Zontwikkelingen
"oud" |
Nieuws & analyses P.V. pagina 175meest recente bericht boven Specials:
|
actueel
179 178
177 176
175
174 173
172 171
170-161 160-151
150-141
140-131
130-121
120-111 110-101
|
^ TOP |
1 april 2022: Record productie "maart roert zijn staart" 2022 bij Polder PV (en vele anderen). U voelde "hem" waarschijnlijk wel aankomen, na zo veel dagen intense zonneschijn in maart. We hebben weer eens een record productie te pakken. Nooit eerder werd in de maand maart bij Polder PV zoveel zonnestroom opgewekt. Ten opzichte van het gemiddelde voor deze maand werd in maart 2022 44% meer productie gemeten voor het uit 10 panelen bestaande kern-systeem. Voor het eerste kwartaal was, ondanks de sombere eerste 2 maanden, het verschil t.o.v. gemiddeld 23%, en voor de mediaan waarde zelfs 28%, alleen 2003 deed het op dat punt beter. In deze bijdrage de cijfers en de feiten op een rij. De maand werd wel weer met een spreekwoordelijk fenomeen afgesloten. Maart roerde namelijk haar staart, met fikse sneeuwbuien over het gehele land, bij ons in de nachtelijke uren van de 31e ...
^^^
Zo lag het er bij, in de ochtend van 1 april, nadat in Leiden
na de extreem zonnige maart, "feestelijk" werd afgesloten
met een fikse sneeuwbui in de nacht van de 31e. Gelukkig smolt
de sneeuw weer snel, zodat de zonnepanelen op de huurwoningen
weer snel vrij kwamen om de fotonen te kunnen ontvangen. Het
is geen "unieke gebeurtenis geweest", op
3 april 2005 lag er nog sneeuw op de zonnepanelen van onze buren,
En in zijn "jonge jaren" heeft Polder PV het in de
wintermaand december na een karrenvracht aan sneeuw wel eens
gewaagd de installatie (tijdelijk) vrij te borstelen (cursus
sneeuw vrijmaken, 20
december 2010). Zie, tot slot, ook de webpagina "zonnepanelen
en sneeuw" op Polder PV.
Na diverse spreadsheets te hebben bijgewerkt van de productie gegevens van de systemen bij Polder PV komen we tot de volgende bevindingen voor de maand maart in relatie tot de productie historie bij ons inmiddels deels 22 jarige PV systeem (netkoppeling 1e vier zonnepanelen: 13 maart 2000).
De tabel met de producties van de verschillende "sets" zonnepanelen van Polder PV. Links de productie in maart 2022, rechts de cumulatieve productie van het eerste kwartaal (januari tm. maart 2022). Naast het opgestelde vermogen in Wp wordt de productie per groep in Wattuur (Wh) vermeld, ernaast de belangrijke afgeleide specifieke opbrengst (in kWh/kWp, hetzelfde als Wh/Wp), waarmee de uit verschillende vermogens bestaande deelgroepjes goed vergeleken kunnen worden.
De productie in maart had twee verrassingen in petto. Natuurlijk ten eerste een absoluut productie record. Voor het kern-systeem van 10 panelen / 1,02 kWp (lichtgroene band) was dat bijna 121 kWh, wat neerkomt op een specifieke opbrengst van ruim 118 kWh/kWp in die maand. Het KNMI kwalificeerde voorlopig maart 2022 dan ook als "extreem droog en de zonnigste maart sinds het begin van de metingen" (bericht 31 maart 2022). De tweede "verrassing" was, dat ditmaal niet de bijna altijd meest producerende 2 Kyocera panelen de hoogste specifieke productie hebben gehad, maar ditmaal zelfs de láágste. Kennelijk is daar iets niet helemaal goed gegaan en is mogelijk tijdelijk de micro-inverter van dat stel panelen even off-line gegaan o.i.d. We gaan dat even aankijken, en bij blijvend slechte prestatie mogelijk even ter plaatse controleren.
Zeer opvallend is ditmaal, dat juist de oudste set panelen, de 4x 93 Wp groep (lichtblauwe band in de tabel), de hoogste specifieke opbrengst heeft gehad in maart, een spectaculaire 122 kWh/kWp. Dat is zeg maar, een cadeautje vanuit de prehistorie, eind maart 2022 stond deze set al 8.053 dagen (exclusief tijdelijke buitengebruik stelling in najaar 2010 vanwege dakrenovatie) aan het net gekoppeld.
Ook bij de cumulatieve specifieke productie in de eerste drie maanden van het jaar is deze verhouding vergelijkbaar, al deed de 2x 108 Wp pal Z. gerichte set het op dit punt ditmaal het slechtst (178 kWh/kWp). De oudste set (93 Wp) panelen stak daar met 188 kWh/kWp duidelijk boven uit, en ook het kernsysteem van 10 panelen deed het zonder meer gemiddeld zeer goed, met 183 kWh/kWp in het eerste kwartaal.
In deze grafiek alle maandproducties van het kern-systeem van 10 panelen (1,02 kWp) bijeen, met elk kalenderjaar een eigen kleur. Tot oktober 2001 waren er nog maar 4 panelen in het eerste systeem, en de producties daarvan zijn dan ook niet vergelijkbaar met de rest van de datapunten. Oktober 2010 was het hele systeem grotendeels afgekoppeld van het net, vandaar de zeer lage waarde voor die maand. Die wordt dan ook niet meegenomen in de berekening van het langjarige gemiddelde per maand, de dikke zwarte lijn in de grafiek.
Direct valt voor 2022 op dat, na de (zeer) matige producties in januari en februari, de curve als een raket omhoog is gegaan, waarbij er een nieuw, serieus record voor maart is gevestigd. Met, voor dit 1,02 kWp deelsysteem een spectaculaire opbrengst van 120,7 kWh. Dat ligt 14,5% hoger dan het vorige, al oude record van maart in 2003 (105,4 kWh), en zelfs een spectaculaire 43,6% hoger dan het langjarige gemiddelde voor deze maand (84,0 kWh). Genoemde productie is bijna even hoog als de gemiddelde hoogste producties in de zomermaanden !
In deze vergelijkbare grafiek zijn alleen de maandproducties van de laatste vier jaar getoond. Zelfs in zo'n relatief korte periode zijn de verschillen soms groot. Zoals in de maanden mei en juli. Maar daar kunnen we nu dus maart gerust aan toevoegen. De laagste productie in deze vier jaar was bijna 65 kWh voor het 1,02 kWp systeem, in maart 2019. Maart 2022 gaat daar, met een spectaculaire 121 kWh, met bijna de dubbele hoeveelheid fors overheen. Het langjarige gemiddelde (sedert maart 2001) is daarmee op 84 kWh gekomen voor dit kern-systeem, bijna de dubbele hoeveelheid t.o.v. februari.
Om over een iets langere periode te kijken, heb ik in deze nieuwe grafiek de maandproducties voor uitsluitend de eerste set van 4x 93 Wp modules uitgezet, voor de maand maart. Maart 2000 had geen volledige productie (pas halverwege de maand aangesloten), daarom is die kolom gearceerd weergegeven. Maart 2022 steekt met kop en schouders boven alle voorgaande producties voor die voorjaars-maand uit. Ten opzichte van het maandgemiddelde (2001-2022, zwarte streepjeslijn, 29,8 kWh) 52% meer. De zogenaamde mediaan waarde is weergegeven in de magenta streepjeslijn, die ligt fractioneel lager (29,6 kWh).
In deze grafiek keren we weer terug naar het 1,02 kWp deelsysteem, waarbij we de cumulatieve opbrengsten per kalenderjaar weergegeven voor het eerste kwartaal. De eerste twee jaren gelden niet voor het gemiddelde of de mediaan, omdat er toen grotendeels nog maar 4 panelen aanwezig waren en de producties dus veel lager dan met tien panelen. Het gemiddelde voor de eerste drie maanden is in de laatste oranje kolom weergegeven en bedraagt (periode 2002-2022) 151,8 kWh voor dit deel-systeem. We zien dat er drie jaren zijn die in de eerste drie maanden hier duidelijk bovenuit steken. 2003 is hier weer / nog steeds record houder, met 198 kWh. Maar 2022 heeft, 19 jaar later, een zeer respectabele 2e plaats te pakken, met 187 kWh, 23% hoger dan langjarig gemiddeld. Nog voor het ook respectabele jaar 2002, wat 176 kWh in de boeken liet bijschrijven. Met, dat moet er bij worden gezegd, de micro-inverters toen nog onder op de panelen, natuurlijk geventileerd, op de vierde verdieping. Sedert 2005 zijn alle micro-inverters naar binnen in huis (begane grond) verkast, en ondervinden ze vooral in de zomer periode last van hittestress, wat hun prestatie in negatieve zin beïnvloedt.
Ook in de grafiek is de mediaan waarde voor de jaren 2002 tm. 2022 weergegeven, in de vorm van de horizontale, magenta streepjeslijn. Deze waarde ligt een stuk lager dan het gemiddelde, op een niveau van 146,3 kWh (gemiddelde van de 2 "middelste" waardes in de op volumes gesorteerde reeks met een even aantal jaren).
In deze grafiek zijn de voortschrijdende cumulaties van de energie (stroom) productie van het 1,02 kWp basis-systeem te zien, met elk jaar een eigen kleur. We zien voor het jaar 2022 een zeer matig resultaat voor de cumulaties tm. januari en februari, maar vervolgens knikt de curve scherp omhoog, om eind maart niet ver onder het (zeer hoge) cumulatie resultaat voor het zeer zonnige jaar 2003 uit te komen, op 187 kWh (ovaal). Daarmee begint het eerste kwartaal van het jaar, dankzij extreem, record zonnig maart, meteen zeer goed, en hopen we natuurlijk op blijvend hoge opbrengsten. Maar dat zal van de weergoden gaan afhangen.
Data Anton Boonstra (update)
Anton, meetbeest pur sang, had natuurlijk al vroeg in de gaten dat maart 2022 wel eens een toppertje zou kunnen gaan worden, hij toonde namelijk al op 20 maart een grafiek met de voortschrijdende cumulaties van de horizontale instraling van centraal KNMI meetstation De Bilt, en vond toen al dat - althans, voor dat station - die cumulatie tm. die dag al boven de cumulatie in extreem zonnig 2003 was uitgekomen.
Op het Tweakers platform heeft Anton op 1 april reeds 2 grafieken geopenbaard, zie link onderaan.
Wat de horizontale instraling betreft, is er gemiddeld 108,2 kWh/m² in Nederland ingestraald in maart, wat 30,7% boven het niveau van maart 2021 zou liggen. De spreiding is daarbij 104,0 kWh/m² in Groningen, tot, vrij byzonder, 111,9 kWh/m² in de in centraal Nederland gelegen provincie Utrecht (die normaliter nooit zo'n "extreem" ziet). De relatieve verschillen met maart vorig jaar lagen tussen de +15,9% (Limburg) en zelfs +43,3% in Flevoland.
Bij de zonnestroom opbrengsten verkregen uit het PV Output portal kwamen de volgende data aan het licht (hier onder 1.210 Nederlandse installaties). Gemiddeld genomen werd een speficieke opbrengst van 104,3 kWh/kWp bereikt in maart 2022. Wat volgens Boonstra's toelichting 40% hoger zou liggen dan de productie gemeten in maart 2021. Bij Polder PV was dat zelfs 52% meer opbrengst. De spreiding was hierbij 93,8 kWh/kWp in Friesland tot en met 109 kWh/kWp in Noord-Holland. Drie provincies zaten ook hoog in de boom, met gemiddeld 107 kWh/kWp, Noord-Brabant, Limburg, en Drenthe. De gemiddelde prestatie in onze provincie Zuid-Holland lag slechts op 104 kWh/kWp. Daar steekt ons oude PV systeem, met maar liefst 118 kWh/kWp voor het kern-systeem, byzonder hoog tegen af. Als ik geen reken- of spreadsheet fouten heb gemaakt, kan ik dit alleen maar verklaren door de combinatie van langdurig zeer hoge instraling en lage omgevings-temperaturen (natuurlijk gekoelde, fors ge-exponeerde modules op open frames op plat dak 4e verdieping), en micro-inverters die in die nog koele maand geen last hadden van hittestress.
Het verschil is, mede gezien de ouderdom van onze installatie, beslist opmerkelijk te noemen, wat ik ook aan Boonstra liet weten via Twitter. Die antwoordde na een tijdje uitzoek werk met een "geruststellende" tweet. Meetstation Voorschoten, waar Polder PV slechts ruim een kilometer van is verwijderd, had van alle KNMI weerstations in maart de allerhoogste horizontale instraling, 114,42 kWh/m², net voor Schiphol (113,34 kWh/m²). Twente was rode lantaarndrager*, met maar 95,86 kWh/m² (dik 16% minder dan Voorschoten). Dat lijkt, tezamen met de aard van onze byzondere, ge-exponeerde installatie, dus een goede verklaring te zijn voor de zeer hoge opbrengst bij Polder PV in die maand.
* Speksteenkachel gaf op Twitter een verklaring voor die zeer lage waarde voor Twente. In de instralings "record" voor dat meetstation blijken de nodige dagen te missen, 25 tm. 28, 30 en 31 maart. We hopen dat dit nog gecorrigeerd kan gaan worden door het KNMI. "Missing data" is bij het KNMI niet uniek, en er moet altijd zeer goed op gelet worden als er "vergelijkingen" worden gemaakt van instralings-gegevens, zeker bij historische reeksen ! 2 april heeft Boonstra correcties doorgevoerd, op basis van gedeeltelijke update bij het KNMI voor Twente, maar toen waren er nog geen data voor 26 tm. 28 maart.
Siderea.nl
Siderea meldde in een korte aankondiging onder recordmaand maart - "De stroomproductie uit zonnepanelen was in maart 2022 maar liefst 70% hoger dan normaal". Rob de Bree verwijst daarbij ook naar de landelijke opbrengstberekening op zijn site. Voor maart berekent hij, met gebruikmaking van een geavanceerd instralings-model (incl. voor schuin opgestelde generatoren) potentiële specifieke producties van 112 (noord NL) tot 118 kWh/kWp (NW NL), voor "gemiddelde oriëntaties", en zelfs 131 tot 138 kWh/kWp voor "optimale oriëntaties".
Klimaatakkoord had nog geen update tijdens publicatie van dit artikel. Pas op 5 april werd een bericht gepubliceerd. Ik verwijs u gaarne daar naar door voor de inhoud. Zie bericht "Super zonnig maart levert 5 % groei hernieuwbaar op".
Energieopwek.nl
Natuurlijk zijn de brondata voor het Klimaatakkoord wel al bekend, en berekend door de computers van En-Tran-Ce van Martien Visser. Er werden nieuwe gemiddelde "etmaal vermogens" berekend voor de output van zonnestroom in Nederland van, achtereenvolgens, 2,52 GW (19 maart), 2,53 GW (25 maart), 2,54 GW (26 maart), en, tot slot, 2,55 GW op 27 maart 2022. Dat laatste komt neer op een berekende zonnestroom productie van 2,55 (GW) x 24 (uren) = 61,2 GWh op die memorabele 27e maart. Midden op de dag werden de hoogste momentane output pieken voor zonnestroom door energieopwek.nl berekend op 8,52 GW op 25 maart, en zelfs 8,53 GW op 19 maart, dagen die wat koeler waren dan de zonnige dagen in de laatste week (wat bevorderlijk is voor een hoge momentane output). Het zal u niet verbazen, tijdens de laatste dag van de maand, met al over een groot deel van Nederland flinke bewolking en sneeuwbuien, was de laagst berekende momentane output midden op de dag voor maart: "slechts" 2,17 GW (dagopbrengst plm. 15,3 GWh).
Bronnen:
Meetdata Polder PV sedert maart 2000
KNMI:
Droogteseizoen van start na extreem droge maart (KNMI, nieuwsbericht 31 maart 2022)
Boonstra:
Grafiek cumulatie horizontale zoninstraling KNMI meetstation de Bilt tm. 20 maart 2003, en 2012 tm. 2022 (Twitter, 20 maart 2022)
Grafieken met horizontale instraling (KNMI) en productie resultaten (PV Output) maart 2022 Nederland (Gathering of Tweakers forum, 1 april 2022)
Zonnestroom opbrengsten maart 2022 per provincie (Twitter, 1 april 2022)
Horizontale instraling alle KNMI meetstations in maart 2022 (Twitter, 1 april 2022)
Siderea.nl:
Landelijke opbrengst berekening voor maart 2022
Martien Visser / En-Tran-Ce:
"2022 is een byzonder jaar" (met leuke grafiek wind en zon productie in GWh voor de eerste drie maanden, per dag, Twitter 31 maart 2022)
70% meer zonnestroom in maart 2022 dan in maart 2021 (14% van de nationale elektriciteits-vraag die maand, met grafiek van de dag, 2 april 2022)
Nagekomen KNMI:
Zonnigste maart sinds het begin van de metingen (1 april 2022; De Bilt 2x zo veel zonuren als normaal [gem. 1991-2020], 259 / 139 uren; landelijk 250 / 145 zonuren)
Extreem droog en zonnigste maart sinds begin van de metingen (1 april 2022, nieuwsbericht KNMI)
21 maart 2022: Openstelling derde SDE "++" ronde - SDE 2022, inclusief zonnestroom. Op 18 maart verscheen weer een lange kamerbrief van MinEZK, ditmaal ondertekend door nieuw minister Rob Jetten (D'66). Hierin worden de basis voorwaarden voor de nieuwe SDE "++" regeling gegeven, de derde regeling onder dit nieuwe regime ("reductie van CO2 uitstoot"), sedert de eerste in het najaar van 2020, en de tweede in oktober - november 2021. De toekenning van de ruim 4.100 aangevraagde projecten onder SDE "++" 2021* is nog steeds niet afgerond, voorzien was dat dit eind van het voorjaar zou moeten zijn gelukt. De volgende ronde, SDE "++" 2022 staat nu in de startblokken. In dit artikel enkele hoofdlijnen voor die nieuwe regeling, met enkele specifieke aspecten voor zonnestroom er uitgelicht.
Permanente irritatie - het "pagina 2 syndroom"
De kamerbrieven over de SDE regelingen zijn al jaren lang flink uit de klauwen lopende, gecompliceerde stukken geworden. Dit heeft alles te maken met de almaar uitdijende systematiek, de vele technologie platforms die er, met al hun eigenaardigheden en de nodige voorbehouden, in worden opgenomen, en krampachtige pogingen om dat wat in wezen "onvergelijkbaar" is, toch onder 1 paraplu, genaamd SDE "++" onder te brengen. Het huidige exemplaar van 18 maart 2022 doet niet onder voor die trend, en is ook alweer 14 pagina's lang. Waarbij de voortdurende irritatie is, dat al sedert het jaar 2020 het machtige ministerie van Economische Zaken niet in staat lijkt te zijn om de pagina nummering ervan op orde te brengen (ook niet bij honderden vergelijkbare brieven in de tussenliggende periode). Vanaf pagina 2 blijft de "teller" namelijk hardnekkig al die tijd op 2 "steken". Polder PV heeft hier al vroeg in 2020 aandacht voor gevraagd, en zelfs een toezegging gekregen dat het euvel verholpen zou worden. Maar niets van dat alles, het fenomeen paginanummering lijkt een running gag geworden, zelfs bij zéér lange kamerbrieven van tientallen pagina's. En is tot op de dag van vandaag nog steeds niet gerepareerd.
Bovenstaande daargelaten, over naar de inhoud.
Openings-termijn
De SDE "++" 2022 wordt geopend op 28 juni, en zal verlopen in 5 fases, waarbij de zogenaamde gevraagde "subsidie intensiteit" zal oplopen van 65 Euro per ton (CO2 reductie) in fase I, via 75 Euro per ton in fase 2, 105 Euro per ton in fase 3, en 165 Euro per ton in fase 4, tot zelfs 300 Euro per ton in fase 5. Als er tegen die tijd dan tenminste nog een eurocent over zal zijn van het ter beschikking staande budget, maar dat weten de aanvragers natuurlijk pas achteraf. De RVO poort sluit in de namiddag, 17h00 van 6 oktober dit jaar fase 5 af, en dan kan weer het lange, moeizame selectie proces gaan beginnen om alles te gaan uitziften. Zoals foute aanvragen prullebakkeren, zeer complexe aanvragen voor compleet verschillende "typen" projecten detail voor detail navlooien en controleren, etc.
Overigens strekte de fasering in de voorgaande SDE "++", 2021 ronde, zich uit tussen bedragen van 60 tm. 300 Euro per ton, verdeeld over 4 (niet 5) fases, de inzet begon toen dus iets lager. Kennelijk zijn tussentijdse kosten verhogingen a.g.v. de corona pandemie, internationale transportkosten, grondstoffen- en materialen leverings-problematiek, doorgesijpeld in de van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) afkomstige berekeningen.
Hierbij wordt ook al aangekondigd, dat voor de daar op volgende SDE "++", 2023, gepoogd zal gaan worden om reeds vóór de zomer de hele aanvraagprocedure afgerond te kunnen hebben, om maximaal profijt van vroeg startende projecten te kunnen verkrijgen en zekerheid aan investeerders te kunnen bieden.
Advies, budget, 4 "basis platforms"
Met de opening van SDE "++" 2022 worden grotendeels de adviezen van het PBL gevolgd. Er worden 2 nieuwe technieken dan wel modaliteiten geaccepteerd en diverse aanpassingen aan de regeling gedaan, die in een 2 pagina's lange bijlage zijn geopenbaard.
Budget extreem
Byzonder is, dat er een extreem hoog bedrag gealloceerd zal gaan worden voor de SDE 2022, 13 miljard Euro. Nooit eerder werd zo'n hoog bedrag onder de voorgaande SDE regimes in een jaar tijd ter beschikking gesteld. Deze 13 miljard Euro bestaat uit de volgende drie elementen. (1) "klassiek" bedrag van 5 miljard Euro, zoals in de voorgaande ronde (SDE 2021); (2) extra bedrag van 6 miljard Euro, zoals toegezegd in de Miljoenennota van Prinsjesdag 2021. Dat kwam voor álle klimaatmaatregelen neer op een bedrag van zelfs ruim 6,8 miljard Euro, waarvan 3 miljard Euro voor alleen duurzame energie, zie samenvatting "Plannen voor het klimaat". De meest byzondere stelpost, nog eens 2 miljard Euro extra, vloeit voort uit een zogenaamde second opinion, die is gevraagd aan onderzoeksbureau Trinomics. Gevraagd werd wat de effecten zouden kunnen zijn van een blijvend zeer hoge ETS prijs (Europees emissiehandels-systeem) voor fossiele energiedragers. Nieuwe berekeningen tonen aan dat de huidige ETS prijs een stuk hoger ligt dan die, waarmee al langer gerekend wordt op basis van de Klimaat en Energie Verkenning (KEV) uit 2021 (PBL). Te lage ETS prijzen leiden automatisch tot "te hoge SDE budget reserveringen", waardoor minder projecten toegekend kunnen worden. Door rekening te houden met hogere ETS prijzen, kan er meer SDE budget gealloceerd worden, kunnen meer technieken ter reducering van CO2 uitstoot "versneld aan de bak", kunnen ze kosten leercurves vroeger starten, en kan een algehele verbetering van de concurrentie tussen verschillende technologie platforms plaatsvinden. Uiteraard zitten hier ook risico's aan vast, maar gezien de crisis situatie op verschillende fronten, lijkt de aanname van hogere ETS prijzen "geland" te zijn bij het ministerie (en bij het PBL). En wordt daar dus mee gerekend. Zie pagina 9 van de kamerbrief voor verdere overwegingen op basis van herziene ramingen rond de ETS prijzen.
Het gevolg van dat alles is, dat er 2 miljard "extra" SDE budget vrij komt, en dat dit, met de 2 eerder genoemde elementen, dus nu leidt tot het zeer hoge totaal budget van 13 miljard Euro voor SDE "++" 2022. Tot en met 2019 is het maximum budget wat ooit (oorspronkelijk) werd toegekend 11,87 miljard Euro, in 2017 (2 rondes, grafiek in artikel van 19 okt. 2021). Dat is in 2020 alweer terug gezakt naar 8.303 miljoen Euro (combinatie van allocaties voor de laatste SDE "+" en de eerste SDE "++" regeling). Voor SDE "++" stond in 2021 nog maar 5 miljard Euro klaar. Aangezien deze extreem overtekend is (voor 12 miljard Euro), is de verwachting, dat de "max", 5 miljard Euro, voor dat jaar ook zal uitkristalliseren als RVO haar grote uitvlooi klus voor die regeling heeft afgerond. Dat bedrag zou nu dus onder SDE "++" 2022 met een factor 2,6 overschreden gaan worden, als er voldoende projecten aangevraagd zullen gaan worden.
Platforms
In de kamerbrief wordt uitvoerig stilgestaan bij vier "basis platforms" van technieken die zullen worden ondersteund binnen SDE 2022. Dat zijn elektriciteit uit hernieuwbare bronnen (waar onder uiteraard zonnestroom), warmte in al haar hoedanigheden, inclusief serieuze pogingen om geothermie nu prominenter in beeld te krijgen, biogrondstoffen, en het bij velen beruchte opslaan van CO2 uitstoot van de fossiele industrie in de grond (zeebodem), CCS.
CCS wordt, ondanks de grote maatschappelijke weerstand, als "quick fix" voor actuele problemen gezien, en het reductie plafond wordt daarvoor zelfs verruimd, met 1,5 naar, totaal 8,7 megaton onder het SDE "++" regime. Eerder verstrekte allocaties voor CCS (voor het eerst onder SDE 2020 ronde II), 2,5 Mton voor het Porthos project, worden afgetrokken van dat verhoogde plafond (blijft dus over nu 6,2 megaton om in te vullen, incl. eventueel toegewezen projecten onder SDE 2021).
Bij alle overwegingen, toelichtingen, en uitwerkingen van de vier basis platforms aan technieken, worden diverse in de Tweede Kamer aangenomen, en in de kamerbrief geciteerde moties gebruikt als aanleiding voor diverse keuzes, en daarmee als "afgedaan" beschouwd (als alles ook daadwerkelijk gaat werken zoals beoogd). Al met al, is het sowieso weer een zeer complex geheel geworden, de SDE "++" is eigenlijk alleen nog maar door professionals te volgen. Voor de meeste mensen en zelfs potentiële aanvragers zal het abracadabra zijn, waar alleen via duur extern advies een weg in gevonden kan worden. Zeker m.b.t. de fine-tuning van de parameters voor een eventuele aanvraag bij RVO.
Specifiek - elektra uit hernieuwbare bronnen, hoofd thema zonnestroom
Jetten gaat anderhalve pagina lang in op de al vanaf de eerste SDE regeling (2008) aanwezige optie elektra opwek uit hernieuwbare bronnen. Hierbij is het kernthema zonnestroom, ik licht dat hier verder uit. Voor overige, soms zeer complexe zaken over andere technologie platforms verwijs ik gaarne naar de onder dit artikel weergegeven link naar de kamerbrief zelf.
35 TWh - vroeger dan gedacht ?
Eerst stipt Jetten de zogenaamde 35 TWh doelstelling elektra uit hernieuwbare bronnen op land aan. Dit zal hoogstwaarschijnlijk, gezien het enorme uitbouw tempo (zowel wind als zonnestroom), eerder worden bereikt dan in het doeljaar, 2025. Merkwaardig is, dat Jetten daarmee besluit om het plafond nu op 33,5 TWh te zetten, om ook voor SDE 2022 "en daarna" ruimte over te houden. De sector houdt haar adem in, want we hebben gezien hoe snel de ontwikkelingen gaan bij duurzame elektriciteit, en er dreigt bij continuering van dat enorme tempo een "harde break" te komen, als genoemde 35 TWh veel vroeger bereikt gaat worden dan gedacht. Jetten formuleert hier nogal omzichtig gezien de belangen, er wordt onderzoek verricht naar "de manier waarop na realisatie van de 35 TWh-doelstelling moet worden omgegaan met hernieuwbare elektriciteit" ... Jetten verwacht de resultaten van genoemd onderzoek dit voorjaar nog.
Aansluitwaarde naar helft van nominaal generator vermogen grote projecten
Vanwege "non-realisatie" van, met name, veel zonnestroom projecten, wordt momenteel gegrepen naar nogal draconische maatregelen. Overigens moeten we daarbij "non-realisatie" dubbelzinnig lezen. Ja, er gaan SDE beschikte zonnestroom projecten uiteindelijk niet door (om diverse redenen, een van de belangrijkste de actueel aanwezige netcapaciteit in het project gebied, maar ook te dunne dak constructie, flink opgelopen kosten, e.d. spelen een rol). Maar wat niet wordt benoemd, maar wel op forse schaal geschiedt, de laatste jaren, is dat een groot deel van de SDE PV projecten beslist wél doorgaan, maar dat ze veel kleiner worden uitgevoerd, dan waarvoor ze waren aangevraagd. Dit leidt met name de laatste twee jaar tot continu neerwaartse aanpassingen van de beschikte capaciteiten in de RVO dossiers. Polder PV heeft daar al vele honderden voorbeelden van ontdekt.
Nieuwe eis in de voorwaarden voor nieuw te subsidiëren projecten (of uitbreidingen) met PV installaties is, dat voor grotere projecten, groter dan 1 MWp per stuk, "zij een additionele teruglevercapaciteit van maximaal 50% van het piekvermogen [zullen gaan] hebben". Met andere woorden, als gekozen wordt voor een te subsidiëren nominaal generator vermogen van 1.500 kWp, je, AC-zijdig, slechts een gecontracteerd vermogen van maximaal 750 kVA (extra) zou mogen vragen bij de regionale netbeheerder. Dus zal er iets met extra directe consumptie en/of (dure !) opslag on-site verzonnen moeten worden om nog minder over te houden om direct in te voeden. Of men neemt genoegen met een forse slok "curtailment" - en neemt het verlies aan opwek voor lief. Jetten verdedigt deze forse restrictie met de suggestie dat er dan meer ruimte is voor (meer) elektra projecten op het net, netto zou er "een stijging [zijn] van de potentieel te realiseren hernieuwbare elektriciteit uit zonnepanelen". Wel zouden, doordat een deel van de opwek niet aan het net kan worden geleverd, de basisbedragen voor deze installaties licht stijgen volgens Jetten.
Er is wel beslist een extra disclaimer bij deze opmerkelijke maatregel. Wat we eerder al zagen, bij een voorwaarde van een financiële gezondheidsverklaring van de aanvrager bij de grens van 500 kWp. Er werden toen onder diverse SDE regelingen vele honderden aanvragen van 499 kWp of iets lager gedaan - en ook door RVO geaccepteerd. Waarbij Polder PV er al lang achter is dat nogal wat van die projecten alsnog groter dan een halve MWp zijn uitgevoerd. Iets vergelijkbaars zie ik met deze nieuwe regel ook weer gebeuren. Ik voorzie, afhankelijk van de precieze formulering van deze maatregel in de Staatscourant, heel erg veel aanvragen van iets minder dan 1.000 kWp (generator vermogen), dus veel exemplaren van 999 kWp per stuk ...
Jetten's ambtenaren spelen zelfs al met de gedachte om een dergelijke, harde restrictie, ook te gaan inzetten voor kleinere nieuwe projecten, al wordt tegelijk gemopperd over de mogelijke uitvoerbaarheid daarvan, waardoor er voorlopig onder het SDE 2022 regime nog van wordt afgezien. Dat zou dan mogelijk aan de orde gaan komen onder SDE 2023. Vreemd is dat gesuggereerd wordt dat de eis ook niet voor zonnetrackers (vanaf 1 MWp) zal worden ingezet, omdat "deze beter gebruik maken van de beschikbare netcapaciteit". Zonvolgende systemen zijn in Nederland sowieso een zeldzaamheid, ik ken maar 1 gerealiseerd drijvend project van die omvang (Evides Kralingen), en 1 al langere tijd in bouw. Dat is dus peanuts ten opzichte van de overgrote meerderheid: vast opgestelde rooftop, veld- en floating solar (drijvende) projecten.
Toegevoegd - status grotere projecten SDE 2020-II
Om een beeld te krijgen van de volumes die een specifieke regeling van installaties "groter dan 1 MWp" betreft heb ik ook nog even gekeken in de laatste cijfer update van RVO, van 1 januari dit jaar. Ik heb daarbij gekeken naar het aandeel van PV project beschikkingen (NB: is niet hetzelfde als projecten) onder de laatst aan de RVO data toegevoegde regeling, SDE 2020-II (de eerste officiële SDE "++" ronde, hier is nog bijna niets aan gewijzigd t.o.v. de aanvankelijke toegekende volumes). Op een totaal aan 3.585 resterende PV project beschikkingen zijn er 367 met een toegekend vermogen van meer dan 1 MWp (10,2% van totaal). Echter, als we naar de toegekende capaciteit van die 367 exemplaren kijken, is het aandeel véél hoger, 2.564 MWp beschikt op een totaal volume van 3.594 MWp voor PV. Dat is al een aandeel van 71,3%. Als onder SDE 2022 een vergelijkbare verhouding van project beschikkingen zou ontstaan, zou bovengenoemde restrictie maatregel voor de toe te kennen netcapaciteit een zeer substantieel deel van het toe te kennen PV vermogen kunnen gaan betreffen, en dus al een hoge impact kunnen gaan krijgen. Als de verhoudingen heel anders komen te liggen bij de uiteindelijk door RVO toe te kennen projecten, kan dit weer anders gaan uitpakken. Maar dat moeten we nog gaan zien.
(Nog) geen restrictie "multifunctioneel ruimtegebruik" zonneparken
Er wordt nog niet gekozen voor restricties aan aanvragen voor zonneparken, mede vanwege het feit dat, volgens deze kamerbrief, dakgebonden zonnestroom opwek (rooftop solar) al goedkoper zou zijn dan grondgebonden projecten onder het vigerende regime, en dat daardoor sowieso al eerder voor PV projecten op daken gekozen zou worden. De Tweede Kamer zal ook dit voorjaar nog een brief ontvangen waarin de "meerjaren aanpak" over zonneparken zal worden toegelicht. Hoe zon op dak nog verder gestimuleerd zal gaan worden. En hoe afspraken binnen het Coalitie akkoord over grondgebonden zonneparken nader uitgewerkt zullen gaan worden.
Uitgestelde levering geen optie - te duur
Onder SDE "++" komt (voorlopig) geen mogelijkheid tot het ondersteunen van zogenaamde "uitgestelde levering". Daarmee wordt bedoeld, dat bijvoorbeeld zonnestroom niet op de voor netbeheerders vervelende piekuren midden op de dag op het net wordt geleverd, maar tijdelijk opgeslagen wordt in een accu, en later, op een kosten-gunstig moment, alsnog op het net wordt ingevoed. Het PBL heeft daar naar gekeken, maar stelt dat er fundamentele bezwaren zijn om dit onder het SDE "++" regime mogelijk te maken. Bovendien zou dit flink in de papieren gaan lopen voor de kosten, deze zouden per vermeden ton CO2 emissie veel hoger worden dan de bovengrens van 300 Euro/ton binnen het vigerende regime. Daar wordt dus niet voor gekozen, het is sowieso (nog) te duur. Wel wordt onderzocht hoe meer flexibiliteit in samenhang met opslag van (duurzame) elektriciteit gebracht kan worden. Ook daar over informeert Jetten de Tweede Kamer. Hij zal dat doen in samenhang met de plannen voor de (afbouw van de) salderings-regeling voor kleinverbruikers, en later in het najaar nog een keer (flexibiliteit).
Bijlage - nieuwe categorie met PV en wijzigingen indeling PV projecten
In de bijlage wordt nader ingegaan op diverse wijzigingen, en inmiddels nieuw geaccepteerde "categorieën" binnen de nieuwe SDE "++" 2022 regeling.
Er komt een nieuwe project categorie, toegevoegd onder de "klassieke" waterstof productie categorie. Er worden aanvragen voor electrolysers - onder de bepaalde voorwaarden - toegelaten, die over een directe lijn van een wind- of zonnepark (of combi daarvan ?) duurzame elektra betrekken om daar direct waterstof van te maken. Deze sub-categorie wordt onderscheiden van klassieke netgekoppelde installaties omdat er verschillen zijn voor "het aantal CO2-vrije vollasturen", de aansluitkosten op het stroomnet, en voor de betreffende prijzen voor elektra. Harde randvoorwaarde zal zijn, dat voor de H2 productie gebruikte elektriciteit er geen SDE "++" subsidie mag zijn verstrekt. Hoe dat met oudere regelingen (SDE, SDE "+", andere subsidies) zit wordt (nog) niet duidelijk. Voor deze nieuwe (sub)categorie en 2 andere (elektrificatie van hybride glasovens en voor warmtepompen die 3.000 vollasturen draaien) is inmiddels goedkeuring verkregen van de Europese Commissie. Andere nog niet goedgekeurde nieuwe categorieën worden niet toegelaten.
Op basis van adviezen van het PBL zijn er voorts nog enkele andere aanpassingen gedaan, waardoor het heel erg belangrijk wordt voor PV project ontwikkelaars om de details goed tot u te nemen. Anders ziet u straks door het bos de bomen niet meer, mede gezien de versplintering van de project categorieën die eerder al is opgetreden.
(1) De "oude" categorie met PV projecten tussen de 15 kWp en 1 MWp wordt gesplitst voor specifieke grondgebonden projecten en floating solar installaties binnen die categorie.
(2) De "oude" categorie grondgebonden PV projecten groter dan 1 MWp per stuk wordt ook gesplitst, in een categorie 1 tm. 15 MWp, respectievelijk projecten groter dan 15 MWp. Dat heeft natuurlijk te maken met inmiddels behoorlijke verschillen in kostprijs bij deze ranges. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen klassieke installaties of zon-volgende projecten. Met dien verstande, dat tot nog toe laatstgenoemde categorie in Nederland nog slechts een droom is: die installaties bestaan hier helemaal niet.
(3) Vanwege de zogenaamde "voorkeursvolgorde" voor zon op dak, wordt het kostprijs verschil tussen floating solar installaties kleiner dan 1 MWp in verhouding tot rooftop installaties in dezelfde grootte categorie gecorrigeerd. Het basisbedrag voor eerstgenoemde installatie categorie is namelijk hoger dan bij de dak systemen. Het basisbedrag voor drijvende zonneparkjes kleiner dan 1 MWp wordt nu gemaximeerd op hetzelfde niveau als bij de dak installaties, om te "bevorderen" dat laatstgenoemde categorie eerder "verkozen" zal gaan worden. Vermoedelijk zal de propositie zon op water echter vanuit een compleet andere hoek komen dan die voor rooftop installaties, waarschijnlijk ook door compleet verschillende partijen die hun eigen marktsectoren bedienen.
(4) Geheel nieuw is dat gebleken is dat na verstrekking van een SDE beschikking de aanvrager of potentiële dak leasende partij er achter komt, dat de draagkracht van een (plat) dak niet voldoende is voor het aangevraagde vermogen van de PV generator. Voor het eerst in de SDE geschiedenis wordt er nu in de huidige, nieuwe regeling, een verklaring bij de subsidie aanvraag verplicht om die draagkracht aan te tonen. De aanvrager moet dus al van tevoren kosten maken, om er zeker van te zijn dat zijn (of het te leasen) dak, de gevraagde generator fysiek aan zal kunnen.
(5) Tot slot, maar voor een andere zonne-categorie: er wordt een mogelijkheid gecreeërd, om ook bij thermische zonne-energie projecten een aanvraag te doen voor "zonvolgende concentrerende collectoren" (die kennelijk warm water opwekken). Deze nogal sjieke categorie is mij nog in het geheel niet bekend in Nederland, ik ben benieuwd of hier daadwerkelijk "een" project uit zal gaan voortkomen. Dit zal niet uit de lucht komen vallen, kennelijk zijn er plannen voor iets dergelijks, anders had dat zeker niet in deze kamerbrief opgenomen geweest.
Aan het eind van de bijlage wordt nog een grove raming van het verloop van de uitgaven voor alleen deze nieuwste SDE "++" 2022 regeling gegeven in een tabelletje. De verwachte uitgaven lopen op naar max. 0,4 miljard Euro in 2028, om daarna weer te dalen, tot zo'n 0,1 miljard Euro in 2041, en mogelijk daarna nog wat resterende hoeveelheden (2 cijfers achter de komma).
SDE 2021 *
Er was ook nog een korte paragraaf over de SDE 2021, die nog steeds "onder scrutiny" is van RVO. In de kamerbrief van 3 december 2021 (bespreking 5-12-2021) blijkt er een fout gezeten te hebben. 4 windenergie projecten, en 16 aanvragen voor groengas projecten, blijken niet te zijn meegenomen in de gepubliceerde tabel. Dit betekent, dat er niet voor 12 miljard Euro is aangevraagd, maar zelfs voor 12,1 miljard Euro. Dat zal de druk op "overleven" van de 3.915 zonnestroom projecten alleen maar nog groter maken. We zullen later pas zien wat daarvan zal zijn overgebleven, als RVO haar werk voor die regeling heeft afgerond. Ik heb een opmerking in het oorspronkelijke artikel onder de oude tabel toegevoegd ter duiding.
Bronnen:
13 miljard euro beschikbaar voor duurzame projecten met SDE++ (Nieuwsbericht MinEZK / Rijksoverheid, 18 maart 2022)
Kamerbrief over openstelling SDE++ in 2022 (MinEZK, 18 maart 2022, 14 pagina's, en als bijlage second opinion ETS-prijs)
€ 13 miljard beschikbaar voor duurzame projecten met SDE++ (nieuwsbericht RVO, 18 maart 2022)
13 miljard euro SDE++ en hoge energieprijzen, elektrificatie wordt steeds urgenter (samenvatting door Solar365.nl, 22 maart 2022)
Zie ook:
Alleen nog subsidie voor zonneparken met 50% piekbegrenzing (Ir. Thijs Ten Brinck van Watt Is Duurzaam over het "50% aftoppen" binnen SDE 2022, 21 maart 2022)
Plafond op zon en wind in SDE++ frustreert verduurzaming (bericht branche organisatie Holland Solar, 21 maart 2022)
Batterijen zijn geen oplossing voor congestie (must read van energie specialist Jan Willem Zwang van Stratergy, over de vermeende "oplossing" voor netcongestie, in relatie tot de nieuwe 50% aansluit capaciteit eis voor nieuwe zonneprojecten incl. zonneparken onder SDE 2022 regels - batterijen kunnen in dergelijke situaties voor tijdelijke opslag van zonnestroom [ook] niet uit)
8 maart 2022: CBS cijfers 2021 II - details zonnestroom en context t.o.v. andere hernieuwbare bronnen. In het eerste artikel hier onder heb ik gerefereerd aan de eerste (nog fors bij te stellen) CBS cijfers voor zonnestroom voor het jaar 2021. In dit artikel laat ik meer details zien m.b.t. de maandelijkse progressie voor zonnestroom, de toename van de gemiddelde maandelijkse productie per jaar, een vergelijking met de data die energieopwek.nl voor het Klimaatakkoord opgeeft, en het aandeel van zonnestroom bij het binnenlandse elektra verbruik. En, tot slot, de relatie van de opwek hoeveelheid t.o.v. andere officieel als zodanig bestempelde "hernieuwbare bronnen".
Voor alle grafieken en data geldt dat deze voor 2020** nog "nader voorlopig" zijn, en voor 2021* "voorlopig". De cijfers kunnen achteraf dus nog aangepast worden door het CBS, het meest waarschijnlijk, en in behoorlijke mate, voor 2021. Ten overvloede: 1 GWh = 1 miljoen kWh; 1 TWh = 1.000 GWh = 1 miljard kWh.
1. Maandelijkse zonnestroom producties per kalenderjaar
In deze eerder al eens gepubliceerde grafiek (status 30 sep. 2021) nu de volledige reeks door het CBS berekende maand producties van zonnestroom in heel Nederland, van januari 2015 tm. december 2021. De stapsgewijze verhoging van de berekende maandproducties per kalenderjaar is voor het grootste deel te danken aan de immer aanzwellende capaciteit, die onvervaard al die jaren werd toegevoegd aan de al bestaande bestanden. Vanaf de "gereconstrueerde" capaciteit aan het eind van elke maand wordt vervolgens met steeds verfijndere technieken de vermoedelijke productie berekend. Waarbij ook met zoninstraling gemeten door het KNMI, en de lokatie in Nederland rekening wordt gehouden.
Uiteraard treden daarbij verschillen op tussen maanden onderling, zo steken zeer zonrijke maanden duidelijk boven de andere uit in hetzelfde kalenderjaar. In het diagram zijn pieken te zien bij, achtereenvolgens, mei 2015 en 2016, augustus 2017, juli 2018, juni 2019, de "uitzonderlijk mooie" mei maand in Corona jaar 2020, en, tot slot, juni 2021. Laatstgenoemde heeft het voorlopige record te pakken, 1.848 GWh, wat al een factor 15,4 maal zo veel is dan in juni 2015.
December is de minst productieve maand, maar toch ging het berekende volume van 26 (2015) naar 180 GWh (2021). Een factor 6,9 maal zo veel. Hiermee wordt wederom duidelijk, dat door de capaciteits-uitbouw, de productie volumes in de zomer ruim twee maal sneller toenemen, dan in de licht-arme winter. Een uitdaging voor de netten, en voor de sector, om zo slim mogelijk gebruik te (gaan) maken van die grote volumes productie verkregen uit gratis zonlicht.
Uiteraard gaan de maandproducties in 2022 weer fors over die van 2021 heen, en gaat zonnestroom serieuze impact krijgen op het elektriciteit systeem in ons land.
2. Evolutie maandelijkse zonnestroom producties en gemiddelde maandvolumes per jaar
Ook deze grafiek heb ik, in een iets afwijkende vorm, al eens eerder getoond op Polder PV (status QI 2021). In bovenstaande grafiek de volledige update tm. QIV 2021, met ook nog wijzigingen / bijstellingen van eerder gepubliceerde data inbegrepen.
De oranje kolommen geven de opeenvolgende door het CBS berekende maandproducties van zonnestroom weer vanaf januari 2015 tm. december 2021. De hoogste maandproducties per jaar zijn ook getals-matig weergegeven. Deze namen toe van 152 GWh in mei 2015, via 668 GWh in juli 2018, tot alweer 1.848 GWh in juni 2021. De laagste berekende maandproductie in deze reeks, 26 GWh, was voor december 2015.
Met horizontale streepjeslijnen heb ik de gemiddelde maandproductie per kalenderjaar aangegeven, die uiteraard ook flink is toegenomen de afgelopen jaren. De "sprong" naar hogere niveaus in het "minder zonnige" 2021 is iets minder groot dan in het zonnige jaar 2020, maar de toename is onmiskenbaar. De blijvend hoge capaciteits-groei van PV installaties is hier debet aan.
In bovenstaande tabel heb ik in het linker deel de door het CBS berekende maandproducties van de jaren 2019 en 2020 vergeleken, in het rechter deel de producties van 2020 en 2021. In de kolom "GWh" is het absolute verschil tussen de maandproducties in de betreffende jaren te zien, in de "%" kolom ernaast het relatieve verschil met de maandproductie van het eerstgenoemde jaar. In 2020 liepen de verschillen t.o.v. de maandproducties in 2019 op, van 10% in februari, tot zelfs 112% in maart. De "uitzonderlijke" mei maand in 2020 kwam op de 2e plaats bij de meeropbrengst, ook omdat de productie in mei 2019 al hoog was. Mei 2019 werd door het KNMI al bestempeld als "vrij zonnig", mei 2020 als "zeer zonnig", met voor De Bilt de op één na zonnigste meimaand sinds het begin van de metingen. Bij Polder PV werd in mei 2020 het absolute maand productie record verbroken.
In de vergelijking tussen 2020 en 2021 zijn de verschillen opgelopen van slechts 8% in mei, met name omdat mei 2020 al zo'n hoge productie heeft gekend, tot zelfs 115% in februari. Februari 2020 werd door het KNMI gekwalificeerd als "somber", februari 2021 echter als "zonnig". Dat verklaart grotendeels het hoge verschil percentage bij de berekende productie door het CBS, met als extra factor uiteraard de tussentijdse toename van de opgestelde capaciteit.
Bij de jaartotalen, onderaan in de tabel, is het gesignaleerde verschil in de zonnestroom productie tussen 2019 en 2020 62% geweest. Voor de nog bij te stellen cijfers voor de jaren 2020-2021 is er al 30% meer productie in 2021 vastgesteld dan in 2020. Dit kan nog een stuk meer worden, als nieuwe berekeningen later worden gepubliceerd. Maar gezien het feit dat 2021 een stuk minder zonnig was dan 2020 (KNMI - 2020 2.026 zonuren; 2021 1.800 zonuren), zal het verschil niet zeer groot worden. Ondanks de tussentijdse capaciteits-groei.
In 2018 vond de grootste relatieve groei plaats in de getoonde periode. De toename van de berekende productie was toen 68% t.o.v. het door het CBS bepaalde volume in 2017.
3. Vergelijking berekeningen maandelijkse zonnestroom producties CBS versus Energieopwek.nl
Ook deze grafiek heeft Polder PV als enige in Nederland wel eens eerder getoond, in een analyse gepubliceerd op 4 december 2020. Het diagram geeft de berekende producties van 2 "data instituten" weer. Het bekende CBS, blauwe curve, in het huidige artikel ook al in paragraaf 2 weergegeven, maar nu als lijndiagram. En de met enige moeite uit de gepubliceerde Energieopwek.nl data ge-extraheerde herleide maandproducties, in de oranje curve. Energieopwek.nl rekent alle energie modaliteiten voor het Klimaatakkoord door, en heeft een eigen database met specifieke rekentools.
U ziet dat, nog steeds, globaal bezien, de berekende waarden behoorlijk goed overeenkomen, maar dat opvallende afwijkingen van de uitkomsten ook nog steeds voorkomen. Het CBS lijkt in de productieve zomermaanden sedert 2018 hoger uit te komen dan Energieopwek.nl, wat veroorzaakt zou kunnen worden doordat het CBS mogelijk geen rekening houdt met de negatieve temperatuur coëfficiënt van zonnepanelen. Als de zonnecellen warmer worden dan de 25 graden Celsius, op basis waarvan hun "nominale" output waarde is getest ("standaard test condities"), presteren ze minder dan bij die standaard condities. Niet iets om wakker van te liggen, maar gewoon een fysische eigenschap van zonnecellen. Bij kristallijn silicium, dominant aanwezig in Nederland, is de output vermindering per graad Celsius t.o.v. genoemde 25 ºC veelal zo'n 0,4% t.o.v. het vastgestelde nominale vermogen. Vreemd is, in ieder geval, dat voor de jaren 2016 en 2017, de berekende producties in de zomermaanden bij Energieopwek.nl juist boven die van het CBS liggen.
Hier staat dan weer tegenover, dat in de winterse maanden, de CBS uitkomsten juist onder de Energieopwek.nl waarden liggen. Mogelijk is dit een gevolg van andere aannames over hellingshoek cq. oriëntaties in het veld, en mogelijk veronderstelde schaduw-werking die duidelijk optreed bij de lage zonnestanden in de wintermaanden.
De hoogste relatieve verschillen die ik in de berekende maand producties tussen de twee datasets heb kunnen vinden zijn 76% minder bij Energieopwek.nl t.o.v. CBS voor januari 2016 (mogelijk een "beginnersfout", het was de eerste beschikbare waarneming). En 41% meer productie berekend door Energieopwek.nl dan het CBS voor december 2019.
Jaarproducties CBS vs. Energieopwek.nl
Bij de berekende jaarproducties komen we de afgelopen drie jaar op de volgende bevindingen:
Aangezien het zeker bij 2021 nog om zeer voorlopige resultaten gaat, kunnen de verhoudingen tussen de 2 data leveranciers beslist nog behoorlijk wijzigen, en mogelijk ook in dat jaar weer omslaan naar een positief verschil voor Energieopwek.nl t.o.v. het CBS, in plaats van het nu geconstateerde actuele negatieve verschil.
De verschillen tussen de twee datasets kunnen in de laatste 2 jaar sowieso nog wel wat afnemen. Het CBS past regelmatig berekeningen aan op basis van hun meest recente bevindingen omtrent de opgestelde capaciteit (voor staatje met bijstellingen per kalenderjaar, zie Polder PV overzicht van 12 december 2021). Martien Visser van En-Tran-Ce, het brein achter Energieopwek.nl, past zijn berekeningen ook (met terugwerkende kracht) aan als het CBS de capaciteits-cijfers per kalenderjaar wijzigt.
2022
CBS heeft nog geen data voor 2022 gepubliceerd. Energieopwek.nl heeft reeds data voor afschattingen van de producties in januari en februari geopenbaard, zie helemaal rechts in de grafiek. Januari kwam bij hen voorlopig uit op 294 GWh (16% hoger dan de 254 GWh van jan. 2021), februari 2022 op 589 GWh (13% hoger dan de 521 GWh van feb. 2021).
4. Zonnestroom productie per jaar 1998-2021 en aandeel in binnenlands stroomverbruik
Ook deze grafiek is meermalen getoond op Polder PV, de voorlaatste versie was van 10 december vorig jaar en bevatte de toen bekende totale nationale zonnestroom productie tm. 2020. In bovenstaande grafiek is 2021 achteraan toegevoegd, de laatste 2 jaar producties kunnen echter nog aangepast gaan worden, vandaar de lichtgroene kleur.
Het volume voor 2020 is (nog) niet gewijzigd t.o.v. genoemde voorlaatste versie, en bedraagt 8.765 GWh. Het voorlopige cijfer voor 2021 komt alweer op een spectaculair volume van 11.436 GWh, bijna 30,5% hoger dan het volume in het voorgaande jaar. Het CBS geeft als vanouds ook aan wat het aandeel van deze productie is geweest t.o.v. het (momenteel bekende) binnenlandse elektricteitsverbruik in 2021 (formulering volgens Europese afspraken, dus niet gerelateerd aan opwek). Dat aandeel is alweer gestegen van 7,25% (2020) naar 9,40% (2021). Zouden we het zonnestroom volume afzetten tegen de netto elektriciteitsproductie in Nederland, waarbij de eigen verbruik volumes voor bijv. gas- en kolencentrales zijn afgetrokken, zou het aandeel zonnestroom zijn gestegen van 7,46 naar 9,70 procent.
5. Zonnestroom productie per jaar ten opzichte van andere "hernieuwbare" modaliteiten
In deze nieuwe grafiek is de door het CBS berekende jaarlijkse elektra productie van vier als "hernieuwbaar" beschouwde bronnen getoond in de periode 2015 tm. 2021. Zonnestroom is hierin weergegeven als de gele lijncurve, met de elders in dit artikel reeds behandelde, ook in de grafiek weergegeven jaarproducties, culminerend in 11,44 TWh in 2021 (voorlopig cijfer). Zonnestroom haalde biomassa (bruine curve) in 2019 in, en is er verder op uitgelopen in de opvolgende jaren. De meer opbrengst was geheel te wijten aan de enorme capaciteit toename van het netgekoppelde PV installatie park. CBS rondde dat in hun artikel af op een toename van 11,0 naar 14,3 GW, zie het vorige artikel voor gedetailleerdere cijfers voor de capaciteit toename.
Biomassa bijdrage aan de elektra productie groeide wel, van 7,90 TWh in 2020, naar 9,69 TWh in 2021 (toename 22,7%). Omdat het vergaren van gevalideerde data voor biomassa nogal een (ingewikkelde) klus is, en veel tijd vergt, kunnen die officiële cijfers zeker nog bijgesteld gaan worden.
Voor windenergie zijn die cijfers meestal niet zeer moeilijk te verkrijgen, alle windturbines zijn gecertificeerd bemeten en alle productie is hernieuwbaar, dus de getoonde cijfers zullen vermoedelijk niet veel meer wijzigen, tenzij de bemetering van in dat jaar opgeleverde windparken nog niet helemaal op orde was. De productie toename is wel iets afgevlakt in 2021 t.o.v. de groei in 2020. Er was een toename van 15,34 TWh in 2020 naar 17,89 TWh in 2021. Ook dit was grotendeels te wijten aan een toename van de opgestelde capaciteit. Volgens de "productie en vermogen van HE installaties" tabel van het CBS nam op land de capaciteit toe van 4.159 naar 5.341 MW (forse groei van ruim 28%), op zee bleef de capaciteit steken op 2.460 MW.
Energie opwekking uit waterkracht kan in Nederland als het om stromingsbronnen gaat voorlopig nog geen deuk in een pakje boter slaan. De gecertificeerde productie steeg weliswaar van 0,05 naar 0,09 TWh in 2020-2021, maar het blijft een zeer beperkt volume.
In de donkergroene curve bovenaan wordt het totale volume van deze vier modaliteiten getoond. Wat een aanwas kende van 32,06 TWh (2020) tot, voorlopig, 39,11 TWh, een groei van 22%. De Compound Annual Growth Rate (CAGR) was in de periode 2015-2021 gemiddeld 47,5% per jaar. Gemeten over de lange periode van 1998 tm. 2021 was het nog steeds een zeer respectabele 41,3% gemiddeld per jaar ...
Het aandeel van zonnestroom in de "mix" van deze vier modaliteiten is fors gestegen, van 8,5% in 2015 via ruim 20% in 2018, naar voorlopig ruim 29% in 2021. De relatieve stijging t.o.v. het voorgaande jaar was, in de getoonde periode, het grootst in 2018, toen 68% meer productie werd vastgesteld in 2017. Ook in 2020 was de toename zeer fors, ruim 62%. De meer opbrengst in 2021 is, voorlopig, ruim 30%, maar kan, met latere te verwachten bijstellingen, beslist nog verder oplopen. Hoeveel dat gaat worden blijft afwachten op de officiële geactualiseerde cijfers.
6. Hernieuwbaar in de stroom / energie "mix" - overige cijfers
^^^
Grafiek © CBS, ontleend aan dit
artikel van 7 maart 2022
Het CBS toonde in hun artikel van 7 maart jl. dit diagram, met de totale (netto) producties van 3 deelverzamelingen in de elektra sector. Er zijn 2 "maxima" in de productie geweest, 113,4 TWh in 2017, en 120,2 TWh in 2020. In 2018 was er een korte "dip" (110,8 TWh), en na het maximum in 2020 zakte in het tweede Corona jaar de totale netto productie iets terug naar een niveau van 117,9 TWh. Een daling van de netto productie van 1,9%. Opvallend is het flink dalende aandeel van "fossiel", wat grotendeels heeft te maken met de sluiting van de Hemweg kolencentrale in Amsterdam, eind 2019. Met de resulterende 74,69 TWh productie uit fossiele bronnen, uiteraard vooral gas gestookt, bleef er eind 2021 nog een aandeel over van 63,3% t.o.v. totale netto productie. Ten opzichte van 2020 (83,78 TWh) is dat volume met 10,8% gedaald.
Bij hernieuwbare bronnen is er juist een flinke toename geweest. In 2021 was het aandeel bij de netto productie al 33,2%, met 39,11 TWh. In 2021 was dat nog maar 32,05 TWh (aandeel 26,7%), dat volume is dus in absolute zin met 22,0% toegenomen. De rest van de netto stroom productie, 4,13 TWh in 2021, valt onder "kernenergie en overig". Kernsplijter Borssele produceerde in 2020 3.865 GWh volgens de elektriciteits-balans tabel van het CBS. In 2021 was het, volgens het CBS, slechts 3.618 GWh, een opvallende 6,4% minder. Er is echter nog geen jaarverslag rapportage van beheerder EPZ over 2021 verschenen, mogelijk wordt dat volume later nog wat bijgesteld.
Anders rekenen
Binnen Europa wordt voor het behalen van duurzame energie / klimaat doelstellingen niet met netto productie aandelen gerekend, maar met de verhouding duurzame opwek ten opzichte van het binnenlandse elektriciteits-verbruik. Met die verhoudingen kwam Nederland in 2020 op 26%, in 2021 al op 34%. Waarmee ons land "in de Europese middenmoot" zou zijn beland, aldus het CBS.
Tot slot
Het data instituut gaat in haar nieuwsbericht ook op de status bij de fossiele opwek (minder stroom uit aardgas gestookte centrales mede vanwege de al flink oplopende gas marktprijzen in dat jaar), en sluit af met een korte paragraaf over import en export van elektriciteit. Door een combinatie van gestegen import (met 6% naar 20,9 TWh) en gedaalde export (met 8% naar 20,6 TWh) is Nederland, in tegenstelling tot 2020, in afgelopen jaar netto stroom importeur geworden met betrekking tot het saldo van import en export. Al is het verschil gering. Met name werd er meer kernenergie elektra afgenomen uit België en Frankrijk (1,4 TWh); naar Duitsland viel de export omlaag met 12%.
Nagekomen
N.a.v. vraag Daniel Hake over "verhouding zonnestroom productie tot de stroomvraag" op Twitter: zie het antwoord van Polder PV van 8 maart 2022.
Bronnen:
Meer elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, minder uit fossiele bronnen (nieuwsbericht CBS, 7 maart 2022)
Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen (CBS Open Data tabel, status update 7 maart 2022)
Elektriciteitsbalans; aanbod en verbruik (CBS Open Data tabel, status update 7 maart 2022)
Energieopwek.nl (website van En-Tran-Ce opgetuigd voor Klimaatakkoord; uit brondata zijn de maandelijkse en jaarlijkse producties volgens hun rekenmethodiek afgeleid; status update 8 maart 2022)
7 maart 2022: Eerste CBS cijfers stroom uit hernieuwbare bronnen en zonnestroom capaciteit over het jaar 2021. Vanochtend heeft het cijfer instituut voor het eerst nog zeer voorlopige cijfers gepubliceerd over de productie van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen. En eerste data voor de opgestelde capaciteit voor zowel zon- als windstroom genererende projecten. Voor zonnestroom is een eerste afschatting een geaccumuleerde capaciteit van bijna 14,3 GWp eind 2021, en een jaarproductie van 11,44 TWh. De verwachting is dat zeker deze cijfers nog fors zullen worden bijgesteld in latere revisies, zoals in alle afgelopen jaren is geschied.
Zonnestroom capaciteit
CBS wijdt hier niet te veel over uit in haar nieuwsbericht, ze stelt dat de eindejaars-capaciteit voor zonnestroom (PV) zou zijn toegenomen van 11,0 GW aan het eind van 2020, naar 14,3 GW eind 2021. We moeten in de onderaan gelinkte tabel kijken voor meer detail, het blijkt te gaan om een voorlopig volume van 14.249 MWp, dus die 14,3 GWp is grof opwaarts afgerond. Voor eind 2020 was eerder al een nog nader voorlopig detail cijfer van 10.950 MWp geventileerd (analyse cijfers 10 dec. 2021). Dit zou een magere groei impliceren van slechts 3.299 MWp, wat lager zou liggen dan de tot nog toe bekende groei in het voorgaande jaar (is nog niet definitief, 3.724 MWp aanwas in dat jaar). De verwachting is echter, mede gezien de enorme bijstellingen voor eerdere versies van de data voor 2020, dat ook de cijfers voor 2021 nog fors zullen worden opgewaardeerd. Waarbij het beslist nog mogelijk is, dat de jaargroei vorig jaar alsnog boven het volume voor 2020 zou kunnen gaan komen. Dat is eerder al gesuggereerd in het begin dit jaar gepubliceerde Nationale Solar Trendrapport 2022 van DNER.
We gaan nu echter uit van de nu bekende "officiële data", waarmee we de bekende, al jaren door Polder PV gepubliceerde evolutie tabel met een eerste resultaat voor 2021 kunnen aanvullen:
In deze bijgewerkte tabel weer in de eerste kolom het kalenderjaar, in de 2e het allereerste officiële EOY accumulatie cijfer wat het CBS (ooit) heeft gepubliceerd voor het betreffende jaar, in de derde kolom het meest recent gepubliceerde (actuele) cijfer voor dat jaar. In de vierde kolom het verschil percentage tussen de eerste en de laatst bekende officiële opgaves. En in de laatste kolom de uit de meest recente data volgende jaargroei in het betreffende jaar. Nieuw toegevoegd in rood de voorlopig vastgestelde EOY capaciteit voor 2021 (14.249 MWp), en in de laatste kolom het verschil daarvan met de laatst bekende detail opgave voor EOY 2020 (10.950 MWp): voorlopige "officiële" jaargroei in 2021 3.299 MWp. De verwachting is, zoals in alle voorgaande jaren, dat de in rood weergegeven cijfers voor 2021 nog fors zullen worden aangepast in latere updates. Mogelijk wordt ook nog het EOY en het YOY cijfer voor 2020 aangepast in een latere update.
In deze grafiek de boven getoonde tabel verbeeld in kolommen. In blauw: de eindejaars (EOY) capaciteit, in oranje de daar uit volgende jaargroei (YOY) volumes (referentie: rechter Y-as). Het laatste kolommen-paar (gearceerd, net als voor de nog steeds niet definitieve cijfers voor 2020) zijn de nieuwste / eerste data voor 2021 opgenomen. In blauw de voorlopig vastgestelde eindejaars-capaciteit, 14.249 MWp, in oranje de uit de bekend data afgeleide jaargroei, 3.299 MWp. Die nu nog 11% lager ligt dan de jaargroei in 2020 (3.724 MWp). Maar beide cijfers kunnen nog wijzigen, die voor 2021 waarschijnlijk nog aanzienlijk, dus het verschil tussen de jaargroei cijfers van de afgelopen 2 jaar kan nog fors aangepast gaan worden. En mogelijk nog in het voordeel van 2021 kunnen omslaan, als de bijstellingen voor dat jaar fors zullen gaan worden. In grijs zijn de verschillen in jaargroei van jaar x t.o.v. de aanwas in jaar x-1 weergegeven, in procent (linker Y-as). Omdat de jaargroei voor 2021 (nu nog) lager is van die in 2020, ligt het percentage onder de X-as (voorlopig nog 11% minder dan in 2020).
Productie zonnestroom
In deze grafiek geef ik de laatst bekende cijfers voor de door het CBS berekende zonnestroom producties in de jaren 2015 tm. 2021 weer, terawattuur (1 TWh = 1 miljard kWh, rechter Y-as). De producties tm. 2020 lijken ongewijzigd t.o.v. het exemplaar in de update van 10 december vorig jaar, maar bij beschouwing van de detail productie cijfers in GWh, blijken vanaf 2018 de data zeker te zijn gewijzigd (zie tabel verderop). Het eerste cijfer voor 2021 is achteraan toegevoegd, en is alweer 11,44 TWh (voorlopig). Met als verwachting verdere opwaartse bijstellingen in latere updates, en vermoedelijk ook nog voor 2020 (nader voorlopig cijfer). De toenames zijn in procenten t.o.v. de productie in het voorgaande jaar. Met een maximale groei van 68% in het zonnige 2018 t.o.v. de productie in 2017, een terugval naar 46% groei in 2019, en weer een forse toename van 62% in 2020 (hoge capaciteitsgroei in dat jaar). De 30% toename van de zonnestroom productie in 2021 t.o.v. die in 2020 zal naar verwachting nog sterk opwaarts worden bijgesteld in latere revisies.
CertiQ t.o.v. CBS
In onderstaand staatje geef ik de producties voor het hele land (CBS) t.o.v. de hard gemeten producties van gecertificeerde installaties bij CertiQ weer, en de verhouding tussen die twee.
In de 2e kolom de jaarproducties volgens de meest recente opgaves van het CBS, tm. het eerste cijfer voor 2021, ditmaal in GWh (1 GWh = 1 miljoen kWh). De jaarproducties voor de jaren 2019 en 2020 zijn wederom opwaarts aangepast t.o.v. voorgaande versies. Voor 2020 was het voorlaatst bekende cijfer 8.144 GWh, dat is met de huidige update alweer 8.765 GWh geworden (bijna 8% meer). In de 3e kolom de laatst bekende jaarproducties van uitsluitend de gecertificeerde deelmarkt bekend bij CertiQ, die voor het overgrote (doch niet exclusieve) merendeel bestaat uit SDE gesubsidieerde installaties. Het laatst gereviseerde cijfer voor 2021 is hier gebruikt, 5.632 GWh (paragraaf 10 in bespreking februari 2022 rapportage CertiQ). Achteraan vinden we het aandeel van uitsluitend gecertificeerd bemeten zonnestroom (CertiQ) t.o.v. het door het CBS berekende nationale volume van alle installaties. Het aandeel van CertiQ is rap toegenomen, van 10% in 2014, via 30% in 2018, tot al 45% in 2020 (nader voorlopige ratio). Voor 2021 zitten we met de huidige cijfers al op een aandeel van 49%. Maar de verwachting is, gezien de enorme groei in de realisaties van de SDE dossiers, dat bij de uiteindelijk definitieve cijfers, CertiQ waarschijnlijk al meer dan de helft van het nationale productie volume voor haar rekening zal blijken te hebben genomen in 2021.
Bronnen:
Meer elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, minder uit fossiele bronnen (nieuwsbericht CBS, 7 maart 2022)
Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen (CBS Open Data portal, update 7 maart 2022)
Elektriciteitsbalans;
aanbod en verbruik (CBS Open Data portal, update 7 maart 2022)
2 maart 2022: Februari 2022 rapport CertiQ - weer relatief weinig nieuwe installaties (258), 199 MWp nieuwe gecertificeerde PV capaciteit, verschil bijgestelde jaargroei cijfers 2020-2021 wordt kleiner*.
Het tweede maandrapport voor gecertificeerd vermogen van energie opwekkende installaties, voor februari dit jaar, is mooi op tijd gepubliceerd door CertiQ. Voor zonnestroom is 7.783,8 MWp geaccumuleerd in het grootste zonnestroom dossier van Nederland, wat capaciteit betreft. In februari ging het om een netto toevoeging van weer relatief weinig, 258 nieuwe projecten, die in die maand in totaal 199,3 MWp nieuwe capaciteit inbrachten. Bijna even hoog als het record volume voor die maand, 204 MWp in 2020.
Het aantal ingeschreven zonnestroom projecten** bij CertiQ is toegenomen naar 31.032 exemplaren. De gemiddelde systeemcapaciteit van alle ingeschreven PV installaties bij CertiQ is weer flink verder gegroeid, naar bijna 251 kWp. Bij de uitgave van garanties van oorsprong (GvO's) voor zonnestroom is in de 12 maanden tm. januari 2022 een zoveelste nieuw record bereikt, van, nog zeer voorlopig, 5.709 GWh. Hier zal nog e.e.a. aan volume aan toegevoegd gaan worden in latere updates. Er werd, over een periode van 12 maanden incl. februari, een record volume aan zonnestroom certificaten Nederland in ge-importeerd, een volume van 1,9 TWh betreffend. Ook wordt voor het CertiQ volume wederom een nieuwe capaciteit accumulatie prognose gedaan voor medio 2022, op basis van de meest recent beschikbare informatie. Er is een nieuwe berekening gedaan van de jaargroei volumes in 2020 en 2021, op basis van de meest recente progressie grafiek van CertiQ. Het verschil, aanvankelijk zeer hoog, is weer verder afgenomen. Momenteel staat de teller op 2.350 MWp groei in 2020, en een toename van 1.970 MWp in 2021.
*
Disclaimer: Status officiële CertiQ cijfers volgens maand
rapportages !
|
Het overzicht met de cijfers over februari 2021 (en voor de Garanties van Oorsprong, GvO's, tm. januari 2022) verscheen bij CertiQ op 2 maart 2022.
In de detail analyse hier op volgend wordt ingegaan op de wijzigingen en aanvullingen, deels grafisch verbeeld.
** "Projecten" hier gelijk te stellen aan "inschrijvingen bij CertiQ". Dit kan deels gaan om meerdere deel installaties op een en hetzelfde adres en/of bedrijfs-complex. Vaak gaat het daarbij om separate SDE beschikkingen, waarvoor vereist is dat ze allen een eigen bemetering hebben, tenzij daarvoor afspraken zijn gemaakt met RVO. Er zijn de nodige lokaties met meer dan 1 SDE beschikking, Polder PV heeft daar honderden voorbeelden van in zijn eigen project dossier.
1. Ontwikkeling van aantallen gecertificeerde zonnestroom installaties
Nieuwe aantallen installaties in bovenstaande grafiek, rode curve, met als referentie de linker Y-as. In december 2020 werd, na diverse behoorlijk hoge nieuwbouw cijfers in voorgaande maanden, en na het tussentijdse record in juli (589 netto nieuw), in de laatste kalendermaand wederom een nieuw record niveau met de (netto) bijschrijvingen bereikt bij CertiQ, 616 nieuwe exemplaren (geel omrand data punt rechtsboven in de grafiek). Vanaf januari 2021 viel het nieuwe volume bij de aantallen fors terug, grofweg wisselend rond de 300 nieuwe projecten per maand. Pas in december werd meteen het maandrecord voor dat jaar gevestigd, met 459 nieuwe projecten. In januari 2022 viel dit echter weer sterk terug, naar nog maar (netto) 225 nieuwe projecten. Dat is het laagste niveau sinds december 2018. Februari scoorde niet veel hoger, met netto 258 nieuwe aanmeldingen.
De accumulatie is te zien aan de blauwe kolommen curve in bovenstaande grafiek. In de september 2019 rapportage is de grens van twintigduizend gecertificeerde zonnestroom projecten overschreden. Het totaal is inmiddels, met februari 2022 toegevoegd, uitgekomen op, voorlopig, 31.032 exemplaren.
Voor alle CertiQ data geldt: Netto effect = aantal bijschrijvingen minus het aantal uit de CertiQ databank verwijderde PV-projecten per maand. Normaliter werden jaarcijfers later bijgesteld, zoals ook voor voorgaande jaren is geschied (zie revisies voor de jaren 2018 en 2019, met de daar aan gelinkte gedetailleerde analyses). Die revisies worden echter niet meer gepubliceerd, en dus moest er naar een andere reconstructie techniek worden overgestapt. Zie daarvoor een eerste poging in paragraaf 9 in de analyse van het december 2021 rapport. Deze reconstructies worden in de meest recente analyse gecontinueerd en geactualiseerd. Al snel na publicatie van de officiële maandrapportages bij CertiQ, kunnen de waarden per maand namelijk al flink bijgesteld worden (analyse 4 november 2020). In de maandrapport besprekingen van, en de primaire grafieken bij Polder PV, wordt altijd dié inhoud als referentie aangehouden, en vergeleken met oudere maand rapportages, om in ieder geval die trends op een gelijkwaardige wijze met elkaar te kunnen vergelijken.
Grafiek met de variatie in de (netto) groei van de aantallen installaties per maand (rapport) bij CertiQ. De nieuwe volumes gerealiseerde projecten per maand zijn vanwege de enorme stapel aan SDE beschikkingen die al werd uitgevoerd in 2020 t.o.v. 2019 weer sterk toegenomen, ondanks de fikse beperkingen a.g.v. de Covid19 pandemie. Dit is te zien aan de horizontale stippellijnen, die het maandgemiddelde per kalenderjaar weergeven. 2021 kwam daarbij iets lager uit dan 2019 (bruine resp. gele stippellijn, 339 resp. 350 netto nieuw aantal installaties per maandrapport). 2020 blijft ongeslagen kampioen, met maar liefst 445 nieuwe installaties gemiddeld per maand, volgens de maandrapportages (blauwe stippellijn).
2022 begon, met slechts 225 resp. 258 nieuwe installaties in de eerste 2 rapportages, weer op een zeer bescheiden niveau (weergegeven in magenta kolommen, gemiddeld 242 stuks per maand). Bij de capaciteit ligt die verhouding echter heel anders, zie paragraaf 2.
Tót 2018 was er een verwarrende periode van 4 jaar waarbij ook tijdelijk negatieve groei optrad, vanwege een combinatie van lang durende her-registratie verplichtingen, en mogelijk "natuurlijke uitval" bij CertiQ.
Ook deze volumes (evenals die voor de capaciteiten) zullen achteraf nog worden bijgesteld door wijzigingen in de primaire database van CertiQ. Deze revisies kunnen zowel positief (capaciteit 2015-2018, eerste jaar rapport 2020), als negatief uitpakken. In 2019 is bijvoorbeeld de bijstelling voor de capaciteit in negatieve zin uitgepakt, zoals we hebben gezien bij de jaarcijfers.
In 2020 zijn in de 12 maandrapporten 5.335 nieuwe projecten opgetekend door CertiQ. Een nieuw jaar record, wat 27,2% boven het kalenderjaar volume van de maandrapportages in 2019 (4.195 projecten) is komen te liggen. 2021 heeft in totaal in de maandrapportages 4.073 nieuwe projecten opgeleverd, 24% lager dan in 2020.
Revisie van de historische cijfers lieten, op basis van de actuele grafiek in het december 2021 rapport, zien, dat met de toen geldende status quo, de groei van het aantal nieuwe projecten in heel 2021 ongeveer 45% lager lag dan de aanwas in 2020 (3.049 t.o.v. 5.551 nieuwe installaties). De nieuwe jaargroei volumes voor 2021 zijn inmiddels echter beslist al fors gewijzigd, in positieve zin. Zie daarvoor paragraaf 6.
2. Capaciteit evolutie van gecertificeerde zonnestroom installaties
Voetnoot
bij grafiek: de cijfers voor september 2017 zijn na vragen van Polder
PV door CertiQ aangepast.
Voor de reden, zie analyse
herziening september 2017 rapportage ! Ook voor juli 2019 is het aanvankelijk
op 1 augustus 2019
verschenen maandrapport na interventie door Polder PV fors neerwaarts
gecorrigeerd in
een later gereviseerde versie.
Als klap op de vuurpijl resulteerde uit het april 2020 rapport een bizarre
negatieve maandgroei van -108,5 MWp,
a.g.v. een "drie-nullen correctie" van een eerder (?) foutief
ingegeven installatie door een netbeheerder. Ook het cijfer in januari
2021 is door een foute
entry van een netbeheerder veel te hoog uitgepakt. Dit is gecorrigeerd
in februari, waardoor die maand een zeer lage "artificiële groei"
laat zien.
In vergelijking met de groei van de aantallen nieuw geregistreerde gecertificeerde PV projecten (vorige grafiek), gaat het bij de netto toegevoegde capaciteit al langere tijd om opvallende, gemiddeld substantieel grotere volumes dan wat we in eerdere jaren hebben gezien. Met name in 2018, 2019, 2020 en 2021. In november van 2019 werd een nieuwe record toevoeging van maar liefst 409,9 MWp geregistreerd. Het maandgemiddelde (horizontale stippellijn) eindigde voor de maandrapportages op 142 MWp in dat jaar, in 2020 en 2021 is dat gemiddelde verder toegenomen van 158 naar 191 MWp.
Desondanks is, op basis van de revisie van de maandrapport cijfers (paragraaf 9), de uitkomst voor het hele jaar nogal anders geworden dan gedacht: In 2020 is met de update van de CertiQ grafiek in het december 2021 rapport namelijk al een veel hogere jaargroei geconstateerd dan in 2021. En dat is nu alweer gewijzigd op basis van de meest recente grafiek in het februari 2022 rapport: 2.350 MWp in 2020 (iets lager dan in vorige rapportage), t.o.v. 1.970 MWp in 2021 (115 MWp méér dan gereconstrueerd uit de voorgaande rapportage). Hierbij moet ook de disclaimer, dat, net als voor 2020, de cijfers voor 2021 alsnog flink verder kunnen gaan wijzigen in latere revisies van CertiQ. De verwachting is daarbij: de jaargroei zal nog hoger gaan worden dan eerder gedacht.
2022 begon in de historische reeks bemoedigend, met 166,7 MWp in januari, en 199,3 MWp nieuwe capaciteit in februari. De hoge toevoeging in januari 2021 bleek na vragen van Polder PV aan CertiQ, veroorzaakte te zijn door een flinke "3 nullen" ingave fout van een netbeheerder, die pas in het volgende (februari) rapport werd hersteld. Wat daardoor een onwaarschijnlijk, veel te laag volume kreeg toebedeeld.
Februari 2022 haalde net niet het record volume voor die maand in 2020 (204 MWp), maar ligt beduidend hoger dan de 165 MWp in februari 2019. Gecombineerd, hebben de 2 eerste rapportages nu 366 MWp toegevoegd in 2022, t.o.v. 370 MWp in die eerste 2 maanden in 2021, vrijwel gelijk dus.
3. Gemiddelde capaciteit nieuwe PV installaties februari 2022
Als we uitgaan van de CertiQ cijfers zoals nu gepubliceerd, deze als "correct" beschouwen, relatief weinig uitstroom van verwijderde projecten in de data bestanden veronderstellen, en de maandelijkse netto toevoegingen in de rapportages voor februari 2022 combineren met de toegevoegde capaciteiten in die maand, resulteert dit weer in een hoog gemiddeld systeem vermogen van 773 kWp per stuk bij de nieuwkomers, weer hoger dan in januari (741 kWp gemiddeld bij de nieuwkomers). Dat geeft voor februari een gemiddelde omvang van zo'n 2.209 zonnepanelen à 350 Wp per project. Dat zijn dus weer - gemiddeld genomen - forse projecten geweest.
Het evoluerende systeemgemiddelde bij de totale accumulatie in het CertiQ dossier is door de relatief hoge capaciteit toevoeging in februari weer verder toegenomen. Zie paragraaf 8.
4. Kwartaal cijfers CertiQ maandrapportages - eerste 2 maanden voor QI 2022
Groeicijfers per kwartaal volgens de oorspronkelijke maandrapportages. Het record volume per kwartaal is tot nog toe al in QIV 2020 gerealiseerd, met 874 MWp.
2021 liet een sterk wisselend beeld zien, met hoge toevoegingen in het 2e (728 MWp) resp. 4e kwartaal (672 MWp), gebaseerd op de maand rapportages. Voor 2022 zijn de eerste 2 rapportages inmiddels bekend, 167, resp. 199 MWp, totaal 366 MWp. Als het gemiddelde volume van die maanden ook in maart gehaald zou worden, zou het eerste kwartaal iets hoger kunnen worden dan het volume gerapporteerd voor QI 2021 (541 MWp). Met nog een maand te gaan, ligt het niveau sowieso al 21% hoger dan de 304 MWp toegevoegd in het hele eerste kwartaal in 2020.
5. Half-jaar cijfers CertiQ maandrapportages - eerste toevoegingen voor het nieuwe jaar
Groeicijfers per half-jaar. De Y-as geeft de nieuw gerapporteerde capaciteiten in MWp, volgens de maandrapportages in de getoonde half-jaren. Op de X-as per kolom de resultaten van de 6 maand rapportages uit de half-jaren (HI = jan. tm. juni; HII = juli tm. december) sinds 2010, tot en met 2e half-jaar van 2021, en, achteraan, de accumulatie van de eerste 2 maand resultaten voor 2022 (gearceerd).
Het tweede half-jaar van 2020 heeft een nieuwe record capaciteit van 1.432 MWp laten zien, temidden van de mondiale Covid19 pandemie. Daarna zijn de halfjaar volumes in de maand rapportages stapsgewijs afgenomen, van 1.269 MWp in H1 2021, naar nog maar 1.026 MWp in de tweede jaarhelft van vorig jaar. Een duidelijke afkoeling van de progressie, zo lijkt het.
De laatste - gearceerde - kolom toont de eerste 2 toevoegingen voor het eerste halfjaar van 2022, 366 MWp nieuw volume. Hier moeten uiteraard nog 4 maand rapportages bovenop worden gestapeld. Zou het maandgemiddelde voor de eerste 2 maanden daar op worden toegepast, is puur theoretisch een groei van 1.098 MWp mogelijk in het eerste half jaar. Dat zou lager zijn dan de groei in het eerste half jaar van 2021 (1.269 MWp), maar hoger dan het tweede half jaar in 2021. Gezien o.a. de blijvend grote problemen met (voorhanden) netcapaciteit, blijft het spannend of een hoog uitbouw tempo (realisaties) mogelijk blijft.
6. Kalenderjaar cijfers CertiQ maandrapportages & jaar-revisies - tm. februari 2022, inclusief revisie 2019, eerste jaar rapport cijfers 2020 en 2021, en meest recente herzieningen
Voor beschouwing van een vorige versie van deze grafiek, zie onder de bespreking van het april maand rapport van 2021. Nieuwe kalenderjaar volumes volgend uit de oorspronkelijke maand rapportages zijn hier weergegeven in lichtblauwe kolommen. De volumes die volgen uit de later verschenen oorspronkelijke, dan wel gereviseerde jaar rapportages zijn getoond in de donkerblauwe kolommen. Normaliter werden gearceerde kolommen later nog bijgesteld door CertiQ. Zoals in een vorige analyse besproken in paragraaf 9, worden er echter geen gereviseerde jaaroverzichten meer gepubliceerd door CertiQ, en moeten we de actuele cijfers proberen te reconstrueren. De gearceerde kolom voor 2020 is in ieder geval het gevolg van het verschil tussen het EOY volume in het gereviseerde jaar rapport voor 2019, en dat in het later niet meer gereviseerde eerste jaar rapport voor 2020. De kolom voor 2021 is het verschil tussen de EOY volumes in de twee niet meer gereviseerde jaar rapportages voor de jaren 2020 en 2021.
Het op basis van de maandrapportages bereikte niveau voor 2021, 2.295 MWp, is al 21% hoger dan de 1.897 MWp voor 2020 in de maandrapportages over dat jaar. En bijna 13% hoger dan het jaargroei cijfer in het eerste (niet meer gereviseerde) jaar rapport over 2020 (2.036 MWp). Het verschil tussen de jaar rapport cijfers is in 2020 en 2021 veel minder groot, 2.036 MWp in 2020, en 2.101 MWp in 2021 (3,2%), maar ook dat is gebaseerd op alweer achterhaalde cijfers. Helemaal rechts zien we, gearceerd, het eerste gecumuleerde resultaat voor 2022 staan (jan. - feb.), 366 MWp. Waar nog 10 maand rapportages aan moeten worden toegevoegd. Als de groei in het hele jaar constant zou blijven, zou de totale jaargroei bijna 2,2 GWp kunnen worden, maar dat is een nog veel te vroege speculatie, omdat de maand volumes dramatisch van elkaar kunnen verschillen. En er nog tal van onopgeloste problemen zijn, zoals de zeer serieuze netcongestie, en gebrek aan kundig personeel in de zonnestroom markt in Nederland.
Revisie oudere jaargroei cijfers (ctd.)
In deze grafiek heb ik wederom twee opnieuw berekende jaarvolumes getoond, op basis van de in elk CertiQ maandrapport getoonde meest actuele grafiek, in 2 rood gekleurde horizontale lijnstukken. Ditmaal gebruik makend van de grafiek in het februari 2022 maand rapport. De methode daarvoor heb ik toegelicht in paragraaf 9 van de analyse van het december 2021 rapport. Deze reconstructie methode is ingezet, omdat er géén herziene jaaroverzichten meer zijn verschenen bij CertiQ (sedert kalenderjaar 2020), en "officiële" gewijzigde historische cijfers voor die jaren vooralsnog ontbreken.
Met deze meest recente extrapolaties komt het jaarvolume voor de gecertificeerde capaciteit voor 2020 ditmaal uit op 2.350 MWp (vorige rapportages: 2.360 MWp, eerder 2.550 MWp), en voor 2021 inmiddels op 1.970 MWp (vorige rapportages: 1.855 MWp, eerder 1.588 MWp). Nog steeds wijken deze meest recente jaargroei cijfers sterk af van de volumes die volgen uit de accumulaties van zowel de maandrapport data, als van die gebaseerd op de jaar rapportages. Maar, zoals ik eerder al verwachtte, zijn de twee rode lijnstukken weer verder naar elkaar toe gegroeid, en is het verschil in jaargroei volume tussen genoemde 2 jaren nogmaals flink geslonken. Het verschil zal in komende rapportages beslist nog verder kunnen gaan afnemen. Momenteel is in ieder geval de nu actueel bekende jaargroei in het CertiQ dossier in 2021 ruim 16% lager geweest dan in 2020. In de vorige analyse was dat nog 21%, dus het verschil wordt kleiner.
Wel is het zo dat met de meest actuele stand van zaken, bij de capaciteitstoename voor het jaar 2020 16,0% meer vermogen lijkt te zijn gerealiseerd dan was af te leiden uit de (voorlopige) jaaroverzichten. Voor 2021 is dat 10,8% minder, al zijn voor dat jaar geen officiële revisie cijfers bekendgemaakt. Bij de aantallen nieuwe projecten per jaar zijn deze relatieve verschillen 15,4% positief voor 2020, resp. 6,2% negatief voor 2021. De absolute jaargroei van de aantallen projecten zou in de huidige status update neerkomen op zo'n 5.551 exemplaren voor 2020, resp. 3.400 nieuw in 2021.
Met name de cijfers voor 2021 kunnen nog fors worden bijgewerkt.
7. Accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit
De trendlijn in de grafiek is sedert de mei 2020 update, als gevolg van de aanvankelijk tegenvallende cijfers in 2020 (incl. de negatieve groei in april anomalie), aangepast t.o.v. het exemplaar in de voorgaande versies. De polynoom "best fit" curve is vervangen door een voortschrijdend gemiddelde trendlijn, waarbij het gemiddelde resultaat van de laatste drie maanden wordt weergegeven. De rode lijn laat, op enkele kort durende anomalieën na, een voortdurende flinke progressie zien. Vertikale blauwe stippellijnen geven vanaf de bespreking van de november 2020 rapportage het snijpunt van de bereikte 1.000 MWp piketpalen ("een GWp") met deze curve weer. De zevende piketpaal is eind november 2021 gepasseerd. Met de toevoeging van de 2e maandrapportage van 2022 staat er nu bij CertiQ inmiddels alweer een geaccumuleerd gecertificeerd vermogen genoteerd van 7.783,8 MWp, bijna 7,8 GWp aan PV capaciteit.
Het inmiddels alweer bereikte volume van 7,78 GWp in het CertiQ rapport van februari 2022 is een factor 354 maal het volume eind 2009 (22 MWp). En al ruim 60 maal het volume in juni 2015 (129,5 MWp), vlak voordat de hoge groei bij CertiQ manifest werd. Deze fenomenale groei in de projecten markt is een van de grootste problemen voor de netbeheerders geworden, de laatste jaren. Voor een nieuwe prognose voor medio 2022, gebaseerd op o.a. dit diagram, zie de grafiek in paragraaf 9.
De verdere progressie hangt wederom van onzekere factoren af, met name de voortwoekerende netcapaciteit problemen, de beschikbaarheid van kundig en gekwalificeerd technisch personeel. De SDE portfolio's zijn echter nog dermate groot (analyse 1 januari 2022 update alhier), dat we nog zéér veel volume kunnen gaan verwachten in de komende jaren. Gezien de krappe tijdvensters waarbinnen SDE beschikte projecten gebouwd dienen te worden, en ondanks een jaar respijt vanwege de pandemie, is 2021 sowieso een prima jaar geworden. Zeker op het gebied van de realisatie van grotere, SDE "+" en "++" gesubsidieerde projecten.
RVO blijft fors achterlopen op CertiQ dossier
In haar recente overzicht van begin januari dit jaar werd door RVO een "beschikt opgeleverd vermogen" van 7.045 MWp opgegeven. Uit de evolutie grafiek met de meest actuele status van bij CertiQ bekend feitelijk gerealiseerde capaciteit (grafiek in het februari 2022 rapport), is nu voor eind december 2021 een vermogen bekend van ongeveer 7.600 MWp. Dat is een fors volume van 555 MWp, bijna 8% meer, dan wat RVO (als gerealiseerde beschikte capaciteit) aangeeft. Ik geef al vele jaren aan, dat het RVO - SDE dossier achter loopt bij de actuele registraties van CertiQ. Dit is eens te meer een duidelijk bewijs daarvoor. Daar komt bovenop, dat steeds meer projecten zonder SDE subsidie opgeleverd zullen gaan worden, waarvan de project eigenaren echter wel Garanties van Oorsprong willen verzilveren. Die vinden we dan niet meer terug bij RVO, maar beslist wél in de CertiQ cijfers. Het gat tussen de twee grote dossiers zal dan zeer waarschijnlijk structureel groter gaan worden.
8. Evolutie systeemgemiddelde capaciteit bij accumulaties CertiQ dossier
Met de aanhoudend sterke groei van de accumulatie van (gecertificeerde) zonnestroom capaciteit, bleef jaren lang ook de gemiddelde projectgrootte fors groeien in de cijfers van CertiQ. In twee korte periodes was er even een terugval (voorjaar 2020, en in februari 2021).
Er zijn eerder al twee piketpalen gepasseerd, in maart 2019 werd een gemiddelde van 100 kWp gehaald, in januari 2021 ging het al over de 200 kWp heen (bovenste 2 horizontale stippellijnen). De toename van het systeemgemiddelde was hoog in 2020, toen vele grote projecten werden toegevoegd. Weliswaar was de groei in 2021 iets minder sterk, maar bleef het systeemgemiddelde verder toenemen. Om eind februari 2022 te culmineren in 250,8 kWp. Waarmee mijn voorspelling in de vorige analyse alweer bewaarheid is geworden: een kwart MWp gemiddeld per project bekend bij CertiQ is inmiddels alweer overschreden, het eind lijkt voorlopig nog niet in zicht.
Het maximale niveau eind februari 2022 is een hoge factor 43,2 maal het gemiddelde begin 2010. En een factor 16,7 maal zo hoog dan de minimum omvang waarvoor een SDE "+" project sedert SDE 2011 (volgens wettelijk voorschrift) wordt geaccepteerd door RVO (15 kWp, onderste horizontale blauwe stippellijn). Ook in deze grafiek is, vanwege de trendbreuk begin 2020, afgestapt van een polynoom trendlijn, en is deze vervangen door een voortschrijdend gemiddelde lijn, met gemiddelde waarden van de laatste drie maanden (rode curve).
De gemiddelde systeemgrootte van de netto toevoeging in de februari 2022 rapportage lag die maand weer op een hoog niveau, 773 kWp (paragraaf 3). Dat het in de grafiek getoonde gemiddelde voor alle geaccumuleerde projecten normaliter (veel) lager ligt dan bij de maandelijkse toevoegingen, komt door het blijvend "drukkende effect" van de duizenden kleine residentiële PV installaties uit de eerste 3 SDE regelingen (vaak met een omvang van maar een paar kWp per stuk). De verwachting is, dat dit effect op het totale systeemgemiddelde nog lang zal aanhouden gezien hun volume. Pas als er continu véél, en ook zeer grote fysiek opgeleverde nieuwe SDE projecten gaan cq. blijven instromen bij CertiQ, zal dat effect (deels) worden opgeheven. Daarbij s.v.p. niet vergeten dat de duizenden kleine residentiële installaties ook voor 15 jaar een SDE (2008-2010) beschikking hebben (zie grafiek met de actuele [overgebleven] aantallen per grootte categorie in het eerste jaar overzicht van 2020, en, ditto, met een andere categorie indeling, in het 1e overzicht voor 2021). Dus het gros daarvan zal beslist nog tot en met 2023 in dienst zijn, en geregistreerd blijven bij CertiQ. Zonder registratie immers géén (voorschot-betalingen voor) SDE subsidie meer.
9. Totaal CertiQ volume - nieuws m.b.t. revisie cijfers en extrapolatie tm. medio 2022
Voor een uitgebreide analyse van gereviseerde cijfers voor de afgelopen twee jaren (2020 en 2021), zie paragraaf 9 in de bespreking van het december 2021 rapport.
Op basis van de actuele grafiek in het februari 2022 rapport van CertiQ heb ik de voor die jaren geldende eind cijfers (EOY) opnieuw bepaald. Deze heb ik reeds getoond en besproken in paragraaf 6, en geven het meest actuele resultaat aan voor die jaren. De verwachting is dat deze resultaten nog lang niet definitief zijn, en met elk maandrapport nogmaals zullen worden bijgesteld. Die zullen dan ook in komende analyses direct worden meegenomen.
Nieuwe extrapolatie, voor medio 2022, op basis van maandrapportages
Hier onder ga ik opnieuw, wat alleen het CertiQ volume betreft (!), met een nieuwe extrapolatie, in op het accumulatie potentieel voor medio 2022. Dit, n.a.v. de groei bij de accumulatie van de capaciteit, inclusief de toevoegingen in de laatste maandrapporten.
Extrapolatie voor medio 2022
Het aanvankelijk zeer forse verschil tussen de eindejaars-volumes voor 2020 volgens het december rapport van dat jaar (5.123 MWp, blauw omkaderd), en de nieuw gereconstrueerde laatste omvang voor het eindejaars-volume, inmiddels 5.630 MWp, i.p.v. de eerder getoonde 5.317 MWp in het eerste jaaroverzicht voor 2020 (groen, gestreept omkaderd), is weer iets verminderd, maar nog steeds zeer groot. Het verschil tussen de twee waarden is in 2021 veel kleiner, 7.418 MWp volgens het 1e jaaroverzicht, en inmiddels 7.600 MWp in de huidige reconstructie van de meest recente evolutie grafiek van CertiQ. Voor de kalenderjaren tm. 2019 zijn gereviseerde jaar rapportages voorhanden, hun "eindwaarden" zijn weergegeven met de gesloten groene diamantjes.
In een nieuwe, "conservatieve" lineaire extrapolatie voor de mogelijke accumulatie in het CertiQ register, medio 2022 (zwarte lijn), heb ik in deze laatste korte termijn prognose wederom eind 2018 als begin referentie genomen (eerste vertikale blauwe stippellijn), en via het laatste maand resultaat, februari 2022, lineair ge-extrapoleerd naar medio 2022 (MY '21, 2e vertikale blauwe stippellijn). Met deze extrapolatie komen we halverwege het nieuwe jaar inmiddels op een mogelijke accumulatie van zo'n 8.420 MWp uit, weergegeven rechts van de rechter Y-as. Dat is weer duidelijk hoger dan de 8.380 MWp in de vorige rapportage.
Ten tweede. Gaan we uit van de best fit trendlijn door de maand resultaten, een (conservatieve) 3e graads polynoom (rode curve), en bepalen we daarvan het snijpunt met genoemde blauwe stippellijn, komen we op een niveau uit van ongeveer 8.950 MWp. Dat is een verschil van 30 MWp met de uitkomst van 8.920 MWp in de analyse van januari 2022.
Middelen we deze 2 relatief conservatieve scenario's uit, zouden we op een voorlopige "educated guess" voor het geaccumuleerde CertiQ volume, medio 2022, komen van ongeveer 8.685 MWp. Dat is weer 35 MWp hoger dan in de vorige analyse.
Omdat met name voor 2021 er nog wel wat volume kan worden bijgeplust, is het "zoekgebied" voor het te verwachten volume medio 2022 in het bovenste deel van de ovaal met gestippelde rand in de grafiek.
Wel moet men blijven beseffen, dat CertiQ al enige tijd het grootste zonnestroom dossier in Nederland omvat. Maar dat dit alles nog exclusief de residentiële, nieuwbouw, huur- en andere marktsegmenten is, die niet, of nauwelijks zijn vertegenwoordigd in het - omvangrijke - CertiQ dossier. We zullen later aan de hand van nieuwe cijfers van het CBS meer zicht krijgen op de totale marktgroei in Nederland.
10. Gecertificeerde zonnestroom productie tm. januari 2022 - wederom record GVO uitgifte in 12 maanden tijd
De "gemeten" producties van gecertificeerde zonnestroom worden door CertiQ ook in hun maand rapportages weergegeven, en wel over de daar aan voorafgaande maand. Dit zijn, wederom, altijd minimum inschattingen, omdat er vaak nog de nodige productie cijfers "na worden geleverd". De grootste volumes zijn wel al bekend, in de rapportage maand, volgend op de verslag-maand.
In bovenstaande grafiek in magenta de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteit in de CertiQ databank, eindigend op 7.784 MWp in het februari 2022 rapport (geel omrand punt rechtsboven, referentie: linker Y-as). Na het voorlaatste dieptepunt van 66,2 GWh in december 2020 (1e blauwe pijl), en de tot nog toe record productie in juni 2021, 822,5 GWh (blauw data punt met rode rand, rechtsboven in de grafiek), zijn de maandelijkse producties zoals verwacht kon worden weer flink gedaald tm. december. Zoals in de vorige analyse aangekondigd, is de productie curve sedert het laatste dieptepunt, in december 2021 voorlopig een volume van 94,4 GWh (43% hoger dan december 2020) weer toegenomen in januari 2022. Een beperkte stijging naar 115,1 GWh, het was volgens het KNMI dan ook een vrij sombere maand. De 2 laatste december maanden met de laagste volumes zijn met 2 blauwe pijlen weergegeven, rechts onderaan. De producties in die winterse maanden worden elk jaar hoger. Een onherroepelijk gevolg van de enorme toename aan opgestelde capaciteit, waarvan de productie in de winter, hoe laag ook, wordt toegevoegd aan dat van de bestaande populatie.
De essentie van deze curve is vergelijkbaar met de berekende (totale) nationale productie, zoals Martien Visser van En-Tran-Ce die regelmatig publiceert op Twitter. Het laatste exemplaar wat hij toonde werd door hem op 28 februari jl. gepubliceerd. Het verschil is, dat bovenstaande grafiek gebaseerd is op volledig gecertificeerd en geijkt bemeten installaties, met een volume wat al de grootste deel van de totale markt omhelst. Wel moet daar nog e.e.a. aan meetwaarden aan worden toegevoegd, revisies van die cijfers van voorgaande jaren vinden we nog wel terug in de jaaroverzichten die de TenneT dochter publiceert.
Totale gecertificeerde jaarproducties zonnestroom in 2020 en 2021
Zie hiervoor, en over eerste bespiegelingen over de totale "groene" en "grijze" stroomproductie in 2020, de uitgebreide bespreking in het januari rapport 2021. Ook in het detail overzicht van het eerste jaar rapport van 2021 ben ik dieper ingegaan op de groene stroom productie, import en export van GvO's. Het allereerst gepubliceerde gecertificeerde productie cijfer voor 2020 was voor zonnestroom bijna 3.749 GWh. In het eerste jaaroverzicht voor 2021 is dat nu opwaarts bijgesteld naar 3.937,4 GWh, 5% meer. Met deze bijstelling is de aanwas in 2020 t.o.v. de gecertificeerde productie in (voormalig record) jaar 2019 (2.047 GWh), nu al ruim 92%. Mogelijk kan dit nog wat hoger worden, maar het verschil is nu al respektabel te noemen. Zeker als we ons realiseren met welke problemen de installatiebedrijven werden geconfronteerd in het eerste Covid19 jaar 2020.
Volgens de nog zeer voorlopige opgave van de hoeveelheid afgegeven GvO's voor Nederlandse gecertificeerde zonnestroom tm. december 2021, is er alweer een kalenderjaar record volume van 5.632 GWh aan productie middels certificaten vastgelegd in 2021. Dat is alweer iets meer dan de 5.605 GWh gepubliceerd in het 1e jaar rapport over 2021, maar dat bevatte dan ook nog niet de productie in december. Genoemde 5.632 GWh is alweer 34% meer productie dan in 2020 (gereviseerde cijfers). En kan beslist nog fors meer gaan worden, als nog niet bekende data van geregistreerde PV projecten bij CertiQ aangemeld gaan worden.
De tot nog toe geregistreerde productie van de twaalf maanden tot en met januari 2022 laat alweer een nieuw record volume zien van 5.709 GWh.
11. Andere cijfers zonnestroom certificaten CertiQ
GvO import
CertiQ publiceert ook separate import- en export cijfers van GvO's voor zonnestroom. Door eerder gerapporteerde problemen met de registraties daarvan (verdwenen nieuwsberichten op de website), zijn de import cijfers mogelijk niet representatief voor de laatste maanden van 2021. In november dat jaar was het niveau relatief laag, slechts 25,5 GWh. In december is dat plots 410,5 GWh geworden, toen een record. Januari 2022 gaf echter alweer een nóg hoger volume te zien (mogelijk deels vanwege administratief inhaalwerk), 520,6 GWh. In februari viel het niveau weer terug naar 303,9 GWh. Het hoogste volume in 2020, 94,1 GWh, werd genoteerd in mei van dat jaar. Het laagste niveau in 2021 was slechts 0,7 GWh in april.
GvO export
Gelijktijdig met de import van GvO's voor zonnestroom, werden er in februari 2022 ook weer zonnestroom GvO's ge-exporteerd, uit Nederland, naar buitenlandse opkopers onder de Europese paraplu. Met 50,4 GWh was dat echter maar ruim de helft van het volume in januari (92,3 GWh). Het export record werd gevestigd in september 2021 (176,9 GWh).
12 maand accumulaties
Voor de accumulaties van de laatste 12 maanden nam de import fors toe, van 418 (juli 2021), naar een nieuw record volume van 1.893 GWh in februari 2022, waarbij het vorige record in de 12 maanden tm. oktober 2018 (1.831 GWh) werd verbeterd. Bij de 12 maandelijkse accumulatie voor de export werd in februari dit jaar een volume van 810 GWh bereikt, iets minder dan tm. januari dit jaar (ruim 829 GWh).
Afgezien van mogelijke fouten bij de ingaves bij CertiQ, komt de balans tussen de import- en export volumes van GvO's voor zonnestroom, na een langere periode met negatieve balansen, in februari 2022 neer op 254 GWh meer aan certificaten ge-importeerd dan het land uit ge-exporteerd. In september 2021 was er nog een negatief record van 170 GWh (meer export dan import), in januari een record overschot (ruim 428 GWh). Bij de 12-maandelijkse accumulaties is tm. februari 2022 weer een positief resultaat van 1.083 GWh behaald (meer import dan export), nog ver verwijderd van het record van 1.771 GWh overschot in oktober 2018. In juli lag dat 12 maandelijks voortschrijdend gemiddelde nog op een record negatief niveau van -161 GWh (meer export dan import in die periode).
GvO maandgemiddeldes
De langjarige maandgemiddeldes voor de zonnestroom GvO's in de periode januari 2016 tm februari 2022 waren als volgt: 85,6 GWh/mnd (import) resp. 24,3 GWh/mnd (export). Dus blijvend veel meer (netto) import dan export, waarmee een nog steeds relatief klein deel van de dominant fossiele stroom consumptie "administratief wordt vergroend".
Januari 2022 was de maand met de hoogste import volumes van zonnestroom GvO's (521 GWh), voor de export is dat september 2021 (177 GWh). Bij de voortschrijdende 12-maand accumulaties zijn de record maanden februari 2022 (import, 1.893 GWh), en september 2021 (export, 834 GWh). Als we de "balans" van import minus export volumes van zonnestroom certificaten in een aaneengesloten periode van 12 maanden berekenen, zien we sedert het eerste datapunt (maart 2015) een zeer grote spreiding. Variërend van 1.771 GWh (oktober 2018 en 11 maanden daar aan voorafgaand) positief, tot 161 GWh negatief (meer export dan import van zonnestroom GvO's in die periode) voor juli 2021 en de daar aan voorafgaande 11 maanden.
In februari 2022 was de "voorraad" van nog niet aangesproken GvO's bij CertiQ (van groot naar klein: wind, biomassa, zon, water, en [nihil] geothermie GvO's) t.o.v. januari 2022 weer iets afgenomen naar 21,38 TWh. Dat blijft echter nog steeds zeer hoog. Vergeet daarbij niet, dat de totale netto stroomproductie van Nederland rond de 120 TWh per jaar ligt (2020). Dat is dus het equivalent van bijna 18% van dat totaal. Die enorme voorraad blijft een aanzienlijke marktwaarde aan "groenheid" vertegenwoordigen ...
12. Jaarverslagen en jaaroverzichten
Voor cijfers uit het jaarverslag over 2020 zie paragraaf 12 in de analyse van maart 2021.
Voor links naar besprekingen van de jaaroverzichten van 2020 en 2021, zie bronnen overzicht hier onder.
Eerdere analyses van maandrapportages 2021-2022 op Polder PV
Huidige rapportage: februari 2022
December
2021
November
2021
Oktober
2021
September
2021
Augustus
2021
Juni
& juli 2021
Mei
2021
April
2021
Maart
2021
Februari
2021
Januari
2021
Detail analyse eerste jaar rapport 2021 van CertiQ (zonnestroom). Zie ook introductie (2 februari 2022)
Detail analyse eerste jaar rapport 2020 van CertiQ (zonnestroom). Zie ook introductie (6 maart 2021)
Bronnen:
Statistische overzichten CertiQ (per maand)
NB: de website van CertiQ is volledig vernieuwd op 20 september 2021. Aanvankelijk waren alleen de maandrapportages van 2021 toegankelijk. Eind oktober 2021 werden weer alle maandrapportages beschikbaar gemaakt via downloadbare zip-files per kalenderjaar, vanaf 2004 (archief pagina).
1 maart 2022: Zonnestroom opbrengst Polder PV - officieel besluit van meteorologische winter. Met de zonnestroom opbrengsten voor februari werd "officieel" de meteorologische winter afgesloten. Februari kende twee gezichten, een met een ongekende, historische reeks van 3 zware stormen, maar ook, aan het eind, enkele spectaculair zonnige dagen. De producties van het oude PV systeem bij Polder PV worden in dit artikel vermeld en grafisch weergegeven.
Het KNMI had wat meer woorden nodig om februari te karakteriseren dan normaal: "Zeer zacht, zeer nat en zonnig. Drie stormen binnen een week". Deze laatste "officiële" wintermaand had 109 zonuren t.o.v. het nieuwe historisch gemiddelde (1991-2020) van 92 uren, in het centraal gelegen De Bilt was de verhouding 106 / 90 uur. Ditmaal had niet Zeeland, maar Noord-Holland het zonnigste station. Bij De Kooy, Den Helder werden 125 zonuren gemeten in februari. Het bezuiden de Dollard (prov. Groningen) gelegen Nieuw Beerta scoorde het slechtst, met 94 zonuren.
In bovenstaande tabel alle productie resultaten van deel-installaties en het totaal van het hele project (14 zonnepanelen, 1,33 kWp) van Polder PV, voor februari 2022 (linker blok), en de cumulatie van januari en februari 2022 (rechter blok).
Februari was net als januari door de bank genomen vaak (zwaar) bewolkt en nat, maar er waren ook heldere momenten. Vooral de laatste dagen hadden we enkele prachtige zonnige periodes, met hoge output van de PV installaties. Netto bezien resulteert dit voor Polder PV in een "iets bovengemiddelde" opbrengst voor deze maand.
De deelsystemen van de Polder PV installatie wekten, terug gerekend naar de opgestelde capaciteit (4e kolom), tussen de 46,0 (4x 108 Wp ZZO achterste rij) en 48,8 kWh/kWp op (Kyocera set 2x "50" Wp). De productie lag daarmee alweer zeer ruim boven het dubbele van de opbrengst in januari (tussen de 17,3 en 20,5 kWh.kWp). Alle veertien modules bij elkaar produceerden in februari ruim 62 kWh, genormeerd, 47 kWh/kWp.
Samen met januari hebben de eerste 2 maanden bij ons 87 kWh opgeleverd, wat resulteert in een specifieke opbrengst van 65 kWh/kWp voor die periode (laatste kolommen).
Vanaf maart zal het met de productie, naar verwachting, gezien de historische evolutie, rap sneller gaan met de cijfers.
In bovenstaande, al jaren bijgewerkte grafiek alle maandopbrengsten van het uit tien PV modules bestaande kern-systeem van 1,02 kWp (tm deel van oktober 2001 nog slechts bestaand uit 4 panelen, dus opbrengsten tot die maand niet representatief voor de rest). In september - oktober 2010 is er een forse dakrenovatie geweest, waarbij het complete systeem een groot deel in die periode van het net werd gekoppeld. De lage opbrengsten in die maanden zijn niet representatief en deze worden dan ook buiten de gemiddelde maandwaarden curve (zwarte getrokken lijn) gehouden.
Waar januari 2022 nog onder het gemiddelde van alle representatieve jaren zat, ligt de output in februari er duidelijk boven: 47,6 kWh voor dit kern-systeem, t.o.v. langjarig gemiddeld 44,0 kWh (zwarte lijn). Voor februari vinden we het laagste punt in 2009 (27,3 kWh), de hoogste productie die maand was in 2018, met bijna 71 kWh. Dat was een maand die door het KNMI dan ook als "uitzonderlijk zonnig" werd gekwalificeerd.
De hoogste opbrengsten die ooit per maand werden gehaald waren in mei 2020 (150,8 kWh), resp. juli 2006 (149,1 kWh). December 2017 was het dieptepunt, met slechts 10,1 kWh op de teller.
In deze tweede grafiek zijn alleen de resultaten voor de afgelopen vier jaar getoond. Het huidige exemplaar geeft dus de kalenderjaar producties van 2019 tm. 2022 weer. De verschillen tussen de maand producties zijn zoals gebruikelijk soms behoorlijk groot, zelfs in deze relatief korte periode van vier jaar. Met name in februari (spreiding tussen 33 en 59 kWh), maart (tussen 65 en 92 kWh), en in mei (tussen 118 en 151 kWh). Ook de spreiding in juli en in oktober is fors, in de getoonde periode. Dit soort variaties is normaal voor een weer-afhankelijk energie productie systeem.
Vergelijking productie januari tm. februari 2022 t.o.v. voorgaande jaren
Deze derde grafiek toont de komende maanden de volledige kalenderjaar opbrengsten voor het 1,02 kWp kern-systeem tussen 2000 en 2022. Het huidige exemplaar bevat de cumulatieve productie van januari en februari van de getoonde kalenderjaren. De jaren 2000-2001 worden niet meegeteld voor het langjarige gemiddelde (toen nog - deels - 4 panelen). Helemaal achteraan als oranje kolom weergegeven: 68 kWh gemiddeld in januari tm. februari, voor het getoonde 1,02 kWp kern-systeem. Ook is weer de zogenaamde "mediaan" waarde weergegeven in de gestreepte magenta lijn, die de extreme waarden (in dit geval, 2007 en 2003) min of meer uitfiltert. De mediaan komt met de opbrengsten voor de eerste twee maanden in de jaren 2002 tm. 2022 vrijwel op dezelfde waarde als het langjarige gemiddelde, 67,5 kWh.
De productie in januari tm. februari 2022 ligt met 66,1 kWh 2,1 procent onder de mediaan waarde in 2002-2022 (67,5 kWh), ten opzichte van het langjarige gemiddelde is het verschil iets hoger, -2,4%. Daarmee is de periode januari-februari 2022 in onze reeks op de 12e plaats beland van de 21 gemeten jaren van deze groep modules.
Deze grafiek toont de cumulatieve jaarproductie van alle jaren vanaf 2002, voor het 1,02 kWp kern-systeem van Polder PV. 2022 is, met de toevoegingen van januari - februari (binnen de ovaal links onderaan) natuurlijk nog maar net begonnen, hier moeten nog 10 - meestal forse - maandproducties bovenop worden gestapeld. We hebben met de bespreking van het december rapport van 2021 al gezien, dat vorig jaar sterk suboptimaal heeft gepresteerd. Dat kan dit jaar zomaar anders worden, en gaan we mede in deze grafiek van maand tot maand vervolgen. 2003 blijft in deze reeks een "abnormaal" zonnig topjaar, met 1.070 kWh op de teller, eind december. De toen nog vrij nieuwe micro-inverters hingen destijds ook goed natuurlijk gekoeld buiten onder de panelen, en werden door problemen in 2005 binnenshuis geplaatst, waar ze zeker in de zomer vaak last hebben van "hittestress", ondanks soms ingezette geforceerde koeling met computer ventilatortjes. 2012 vormde het "dieptepunt", met 885 kWh. De jaaropbrengst voor 2010 bleef laag, omdat in het najaar langere tijd het complete systeem van het net was afgekoppeld vanwege een dakrenovatie (derhalve niet representatief jaar, curve op het eind gestippeld weergegeven).
Boonstra grafieken (nagekomen)
Anton Boonstra publiceerde op 7 maart 2 grafieken met zijn fenomenale extracten uit de KNMI instralings-gegevensbank en productie gegevens in het PV Output portal.
De instraling in het horizontale vlak was in de eerste 2 maanden van het jaar beduidend minder dan in dezelfde periode in 2021, gemiddeld maar liefst 11,3% minder. In absolute zin was de instraling deze 2 maanden gemiddeld 59,7 kWh/m². De spreiding over de provincies was 54,1 kWh/m² in Groningen, tot 68,1 kWh/m² aan de andere kant van het land, in Zeeland. De verschillen met vorig jaar hadden een range van -1,3% in Friesland, tot zelfs minus 17,1% in zowel Overijssel als Gelderland.
Uit het PV Output portal synthetiseerde Boonstra de gemiddelde zonnestroom productie van de eerste 2 maanden van 2022, van ruim 1.000 PV installaties. De gemiddelde specifieke opbrengst was 12% lager dan in januari tm. februari 2021, en lag in absolute zin op 55,8 kWh/kWp. Er was hierbij een spreiding tussen 48,3 kWh/kWp in Groningen, en 68,5 kWh/kWp in Zeeland (42% meer dan in Noord-Oost Nederland). Mijn provincie Zuid-Holland scoorde gemiddeld 55,4 kWh/kWp in januari - februari 2022. Bij Polder PV zaten we met de 65,3 kWh/kWp van onze oude installatie daar dus beduidend boven.
Klimaatakkoord (nagekomen)
Bericht van 2 maart. Door een combinatie van flinke stormen, en aan het eind van de maand enkele zeer zonnige dagen werden nieuwe records gezet. De combinatie ervan, maakte dat er 24% meer energie uit hernieuwbare bronnen werd geproduceerd dan in februari 2021. Naast ruim 0,5 TWh zonnestroom werd een record van 3,6 TWh windenergie opgewekt ("anderhalf maal de elektra consumptie van de Nederlandse huishoudens"). Op land was er een verdubbeling van de productie, bij 20% meer opgestelde capaciteit, er was immers veel wind in de "randen van de stormen", waarbij de turbines konden blijven draaien. Tijdens de zwaarste storm, Eunice, werd, vanwege veiligheids-overwegingen, bijna het gehele windturbine park stil gelegd, soms langdurig. Tijdens deze periode van 10-12 uur sprongen met name gas- en, in licht verhoogde mate, kolengestookte centrales bij om het productie "gat" af te vangen. Biomassa was echter nog steeds de grootste contribuant van de hernieuwbare energie bronnen.
Op de laatste 2 februari dagen werd er bijna 50 GWh per dag aan zonnestroom geproduceerd, 15% van het nationale stroom verbruik, en equivalent aan 3% van het totale finale energie verbruik in ons land. De piek was hoger dan in de zomer van 2019, de bijna exclusieve reden is de verdrievoudiging van de opgestelde capaciteit in de tussenliggende periode. De verwachting is, dat het nog "oude" record van 80 GWh zonnestroom productie op 1 juni 2021 dit jaar weer verbroken zal gaan worden.
Het aandeel van hernieuwbare bronnen in de stroommix is fors gestegen in februari, van 30 (2021) naar 44% (2022). 5,9% was zonnestroom.
Energieopwek.nl
Op het Energieopwek.nl portal van het Klimaatakkoord zijn de minimale en maximale berekende "zonnestroom productie pieken" in de sterk wisselende februari maand goed terug te zien. Op 20 februari, aan het eind van de heftige periode van 3 zware stormen, lag de (berekende) output piek voor zonnestroom op slechts 949 MW, terwijl wind op zee en op land in de buurt van 6,5 GW hun maximum hadden (over langere tijd op die dag). 3 dagen later, op 23 februari, piekte zonnestroom al op 6,79 GW midden op de dag (Polder PV had ook een mooie opbrengst op die zonnige "post-storm-dag"). Aan het eind van de maand werd dat record alweer 2x verbroken, op zondag de 27e op 7,32 GW (Tweet Polder PV), en op de laatste dag van die maand, maandag 28 februari, alweer op 7,43 GW (Tweet Polder PV). Er werd op die memorabele laatste februari dag volgens Martien Visser van En-Tran-ce (berekend) in heel Nederland een record van 47,5 GWh aan zonnestroom geproduceerd ... (Tweet).
Bronnen:
KNMI:
Februari 2022. Zeer zacht, zeer nat en zonnig. Drie stormen binnen een week (KNMI, voorlopig overzicht, 1 maart 2022)
Klimaatstreepjescodes voor temperatuur, neerslag en zonneschijn (nieuwsbericht KNMI, 3 januari 2022, met o.a. een nieuwe zogenaamde "klimaatstreepjescode", onder anderen ook voor de zonneschijnduur voor de lange periode 1901 tm. 2021)
Boonstra:
Verdeling horizontale instraling in januari tm. februari 2022 t.o.v. 2021 (Twitter, 7 maart 2022)
Gemiddelde productie installaties PV Output portal (Twitter, 7 maart 2022)
Voor wie nog niet genoeg heeft:
Het grote "jouw productie" topic op Duurzame Energie subforum van Gathering of Tweakers (ongoing)
Klimaatakkoord:
Stormen en zonpieken domineren februari (bericht Klimaatakkoord, 2 maart 2022)
Ook blijvend relevant en actueel:
VN-klimaatpanel: Beperkte tijd voor effectieve aanpassing aan klimaatverandering (nieuws artikel over alarmerend IPPC klimaat rapport, 28 februari 2022)
11 februari 2022: "Officiële" stand van zaken realisaties SDE regelingen voor zonne-energie (RVO, 1 januari 2022) - weer flinke toename tempo bij realisatie, 609 MWp nieuw volume, totaal ruim 7 GWp gerealiseerd. Meer dan 4,8 GWp verlies van ooit toegekende capaciteit.
Op de website van RVO verscheen, vrij rap na de vorige update (status 1 oktober 2021, gepubliceerd 7 dec. 2021), een laatste status overzicht voor de SDE regelingen, met peildatum 1 januari 2022. Hierin staat de status voor alle overgebleven beschikkingen tot en met SDE 2020 II. In de huidige analyse wordt het grote hoofdstuk zonnestroom weer in detail uitgediept. Er is inmiddels, met weer een toegenomen realisatie tempo, in totaal 7.045 MWp aan beschikt PV volume gerealiseerd, verdeeld over 26.451 toegekende aanvragen (niet gelijk te stellen aan "projecten"), volgens deze "officiële" update. Dat is weer een forse toevoeging van 608 MWp, ongeveer even hoog als in de update van 2 april 2021. Deze groei ging gepaard met een toename van, netto, 851 beschikkingen, sedert de vorige versie van 1 oktober 2021. Deze toevoegingen zijn gelukkig weer een stuk hoger dan de tegenvallende 328 MWp nieuw volume (verdeeld over 695 nieuw gerealiseerde beschikkingen) gerapporteerd in de vorige kwartaal rapportage. De voorjaars-ronde van SDE 2017, al lang kampioen bij de uitvoering, heeft inmiddels 1.454 MWp aan beschikte realisaties staan, ook binnen de SDE 2018 II en SDE 2017 II regelingen is al een tijdje meer dan 1 GWp aan beschikte capaciteit gerealiseerd.
De verliezen van talloze eerder beschikte projecten blijven als gebruikelijk aanhouden, al is het op een iets minder hoog niveau t.o.v. de voorlaatste update. T.o.v. de status van 1 oktober vorig jaar is er in totaal 314 MWp aan oorspronkelijk beschikte capaciteit verloren gegaan, verdeeld over 885 subsidie toekenningen. Het grootste verlies trad ditmaal op bij SDE 2020 I (ruim 172 MWp). Voor alleen de SDE "+" regelingen is reeds een kwart van het oorspronkelijk beschikte vermogen verloren gegaan. In totaal is er bij alle ooit toegekende SDE beschikkingen (SDE, SDE "+", en de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020 II) een enorm volume van ruim 4,8 GWp aan beschikte PV capaciteit, verdeeld over bijna 18,3 duizend oorspronkelijke beschikkingen verdwenen. Hiermee heeft de PV sector reeds een maximale marktwaarde van ruim 5,4 miljard Euro laten verdampen sedert de start van de eerste SDE regeling.
Met deze update resteert, tot en met de SDE 2020 II regeling, de eerste officiële SDE "++" ronde, een nog in te vullen, beschikt volume van bijna 10,9 GWp, verdeeld over bijna 11 en een half duizend PV project beschikkingen in dit omvangrijke dossier. Dit artikel behandelt de actuele status update volgens de recentste cijfers gepubliceerd door RVO.
Dit artikel behandelt in ieder geval de status update voor zonnestroom en, kort, thermische zonne-energie, gedateerd 1 januari 2022. Een analyse van recente uitgebreide updates vindt u onder 10 december 2021, 4 augustus 2021, 8 april 2021, 22 januari 2021, 29 oktober 2020, 21 juli 2020, 9 april 2020, 15 januari 2020, 30 december 2019, 19 augustus 2019, 16 mei 2019, 18 februari 2019, 13 december 2018, 12 juli 2018, 19 april 2018, 13 februari 2018, en voor 2017 onder 18 november, 4 september, 31 augustus, en 31 mei 2017.
In deze meest recente update is bij de opgeleverde capaciteit, als "officieel" SDE beschikt zonnestroom volume opgegeven door RVO een volume van 7.044,6 MWp, dus al ruim 7 GWp (voor peildatum 1 oktober 2021 was dat nog 6.436,2 MWp), verdeeld over 26.451 project beschikkingen. In het overzicht van 1 oktober 2021 lag dat laatste nog op een volume van 25.600 gerealiseerde toekenningen. Van de oudste regelingen staan er nog steeds 1 (SDE 2014), 2 (SDE 2015), 3 (SDE 2016 I), resp. 14 (SDE 2016 II) beschikkingen open.
De SDE 2017 I regeling had al langere tijd het stokje van SDE 2014 (realisatie 575,2 MWp) overgenomen m.b.t. de door RVO bestempelde gerealiseerde capaciteit, en was de eerste SDE regeling ooit, waarvoor de invulling meer dan 1 GWp was. Inmiddels is dat alweer 1.453,6 MWp geworden, een factor 2,5 maal zo veel capaciteit (volgens de beschikkingen), dan onder de vroeg succesvolle SDE 2014. De najaars-regeling van SDE 2017 werd in de april 2021 update, de tweede historische SDE regeling met meer dan 1 GWp "beschikt opgeleverd". Deze staat momenteel op 1.134,8 MWp. In de update met peildatum 1 juli 2021 diende de derde SDE regeling zich aan met ruim 1 GWp aan realisaties volgens de beschikte capaciteit, SDE 2018 II. Deze is inmiddels zelfs verder uitgelopen op SDE 2017 II, en staat op de 2e plaats met 1.193,1 MWp. Er zijn inmiddels nog 3 recentere SDE regelingen, wat beschikte gerealiseerde volumes betreft, de SDE 2014 voorbij. SDE 2018 I met inmiddels ruim 680 MWp, SDE 2019 I, met 615 MWp, en SDE 2016 II, met 585 MWp.
Ook op het vlak van opgeleverde aantallen beschikkingen is SDE 2017 I weer verder uitgelopen op SDE 2014, met 2.732 t.o.v. 2.143 exemplaren. Ook SDE 2018 II en SDE 2017 II zijn op dat punt de SDE 2014 voorbij gestreefd, 2.197, resp. 2.176 stuks.
Er is, tm. de hier besproken RVO update, die alle resterende beschikkingen omvat inclusief de in de vorige versie toegevoegde SDE 2020 II, in totaal al een historisch volume van meer dan 4,8 GWp, 4.834 MWp, aan beschikte SDE capaciteit, verdeeld over 18.274 beschikkingen, voor zonnestroom verloren gegaan (!) om diverse redenen. Daarnaast staan er nog 11.394 SDE subsidie beschikkingen voor zonnestroom projecten open, vanaf het ene overgebleven exemplaar voor SDE 2014 tm. de 5.199 voor SDE 2020 I (SDE "+"), resp. de 3.470 overgebleven exemplaren voor SDE 2020 II (SDE "++"), met een gezamenlijke, beschikte capaciteit van 10.875 MWp.
Hierbij zitten uiteraard nog niet de volumes voor de tweede SDE "++" regeling, de extréém overtekende SDE 2021, omdat RVO nog steeds bezig is met het uitvlooien van die grote berg aanvragen. Binnen die regeling werd wederom een hoog volume aan zonnestroom projecten aangevraagd, 4.132 MWp. Maar gezien de enorme overschrijving (12 miljard Euro gevraagd bij 5 miljard Euro subsidie plafond), zal daar nog heel erg veel van afvallen.
Gelieve voornoemde artikelen te raadplegen voor achtergronden van de getoonde data. In het huidige artikel presenteer ik zoveel mogelijk de harde, actuele, "officiële" cijfers, mijn commentaar, en interpretaties. En geef ik ook weer updates van twee grafieken met de aanzienlijke verschillen tussen de oorspronkelijke en de overgebleven beschikkingen.
Update van de grafiek gepresenteerd voor de status van 1 oktober 2021, met de nieuwe cijfers voor 1 januari 2022 toegevoegd (laatste kolom achteraan). Ik heb voor het huidige overzicht wederom de fysieke optelling genomen van de beschikte volumes (!) van alle gerealiseerde projecten in de recent gepubliceerde spreadsheet van RVO. Bovenaan de kolommen zijn de volumes aan gerealiseerde PV beschikkingen vanaf de SDE 2017 voorjaars-ronde het meest significant gegroeid, waarbij t.o.v. de voorlaatste update wederom een duidelijke tempo versnelling is te zien. De wijzigingen t.o.v. de vorige update zijn als volgt.
Tot en met SDE 2016 I wijzigde, op marginale correcties van eerder aantallen beschikkingen en capaciteiten (SDE 2008 tm. SDE 2011 en capaciteit bij SDE 2016 I) na, niets. SDE 2016 II kreeg er 3 realisaties bij, met een netto toename van 494 kWp. SDE 2017 I heeft als eerste regeling met 1 GWp, haar record realisatie in de beschikkingen verder verstevigd. Met bijna 70 MWp (verdeeld over 53 nieuwe realisaties), resulterend in totaal 1.454 MWp. SDE 2017 II had sedert de april 2021 update ook ruim een GWp, voegde in de huidige revisie bijna 90 MWp toe (21 realisaties), en kwam uit op 1.135 MWp beschikt geaccumuleerd. De voorjaars-ronde van SDE 2018 heeft inmiddels 680 MWp aan gerealiseerde beschikkingen staan (groei 35 MWp). De najaars-ronde van dat jaar komt in accumulatie op de 2e plaats. En heeft als derde SDE regeling met meer dan 1 GWp, met een groei van 94 MWp, inmiddels geaccumuleerd 1.193 MWp (beschikt). Hier bovenop zijn de groeiende volumes gerealiseerde beschikkingen voor de twee SDE 2019 regelingen toegevoegd. De voorjaarsregeling liet de hoogste groei in deze update zien, 105 MWp verdeeld over 159 realisaties, waarmee het totaal komt op 615 MWp. De met massieve afwijzingen geconfronteerde SDE 2019 II, voegde ruim 99 MWp toe, en staat momenteel op 291 MWp.
De laatste officiële SDE "+" regeling, SDE 2020 I heeft in deze update wederom het hoogst aantal nieuw gerealiseerde beschikkingen, 357 stuks toegevoegd. Daarmee werd echter 102 MWp toegevoegd, iets lager dan het record bij SDE 2019 I. Het ging daarbij dus om gemiddeld iets kleinere projecten. In totaal kwam voor SDE 2020 I de accumulatie op 234 MWp. Dat was de laatste officiële SDE "+" regeling. Hier bovenop zijn 63 gerealiseerde beschikkingen voor de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020 II, gestapeld. Die, met nog steeds relatief kleine installaties een extra volume van 12,5 MWp realisatie gaven te zien. Met als resultante een accumulatie van 22 MWp voor die regeling.
Totale
progressie
Sedert de voorlaatste update van oktober 2021 (6.436 MWp geaccumuleerd)
is er weer een behoorlijk groot volume aan gerealiseerde beschikte
capaciteit bijgekomen, 609 MWp.
Achtereenvolgens waren de nieuwe volumes t.o.v. de voorgaande updates, in de afgelopen jaren als volgt: in 2017 50 MWp (jan.-apr.), 49 MWp (apr.-juli), 72 MWp (juli-okt.), 69 MWp (okt. 2017-jan. 2018), 133 MWp (jan.-apr. 2018), 122 MWp in de korte periode apr. - juni 2018), 235 MWp (juni - okt. 2018), 244 MWp (okt. 2018 - jan. 2019), 447 MWp (voormalig record, jan. - mei 2019), 216 MWp (mei - aug. 2019), 432 MWp (aug. - nov. 2019), 308 MWp (nov. 2019 - jan. 2020), het voormalige record volume van 548 MWp (jan. - apr. 2020), 344 MWp (apr. - juli 2020), resp. 356 MWp (juli - sep. 2020). In de periode sep. 2020 - jan. 2021 werd een historisch record gevestigd van 891 MWp nieuw toegevoegd volume. Tussen jan. en apr. 2021 was de toevoeging 610 MWp, gevolgd door ruim 587 MWp tussen april en juli 2021, en nog maar 328 MWp tussen juli en oktober van dat jaar. Het groeitempo is met de huidige 609 MWp dus gelukkig weer flink omhoog gegaan.
Als we, voor een eerlijker vergelijking, terug rekenen naar het aantal dagen tussen de peildata, (die behoorlijk kunnen verschillen, zie de afstanden tussen de updates in de grafiek) lag de oude record toename tussen 6 januari en 6 april 2020, met, gemiddeld genomen, 6.021 kWp groei per dag, in uitsluitend het SDE dossier. Dit, althans, als "beschikt volume". De exacte realisatie van die beschikte volumes is onbekend, en kan behoorlijk afwijken (!). De twee periodes daarna vielen deze progressies wat terug, rond de 4 MWp per dag gemiddeld, maar tussen 22 september 2020 en 4 januari 2021 werd het oude record flink omhoog geschroefd naar gemiddeld 8,6 MWp gemiddeld per dag. Daarna viel het weer terug, naar een lage 3,6 MWp/dag tussen 1 juli en 1 oktober 2021. Maar in deze laatste update zitten we weer op een hoog niveau, ruim 6,6 MWp/dag gemiddeld. Waarvan we hopen dat dat aan blijft houden, ondanks de inmiddels forse problemen met beschikbare netcapaciteit, de tijdelijk hogere prijzen voor PV modules, transportkosten, energie, en beschikbaar - kundig - personeel, bij zowel de installatiebedrijven, als bij de netbeheerders.
Genoemde 6,6 MWp gemiddeld per dag in het SDE dossier komt uiteraard bovenop andere realisaties bij projecten die andere incentives kennen (zoals EIA, subsidies voor sportinstellingen, VvE's, MIA / Vamil, etc.), of zelfs helemaal geen subsidies. Zoals vaak bij nieuwbouw projecten, waarin eventuele PV daken in de bouwsom worden meegenomen. Dit nog exclusief de ook nog steeds booming residentiële markt, inclusief de grote portfolio's die bij de huur corporaties worden uitgerold (volumes: qua toegevoegde MWp-en onbekend, maar groot).
Alles bij elkaar opgeteld is er inmiddels, binnen het SDE dossier, voor een beschikt volume van 7.045 MWp aan "officieel gerealiseerde" PV-projecten, en dus met "ja vinkje" in de gepubliceerde lijst, bekend bij RVO, die een (of meer) SDE beschikking(en) hebben. Zoals te zien bovenaan de laatste kolom in bovenstaande grafiek. In werkelijkheid is er echter al meer aan het net gekoppeld, omdat er flinke administratieve vertragingen zijn in de verwerking van data bij RVO, Polder PV heeft daar honderden voorbeelden van in zijn eigen project overzichten.
RVO cijfers
lopen nog steeds achter op laatst bekende cijfers bij CertiQ
Met de beschikte gerealiseerde volumes in de huidige update voor de
status begin oktober, blijft RVO ver uit de buurt van de harde realisatie
cijfers bij CertiQ. Waarvoor de data tm eind december 2021 reeds langer
bekend zijn. Begin januari 2022 stond er, volgens de reconstructie
van de laatste, actuele progressie grafiek van de TenneT dochter in
het maandrapport van januari, immers al 7.495 MWp in de database (analyse
Polder PV). RVO zit, met de 7.045 MWp in de update voor 1 januari
dit jaar (beschikt volume met "ja" vinkje), dus sowieso
alweer op een 6% lager niveau dan CertiQ.
(Nieuwe)
afvallers
Terugkerend naar bovenstaande grafiek: bij de oudste regelingen, SDE
2008 tm. SDE 2013 zal er niets meer bijkomen, er staan geen beschikkingen
meer "open" voor die regelingen. Wel zijn er in recentere
updates nog steeds, regelmatig, om niet gespecificeerde redenen beschikkingen,
soms zelfs voor reeds (lang) gerealiseerde projecten, afgevallen.
Redenen zouden kunnen zijn: brand, diefstal, hagel schade, installatie
afgebroken, verhuizing / nieuwe eigenaar niet geïnteresseerd
in subsidie perikelen, of een onbekende, andere reden. Die verloren
gegane volumes zijn hier onder in detail weergegeven t.o.v. de update
van 1 oktober 2021. Zie ook de bespreking van de uitgebreide update
voor de totale volume accumulaties in de tabel verderop.
Let op dat het aantal verloren gegane beschikkingen en de capaciteiten niet hoeven te "corresponderen". Ik bemerk immers al langere tijd, dat RVO, inmiddels zeer regelmatig forse (altijd: neerwaartse) bijstellingen van eerder beschikte capaciteiten doorvoert in haar SDE lijsten, die dus niet gepaard gaan met uitschrijving van de betreffende beschikte projecten. NB: "projecten" derhalve beter te lezen als "beschikkingen", omdat er regelmatig meer dan 1 beschikking voor een en hetzelfde "PV project" wordt aangevraagd en afgegeven (meestal uit verschillende jaargangen, maar niet noodzakelijkerwijs). Polder PV heeft van dergelijke projecten met meer dan 1 SDE beschikking vele tientallen voorbeelden in zijn overzichten staan (de eerste duizend projecten in mijn overzicht hebben gemiddeld zo'n 1,4 beschikking per project staan). Ook dat is in de sector kennelijk extreem slecht bekend, want je hoort er verder niemand over, en/of de implicaties worden verzwegen. Zelfs door bekende analisten in de markt.
De totale uitval t.o.v. de vorige update betreft 885 beschikkingen (in vorige update nog 809 stuks), met 314 MWp aan verdwenen / reeds afgeboekte beschikte capaciteit (in de vorige update een stuk hoger, 477 MWp). Ditmaal heeft de pas recent volledig beschikte SDE 2020 I (laatste officiële "SDE +") ronde de grootste klappen geïncasseerd, met maar liefst 633 beschikkingen weg gestreept, "goed" voor 172 MWp aan verdampte capaciteit ... In eerdere updates waren het vooral de twee SDE 2017 rondes die zeer fors moesten incasseren met talloze verdwenen beschikkingen en capaciteiten. De grote klappen werden daarna vooral aan de twee SDE 2018 rondes, en SDE 2019 I toebedeeld. Het lijkt er op, dat met name de actuele, grote problemen met voorhanden netcapaciteit voor invoeding, hier een flinke negatieve rol is gaan spelen. Zelfs bij projecten die over een transportindicatie van de regionale netbeheerder moeten beschikken.
Weliswaar zijn in de huidige update gelukkig weer geen totaal records bij de verliezen opgetreden, maar de pijn blijft er niet minder om. De in absolute zin opgetreden records waren beiden voor april 2020, met 1.376 afgevoerde beschikkingen, en een verwijderd volume van maar liefst 608 MWp. Vanaf januari 2019 zijn achtereenvolgens 160, 101, 74 MWp, 257 MWp (update november 2019), 473 MWp (update januari 2020), een record van 608 MWp (update april 2020), 353 MWp (update juli 2020), 382 MWp (update september 2020), 346 MWp (update januari 2021), 451 MWp (update april 2021), ruim 210 (update juli 2021), en bijna 477 MWp (update oktober 2021) verloren gegaan. En nu dus alweer 314 MWp daar bovenop. Een blijvend groot, nieuw verlies aan voormalig met subsidie toekenningen beschikt PV volume. Om u een idee te geven van de impact daarvan: gerekend met moderne PV modules van 350 Wp (plm. 1,62 m²) per stuk, hebben we het, wat het verlies in de huidige, laatste update betreft, alweer over een niet gerealiseerd potentieel van 881 duizend zonnepanelen, met een gezamenlijke oppervlakte van zo'n 143 hectare ... (in een periode van 3 maanden tijd).
Uitval
percentages (totalen)
Voor de voorjaars-ronde van SDE 2017 is het uitval percentage inmiddels
opgelopen tot 35,3% (831 MWp) van de (oorspronkelijk) beschikte capaciteit.
In de update van jan. 2020 was dat bij de beschikte volumes de grootste
verliezen lijdende regeling geworden. Echter, in absolute zin heeft de
SDE 2018 II ronde haar, met een lager uitval percentage (30,7%), al lang
weer naar de 2e plaats bij het verlies verwezen, met 907,5 MWp
aan weggevallen beschikte capaciteit. Trieste volger in absolute zin,
is de voorjaars-ronde van SDE 2018, die alweer 820,2 MWp kwijt is, 48,0%
van de oorspronkelijk beschikte capaciteit van 1.710 MWp. SDE 2019 I staat
op de vierde plaats bij de capaciteits-verliezen, 540,3 MWp, van de oorspronkelijk
beschikte 2.515 MWp (21,5% teloor gegaan).
Bij de aantallen project beschikkingen is SDE 2018 I, al sedert de april versie van 2020 "negatief kampioen", inmiddels door de najaars-regeling van dat jaar ingehaald. Voor SDE 2018 II zijn er in totaal alweer 1.883 afgeschreven door RVO, 42,7% van de oorspronkelijk beschikte hoeveelheid van 4.411 exemplaren. Wel is SDE 2018 I in relatieve zin hier nog rode lantaarndrager sedert SDE 2013 (1.862 beschikkingen, 49,3% verlies van oorspronkelijk 3.774 beschikkingen. Wat al (veel) meer is dan de massale uitval bij 2 van de drie oude SDE regelingen, waarbinnen vooral residentiële en zeer kleine andere PV projectjes werden gerealiseerd (SDE 2009 en SDE 2010, zie tabel). SDE 2017 I en II verloren tot nog toe 1.608 resp. 1.675 beschikkingen, 36,7 resp. 42,5% van de oorspronkelijk toegekende volumes. SDE 2019 I is er in totaal alweer 1.279 kwijt, 27% van oorspronkelijk toegekend.
Procentueel bezien t.o.v. de oorspronkelijke beschikte volumes zijn vooral de eerste drie SDE "+" regelingen flink in de min geraakt: 43-69% verlies bij de aantallen, 55-74% bij de beschikte capaciteiten. Daarbij is het in absolute zin echter om véél lagere volumes gegaan dan bij de latere SDE 2016 - 2020 I regelingen.
Voor de eerder gesignaleerde forse uitval onder SDE 2017 was al vroeg gewaarschuwd, door Siebe Schootstra op Twitter (m.b.t. SDE 2017 en 2018, en later wederom m.b.t. SDE 2018). Dit in verband met een geclaimd slecht business model voor bedrijven met hoog eigenverbruik van via een SDE beschikking gegenereerde hoeveelheid zonnestroom, waarvoor lagere subsidie bedragen dan voor directe net-invoeding zijn gaan gelden (rooftop projecten). Polder PV is benieuwd of de reeds heftige gematerialiseerde aderlatingen nog langer zullen aanhouden in latere updates. De signalen zijn hier met name voor de voorjaars-regeling van SDE 2018 niet best, gezien de al grootschalige uitval die we tot nog toe hebben gezien. Daar zijn echter nog maar 115 exemplaren van over, met een totale capaciteit van 210 MWp die nog moeten worden ingevuld, dus heel erg veel groter kan het totaal verlies niet echt meer worden.
De ronduit schokkende 1.728 MWp afvoer onder de twee SDE 2018 regimes, vermeerderd met de forse uitval bij de 2 SDE 2017 regelingen, 1.313 MWp, bovenop de ook al aanzienlijke verliezen onder beide voorgaande SDE 2016 regelingen (totaal 441 MWp), de 652 MWp voor de 2 SDE 2019 regimes, én de al verbazingwekkend hoge uitval van 242 MWp voor SDE 2020 I, is in ieder geval beslist slecht nieuws, ook voor Den Haag. Alle moeite die voor de hier dus definitief afgevoerde projecten is gedaan, honderden miljoenen Euro's aan SDE subsidie toezeggingen, alle duur betaalde ambtelijke tijd (en consultancy uitgaven voor ontwikkelaars) die hiermee zinloos is verspild: dat alles is voor niets geweest...
Ruim
5,1 miljard Euro misgelopen
Bovendien is het voor de branche organisatie ook zeer slecht nieuws, zeker
in de huidige crisis tijd, met nog ongewisse middel-lange termijn gevolgen
van de aanhoudende Corona pandemie, flinke problemen bij de uitvoering
van - vaak enorme - project portfolio's, grote krapte op de arbeidsmarkt
voor gespecialiseerd - en kundig - personeel, en rap om zich heen grijpende
problemen met net-capaciteiten. Alle beschikte (overgebleven) PV projecten
tm. SDE 2020 I hebben een maximale subsidie claim van, inmiddels, bijna
14,4 miljard Euro (over een periode van max. 15 jaar exclusief "banking
year"). In de versie van 1 oktober 2021 was het overgebleven maximale
subsidie bedrag tm. SDE 2020 I nog ruim 14,6 miljard Euro, waarmee inmiddels
alweer maximaal 288 miljoen Euro in minder dan een kwartaal
tijd is verdampt voor de sector. Het verlies in de voorgaande update was
echter véél hoger, (maximaal) 506 miljoen Euro.
Pakken we de in de vorige update toegevoegde SDE 2020 II er bij, komt het totaal aan maximaal beschikbare subsidie over alle SDE regelingen inmiddels, na alle verloren gegane beschikte volume, uit op bijna 16,4 miljard Euro.
Oorspronkelijk is er vanaf SDE 2008 tot en met SDE 2020 I voor zonnestroom maximaal voor zo'n 19,8 miljard Euro aan subsidie toekenningen uitgegeven door RVO en haar voorgangers (2e grafiek in historisch overzicht artikel van 10 oktober 2021). Inclusief SDE 2020 II was dat alweer 21,8 miljard Euro. Gezien bovenstaande cijfers, hebben de zonne-energie branche, en de talloze niet aangesloten binnenlandse en buitenlandse organisaties die ook PV projecten ontwikkelen, nu al voor ruim 5,4 miljard Euro aan (maximaal haalbare) subsidie beschikkingen voor fotovoltaïsche capaciteit laten liggen. Daar hadden mooie dingen mee gedaan kunnen worden, de afgelopen jaren ...
More
troubles ahead
Zie voor commentaar op mogelijke extra / nieuwe problemen de paragraaf
in
de update van 2 april 2021.
(Nieuwe)
realisaties
Uiteraard zijn er ook projecten cq. beschikkingen tussentijds "volgens
de administratieve definities" van RVO gerealiseerd. Géén
nieuwe exemplaren tm. SDE 2016 I, en met het voorbehoud dat er ook
40 oudere SDE project beschikkingen zijn "verdwenen" uit
de RVO registers (1e vier regelingen, zie opsomming
hierboven). De eerste "nieuw" ingevulde beschikkingen
vinden we, met 3 exemplaren en een toevoeging van in totaal 494 kWp
onder SDE 2016 II, die nu nog maar 14 niet gerealiseerde exemplaren
(totaal slechts 1,3 MWp) open heeft staan, voordat die regeling definitief
"gesloten" kan worden geacht.
De twee rondes onder SDE 2017 voegden resp. 53 en 21 beschikkingen toe aan de realisaties, gepaard gaand met volumes van 69,6 MWp, resp. 89,6 MWp aan capaciteit. Hierbij kwamen ook 39, resp. 132 gerealiseerde beschikkingen, met 36,6 MWp, resp. 93,4 MWp beschikte capaciteit onder de twee opvolgende SDE 2018 regimes. Daar tegenover staat, dat de uitval van zowel aantallen beschikkingen, als toegekende capaciteit in de huidige update ook weer hoog was bij SDE 2018 II. Een vaker gezien "dubbel beeld" bij de SDE regimes.
Nieuwe beschikking realisaties bij SDE 2019 kwamen neer op 159 en 64 bij de aantallen, resp. 105,1 MWp (record in de huidige update), en 99,3 MWp voor de capaciteiten in de voorjaar- resp. najaars-rondes. De voorjaars-ronde van SDE 2020, de laatste SDE "+" regeling, gaf in de huidige update wederom het hoogste aantal nieuwe realisaties te zien, 357 beschikkingen, het dubbele volume t.o.v. de vorige update. Die, met elkaar, een toegewezen (niet "fysiek gerealiseerde") capaciteit hebben van 102,1 MWp. Wederom, het klassieke beeld bij voorgaande regelingen in de beginfase van de uitvoering volgend, relatief "kleine" projecten dus. Met een gemiddelde capaciteit van 286 kWp per beschikking, wat wel iets hoger ligt dan in de vorige update.
Ook de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020 II, heeft weer nieuwe realisaties op haar conto. 63 stuks, goed voor 12,5 MWp aan beschikt vermogen. Wederom: relatief kleine projecten van gemiddeld 199 kWp per stuk betreffend.
Dit alles geeft een totaal van 891 nieuwe formeel gerealiseerde beschikkingen, met een volume aan beschikte claims voor 608,6 MWp t.o.v. de oktober 2021 update, waarbij de negatieve bijstellingen in de eerse vier SDE regelingen niet zijn meegenomen. In de voorlaatste update waren die nieuwe volumes 696 beschikkingen opgeleverd, resp. 328,1 MWp. Hieruit blijkt gelukkig weer een zeer flinke groei, t.o.v. de stevige "afkoeling" van het uitbouw tempo in de vorige update. Er is nu weer beduidend meer nieuw volume opgeleverd. Bij de realisaties is de gemiddelde capaciteit van de gerealiseerde nieuwe beschikkingen weer flink toegenomen, van 471 kWp naar 683 kWp. Het omgekeerde was het geval in de update van oktober, de draad bij de lang al geobserveerde verdere schaalvergroting bij de projecten lijkt nu weer te zijn opgepakt.
Disclaimers
Let altijd op, dat de "capaciteit" (deze update,
609 MWp "netto groei" sedert oktober 2021) beslist niet
het daadwerkelijke, fysiek gerealiseerde volume is. RVO geeft dat
namelijk in de meeste gevallen niet op. Zoals meermalen gesteld, heb
ik van talloze projecten met SDE subsidies fors verschillende opgeleverde
capaciteiten in mijn spreadsheet staan, die soms wel tot 30% kunnen
afwijken van het capaciteit cijfer getoond in de RVO lijsten. Zowel
afwijkend naar boven, als naar onder. RVO stelt de laatste paar jaar
wel steeds vaker de opgevoerde toegekende projecten middels (neerwaartse
!) correcties bij t.o.v. de eerder beschikte volumes. Dat
wordt bij hen ook wel "vrijval" genoemd, waaraan zelfs een
separate publicatie is gewijd.
Maar het blijft nog steeds eerder uitzondering, dan regel, gezien gedetailleerde project informatie die Polder PV op tafel heeft gekregen van duizenden SDE beschikte projecten (via talloze bronnen). Het is een van de grootste misverstanden bij een toenemend aantal "makkelijke kaartjesmakers", die de RVO bestanden volautomatisch leegtrekken en die via softwarematige manipulaties "in een kaartje gooien". Met daarbij de kennelijke suggestie dat daarin "de verspreiding van gerealiseerde vermogens per project" zou staan in Nederland. Dat is helemaal niet waar. Ten eerste manipuleren ze beschikkingen, geen projecten (die meer dan 1 beschikking kunnen hebben op 1 lokatie). Ten tweede zijn de werkelijk gerealiseerde capaciteiten meestal afwijkend van de beschikking (kan twee kanten op gaan, groter of kleiner). Ten derde, zijn de "types" installaties bij RVO regelmatig fout geklassificeerd, waardoor beschikkingen onterecht in een bepaalde categorie worden geplaatst. Sowieso komt het regelmatig voor, dat rooftop en grondgebonden installaties (feitelijk: "beschikkingen") gewoon op een hoop worden gegooid, terwijl het om fundamenteel andere typen installaties gaat. Ten vierde, alle "niet SDE gesubsidieerde" (grotere) projecten schitteren door afwezigheid, waardoor een extra "vals" en misleidend beeld wordt opgeroepen. En, tot slot, er is geen enkel begrip voor de aard van feitelijke installaties, omdat het ongelofelijk veel werk is om dat in the picture te krijgen. Polder PV doet dat laatste, en een zo goed mogelijk "volledige" inventarisatie, met alle projectdata voor de grotere projecten, al sedert 2015, als enige in Nederland.
Voor de details van alle wijzigingen en "overgebleven" aantallen bij de verschillende categorieën, en de diverse SDE regelingen, zie de volgende tabel hier onder.
Progressie bij de deel-dossiers van de SDE regelingen
Voor uitgebreide toelichting bij de (inhoud van de) tabel, zie artikel met analyse status 3 april 2017.
^^^
KLIK op plaatje voor uitvergroting
(komt in apart tabblad ter referentie, naast tabblad met tekst artikel)
In deze regelmatig door Polder PV ververste hoofd-tabel alle relevante bijgewerkte zonnestroom cijfers voor de aantallen en Megawatten voor alle (bekende) SDE regelingen, waar aan de beschikkingen voor de 1e SDE "++" ronde (najaars-ronde 2020) in de vorige update zijn toegevoegd, onder de 2e stippellijn, en inmiddels van de eerste wijzigingen zijn voorzien. En tevens de cijfers van de update van 1 januari 2022 bevattend voor alle oudere regelingen. Links de oorspronkelijk beschikte volumes, in rood de actuele status van wat RVO met de huidige (detail) update nog in portfolio heeft staan, in blauw de daar uit resulterende, heftige, verloren gegane hoeveelheden t.o.v. oorspronkelijk toegekend. In groen volgen de fysieke volumes, volgens administratieve normen van RVO geldende "opgeleverde" (gerealiseerde) project beschikkingen. De laatste vier kolommen betreffen de overgebleven hoeveelheden, nog in te vullen (of t.z.t. af te voeren) beschikkingen van de betreffende SDE regimes.
Zowel voor de aantallen als voor de beschikte capaciteit waren de oorspronkelijke toevoegingen onder de najaars-ronde van SDE 2018 aanvankelijk wederom record hoeveelheden, die de voorgaande records onder de voorjaars-ronde van 2017 hebben vervangen. Het aantal beschikkingen onder de voorjaars-ronde van SDE 2019 had het stokje op dat punt van die van het voorgaande jaar overgenomen, met een record van 4.738 toekenningen door RVO. SDE 2019-II viel echter weer sterk terug, vanwege zeer hoge uitval als gevolg van de extreme overtekening van het beschikbare budget. En het feit, dat door felle competitie met andere projecten, alleen de beschikkingen overbleven die laag hebben ingezet met het betreffende fase bedrag. Dat zijn grotendeels alleen de grotere projecten geweest, talloze kleinere rooftop projecten zijn binnen die regeling gesneuveld.
De laatste SDE "+" ronde, SDE 2020 I, verzette wederom alle piketpalen. Onder die ronde zijn zowel bij de aantallen oorspronkelijk goedgekeurde beschikkingen (6.882 exemplaren), als de daarmee gepaard gaande toegekende capaciteit (3.440,1 MWp), destijds nieuwe records gevestigd (dikke rode kader voor aantallen). Waarbij ook rekenschap gehouden moet worden met het feit, dat onder SDE 2017 I tm. SDE 2018 II er telkens 6 miljard Euro was te vergeven, sedert SDE 2019 I echter nog maar 5 miljard Euro per ronde (NB: voor álle projecten, niet alleen voor zonnestroom). Op het gebied van de toegekende capaciteit, is dat record echter alweer verbroken onder de SDE 2020 II regeling, zoals eerder al door ondergetekende gesuggereerd in een eerdere analyse. De eerste SDE "+" regeling bracht namelijk alweer 3.602,9 MWp aan toegekende capaciteit in. Weliswaar met véél minder beschikkingen (3.602 stuks, 52% van de 6.882 voor SDE 2020 I), maar wel met bijna 5% meer vermogen, dan de 3.440,1 MWp toegekend onder SDE 2020 I. Wat een zoveelste teken van de verder gaande schaalvergroting in de sector is geweest.
Bij de oudere "SDE" voorgangers waren de aantallen maximaal bij SDE 2008 (8.033 oorspronkelijke beschikkingen), bij de capaciteit was het SDE 2009, die voor de twee varianten bij elkaar ("klein" resp. "groot" categorie) 29,0 MWp kreeg beschikt (dunne rode kaders).
In oranje veldjes heb ik in het blok "overgebleven beschikte volumes" bij de primaire data wederom aangegeven dat er negatieve wijzigingen zijn geweest t.o.v. de status in de voorgaande update. Bij vier oude regelingen zijn er in de huidige update projecten en/of capaciteit verloren gegaan. Vanaf SDE 2016 II (capaciteit), resp. SDE 2017 I (aantallen en capaciteit), zien we weer de gebruikelijke, soms forse neerwaartse bijstellingen terugkomen bij de aantallen overgebleven project beschikkingen in de recentere regelingen.
Zoals eerder ook is voorgekomen, zijn er in de huidige update weer, sterk van de trends afwijkende "opwaartse bijstelling anomalieën" gesignaleerd, weergegeven in de lichtgroene veldjes. Onder de eerste SDE 2017 regeling lijken er 2 beschikkingen bijgekomen te zijn t.o.v. de vorige update, wat beslist ongebruikelijk is (bijna altijd verdwijnen er toegewezen projecten), mogelijk zijn dit herstelde fouten bij RVO geweest. Onder de najaars-regeling van SDE 2019 is er 1,77 MWp bijgeplust, terwijl normaliter de capaciteit alleen maar neerwaarts wordt aangepast. De reden lijkt hier (deels ?) te zijn, dat de beschikking voor zonnepark Munsterjansdijk (Neede, Gld), in de versie van oktober 2021 om onbekende reden verdwenen leek te zijn, maar in de versie van 1 januari 2022 juist weer is toegevoegd. De combinatie van negatieve bijstellingen voor bestaande beschikkingen, en deze "hertoevoeging" lijkt tot de huidige anomalie van "netto 1,77 MWp toename" te hebben geleid...
Voor recentere regelingen, vanaf SDE 2017 I, zijn verloren gegane beschikkingen en daarmee gepaarde gaande beschikte capaciteiten, soms in zeer grote hoeveelheden, helaas "het normale beeld" geworden. Ze hebben hun realisatie termijn overschreden, de beschikbare netcapaciteit was niet ordentelijk of correct geregeld, of ze zijn om hele andere redenen alsnog ingetrokken. Hetzij door de initiatiefnemers, hetzij door RVO. Derhalve kleuren alle vakjes vanaf die regeling (ook) bijna allemaal oranje. Data in de overige "blanco" veldjes zijn niet meer gewijzigd sedert de vorige update van 1 oktober 2021.
(a) Verloren gegane beschikkingen t.o.v. de oorspronkelijk toegekende volumes (blauwe sectie in tabel), accumulaties - ruim 4,8 GWp aan capaciteit teloor gegaan
Er is t.o.v. de accumulatie status getoond in de vorige update weer een groot volume aan beschikkingen en capaciteit verloren gegaan (beschikkingen om wat voor reden dan ook ingetrokken of alsnog ongeldig verklaard door RVO, zie ook paragraaf "nieuwe afvallers" hier boven). De schade is gelukkig wel een stuk minder groot dan in de vorige update. Voor de langdurig een dominante rol spelende SDE 2014 is na al die jaren in totaal een (theoretische) capaciteit van 307 MWp verspeeld (829 project beschikkingen). Het capaciteits-verlies is opgelopen tot bijna 35% (aantallen: bijna 28%) ten opzichte van oorspronkelijk beschikt. Deze populaire oudere regeling is op het gebied van capaciteit verlies echter in (extreem) negatieve zin overtroefd door meerdere latere regelingen. Cumulatief gingen daarbij met name de volgende grote volumes aan beschikte capaciteiten verloren: 384,4 MWp onder SDE 2016 II, 830,5 MWp onder SDE 2017 I, 482,9 MWp onder SDE 2017 II, en 820,2 MWp onder de voorjaars-regeling van SDE 2018. Het dieptepunt werd verder vergroot, met een zeer hoog verloren gegaan beschikt volume van 907,5 MWp onder SDE 2018 II (gemarkeerd in de tabel). Wat eerder al de voorjaars-regeling van die jaargang naar de tweede plaats verwees, al neemt deze nu de derde plek in, na SDE 2017 I bij de "Grote Verliezers".
Ook is er reeds een fors verlies van 540,3 MWp onder SDE 2019 I. De wegval van 112,1 MWp bij SDE 2019 II is nog relatief "bescheiden", maar bekend is dat er bijna uitsluitend grote projecten zijn toegekend onder die extreem overtekende subsidie regeling. En dat een zeer substantieel deel van de kleinere rooftop projecten daar op voorhand al naar Armageddon zijn verwezen door RVO. Dat soort grote projecten, waar van tevoren al heel veel tijd, energie en geld in is gestoken (zeker de grotere zonneparken), zijn meestal zeer goed planmatig doortimmerd, en worden meestal ook gerealiseerd, door zeer ervaren, binnenlandse en buitenlandse partijen. Het verlies bij de laatst toegekende SDE "+" regeling, SDE 2020 I, waar binnen wel een grote hoeveelheid "kleinere" rooftop project beschikkingen is toegewezen, is inmiddels rap opgelopen naar een al zeer onrustbarend volume van 241,5 MWp, verdeeld over 796 beschikkingen (in de vorige update nog maar 163 beschikkingen !). Dat zijn dus verloren gegane beschikkingen van gemiddeld een behoorlijk hoge, 303 kWp per stuk ... Het verlies bij de eerste SDE "++" regeling, pas in de huidige update toegevoegd aan de lange lijst, is nog klein, 9,0 MWp verdwenen, verdeeld over 17 beschikkingen.
Gezamenlijk verloren alle SDE regelingen bij elkaar al 18.274 project beschikkingen met een geaccumuleerde capaciteit van 4.834,2 MWp, dus al meer dan 4,8 GWp wat verloren is gegaan ... Voor alleen de regelingen onder het SDE "+" regime waren die hoeveelheden 11.848 stuks, wat al sedert de april 2020 update meer is dan het geaccumuleerde verlies van de oude drie SDE regelingen (inmiddels alweer 6.409 beschikkingen teloor gegaan). Dat is t.o.v. de enorme hoeveelheid oorspronkelijke beschikkingen (36.470 onder SDE "+", incl. SDE 2020 I) al 33%. Kijken we naar de beschikte capaciteit, is het totaal verlies voor SDE "+" 4.804,8 MWp (!). T.o.v. het oorspronkelijk beschikte volume (19.082 MWp) is dat al een totaal verlies van ruim 25%. Een kwart van het oorspronkelijk beschikte volume voor het totaal aan SDE "+" project toekenningen is alweer verdwenen.
Dit kan echter nog verder in negatieve zin veranderen, als de claim van energie specialist Siebe Schootstra bewaarheid gaat worden over twee van de belangrijkste jaar rondes van de SDE "+" regeling: "dat van de voorjaarsronde van 2018 nog niet de helft gerealiseerd zal worden. Voor 2017 geldt ook zoiets", aldus zijn nogal onrustbarende tweet van 5 september 2018. Er moet immers nog veel volume opgeleverd gaan worden (laatste kolom in tabel). Wat de aantallen beschikkingen voor SDE 2017 betreft, heeft hij echter al langere tijd ongelijk gekregen, het realisatie percentage is daar inmiddels al opgelopen naar 62,3 resp. 55,2%, met nog 140 beschikkingen te gaan. Wat de beschikte capaciteit betreft, is dat voor SDE 2017 I inmiddels al op bijna 62% gearriveerd (het hoogste absolute volume van alle jaar rondes, 1.453,6 MWp). De najaars-ronde van SDE 2017 heeft echter ook al een invulling van reeds 59,4% van de lagere oorspronkelijk beschikte capaciteit bereikt. Dus ook in dat opzicht, heeft Schootstra voor in ieder geval de SDE 2017 regelingen reeds ongelijk gekregen. Er staat bovendien nog een volume van 363 MWp open voor beide SDE 2017 regelingen, dus de relatieve prestatie zal bij de capaciteit nog verder gaan toenemen, zelfs als er alsnog veel uitval zal optreden.
SDE 2018
I haalt mogelijk 50% niet
De voorjaars-ronde van SDE 2018 zit wat de capaciteit betreft momenteel
nog maar op bijna 40% van realisatie t.o.v. oorspronkelijk beschikt,
en is zelfs al 48% van de ooit toegekende capaciteit kwijt (ingetrokken
of anderszins). Zelfs als alle resterende openstaande capaciteit,
210 MWp, daadwerkelijk ingevuld zou gaan worden, kan die regeling
nog maar maximaal 52% van oorspronkelijk beschikt volume halen. Gezien
de voortgaande forse uitval van beschikkingen, lijkt het onwaarschijnlijk
dat dat gaat gebeuren, en moeten we vrezen dat in ieder geval voor
SDE 2018 I Schootstra's claim bewaarheid kan gaan worden wat de capaciteit
betreft.
Het totaal verloren gegane volume van 4.834 MWp aan ooit beschikte SDE capaciteit voor zonnestroom (SDE, SDE "+", en eerste verlies voor SDE "++"), is al hoger dan de eindejaars-accumulatie in heel Nederland (4.608 MWp), aan het eind van het "groei-jaar" 2018, volgens de CBS cijfers van 10 december 2021. Het totale verlies is al ruim 21% van de oorspronkelijk beschikte volumes voor al die regelingen tezamen, inclusief de recent toegevoegde SDE 2020 II regeling, die een record volume van 3,6 GWp aan beschikte capaciteit inbracht in het totaal. Maar aan dat verloren volume kan beslist nog het nodige worden toegevoegd, gezien de vele "riskante" grote project beschikkingen van de afgelopen rondes in 2016-2021. M.b.t. de aantallen is het verlies al fors groter, bijna 18,3 duizend projecten, bijna 33% van oorspronkelijk toegekend door RVO en haar voorgangers. Dat lag aanvankelijk vooral aan de enorme verliezen bij de oude SDE regelingen, zoals hierboven gemeld. Die staan boven de eerste stippellijn in de tabel. Het betreft veelal beschikkingen voor particulieren, maar ook woningbouw projecten die niet zijn doorgegaan, of die om diverse andere redenen zijn ge-cancelled. Helaas is de SDE "+" al langere tijd ook bij de aantallen project beschikkingen massale verliezen aan het lijden, en heeft ze de hoeveelheden teloor gegane project beschikkingen bij de oude SDE regelingen sedert de update van april 2020 ingehaald. Inmiddels 11.848 om 6.409 stuks.
Nieuwe
grafieken - updates
Om goed zichtbaar te maken wat de volumes aan teloor gegane (beschikte)
aantallen en capaciteiten zijn, heb ik in deze analyse wederom de
2 volgende, bijgewerkte grafieken opgenomen.
In bovenstaande grafiek links de stapel kolom met de aantallen oorspronkelijk uitgegeven PV beschikkingen, voor alle SDE (2008-2010), SDE "+" (2011-2020 I), resp. SDE "++" (2020 II) regelingen. Met bovenaan de sommatie van wat ooit is uitgegeven voor solar: 56.119 beschikkingen tm. SDE 2020 II. NB: niet "projecten", omdat veel project sites meerdere beschikkingen hebben gekregen. In de rechter kolom de hoeveelheden die er in de RVO update van 1 januari 2022, tot en met SDE 2020 II, in totaal zijn overgebleven, als gevolg van voortdurende eliminatie van om wat voor reden dan ook weer verwijderde project beschikkingen uit de RVO database. Er zijn nu nog in totaal 37.845 beschikkingen over. Inclusief de recent toegevoegde SDE 2020 II beschikkingen, en deels ook al gerealiseerd (zie later). Dat laatstgenoemde totaal cijfer is 67,4% van het oorspronkelijke toegekende volume (blauwe pijl). In de vorige update was dit percentage nog 69,0%. Vooral de forse verliezen bij de populaire SDE "+" 2017-2018 regelingen vallen hier al op, onder de oude 3 SDE regelingen zijn destijds ook al massieve volumes verloren gegaan (veel op kleinzakelijke projecten, en bij veel particulieren). Nog steeds "lekken" er ook van die oudste drie regelingen af en toe een gering aantal beschikkingen weg, in bijna elke RVO update. RVO besteedt geen enkele aandacht aan de wegval van die oudere, reeds lang geleden opgeleverde project beschikkingen.
Voor de feitelijke realisaties t.o.v. de rechts weergegeven overgebleven beschikkingen, zie de nieuwe grafiek onder aantallen in sectie f.
In deze tweede grafiek een vergelijkbaar beeld als bij de aantallen beschikkingen, maar ditmaal met de oorspronkelijk beschikte capaciteit per regeling (in MWp, links), resp. de daarvan overgebleven beschikte volumes in de update van 1 januari 2022 (ditto, MWp, rechter kolommen stapel). Aan de stapels zijn in de vorige update ook de volumes voor de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020 II, toegevoegd.
In totaal is er, tm. SDE 2020 II, een spectaculair volume van 22.753 MWp (22,8 GWp) ooit beschikt onder SDE en haar opvolger regelingen, onder de noemers SDE "+", resp. SDE "++". Daarvan zou op 1 januari jl. een volume van in totaal 17.919 MWp zijn overgebleven volgens de RVO boekhouding, een nog steeds hoge score van 78,8% (blauwe pijl bovenaan). In de vorige update was dit nog 80,1%, vooral door toevoeging van de vrijwel nog geheel intacte SDE 2020 II volumes destijds. Inmiddels is, door voortgaande verliezen bij diverse regelingen, het percentage weer afgenomen. Dat dit percentage, in verhouding tot de aantallen beschikkingen, zo hoog ligt, komt vooral doordat de verliezen bij de aantallen zeer groot zijn geweest, aanvankelijk bij de drie oude SDE regelingen. Terwijl de recent toegevoegde record regeling SDE 2020 II, met nog bijna de volledige beschikte capaciteit (inmiddels 3.594 MWp) nu nog volop de rest domineert. Als hier veel van zal gaan afvallen, net als bij veel van de "succesvolle" voorganger regelingen onder SDE "+", wordt de verhouding waarschijnlijk heel anders. Veel zal ook afhangen van het overblijven van veel grote projecten. Als die om wat voor reden dan ook alsnog zouden afvallen, kan dit een forse invloed gaan hebben op de ratio overgebleven versus oorspronkelijk toegekend, in deze capaciteit grafiek.
In het "kader" gevormd door de twee lange zwarte stippellijnen heb ik de volumes voor de vier "succesvolle" SDE 2017 en 2018 regelingen weergegeven. Oorspronkelijk was dat een volume van 8.928 MWp, maar daar is nog maar 5.887 MWp van overgebleven. Derhalve, een verhouding van 65,9%. Dat is beduidend minder dan de bijna 79% voor alle project beschikkingen bij elkaar. Wat aangeeft, dat de verliezen bij deze vier, bij zowel de aanvragen als de beschikkingen succesvolle regelingen bovenmatig hoog zijn geweest. Een vergelijkbaar lot lijkt de opvolger regeling SDE 2019 I tegemoet te gaan, waar nog maar 78,5% van de oorspronkelijk beschikte capaciteit van over is.
Voor het feitelijke gerealiseerde volume aan beschikte capaciteit t.o.v. de rechts weergegeven overgebleven beschikkingen, zie de nieuwe grafiek onder capaciteit in sectie f.
(b) Fysieke realisaties per SDE jaar-ronde "volgens de officiële RVO cijfers" (groene sectie in tabel), accumulaties
In totaal is er tot de huidige officiële RVO update een volume van bijna 7.045 MWp "SDE beschikt" opgeleverd (ruim 7 GWp), verdeeld over 26.451 project beschikkingen, waarbij we de interne administratieve vertragingen bij RVO voor lief nemen. De volumes zijn derhalve minimale hoeveelheden, er is begin 2022 al veel meer netgekoppelde, SDE gesubsidieerde capaciteit opgeleverd.
De opleverings-sequentie van de beschikte capaciteiten volgens de RVO updates was, van meest recent naar ouder, als volgt: oktober 2021 6.436 MWp, juli 2021 6.108 MWp, april 2021 5.521 MWp, januari 2021 4.911 MWp, september 2020 4.019 MWp, juli 2020 3.663 MWp, apr. 2020 3.319 MWp, jan. 2020 2.771 MWp, nov. 2019 2.463 MWp, aug. 2019 2.031 MWp, mei 2019 1.815 MWp, jan. 2019 1.368 MWp, oktober 2018 1.124 MWp.
Genoemde aantal van bijna 26 en een half duizend beschikkingen in de huidige update betreft echter beslist veel minder projecten, omdat er veel sites meerdere beschikkingen hebben, een van vele eigenaardigheden van de SDE regelingen die nooit de pers halen, maar die Polder PV al vele jaren signaleert en toelicht. Aanvankelijk kwam het merendeel van dat "aantal" uit de oude SDE regelingen, toen duizenden particulieren mee konden doen. Dat is echter al in recente updates omgeslagen naar het SDE "+", en, in de vorige update, toegevoegde SDE "++" volume, wat vrijwel exclusief op en door bedrijven, instellingen, gemeentes e.d. wordt gerealiseerd, achter grootverbruik aansluitingen. Veel grote rooftop projecten hebben meerdere beschikkingen, deels onder dezelfde regeling, deels onder verschillende SDE rondes. Een deel betreft uitbreidingen van eerder gerealiseerde projecten, een fors deel is gewoon opsplitsing van projectplannen voor dezelfde lokatie, verdeeld over meerdere tranches. Hetzelfde geldt voor diverse grote veld-installatie projecten. Alle individuele beschikkingen moeten separaat, fysiek gecertificeerd en geijkt bemeten worden (pers. comm. CertiQ), dus dat gaat vaak om technisch-logistiek bezien nogal complexe bedradings-, en afzekerings-trajecten.
Alle anderszins gefinancierde projecten, inclusief de al vele honderden PCR of, recenter, SCE ("postcoderoos 2.0") gesubsidieerde installaties die geen SDE "component" hebben, recentere installaties met EIA belasting voordelen, en ook de projecten zonder enige vorm van directe overheids-subsidie, zult u in de hier geanalyseerde SDE overzichten in het geheel niet terugvinden.
Het aandeel van alleen SDE op totaal realisatie SDE + SDE "+" + SDE "++" bedraagt momenteel 9.638 (overgebleven !) beschikkingen = ruim 36% bij de aantallen, inclusief de in de vorige update toegevoegde SDE 2020 II regeling. Dat was nog 60% in de augustus 2019 update (zonder de SDE 2019 - SDE 2020 I rondes). Dat aandeel zal stapsgewijs verder blijven dalen, naarmate er meer SDE "+" en SDE "++" projecten zullen worden opgeleverd. Het aandeel van alleen opgeleverde SDE beschikkingen is slechts 49 MWp op een totaal van momenteel 7.045 MWp (SDE + SDE "+" + SDE "++") = 0,69% (oktober 2021 0,76%, juli 2021 0,8%, april 2021 0,9%, januari 2021 1,0%, sep. 2020 1,2%, juli 1,3%, apr. 1,5%, jan. 2020 1,8%, nov. 2019 2,0%, aug. 2019 2,4%, mei 2019 2,8%; dit was nog zonder SDE 2017 II in de april 2018 update 6,4%; in juli 2017 was het nog ruim 10%). Wezenlijk verschillend, dus.
Dat heeft alles te maken met de enorme schaalvergroting onder het SDE "+" regime, waar onder de "bovencap" van, ooit, 100 kWp is ge-elimineerd, en er enorm grote projecten werden beschikt, en inmiddels, in een steeds rapper tempo, zijn, en worden opgeleverd. Zoals Zonnepark Harpel / Vlagtwedde in de nieuwe Groningse gemeente Westerwolde, met bijna 110 MWp (medio september 2020 aangesloten op het regionale netwerk van Enexis). En als de daarvoor geplande, en reeds met een SDE beschikking verzilverde uitbreiding aan de oostzijde daadwerkelijk wordt gebouwd, een gooi blijft doen naar "voorlopig nog eventjes de grootste". Daarbij mogelijk het reeds gerealiseerde Vloeivelden Hollandia project van Solarfields cs. in Drenthe, én het door Solarfields nog op te leveren Dorhout Mees reuzen project op de oude golfbaan in Biddinghuizen nog voor blijvend. Alleen het al langer voorbereide grootschalige project Energielandgoed Wells Meer (Limburgse gemeente Bergen) kan, met een toe te wijzen omvang van 180 hectare, nog groter gaan worden, wat sterk afhankelijk is van de tegen de tijd van realisatie te selecteren opstellingswijze en gekozen modules (die rap in capaciteit toenemen). Voor alle documentatie van dat grote project in Bourgondisch Nederland, zie de aparte website. Een eerste (SDE 2021 "++") beschikking voor een 1 hectare grote "pilot" van 2.000 zonnepanelen voor Wells Meer is inmiddels afgegeven door RVO (nieuwbsbericht van 4 februari 2020, op de project website).
Relevant in dit aspect blijft, dat de opgevoerde beschikte capaciteit bij RVO zeker bij de duizenden oudere installaties bijna nooit het daadwerkelijk gerealiseerde vermogen van de installaties weergeeft. Daar kunnen behoorlijke afwijkingen in zitten. Bovendien kunnen beschikkingen door RVO later nog aangepast worden. Zo verloor de beschikking voor het bekende Woldjerspoor project van GroenLeven in Groningen maar liefst 6 MWp (!) t.o.v. de oorspronkelijk beschikte capaciteit. Het resultaat lijkt echter, met de huidige update van 1 januari 2022, nog steeds niet de daadwerkelijk opgeleverde capaciteit weer te geven, volgens de detail project informatie beschikbaar bij Polder PV, het verschil is dik 20%. Er zijn geen andere (al dan niet anonieme) veldopstelling beschikkingen bekend in dit gebied. Ook van andere (grote) projecten heb ik realisaties die (veel) hoger, óf véél lager uitvallen dan de beschikking van RVO toont.
Relatieve
recordhouders bij de realisaties
Kijken we bij de realisaties naar de percentages t.o.v. de
oorspronkelijke beschikkingen, duiken andere "record houdende
SDE jaarrondes" op dan bij de absolute volumes. Voor de "oude
SDE" was dat SDE 2009 voor zowel aantallen en capaciteiten (inmiddels,
door historische uitval 66 resp. 76 procent van oorspronkelijk beschikt).
Hierin zal geen (positieve) wijziging meer komen, die regelingen zijn
al lang "afgerond". Alleen wegval van dergelijke projecten
zou nog tot kleine neerwaartse bijstellingen kunnen gaan leiden. Waarbij
"wegval" beslist niet persé hoeft te betekenen, dat
het project is afgebroken o.i.d. Het kan zijn verhuisd (zonder de
beschikking "mee te nemen"), of overgenomen, waarbij de
nieuwe eigenaar geen trek had in SDE administratie "gedoe",
of er zijn andere redenen waarom de beschikking zou kunnen zijn vervallen.
Wie weet hoort "fraude" daar ook bij, al hoor je daar nooit
iets over in relatie tot de oude, kleine beschikkingen jaren geleden
verstrekt.
Voor het "SDE+ regime" zijn de "records" inmiddels voor de aantallen (72%) nog steeds de SDE 2014 regeling, ook al is in absolute zin al sedert een eerdere update SDE 2017 I deze ooit populaire regeling voorbij gestreefd (inmiddels 2.732 versus 2.143 opgeleverde project beschikkingen). En ook de najaars-ronde van SDE 2018, en van 2017 zijn, met 2.197 resp. 2.176 gerealiseerde beschikkingen, SDE 2014 in absolute zin al voorbij.
De zeer weinig volumes leverende SDE 2015 heeft op het vlak van invulling van de capaciteit een "score" van bijna 72% t.o.v. oorspronkelijk beschikt. SDE 2016 I was even tweede, verloor die positie door een neerwaartse aanpassing van de beschikte capaciteit in de update van januari 2020, maar is terug op de tweede positie sedert de update van april 2020, met 68,4% t.o.v. oorspronkelijk beschikt. Daardoor is SDE 2014, met 65,2%, op de 3e plaats beland onder het SDE "+" regime. Bij SDE 2016 I zal er nauwelijks meer iets wijzigen, er staat namelijk nog maar 0,1 MWp open voor 3 - kleine - beschikkingen.
Opvallend is de zeer slechte prestatie voor de (ook reeds lang afgeronde) SDE 2012: slechts 31% van aantal oorspronkelijke beschikkingen opgeleverd, en zelfs maar 27% van de capaciteit. Uiteraard was er ook maar heel weinig beschikt (oorspronkelijk 17,1 MWp, waarvan er echter maar 4,5 MWp is overgebleven), anders had dat een "ramp-subsidie-jaar" geworden.
Latere regelingen kunnen uiteraard nog forse realisatie toenames laten zien. Voor SDE 2014 projecten zal dat geen soelaas meer gaan bieden, met nog maar 1 project resp. 60 kWp beschikte capaciteit te gaan. Dat blijft trouwens in dit geval een vreemde zaak, want op het aangegeven adres ligt al sedert het voorjaar van 2018 (!) een generator bestaande uit 192 zonnepanelen. En nog steeds heeft dat project géén "ja-vinkje" gekregen van RVO. Onduidelijk is wat daarvan de oorzaak is. Mogelijk is het project niet volgens de voorwaarden aangesloten op het net, of zijn er andersoortige administratieve problemen ??
SDE 2016 II zal het record van de voorjaars-ronde in dat jaar niet gaan evenaren, gezien de 60,3% realisatie, en nog 0,1% van capaciteit open staand. De latere regelingen gaan nog spannend worden, mede gezien de enorme verliezen van beschikkingen binnen die rondes, die waarschijnlijk nog verder zullen gaan oplopen. SDE 2017 I zit nog maar op minder dan 62% realisatie t.o.v. oorspronkelijk beschikt, maar heeft nog wel wat volume te gaan (70 MWp, 3% t.o.v. oorspronkelijk toegekend volume). De verwachting is, echter, dat er nog wat volume van zal gaan wegvallen. Er zal dus maximaal bijna 65% gerealiseerd kunnen gaan worden van de oorspronkelijk beschikte capaciteit.
Gemiddelde
beschikking grootte bij de realisaties
In de kolom realisaties ziet u achteraan de uit de aantallen en beschikte
capaciteiten berekende gemiddelde omvang per beschikking, volgens
de toekenningen van RVO. Hierin is een duidelijk trend van schaalvergroting
herkenbaar. Van zeer klein (gemiddeldes van zo'n 2-9 kWp per beschikking
onder de 1e 3 SDE regimes), tot fors uit de kluiten gewassen in groeiende
tendens onder de "SDE+" regimes vanaf SDE 2011. Groeiend
van gemiddeld 48 kWp onder SDE 2011 tot volumes tussen de 215 en 268
kWp gemiddeld in de SDE 2014-2016 I regelingen. Een vorig recordhouder,
SDE 2016 II in de april 2020 update nog op 489 kWp zittend, is door
de nieuwe, gemiddeld genomen kennelijk kleinere realisaties in de
latere updates weer een stuk lager uitgekomen, inmiddels op 459 kWp.
In een van de vorige updates is een nieuwe, vermoedelijk tijdelijke
recordhouder opgedoken, de najaars-ronde van SDE 2019, die momenteel
op 864 kWp gemiddeld per beschikking is gekomen.
Dat was in de oktober update van vorig jaar 702 kWp, en daar voor
zelfs nog maar 184 kWp bij de realisaties (in juli 2021 was het tijdelijk
fors hoger, 762 kWp). Nog steeds zijn er relatief weinig beschikkingen
ingevuld, 337 stuks. In de juli update moesten er sowieso een of meer
grotere exemplaren bij gezeten hebben, die dat hoge gemiddelde kunnen
verklaren. Bij navlooien van de spreadsheet, kwamen er destijds inderdaad
meerdere reeds fysiek opgeleverde kandidaten uit, allen grondgebonden
zonneparken, die het gemiddelde toen tijdelijk flink omhoog hebben
gestuwd. Later zijn er kennelijk weer voldoende kleinere rooftop installaties
bijgekomen, die het gemiddelde van de hele populatie in die regeling
weer flink hebben getemperd. Maar de huidige update laat weer een
flinke aanwas van de gemiddelde capaciteit per beschikking zien.
Na het hoge niveau van deze najaars-ronde van SDE 2019, vallen de overige gemiddeldes globaal genomen weer terug naar 543 kWp (SDE 2018 II), 532 kWp (SDE 2017 I), 521 kWp (SDE 2017 II), 459 kWp voor SDE 2016 II, en 379 kWp onder SDE 2018 I. De 887 gerealiseerde beschikkingen van SDE 2020 I betreffen nog relatief kleine projectjes, met gemiddeld slechts 264 kWp per stuk (volgens beschikking). De laatstgenoemde regeling moet uiteraard nog een beetje "op stoom" komen, met name wat de grote project realisaties betreft. De in de vorige update nieuw opgenomen SDE 2020 II heeft nog maar 115 gerealiseerde beschikkingen, met een relatief bescheiden gemiddelde van 189 kWp per realisatie. Typische "beginner" projectjes bij een recent opgenomen SDE regeling in de RVO verzameling.
Voor alle realisaties bij elkaar heeft het gemiddelde per beschikking inmiddels al een omvang bereikt van 266 kWp. In de vorige updates waren die gemiddeldes achtereenvolgens: oktober 251 kWp, juli 2021 245 kWp, apr. 2021 229 kWp, jan. 2021 215 kWp, sep. 2020 184 kWp, juli 2020 175 kWp, apr. 2020 167 kWp, jan. 2020 150 kWp, nov. 2019 138 kWp, aug. 2019 121 kWp, mei 2019 114 kWp, jan. 2019 90 kWp, daar voor 77 kWp. Ook al groeit dat gemiddelde dus continu door, het wordt nog steeds fors gedrukt door de vele kleine residentiële projecten onder de 3 oudste SDE regimes, zoals ook al bekend is uit de maandelijks door Polder PV geanalyseerde CertiQ data over de gecertificeerde zonnestroom capaciteit in ons land.
Splitsen we die twee regimes uit (onderaan in de tabel), is de oude SDE op de gemiddelde overgebleven beschikking grootte blijven steken van ruim 5 kWp. SDE "+" heeft een aanzienlijk groter gemiddelde bij de realisaties, inmiddels 418 kWp. Maar dat is nog wel slechts 72% van het gemiddelde volume van alle overgebleven beschikkingen (rode cijfer veld, 580 kWp gemiddeld). Eerder lag het laatst genoemde gemiddelde beduidend hoger: 604 kWp in de update van juli 2020. Die weer flink hoger lag dan de 532 kWp in de update van april van dat jaar. Deze fluctuaties zijn het gevolg van het opnemen van de SDE 2019 najaars-ronde in de cumulatie van de beschikkingen (april 2020), die per stuk gemiddeld zeer grote installaties heeft toegevoegd, gevolgd door de recent opgenomen SDE 2020-I ronde, die gemiddeld weer veel kleinere project beschikkingen heeft opgeleverd, al was het wel in grote aantallen.
De gemiddelde project groottes bij de overgebleven beschikkingen (rode veld in tabel) zijn, voor de regelingen waarvoor nog (veel) projecten open staan, ook bij de deel regelingen hoger dan die bij de realisaties. Dit komt omdat vele (zeer) grote projecten nog niet zijn gerealiseerd. Als die worden opgeleverd, zullen ze een opwaartse druk geven aan het systeem gemiddelde van de uiteindelijk gerealiseerde projecten cumulaties. Voor alle overgebleven beschikkingen is het gemiddelde momenteel 473 kWp. Dat is een bescheiden toename t.o.v. de 471 kWp in de vorige update. Genoemde 473 kWp is een factor 1,8 maal zo hoog dan bij de realisaties tot nog toe.
(c) Actuele portfolio aan overgebleven SDE beschikkingen voor PV (zwarte sectie in tabel), accumulaties
Dit alles (oorspronkelijk beschikt minus verloren gegane beschikkingen cq. realisaties) leidt tot een "overgebleven" pool aan beschikte projecten die nog opgeleverd moet gaan worden. Of, bij pech, tot extra verlies om wat voor reden dan ook. In de januari 2022 update waren er bij RVO voor SDE 2014 tm. SDE 2020 II nog 11.394 beschikkingen over, resp. 10.875 MWp (oktober 2021, incl. SDE 2020 II, 11,8 GWp, juli 2021, nog zónder SDE 2020 II, bijna 9,0 GWp, april 2021 9,8 GWp, januari 2021 10,9 GWp, sep. 2020, met SDE 2020 I toegevoegd, 12,1 GWp, juli 2020, nog zonder SDE 2020 I 9,4 GWp, apr. 2020, nog zonder SDE 2019 II 8,1 GWp, jan. 2020 nog 9,3 GWp, nov. 2019 10,1 GWp, aug. 2019, nog zonder SDE 2019 I, nog ruim 8,2 GWp). Ondanks de reeds zeer forse verliezen van eerder afgegeven beschikkingen, een blijvend groot volume, voor een land wat begin 2021, volgens de december 2021 update van het CBS, iets meer PV capaciteit (inclusief de projecten markt, én residentieel) had staan, 10.950 MWp. Puur theoretisch zou dat volume alleen al vanwege de SDE beschikkingen kunnen verdubbelen, maar helaas gaat daar natuurlijk nog heel veel capaciteit van wegvallen.
De marginale resterende volumes voor SDE 2014-2016, 1,6 MWp, zullen, afhankelijk van realisatie of definitieve "afvoer", niets meer uitmaken gezien hun zeer geringe omvang. Wat de forse resterende volumes voor de opvolgende regelingen betreft, moet daar deels wel voor worden gevreesd, als ze niet op tijd gebouwd of aan het net kunnen worden gekoppeld. Mede gezien de smaller geworden tijd-vensters voor de oplevering (ondanks het geaccordeerde uitstel onder voorwaarden van een jaar extra realisatie tijd in Den Haag), gecombineerd met om zich heen grijpende netcapaciteit problemen en tekorten aan personeel bij de netbeheerders. Voorspellingen zullen op dit vlak met prudentie moeten worden genoten, want het aantal onzekerheden over de (potentie aan) realisaties neemt alleen maar toe. Zelfs als we er van uitgaan dat er al verschillende "oplossingsrichtingen" voor de beperkte net capaciteit in gang zijn gezet. Makkelijk zal het allemaal beslist niet gaan.
(d) Ratio SDE+/SDE
Onderaan twee velden in de tabel heb ik ook nog de ratio berekend van de officieel overgebleven beschikte volumes voor alle SDE "+" t.o.v. de oude SDE regelingen (rode veld), en dit herhaald voor de reeds door RVO als opgeleverd beschouwde project beschikkingen (groene veld). Die verhouding ligt, vanwege heftige toevoegingen van beschikkingen onder met name de laatste acht SDE "+" rondes, verminderd met de tussentijdse aanzienlijke hoeveelheden reeds verloren gegane exemplaren, inmiddels rond de 2,6 voor de aantallen overgebleven beschikkingen. In een vorige update was dat nog factor 2,2, in juli 2017 zelfs nog maar een factor 0,6. De SDE werd door duizenden particuliere toekenningen gedomineerd, en die was tot nog toe bepalend voor deze inmiddels aardig "recht getrokken" verhouding. Bij de realisaties is die verhouding inmiddels ongeveer 1,7. Dit, omdat veel grote projecten uit latere SDE "+" regelingen nog niet zijn opgeleverd, en de vele reeds afgeronde oude SDE micro projectjes die som nog zwaarder onder druk zetten.
Bij de capaciteiten is de verhouding precies andersom, omdat SDE "+" gedomineerd wordt door talloze zeer grote projecten. Bij de overgebleven beschikkingen, incl. de zeven toegevoegde SDE 2017-2019 en SDE 2020 I regelingen, is die factor weer wat afgenomen, een verhouding 293 : 1 (SDE "+" staat tot SDE; in update van 1 oktober 2021 factor 299 : 1, juli 2021 factor 308 : 1, apr. 2021 factor 313 : 1, jan. 2021 factor 322 : 1, in sep. 2020 nog 326 : 1; in juli 2020 261 : 1; in juni 2018 120 : 1, wel ook tussentijdse afname vanwege uitval van beschikkingen !). Bij de realisaties een stuk lager, inmiddels een factor 143 : 1 (in oktober 2021 nog 131 : 1, juli 2021 124 : 1, apr. 2021 112 : 1, jan. 2021 nog 100 : 1, sep. 2020 nog 81 : 1; in juli 2020 nog 73 : 1; in de juni 2018 update was dat nog 17 : 1, dus nog steeds verder oplopend). Met dezelfde oorzaak: veel zeer grote projecten in de beschikkingen zijn nog niet opgeleverd, inclusief de grote volumes uit SDE 2017 I tm. SDE 2020 I. Tot slot, bij de gemiddelde systeemgrootte vinden we die trend wederom terug. SDE "+" staat tot SDE bij de overgebleven beschikkingen 115 : 1, maar bij de realisaties nog "maar" een factor 83 : 1 (juni 2018 update 43 : 1). Ook deze verhoudingen kunnen wijzigen, naar gelang er een fors aantal grote "SDE + projecten" daadwerkelijk alsnog gerealiseerd zal gaan worden.
Uiteraard zijn dergelijke vergelijkingen ook te maken tussen de SDE en SDE "++" regelingen, of tussen SDE "+" en SDE "++", maar omdat de eerste SDE "++" ronde, SDE 2020 II, pas in de vorige update is toegevoegd, heeft dat nog niet veel zin. Wellicht wil ik daar in een later stadium nog wat woorden aan spenderen.
(e) Evolutie systeemgemiddelde capaciteit volgens RVO beschikkingen
In een van de artikelen over de effecten van de beschikkingen van SDE 2019 I, heb ik reeds uitgebreid stil gestaan bij de belangrijke factor "gemiddelde capaciteit" per beschikking, en bij de realisaties. Zie daarvoor het 5e artikel in die reeks (16 november 2019), paragraaf 3.
(f) Verzamel grafieken alle SDE regelingen - PV capaciteit bij beschikkingen / realisaties
In deze paragraaf toon ik weer de meest recente versies van de 2 bekende "stapel grafieken" met de begin januari dit jaar overgebleven volumes bij de beschikkingen (weergegeven in de grafiek hierboven, onder a), en bij de door RVO opgegeven "realisaties". Die vindt u hier onder.
Stapelgrafiek met links de kolommen stapel met de overgebleven (!!) hoeveelheden beschikkingen van SDE 2008 tm. SDE "++" 2020 II. SDE 2020 II is in de vorige update toegevoegd, en nog grotendeels met intacte oorspronkelijke volumes (blauwe segment bovenaan). Vanwege de hoge toevoegingen onder SDE 2020 I en, in mindere mate voor de aantallen, SDE 2020 II, zien we een cumulatie in de resterende, inmiddels overgebleven hoeveelheid van 37.845 toekenningen voor zonnestroom (project beschikkingen). Dat waren bij de ooit oorspronkelijk vergeven exemplaren nog 56.119 beschikkingen (zie tabel en eerste grafiek onder a). De rechter stapel kolom geeft de in de update van 1 januari 2022 door RVO formeel als "gerealiseerd" verklaarde hoeveelheden beschikkingen per regeling weer. Met als voorlopige cumulatie 26.451 beschikkingen gerealiseerd. Wat 69,9% van het overgebleven aantal "totaal overgebleven beschikt" (linker stapel) is. Goed is hier het grote verschil tussen de SDE 2019 II en SDE 2020 I regelingen te zien. De eerste had relatief zeer weinig beschikkingen, die gemiddeld per stuk echter wel "zeer groot" waren. De laatste SDE "+" regeling, 2020 I, had een record aantal aan gemiddeld genomen véél kleinere toekenningen, waar nog een zeer hoog volume van over is. Daar bovenop is het nieuwe volume voor SDE 2020 II gestapeld. "Onderin" de kolommen stapel is er, tm. SDE 2016 I vrijwel geen activiteit meer, omdat bijna al die oudere regelingen geen openstaande beschikkingen meer hebben (of nog maar een handvol). Wel is er soms nog geringe uitval, met name, regelmatig, bij de oudste 3 SDE regelingen.
Vergelijkbare stapelgrafiek, met nu niet de aantallen (overgebleven) beschikkingen, maar links ditto, de totale capaciteit in MWp die er over is gebleven in de laatste update (met reeds aanzienlijke volumes door RVO virtueel weg gekieperd en dus niet meer zichtbaar). Zie ook de tweede grafiek onder paragraaf (a), voor een vergelijking tussen oorspronkelijk beschikte volumes en op 1 januari dit jaar daarvan overgebleven hoeveelheden.
De in de vorige update nieuw toegevoegde SDE 2020 II regeling is, nog vrijwel ongeschonden sinds de in de kamerbrief genoemde volumes, bovenaan zichtbaar, met nog 3.594 MWp aan beschikt vermogen (oorspronkelijk toegekend 3.603 MWp). Het totale volume voor alle regelingen culmineert in (inmiddels overgebleven) 17.919 MWp. Dat was bij het ooit oorspronkelijk vergeven / beschikte project volume nog 22.753 MWp (zie tabel en grafiek onder paragraaf a). Rechts het nog zeer beperkte "gerealiseerde" volume, althans van de beschikkingen (niet de werkelijk opgeleverde capaciteit !). Met in totaal "officieel" 7.045 MWp gerealiseerd, ruim 7 GWp. Wat nog maar 39,3% is van het (overgebleven) beschikte volume. Er is dus in ieder geval wat het RVO - SDE dossier betreft, op het gebied van te realiseren capaciteit nog bijna 61 procent van het nu (overgebleven) beschikte volume te gaan.
Het CertiQ dossier (met fysiek gerealiseerde volumes), normaliter al een stuk verder ge-evolueerd dan de beschikking cijfers van RVO, blijkt in hun laatste status update van eind december 2021 al een stuk verder te zijn, t.o.v. de gerealiseerde volumes beschikkingen van RVO. Aangezien er geen gereviseerde jaaroverzichten meer worden uitgegeven vanaf het jaar 2020, heeft Polder PV de eindejaars-volumes voor die jaren in de laatste analyse weer gereconstrueerd uit de actuele progressie grafiek in het januari 2022 rapport van de TenneT dochter. Bij CertiQ stond eind 2021 / begin 2022 7.495 MWp aan fysieke opleveringen, waarvan het allergrootste deel SDE beschikte projecten is (en nog een onbekend, hoogstwaarschijnlijk "zeer beperkt" deel zonder SDE beschikking). Wat al 6,4% meer geaccumuleerd volume is dan wat er begin januari 2022 in totaal als gerealiseerd beschikt staat bij RVO (incl. SDE 2020 II). Zouden we het bereikte CertiQ volume afmeten aan het overgebleven beschikte totaal volume bij RVO, zouden we al op 41,8% realisatie komen (kader in grafiek). Met de voorbehouden die daar bij horen.
Normaliter ligt CertiQ altijd (ver) voor op het RVO - SDE dossier. Feit blijft, dat sowieso bij RVO talloze reeds netgekoppelde projecten nog niet met een "ja" vinkje zijn gezegend in de publiek beschikbare data overzichten. Die dus nog niet in hun cijfers kunnen zitten. Die projecten staan al lang in de CertiQ databank, omdat er al meteen garanties van oorsprong aangemaakt moeten gaan worden, "zodra de stekker in het betreffende project gaat". De meeste projecten achter grootverbruik aansluitingen dienen maandelijks (automatisch) meetgegevens via de meet-gemachtigde in, die direct naar CertiQ worden doorgesluisd na validatie. Registratie bij CertiQ gebeurt in het grootste deel van de gevallen zeer rap na fysieke netkoppeling. Dagelijks worden updates gedraaid met de nieuwste toevoegingen die door de exploitanten worden doorgegeven, en waarvoor de netbeheerders hun formele fiat hebben gegeven (pers. comm. CertiQ). Wat daarna geschiedt in het RVO traject kan echter vele maanden kosten, voordat dit leidt tot een "formeel ja vinkje" in hún databestand.
Het verschil tussen "overgebleven beschikt" volume en "gerealiseerd volume status 1 januari 2022" bedraagt 17.919 - 7.045 = 10.874 MWp (10,9 GWp). Dat is het volume aan beschikkingen wat nog gerealiseerd moet gaan worden, nog exclusief de nog lang niet bekende volumes aan beschikkingen die zullen voortkomen uit de - extreem overtekende - SDE 2021. Maar ik waarschuw hierbij al op voorhand: er gaat sowieso nog heel veel volume van afvallen, gezien de trend van de afgelopen overzichten van RVO. En het is nog steeds niet het "gerealiseerde" volume. Dat kunnen we alleen te weten komen als exacte project informatie beschikbaar komt, zoals in ultimo bij CertiQ bekend moet zijn of worden. Polder PV heeft in ieder geval van de "top" in de markt, de grootste projecten, inclusief de bijna 550 gerealiseerde grondgebonden zonneparken (excl. andere "niet rooftop" projecten zoals drijvende projecten), die de grootste volumes aan MWp-en inbrengen, het meest complete, gedetailleerde overzicht van Nederland.
Thermische zonne-energie
In dit kleine andere zonne-energie dossier, is er bij de beschikte cq. gerealiseerde volumes na de toevoeging van de SDE 2020 I in de update van eind 2020, en de zeer kleine toevoeging van slechts 2 beschikkingen onder het SDE 2020 II (SDE "++") regime relatief weinig gewijzigd. In de huidige versie van begin januari 2022 zijn er weer 7 relatief kleine beschikkingen (3x SDE 2019 II, en 4x SDE 2020 I, totale capaciteit 4,6 MWth), verloren gegaan. Wat het totale aantal overgebleven beschikkingen (incl. die uit voorgaande rondes) op 141 stuks heeft gebracht, met een gezamenlijke resterende capaciteit van 127,5 MWth., en een gemiddelde omvang van 904 kWth. per beschikking. Die omvang is, door de toevoeging van vooral kleinere projecten onder SDE 2020 I binnen deze vrij kleine totale populatie, aanvankelijk wat afgenomen sinds de update van juli 2020, toen was deze gemiddeld nog 1.067 kWth. per beschikking. Maar inmiddels is het gemiddelde per beschikking, door tussentijdse uitval van kleinere exemplaren weer wat hoger geworden dan de 811 kWth. gemiddeld in de update van april 2020.
De beschikkingen zijn vergeven in de jaargangen 2012 tm. 2020 II, behalve in 2015. Het enige overgebleven exemplaar van SDE 2017 II, met een omvang van 291 kWth., is in een vorige update om onbekende reden aan de wilgen gehangen. 42% (59 stuks) van het overgebleven aantal, en slechts 22% (27,4 MWth.) van de overgebleven beschikte capaciteit komt uit de SDE 2020 I ronde. De 490 kWth. voor de 2 meest recent toegevoegde beschikkingen uit de SDE 2020 II maakt slechts 0,4% uit van het actueel overgebleven capaciteit volume.
De hoogste beschikte capaciteit voor 1 beschikking was aanvankelijk voor het project bij Ter Laak in het Zuid-Hollandse Wateringen (SDE 2016 I, 15,7 MWth.). Maar is later achterhaald door het al langer geplande Dorkwerd zon-thermie park wat Solarfields op een oud baggerdepot langs het Hoendiep benoorden Groningen gaat realiseren. Dat heeft een SDE 2019 II beschikking voor 37,4 MWth. Omdat er enkele kleinere beschikkingen uit die regeling zijn verdwenen, heeft deze inmiddels de hoogste gemiddelde capaciteit bij de overgebleven beschikkingen, ruim 4,0 MWth. Met 9 overgebleven, en reeds gerealiseerde toekenningen, volgt SDE 2016 I op de voet, met een gemiddelde van 3,9 MWth. per beschikking. De vele overgebleven beschikkingen toegekend onder SDE 2020 I moeten het met een veel lager gemiddelde stellen, en zijn dus veel kleiner (gemiddeld 465 kWth. per stuk).
Als we kijken naar de "officiële realisaties", volgens de richtlijnen van RVO, zijn daarvan tot nog toe 46 projecten opgeleverd, 3 meer dan in de oktober 2021 update. Netto is er 1.198 kWth. aan gerealiseerde thermische capaciteit bijgekomen.
Het totale gerealiseerde thermische vermogen volgens de beschikkingen is volgens RVO, met deze kleine wijzigingen 50,3 MWth, een marginale verhoging t.o.v. de update in oktober vorig jaar (49,1 MWth). Dat is momenteel ruim 39% van het overgebleven beschikte volume (127,5 MWth.), inclusief SDE 2020 II. Naast de 9 project realisaties voor SDE 2016 I (35,3 MWth., geen openstaande toekenningen meer) zijn er o.a. ook 8 van de project realisaties (capaciteit: 1,9 MWth totaal, vol geboekt) met een SDE 2014 subsidie beschikking, en een even groot aantal met SDE 2017 I beschikking, met bijna 1,5 MWth aan toegekende capaciteit. Er staat nog 1 beschikking open voor deze regeling. SDE 2016 II resp. SDE 2018 II dragen elk 6 beschikkingen bij aan de realisaties, met beschikte capaciteiten van 6,8 resp. 1,4 MWth.
Omdat dit relatief kleine zonne-energie dossier enkele updates eerder wat "substantie" begon te krijgen, heb ik, naar analogie van de al jaren bijgehouden standaard grafiek met alle SDE realisaties voor zonnestroom projecten, in de versie van januari 2020 voor het eerst ook een dergelijke grafiek gemaakt voor de door RVO met "ja" stempel gezegende thermische zonne-energie (gerealiseerde) beschikkingen. Deze grafiek is inmiddels bijgewerkt met de resultaten uit de huidige update, 1 januari 2022, en deze vindt u hier onder. Hieruit blijkt kristalhelder de voortdurende dominantie van de paar realisaties uit de SDE 2016 I regeling. De aangegeven "tijdelijke realisatie" van 40 kWth onder SDE 2019 II heb ik grijs weergegeven: de beschikking is inmiddels weer verdwenen uit de RVO records. Uit de grafiek kan 1 onverbiddelijke conclusie worden blijven getrokken: de evolutie van de realisatie van grotere SDE-gesubsidieerde thermische zonne-energie projecten blijft de laatste 2 jaar zeer traag verlopen.
Bronnen
Zie ook uitgebreid overzicht met verwijzingen naar eerdere SDE 2016-2020 analyses op Polder PV, onderaan het overzicht onder de update van januari 2021.
Extern:
8 februari 2022: Eerste CertiQ maandrapportage 2022 - januari weinig nieuwe installaties (225), 167 MWp nieuwe gecertificeerde PV capaciteit, meer dan 7,5 GWp in accumulatie & record productie in 2021*.
Het eerste maandrapport voor gecertificeerd vermogen van energie opwekkende installaties, voor januari dit jaar, is gepubliceerd door CertiQ. Voor zonnestroom is inmiddels ver over de 7,5 GWp (7.584,5 MWp) geaccumuleerd, in wat al enige tijd het, qua capaciteit, grootste zonnestroom dossier van Nederland is geworden. In januari ging het om een netto toevoeging van relatief weinig, 225 nieuwe projecten, die in die maand in totaal 166,7 MWp nieuwe capaciteit inbrachten. Wat wel, veruit, het hoogste volume was voor die maand, afgezien van de veel te hoge "anomalie" in januari 2021.
Het aantal ingeschreven zonnestroom projecten** bij CertiQ is toegenomen naar 30.774 exemplaren. De gemiddelde systeemcapaciteit van alle ingeschreven PV installaties bij CertiQ is wederom iets verder gegroeid, naar ruim 246 kWp. Bij de uitgave van garanties van oorsprong (GvO's) voor zonnestroom is in kalenderjaar 2021 een zoveelste nieuw record bereikt, van, nog zeer voorlopig, 5.632 GWh. Hier zal nog e.e.a. aan volume aan toegevoegd gaan worden in latere updates. Ook wordt voor het CertiQ volume wederom een nieuwe capaciteit accumulatie prognose gedaan voor medio 2022, op basis van de meest recent beschikbare informatie.
*
Disclaimer: Status officiële CertiQ cijfers volgens maand
rapportages !
|
Het overzicht met de cijfers over januari 2021 (en voor de Garanties van Oorsprong, GvO's, tm. december 2021) verscheen bij CertiQ op 4 februari 2022.
In de detail analyse hier op volgend wordt ingegaan op de wijzigingen en aanvullingen, deels grafisch verbeeld.
** "Projecten" hier gelijk te stellen aan "inschrijvingen bij CertiQ". Dit kan deels gaan om meerdere deel installaties op een en hetzelfde adres en/of bedrijfs-complex. Vaak gaat het daarbij om separate SDE beschikkingen, waarvoor vereist is dat ze allen een eigen bemetering hebben, tenzij daarvoor afspraken zijn gemaakt met RVO. Er zijn de nodige lokaties met meer dan 1 SDE beschikking, Polder PV heeft daar honderden voorbeelden van in zijn eigen project dossier.
1. Ontwikkeling van aantallen gecertificeerde zonnestroom installaties
Nieuwe aantallen installaties in bovenstaande grafiek, rode curve, met als referentie de linker Y-as. In december 2020 werd, na diverse behoorlijk hoge nieuwbouw cijfers in voorgaande maanden, en na het tussentijdse record in juli (589 netto nieuw), in de laatste kalendermaand wederom een nieuw record niveau met de (netto) bijschrijvingen bereikt bij CertiQ, 616 nieuwe exemplaren (geel omrand data punt rechtsboven in de grafiek). Vanaf januari 2021 viel het nieuwe volume bij de aantallen fors terug, grofweg wisselend rond de 300 nieuwe projecten per maand. Pas in december werd meteen het maandrecord voor dat jaar gevestigd, met 459 nieuwe projecten. In januari 2022 viel dit echter weer sterk terug, naar nog maar (netto) 225 nieuwe projecten. Dat is het laagste niveau sinds december 2018.
De accumulatie is te zien aan de blauwe kolommen curve in bovenstaande grafiek. In de september 2019 rapportage is de grens van twintigduizend gecertificeerde zonnestroom projecten overschreden. Het totaal is inmiddels, met januari 2022 toegevoegd, uitgekomen op, voorlopig, 30.774 exemplaren.
Voor alle CertiQ data geldt: Netto effect = aantal bijschrijvingen minus het aantal uit de CertiQ databank verwijderde PV-projecten per maand. Normaliter werden jaarcijfers later bijgesteld, zoals ook voor voorgaande jaren is geschied (zie revisies voor de jaren 2018 en 2019, met de daar aan gelinkte gedetailleerde analyses). Die revisies worden echter niet meer gepubliceerd, en dus moest er naar een andere reconstructie techniek worden overgestapt. Zie daarvoor paragraaf 9 in de analyse van het december 2021 rapport. Al snel na publicatie van de officiële maandrapportages bij CertiQ, kunnen de waarden per maand al flink bijgesteld worden (analyse 4 november 2020). In de maandrapport besprekingen van, en de primaire grafieken bij Polder PV, wordt altijd dié inhoud als referentie aangehouden, en vergeleken met oudere maand rapportages, om in ieder geval die trends op een gelijkwaardige wijze met elkaar te kunnen vergelijken.
Grafiek met de variatie in de (netto) groei van de aantallen installaties per maand (rapport) bij CertiQ. De nieuwe volumes gerealiseerde projecten per maand zijn vanwege de enorme stapel aan SDE beschikkingen die al werd uitgevoerd in 2020 t.o.v. 2019 weer sterk toegenomen, ondanks de fikse beperkingen a.g.v. de Covid19 pandemie. Dit is te zien aan de horizontale stippellijnen, die het maandgemiddelde per kalenderjaar weergeven. 2021 kwam daarbij iets lager uit dan 2019 (bruine resp. gele stippellijn, 339 resp. 350 netto nieuw aantal installaties per maandrapport). 2020 blijft ongeslagen kampioen, met maar liefst 445 nieuwe installaties gemiddeld per maand, volgens de maandrapportages (blauwe stippellijn).
2022 begon, met slechts 225 nieuwe installaties in het januari rapport, op een zeer bescheiden niveau (weergegeven in magenta kolom). We moeten terug gaan naar december 2018 voor een nog lager niveau (189 nieuwe projecten). Bij de capaciteit ligt die verhouding echter heel anders, zie paragraaf 2.
Tót 2018 was er een verwarrende periode van 4 jaar waarbij ook tijdelijk negatieve groei optrad, vanwege een combinatie van lang durende her-registratie verplichtingen, en mogelijk "natuurlijke uitval" bij CertiQ.
Ook deze volumes (evenals die voor de capaciteiten) zullen achteraf nog worden bijgesteld door wijzigingen in de primaire database van CertiQ. Deze revisies kunnen zowel positief (capaciteit 2015-2018, eerste jaar rapport 2020), als negatief uitpakken. In 2019 is bijvoorbeeld de bijstelling voor de capaciteit in negatieve zin uitgepakt, zoals we hebben gezien bij de jaarcijfers.
In 2020 zijn in de 12 maandrapporten 5.335 nieuwe projecten opgetekend door CertiQ. Een nieuw jaar record, wat 27,2% boven het kalenderjaar volume van de maandrapportages in 2019 (4.195 projecten) is komen te liggen. 2021 heeft in totaal in de maandrapportages 4.073 nieuwe projecten opgeleverd, 24% lager dan in 2020.
Revisie van de historische cijfers lieten, op basis van de actuele grafiek in het december 2021 rapport, zien, dat met de toen geldende status quo, de groei van het aantal nieuwe projecten in heel 2021 ongeveer 45% lager lag dan de aanwas in 2020 (3.049 t.o.v. 5.551 nieuwe installaties). Wat de aantallen betreft, lijkt dat op basis van de grafiek verschenen in het januari 2022 rapport van CertiQ, nog niet fundamenteel gewijzigd. De capaciteit is echter beslist wel veranderd, zie paragraaf 6.
2. Capaciteit evolutie van gecertificeerde zonnestroom installaties
Voetnoot
bij grafiek: de cijfers voor september 2017 zijn na vragen van Polder
PV door CertiQ aangepast.
Voor de reden, zie analyse
herziening september 2017 rapportage ! Ook voor juli 2019 is het aanvankelijk
op 1 augustus 2019
verschenen maandrapport na interventie door Polder PV fors neerwaarts
gecorrigeerd in
een later gereviseerde versie.
Als klap op de vuurpijl resulteerde uit het april 2020 rapport een bizarre
negatieve maandgroei van -108,5 MWp,
a.g.v. een "drie-nullen correctie" van een eerder (?) foutief
ingegeven installatie door een netbeheerder. Ook het cijfer in januari
2021 is door een foute
entry van een netbeheerder veel te hoog uitgepakt. Dit is gecorrigeerd
in februari, waardoor die maand een zeer lage "artificiële groei"
laat zien.
In vergelijking met de groei van de aantallen nieuw geregistreerde gecertificeerde PV projecten (vorige grafiek), gaat het bij de netto toegevoegde capaciteit al langere tijd om opvallende, gemiddeld substantieel grotere volumes dan wat we in eerdere jaren hebben gezien. Met name in 2018, 2019, 2020 en 2021. In november van 2019 werd een nieuwe record toevoeging van maar liefst 409,9 MWp geregistreerd. Het maandgemiddelde (horizontale stippellijn) eindigde voor de maandrapportages op 142 MWp in dat jaar, in 2020 en 2021 is dat gemiddelde verder toegenomen van 158 naar 191 MWp.
Desondanks is, op basis van de revisie van de maandrapport cijfers (paragraaf 9), de uitkomst voor het hele jaar nogal anders geworden dan gedacht: In 2020 is met de update van de CertiQ grafiek in het december 2021 rapport namelijk al een veel hogere jaargroei geconstateerd dan in 2021. En dat is nu alweer gewijzigd op basis van de meest recente grafiek in het januari 2022 rapport: 2.360 MWp in 2020, t.o.v. nog maar 1.855 MWp in 2021. Hierbij moet ook de disclaimer, dat, net als voor 2020, de cijfers voor 2021 alsnog fors kunnen gaan wijzigen in latere revisies van CertiQ.
2022 begon in de historische reeks zeer goed, met 166,7 MWp nieuwe capaciteit. Dat is weliswaar veel minder dan de ogenschijnlijk record toevoeging in januari 2021, maar daar bleek, na vragen van Polder PV aan CertiQ, een flinke "3 nullen" ingave fout van een netbeheerder aan ten grondslag te liggen, die pas in het volgende (februari) rapport werd hersteld. Wat daardoor een onwaarschijnlijk, veel te laag volume kreeg toebedeeld. Vergelijken we de 167 MWp nieuw in januari 2022 met dat in januari 2020, is het nieuwe volume maar liefst bijna drie maal zo hoog.
3. Gemiddelde capaciteit nieuwe PV installaties januari 2022
Als we uitgaan van de CertiQ cijfers zoals nu gepubliceerd, deze als "correct" beschouwen, relatief weinig uitstroom van verwijderde projecten in de data bestanden veronderstellen, en de maandelijkse netto toevoegingen in de rapportages voor januari 2022 combineren met de toegevoegde capaciteiten in die maand, resulteert dit weer in een hoog gemiddeld systeem vermogen van 741 kWp per stuk bij de nieuwkomers. Een stuk hoger dan de 555 kWp gemiddeld in het rapport van december 2021. Dat geeft voor januari een gemiddelde omvang van zo'n 2.117 zonnepanelen à 350 Wp per project. Dat zijn dus weer - gemiddeld genomen - forse projecten geweest.
Het evoluerende systeemgemiddelde bij de totale accumulatie in het CertiQ dossier is door de relatief hoge capaciteit toevoeging in januari weer verder toegenomen. Zie paragraaf 8.
4. Kwartaal cijfers CertiQ maandrapportages - eerste resultaat voor QI 2022
Groeicijfers per kwartaal volgens de oorspronkelijke maandrapportages. Het record volume per kwartaal is tot nog toe al in QIV 2020 gerealiseerd, met 874 MWp.
2021 liet een sterk wisselend beeld zien, met hoge toevoegingen in het 2e (728 MWp) resp. 4e kwartaal (672 MWp), gebaseerd op de maand rapportages. Voor 2022 is alleen januari inmiddels bekend, 167 MWp. Als dat volume ook in februari en maart gehaald zou worden, zou het eerste kwartaal "enigszins" in de buurt kunnen komen van het volume gerapporteerd voor QI 2021 (541 MWp). Maar het zal dan beslist veel hoger gaan uitpakken dan de matige toename van 304 MWp in QI 2020.
5. Half-jaar cijfers CertiQ maandrapportages - eerste toevoeging voor het nieuwe jaar
Groeicijfers per half-jaar. De Y-as geeft de nieuw gerapporteerde capaciteiten in MWp, volgens de maandrapportages in de getoonde half-jaren. Op de X-as per kolom de resultaten van de 6 maand rapportages uit de half-jaren (HI = jan. tm. juni; HII = juli tm. december) sinds 2010, tot en met 2e half-jaar van 2021, en, achteraan, een eerste maand resultaat voor 2022 (gearceerd).
Het tweede half-jaar van 2020 heeft een nieuwe record capaciteit van 1.432 MWp laten zien, temidden van de mondiale Covid19 pandemie. Daarna zijn de halfjaar volumes in de maand rapportages stapsgewijs afgenomen, van 1.269 MWp in H1 2021, naar nog maar 1.026 MWp in de tweede jaarhelft van vorig jaar. Een duidelijke afkoeling van de progressie, zo lijkt het.
De laatste - gearceerde - kolom toont de eerste toevoeging voor het eerste halfjaar van 2022, 167 MWp nieuw in januari. Hier moeten uiteraard nog 5 maand rapportages bovenop worden gestapeld.
6. Kalenderjaar cijfers CertiQ maandrapportages & jaar-revisies - tm. januari 2022, inclusief revisie 2019, eerste jaar rapport cijfer 2020, en meest recente herzieningen
Voor beschouwing van een vorige versie van deze grafiek, zie onder de bespreking van het april maand rapport van 2021. Nieuwe kalenderjaar volumes volgend uit de oorspronkelijke maand rapportages zijn hier weergegeven in lichtblauwe kolommen. De volumes die volgen uit de later verschenen oorspronkelijke, dan wel gereviseerde jaar rapportages zijn getoond in de donkerblauwe kolommen. Normaliter werden gearceerde kolommen later nog bijgesteld door CertiQ. Zoals in de vorige analyse besproken in paragraaf 9, worden er echter geen gereviseerde jaaroverzichten meer gepubliceerd door CertiQ, en moeten we de actuele cijfers proberen te reconstrueren. De gearceerde kolom voor 2020 is in ieder geval het gevolg van het verschil tussen het EOY volume in het gereviseerde jaar rapport voor 2019, en dat in het later niet meer gereviseerde eerste jaar rapport voor 2020. De kolom voor 2021 is het verschil tussen de EOY volumes in de twee niet meer gereviseerde jaar rapportages voor de jaren 2020 en 2021.
Het op basis van de maandrapportages bereikte niveau voor 2021, 2.295 MWp, is al 21% hoger dan de 1.897 MWp voor 2020 in de maandrapportages over dat jaar. En bijna 13% hoger dan het jaargroei cijfer in het eerste (nog niet gereviseerde) jaar rapport over 2020 (2.036 MWp). Het verschil tussen de jaar rapport cijfers is in 2020 en 2021 veel minder groot, 2.036 MWp in 2020, en 2.101 MWp in 2021 (3,2%), maar ook dat is gebaseerd op alweer achterhaalde cijfers. Helemaal rechts zien we, gearceerd, het eerste resultaat voor (januari) 2022 staan, waar nog 11 maand rapportages aan moeten worden toegevoegd. Als de groei in het hele jaar constant zou blijven, zou de totale jaargroei ruim 2 GWp kunnen worden, maar dat is een nog veel te vroege speculatie, omdat de maand volumes dramatisch van elkaar kunnen verschillen. En er nog tal van onopgeloste problemen zijn, zoals de zeer serieuze netcongestie, en gebrek aan kundig personeel in de zonnestroom markt in Nederland.
In deze grafiek heb ik wederom twee opnieuw berekende jaarvolumes getoond, op basis van de in elk CertiQ maandrapport getoonde meest actuele grafiek, in 2 rood gekleurde horizontale lijnstukken. Ditmaal gebruik makend van de grafiek in het januari 2022 maand rapport. De methode daarvoor heb ik toegelicht in paragraaf 9 van de analyse van het december 2021 rapport. Deze reconstructie methode is ingezet, omdat er géén herziene jaaroverzichten meer zijn verschenen bij CertiQ (sedert kalenderjaar 2020).
Met deze meest recente extrapolaties komt het jaarvolume voor 2020 ditmaal uit op 2.360 MWp (vorige rapportage: 2.550 MWp), en voor 2021 inmiddels op 1.855 MWp (vorige rapportage: 1.588 MWp). Nog steeds wijken deze meest recente jaargroei cijfers nog sterk af van de volumes die volgen uit de accumulaties van zowel de maandrapport data, als van die gebaseerd op de jaar rapportages. Maar, zoals ik al verwachtte, zijn de twee rode lijnstukken wel meer naar elkaar toe gegroeid, en is het verschil in jaargroei volume tussen genoemde 2 jaren flink geslonken. Het verschil zal in komende rapportages beslist nog verder kunnen gaan afnemen, al is beslist duidelijk dat 2020 de hoogste groei heeft gehad. Momenteel is in ieder geval de nu actueel bekende jaargroei in het CertiQ dossier in 2021 21% lager geweest dan in 2020.
7. Accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit
De trendlijn in de grafiek is sedert de mei 2020 update, als gevolg van de aanvankelijk tegenvallende cijfers in 2020 (incl. de negatieve groei in april anomalie), aangepast t.o.v. het exemplaar in de voorgaande versies. De polynoom "best fit" curve is vervangen door een voortschrijdend gemiddelde trendlijn, waarbij het gemiddelde resultaat van de laatste drie maanden wordt weergegeven. De rode lijn laat, op enkele kort durende anomalieën na, een voortdurende flinke progressie zien. Vertikale blauwe stippellijnen geven vanaf de bespreking van de november (2020) rapportage het snijpunt van de bereikte 1.000 MWp piketpalen ("een GWp") met deze curve weer. De zevende piketpaal is eind november gepasseerd. Met de toevoeging van de 1e maandrapportage van 2022 staat er nu bij CertiQ inmiddels alweer een geaccumuleerd gecertificeerd vermogen genoteerd van 7.584,5 MWp, meer dan 7,5 GWp aan PV capaciteit.
De verdere progressie hangt wederom van onzekere factoren af, met name de voortwoekerende netcapaciteit problemen, de beschikbaarheid van kundig en gekwalificeerd technisch personeel. De SDE portfolio's zijn echter nog dermate groot (analyse 1 oktober 2021 update alhier), dat we nog zéér veel volume kunnen gaan verwachten in de komende jaren. Gezien de krappe tijdvensters waarbinnen SDE beschikte projecten gebouwd dienen te worden, en ondanks een jaar respijt vanwege de pandemie, is 2021 sowieso een prima jaar geworden. Zeker op het gebied van de realisatie van grotere, SDE "+" en "++" gesubsidieerde projecten.
Het inmiddels alweer bereikte volume van 7,58 GWp in het rapport van januari 2022 is een factor 345 maal het volume eind 2009 (22 MWp). En al bijna 59 maal het volume in juni 2015 (129,5 MWp), vlak voordat de hoge groei bij CertiQ manifest werd. Voor een nieuwe prognose voor medio 2022, gebaseerd op dit diagram, zie de grafiek in paragraaf 9.
Over het actuele verschil tussen de cijfers van CertiQ en het SDE dossier bij RVO zal ik in een volgende analyse nader uitweiden.
8. Evolutie systeemgemiddelde capaciteit bij accumulaties CertiQ dossier
Met de aanhoudend sterke groei van de accumulatie van (gecertificeerde) zonnestroom capaciteit, bleef jaren lang ook de gemiddelde projectgrootte fors groeien in de cijfers van CertiQ. In twee korte periodes was er even een terugval (voorjaar 2020, en in februari 2021). De toename van het systeemgemiddelde was hoog in 2020, toen vele grote projecten werden toegevoegd. Weliswaar was de groei in 2021 iets minder sterk, maar bleef het systeemgemiddelde verder toenemen. Om eind januari 2022 te culmineren in 246,5 kWp.
Er zijn eerder al twee piketpalen gepasseerd, in maart 2019 werd een gemiddelde van 100 kWp gehaald, in januari 2021 ging het al over de 200 kWp heen (bovenste 2 horizontale stippellijnen). Het systeemgemiddelde vermogen zal in de CertiQ database al rap over de 250 kWp heen gaan.
Het maximale niveau eind januari 2022 is een hoge factor 42,5 maal het gemiddelde begin 2010. En een factor 16,4 maal zo hoog dan de minimum omvang waarvoor een SDE "+" project sedert SDE 2011 (volgens wettelijk voorschrift) wordt geaccepteerd door RVO (15 kWp, onderste horizontale blauwe stippellijn). Ook in deze grafiek is, vanwege de trendbreuk begin 2020, afgestapt van een polynoom trendlijn, en is deze vervangen door een voortschrijdend gemiddelde lijn, met gemiddelde waarden van de laatste drie maanden (rode curve).
De gemiddelde systeemgrootte van de netto toevoeging in de januari 2022 rapportage lag die maand weer op een hoog niveau, 741 kWp (paragraaf 3). Dat het in de grafiek getoonde gemiddelde voor alle geaccumuleerde projecten normaliter (veel) lager ligt dan bij de maandelijkse toevoegingen, komt door het blijvend "drukkende effect" van de duizenden kleine residentiële PV installaties uit de eerste 3 SDE regelingen (vaak met een omvang van maar een paar kWp per stuk). De verwachting is, dat dit effect op het totale systeemgemiddelde nog lang zal aanhouden gezien hun volume. Pas als er continu véél, en ook zeer grote fysiek opgeleverde nieuwe SDE projecten gaan cq. blijven instromen bij CertiQ, zal dat effect (deels) worden opgeheven. Daarbij s.v.p. niet vergeten dat de duizenden kleine residentiële installaties ook voor 15 jaar een SDE (2008-2010) beschikking hebben (zie grafiek met de actuele [overgebleven] aantallen per grootte categorie in het eerste jaar overzicht van 2020, en, ditto, met een andere categorie indeling, in het 1e overzicht voor 2021). Dus het gros daarvan zal beslist nog tot en met 2023 in dienst zijn, en geregistreerd blijven bij CertiQ. Zonder registratie immers géén (voorschot-betalingen voor) SDE subsidie meer.
9. Totaal CertiQ volume - nieuws m.b.t. revisie cijfers en extrapolatie tm. medio 2022
Voor een uitgebreide analyse van gereviseerde cijfers voor de afgelopen twee jaren (2020 en 2021), zie paragraaf 9 in de bespreking van het december 2021 rapport.
Op basis van de actuele grafiek in het januari 2022 rapport van CertiQ heb ik de voor die jaren geldende eind cijfers (EOY) opnieuw bepaald. Deze heb ik reeds getoond in paragraaf 6, en geven het meest actuele resultaat aan voor die jaren. De verwachting is dat deze resultaten nog lang niet definitief zijn, en met elk maandrapport nogmaals zullen worden bijgesteld. Die zullen dan ook in komende analyses direct worden meegenomen.
Nieuwe extrapolatie, voor medio 2022, op basis van maandrapportages
Hier onder ga ik opnieuw, wat alleen het CertiQ volume betreft (!), met een nieuwe extrapolatie, in op het accumulatie potentieel voor medio 2022. Dit, n.a.v. de groei bij de accumulatie van de capaciteit, inclusief de toevoegingen in de laatste maandrapporten.
Extrapolatie voor medio 2022
Het aanvankelijk zeer forse verschil tussen de eindejaars-volumes voor 2020 volgens het december rapport van dat jaar (5.123 MWp, blauw omkaderd), en de nieuw gereconstrueerde laatste omvang voor het eindejaars-volume, 5.640 MWp, i.p.v. de eerder getoonde 5.317 MWp in het eerste jaaroverzicht voor 2020 (groen, gestreept omkaderd), is verminderd, maar nog steeds groot. Het verschil tussen de twee waarden is in 2021 veel kleiner, 7.418 MWp volgens het 1e jaaroverzicht, en inmiddels 7.495 MWp in de huidige reconstructie van de meest recente evolutie grafiek van CertiQ. Voor de kalenderjaren tm. 2019 zijn gereviseerde jaar rapportages voorhanden, hun "eindwaarden" zijn weergegeven met de gesloten groene diamantjes.
In een nieuwe, "conservatieve" lineaire extrapolatie voor de mogelijke accumulatie in het CertiQ register, medio 2022 (zwarte lijn), heb ik in deze laatste korte termijn prognose wederom eind 2018 als begin referentie genomen (eerste vertikale blauwe stippellijn), en via het laatste maand resultaat, januari 2022, lineair ge-extrapoleerd naar medio 2022 (MY '21, 2e vertikale blauwe stippellijn). Met deze extrapolatie komen we halverwege het nieuwe jaar inmiddels op een mogelijke accumulatie van zo'n 8.380 MWp uit, weergegeven rechts van de rechter Y-as. Iets lager dan de 8.390 MWp in de vorige rapportage.
Ten tweede. Gaan we uit van de best fit trendlijn door de maand resultaten, een (conservatieve) 3e graads polynoom (rode curve), en bepalen we daarvan het snijpunt met genoemde blauwe stippellijn, komen we op een niveau uit van ongeveer 8.920 MWp. Dat is een groter verschil met de uitkomst van 8.980 MWp in de analyse van december 2021.
Middelen we deze 2 relatief conservatieve scenario's uit, zouden we op een voorlopige "educated guess" voor het geaccumuleerde CertiQ volume, medio 2022, komen van ongeveer 8.650 MWp. 35 MWp lager dan in de vorige analyse.
We zien, dat de opnieuw gereconstrueerde eindwaarden voor 2020 en 2021 nog steeds boven de volumes uit de originele maandrapporten uitkomen. Zouden we die cijfers als uitgangspunt nemen, zullen we uiteindelijk hoger uit gaan komen dan de conservatieve afschatting op basis van de progressie van de maandrapportages. Derhalve, is het "zoekgebied" voor het te verwachten volume, eind dit jaar, in het bovenste deel van de ovaal met gestippelde rand in de grafiek.
Wel moet men blijven beseffen, dat CertiQ al enige tijd het grootste zonnestroom dossier in Nederland omvat. Maar dat dit alles nog exclusief de residentiële, nieuwbouw, huur- en andere marktsegmenten is, die niet, of nauwelijks zijn vertegenwoordigd in het - omvangrijke - CertiQ dossier. We zullen later aan de hand van nieuwe cijfers van het CBS meer zicht krijgen op de totale marktgroei in Nederland.
10. Gecertificeerde zonnestroom productie tm. december 2021 - jaar record GVO uitgifte
De "gemeten" producties van gecertificeerde zonnestroom worden door CertiQ ook in hun maand rapportages weergegeven, en wel over de daar aan voorafgaande maand. Dit zijn, wederom, altijd minimum inschattingen, omdat er vaak nog de nodige productie cijfers "na worden geleverd". De grootste volumes zijn wel al bekend, in de rapportage maand, volgend op de verslag-maand.
In bovenstaande grafiek in magenta de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteit in de CertiQ databank, eindigend op 7.585 MWp in het januari 2022 rapport (geel omrand punt rechtsboven, referentie: linker Y-as). Na het voorlaatste dieptepunt van 66,2 GWh in december 2020 (blauwe pijl), en de tot nog toe record productie in juni 2021, 822,5 GWh (blauw data punt met rode rand, rechtsboven in de grafiek), zijn de maandelijkse producties zoals verwacht kon worden weer flink gedaald tm. december. Aangezien december de maand is met de laagste productie, moet deze vanaf januari 2022 weer gaan stijgen. In december 2021 werd voorlopig een volume van 94,4 GWh gerapporteerd door CertiQ, wat dus alweer een spectaculaire 43% hoger ligt dan het dieptepunt in december 2020. Deze 2 maanden met de laagste volumes zijn met 2 blauwe pijlen weergegeven, rechts onderaan. De producties in die winterse maanden worden elk jaar hoger.
Totale gecertificeerde jaarproducties zonnestroom in 2020 en 2021
Zie hiervoor, en over eerste bespiegelingen over de totale "groene" en "grijze" stroomproductie in 2020, de uitgebreide bespreking in het januari rapport 2021. Ook in het detail overzicht van het eerste jaar rapport ben ik dieper ingegaan op de groene stroom productie, import en export van GvO's. Het allereerst gepubliceerde gecertificeerde productie cijfer voor 2020 was voor zonnestroom bijna 3.749 GWh. In het eerste jaaroverzicht voor 2021 is dat nu opwaarts bijgesteld naar 3.937,4 GWh, 5% meer. Met deze bijstelling is de aanwas in 2020 t.o.v. de gecertificeerde productie in (voormalig record) jaar 2019 (2.047 GWh), nu al ruim 92%. Mogelijk kan dit nog wat hoger worden, maar het verschil is nu al respektabel te noemen. Zeker als we ons realiseren met welke problemen de installatiebedrijven werden geconfronteerd in het eerste Covid19 jaar 2020.
Volgens de nog zeer voorlopige opgave van de hoeveelheid afgegeven GvO's voor Nederlandse gecertificeerde zonnestroom tm. december 2021, is er alweer een (record) volume van 5.632 GWh aan productie middels certificaten vastgelegd in 2021. Dat is alweer iets meer dan de 5.605 GWh gepubliceerd in het 1e jaar rapport over 2021, maar dat bevatte dan ook nog niet de productie in december. Genoemde 5.632 GWh is alweer 34% meer productie dan in 2020 (gereviseerde cijfers). En kan beslist nog fors meer gaan worden, als nog niet bekende data van geregistreerde PV projecten bij CertiQ aangemeld gaan worden.
11. Andere cijfers zonnestroom certificaten CertiQ
GvO import
CertiQ publiceert ook separate import- en export cijfers van GvO's voor zonnestroom. Door eerder gerapporteerde problemen met de registraties daarvan (verdwenen nieuwsberichten op de website), zijn de import cijfers mogelijk niet representatief voor de laatste maanden. In november was het niveau relatief laag, slechts 25,5 GWh. In december is dat plots 410,5 GWh geworden, toen een record. Januari 2022 gaf echter alweer een nóg hoger volume te zien (mogelijk deels vanwege administratief inhaalwerk), 520,6 GWh. Het hoogste volume in 2020, 94,1 GWh, werd genoteerd in mei van dat jaar. Het laagste niveau in 2021 was slechts 0,7 GWh in april.
GvO export
Gelijktijdig met de import van GvO's voor zonnestroom, werden er in januari 2022 ook weer zonnestroom GvO's ge-exporteerd, uit Nederland, naar buitenlandse opkopers onder de Europese paraplu. Met 92,3 GWh weer bijna het dubbele volume van december (55,4 GWh), maar nog lang niet zo veel als het record in september 2021 (176,9 GWh).
Voor de accumulaties van de laatste 12 maanden nam de import fors toe, van 418 (juli 2021), naar 1.675 GWh in januari 2022. Bij de 12 maandelijkse accumulatie voor de export werd in januari dit jaar een volume van ruim 829 GWh bereikt, niet ver meer verwijderd van het voorgaande record niveau van 834 GWh tm. september 2021.
Afgezien van mogelijke fouten bij de ingaves bij CertiQ, komt de balans tussen de import- en export volumes van GvO's voor zonnestroom, na een langere periode met negatieve balansen, in januari 2022 neer op alweer een nieuw record van 428 GWh meer aan certificaten ge-importeerd dan het land uit ge-exporteerd. In september 2021 was er nog een negatief record van 170 GWh (meer export dan import). Bij de 12-maandelijkse accumulaties is tm. januari 2022 weer een positief resultaat van 846 GWh behaald (meer import dan export). In juli lag dat 12 maandelijks voortschrijdend gemiddelde nog op een record niveau van -161 GWh (meer export dan import in die periode).
GvO maandgemiddeldes
De langjarige maandgemiddeldes voor de zonnestroom GvO's in de periode januari 2016 tm januari 2022 waren als volgt: 82,6 GWh/mnd (import) resp. 23,9 GWh/mnd (export). Dus blijvend veel meer (netto) import dan export, waarmee een nog steeds relatief klein deel van de dominant fossiele stroom consumptie "administratief wordt vergroend".
Januari 2022 was de maand met de hoogste import volumes van zonnestroom GvO's (521 GWh), voor de export is dat september 2021 (177 GWh). Bij de voortschrijdende 12-maand accumulaties waren de record maanden oktober 2018 (import, 1.831 GWh), en september 2021 (export, 834 GWh). Als we de "balans" van import minus export volumes van zonnestroom certificaten in een aaneengesloten periode van 12 maanden berekenen, zien we sedert het eerste datapunt (maart 2015) een zeer grote spreiding. Variërend van 1.771 GWh (oktober 2018 en 11 maanden daar aan voorafgaand) positief, tot 161 GWh negatief (meer export dan import van zonnestroom GvO's in die periode) voor juli 2021 en de daar aan voorafgaande 11 maanden.
In januari 2022 was de "voorraad" van nog niet aangesproken GvO's bij CertiQ (van groot naar klein: wind, biomassa, zon, water, en [nihil] geothermie GvO's) t.o.v. december 2021 weer iets afgenomen naar 21,56 TWh. Dat blijft echter nog steeds zeer hoog. Vergeet daarbij niet, dat het totale netto stroomverbruik van Nederland rond de 120 TWh per jaar ligt (2020). Dat is dus het equivalent van zo'n 18% van dat totaal. Die enorme voorraad blijft een aanzienlijke marktwaarde aan "groenheid" vertegenwoordigen ...
12. Jaarverslagen en jaaroverzichten
Voor cijfers uit het jaarverslag over 2020 zie paragraaf 12 in de analyse van maart 2021.
Voor links naar besprekingen van de jaaroverzichten van 2020 en 2021, zie bronnen overzicht hier onder.
Eerdere analyses van maandrapportages 2021-2022 op Polder PV
Huidige rapportage: januari 2022
December
2021
November
2021
Oktober
2021
September
2021
Augustus
2021
Juni
& juli 2021
Mei
2021
April
2021
Maart
2021
Februari
2021
Januari
2021
Detail analyse eerste jaar rapport 2021 van CertiQ (zonnestroom). Zie ook introductie (2 februari 2022)
Detail analyse eerste jaar rapport 2020 van CertiQ (zonnestroom). Zie ook introductie (6 maart 2021)
Bronnen:
Statistische overzichten CertiQ (per maand)
NB: de website van CertiQ is volledig vernieuwd op 20 september 2021. Aanvankelijk waren alleen de maandrapportages van 2021 toegankelijk. Eind oktober 2021 werden weer alle maandrapportages beschikbaar gemaakt via downloadbare zip-files per kalenderjaar, vanaf 2004 (archief pagina).
Het KNMI bestempelde januari als "Zacht, droog en vrij somber", met gemiddeld slechts 59 zonuren t.o.v. het nieuwe historisch gemiddelde (1991-2020) van 68 uren. Dit was slechts 9 uren langer dan in de historisch meest sombere maand, december vorig jaar. Alleen in noord Nederland was het wat zonniger, Den Hoorn op Texel noteerde 76 uren. Arcen in Limburg, echter, kwam niet verder dan 35 uren t.o.v. de normaal voor dat station, 66 uur.
In bovenstaande tabel alle productie resultaten van deel-installaties en het totaal van het hele project (14 zonnepanelen, 1,33 kWp) van Polder PV, voor januari 2022.
Januari was, zoals de meesten zich waarschijnlijk herinneren, nogal grauw, en dat is uiteraard terug te zien aan de productie resultaten, die zijn laag.
De deelsystemen van de Polder PV installatie wekten, terug gerekend naar de opgestelde capaciteit (4e kolom), tussen de 17,3 (4x 108 Wp ZZO achterste rij) en 20,5 kWh/kWp op (Kyocera set 2x "50" Wp). In de nog somberder, voorgaande wintermaand december vorig jaar lag de range nog wat lager, tussen de 12,6 en 17,7 kWh.kWp. Alle veertien modules bij elkaar produceerden in januari bijna 25 kWh, genormeerd, 18,53 kWh/kWp.
Nu we deze bekende dip in de zonnestroom productie achter de rug hebben, kunnen we ons weer verheugen op fors hogere opbrengsten vanaf februari.
In bovenstaande, al jaren bijgewerkte grafiek alle maandopbrengsten van het uit tien PV modules bestaande kern-systeem van 1,02 kWp (tm deel van oktober 2001 nog slechts bestaand uit 4 panelen, dus opbrengsten tot die maand niet representatief voor de rest). In september - oktober 2010 is er een forse dakrenovatie geweest, waarbij het complete systeem een groot deel in die periode van het net werd gekoppeld. De lage opbrengsten in die maanden zijn niet representatief en deze worden dan ook buiten de gemiddelde maandwaarden curve (zwarte getrokken lijn) gehouden.
Januari 2022 zat duidelijk onder het gemiddelde van alle representatieve jaren tot nog toe: 18,6 kWh voor dit kern-systeem, t.o.v. langjarig gemiddeld 22,9 kWh (zwarte lijn). Voor januari vinden we het laagste punt in 2004 (15,0 kWh), de hoogste productie die maand was in 2009, met bijna 31 kWh. Dat was een maand die door het KNMI dan ook als "zeer zonnig" werd gekwalificeerd, en o.a. met de nodige ijspret gepaard ging onder een mooie winterzon.
De hoogste opbrengsten die ooit per maand werden gehaald waren in mei 2020 (150,8 kWh), resp. juli 2006 (149,1 kWh). December 2017 was het dieptepunt, met slechts 10,1 kWh op de teller.
In deze tweede grafiek zijn alleen de resultaten voor de afgelopen vier jaar getoond. Het huidige exemplaar is nieuw, 2018, nog getoond in de vorige versie van december is afgevoerd, nu worden de kalenderjaar producties van 2019 tm. 2022 getoond, tm. december 2022. De verschillen tussen de maand producties zijn zoals gebruikelijk soms behoorlijk groot, zelfs in deze relatief korte periode van vier jaar. Met name in februari (spreiding tussen 33 en 59 kWh), maart (tussen 65 en 92 kWh), en in mei (tussen 118 en 151 kWh). Ook de spreiding in juli en in oktober is fors, in de getoonde periode. Dit soort variaties is normaal voor een weer-afhankelijk energie productie systeem.
Vergelijking januari 2022 productie t.o.v. voorgaande jaren
Deze derde grafiek toont de komende maanden de volledige kalenderjaar opbrengsten voor het 1,02 kWp kern-systeem tussen 2000 en 2022. Het huidige exemplaar bevat echter alleen januari, in de volgende versie wordt de productie van februari daar aan toegevoegd, en zo verder. De jaren 2000-2001 worden niet meegeteld voor het langjarige gemiddelde (toen nog - deels - 4 panelen). Helemaal achteraan als oranje kolom weergegeven: 23,2 kWh gemiddeld in januari, voor het getoonde 1,02 kWp kern-systeem. Ook is weer de zogenaamde "mediaan" waarde weergegeven in de gestreepte magenta lijn, die de extreme waarden (in dit geval, 2009 en 2004) min of meer uitfiltert. Deze komt met de januari opbrengsten voor de jaren 2002 tm. 2022 op 22,0 kWh/jaar.
Januari 2022 ligt met 18,6 kWh een forse 15 procent onder de mediaan waarde, en zelfs 20% onder de gemiddelde opbrengsten in 2002-2022 (23,2 kWh). Daarmee is januari 2022 in onze reeks op de 17e plaats beland van de 21 gemeten jaren van deze groep modules.
Deze grafiek toont de cumulatieve jaarproductie van alle jaren vanaf 2002, voor het 1,02 kWp kern-systeem van Polder PV. 2022 is, met de toevoeging van januari (binnen de ovaal links onderaan) natuurlijk nog maar net begonnen, hier moeten nog 11 - meestal forse - maandproducties bovenop worden gestapeld. We hebben met de bespreking van het december rapport van 2021 al gezien, dat vorig jaar sterk suboptimaal heeft gepresteerd. Dat kan dit jaar zomaar anders worden, en gaan we mede in deze grafiek van maand tot maand vervolgen. 2003 blijft in deze reeks een "abnormaal" zonnig topjaar, met 1.070 kWh op de teller, eind december. De toen nog vrij nieuwe micro-inverters hingen destijds ook goed natuurlijk gekoeld buiten onder de panelen, en werden door problemen in 2005 binnenshuis geplaatst, waar ze zeker in de zomer vaak last hebben van "hittestress", ondanks soms ingezette geforceerde koeling met computer ventilatortjes. 2012 vormde het "dieptepunt", met 885 kWh. De jaaropbrengst voor 2010 bleef laag, omdat in het najaar langere tijd het complete systeem van het net was afgekoppeld vanwege een dakrenovatie (derhalve niet representatief jaar, curve op het eind gestippeld weergegeven).
Boonstra grafieken
Anton Boonstra had op Twitter al direct op 1 februari 2022, twee grafieken gepubliceerd, zie links onderaan bij bronnen. Hieruit blijkt ook duidelijk de "somberheid" van januari dit jaar.
De horizontale instraling lag in januari gemiddeld op 18,9 kWh/m² in heel Nederland, wat een forse 8,6% minder was dan in januari 2021. De spreiding lag tussen gemiddeld 16,4 kWh/m² in Gelderland, en 23,2 kWh/m² in meestal "zonnigst" Zeeland. De spreiding bij meestal negatieve afwijkingen t.o.v. de horizontale instraling in januari 2021 lag tussen -17,4% in Flevoland, resp. -4,3% in Friesland. Alleen Limburg (0% afwijking), en Zeeland (3,2% méér horizontale instraling in januari 2022 dan in dezelfde maand in 2021) weken van die negatieve trend af. In mijn provincie Zuid Holland, met een horizontale instraling van gemiddeld 18,8 kWh/m², was de afwijking ook fors, minus 12,6%, volgens het overzicht van Boonstra.
Anton liet ook weer de fysiek bemeten specifieke opbrengsten zien, van ruim duizend Nederlandse - vrijwel exclusief residentiële - PV installaties via het PV Output portal. De gemiddelde opbrengst voor het hele land was 16,0 kWh/kWp in januari 2022, wat maar liefst 19% lager was dan het resultaat in januari 2021. Bij Polder PV was de productie zelfs 23% minder dan in januari 2021. Verdeeld over de provincies was bij de PV Output portal systemen de spreiding slechts 13,8 kWh/kWp in Flevoland, tot 23,2 kWh/kWp in Zeeland. Limburg kwam wederom aardig mee, met 19,9 kWh/kWp.
Mijn provincie Zuid-Holland contrasteerde wederom scherp met het aanpalende Zeeland, en bracht het gemiddeld genomen niet verder dan een specifieke productie van 15,6 kWh/kWp, afgelopen januari. Het gemiddelde voor het dik 21 jaar oude kernsysteem van 1,02 kWp bij (in Leiden, ZH, gesitueerde) Polder PV zat daar wederom een stuk boven, met 18,2 kWh/kWp (tabel bovenaan). En zelfs nog iets hoger bij het systeem als geheel (14 zonnepanelen, 18,5 kWh/kWp). Derhalve: boven het provinciale gemiddelde in de PV Output.org "pool", waar meestal relatief "jonge" installaties in voorkomen. Polder PV wijt dat aan de "gevoeligheid" van de al oude micro-inverters, die relatief snel opstarten - en laat weer afschakelen - bij lichtarmere condities, zoals in de wintermaanden.
Siderea.nl
Voor enkele meetstations berekende het bekende zonnestroom productie voorspellings-portal Siderea.nl voor januari 25% minder opbrengst. Januari werd gekwalificeerd als "een zeer slechte maand".
Klimaatakkoord
Ondanks de door de bank genomen sombere januari, waarbij er enkele dagen zelfs sprake was van de beruchte "dunkelflaute" (dagen met vrijwel windstil, zeer grauw, bewolkt weer, met dus nauwelijks productie uit wind en zon), werd er toch weer een record productie energie uit hernieuwbare bronnen geproduceerd. 14% meer dan in januari 2021. Dat lag voor een belangrijk deel aan enkele stormachtige dagen, waarbij op 29 januari een record van 143 GWh windproductie werd aangetikt. En 2 dagen later, tijdens winterstorm "Corrie", ondanks afschakelen van enkele off-shore windparken, ook nog eens 137 GWh (met als gevolg 35% van de Nederlandse vraag naar elektra op die maandag gedekt uit windstroom).
Op 30 januari was het de beurt aan zonnestroom. Op die stralend zonnige dag werd - berekend op basis van een grof geschat volume aan opgestelde capaciteit - een vroeg record vastgesteld van 22 GWh, goed voor bijna 7% van de stroomvraag op die dag. Ook de 28e zat de berekende productie al hoog in de boom (plm. 20,9 GWh). Die hoeveelheiden lagen alweer op een hoger niveau dan het zomer record in 2017 (1 juni, plm. 16 GWh)*.
30% van de verbruikte elektriciteit zou in januari 2022 uit hernieuwbare bronnen komen, in januari 2021 was dat nog 26%. Het ambitieuze streefdoel voor 2030 is ... 70%, waarbij het Planbureau voor de Leefomgeving inschat dat het zelfs nog hoger zou kunnen gaan worden (75%). Stroomverbruik is echter maar een vijfde deel van het totale finale energie verbruik in Nederland (dominant warmte, 55%, transport neemt een kwart aandeel).
Op het Energieopwek.nl portal zijn de minimale en maximale berekende "zonnestroom productie pieken" in de laatste maand van vorig jaar goed terug te zien. 2 dagen kwamen net aan boven de 4 GW output uit. De 28e liet een piek zien van 4,05 GW. Record dag 30 januari ging daar met 4,22 GW een flinke schep overheen.
* Abusievelijk werd in het nieuwsbericht op de Klimaatakkoord website "zomer 2018" vermeld als referentie. Echter, de berekende record output op de best presterende dagen, 1 en 2 juli dat jaar, lag al op ruim 24 GWh per dag.
Bronnen:
Kaartjes / tabel Anton Boonstra:
Horizontale instraling per provincie januari 2022, en afwijking t.o.v. januari 2021 (Anton Boonstra, Twitter, 1 februari 2022)
Specifieke zonnestroom producties per provincie in januari 2022 van ruim duizend installaties op PV Output org (Anton Boonstra, Twitter, 1 februari 2022)
Klimaatakkoord:
In grijs januari 14 procent meer hernieuwbare energie (nieuwsbericht, 2 februari 2022)
Siderea.nl:
Landelijke Opbrengst Berekening PV januari 2022 (Siderea.nl)
KNMI:
Zachte en sombere januari (kort nieuwsbericht KNMI, 1 februari 2022)
Januari 2022. Zacht, droog en vrij somber (voorlopig maandoverzicht KNMI, 31 januari 2022)
Klimaatstreepjescodes voor temperatuur, neerslag en zonneschijn (nieuwsbericht KNMI, 3 januari 2022, met o.a. een nieuwe zogenaamde "klimaatstreepjescode", onder anderen ook voor de zonneschijnduur voor de lange periode 1901 tm. 2021)
|