere opties MW nominaal generator vermogen). Binnen de categorie CO2 arme productie wordt alleen nog maar voor waterstofproductie middels elektrolyse een capaciteit weergegeven (gevraagd: 42 MW).
Veel lager bij geclaimde capaciteiten zitten, achtereenvolgens, geothermie (onder warmte), met 271 MW, elektrische boilers (231 MW), biomassa warmte & WKK (225 MW), en geothermie (onder CO2-arme warmte), met 152 MW. Uiteraard moeten we hier rekening blijven houden met het feit dat de capaciteits-factor bij al deze verschillende technieken wezenlijk anders is. Windturbines en biomassa centrales kunnen ook draaien in de avonduren, elektrische boilers zijn zeer flexibel in te zetten als er geen "direct noodzakelijke" warmtevraag van afhangt en er voldoende grote buffer systemen voorhanden zijn. Zonnepanelen (zowel elektrisch, PV, als thermische conventionele en PVT collectoren) hebben deze voordelen absoluut niet, ze zijn direct afhankelijk van instraling van de zon, en doen 's avonds / 's nachts niets. Als we dit wezenlijke onderscheid even terzijde schuiven, maakt de aangevraagde capaciteit voor PV in ieder geval 65% van de totale geclaimde capaciteit exclusief CO2 afvang uit. Dat is substantieel lager dan het relatieve aandeel van 82% in de "record" regeling, SDE 2019 II, en de 80% volgens dezelfde verhouding, onder SDE 2021.
Subsidie bedragen - onvoorziene omstandigheden, en forse wijzigingen te verwachten
Gerelateerd aan de claim op aangevraagde capaciteit is de aanvraag op subsidie, het "maximaal haalbare bedrag", wat waarschijnlijk nooit gehaald zal worden, vanwege, o.a. basis "caps" in de energieprijzen. Als de marktprijs waarmee wordt gerekend, onder dat van tevoren vastgestelde bedrag komt, wordt er niet méér subsidie uitgekeerd aan de projecteigenaar, en is het risico voor hem/haar. Maar als de marktprijzen structureel hoog worden, zoals nu, gebeuren er weer andere onvoorziene dingen.
Dit gaat in de huidige, krankzinnige energiemarkt zelfs een zeer groot effect krijgen op de verhouding tussen de marktprijzen die gescoord kunnen worden, en de overblijvende subsidies die via RVO uitgekeerd worden. De laatste post zal namelijk komend jaar vrijwel nihil zijn voor de meeste opties. Jetten waarschuwt in de kamerbrief zelfs voor flinke problemen als gevolg van de onvoorziene "extreme marktomstandigheden". Een van de gevolgen daarvan is, dat er veel te hoge voorschotten blijken te zijn uitgekeerd in 2021, die waren gebaseerd op totaal achterhaalde inschattingen van de vigerende marktprijzen. Deze moeten worden gerecupereerd, maar tot nog toe is dat 400 miljoen Euro geweest, en er moet nog een half miljard Euro terugbetaald worden over dat jaar. In 2022 zou het "teveel aan uitgekeerde voorschotten" alweer verder opgelopen zijn naar maar liefst 1,2 miljard Euro. Normaliter geschiedt dit via verrekening met komende uitkeringen, maar omdat er helemaal niets valt uit te keren in de meeste gevallen (a.g.v. de hoge energieprijzen), zit RVO dus met het probleem dat ze dat geld op een andere manier moeten zien terug te krijgen. Dit is onvoorzien, en niet "geregeld" in het ongelofelijk ingewikkelde SDE regelgeving "pakhuis", dus Jetten moet, samen met RVO, op zoek naar een andere manier om dat op een ordentelijke wijze weer terug te krijgen. Hij spreekt daarbij zelfs van een mogelijk "dwingender aanpak ... mede met het oog op de continuïteit van hernieuwbare energieprojecten en doelmatige uitgaven van de rijksbegroting". Hoe die "dwang" op de subsidie ontvangers, om de teveel ontvangen voorschotten weer terug te storten, gestalte moet gaan krijgen is nog onbekend.
Oversubsidiëring voorkomen
Jetten wil ook voorkomen dat, vanwege de byzondere markt omstandigheden, subsidie aanvragers die met hun op basis van SDE beschikkingen gerealiseerde projecten, zelfs met alleen de ontvangen marktprijzen de facto niet "overgesubsidieerd" blijken te zijn of worden, bij de totale resulterende business-case. Eventueel toekomstige uit te keren subsidies zouden dan afhankelijk gemaakt gaan worden van eventuele "overwinsten" die tot dan toe met de betreffende projecten zouden zijn gemaakt. Ook hier verwacht ik de nodige voetangels en klemmen, want commerciële partijen die mooie inkomsten genereren met hun SDE-gesubsidieerde projecten, zullen niet zonder slag of stoot dergelijke "afroom praktijken" gaan accepteren. Jetten zal met zeer scherpe en degelijke oplossingen moeten komen om daar geen brandhaard van te gaan maken. Hij laat in ieder geval al het in Groot Brittannië gepraktizeerde "contract for difference" over de tong gaan, waarbij bij slechte marktomstandigheden de staat "bij past", maar bij voor de uitbaters zeer gunstige markt condities, de Staat weer geld terug ontvangt van de "binnen lopende" subsidie beschikking eigenaar.
Dit alles daargelaten, is, met de slechts 21 toegekende projecten voor het CO2 afvang koppel, CCS / CCU in de huidige ronde met stip kampioen geworden, net als bij de aanvragen bij SDE 2021. Gecombineerd, claimen deze handvol projecten in de huidige SDE 2022 ronde ruim 7,7 miljard Euro, 56% van de totaal aangevraagde 13,9 miljard Euro ! Geothermie volgt op grote afstand, in haar 2 verschijningsvormen, met ruim 2,5 miljard Euro, op de 2e plaats. Zonnestroom volgt, wederom op forse afstand, met haar 3 deel-opties (rooftop, veld, resp. drijvend), in totaal met 1.154 miljoen Euro op de derde plaats. In de SDE 2021 ronde was PV nog trots bezetter van de 2e plek bij de totale subsidie claim van de aanvragen.
Op de plaatsen 4 en 5 volgen biomassa warmte / WKK projecten met 726 miljoen Euro subsidie vraag voor 98 projecten, en elektrische boilers, met 609 miljoen Euro subsidie claim voor slechts 16 projecten. De overige opties zitten (veel) lager wat de budget claims betreft, tussen 561 miljoen Euro voor biomassa gas, en 3 miljoen Euro voor warmte verkregen bij composterings-processen. Thermische zonne-energie claimt slechts 5 miljoen Euro, voor 3 projecten.
Maximale geclaimde CO2 reductie
In de op een na laatste kolom (nr. 7) vinden we de aan boven genoemde parameters gekoppelde te verwachten CO2 reductie, in megatonnen per jaar (Mton/jr). Ook hier is weer het koppel CCS / CCU met stip kampioen bij de aanvragen. Wat, met 3,37 Mton CO2 reductie/jaar, 63% (!) is van de totale claim van alle modaliteiten (5,37 Mton/jr). De drie grootste opvolgende contribuanten zijn hier, achtereenvolgens, geothermie (warmte, 0,58 Mton/jaar), geothermie (CO2 arme warmte, 0,34 Mton/jaar), en biomassa warmte / WKK (0,30 Mton/jaar). Zonnestroom (totaal volume) en elektrische boilers volgen dan pas, ex aequo, met 0,21 Mton/jaar. Thermische zonne-energie en compostering hebben, tot op het 2e cijfer achter de komma, geen impact bij de aanvragen.
Tellen we alle modaliteiten bij elkaar op, komen we aan een onder de SDE 2022 paraplu gevraagde reductie van 5,37 Mton CO2 reductie per jaar. Volgens de recente Klimaatverkenning van het PBL, zou Nederland het nieuwe nationale streefdoel, om de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 55 (voorheen: 49) procent te hebben verminderd ten opzichte van 1990, bij het huidige beleid nog steeds bij lange na niet halen. Met bekend vastgesteld en voorgenomen beleid, in de afgelopen jaren al zeer flink uitgebreid met diverse extra maatregelen, komt het PBL op een flinke spreiding van de haalbare range, tussen de 39 en 50%. Het kan dus ook nog fors tegen gaan vallen in de slechtere scenario's. De ambtenaren van het PBL formuleren hun nieuwe bevindingen kernachtig met: "Daardoor is de afstand tot het doel in het afgelopen jaar groter geworden, terwijl de tijd om het doel te halen korter wordt". Iedereen weet inmiddels, dat ook de internationale klimaatconferentie COP 27 in Egypte een flop is geworden, er is nauwelijks structureel vooruitgang geboekt bij de beleidsmakers op onze planeet ...
Afgeleide cijfers
In kolommen genummerd 4, 5, en 6 vinden we afgeleide berekeningen van de MinEZK tabel cijfers. In kolom 4 vinden we de gemiddelde capaciteit per aanvraag terug. Zonnestroom eindigt hier op een "te verwachten" record niveau van 1.111 kWp gemiddeld per aanvraag, weer duidelijk hoger dan de 1.055 kWp in de voorgaande, tweede SDE "++" ronde. Onder het SDE "+" regime had ronde 2018 II het hoogste gemiddelde van 658 kWp per aanvraag. Er blijft dus veel hoger ingezet worden, met grotere projecten, om een kans op "economisch haalbare" projecten te maken, binnen de huidige, derde SDE "++" ronde. Deze schaalvergroting is al jaren bezig, ook al onder SDE "+".
Hierbij is natuurlijk ook een zeer groot verschil te zien tussen de gemiddeldes voor rooftop projecten en veld- en drijvende projecten, die variëren tussen de 656 kWp (SDE 2021 bij aanvragen: 594 kWp) bij de rooftops, 12,4 MWp (!) gemiddeld per aanvraag voor de veldopstellingen, en gemiddeld 1,9 MWp voor de drijvende project aanvragen. Worden de 2 laatste bij elkaar genomen, is het gemiddelde daarvoor 10,2 MWp per aanvraag, wat iets lager is komen te liggen dan de 11,4 MWp bij de aanvragen voor SDE 2021. Bij de rooftops gaat de schaalvergroting nog steeds door, bij de veldopstellingen sensu lato lijkt er enigszins een stabilisatie op te treden bij de al omvangrijke schaal van dat soort project aanvragen.
Deze kolom laat ook weer een zeer grote spreiding van het gemiddelde vermogen per modaliteit zien. Industriële warmtepompen komen met 26 aanvragen slechts aan relatief kleine projecten van gemiddeld 1,12 MWth per stuk. Geothermie zit bij de energie opwek modaliteiten wederom hoog in de boom, met projecten van ruim 19 MW gemiddeld per stuk (14 resp. 8 aanvragen). Dit lag nog wat hoger onder SDE 2021 (24 MW). Bij de "nieuwe concurrerende opties" zijn er drie met ook relatief hoge gemiddelde capaciteiten bij de aanvragen, ruim 14 MW (elektrische boilers), en bijna 7, resp. bijna 5 MW (aquathermie resp. restwarmte).
Voor CO2 afvang gelden andere "capaciteit" klassen, die onvergelijkbaar zijn met het opgestelde vermogen bij alle andere opties. Uit het bijschrift bij de tabel in de kamerbrief voor SDE 2022 blijken hiervoor de volgende cijfers te gelden: 512 tCO2/uur voor "CO2-afvang en -opslag" en 84 tCO2/uur voor "CO2-afvang en -gebruik". Dit zijn significant van de vorige regeling afwijkende cijfers, bij de aanvragen. Daarvoor golden "capaciteit" volumes van 18,5 tCO2/uur (CCS), resp. 25,6 tCO2/uur (CCU).
Gemiddelde subsidie per beschikking
Kolom 5 toont de gemiddelde subsidie per aangevraagde (potentiële) beschikking. PV scoort hier gemiddeld genomen het laagst, met 0,57 miljoen Euro per aanvraag, vergelijkbaar met het niveau onder SDE 2021. Met dien verstande, dat de rooftop projecten een veel kleinere claim leggen dan de veldsystemen, en in mindere mate de drijvende zonnepark plannen (0,38, 5,03, resp. 1,00 MEUR per aanvraag gemiddeld). Thermische zonne-energie, industriële warmtepompen en compostering (warmte) zitten ook laag, met gemiddeld 1,67, 2,31 resp. 3,0 miljoen Euro per aanvraag.
Geothermie heeft wederom een zeer hoge impact bij de "oude" energieopwek opties, nog hoger dan onder SDE 2021, toen de aanvragen gemiddeld 76 MEUR/aanvraag claimden. Dat is verder gestegen naar ruim 96 miljoen Euro resp. zelfs 145 miljoen Euro gemiddeld per aanvraag (warmte HE bronnen resp. CO2-arme warmte categorieën). Waterstof productie middels elektrolyse is ook een kapitaal intensieve optie, met 60 miljoen Euro per aanvraag. Daarvan zijn er echter maar 3 binnen gekomen bij RVO.
Torenhoog boven alles uit blijven natuurlijk de dure CCS projecten steken, met in deze ronde gemiddeld 713 MEUR/aanvraag, waar dat in de eerste 2 SDE "++" rondes nog om "maar" gemiddeld 305, resp. 557 miljoen Euro per aanvraag is gegaan ! De veel lagere claim van gemiddeld 53 MEUR/aanvraag bij de CCU projecten in de kastuinbouw (SDE 2021 nog 40 MEUR/aanvraag), kan dan alleen maar als doekje voor het bloeden worden gezien voor talloze project ontwikkelaars, die hun kansen zien verdampen door de enorme geldstromen die richting die grote projecten kunnen gaan, áls ze tenminste ditmaal worden toegekend.
Gemiddelde subsidie per MW aangevraagde capaciteit
In kolom 6 vinden we de gemiddelde subsidie claim per MW opgesteld nominaal vermogen terug, behalve voor CCS. Bij de "oude" opties liggen geothermie, biomassa gas, en biomassa warmte/WKK op hoog niveau, bijna 5, resp. 4,6 en 3,2 MEUR/MW bij de aanvragen. Thermische zonne-energie, zonnestroom, en windenergie sluiten hier de rijen met 0,50, 0,51, resp. 1,44 miljoen Euro per aangevraagde megawatt aan nominale capaciteit. Onder de CO2-arme warmte projecten ligt de range tussen de 2,07 MEUR/MW (industriële warmtepomp), en 7,64 MEUR/MW bij de prijzige geothermie variant binnen deze categorie. De spreiding is hiermee veel groter geworden, dan onder SDE 2021 (1,38-1,52 MEUR/MW).
Kolom 8, tot slot, geeft de door MinEZK opgegeven gemiddelde subsidie intensiteit in Euro per ton CO2 reductie (€/tCO2). Ditmaal is warmte gebruik uit compostering een opvallend efficiënte inzetter van subsidiegelden, met slechts 62 €/tCO2. Zonnestroom op dak is hier een goede tweede, met 65 €/tCO2 (weer iets beter dan de 71 €/tCO2 onder SDE 2021). Afgezien van de lage intensiteit bij de grote CO2 opslag projecten (135-137 €/tCO2), scoren geothermie projecten in de categorie warmte goed, met 141 €/tCO2. Veldopstellingen / drijvende solar projecten doen het hier een stuk minder, met 160-168 €/tCO2 (SDE 2021 veel lager, 94 €/tCO2). Wat vooral met de hoge kosten veroorzakende verzwaring van de netwerken heeft te maken, die worden gesocialiseerd in de net tarieven voor elektra.
Conclusie SDE 2022
Zonnestroom is, wat de aanvragen betreft, een "blijvertje" gebleven in de huidige SDE 2022 ronde, maar heeft wel een flinke stap terug moeten zetten t.o.v. voorgaande regelingen. Omdat het beschikbare budget zo hoog is, en de overtekening relatief klein, is er goede kans op een blijvend hoog aantal toekenningen voor o.a. zonnestroom, met weer een flink volume aan te verwachten extra toegekende capaciteit. Onduidelijk blijft, wat na toekenning, de kansen zijn voor fysieke realisatie, in een markt die met vele problemen wordt geconfronteerd. De kwaliteit van de aanvragen zou beter kunnen zijn geworden, zoals Jetten in zijn brief stelt, maar garanties op succes zijn er niet. Ook al worden projecten uiteindelijk gerealiseerd, zal het best mogelijk blijven dat ze (veel) kleiner worden uitgevoerd dan oorspronkelijk beschikt, zoals we al met talloze project beschikkingen uit eerdere rondes hebben gezien.
En verder naar SDE 2023 ...
In de vorige analyse heb ik al wat uitgebreider stilgestaan bij de nieuwe intenties rond de SDE 2023 regeling, zie aldaar voor commentaar. Jetten laat weten dat zijn bedoeling is om de regeling in zijn geheel vóór de zomervakantie in te laten gaan, sterk afhankelijk of RVO in staat zal zijn om dat allemaal op tijd geregeld te krijgen. Als alternatief zou een openstelling vóór de zomer, en afronding (laatste fases) ná de zomer kunnen zijn. Uitsluitsel hierover zal begin 2023 duidelijk worden, en voorgelegd aan de Tweede Kamer. Jetten claimt ook trots, dat "uit de in deze brief gepresenteerde resultaten van de 2022 ronde blijkt dat reeds gedane aanpassingen het gewenste effect hebben. Hiermee is de SDE++ een robuust instrument, dat zoveel mogelijk inspeelt op marktontwikkelingen binnen de grenzen van stabiliteit en uitvoerbaarheid". Er zou ook interesse van andere EU lidstaten in de opzet van de SDE "++" zijn, zo meldt Jetten. Verder gaande voorstellen tot wijzigingen (o.a. omtrent de reeds voorgestelde "hekjes" in de nieuwe regeling) zullen begin 2023 naar de Tweede Kamer worden gestuurd.
Tot slot
Er zijn nog 2 onderwerpen aan het eind van de brief toegevoegd. Ten eerste, is PwC gevraagd om te controleren of het ramings-model waarmee RVO werkt om verantwoorde afschattingen over de (financiële) impact van de SDE regelingen te kunnen maken wel door de beugel kan. Dat gaat vooral over de geraamde kasuitgaven voor alle functionerende SDE regelingen. Dat is in orde bevonden, middels een bij de kamerbrief toegevoegd rapport. Enkele aanbevelingen ter verbetering zijn door RVO overgenomen.
Op basis van een vraag van GroenLinks lid van der Lee is inmiddels ook in tabelvorm inzichtelijk gemaakt hoe het staat met het tijdspad van de vaak ter sprake gekomen SDE beschikkingen voor de biomassa bijstook projecten. Grofweg in 2026 of 2027 zou het grootste deel van die grote, subsidie intensieve projecten hun eind termijn bereiken, exclusief eventuele "banking" waarop nog een jaar beroep gedaan zou kunnen worden. De tabel vindt u in de kamerbrief, hier onder gelinkt.
Bronnen
Extern:
Kamerbrief over verloop openstelling SDE++ 2022 (23 november 2022, kamerbrief van minister Rob Jetten, Min. EZK; pdf, 6 pagina's)
Bijlage 1: Model review op ramingsmodel SDE++ subsidies (pdf, 7 pagina's)
Bijlage 2. Beslisnota bij Kamerbrief over verloop openstelling SDE++ 2022 (pdf, 2 pagina's)
Klimaat- en energieverkenning 2022 (PBL, diverse stukken, rapport pdf 11 MB, 239 pagina's downloadbaar)
Intern (Polder PV):
Beschikkingen oorspronkelijk toegekend onder SDE 2021 (14 juli 2022; incl. links naar verdere analyses tm. SDE 2021)
Oorspronkelijke aanvragen voor tweede SDE "++" regeling, SDE 2021 (5 december 2021)
Beschikkingen oorspronkelijk toegekend onder SDE 2020 II (9 juni 2021)
Oorspronkelijke aanvragen voor eerste SDE "++" regeling, SDE 2020 II (15 januari 2021)
17 november 2022: Oktober rapport CertiQ 2022 - afkoeling projecten markt gecontinueerd, relatief laag volume nieuwe toegevoegde capaciteit, 98 MWp. Nieuwe records bij 12 maand periodes, voor zowel nationale zonnestroom productie, import, als export van GvO's *.
Het grootste zonnestroom dossier van Nederland continueert de al eerder gesignaleerde afkoeling bij de registratie van nieuwe PV projecten (182), en een weer relatief laag toegevoegd volume aan nieuwe capaciteit (98 MWp). Dat laatste is minder dan de helft dan de bijschrijving in oktober 2021. De maandgemiddeldes voor de eerste 10 maanden van 2022 liggen nog steeds ver onder die voor de voorgaande drie jaren bij de nieuwe aantallen projecten, en inmiddels weer op vergelijkbaar niveau als voor heel 2020, maar beduidend lager dan in 2021, voor de capaciteit. Voor 7 van de 10 maanden in 2022 is er minder nieuwe capaciteit ingeschreven bij CertiQ, dan in dezelfde periode in 2021.
Het aantal ingeschreven zonnestroom projecten** bij CertiQ is toegenomen naar 32.735 exemplaren. De gemiddelde systeemcapaciteit van alle ingeschreven PV installaties bij CertiQ is verder gegroeid, naar ruim 275 kWp. Bij de uitgave van garanties van oorsprong (GvO's) voor zonnestroom is in de 12 maanden tm. september 2022 een zoveelste record geboekt met, voorlopig, 7.990 GWh. Met de reeds 695 GWh geboekte productie in de vrij zonnige maand september 2022 werd 32% meer gecertificeerde zonnestroom productie gehaald, dan in eerste instantie gerapporteerd voor september 2021. Ook de import van zonnestroom certificaten, Nederland in, over een periode van 12 maanden incl. oktober, was, met een volume van 2.700 GWh, wederom een record. Tevens werd een record gevestigd bij de export van zonnestroom GvO's. Voor de 12 maanden tm. oktober werd een nieuwe piketpaal van 1.090 GWh gezet, de 2e maal dat er meer dan 1 TWh aan zonnestroom GvO's werd ge-exporteerd in een periode van 12 aaneengesloten maanden. In deze analyse wordt voor het CertiQ volume wederom een prognose gedaan voor het mogelijk gerealiseerde CertiQ volume, eind van 2022, op basis van de meest recent beschikbare informatie. Er is een nieuwe berekening gedaan van de jaargroei volumes in 2019 tm. 2021, op basis van de meest recente, geactualiseerde progressie grafiek van CertiQ. Het verschil tussen de jaargroei cijfers 2020/2021, is met alle correcties inmiddels weer verder opwaarts bijgesteld, naar 240 MWp. Momenteel staat de teller op 2.390 MWp groei in 2020, en een toename van 2.150 MWp in 2021.
*
Disclaimer: Status officiële CertiQ cijfers volgens
maand rapportages !
|
Het overzicht met de cijfers over oktober 2022 (en voor de Garanties van Oorsprong, GvO's, tm. september 2022) verscheen bij CertiQ op 16 november 2022.
In de detail analyse hier op volgend wordt ingegaan op de wijzigingen en aanvullingen, deels grafisch verbeeld.
** "Projecten" hier gelijk te stellen aan "inschrijvingen bij CertiQ". Dit kan deels gaan om meerdere deel installaties op een en hetzelfde adres en/of bedrijfs-complex. Vaak gaat het daarbij om separate SDE beschikkingen, waarvoor vereist is dat ze allen een eigen bemetering hebben, tenzij daarvoor afspraken zijn gemaakt met RVO. Er zijn de nodige lokaties met meer dan 1 SDE beschikking, Polder PV heeft daar honderden voorbeelden van in zijn eigen project dossier.
1. Ontwikkeling van aantallen gecertificeerde zonnestroom installaties
Nieuwe aantallen installaties in bovenstaande grafiek, rode curve, met als referentie de linker Y-as. In december 2020 werd, na diverse behoorlijk hoge nieuwbouw cijfers in voorgaande maanden, en na het tussentijdse record in juli (589 netto nieuw), in de laatste kalendermaand wederom een nieuw record niveau met de (netto) bijschrijvingen bereikt bij CertiQ, 616 nieuwe exemplaren (geel omrand data punt rechtsboven in de grafiek). Vanaf januari 2021 viel het nieuwe volume bij de aantallen fors terug, grofweg wisselend rond de 300 nieuwe projecten per maand. Pas in december werd meteen het maandrecord voor dat jaar gevestigd, met 459 nieuwe projecten. In januari 2022 viel dit echter weer sterk terug, naar nog maar (netto) 225 nieuwe projecten. Februari scoorde niet veel hoger, met netto 258 nieuwe aanmeldingen, en maart en april deden het ook weer slechter, met nog maar 234 resp. 232 exemplaren. Pas in mei werd het tot dan hoogste niveau in 2022 gehaald, met 264 nieuwe projecten. Juni viel weer tegen, met maar 219 exemplaren. Juli kon aan deze magere groei, met 232 nieuwe projecten, niet veel veranderen. Sterker nog, augustus tot en met oktober gaven nog maar een netto groei van 171, 169, resp. 182 nieuwe projecten te zien.
De accumulatie is te zien aan de blauwe kolommen curve in bovenstaande grafiek. In de september 2019 rapportage is de grens van twintigduizend gecertificeerde zonnestroom projecten overschreden, in november 2021 werd de 30.000 piketpaal gepasseerd. Het totaal is inmiddels, met oktober 2022 toegevoegd, uitgekomen op, voorlopig, 32.735 exemplaren. Duidelijk is, dat de accumulatie curve minder steil wordt - wat het aantal nieuwe projecten betreft is de markt na de hoge groei in 2020 weer beduidend aan het afkoelen.
Voor alle CertiQ data geldt: Netto effect = aantal bijschrijvingen minus het aantal uit de CertiQ databank verwijderde PV-projecten per maand. Normaliter werden jaarcijfers later bijgesteld, zoals ook voor voorgaande jaren is geschied (zie revisies voor de jaren 2018 en 2019, met de daar aan gelinkte gedetailleerde analyses). Die revisies worden echter niet meer gepubliceerd, en dus moest er naar een andere reconstructie techniek worden overgestapt. Zie daarvoor een eerste poging in paragraaf 9 in de analyse van het december 2021 rapport. Deze reconstructies worden in de meest recente analyse gecontinueerd en geactualiseerd. Al snel na publicatie van de officiële maandrapportages bij CertiQ, kunnen de waarden per maand namelijk al flink bijgesteld worden (analyse 4 november 2020). In de maandrapport besprekingen van, en de primaire grafieken bij Polder PV, wordt altijd dié inhoud als referentie aangehouden, en vergeleken met oudere maand rapportages, om in ieder geval die trends op een gelijkwaardige wijze met elkaar te kunnen vergelijken.
Grafiek met de variatie in de (netto) groei van de aantallen installaties per maand (rapport) bij CertiQ. De nieuwe volumes gerealiseerde projecten per maand zijn vanwege de enorme stapel aan SDE beschikkingen die al werd uitgevoerd in 2020 t.o.v. 2019 weer sterk toegenomen, ondanks de fikse beperkingen a.g.v. de Covid pandemie. Dit is te zien aan de horizontale stippellijnen, die het maandgemiddelde per kalenderjaar weergeven. 2021 kwam daarbij iets lager uit dan 2019 (bruine resp. gele stippellijn, 339 resp. 350 netto nieuw aantal installaties per maandrapport). 2020 blijft ongeslagen kampioen, met maar liefst 445 nieuwe installaties gemiddeld per maand, volgens de maandrapportages (blauwe stippellijn).
2022 is, met slechts 225, 258, 234, 232, 264, 219, 232, 171, 169 en 182 nieuwe installaties in de eerste 10 rapportages, weer op een bescheiden niveau teruggekeerd (weergegeven in magenta kolommen, inmiddels gemiddeld 219 stuks per maand = stippellijn). Bij de capaciteit ligt die verhouding echter heel anders, zie paragraaf 2.
Tót 2018 was er een verwarrende periode van 4 jaar waarbij ook tijdelijk negatieve groei optrad, vanwege een combinatie van lang durende her-registratie verplichtingen, en mogelijk "natuurlijke uitval" bij CertiQ.
Ook deze volumes (evenals die voor de capaciteiten) zullen achteraf nog worden bijgesteld door wijzigingen in de primaire database van CertiQ. Deze revisies kunnen zowel positief (capaciteit 2015-2018, eerste jaar rapport 2020), als negatief uitpakken. In 2019 is bijvoorbeeld de bijstelling voor de capaciteit in negatieve zin uitgepakt, zoals we hebben gezien bij de jaarcijfers.
In 2020 zijn in de 12 maandrapporten 5.335 nieuwe projecten opgetekend door CertiQ. Een nieuw jaar record, wat 27,2% boven het kalenderjaar volume van de maandrapportages in 2019 (4.195 projecten) is komen te liggen. 2021 heeft in totaal in de maandrapportages 4.073 nieuwe projecten opgeleverd, 24% lager dan in 2020.
Revisies van de historische cijfers lieten, op basis van de actuele grafiek in het december 2021 rapport, zien, dat met de toen geldende status quo, de groei van het aantal nieuwe projecten in heel 2021 ongeveer 45% lager lag dan de aanwas in 2020 (3.049 t.o.v. 5.551 nieuwe installaties). De nieuwe jaargroei volumes voor 2021 zijn inmiddels echter wederom gewijzigd. Zie daarvoor paragraaf 6.
2. Capaciteit evolutie van gecertificeerde zonnestroom installaties
Voetnoot
bij grafiek: de cijfers voor september 2017 zijn na vragen van Polder
PV door CertiQ aangepast.
Voor de reden, zie analyse
herziening september 2017 rapportage ! Ook voor juli 2019 is
het aanvankelijk op 1 augustus 2019
verschenen maandrapport na interventie door Polder PV fors neerwaarts
gecorrigeerd in
een later gereviseerde versie.
Als klap op de vuurpijl resulteerde uit het april 2020 rapport een
bizarre
negatieve maandgroei van -108,5 MWp,
a.g.v. een "drie-nullen correctie" van een eerder (?)
foutief ingegeven installatie door een netbeheerder. Ook het cijfer
in januari 2021 is door een foute
entry van een netbeheerder veel te hoog uitgepakt. Dit is gecorrigeerd
in februari, waardoor die maand een zeer lage "artificiële
groei" laat zien.
In vergelijking met de groei van de aantallen nieuw geregistreerde gecertificeerde PV projecten (vorige grafiek), gaat het bij de netto toegevoegde capaciteit al langere tijd om opvallende, gemiddeld substantieel grotere volumes dan wat we in eerdere jaren hebben gezien. Met name in 2018, 2019, 2020 en 2021. In november van 2019 werd een nieuwe record toevoeging van maar liefst 409,9 MWp geregistreerd. Het maandgemiddelde (horizontale stippellijn) eindigde voor de maandrapportages op 142 MWp in dat jaar, in 2020 en 2021 is dat gemiddelde verder toegenomen van 158 naar 191 MWp.
Desondanks is, op basis van de revisie van de maandrapport cijfers (paragraaf 9), de uitkomst voor het hele jaar nogal anders geworden dan gedacht: In 2020 is met de update van de geactualiseerde CertiQ grafiek in het oktober 2022 rapport namelijk al een substantieel hogere jaargroei geconstateerd dan in 2021, een verhouding van, momenteel 2.390 MWp in 2020, en 2.150 MWp in 2021. Hierbij moet ook de disclaimer, dat, net als voor 2020, de cijfers voor 2021 alsnog verder kunnen gaan wijzigen in latere revisies van CertiQ.
2022 begon in de historische reeks bemoedigend, met 166,7 MWp in januari, 199,3 MWp in februari, waarbij het eerste kwartaal voorlopig werd afgesloten met een relatief beperkt volume van 159,7 MWp nieuwe capaciteit in maart. April 2022 viel tegen, met slechts 92,5 MWp, minder dan de helft van de 194 MWp in april 2021 en zelfs lager dan de aanwas in april 2019. Mei 2022 krabbelde weer op, met een toevoeging van, 231,2 MWp. Het tweede hoogste niveau voor die maand, maar nog wel 16% lager dan de toename in mei 2021. Juni liet een iets bovengemiddelde groei zien van 199,2 MWp, wat echter wel 23% lager lag dan de 259,2 MWp aanwas in juni 2021. Juli viel fors tegen, met maar 117,0 MWp (netto) nieuwbouw. Weliswaar 18% hoger dan het nog lagere volume van 95,5 MWp in juli 2021, maar beduidend lager dan het record voor die maand, 207,6 MWp, in juli 2020. Ook augustus bleef "ondermaats" presteren, met 143,5 MWp 15% lager dan in dezelfde maand in 2021 (en by far minder dan de hoge toevoeging in augustus 2019). September liet gelukkig weer een vrij hoge groei zien van 189,0 MWp, wat een factor 2,2 maal het niveau in september 2021 was. Maar het lag beduidend lager, ruim 26%, dan het record nieuwbouw voor die maand, in september 2020 (256,9 MWp).
Tot slot, in oktober 2022 volgde weer een relatief bescheiden volume van 97,6 MWp aan nieuw bijgeschreven capaciteit. Dat is slechts 48% van de toename in oktober 2021 (205,1 MWp). Het niveau ligt wel iets boven de bijschrijving in oktober 2019 (87,3 MWp).
De 10 eerste rapportages in 2022 hebben momenteel 1.596 MWp toegevoegd, t.o.v. 1.828 MWp in dezelfde periode in 2021, bijna 13% minder. Hiermee is ook bij de capaciteit de eerdere gesignaleerde licht neerwaartse trend gecontinueerd in de projecten markt. In 7 van de 10 maandrapportages zijn de nieuwe volumes lager dan door CertiQ gepubliceerd voor 2021. Welke van de vigerende grote problemen daarbij de hoofdrol lijkt te spelen (beperkingen aanwezige netcapaciteit, personeelsgebrek, grondstof prijzen, hardware leveringsproblemen, etc.), is nog niet duidelijk, al spelen netproblemen een steeds duidelijker rol bij de vertragingen in de uitbouw. Zie daarvoor de uitgebreide NOS rapportage over die problematiek, van 3 oktober jl., en het bericht van vandaag, met aankondiging van hoogspanningsnet beheerder TenneT, dat er een enorm potentieel van 40 Gigawatt aan nieuw aan te sluiten vermogen voor geplande wind- en zonneparken in de pijplijn zou zitten. Waarschijnlijk is echter de combinatie van alle huidige problemen de drijvende kracht voor het "afkoelen" van de nieuwe markt volumes.
3. Gemiddelde capaciteit nieuwe PV installaties oktober 2022
Als we uitgaan van de CertiQ cijfers zoals nu gepubliceerd, deze als "correct" beschouwen, relatief weinig uitstroom van verwijderde projecten in de data bestanden veronderstellen, en de maandelijkse netto toevoegingen in de rapportages voor oktober 2022 combineren met de toegevoegde capaciteiten in die maand, resulteert dit in een gemiddeld systeem vermogen van, ditmaal relatief bescheiden, 536 kWp per stuk bij de nieuwkomers. Dit is relatief laag in de reeks cijfers voor dit jaar, in september lag het nog zeer hoog, op 1.118 kWp. Voor oktober 2022 betekent dit afgeleide gemiddelde bij de capaciteit een gemiddelde omvang van zo'n 1.240 zonnepanelen à 400 Wp per nieuw project, een redelijk grote PV installatie.
Het evoluerende systeemgemiddelde bij de totale accumulatie in het CertiQ dossier is in oktober wel verder toegenomen. Zie paragraaf 8.
4. Kwartaal cijfers CertiQ maandrapportages - 1e resultaat QIV 2022 bekend
Groeicijfers per kwartaal volgens de oorspronkelijke maandrapportages. Het record volume per kwartaal is tot nog toe al in QIV 2020 gerealiseerd, met 874 MWp.
2021 liet een sterk wisselend beeld zien, met hoge toevoegingen in het 2e (728 MWp) resp. 4e kwartaal (672 MWp), gebaseerd op de maand rapportages. Voor 2022 zijn de eerste 6 maand rapportages cq. het eerste half jaar inmiddels bekend. 167, 199, resp. 160 MWp, totaal 526 MWp in het eerste kwartaal, 2,8% lager dan de 541 MWp in QI 2021. Maar wel al 73% hoger dan de 304 MWp toegevoegd in het hele eerste kwartaal in eerste Covid jaar 2020. En 68% hoger dan hetzelfde kwartaal in het "normale" jaar 2019 (314 MWp).
Het tweede kwartaal van 2022 liet een bijna identiek totaalbeeld zien als het voorgaande, met een aanwas van 523 MWp. Dit is sterk achtergebleven bij het record volume van QII 2021 (728 MWp), 28% minder volume. Het derde kwartaal komt op 450 MWp, beduidend lager dan in de vorige drie kwartalen, maar wel 27% meer dan in het tegenvallende derde kwartaal van 2021 (354 MWp). Gezien de huidige, moeilijke markt omstandigheden, lijkt de markt afkoeling dan ook structureel te gaan worden.
Achteraan is als gearceerde kolom het eerste resultaat voor QIV 2022 te zien, oktober bracht slechts 98 MWp in. Als dat in de laatste 2 maanden ook zo bescheiden zou blijven, wordt het laatste kwartaal in de historische reeks een slecht presterende vertegenwoordiger. Het is niet te verwachten dat er zeer sterk positieve verrassingen uit de goochelhoed komen in de laatste 2 maand rapportages.
5. Half-jaar cijfers CertiQ maandrapportages - 2e half-jaar blijvend op laag niveau
Groeicijfers per half-jaar. De Y-as geeft de nieuw gerapporteerde capaciteiten in MWp, volgens de maandrapportages in de getoonde half-jaren. Op de X-as per kolom de resultaten van de 6 maand rapportages uit de half-jaren (HI = jan. tm. juni; HII = juli tm. december) sinds 2010, tot en met 2e half-jaar van 2021, en, achteraan, de accumulatie van HI 2022, en de eerste gecumuleerde resultaten voor HII 2022 (gearceerd).
Het tweede half-jaar van 2020 heeft een nieuwe record capaciteit van 1.432 MWp laten zien, temidden van de mondiale Covid19 pandemie. Daarna zijn de halfjaar volumes in de maand rapportages stapsgewijs afgenomen, van 1.269 MWp in HI 2021, naar nog maar 1.026 MWp in de tweede jaarhelft van vorig jaar. Het eerste half jaar van 2022 deed het marginaal beter, met 1.049 MWp nieuwbouw.
Zoals hier boven reeds gesignaleerd, lijkt het er op, dat we inmiddels met een afkoelende projecten markt hebben te maken vanwege de blijvende, structurele problemen bij de realisatie van grote(re) PV installaties. Wel staan er in de projecten overzichten van Polder PV de nodige, reeds grotendeels gebouwde forse zonneparken klaar om aan het net gekoppeld te worden, dus mogelijk kan in de tweede helft van 2022 e.e.a. nog steeds worden "recht gebreid". Dat is echter nog steeds geen gegeven, het kan ook gaan tegenvallen, wat met het resultaat voor oktober geïllustreerd lijkt te worden. Het nieuwe volume voor juli tot en met oktober, totaal 547 MWp, is in ieder geval niet bemoedigend. Ook al kunnen er nog de nodige grotere zonneparken voor het jaareinde worden opgeleverd, het lijkt niet waarschijnlijk dat de 2e jaarhelft ook maar in de buurt van de 1 GWp nieuwe capaciteit toevoeging zal gaan komen. Grofweg zo'n 750 MWp zou een logischer niveau zijn, om een eerste richting aan te geven.
6. Kalenderjaar cijfers CertiQ maandrapportages & jaar-revisies - tm. oktober 2022, inclusief revisie 2019, eerste jaar rapport cijfers 2020 en 2021, en meest recente herzieningen
Voor beschouwing van een vorige versie van deze grafiek, zie onder de bespreking van het april maand rapport van 2021. Nieuwe kalenderjaar volumes volgend uit de oorspronkelijke maand rapportages zijn hier weergegeven in lichtblauwe kolommen. De volumes die volgen uit de later verschenen oorspronkelijke, dan wel gereviseerde jaar rapportages zijn getoond in de donkerblauwe kolommen. Normaliter werden gearceerde kolommen later nog bijgesteld door CertiQ. Zoals in een vorige analyse besproken in paragraaf 9, worden er echter geen gereviseerde jaaroverzichten meer gepubliceerd door CertiQ, en moeten we de actuele cijfers proberen te reconstrueren. De gearceerde kolom voor 2020 is in ieder geval het gevolg van het verschil tussen het EOY volume in het gereviseerde jaar rapport voor 2019, en dat in het later niet meer gereviseerde eerste jaar rapport voor 2020. De kolom voor 2021 is het verschil tussen de EOY volumes in de twee niet meer gereviseerde jaar rapportages voor de jaren 2020 en 2021.
Het op basis van de maandrapportages bereikte niveau voor 2021, 2.295 MWp, is 21% hoger dan de 1.897 MWp voor 2020 in de maandrapportages over dat jaar. En bijna 13% hoger dan het jaargroei cijfer in het eerste (niet meer gereviseerde) jaar rapport over 2020 (2.036 MWp). Het verschil tussen de jaar rapport cijfers is in 2020 en 2021 veel minder groot, 2.036 MWp in 2020, en 2.101 MWp in 2021 (3,2%), maar ook dat is gebaseerd op alweer achterhaalde cijfers. Helemaal rechts zien we, gearceerd, het nog zeer voorlopige gecumuleerde resultaat voor 2022 staan (jan. - okt.), 1.596 MWp. Waar nog 2 maand rapportages aan moeten worden toegevoegd.
Als de groei in het laatste kwartaal constant zou blijven, zou de totale jaargroei theoretisch bezien onder de 2 GWp blijven steken, grofweg zo'n 1,9 GWp (alleen gecertificeerde capaciteit). Wel werden regelmatig in de laatste maanden van voorgaande jaren behoorlijk grote netgekoppelde zonneparken opgeleverd, die de maandelijkse capaciteit toevoegingen flink kunnen aandikken. Bovendien worden oudere cijfers later nog steeds herzien, meestal in opwaartse richting. Daar tegenover staat, dat er ook nog tal van onopgeloste problemen zijn, zoals de zeer serieuze netcongestie, en gebrek aan kundig personeel in de zonnestroom markt in Nederland. Indien deze problemen blijven aanhouden, zal het groeitempo beslist verder gedrukt worden.
Revisie oudere jaargroei cijfers (ctd.)
In deze grafiek heb ik wederom twee opnieuw berekende jaarvolumes getoond, op basis van de in elk CertiQ maandrapport getoonde meest actuele grafiek, in 2 rood gekleurde horizontale lijnstukken. Ditmaal gebruik makend van de door CertiQ getoonde actuele evolutie grafiek in het oktober 2022 rapport. De methode daarvoor heb ik toegelicht in paragraaf 9 van de analyse van het december 2021 rapport. Deze reconstructie methode is ingezet, omdat er géén herziene jaaroverzichten meer zijn verschenen bij CertiQ (sedert kalenderjaar 2020), en "officiële" gewijzigde historische cijfers voor die jaren vooralsnog ontbreken.
Met deze meest recente extrapolaties komt het jaarvolume voor de gecertificeerde capaciteit voor 2020 uit op 2.390 MWp (eerdere reconstructies: 2.330 MWp, 2.360 MWp, 2.370 MWp, 2.540 MWp, 2.350 MWp, 2.310 MWp, 2.350 MWp, 2.360 MWp, resp. 2.550 MWp), en voor 2021 inmiddels op 2.150 MWp (voorgaande rapportages: 2.180 MWp, 2.150 MWp, 2.110 MWp, 1.930 MWp, 2.070 MWp, 2.110 MWp, 1.828 MWp, 1.970 MWp, 1.855 MWp, resp. 1.588 MWp). Nog steeds / wederom wijken deze meest recente jaargroei cijfers sterk af van de volumes die volgen uit de accumulaties van zowel de maandrapport data, als van die gebaseerd op de jaar rapportages. Momenteel is de nu actueel bekende jaargroei in het CertiQ dossier in 2021 10% lager geweest dan in 2020. In de vorige analyses was dat nog 6%, 9%, daarvoor 11%. Het verschil is dus weer toegenomen. Afhankelijk van de bijstellingen in komende maandrapportages kan dat weer toenemen, of kleiner gaan worden.
Met de meest actuele stand van zaken lijkt, bij de capaciteitstoename voor het jaar 2020 17,4% meer vermogen te zijn gerealiseerd dan was af te leiden uit de (voorlopige) jaaroverzichten. Voor 2021 is dat momenteel slechts 2,3% meer t.o.v. het voorlopige jaaroverzicht (huidige revisie op basis van grafiek in oktober 2022 rapportage CertiQ). Bij de aantallen nieuwe projecten per jaar zijn deze relatieve verschillen 14,5% positief voor 2020, resp. 0,3% negatief voor 2021 (in vorige rapportage nog licht positief verschil). De absolute jaargroei van de aantallen projecten zou in de huidige status update neerkomen op zo'n 5.480 exemplaren voor 2020, resp. 3.800 nieuw in 2021, een duidelijke afname van de groei tussen deze 2 jaren.
Met name de cijfers voor 2021 kunnen in een later stadium nog fors worden bijgewerkt.
7. Accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit
De trendlijn in de grafiek is sedert de mei 2020 update, als gevolg van de aanvankelijk tegenvallende cijfers in 2020 (incl. de negatieve groei in april anomalie), aangepast t.o.v. het exemplaar in de voorgaande versies. De polynoom "best fit" curve is vervangen door een voortschrijdend gemiddelde trendlijn, waarbij het gemiddelde resultaat van de laatste drie maanden wordt weergegeven. De rode lijn laat, op enkele kort durende anomalieën na, een voortdurende flinke progressie zien. Vertikale blauwe stippellijnen geven vanaf de bespreking van de november 2020 rapportage het snijpunt van de bereikte 1.000 MWp piketpalen ("een GWp") met deze curve weer. De zevende piketpaal is eind november 2021 gepasseerd, de achtste piketpaal werd in het rapport van april 2022 gehaald. Met de toevoeging van de 10e maandrapportage van 2022 staat er nu bij CertiQ inmiddels alweer een geaccumuleerd gecertificeerd vermogen genoteerd van 9.013,5 MWp aan PV capaciteit. En is ook de negende piketpaal net bereikt.
Het inmiddels alweer bereikte volume van 9,01 GWp in het CertiQ rapport van oktober 2022 is een factor 410 maal het volume eind 2009 (22 MWp). En al bijna 70 maal het volume in juni 2015 (129,5 MWp), vlak voordat de hoge groei bij CertiQ manifest werd. Deze fenomenale groei in de solar projecten markt is een van de grootste problemen voor de netbeheerders geworden, de laatste jaren. Voor een nieuwe prognose voor eind 2022, gebaseerd op o.a. dit diagram, zie de grafiek in paragraaf 9.
De verdere progressie hangt wederom van onzekere factoren af, met name de voortwoekerende netcapaciteit problemen, en de beschikbaarheid van kundig en gekwalificeerd technisch personeel. De SDE portfolio's zijn echter nog dermate groot (analyse 1 oktober 2022 update alhier), dat we nog veel volume kunnen gaan verwachten in de komende jaren, ondanks de ook al gesignaleerde, massieve uitval van beschikkingen voor zonnestroom projecten. Gezien de krappe tijdvensters waarbinnen SDE beschikte projecten gebouwd dienen te worden, en ondanks een jaar respijt vanwege de pandemie, is 2021 sowieso een prima jaar geworden. Zeker op het gebied van de realisatie van grotere, SDE "+" en "++" gesubsidieerde projecten. 2022 zal waarschijnlijk wat lager gaan uitpakken.
8. Evolutie systeemgemiddelde capaciteit bij accumulaties CertiQ dossier
Met de aanhoudend sterke groei van de accumulatie van (gecertificeerde) zonnestroom capaciteit, bleef jaren lang ook de gemiddelde projectgrootte fors groeien in de cijfers van CertiQ. In twee korte periodes was er even een terugval (voorjaar 2020, en in februari 2021).
Er zijn eerder al twee piketpalen gepasseerd, in maart 2019 werd een gemiddelde van 100 kWp gehaald, in januari 2021 ging het al over de 200 kWp heen (bovenste 2 horizontale stippellijnen). De toename van het systeemgemiddelde was hoog in 2020-2021, toen vele grote projecten werden toegevoegd. Weliswaar was de groei in 2022 minder sterk, en vlakte deze duidelijk af in de eerste tien maanden van 2022, maar bleef het systeemgemiddelde verder toenemen. Om eind oktober 2022 te culmineren in 275,3 kWp. Het eind lijkt nog steeds niet in zicht.
Het maximale niveau eind oktober 2022 is een hoge factor van bijna 47,5 maal het gemiddelde begin 2010. En een factor van 18,4 maal zo hoog dan de minimum omvang waarvoor een SDE "+" project sedert SDE 2011 (volgens wettelijk voorschrift) wordt geaccepteerd door RVO (15 kWp, onderste horizontale blauwe stippellijn). Ook in deze grafiek is, vanwege de trendbreuk begin 2020, afgestapt van een polynoom trendlijn, en is deze vervangen door een voortschrijdend gemiddelde lijn, met gemiddelde waarden van de laatste drie maanden (rode curve).
De gemiddelde systeemgrootte van de netto toevoeging in de oktober 2022 rapportage lag die maand op een flink hoger niveau van 536 kWp (paragraaf 3). Dat het in de grafiek getoonde gemiddelde voor alle geaccumuleerde projecten normaliter (veel) lager ligt dan bij de maandelijkse toevoegingen, komt door het blijvend "drukkende effect" van de duizenden kleine residentiële PV installaties uit de eerste 3 SDE regelingen (vaak met een omvang van maar een paar kWp per stuk). De verwachting is, dat dit effect op het totale systeemgemiddelde nog lang zal aanhouden gezien hun volume. Pas als er continu véél, en ook zeer grote fysiek opgeleverde nieuwe SDE projecten gaan cq. blijven instromen bij CertiQ, zal dat effect (deels) worden opgeheven.
Daarbij dient men niet te vergeten dat de duizenden kleine residentiële installaties ook voor 15 jaar een SDE (2008-2010) beschikking hebben (zie grafiek met de actuele [overgebleven] aantallen per grootte categorie in het eerste jaar overzicht van 2020, en, ditto, met een andere categorie indeling, in het 1e overzicht voor 2021). Dus het gros daarvan zal beslist nog tot en met 2023 in dienst zijn, en geregistreerd blijven bij CertiQ. Zonder registratie immers géén (voorschot-betalingen voor) SDE subsidie meer. In een recent gevonden FAQ post van de TenneT dochter (Hoelang is mijn inschrijving voor mijn productie-installatie geldig?), wordt zelfs gerept van het volgende, over de geldende inschrijf duur van PV projecten:
"Uw inschrijving is 5 jaar geldig vanaf de datum van uw vaststellingsovereenkomst. Deze datum kunt u vinden in MyCertiQ. Een uitzondering geldt voor zonne-installaties met een vermogen van maximaal 0.015 MW. Deze installaties staan voor onbepaalde tijd ingeschreven, tenzij u CertiQ verzoekt om deze uit te schrijven."
Dit betekent dat, als de eigenaar van genoemde kleine PV projecten waarvan de SDE subsidie termijn is verlopen, géén actie onderneemt, de ooit geregistreerde (residentiële) installatie gewoon in de bestanden van CertiQ aanwezig zal blijven. Overigens vallen hier óók enkele grotere projecten onder, die van een gat in de wetgeving gebruik hebben kunnen maken onder de oudste SDE regelingen. Waar onder het Klepperstee veldproject in het Zuid-Hollandse Ouddorp, met tientallen SDE 2009 beschikkingen.
9. Totaal CertiQ volume - nieuws m.b.t. revisie cijfers en extrapolatie tm. oktober 2022
Voor een uitgebreide analyse van gereviseerde cijfers voor de afgelopen twee jaren (2020 en 2021), zie paragraaf 9 in de bespreking van het december 2021 rapport.
Op basis van de actuele grafiek in het oktober 2022 rapport van CertiQ heb ik de voor die jaren geldende eind cijfers (EOY) opnieuw bepaald. Deze heb ik reeds getoond en besproken in paragraaf 6; ze geven het meest actuele resultaat aan voor die jaren. De verwachting is dat deze resultaten nog lang niet definitief zijn, en met elk maandrapport nogmaals zullen worden bijgesteld. Die zullen dan ook in komende analyses direct worden meegenomen.
Nieuwe extrapolatie, voor eind 2022, op basis van maandrapportages
Hier onder ga ik opnieuw, wat alleen het CertiQ volume betreft (!), met een laatste extrapolatie, in op het accumulatie potentieel voor eind 2022. Dit, n.a.v. de groei bij de accumulatie van de capaciteit, inclusief de toevoegingen in de laatste maandrapporten. Vanaf de versie van juni 2022 wordt slechts een periode vanaf december 2015 getoond. De complete reeks tot en met mei 2022 is in de betreffende analyse voor die maand weergegeven.
Extrapolatie voor eind 2022
De huidige grafiek is, wederom, niet wezenlijk verschillend van het vorige exemplaar (status update sep. 2022). Het aanvankelijk zeer forse verschil tussen de eindejaars-volumes voor 2020 volgens het december rapport van dat jaar (5.123 MWp, blauw omkaderd), en de nieuw gereconstrueerde laatste omvang voor het eindejaars-volume, inmiddels 5.640 MWp, i.p.v. de eerder getoonde 5.317 MWp in het eerste jaaroverzicht voor 2020 (groen, gestreept omkaderd), is gestabiliseerd. Het verschil tussen de twee waarden is in 2021 een stuk kleiner, 7.418 MWp volgens het 1e jaaroverzicht, en inmiddels zo'n 7.790 MWp in de huidige reconstructie van de meest recente evolutie grafiek van CertiQ. De verschillen tussen genoemde waardes zijn nu 517 MWp voor 2020, resp. 372 MWp voor 2021. Voor de kalenderjaren tm. 2019 zijn gereviseerde jaar rapportages voorhanden, hun "eindwaarden" zijn weergegeven met de gesloten groene diamantjes.
In een nieuwe, "conservatieve" lineaire extrapolatie voor de mogelijke accumulatie in het CertiQ register, eind 2022 (zwarte lijn), heb ik in deze laatste korte termijn prognose wederom eind 2018 als begin referentie genomen (eerste vertikale blauwe stippellijn), en via het laatste maand resultaat, oktober 2022, lineair ge-extrapoleerd naar eind 2022 (EOY '22, 2e vertikale blauwe stippellijn). Met deze extrapolatie komen we aan het eind van het huidige jaar inmiddels op een mogelijke accumulatie van zo'n 9.300 MWp uit, weergegeven rechts van de rechter Y-as. Dat is 80 MWp minder dan in de voorlaatste reconstructie.
Ten tweede. Gaan we uit van de best fit trendlijn door de maand resultaten, een (conservatieve) 3e graads polynoom (rode curve), en bepalen we daarvan het snijpunt met genoemde blauwe stippellijn, komen we vrijwel op hetzelfde niveau uit (trend omlaag buigend). Gecombineerd met bovenstaande, gaan we voor het "minimale" niveau voor eind dit jaar voorlopig uit van 9,3 GWp.
Gaan we nu uit van een "redelijk conservatieve" trendlijn door de (herziene en/of aangepaste) eindejaars-volumes in de groene curve (3e graads polynoom berekend door Excel), zou de extrapolatie voor EOY 2022 inmiddels grofweg neerkomen op zo'n 10.800 MWp, stabiel sedert de vorige extrapolatie. Het gemiddelde van deze 2 prognoses geeft voor eind 2022 een potentieel van 10,05 GWp aan gecertificeerde PV-capaciteit, iets lager dan in de vorige prognose (10,09 GWp).
Omdat met name voor 2021 en 2022 er nog steeds het nodige aan volume kan worden bijgeplust, is het "zoekgebied" voor het te verwachten volume eind 2022 in het bovenste deel van de ovaal met gestippelde rand in de grafiek. Wel neemt de waarschijnlijkheid van hoge waarden af, met nog maar 2 maand rapportages te gaan voor 2022.
Ook moet men blijven beseffen, dat CertiQ al enige tijd het grootste zonnestroom dossier in Nederland omvat. Maar dat dit alles nog exclusief de residentiële, nieuwbouw, huur- en andere marktsegmenten is, die niet, of nauwelijks zijn vertegenwoordigd in het - omvangrijke - CertiQ dossier. We zullen later aan de hand van nieuwe cijfers van het CBS meer zicht krijgen op de totale marktgroei in Nederland. Voor de meest recente data van peildatum eind mei, zie het artikel van Polder PV, van 7 juni jl.
10. Gecertificeerde zonnestroom productie tm. september 2022 - start richting winterse opbrengsten, en wederom record volumes GVO uitgifte in 12 maanden tijd
De "gemeten" producties van gecertificeerde zonnestroom worden door CertiQ ook in hun maand rapportages weergegeven, en wel over de daar aan voorafgaande maand. Dit zijn, wederom, altijd minimum inschattingen, omdat er vaak nog de nodige productie cijfers "na worden geleverd". De grootste volumes zijn wel al bekend, in de rapportage maand, volgend op de verslag-maand.
^^^
Voor totale presentatie vanaf 2003, zie de tm. juli 2022 bijgewerkte
grafiek in
het betreffende rapport
Omdat al lange tijd in deze grafiek voor 2014 er nauwelijks meer iets was te zien, heb ik een paar updates geleden de weergegeven periode flink verkort. Vanaf de analyse van het aug. 2022 rapport worden alleen de data sedert eind 2012 getoond, waardoor een "mooier" beeld ontstaat bij met name de progressie van de uitgegeven garanties van oorsprong voor gecertificeerde zonnestroom (blauwe curve). In magenta is de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteit in de CertiQ databank weergegeven (volgens maandrapportages). Eindigend op 9.014 MWp in het oktober 2022 rapport (geel omrand punt rechtsboven, referentie: linker Y-as). De productie curve is sedert het laatste dieptepunt, in december 2021 voorlopig een volume van 94,4 GWh (43% hoger dan december 2020) weer, als vanouds, rap gegroeid tot en met de zomer van 2022. Een beperkte stijging naar 115,1 GWh in januari (het was volgens het KNMI dan ook een vrij sombere maand). En al een fors hoger volume van 264,6 GWh in februari.
Maart brak alle records voor het eerste kwartaal, met 705,1 GWh, 78% hoger dan de eerst gepubliceerde cijfers voor maart 2021 (396 GWh). Ook april pakte hoog uit, met 818,3 GWh. Ook mei zette een nieuw record volume neer, van ruim 1.017 GWh. Zoals de verwachting was, is dat alweer naar de 2e plaats verwezen in de update van juli 2022, met een volume van 1.125,8 GWh voor de maand juni (blauw data punt met rode rand, rechtsboven in de grafiek). Dat is 37% meer dan de 822,5 GWh genoteerd voor juni 2021. Goed om te beseffen dat dit uitsluitend het gecertificeerde volume betreft, en dat dit nog opwaarts zal worden bijgesteld.
De verwachting uitgesproken in het juli rapport, dat de gecertificeerde productie voor die maand nog hoger zou kunnen gaan uitpakken, is echter gelogenstraft. Juli 2022 heeft inmiddels een lager niveau van 1.026,2 GWh gehaald. Onduidelijk is, waar dat aan ligt, de maand was zeer zonnig en er zou meer capaciteit aan het net moeten zijn gekoppeld. Mogelijk is, vanwege de vakantie, een deel van de wel bereikte productie cijfers, nog niet gearriveerd bij CertiQ, en worden die data later bijgeplust. Of er is iets anders aan de hand. Een van de zaken die in ieder geval vaker zal gaan optreden, is curtailment van productie in overbelaste netregio's, hier zijn echter geen publieke cijfers van beschikbaar.
Niet geheel verrassend, is het resultaat, voor augustus 2022, weer een stuk hoger dan dat voor juli, maar liefst 1.068,2 GWh, 63% hoger (!) dan de productie in die maand in het voorgaande jaar. Dat komt natuurlijk, omdat augustus dit jaar "extreem zonnig" was in de terminologie van het KNMI. En zelfs bij het oude PV systeem van Polder PV toen een record voor die maand werd gehaald. Dit heeft ook zijn weerslag gekregen in de resultaten in eerste instantie ontvangen door CertiQ, vandaar het "2e piekje" dit jaar.
De verwachting dat de curve vanaf september steil omlaag zou gaan is uiteraard ook uitgekomen. Er werd een volume van 695,1 GWh aan gecertificeerde productie voor die maand opgegeven. Dat is 32% hoger dan het volume in september 2021. Maar, zoals verwacht kon worden, is het ook al 35% minder dan het (zeer hoge) niveau in augustus 2022.
De producties in de winterse december maanden worden elk jaar steeds hoger, zoals rechts onderaan de grafiek goed is te zien. Ook dit is een onherroepelijk gevolg van de enorme toename aan opgestelde capaciteit, waarvan de productie in de winter, hoe laag ook, wordt toegevoegd aan dat van de bestaande populatie.
De essentie van deze curve is vergelijkbaar met de berekende (totale) nationale productie, zoals Martien Visser van En-Tran-Ce die regelmatig publiceert op Twitter. Een recent exemplaar werd door hem op 6 oktober geopenbaard. Het verschil is, dat bovenstaande grafiek gebaseerd is op volledig gecertificeerd en geijkt bemeten installaties, met een volume wat al het grootste deel van de totale markt bevat. Wel moet daar nog e.e.a. aan meetwaarden aan worden toegevoegd, revisies van die cijfers van voorgaande jaren vinden we nog wel terug in de jaaroverzichten die de TenneT dochter publiceert.
Totale gecertificeerde jaarproducties zonnestroom in 2020 en 2021
Zie hiervoor, en over eerste bespiegelingen over de totale "groene" en "grijze" stroomproductie in 2020, de uitgebreide bespreking in het januari rapport 2021. Ook in het detail overzicht van het eerste jaar rapport van 2021 ben ik dieper ingegaan op de groene stroom productie, import en export van GvO's. Het allereerst gepubliceerde gecertificeerde productie cijfer voor 2020 was voor zonnestroom bijna 3.749 GWh. In het eerste jaaroverzicht voor 2021 is dat opwaarts bijgesteld naar 3.937,4 GWh, 5% meer. Met deze bijstelling is de aanwas in 2020 t.o.v. de gecertificeerde productie in (voormalig record) jaar 2019 (2.047 GWh), nu al ruim 92%. Mogelijk kan dit nog wat hoger worden, maar het verschil is nu al respektabel te noemen. Zeker als we ons realiseren met welke problemen de installatiebedrijven werden geconfronteerd in het eerste Covid19 jaar 2020.
Volgens de nog zeer voorlopige opgave van de hoeveelheid afgegeven GvO's voor Nederlandse gecertificeerde zonnestroom tm. december 2021, is er alweer een kalenderjaar record volume van 5.632 GWh aan productie middels certificaten vastgelegd in 2021. Dat is alweer iets meer dan de 5.605 GWh gepubliceerd in het 1e jaar rapport over 2021, maar dat bevatte dan ook nog niet de productie in december. Genoemde 5.632 GWh is alweer 34% meer productie dan in 2020 (gereviseerde cijfers). En kan beslist nog fors meer gaan worden, als nog niet bekende data van geregistreerde PV projecten bij CertiQ aangemeld gaan worden. Een eerste teken aan de wand is het jaarverslag van CertiQ, waarin alweer gerept wordt van 5,9 TWh "issuance" van zonnestroom certificaten in 2021 (Annual Report 2021, zie download pagina). Wel is vreemd, dat in hetzelfde jaarverslag 3,8 TWh voor 2020 wordt verondersteld, wat niet in lijn is met de ruim 3,9 TWh vermeld in het eerste jaaroverzicht van 2021 voor dat jaar. Mogelijk betreft dat een - byzondere - neerwaartse bijstelling van de eerder gepubliceerde cijfers.
De tot nog toe geregistreerde productie van de twaalf maanden tot en met september 2022 laat alweer een nieuw, zelfs opvallend record volume voor de maand rapportages zien van 7.990 GWh (bijna 8 TWh). De netto nationale stroom productie was in 2021 ongeveer 118 TWh (lager dan in 2020, zie CBS tabel), zonnestroom is dus structureel impact aan het maken in de Nederlandse elektriciteits-mix, en het aandeel zal verder blijven toenemen.
11. Andere cijfers zonnestroom certificaten CertiQ
GvO import
CertiQ publiceert ook separate import- en export cijfers van GvO's voor zonnestroom. Door eerder gerapporteerde problemen met de registraties daarvan (verdwenen nieuwsberichten op de website), zijn de import cijfers mogelijk niet representatief voor de laatste maanden van 2021. In november dat jaar was het niveau relatief laag, slechts 25,5 GWh. In december is dat plots 410,5 GWh geworden, toen een record. Januari 2022 gaf echter alweer een nóg hoger volume te zien (mogelijk deels vanwege administratief inhaalwerk), 520,6 GWh. In februari viel het niveau weer terug naar 303,9 GWh. En groeide vervolgens in maart weer aan naar 361,3 GWh. In april klapte het volume in, er werd nog maar voor 1 GWh geïmporteerd (!). In mei was het 38 GWh, om weer toe te nemen tot 161 GWh in juni. Juli en augustus zaten, met bijna 152 resp. 102 GWh, alweer flink lager, maar in september ging het weer fors omhoog, naar 456 GWh. Oktober liet een bescheiden import van 169 GWh zien. Het hoogste volume in 2020, 94,1 GWh, werd genoteerd in mei van dat jaar. Het laagste niveau in 2021 was slechts 0,7 GWh in april.
GvO export
Gelijktijdig met de import van GvO's voor zonnestroom, werden er in oktober 2022 ook weer zonnestroom GvO's ge-exporteerd, uit Nederland, naar buitenlandse opkopers onder de Europese paraplu. Na de hoge volumes in de eerste maanden van 2022, bereikte dat in juni een dieptepunt van slechts 11,1 GWh. In juli tm. oktober trok dat weer flink aan, naar ruim 118, 156, 160, resp. 152 GWh. Het export record werd gevestigd in september 2021 (176,9 GWh).
12 maand accumulaties
Voor de accumulaties van de laatste 12 maanden nam de import fors toe, van 418 GWh (juli 2021), naar, wederom, een nieuw record volume van 2.700 GWh in oktober dit jaar. Bij de 12 maandelijkse accumulatie voor de export werd, ook in oktober, het nieuwe record volume van 1.090 GWh gehaald. Waarmee het, na augustus dit jaar, de tweede maand in de CertiQ geschiedenis is, waarbij er in de afgelopen periode van 12 maanden voor meer dan 1 TWh aan zonnestroom GvO's is verhandeld richting het buitenland. In september lag dat volume iets lager (bijna 993 GWh).
Afgezien van mogelijke fouten bij de ingaves bij CertiQ, komt de balans tussen de import- en export volumes van GvO's voor zonnestroom, na enkele maanden met positieve balansen, in april 2022 weer neer op een negatief volume van 12 GWh minder aan certificaten ge-importeerd dan het land uit ge-exporteerd. In mei was het weer krap positief, 4 GWh, in juni alweer fors hoger, 149 GWh. In juli was het nog maar 33 GWh. In september 2021 was er een negatief record van 170 GWh (meer export dan import), in januari een record overschot (ruim 428 GWh). Bij de 12-maandelijkse accumulaties is tm. oktober 2022 weer een positief resultaat van 1.610 GWh behaald (meer import dan export), wat niet heel ver meer is verwijderd van het record van 1.771 GWh overschot in oktober 2018. In juli 2021 lag dat 12 maandelijks voortschrijdend gemiddelde nog op een record negatief niveau van -161 GWh (meer export dan import in die periode).
GvO maandgemiddeldes
De langjarige maandgemiddeldes voor de zonnestroom GvO's in de periode januari 2016 tm oktober 2022 waren als volgt: 94,8 GWh/mnd (import) resp. 31,6 GWh/mnd (export). Dus blijvend veel meer (netto) import dan export, waarmee een nog steeds relatief klein deel van de dominant fossiele stroom consumptie "administratief wordt vergroend".
Januari 2022 blijft voorlopig de maand met de hoogste import volumes van zonnestroom GvO's (521 GWh), voor de export is dat nog steeds september 2021 (177 GWh). Bij de voortschrijdende 12-maand accumulaties is de record maand inmiddels oktober 2022 (import, 2.700 GWh), en, wederom, oktober 2022, met een geaccumuleerde export van 1.090 GWh. Als we de "balans" van import minus export volumes van zonnestroom certificaten in een aaneengesloten periode van 12 maanden berekenen, zien we sedert het eerste datapunt (maart 2015) een zeer grote spreiding. Variërend van 1.771 GWh (oktober 2018 en 11 maanden daar aan voorafgaand) positief, tot 161 GWh negatief (meer export dan import van zonnestroom GvO's in die periode) voor juli 2021 en de daar aan voorafgaande 11 maanden.
Eind oktober 2022 was de "voorraad" van nog niet aangesproken GvO's bij CertiQ (van groot naar klein: wind, biomassa, zon, water, en [nihil] geothermie GvO's) 21,36 TWh, weer een stuk lager dan de 22,77 TWh in het voorgaande maandrapport. Dat blijft een opvallend hoog volume t.o.v. de 117,9 TWh verbruik in 2021 (CBS data), ruim 18% van dat totaal. Die enorme voorraad blijft een aanzienlijke marktwaarde aan "groenheid" vertegenwoordigen. Zeker in de extreem volatiele energie markt van vandaag de dag. Een feit wat slechts weinigen in ons land beseffen. Opvallend is hierbij, dat het volume op voorraad liggende zonnestroom certificaten inmiddels een stuk hóger is geworden dan dat voor biomassa (4.766 t.o.v. 4.497 GWh).
12. Status thermische zonne-energie
Er is sedert de juli rapportage geen wijziging geweest in het gecertificeerde thermische zonne-energie vermogen (cumulatie nog steeds 52,9 MWth). De totale thermische capaciteit in het CertiQ register is inmiddels weer iets afgenomen, van 3.772 naar 3.769 MTth, en blijft gedomineerd worden door biomassa projecten die warmte "uit hernieuwbare bronnen" produceren (iets afgenomen naar 3.183 MWth, ruim 84% van totaal volume "warmte" projecten).
13. Jaarverslagen en jaaroverzichten
Voor cijfers uit het jaarverslag over 2020 zie paragraaf 12 in de analyse van maart 2021.
Voor links naar besprekingen van de jaaroverzichten van 2020 en 2021, en de maandoverzichten vanaf 2021, zie bronnen overzicht hier onder.
Eerdere analyses van maandrapportages 2021-2022 op Polder PV
Huidige rapportage: oktober 2022
September
2022
Augustus 2022
Juli
2022
Juni
2022
Mei
2022
April
2022
Maart
2022
Februari
2022
Januari
2022
December
2021
November
2021
Oktober
2021
September
2021
Augustus
2021
Juni
& juli 2021
Mei
2021
April
2021
Maart
2021
Februari
2021
Januari
2021
Detail analyse eerste jaar rapport 2021 van CertiQ (zonnestroom). Zie ook introductie (2 februari 2022)
Detail analyse eerste jaar rapport 2020 van CertiQ (zonnestroom). Zie ook introductie (6 maart 2021)
Bronnen:
Statistische overzichten CertiQ (per maand)
NB: de website van CertiQ is volledig vernieuwd op 20 september 2021. Aanvankelijk waren alleen de maandrapportages van 2021 toegankelijk. Eind oktober 2021 werden weer alle maandrapportages beschikbaar gemaakt via downloadbare zip-files per kalenderjaar, vanaf 2004 (archief pagina).
|