zontwikkelingen
"oud" |
Nieuws P.V. pagina 144meest recente bericht boven Specials: 28 februari 2018 - 16 april 2018
16 april 2018: Eindelijk - een nieuwe update van Klimaatmonitor databank, helaas nog tm. 2016. Het heeft lang geduurd voordat er nieuwe data zijn verschenen op waarschijnlijk het belangrijkste data portal over zonnestroom in ons land. Klimaatmonitor van Rijkswaterstaat, wat primair is opgezet om gemeentes te helpen in het kwantificeren van hun klimaat ambities en invulling daarvan, heeft eindelijk nieuwe cijfers gepubliceerd. Weliswaar "slechts" tot en met 2016 voor zonnestroom, maar dat is meer dan de laatst beschikbare cijfers tm. 2015, waarvan ik al in november 2015 (!) kond deed. Daarna is er lange tijd niets meer geschied op dit zeer belangrijke dossier op het gebied van zonnestroom, afgezien van een tussentijdse update van (alleen) de meest recente SDE data (zie analyse, 23 maart 2017). Ik heb het hier over het "geïntegreerde" totaal dossier, wat een volume van negen tot op buurtniveau ontdubbelde deel-dossiers omvat, en wat ik KMt noem. Vorige week ontdekte ik echter, dat nieuwe data zijn toegevoegd, en wel tot en met 2016. Hoogste tijd, dus, om in ieder geval de ontwikkelingen bij de provincies op dit vlak bij te werken. Polder PV deed weer een uitgebreide analyse van de data, en publiceerde zoals gebruikelijk zijn bevindingen in een grote grafische update. Meest frappant zijn de wijzigingen bij twee parameters in het KMt. Zwaar gestimuleerd door de verlengde Waardevermeerdering subsidies in de door gasbevingen en -schade getroffen provincie Groningen, nam deze eind 2016 reeds een leidende positie in bij de parameter "gemiddeld geregistreerd vermogen per inwoner" (234 Wp/inwoner). En bij de parameter "gemiddeld PV vermogen per (1.000) woning(en)" nam Flevoland eind 2016 met 539 kWp de leiders-positie over van Drenthe. Uiteraard zijn er nogal wat wisselingen in de ratings per provincie in de lagere echelons geweest. Polder PV heeft deze tot in detail uitgezocht en in diverse grafieken weergegeven. ^^^ In de Klimaatmonitor databank is inmiddels nationaal bezien een geaccumuleerde capaciteit van 1.984 MWp gerapporteerd voor 2016, wat slechts zo'n 3% lager ligt dan het door het CBS (eind 2017 definitief) vastgestelde eindejaars-volume voor dat jaar (2.049 MWp). Wat aantallen geregistreerde installaties betreft, kwam de teller eind 2016 inmiddels op 414.446 adressen met PV modules (primaire deeltabel met lands-totalen, in de grafiek is de cumulatie van de provinciale totalen weergegeven, die marginaal lager uitkomt). Voor eind 2015 kwam het aangepaste cijfer op ruim 332.000 PV adressen, wat significant veel minder is dan eerdere "berekende afschattingen" van Milieu Centraal. Wat in juli 2016 voor "eind 2015" nog tot een veel te hoog volume van "ruim 400.000 huizen met zonnepanelen" kwam. Als die berekening correct zou zijn geweest, zou Klimaatmonitor bijna 2 jaar later voor dat reeds lang verstreken jaar nog steeds ruim 17 procent "te weinig" adressen hebben opgevoerd. Gezien het feit dat het Klimaatmonitor volume, wat de opgestelde capaciteit betreft, zeer dicht bij de (niet door Milieu Centraal betwistte) door CBS opgegeven capaciteit is komen te liggen voor dat jaar (CBS definitief 1.515 MWp, KMt, 1.488 MWp, slechts <2% minder), lijkt die door diverse pers-organen gekopieerde afschatting door Milieu Centraal nu definitief als foutief / veel te optimistisch te moeten worden beoordeeld. Zie ook eerdere discussie daarover op Polder PV (artikel van 19 juli 2017). In de uitgebreide analyse publiceer ik grafieken met de volgende parameters voor de 12 provincies in Nederland. Achter elke parameter de provincie met het grootste volume, eind 2016:
Daarnaast nog vijf andere grafieken:
Als laatste wordt ook nog een via de Klimaatmonitor databank gegenereerd drietal kaartjes van Nederland gegeven, met de verdeling van de in april 2018 in die database aanwezige PV adressen, de capaciteit, en ditto per inwoner, per provincie. Verder s.v.p. lezen op de uitgebreide pagina met detailgegevens over de meest recente status van de Klimaatmonitor databank op het gebied van zonnestroom:
24 maart 2018: Tussenstand rapportage SDE 2017 najaarsronde - al veel uitval aangevraagde PV capaciteit (23% van aangevraagd). Het was al enkele malen aangekondigd: er zaten, in contrast tot de voorjaarsronde voor de SDE 2017 subsidie regeling veel "bagger" aanvragen bij in de najaarsronde. Die procedureel niet op orde waren, en/of die niet voldeden aan diverse voorwaarden (zie bespreking Solar Business Day van 24 januari 2018). Wiebes van Min. EZK heeft inmiddels een tip van de sluier gelicht hoe "erg" die uitval wel geweest is. Hij verontschuldigt zich in zijn laatste kamerbrief van 21 maart jl., voor het feit dat RVO nog steeds niet klaar is met de review van de grote berg aan aanvragen voor genoemde najaarsronde van SDE 2017. Die 5.783 aanvragen telde, waarvan 5.456 stuks voor PV projecten (zie ook bespreking Polder PV, 12 november 2017). In de 2e bijlage bij die brief worden detail cijfers van een status update van 7 maart 2018 van RVO gegeven, met de stand van zaken. Hierin blijken reeds 2.993 PV projecten van een beschikking te zijn voorzien ("gehonoreerd"), met een gezamenlijk vermogen van 1.262 MWp, en een maximale budget claim van 1.497 miljoen Euro. Er zouden op dat moment nog 1.634 PV aanvragen (en nog 36 andere techniek aanvragen) in behandeling zijn. Met voor PV 1.207 MWp aangevraagde capaciteit, goed voor een maximale budget claim van ruim anderhalf miljard Euro. Hieruit resulteert volgens de tabel een uitval van al 829 PV projecten (en een vijftig-tal aanvragen voor andere technieken, waaronder, opvallend, 12 windpark plannen, en ook al 11 thermische zonne-energie aanvragen). In de tabel worden verder geen andere "uitval cijfers" genoemd, maar die zijn uit de andere data te herleiden. PV is met het verlies van genoemde 829 projecten al 752 MWp aan aanvragen kwijtgeraakt, wat goed zou zijn voor al 935 miljoen Euro aan niet toegewezen (gemaximeerd) budget. In totaal zou er binnen de 2 SDE 2017 rondes al voor bijna 1,3 miljard Euro aan PV aanvragen verloren zijn gegaan. Tussenstand in grafiek-vorm - vergelijking met SDE 2017 voorjaarsronde Zoals gezegd is dit een status update van 7 maart 2018. Voor alle technieken was er toen al voor 4.929 miljoen Euro (gemaximeerd) budget toegezegd. Dat betekent, dat van het budget plafond voor die najaars-ronde er nog 1.071 miljoen Euro was "te vergeven". Voor de nog in behandeling zijnde aanvragen (totaal 1.670 stuks, waarvan 98%, 1.634 exemplaren, voor PV, was toen nog een maximaal aangevraagd bedrag van 1.873 miljoen Euro toe te kennen. Dat is 75% meer dan het bedrag wat nog besteed "mag" worden. Ergo, er zal bij de uiteindelijke toekenningen voor SDE 2017 ronde II nog (fors) meer aangevraagde PV capaciteit gaan uitvallen. Niet alleen vanwege "slechte aanvragen". Maar mede veroorzaakt door een te krap overblijvend budget. Het zal afwachten worden wat het eindresultaat wordt, maar het is beslist niet bemoedigend dat er nu al zo veel uitval is geconstateerd. Overigens is dat niet alleen bij PV het geval geweest, hoewel dat bij de omvangrijke aangevraagde volumes natuurlijk wel extra opvalt. In de volgende grafieken laat ik zien wat de effecten zijn geweest bij de aanvragen voor alle benoemde techniek modaliteiten. Daarbij heb ik tevens de (status quo van de) najaarsregeling afgezet tegen de finale resultaten voor de voorjaarsregeling, die véél minder uitval heeft gekend (met name bij PV), dan nu al voor de najaarsronde van SDE 2017 bekend is geworden. In bovenstaande grafiek links drie parameters voor de aantallen aanvragen / beschikkingen cq. afwijzingen voor de voorjaarsronde van SDE 2017 (I), rechts van de zwarte balk die voor de status quo op 7 maart 2018, voor de najaarsronde (II). Per ronde zijn de oorspronkelijke aantallen aanvragen (blauwe kolommen) weergegeven, alsmede de definitief (SDE 2017 I) resp. op peildatum 7 maart 2018 (SDE 2017 II) reeds beschikte projecten (groene kolommen), en de afgewezen projecten (ditto, rode kolommen). De data zijn uitgesplitst voor 7 energie opwekkings-modaliteiten, zoals die zijn weergegeven in de kamerbrief voor de najaarsronde van SDE 2017. Deze zijn na-gerekend voor de meer uitgesplitste modaliteiten in kamerbrieven en RVO info voor de voorjaars-ronde, en op identieke wijze weergegeven in deze grafiek. Let op dat de Y-as logarithmisch is weergegeven, om de hoogte van de kolommen tussen de modaliteiten onderling niet te extreem te laten verschillen (wat in absolute zin natuurlijk wel een feit is). Er was wel wat uitval in de voorjaarsronde, maar dat is relatief beperkt gebleven. Er zijn in totaal slechts 143 van de in totaal 4.673 aanvragen afgewezen (3,1%). Voor PV was dat 99 van de oorspronkelijk 4.485 aanvragen (2,2%). Waarmee die regeling voor zonnestroom beslist "een doorslaand succes" genoemd mag worden. Een nogal sterk afwijkend beeld geeft de status update voor de najaarsronde te zien, rechts in de grafiek. Toen waren er al 879 van de oorspronkelijke 5.783 aanvragen afgewezen, voornamelijk (of misschien zelfs al "uitsluitend") op formele gronden van het niet voldoen aan de inschrijf voorwaarden. Dit betreft dus al een aandeel van 15,2% van het oorspronkelijke volume van aanvragen. Voor PV was de uitval al 829 van de oorspronkelijke 5.456 aanvragen, op hetzelfde percentage uitkomend, dus 15,2%. En dat, terwijl er nog 1.634 aanvragen voor PV projecten (30% van totaal) beoordeeld moesten worden. Dat is dus al veel slechter dan in de voorjaars-ronde, en het kan nog erger gaan worden als alle projecten zijn beoordeeld. PV was zelfs niet de slechtste energie modaliteit wat de aantallen betreft in de najaars-ronde, want de uitval percentages waren zelfs al 57% bij waterkracht, en 61% bij thermische zonne-energie. Maar daar zijn de effecten al snel groot, gezien het geringe aantal projecten voor die modaliteiten (oorspronkelijk aangevraagd 7 resp. 18 projecten, uitval al 4 resp. 11 aanvragen). Goede
nieuws * Status rapportage 4 jan. 2018 van RVO data: overgebleven volume aan beschikte capaciteit (exclusief uitval van eerder beschikte projecten). Zie tabel in dat artikel! Grafiek die de overgebleven beschikkingen van SDE 2008 tm. SDE 2017 ronde I toont, zoals in de update van 4 januari 2018 opgegeven door RVO (dus exclusief uitval van eerder verleende beschikkingen - en soms zelfs van realisaties - zie ook analyse PPV). Daar bovenop gestapeld in een bruin kolom segment de hoeveelheden in eerste instantie gehonoreerd voor de najaarsronde van SDE 2017. Met in de linker kolom gestapeld de aantallen, en in de rechter kolom de bijbehorende capaciteiten in MWp. Tot en met die update voor SDE 2017 II tellen de totalen op tot 23.172 gehonoreerde projecten, resp. 5.566 MWp aan beschikte PV capaciteit. Voor de capaciteit heb ik een poging gedaan te berekenen wat een eventuele toevoeging nog zou kunnen gaan worden voor SDE 2017 II. Daarbij ben ik uitgegaan van het volgende (MEUR = 1 miljoen Euro):
Capaciteit, toewijzing, en uitval in SDE 2017 rondes I en (tussenstand) II Omdat het bij zonnestroom de laatste jaren om steeds grotere projecten gaat bij de SDE aanvragen, heb ik een vergelijkbare grafiek gemaakt voor de totale capaciteiten bij aanvragen, toekenningen, en afwijzingen, als voor het exemplaar met de aantallen projecten (eerste grafiek). In bovenstaande grafiek links drie parameters voor de gezamenlijke capaciteit (MWp) bij de aanvragen / beschikkingen cq. afwijzingen voor de voorjaarsronde van SDE 2017 (I), rechts van de zwarte balk die voor de status quo op 7 maart 2018, voor de najaarsronde (II). Per ronde zijn de oorspronkelijke volumes MWp-en voor de aanvragen (blauwe kolommen) weergegeven, alsmede de definitief (SDE 2017 I) resp. op peildatum 7 maart 2018 reeds voor SDE 2017 II beschikte capaciteiten (groene kolommen), en de volumes voor de afgewezen projecten (ditto, rode kolommen). De data zijn wederom uitgesplitst voor de 7 energie opwekkings-modaliteiten, getoond op de X-as. Ook hier zijn de capaciteiten na-gerekend voor de meer in detail uitgesplitste modaliteiten in kamerbrieven en RVO info voor de voorjaars-ronde, en op identieke wijze weergegeven in deze grafiek. Zodat de twee rondes vergelijkbare data sets tonen. Gezien de relatief bescheiden uitval van de aantallen projecten, is het verlies aan aangevraagde capaciteit volumes voor SDE 2017 I ook niet groot geweest, al heeft het wel meer impact gehad vanwege de gemiddeld veel grotere aangevraagde installaties dan voorheen. Er is in totaal 599 van de in totaal aanvraagde 3.811 MWp afgewezen (15,7%). Voor PV was dat 293 MWp van de oorspronkelijk aangevraagde 2.647 MWp (11,1%). Op dat punt is de impact dus beslist al groter geweest dan bij de aantallen projecten (bijna 5 maal zo hoge impact). Ook bij 4 andere modaliteiten waren de uitval cijfers hoog (tussen de 44 en 71%), maar zowel wind- als waterkracht wisten de door RVO genoteerde aangevraagde capaciteiten volledig verzilverd te krijgen (geen uitval). Een sterk negatief beeld geeft de tussentijdse status update voor de najaarsronde te zien, rechts in de grafiek. Toen was er al 1.403 MW van de oorspronkelijke aangevraagde 5.303 MW afgewezen, voornamelijk (of misschien zelfs al "uitsluitend") op formele gronden van het niet voldoen aan de inschrijf voorwaarden. Dit betreft dus al een zeer hoog aandeel van 26,5% van het oorspronkelijke volume van aanvragen (!). Voor PV was de uitval al 752 MWp van de oorspronkelijke 3.221 MWp die was aangevraagd. Een verlies van ook al 23,3%. En dat, terwijl er nog 1.207 MWp voor PV projecten (ruim 37% van totaal) beoordeeld moest worden. Ook hier is het verlies opvallend veel slechter dan in de voorjaars-ronde, ruim het dubbele volume. En kan het nog erger gaan worden als alle projecten zijn beoordeeld. PV was ook hier beslist niet de slechtste energie modaliteit wat de verloren gegane aangevraagde volumes betreft. Er zitten hier wel wat vreemde zaken in de cijfers. Want er zijn bijvoorbeeld 7 waterkracht projecten met een capaciteit van 6 MW aangevraagd. Daarvan blijken er 3 met "nihil" (of: zeer geringe ??) capaciteit te zijn beschikt, en zijn er 4 exemplaren met 6 MW afgewezen, waardoor bij de capaciteits"winst" de teller dus op "nul" is komen te staan voor die modaliteit. Een vergelijkbaar verhaal bij thermische zonne-energie, 18 aanvragen met 187 MWth capaciteit, 3 aanvragen met slechts 1 MWth gehonoreerd, en al 11 aanvragen met 185 MWth ingetrokken (gemiddelde capaciteit van die afgewezen / ingetrokken projecten: bijna 17 MWth per stuk!). Er zouden nog 4 projecten in behandeling zijn geweest, met slechts een gezamenlijke capaciteit van maar 1 MWth (ergo: maximaal gemiddeld zo'n 250 kWth per stuk !). Vreemde verhoudingen in ieder geval, wat de beschikte en verloren gegane volumes betreft. Andere grote verliezen traden op bij geothermie (44%), biomassa warmte / WKK (51%), resp. biomassa gas ("groen gas", minus 83% !). De enige optie die in de update van RVO minder capaciteit dan zonnestroom is kwijtgeraakt, is windenergie, met nog maar 3,5% verlies (108 MW) van de aangevraagde capaciteit (1.179 MW). Kennelijk hebben de indienende partijen al jarenlang ervaring met dit soort complexe SDE aanvragen, en hebben ze hun huiswerk (en de financiën) op orde. PV
loopt in SDE 2017 al minimaal 1,3 miljard Euro aan aanvragen mis In onderstaande tabel heb ik de ingetrokken / afgewezen volumes voor beide SDE 2017 rondes voor de 7 onderscheiden modaliteiten, en de totaal volumes, naast elkaar gezet. Waarbij de verliezen zijn uitgedrukt in percentages t.o.v. de oorspronkelijk aangevraagde hoeveelheden. Zowel voor de aantallen projecten (gele kolom), de maximale budget claims die met die aanvragen gepaard gingen (groene kolom), en de totale capaciteit die verloren is gegaan (blauwe kolom). Overige zaken kamerbrief, incl. groei gesubsidieerde energie productie In de 14 pagina's lange kamerbrief uiteraard nog meer zaken over de SDE regelingen en de voorganger, de "MEP". Het gevolg van een verzoek uit de Tweede Kamer om een update te geven over de progressie. Er wordt veel gezegd over financiën, altijd een zeer gevoelig punt in de Tweede Kamer (die nog steeds af en toe lijdt aan "MEP hoofdpijn" en "dit nooit weer" gevoelens). U kunt dat allemaal zelf nalezen. 1 puntje wil ik er nog wel uitlichten, en dat is uiteraard de progressie van de energie productie in de loop van de tijd, uit alle gesubsidieerde projecten. En dat is toch waar alles primair om zou moeten draaien, niet waar? Welnu, Min. EZK gaf daarover een interessante grafiek, waarbij wat de gesubsidieerde (!) productie betreft, er zelfs even een kleine dip is geweest in de jaren 2013 en 2014. Helaas loopt deze grafiek nog maar door tot 2016, kennelijk zijn de cijfers voor 2017 nog te prematuur of onvolledig om weer te geven (een notoir probleem in Nederland: nieuwe cijfers komen extreem laat los van de instanties). Figuur 1 uit de Kamerbrief van 21 maart 2018, van Min. EZK. Getoond wordt de cumulatieve energieproductie van alle gesubsidieerde modaliteiten (MEP, SDE, SDE "+", Wind op zee ...), tot en met kalenderjaar 2016. Om alle energie modaliteiten (elektra, warmte, motorbrandstoffen) met elkaar te vergelijken is een universele eenheid, PJ (petajoule = 1 mln. gigajoule) gebruikt. Elk klein gekleurd "blokje" in de kolommen stelt een tiende PJ voor. De terugval in 2013 was te wijten aan een flinke terugslag bij biomassa (van 19,6 PJ in 2012 naar 17,4 PJ in 2013, 11,2% minder). Wat uiteraard alles had te maken met het ophouden van de MEP subsidies, zodat er geen hout "afval" e.d. meer in steenkolencentrales werd bijgestookt (kolen zijn en blijven sowieso veel te goedkoop, dus voor de uitbaters was dat kennelijk geen enkel bezwaar). Omdat wind energie dominant is in de "mix" van gesubsidieerde energie modaliteiten, is elk slechter windjaar ook duidelijk merkbaar in het totaal aan productie. Kleine reducties waren merkbaar in 2012 (17,2 > 16,3 PJ), en in 2014 (16,8 > 16,2 PJ). Ondertussen gaan de (netto) nieuwbouw en renovatie van windenergie projecten echter zo "snel", dat eventuele slechtere windjaren met de capaciteits-toename en de bijbehorende productie over-gecompenseerd worden. Ergo. Ondanks de soms tegenvallende opbrengsten in slechte windjaren, blijf windstroom productie gemiddeld genomen aardig doorgroeien. Van 13,6 PJ in 2010 naar 20,8 PJ in 2016. Een toename van gemiddeld 7,3% per jaar (CAGR methodiek). Vanaf 2013 komen andere opwek modaliteiten bovenaan de kolommen meer op het netvlies, waar onder, opvallend (slechts paar projecten), geothermie, wat relatief veel "bang for the buck" (energie productie per project) oplevert, en wat rap is gegroeid sedert 2012 (violette blokjes, sedert 2012 maar liefst 130%/jaar gemiddeld vlg. CAGR). Maar ook zonnestroom, van nature zeer klein startend, begint aan haar eigen opmars. In 2010 nog slechts 0,1 PJ opwek (gesubsidieerd MEP / SDE, hieronder valt dus NIET de niet bemeten productie bij honderdduizenden kleinverbruik installaties !!). In 2016 al 1,0 PJ. Een groei van gemiddeld 47% per jaar (CAGR). Alles bij elkaar genomen, groeit het totaal aan gesubsidieerde energie productie sedert de "dip" in 2013 eindelijk redelijk positief. Van 32,4 PJ in 2010 naar 45,3 PJ in 2016. Een gemiddelde jaargroei van 5,7% per jaar (CAGR). Positief, maar het behalen van totaal 14% duurzame energie in 2020 (inclusief "niet gesubsidieerd" onder de getoonde regelingen) moet nog steeds als "major task" (voor sommigen: onhaalbaar) worden blijven beschouwd. 31 december 2020 is al over 1.013 dagen ... Bron (NB: de oorspronkelijke blooper in de titel blijkt inmiddels te zijn hersteld, al is 't ie nog in de url terug te vinden...): Kamerbrief over stand van zaken hernieuwbare energieproductie (Min. EZK, 21 maart 2018)
15 maart 2018: CertiQ januari & februari rapportages 2. Import / export groencertificaten, warmte dossier. Dit artikel beschrijft de evolutie van de uitgifte en import / export van garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit en warmte, volgens de CertiQ rapportages over januari en februari 2018. Voor de aparte analyses van de evolutie van gecertificeerde zonnestroom capaciteit en productie, zie de 1e delen (januari resp. februari 2018). De unieke dynamische grafiek die de variërende contributie van GvO's voor elektra per land, voor import Nederland in toont, is ook weer bijgewerkt. Import / export GvO's Vanwege omvangrijke cijfer operaties op diverse vlakken, had ik geen tijd voor een analyse van de evolutie van de Garanties van Oorsprong (GvO's) in het januari rapport van CertiQ dit jaar. In dit artikel presenteer ik de resultaten, gezamenlijk met die uit de rapportage voor februari. Hier onder vindt u de import- en export staatjes voor GvO's van CertiQ, met de door mij berekende aandelen per optie (percentages in geel, bovenaan), en per land (idem in blauw/rood, rechts), t.o.v. de totalen aan geïmporteerde resp. ge-exporteerde GvO's. Voor zowel januari als februari dit jaar. Er zijn in januari en februari 2018 weer substantiële volumes aan GvO's Nederland in ge-importeerd: 6,0 resp. 3,3 TWh.
De landen die als "grootste GvO exporteur naar Nederland" kunnen worden bestempeld wijzigen meestal met de maand. In januari was het "oude bekende" Noorwegen (27,1%), gevolgd door Italië (21,8%) en Zweden (9,9%). In februari was Italië echter absoluut koploper, met 51,7% van de verstrekte GvO's aan Nederland. De nummer 2, Noorwegen, volgde op forse afstand, met maar 10,3%, gevolgd door een drietal landen tussen de 8,5% en 6,4% (Spanje, verrassend Slovenië, en Zweden). In januari werden GvO's geïmporteerd voor alle getoonde energie modaliteiten, met windenergie dominant op bijna 52% (grootste contribuant "wereldkampioen wind", Denemarken, ruim 48% van dat volume). Waterkracht volgde met ruim 25%, met Noorwegen als belangrijkste leverancier (69%). Biomassa en zonnestroom volgden met 6,3 (4 landen) resp. 5%. Italië leverde 96% van de zonnestroom certificaten, Tsjechië de rest. Opvallend was in januari, dat zowel IJsland, als Italië, GvO's uit geothermie leverden. Van IJsland is natuurlijk zeer bekend, dat het eiland in de Atlantische Oceaan veel warmte uit aardebronnen tot haar beschikking heeft. Van Italië is dat vrij slecht bekend. Er staan daar 33 centrales, allemaal in Toskane, die een gezamenlijke capaciteit hebben van 772 MW, en die 1,6-1,8% van de totale stroom productie in Italië voor hun rekening nemen (Wikipedia info). De relatieve verhoudingen in februari waren op grote lijnen globaal vergelijkbaar met die in januari. Wind droeg bijna 64% bij aan het totaal aan GvO import in Nederland, maar dit maal was Italië hofleverancier, met 73% van dat volume. Bij waterkracht, ruim 25% van totaal volume, was er een verdeling over maar liefst 8 landen, waarvan Noorwegen het leeuwendeel voor haar rekening nam (37%). Biomassa GvO's, 6,7% van totaal, kwamen uit 4 landen (meeste uit Denemarken, 43%). Bij zonnestroom, 4,1% van import GvO's Nederland in, leverde Italië ditmaal 85% van de certificaten, Tsjechië, wat kort een boom heeft beleefd met zonneparken in het verleden (2009-2010), leverde 15%. In beide maanden waren er 13 contribuerende landen bij de export van GvO's naar Nederland. Duitsland, groene stroom kampioen van Europa, leverde vrijwel geen GvO's (0,8% in januari, niets in februari). Dat heeft te maken met het feit dat de hoogspannings-netbeheerders verplicht zijn de opwek van de vele duurzame energie producerend installaties (incl. meer dan anderhalf miljoen PV systemen) daar aan te bieden aan de stroombeurs. Uit het verschil tussen de uitgekeerde feed-in vergoedingen en de verkoopprijs op de beurs (en enkele andere hier niet genoemde posten) wordt de beroemde / beruchte EEG heffing voor alle stroomverbruikers berekend. Daarnaast is het mogelijk geworden om stroom van eigen opwek direct aan eindklanten te verkopen, via die route worden nu steeds meer GvO's aangemaakt - en soms aan het buitenland doorverkocht. Vanwege de verschillende "routes", is de Duitse stroommarkt behoorlijk ondoorzichtig geworden, en zeer complex. Het hoge totaal volume aan Nederland in geïmporteerde zon-GvO's in januari, 298,6 GWh zou, bij 2.910 kWh/HH.jr (plm. gemiddeld 243 kWh/HH.mnd), theoretisch bezien, in die winter-maand ongeveer het stroomverbruik van ruim 1,23 miljoen (!) normaliter 100% "grijze stroommix" afnemende huishoudens kunnen hebben "vergroend". Dit komt nog eens bovenop de ongeveer 0,06 TWh (= 60 GWh) die in Nederland met eigen PV installaties zou zijn opgewekt in die maand, volgens de berekeningen van En-Tran-Ce (jan. 2018 rapport alhier, pagina 12). Totale import GvO's Absoluut bezien was de import van GvO's t.o.v. de voorgaande maand spectaculair toegenomen in december (van 2,3 TWh in november tot bijna 7,1 TWh. Dat is weliswaar afgenomen, maar nog steeds hoog (zie discussie in de bespreking van het december 2017 rapport). In historisch perspectief bezien waren de - soms fors fluctuerende - import volumes per maand als volgt (jan. 2016 - feb. 2018):
* Tot en met mei 2016 waren hierin ook nog in NL aangemaakte certificaten die eerder Nederland uit ge-exporteerd werden en later weer werden ge-importeerd bij inbegrepen. Die zijn er vanaf juni 2016 uit gehaald door CertiQ, dus vanaf die datum alleen nog maar echt uit het buitenland afkomstige GvO's (certificaten gebaseerd op aldaar geproduceerde duurzame elektriciteit). De 7,1 TWh aan import van groene papierwaren in december 2017 is het equivalent van ongeveer 6% (!) van de fysieke jaarlijkse stroom consumptie in ons land (laatst bekend: 119,6 TWh in 2016). Om een andere vergelijking te gebruiken: die 7,1 TWh aan groene papier import is het equivalent aan een factor 1,8 maal de normale totale jaarproductie van kernsplijter Borssele. Die echter langdurig in onderhoud was (april - juli 2017, zie slides 56-59 in dit rapport van En-Tran-Ce), vorig jaar, en dus veel minder zal hebben geproduceerd. Dat dit volume (weer) zo hoog was, heeft ongetwijfeld te maken met het rap "vergroenen" van bestaande (fysiek grijze) stroom contracten. Niet alleen bij burgers (die ontwikkeling is al jaren gaande). Maar vooral, bij het bedrijfsleven. En daar gaat het niet om maar een paar duizend kWh per jaar, maar al gauw om tienduizenden tot vele malen meer kilowatturen. Dan gaat het hard bij de "druk" op de beschikbare GvO's. En dus "moet" er massaal extra "groen" worden geïmporteerd. Want die tover je niet zomaar ineens uit je goochelhoed ... Januari 2018 liet nog steeds een hoog import volume zien van 6 TWh aan GvO's, ruim 52% boven het niveau in januari 2017. In februari was het beduidend minder, 3,3 TWh (ruim 23% minder dan het niveau in februari van het voorgaande jaar), maar het is nog steeds een hoog volume. In bovenstaand taartdiagram het exemplaar voor februari 2018, met daarin de aandelen van de landen die GvO's "verscheepten" naar Nederland in de laatste 12 maanden. Italië, wat al langer de eerste plaats ten koste van Noorwegen heeft ingenomen, heeft haar voorsprong verder uitgebouwd, en zit nu op 21,5% van het totaal (dat was nog 16,9% in december 2017). Het aandeel van Noorwegen, in de juli 2017 rapportage voor het eerst niet meer het hoogste aandeel, is weer licht gegroeid t.o.v. november 2017, toen het op 14,2% zat. Inmiddels weer aangegroeid tot 16,5% in februari 2018. Denemarken verloor daarbij weer wat aandeel. In dec. 2016 was dat nog 16,3%, nu ligt het iets lager, op 15,4%. Spanje heeft sedert haar late start, via 1,1% (januari 2016), een sterke evolutie doorgemaakt. Het land had in juli 2017 Finland ingehaald, en is inmiddels op de vierde plaats beland na Denemarken. Wel viel het iets terug t.o.v. de 12,9% in het december 2017 rapport, naar een niveau van 12,5%. Zweden, wederom abusievelijk niet in de legenda weergegeven door CertiQ (onderaan toegevoegd door Polder PV), ging aanvankelijk van 7,5% (januari 2016) naar 10,2% in november 2017, wist Frankrijk bij te halen met een gelijke 11,4%, eind 2017, en is inmiddels op 10,8% beland. Frankrijk, waarvan de positie sedert januari 2016 enige tijd stabiliseerde rond een zeer lage 8,6%, groeide gemiddeld genomen met wisselende toenames en afnames naar 12,1% in november, maar is inmiddels zeer sterk terug gevallen, naar een dieptepunt (sedert juni 2016) van nog maar 6,7%. Ook Finland heeft veren gelaten sedert het hoogste niveau in juli 2017 (7,5%), en eindigt momenteel op 5,1%. De andere landen zitten onder de 5% aandeel op het totaal. België (3,9% in februari 2018, een terugval van de 5,2% in november 2017), IJsland op 2,8%. Europees groene stroom productie kampioen Duitsland viel weer terug van 1,4 naar 1,1%. Relatieve nieuwkomer Tsjechië, links bovenaan zichtbaar geworden als zeer smal segment, bleef met een lichte groei steken met 0,5% op de teller. Het hoogste niveau tot nog toe. Noemenswaardig is ook nog het hoogste aandeel bij Estland sedert juni 2016: in februari dit jaar kwam het aandeel op een - bescheiden - "record" niveau van 1,2%. Verschuiving GvO import naar land van herkomst Het continue verschuiven in de verdeling van de GvO's over de landen had Polder PV in de januari bijdrage van 2017 voor het eerst grafisch al verder uitgediept. Zie aldaar voor de (statische) grafieken en toelichting. Polder PV gaat nog een stapje verder met de extensie van de dynamische grafiek die voor het eerst bij de analyses vanaf de februari rapportage voor 2017 werd opgemaakt. Om deze verschuivingen wat beter zichtbaar te maken, heeft Polder PV van de afgelopen 21 maandelijkse rapportages, waarbij Nederland als "zelf-importerend land" uit de basis cijfers is gegooid door CertiQ (sedert het juni 2016 rapport), een animatie gemaakt. Tsjechië, nieuw ingetreden bij CertiQ, is voor het eerst in de update van juli 2017 toegevoegd. Het filmpje is als een oneindige "loop" getoond, met een pauze aan het eind van de reeks. De rangschikking is met België telkens bovenaan beginnend (blauw), en kloksgewijs de landen volgorde alfabetisch afwerkend, via Italië onderaan (donkergrijs), uiteindelijk eindigend met Zweden (geel): Voor een uitgebreide toelichting op de jaarcijfers van CertiQ, import, export, en "consumptie" van groene stroom certificaten in eigen land ("afboekingen"), zie de details in een vorige bespreking. Goed is in de animatie te zien dat Noorwegen haar langjarige leiders-positie in juli kwijt raakte aan Italië. Dat Zweden haar aanvankelijk prominente plaats zag afzwakken in de loop van de tijd, maar recent weer aangroeide. Verder is goed de snelle groei van Denemarken en, later, van Spanje te zien als belangrijke nieuwe contribuanten aan de GvO import, Nederland in. Frankrijk, lang een belangrijke contribuant, fluctueert fors qua absoluut aandeel en is inmiddels sterk terug gevallen qua aandeel. In de afgelopen 12 maanden inclusief februari 2018 werd volgens CertiQ voor een volume van maar liefst 39.103 GWh, aan GvO's Nederland in geïmporteerd, een TWh minder dan in januari (40,1 TWh), maar nog steeds 1,1 TWh meer dan in december van afgelopen jaar. Over de afgelopen 14 maanden heb ik de wijzigingen in die import van een jaar op een rijtje gezet (omvang import Garanties van Oorsprong in TWh). Per maand is de verandering t.o.v. de voorgaande maand weergegeven, in procent.
Het niveau tm. januari 2018, 40,1 TWh, is een forse 5,0% procent hoger dan in de 12 maanden tm. het december 2017 rapport, en ligt weer bijna op het record niveau van maart 2017. In februari was het weer 2,5% minder, en kwam het niveau ongeveer tussen dat van februari-maart 2017 in te liggen. In de periode van 12 maanden tm. januari 2018 werd er, met nog voorlopige cijfers voorhanden, slechts voor ruim 15,7 TWh fysiek aan eigen opwek (op eigen bodem, inclusief de Noordzee) van stroom uit hernieuwbare bronnen gerealiseerd. Een equivalent van slechts 39% van het volume aan import GvO's tm. januari werd in eigen land opgewekt. Zelfs al moet er nog het nodige volume aan fysieke opwek bijgeschreven worden in toekomstige updates, het gat tussen eigen groene productie, en de import van GvO's voor het vergroenen van onze voornamelijk gas/steenkolen gevoedde stroommix, blijft onverminderd groot. Export De "detail" plaatjes voor de export van GvO's in januari en februari 2018. Veel simpeler dan dat voor de import. In beide eerste maanden van 2018 werden relatief kleine volumes aan GvO's Nederland uit ge-exporteerd, 210 resp. 278 GWh, veel lager dan de 676 GWh in december 2017. Tijdens het regelmatig stuivertje wisselen tussen de lange tijd enige overgebleven "export kandidaten" was het in januari weer Noorwegen wat de meeste groene papierwaren "retour" mocht ontvangen, 154,9 GWh, bijna 74% van het totaal. België kocht de rest van het totale volume van 209,7 GWh aan certificaten. In februari deed echter "groene stroom productie kampioen" Duitsland een vette greep in de certificaten kas, en nam het land (eenmalig ?) 55,7% van de export van Nederland uit ge-exporteerde groene certificaten voor haar rekening (155 GWh). Noorwegen (23,5%), België (19,1%) en, zelfs (eenmalig ?) Italië (1,8%) keken beteuterd toe ... In beide maanden namen windstroom certificaten het leeuwendeel voor hun rekening, ruim 69 resp. bijna 56% van de totale export van GvO's. Biomassa GvO's waren tweede, met bijna 31 resp. ruim 42% van het totaal. Daarnaast bleven nog schamele restantjes over van minder dan een tiende procent zonnestroom GvO's (januari), resp. 2,1% certificaten uit waterkracht plus 0,1% uit zon (februari). De ratio export / import van GvO's was in december 2017, bij zowel grote export, als import volumes, weer fors afgenomen t.o.v. november, tot 9,6%. In januari 2018 was de ratio weer zeer laag (3,5%), in februari nam deze weer toe naar 8,5%. Hoe deze verhoudingen het afgelopen jaar zijn geweest, toon ik in het volgende tabelletje (percentages berekend met aangegeven waarden, hoeveelheden weergegeven in Terawattuur; 1 TWh = 1.000 GWh):
Onderaan in de tabellen / figuren het taartdiagram voor de laatste 12 maanden, waarbij het aandeel van Noorwegen weer is af genomen. Het nam in de reeks vanaf november 2016 toe van 48% naar ruim 79% in november 2017, en in december ging het zelfs over de 81% heen. Daarna zakte het weer in, via 79% (januari) naar zelfs maar 71,5% in februari. Het aandeel van België daalde van 54% (oktober 2016) naar ruim 13% in november 2017, tot zelfs ruim 11% in december. Daarna steeg het weer tot bijna 15% in het februari rapport. Zweden kwam in een keer op de derde plaats vanwege de contributie in augustus 2017, maar daalde verder naar 4,8% van totaal. Haar positie werd overgenomen door Duitsland die de afgelopen 12 maanden fors steeg naar een aandeel van 8,7% van het totaal. Vooral veroorzaakt door de "machtsgreep" in februari. Over de laatste 12 maanden gemeten is het aandeel van alle andere landen nihil gebleven. In die periode van een jaar zijn de export volumes 2.490 GWh (januari), resp. 2.580 GWh in februari geweest. Wat nog steeds een zeer bescheiden deel is t.o.v. de totale import van GvO's in dezelfde periodes (40,1 resp. 39,1 TWh, tweede tabel in dit artikel): 6,2 resp. 6,6%. Dat was in december 2017 nog 6,7%, in november 4,8%, in oktober 5,4%, in september 5,2%, in augustus 4,8%, in juli 4,3%, in juni 4,1%, in mei 4,0%, in april 3,7%, en in januari 2017 was het 4,2%. Dus zelfs al is die ratio gemiddeld genomen wel iets verder gestegen: Nederland blijft, uniek in Europa, nog steeds massaal netto importeur van "papieren groenheid" op het gebied van (verduurzaming van) grotendeels fossiel opgewekte elektriciteit. Warmte incl. thermische zonne-energie - novum In de separaat verschenen "warmte equivalent" maandrapporten van januari en februari blijken de aantallen projecten biomassa verwerkende installaties te zijn toegenomen, van 263 (december 2017) via 266 (januari 2018) naar 269 stuks in het februari rapport. Netto bezien ging dat aantal van 6 nieuwe biomassa projecten gepaard met een toename van 507 MWth aan duurzame warmte producerende capaciteit (van 1.780 MWth naar bijna 2.287 MWth). Een forse toename, met een gemiddelde capaciteit van bijna 85 MWth per nieuw (biomassa) project. In totaal hebben de - ongewijzigd - 14 geregistreerde geothermie installaties een geaccumuleerde capaciteit van ruim 215 MWth. Met een gemiddelde systeem capaciteit van ruim 15 MWth per stuk. Thermische
zonne-energie bezet nieuwe plek bij CertiQ Daarmee komt bij de opgestelde capaciteiten in februari 2018 de verdeling uit op 90,9% voor biomassa, 9,1% voor geothermie, en nog een verwaarloosbaar aandeel voor thermische zonne-energie projecten. NB: dit betreft uiteraard alleen de gecertificeerde (grotere) installaties. Er staat in Nederland natuurlijk veel meer zonnecollector capaciteit: zie de bijgewerkte statistiek van het CBS voor de kleine installaties tot 6 m², en de totale impact op de energie productie, in vergelijking met de evolutie bij PV (zonnestroom). Er stond al langer een plaatje met aantallen installaties klaar voor thermische zonne-energie (zie ook evolutie plaatje december 2017 rapport). Dat heeft nu een update gekregen bij CertiQ:
Kennelijk is het aantal ZT installaties al eind december 2017 op 12 gekomen (oranje-gele kolommen, linker Y-as), opgestelde capaciteit (rode lijn, rechter Y-as): 3,6 MWth. En is deze "historische bijschrijving" dus kennelijk pas in het februari rapport doorgekomen ("geregistreerd"). Gemiddeld genomen is de 303 kWth per installatie nog niet zo heel erg groot, maar dat gaat beslist stijgen als met SDE subsidies beschikte projecten verder uitgerold gaan worden. De 21 installaties beschikt in de voorjaars-ronde van SDE 2017 hadden een gezamelijk vermogen van 12 MWth, en zouden dus gemiddeld genomen al een capaciteit van 571 kWth per stuk kunnen gaan krijgen (als het beschikte volume ingevuld gaat worden). Productie
"warmte uit HE bronnen" (Voorgaande) analyses van maand rapportages CertiQ, door Polder PV: 2018: 2017: 2016-2015: zie links onderaan november rapportage 2017; zie verder voor oudere artikelen overzichten via index (vrijwel altijd aan begin van de maand bespreking nieuwe CertiQ maandrapport) Statistische overzichten CertiQ (extern)
13 maart 2018: Wederom nieuw registratie record zonnestroom - bijna 57 MWp nieuwe gecertificeerde capaciteit bij CertiQ. Er is een nieuw record volume van 56,6 MWp gecertificeerde PV capaciteit gerapporteerd door CertiQ, in het maand rapport over februari 2018. Polder PV bespreekt als vanouds de details en geeft de zaken grafisch weer. Normaliter publiceert TenneT dochter haar maandelijkse rapportages over duurzame elektriciteit (en warmte) aan het begin van elke opvolgende maand. Het februari rapport over 2018 liet echter behoorlijk lang op zich wachten, en werd pas op 12 maart gepubliceerd. Ik vermoedde al waarom dat zo lang duurde. Want er zijn rond de jaarwisseling enkele grote zonneparken opgeleverd, die (deels) nog niet in het januari rapport (kunnen) zijn opgedoken (ik had ze wel al in mijn grote projecten sheet staan, zie analyse grondgebonden parken). Dus ik verwachtte al een fiks volume "wat er aan zat te komen". Maar ook wist ik dat CertiQ, geschrokken van de ingave blunder in de eerste versie van het september 2017 rapport, op basis van mijn kritische kanttekeningen, haar interne controle procedures is gaan aanscherpen. En zeker bij "grote gerapporteerde maand volumes" extra checks zal gaan doen of die cijfers wel hout snijden, en "valide" zijn. Ik ga er derhalve voorlopig van uit, dat deze "relatief laat" gepubliceerde maand cijfers goed en grondig zijn getoetst, en accuraat zullen zijn. En dat betekent: we hebben een nieuw maandrecord te pakken! In dit tweede maand rapport van 2018, dat voor februari, geeft CertiQ voor gecertificeerde zonnestroom capaciteit een record nieuw maand volume op van 56,6 MWp. Daarmee kwam het totale PV vermogen in het CertiQ register op 767,2 MWp. Er werden netto 157 nieuwe gecertificeerde PV projecten toegevoegd aan de databank in de februari rapportage. In dit artikel de grafische analyse van het laatste maandrapport, met als zwaartepunt de wijzigingen bij gecertificeerde zonnestroom genererende installaties. Wat de maandelijkse toevoegingen (of: tijdelijke afnames) van aantallen installaties betreft, rode curve, met als referentie de rechter Y-as, zijn er in januari "netto" 157 nieuwe PV projecten bij gekomen (jan. rapport: 127). Nog steeds ongeveer een gemiddeld niveau t.o.v. de trend in het laatste halve jaar. En nog steeds fors minder dan het opvallende maand record van (netto) 445 nieuwe PV projecten in juli 2017. Netto effect = aantal bijschrijvingen minus het aantal uit de CertiQ databank verwijderde PV-projecten. De accumulatie is te zien aan de gele curve (referentie: linker Y-as) die, na het "plateau" in 2013-2015, de laatste 2 jaar opvallend is gaan stijgen. De nieuwe cijfers in de laatste maand rapportages geven weer een wat minder sterke toename te zien, maar progressie is beslist structureel. De curve geeft eind februari 2018 een accumulatie van 14.714 gecertificeerde PV projecten in de database van CertiQ (gemarkeerd data punt rechts bovenaan). Dat was eind januari nog 14.557 projecten. De volgende grafiek toont de resultaten bij de aantallen in de vorm van per kalenderjaar gegroepeerde maanden, om de verschillen tussen de jaren goed te kunnen weergeven: Uit bovenstaande grafiek, met de eerste maanden resultaat voor het kalenderjaar 2018 toegevoegd, blijkt duidelijk, dat er per jaar grote verschillen zijn opgetreden tussen de maandelijkse rapportages onderling, en dat soms zelfs negatieve groei mogelijk is geweest (met name in de periode van "verplichte her-inschrijvingen bij CertiQ", 2013-2015). Voor een overzichtje van de effecten van jaar tot jaar, zie de bespreking van het sep. 2017 rapport. Sedert oktober 2017 lag het aantal netto bijschrijvingen per maand tussen de 98 (okt. '17) en 164 (nov. '17). Februari 2018 voegde netto 157 projecten toe. De aantallen zijn dus niet zeer groot, maar de volumes (MWp-en) die daarmee gepaard gaan zijn beslist van een andere orde. Zie verderop. Gemiddeld genomen is het niveau in het kalenderjaar 2017 op 158 nieuwe installaties per maand gekomen volgens de (deels verouderde) cijfers uit de maand rapportages. Zoals we in het vorige verslag hebben kunnen zien, is echter op basis van de jaar rapportages, die deels al bijgestelde volumes lieten zien, voorlopig het gemiddelde op 120 nieuwe installaties per maand komen te liggen in dat jaar (dit is echter pending een revisie voor het jaar rapport over 2017). Gaan we van dat laatste cijfer uit, zou het gemiddelde van januari - februari 2018 (142 nieuwe installaties netto per maand) daar dus al duidelijk boven liggen. De laatste jaren zijn de nieuwe aantallen per maand gemiddeld genomen wel veel lager dan de toevoegingen in de jaren dat er nog veel residentiële installaties doordrongen tot de burelen van CertiQ, met name in 2009-2011. Die kleine residentiële projectjes hadden allemaal subsidie beschikkingen uit de regelingen SDE 2008 tm. SDE 2010 ("categorie klein"). Met de introductie van het SDE "+" regime in 2011 is de "ondercap" verhoogd naar 15 kWp, en is er later ook nog een verplichte grootverbruik aansluiting in de regeling opgenomen. Waardoor zelfs particulieren met forse dak-ruimte geen schijn van kans meer maakten om nog (op individuele basis) een SDE aanvraag te kunnen doen. Dat er desondanks weer "aardige" groei volumes van de aantallen bij CertiQ geregistreerde projecten zijn te zien is voor een aanzienlijk deel te wijten aan de lopende realisaties van omvangrijke volumes onder de diverse SDE "+" regelingen beschikte PV projecten (voor overzicht beschikkingen en "officiële" realisaties, zie meest recente analyse van RVO cijfers van 4 januari jl.). De grootste groei zit hem echter niet in het "aantal" installaties, maar met name in de opgestelde productie capaciteit, wat daarmee wordt ingebracht. Dat stijgt ronduit spectaculair, zoals we hier onder zullen zien, en heeft alles te maken met het feit dat het om (gemiddeld en absoluut) véél grotere PV projecten gaat dan wat enkele jaren geleden "gebruikelijk" was voor Nederland. Hier bovenop zijn de nu daadwerkelijk fysiek gebouwde grondgebonden zonneparken gekomen. In vergelijking met de groei van de aantallen nieuw geregistreerde gecertificeerde PV projecten (vorige grafiek), gaat het bij de netto toegevoegde capaciteit om substantieel grotere volumes dan wat we in eerdere jaren hebben gezien. Voor 2018 (paarse kolommen) heb ik voor het vierde jaar op rij alweer een nieuw capaciteits-bouw record voorspeld voor de totale Nederlandse markt (o.a. tijdens de informele winter-sessie van SolarPlaza). Het was derhalve niet vreemd dat ook in de sub"markt" van het CertiQ dossier, in januari dit jaar, alweer netto 38,6 MWp nieuwe capaciteit werd toegevoegd. Februari volgde direct met een nieuw record voor CertiQ: er werd maar liefst netto 56,6 MWp gecertificeerde PV capaciteit bijgeschreven, 18 MWp meer dan in januari. En nog steeds 10,9 MWp (24%) meer dan het voorgaande record, dat van januari 2017 (45,7 MWp nieuwbouw, veroorzaakt door hoogstwaarschijnlijk primair toevoeging van grondgebonden zonnepark Sunport Delfzijl, 30,8 MWp). Het gemiddelde van januari en februari 2018, 47,6 MWp/mnd (paarse stippellijn), komt hiermee al extreem ver (109%) uit boven het maandelijkse gemiddelde voor 2017, (bijna 22,8 MWp/mnd, groene stippellijn). Het gemiddelde over 2016 (rose stippellijn) lag nog veel lager, rond de 16 MWp/mnd, zo'n 43% minder dan in 2017. De reden dat het volume in januari, en vooral februari 2018 weer zo hoog is, lijkt me wederom te liggen aan het feit dat er, naast de "reguliere" grote SDE projecten, waarschijnlijk "enkele" grondgebonden installaties zijn doorgedrongen tot de CertiQ databank. Ik weet inmiddels van een vijftal grote vrijeveld installaties die rond de jaarwisseling zijn opgeleverd, met een gezamenlijke opwek capaciteit van ongeveer 64 MWp. Mogelijk dat er 1-2 van die installaties in het januari rapport zijn bijgeschreven, en de rest mogelijk in het februari rapport (bovenop alle andere, rooftop installaties). Waardoor met name het totale nieuwe (netto) maand volume in februari zo hoog kan zijn uitgepakt. Er kan daarnaast ook nog beslist verschil zijn tussen de datum van de fysieke netkoppeling, en de registratie datum bij CertiQ. Zo'n verschil kan dus ook over de - voor statistici zeer belangrijke - jaargrens heen gaan, en zeker vaker over een maandgrens heen. Bovenstaande is het beeld op basis van de cijfers uit de maand rapportages. Die kunnen echter achteraf worden bijgesteld, en dat is tot nog toe ook daadwerkelijk altijd geschied. Voor een korte discussie over de (nog te verwachten) bijstelling voor 2017, zie het voorgaande artikel. Hierin ook mijn verwachting, dat in die maand fysiek opgeleverde zonneparken mogelijk niet in december, maar pas in januari zouden kunnen worden bijgeschreven bij CertiQ. Of wellicht zelfs nog later. Gemiddelde capaciteit PV projecten in februari Als we uitgaan van "relatief weinig uitstroom" uit de CertiQ bestanden, en de maandelijkse netto toevoeging van 157 nieuwe installaties, met genoemde record 56,6 MWp netto nieuwe capaciteit combineren, zou hier uit resulteren dat een "netto nieuw toegevoegd project" in de februari 2018 update een gemiddeld systeem vermogen zou hebben van 361 kWp per stuk (januari: 304 kWp). Dat is alweer een record voor het afgelopen anderhalve jaar. Die 361 kWp is het equivalent van een groot rooftop project, van ongeveer 1.337 moderne kristallijne 270 Wp panelen per installatie (type vaak ingezet op grotere daken, residentieel ligt dat vermogen inmiddels al hoger). Aangezien het hier om een gemiddelde gaat, zitten er natuurlijk ook (veel) grotere projecten bij, zoals de in februari waarschijnlijk bijgeschreven, meerdere zonneparken op de grond. Er worden daarnaast al vaker forse rooftop projecten van vele honderden kWp tot soms zelfs 1 of zelfs "enkele" MWp-en aan het net gekoppeld. Zoals het vorig jaar opgeleverde grootste Nederlandse "single-roof" PV project met 15.318 multi-kristallijne zonnepanelen (ruim 4 MWp), op het enorme platte dak van Rhenus Contract Logistics op industrieterrein Ekkersrijt in Son en Breugel (NB), door KiesZon. En het recent qua hardware op de daken in ieder geval opgeleverde, nog grotere plat dak complex met maar liefst 6 MWp bij Scania in Zwolle (netkoppeling nog steeds niet duidelijk). Voor het overige blijven er stapsgewijs grote grondgebonden zonneparken opgeleverd worden, zoals de eerder genoemde exemplaren. Naast ook regelmatig kleinere veld projectjes, die, wat hun opgestelde capaciteit betreft, nauwelijks opvallen tussen de talloze rooftop systemen. Al dit soort grotere PV projecten stuwen de maandgemiddeldes inmiddels flink omhoog. Als ze tenminste als "administratief opgeleverd" in de betreffende maand worden opgenomen in het CertiQ register. Daar kan beslist een vertraging van een maand, of wellicht zelfs langer in zitten. Na het bereiken van de halve GWp aan gecertificeerde zonnestroom capaciteit in het rapport van mei 2017 ging de groei verder, en na de heftige "correctie" t.a.v. het september rapport, op een behoorlijk consistent, gemiddeld hoog niveau in de laatste maand rapportages. Februari 2018 gaf bovenop de recente trend weer een zeer flinke - record - "boost" te zien. Voor de zoveelste maal werd daartoe de Y-as van deze grafiek weer aangepast... De enorme versnelling in het CertiQ dossier, sedert de nazomer van 2015 (juni: 129,5 MWp), is kristalhelder in deze al jaren door Polder PV geactualiseerde grafiek. De gecertificeerde PV capaciteit, bij CertiQ vorige maand de zevende "100 MWp piketpaal" gepasseerd, is met de februari toevoeging al rap richting de volgende ge-evolueerd. In dat maandrapport is bij CertiQ een omvang bereikt van 767,2 MWp. Een factor van bijna 35 maal het volume eind 2009 (22 MWp). En al bijna 6 maal het volume in juni 2015 (129,5 MWp), vlak voordat de hoge groei bij CertiQ manifest werd. Die laatste toename werd dus in ruim 2 en een half jaar gerealiseerd. De tussenpozen tussen het bereiken van een nieuwe "100 MWp" grens bij de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteiten zijn de afgelopen drie jaar in ieder geval steeds korter geworden (afstand tussen de vertikale blauwe stippellijnen in de grafiek). En er zal nog heel veel op bovenstaande gaan volgen, gezien de enorme SDE subsidie portfolio's die er op het vlak van zonnestroom al eerder zijn beschikt door RVO. Verhevigd door de enorme toevoeging van de eerste SDE 2017 ronde (4.386 beschikte projecten met een nieuwe record omvang van 2.354 MWp, analyse Polder PV hier). En ongetwijfeld verder versterkt door een nog onbekend (mogelijk tegenvallend?) volume aan te beschikken projecten binnen de 26 oktober jl. gesloten najaars-ronde voor SDE 2017. Waarvoor wederom een zeer hoog bedrag van 6 miljard Euro was klaargezet, maar waarvan waarschijnlijk ook zeer veel uitval van de 5.456 aangevraagde PV projecten in fase 3 valt te verwachten. Mede gezien de enorme overtekening van het budget, ongeveer halverwege fase 2, maar vooral ook omdat er volgens de bekende zegsman van RVO, zeer veel "bagger aanvragen" tussen hebben gezeten in die najaarsronde. Die dus al op voorhand afgewezen zullen zijn - of nog gaan worden. Ondanks eventuele massale uitval in de najaarsronde van SDE 2017, blijft er nog steeds een enorme (SDE"+") portfolio open staan om ingevuld te worden (4,4 GWp totaal beschikt minus - volgens projectenlijst Polder PV - 708 MWp reeds gerealiseerd). De rode lijn in de grafiek is de "best match" voor een trendlijn. Ik heb deze gewijzigd van een vierde- naar een vijfdegraads polynoom sinds het oktober 2017 rapport, omdat deze een betere match met de gerapporteerde maand resultaten gaf te zien. Voor bespiegelingen over nog mogelijke bijstellingen van - met name - capaciteiten in gecorrigeerde jaarcijfers, zie bespreking van december 2017. Aandeel CertiQ t.o.v. "CBS totale PV capaciteit" sterk gegroeid sedert 2014 En-Tran-Ce was wederom vrij snel met hun "hernieuwbare energie rapportage" voor heel Nederland over februari (publicatie datum 7 maart 2018). Mede n.a.v. de nieuwe - nogal onverwachte zeer hoge - data in het Solar Trendrapport, en de kritiek van Polder PV op het eindresultaat is m.b.t. de mogelijke bijgeplaatste capaciteit per maand voor een "gulden middenweg" gekozen. Het "mogelijke volume" van PV begin februari 2018 (overzicht rapportages, februari 2018, p. 50) is voorlopig gesteld op 2.800 MWp, in de januari rapportage lag het nog op een niveau van 2.700 MWp, 100 MWp lager. De eerste CBS prognose voor de eindejaars-accumulatie van 2017 komt trouwens al op 2.749 MWp uit (artikel 2 maart jl.). Het Groningse onderzoeks-instituut stelde in het verleden af en toe op basis van nieuwe inzichten (meestal nieuwe CBS cijfers) het gemiddelde maandvolume bij. Vorig jaar nog werd de maandelijkse groei van 40 naar 50 MWp opgehoogd, en dit volume zal sowieso fors hoger gaan worden in komend nieuw record jaar 2018. Met het voor eind februari gerapporteerde volume bij CertiQ (767 MWp accumulatie, het huidige artikel), en de speculatieve eindstand voor het hele land (veronderstelling En-Tran-Ce: 2.900 MWp eind februari 2018 ?), zou er bij de TenneT dochter eind van die maand dus mogelijk al ongeveer 26% van die veronderstelde nationale capaciteit daar bekend staan als "gecertificeerd vermogen". Als de nationale groei in 2017 fors hoger zou zijn geweest, zoals Solar Trendrapport suggereert, is het aandeel echter kleiner op het totaal. Als we december 2014 als ijkpunt van vóór de versnelling bij CertiQ gebruiken (118,6 MWp volgens gereviseerd jaar rapport 2014, wat 4,6% hoger ligt dan de 113,4 MWp in de eerder gepubliceerde, "voorlopige" december rapportage voor dat jaar), en het officiële (internationaal erkende) CBS cijfer ernaast leggen (1.048 MWp, zie grafiek in mijn recentste artikel over CBS stats), komen we voor dát jaar op een verhouding van slechts ruim 11% uit! Ergo: eind februari 2018, dik 3 jaar later, is dat aandeel van CertiQ capaciteit bij zonnestroom met ruim een factor 2,3 toegenomen, een ronduit opmerkelijke groei. Een trend die waarschijnlijk gaat doorzetten, als de residentiële markt "relatief matig" groeit / blijft groeien (zie 2e grafiek in artikel over markt segmentatie). En de (grote) projecten markt daarentegen versneld groter zal gaan worden. Uiteraard meestal met forse SDE "plus" beschikkingen op zak, die in grote hoeveelheden zijn toegekend de afgelopen twee jaar (tabel in het gelinkte artikel). Systeemgemiddelde
capaciteit De gemiddelde systeemgrootte van de netto toevoegingen in de februari rapportage lag op een nog véél hoger niveau, 361 kWp. Dit zeer hoge niveau wordt structureler, omdat er steeds meer zeer grote (druppelsgewijs ook grondgebonden) projecten worden opgeleverd. Dat het in de grafiek getoonde gemiddelde voor alle geaccumuleerde projecten bij elkaar een stuk lager ligt dan bij de maandelijkse toevoegingen, komt door het blijvend "drukkende effect" van de duizenden kleine residentiële PV installaties uit de eerste 3 SDE regelingen (vaak met een omvang van maar een paar kWp per stuk). De verwachting is, dat dit effect op het totale systeemgemiddelde nog lang zal aanhouden gezien hun volume. Pas als er continu véél, en ook zeer grote fysiek opgeleverde nieuwe SDE projecten gaan cq. blijven instromen bij CertiQ, zal dat effect (deels) worden opgeheven. Daarbij s.v.p. niet vergeten dat de duizenden kleine residentiële installaties ook voor 15 jaar een SDE (2008-2010) beschikking hebben. Dus het gros daarvan zal beslist nog tot en met 2023 in dienst zijn, en geregistreerd blijven bij CertiQ. Zonder registratie immers géén (voorschot-betalingen voor) SDE subsidie meer. "Niet
SDE projecten" bij CertiQ Gecertificeerde productie weer seizoens-gerelateerd laag, maar relatief bezien nog steeds "hoog"
De accumulatie van de (gecertificeerde) PV capaciteit (magenta curve) is terug te vinden op de linker Y-as. Daarbij horen de rode 100 MWp interval lijnen. Na het record volume van maar liefst 69,5 GWh aan Garanties van Oorsprong door CertiQ aangemaakt voor zonnestroom in juli (apart gemarkeerd data punt met rode rand, referentie: rechter Y-as), is met het verstrijken van de zomer 2017, tot en met januari 2018 weer een - logische - terugval te zien. In deze maanden wordt normaliter al minder zonnestroom geproduceerd dan in de voorgaande zomerse maanden (zie recent ververste procentuele overzicht van het kern-systeem bij Polder PV). Met de tot nog toe vastgestelde uitgifte van slechts 13,8 GWh aan productie GvO's in de sombere wintermaand december 2017 ("ongeveer 32 uur zonneschijn terwijl het langjarig gemiddelde 49 uur is", KNMI), lag dat niveau alweer zo'n 22% lager dan het volume in november (17,7 GWh). De ook weer sombere januari 2018 (KNMI: "de tweede sombere wintermaand op rij") lag op een identiek "laag" niveau. Echter, de waarschijnlijk later nog aan te passen volumes voor, o.a., december 2017 en januari 2018 zijn reeds 33% resp. 21% meer dan dat gerapporteerd voor december 2016 (10,4 GWh) resp. januari 2017 (11,4 GWh). En de cijfers liggen voor die wintermaanden alweer een stuk hoger dan het laagste niveau in de winter van 2015/2016 (januari 2016: 4,5 GWh). Deze "winterdips", steeds hoger wordend qua output, zijn in de grafiek met blauwe pijltjes weergegeven. De resultaten voor de door CertiQ uitgegeven Garanties van Oorsprong vindt u terug in de blauwe curve (referentie: rechter Y-as). De steeds hogere niveaus van de aangegeven "winter-dips" zijn het resultaat van de forse tussentijdse groei van de gecertificeerde PV capaciteit, en de meer-productie van die nieuwe installaties bovenop de output van de al bestaande projecten. Te verwachten valt dat, door de aanzienlijke komende capaciteits-toevoegingen in 2018, die "winter dip" in de komende koude periode (winter 2018-2019) alweer flink hoger zal komen te liggen. Let op dat de GvO productie grafiek een maand achter loopt bij die voor de toegevoegde capaciteiten. En ook, dat zeker de recenter gepubliceerde volumes achteraf altijd nog - meestal relatief bescheiden - aangepast kunnen gaan worden. De vorm van de curve kan dan ook nog enigszins gaan wijzigen (in ieder geval: een gladder verloop krijgen). Verwacht mag worden dat in het komende rapport met de GvO cijfers voor februari, de "stijgende lijn" bij de uitgegeven GvO's weer opgepakt zal gaan worden, omdat die maand een record opbrengst liet zien bij talloze installaties, inclusief die van het antieke systeem van Polder PV. En dat rond de zomer weer een zoveelste nieuw (absoluut) record volume getoond zal gaan worden. Daarbij zal de Y-as voor de GvO's wederom flink aangepast moeten gaan worden. De eerder genoemde record productie in de maand juli (tot nog toe "geteld"), 69,5 GWh in een maand tijd, is het equivalent van het gemiddelde maandelijkse stroom-verbruik van ruim 286.500 gemiddelde Nederlandse huishoudens (2.910 kWh/HH.jr anno 2016 volgens StatLine van CBS, dat is nog exclusief het op landelijk totaal bezien nog relatief verwaarloosbare eigen verbruik van zonnestroom). Uiteraard is het gecertificeerde volume tot nog toe slechts een blijvend klein onderdeel van de totale, onbekende Nederlandse zonnestroom productie. Die inmiddels mogelijk (maximaal) het 4-voudige van de productie bekend bij CertiQ zou kunnen omvatten, dus het equivalent van het (elektra) verbruik van zo'n 1,1 miljoen Nederlandse huishoudens. Echter, de capaciteit toename van de CertiQ bijschrijvingen groeit al lang, en snel, zoals we dit maandrapport voor de zoveelste maal hebben kunnen vaststellen. Het is te voorzien dat een steeds groter aandeel van de totale fysieke zonnestroom productie in ons land afkomstig zal zijn van die rap groeiende, bij CertiQ bekend wordende populatie van - soms zéér grote - SDE gesubsidieerde PV projecten. Gecertificeerde PV capaciteit en gecertificeerde zonnestroom productie per jaar volgens (gereviseerde) jaar overzichten CertiQ In het vorige maand overzicht heb ik ook de eerste resultaten voor het hele kalenderjaar 2017 weergegeven, n.a.v. het eerste verschenen jaar rapport van CertiQ. Die data gaan nog bijgesteld worden medio 2018. Voor een korte beschouwing van de eerste jaarcijfers, met bijbehorende, tale-telling grafiek, zie de bespreking in het artikel van 15 januari jl. Landelijke
zonnestroom en andere duurzame productie - berekend
* Voorlopig hoogste resultaat in maart 2018 vóór publicatie van dit artikel. Januari 2018 was erg somber, zonder extreem zonnige dagen. Vandaar dat het resultaat onder dat van januari 2017 bleef steken, ondanks de tussentijdse groei van de capaciteit. Februari was een prachtige, zonnige, en koude maand. De 25e werd een spectaculair record voor die maand gevestigd, met een tijdelijke maximum output van 1.148 MW aan PV vermogen in Nederland. België piekte, met nog een veel groter basis bestand aan PV capaciteit, zelfs op 2,17 GW op die dag. Sowieso waren er meer mooie zonnige dagen in februari. Op de vermeende, breed in de Nederlandse media rond-getoeterde (en van een uitspraak van een Eneco medewerker na-gekwaakte) "record dag" 21 juni 2017, was het volgens de laatste cijfers van En-Tran-Ce slechts 1.531 MW (6,2% minder dan het echte record in die maand, 1 juni, 1.632 MW). En bovendien ook nog minder dan de twee in bovenstaand overzichtje weergegeven record dagen in mei en juli). Voor een uitgebreider intermezzo "stroom productie records" van het energieopwek.nl portal, zie de bespreking bij januari 2018. Records voor februari 2018 op dat portal:
De berekeningen van het Groningse onderzoeks-instituut En-Tran-Ce zijn gebaseerd op o.a. aannames over de opgestelde capaciteit in ons land, zeker wat het opgestelde PV vermogen betreft. Bij windstroom en biogas zijn de cijfers makkelijker en zeer actueel te verkrijgen, het gaat daarbij om relatief geringe aantallen. Zonnestroom capaciteit is een compleet ander verhaal: er zijn enkele honderdduizenden installaties (zie ook analyse), en de groei blijft ook op dat vlak fenomenaal. Daarnaast blijven de statistiek rapportages over PV bar slecht, al doet Polder PV continu pogingen om er beter zicht op te krijgen wat de zeer belangrijk wordende projecten markt betreft. En probeert de webmaster markt actoren te bewegen om cijfer materiaal vrij te (gaan) geven. M.i. zijn de aannames voor zonnestroom capaciteit, ook al zijn ze opwaarts bijgesteld, mogelijk nog steeds enigszins conservatief, omdat het met name bij de SDE projecten hard gaat de afgelopen twee jaar. Zie ook commentaar in een voorgaande maandrapportage. De berekeningen van En-Tran-Ce lieten voor de maand juni 2017 een zonnestroom productie van ongeveer 0,3 TWh zien, voor heel Nederland (juli was marginaal minder, mei nog iets lager). Dat zou volgens hun eigen berekeningen 35% hoger liggen dan het niveau in juli 2016. De werkelijke productie zal mogelijk wat hoger hebben gelegen (er stond toen mogelijk meer capaciteit dan En-Tran-Ce suggereert). Maar genoemde 0,3 TWh is dus al een factor 4,3 maal de 69,5 GWh aan GvO's die (tot nog toe bekend / gepubliceerd) door CertiQ zijn afgegeven voor de bij hen bekende gecertificeerde PV installaties in de nieuwe "record" maand juli 2017. Voor de weinig productieve winter-maanden december 2017 en januari en februari 2018 heeft En-Tran-Ce een (nationaal) zonnestroom productie volume van 0,03 TWh, 0,06 TWh, resp. 0,15 TWh (feb. '18) afgeschat. Voor de uitgebreide rapportages van deze instelling, zie de website. Data: CertiQ maandrapportages (maandelijkse analyse updates door Polder PV), Energieopwek.nl (landelijk berekend voor Energieakkoord), en "Renewable Energy in The Netherlands" maand rapportages (En-Tran-Ce / Energy Transition Centre, Groningen)
12 maart 2018: Details progressie zonnestroom capaciteit Stedin netgebied. N.a.v. een recente publicatie van netbeheerder Stedin werkte Polder PV enkele gepubliceerde data nader uit over de evolutie van de capaciteit aan PV installaties in hun netgebied. Polder PV verzucht al jaren dat het niet goed gaat met de zonnestroom statistieken. Een van de grootste pijnpunten is het niet meer - zelfs niet bij benadering - "actueel" zijn van de cijfers van de netbeheerders die enkele jaren naar Rijkswaterstaat werden verstuurd. Daardoor is het "hart" van de Klimaatmonitor databank daar de facto waardeloos geworden, omdat het zogenaamde Productie Installatie Register (PIR) van de netbeheerders het grootste deel-dossier was in die data verzameling. Af en toe publiceren netbeheerders wel eens data, maar die zijn vaak onvolledig en onvergelijkbaar. En dan moet je je "in de rondte gaan rekenen" met onzekere uitgangspunten, om te proberen trends te achterhalen. Dat is geen degelijke basis om "conclusies" aan te gaan verbinden. Een kwalijke gang van zaken, dus. Er is na alle lamentaties inmiddels wel wat "beweging" gekomen. En een van de mooiste nieuwe resultaten van de druk op de netbeheerders om klaarheid te geven over hun data, is inmiddels naar buiten gekomen. Netbeheerder Stedin, vooral actief in de Randstad, met een hoge concentratie residentiële aansluitingen, publiceerde op 6 maart jl. een zeer interessant overzicht van de status quo rond zonnestroom in hun netgebied tm. 2017. Althans, met zware focus op hun "PIR data". Deze bevatten normaliter, vanwege een maximaal haalbare invoer via dat platform van 99,999 kWp, via de website energieleveren.nl, grotendeels installaties achter kleinverbruik aansluitingen (KVB). Maar er zouden in theorie nog steeds grootverbruik (GVB) aansluitingen tussen kunnen zitten, bij die invoer. KVB gaat tm. 3x 80 ampère aansluiting, daar zou je zonder byzondere maatregelen maximaal zo'n 50-55 kWp PV generator vermogen op kunnen aansluiten, mits de systeem- en tussenzekeringen volgens de normen zijn / worden aangelegd (zie ook FAQ bij SolarNRG). Van de heer Bontenbal van Stedin heb ik inmiddels vernomen dat in de door hen gepubliceerde "PIR data" de grootverbruik aansluitingen zijn uitgefilterd. Nieuwe data
- met disclaimer Polder PV haalde enkele trends uit de nu tm. 2017 beschikbare data, en geeft deze in het huidige artikel grafisch weer. Data kunnen
nog wijzigen Gemeentes in Stedin gebied en ratings In deze grafiek staat de eindejaars-accumulatie van de in het PIR van Stedin genoteerde capaciteit aan PV installaties per gemeente, in MWp, in de loop van de tijd (2011-2017). De Y-as is hier logarithmisch getoond, om niet al te wijd uiteenlopende curves te krijgen. Deze verzameling telt 75 gemeentes. Goed om daarbij te noemen, dat er ook gemeentes bij zitten die (groten)deels in een ander netgebied liggen (voorbeelden: Alphen aan den Rijn (ZH), en Heemstede (NH), beiden deels netgebied van Liander). Duidelijk wordt dat de groei er bij alle gemeentes "stevig in zit", zeker gezien de logarithmische schaal van de Y-as. Wel is het zo dat het groei tempo per gemeente flink kan verschillen, in de historische context. In de volgende "detail grafiek" laat ik alleen de 20 best performers zien voor het jaar 2017. In deze tweede grafiek de - in 2017 - best performing gemeentes, waar het de bereikte eindejaars-accumulaties in MWp-en betreft voor het (bij deze Stedin data alleen kleinverbruik aansluitingen bevattende) PIR register. Duidelijk zijn er forse verschillen te zien in de historische evolutie. De data voor Zeist lijken artificieel, want de curve gaat van 2011 naar 2012 opeens van 0,12 naar 6,59 MWp omhoog, een ver-55-voudiging van het opgestelde vermogen. Dit lijkt onwaarschijnlijk, ik ken voor die tijd geen zeer grote PV projecten met zo'n omvang in die gemeente. Wel enkele flats van een woningcorporatie met een toen redelijk "omvangrijk" project van een paar honderd kWp, maar dat kan nooit deze enorme data sprong verklaren. Kennelijk is er in 2012 voor het eerst een detail inventarisatie geweest, en is er toen veel oud "volume" ontdekt ? Wat de oorzaak ook is, in het verdere verloop van de jaren, is de toename van het volume in Zeist nogal vlak, en beslist veel matiger geweest dan in de rest van de hier afgebeelde top twintig (Zeist in 2017 eindigend net onder de 10 MWp opgestelde capaciteit bij kleinverbruikers). Ook het verloop bij numero 20, Rijswijk, is niet erg "glad" verlopen. Mogelijk heeft daar de nationale subsidieregeling voortvloeiend uit het "Lenteakkoord" (max. EUR 650 in het handje bij aanschaf zonnepanelen voor huishoudens) lokaal extra effect gehad, en is dat na 2013 (toen het geld alweer op was) weer fors afgevlakt. In andere "top20" gemeentes is het verloop veel regelmatiger geweest, afgezien van "best performer" Utrecht, wat in 2013/2014 duidelijk een neerwaartse knik liet zien. Voor Utrecht, die het hoogste uit komt in 2017, met 20,2 MWp, heb ik als enige alle data laten zien in de grafiek. Goed is te zien, dat de hoofdstad van de gelijknamige provincie beslist niet kampioen was voor 2014. Dat waren eerder Amersfoort (2011), en Zeist (2012-2013). In 2011 moest Utrecht zelfs ook nog Den Haag en Lansingerland voor zich dulden, als de Stedin KVB data voor dat reeds lang verstreken jaar kloppen. Het lijkt er echter op, dat Utrecht voorlopig haar sedert 2014 verworven top positie bij KVB aansluitingen niet meer zal afstaan. Er zijn ook gemeentes die zelfs een nauwelijks merkbaar effect van genoemde aanschaf subsidie regeling laten zien, zoals de "Groene Hart" gemeente Lansingerland. Maar zelfs stedelijke agglomeraties als Den Haag, en Amersfoort, lijken zich relatief weinig "extra" te hebben aangetrokken van die regeling. Opvallende groeier was het lang achterblijvende Rotterdam, wat haar achterstand op voornoemde twee steden eind 2017 al voor een behoorlijk deel heeft ingehaald. De drie steden zitten eind 2017 op volumes tussen de 12,8 en 13,8 MWp bij kleinverbruik. Andere aardige performers zijn het al genoemde Zeist (al is daar de groei de laatste jaren opvallend laag), Goeree-Overflakkee, en Zoetermeer, wat het laatste jaar zelfs een forse tussenspurt liet zien (ook op logarithmische schaal !). Hierna volgt een dichte kluwen van gemeentes in de subtop rond en onder de tien beste. En wordt het beste 20-tal afgesloten met het sedert 2013 wat terug gevallen Bodegraven-Reeuwijk, en het tegen Den Haag aan liggende Rijswijk, met EOY volumes tussen de 4,5 en 4,4 MWp. Een factor 4,5 minder dan het EOY volume in Utrecht. Groei percentages over de jaren heen, per Stedin gemeente Als we naar de groeipercentages gaan kijken van de evolutie van het PIR register voor alle genoemde gemeentes vallen enkele zaken op. Er is door Stedin al een tabelletje gegeven met groeipercentages tussen 2014 en 2017, waar juist het laatstgenoemde Rijswijk als "snelste groeier" uit kwam (gevolgd door Eemnes Ut. en IJsselstein Ut.). Daar werden "absolute" groei percentages genoemd. Als je rekent met "gemiddelde jaarlijkse groeicijfers" volgens de CAGR methodiek, komen daar heftige aanwas cijfers (over periode 2014-2017) uit van gemiddeld 57%/jaar (Rijswijk) tot 48%/jaar (IJsselstein). Ik heb alle beschikbare jaargangen vanaf 2011 doorgerekend, en kom daarbij op de volgende extremen voor het netgebied van Stedin:
Uit bovenstaande blijkt duidelijk, dat het afhangt van welke periode je beschouwt, welke gemeente als "beste" (dan wel "slechtste") performer uit de bus zal komen. Wel is het zo, naarmate de geaccumuleerde volumes bij alle gemeentes al flink zijn toegenomen, jaarlijkse groei t.o.v. die volumes steeds minder fluctuerende effecten zal kunnen hebben op basis van mogelijk progressief beleid in een bepaalde gemeente. Dan moet je echt naar jaargroei cijfers gaan kijken om verschil effecten zichtbaar te maken. Uiteraard is dan ook een belangrijke factor inwoner aantal en "structuur" van de bebouwde omgeving in de beschouwde gemeentes. Plaatsen met veel nieuwbouw hebben het hierbij natuurlijk veel makkelijker (ook vanwege aangescherpte EPC eisen), dan gemeentes met nauwelijks groei van de woonkern(en). Op oudbouw is het veel lastiger om "volume groei" met zonnepanelen tot stand te brengen. In deze derde grafiek heb ik de 20 "best performing" Stedin gemeentes met de hoogste MWp capaciteit in 2017, in het PIR register (kleinverbruik), op een andere manier naast elkaar gezet, kolomsgewijs. Utrecht ver uitstekend boven de rest (20,2 MWp), via een grote "middenmoter" groep tussen 13,8 MWp (Amersfoort) en 8,2 MWp (Zoetermeer), gevolgd door een lange sleep van volgers die rond de 6 of minder MWp-en achter een kleinverbruik aansluiting heeft staan (hier hekkensluiter, op nr. 20 van de 75 gemeentes in Stedin gebied, Rijswijk, met 4,4 MWp). Om bovenstaande te relativeren, heb ik hier onder de opgestelde capaciteiten terug gerekend naar het aantal inwoners zoals bij CBS Statline bekend begin 2017 (selectie via deze tabel). Dan krijgen we een compleet andere volgorde, die "recht doet" aan het inwoner aantal per gemeente. In deze vierde grafiek is het geaccumuleerde PV vermogen in het PIR register (kleinverbruik) van Stedin terug gerekend naar het inwoner aantal per gemeente. Nu krijgen we geheel andere volgorde te zien, als in de voorgaande grafiek. Hier staat het buiten de oostrand van het Gooi gelegen Eemnes in Utrecht vér bovenaan, met maar liefst 603 Wp per inwoner. Dat is ruim het dubbele volume van de numero 2, De Ronde Venen (polder gebied rond Mijdrecht, grens Utrecht / Noord-Holland, 300 Wp/inwoner). Er zijn nog 2 volgers met noemenswaardige volumes, de slecht bekende agrarische gemeente Cromstrijen in de Zuid-Hollandse Hoeksche Waard (264 Wp/inwoner), en de aan de Boven Merwede gelegen Zuid-Hollandse gemeente Gorinchem, met 260 Wp/inwoner bij uitsluitend de kleinverbruik aansluitingen. De rest van de Stedin gemeentes (nogmaals, alleen de eerste 20 hier getoond), volgt op afstand, in dit overzicht tussen de 189 (Lopik) en 132 Wp/inwoner (Wijk bij Duurstede). Overigens is het aan satelliet beelden van Google Maps Eemnes niet echt aan te zien dat daar een hoge concentratie zonnepanelen is geplaatst t.o.v. het aantal woningen in die gemeente. Er zijn wel wat boerderijen met niet al te grote PV installaties te zien (mogelijk achter KVB aansluiting), maar niet "veel". Wellicht zou daar eens kritisch naar gekeken kunnen worden, of de opvallende positie voor die gemeente in bovenstaande grafiek wel terecht is. De in de vorige grafiek getoonde "kampioenen", Utrecht, Amersfoort en 's-Gravenhage, zijn in het onderhavig exemplaar niet terug te vinden. Die staan in de door mij berekende tabel Wp/inwoner op de 58e, 35e, resp. 72e plaats (van de 75 Stedin gemeentes). Inwoner rijke grote gemeentes / steden verliezen bij deze belangrijke rating altijd. Onder anderen omdat ze vaak uitgestrekte gebieden met bestaande tot zelfs oude bouw hebben die heel erg lastig van grote hoeveelheden zonnepanelen zijn te voorzien. Maar die wel grote aantallen inwoners onder hun daken hebben. Ter vergelijking: het Nederlandse gemiddelde, inclusief alle commerciële PV capaciteit en installaties achter grootverbruik aansluitingen, lag begin 2017 (met 2.049 MWp PV capaciteit en bijna 17,1 miljoen inwoners) op ongeveer 120 Wp/inwoner. Voor eind 2017 zijn de officiële cijfers (1e afschatting CBS: 2.749 MWp) nog niet definitief. Als we voorlopig uitgaan van genoemde 2.749 MWp, en een eerste afschatting van bijna 17,2 miljoen inwoners volgens prognose van het CBS, zouden we eind van 2017 zelfs nog maar rond de 119 Wp/inwoner kunnen zitten. Ergo: de bevolkings-toename zou zo hoog zijn, dat de exploderende PV markt dit op dat punt dus nauwelijks kan bijhouden. Tenzij CBS eind dit jaar nog fors voor 2017 gaat bijstellen, dan kan er ook beslist nog verdere groei bij deze relatieve maatvoering kunnen gaan komen. In ieder geval liggen met de huidige bekende "officiële" cijfers deze 20 Stedin gemeentes met alleen hun PIR data nog een eind boven het berekende nationale gemiddelde voor álle installaties. Wel is het natuurlijk zo, dat het gemiddelde van alle 75 Stedin gemeentes een stuk lager ligt. En wel, op 65 Wp/inwoner. Totale geaccumuleerde PV capaciteit en aantallen in PIR register Stedin In bovenstaande grafiek de evoluerende totale accumulatie volgens het PIR register (kleinverbruik) opgesteld in het netgebied van Stedin, aan het eind van elk jaar (2011- 2017, oranje kolommen, rechter Y-as). Daarbij heb ik ook de opgegeven aantallen installaties in het PIR register gezet, in de vorm van doorzichtige kolommen met blauwe rand (referentie: linker Y-as). Uit deze data heb ik ook de evoluerende systeemgemiddelde capaciteit van al deze installaties berekend, en weergegeven in een overlay met een groene curve. De capaciteit is, zoals was te verwachten van al lang bekend nationale cijfers, én het feit dat Stedin een omvangrijk verstedelijkt gebied omvat (inclusief veel, en grote industrie terreinen), fors gestegen. Van 15,5 MWp eind 2011 tot en met 287,5 MWp, eind 2017. Een groei van gemiddeld bijna 63% per jaar (!) in de periode 2011-2017 volgens de CAGR methodiek. Voor de aantallen installaties (van 9.854 eind 2011 naar 89.899 stuks eind 2017) was dat iets "bescheidener", bijna 45% gemiddeld per jaar, maar nog steeds "zeer hoog". Dat de groei bij de capaciteit harder is gegaan dan bij de aantallen, is zelfs bij deze cijfers voor uitsluitend het PIR register (kleinverbruik) ook logisch. Dat laat het systeemgemiddelde van de accumulaties zien (groene stippellijn). Dat groeide fors tussen 2011 en 2012. Hoogstwaarschijnlijk een bijkomend effect van de "gratis aanschaf subsidie" Lenteakkoord regeling, waardoor mensen in een keer meer panelen gingen kopen dan ze "ongesubsidieerd" zouden hebben gedaan. Van 1,58 naar 2,47 kWp. Daarna nam de groei weliswaar wel flink af, maar hij zette wel door, totdat eind 2017 in het PIR register een gemiddelde systeem omvang werd bereikt van 3,2 kWp per installatie voor alle PV projecten achter een KVB aansluiting bij elkaar. Dat is fors, in moderne context gerekend, met alomtegenwoordig al aanbod voor 280 Wp panelen, een (gemiddeld!) PV systeem van ver over de 11 panelen per installatie. Waarbij uiteraard beseft dient te worden, dat er veel "oudere" systemen in dat totaal volume zitten. Die met veel lagere module capaciteiten zijn uitgerust. In 2011 had een "gebruikelijk" kristallijn zonnepaneel nog maar een omvang van iets van 220-225 Wp. En zal er in ieder geval in Stedin gebied per systeem gemiddeld genomen zeker minder dan zo'n 8 zonnepanelen op de daken hebben gelegen (vermoedelijk rond de 7 stuks gemiddeld). In andere netgebieden zullen die volumes hoger liggen, vanwege de vaak grotere daken in "landelijke" gemeentes. Ook bij de particuliere woningen. Uiteraard zijn de echt grote volumes aan (residentiële / KVB) installaties pas in de jaren 2013-2017 verkocht, zie de CBS statistiek. Vanwege het groter aantal panelen gemiddeld per dak, drukken die zeer grote verkoop volumes, in combinatie met gestegen module capaciteiten, het systeemgemiddelde vermogen van alle installaties verder omhoog. Zelfs in de residentiële sector. Wel is het zo dat die systeemgemiddelde capaciteit curve afvlakt: er kan immers maar "een beperkt aantal zonnepanelen" op een gemiddeld Nederlands dak. Alleen met verder efficiëntie verbeteringen van de zonnecellen, kan op dat gebied verdere groei verwacht worden. Maar heel hard zal dat niet gaan. Jaarlijkse groei van PV capaciteit en aantallen in PIR register Stedin Uit bovengenoemde eindejaars-accumulatie cijfers zijn uiteraard weer de jaargroei data te destilleren. Dat levert een wederom hoogst interessante nieuwe grafiek op. NB: in bovenstaande grafiek betekent "2013-2014" op de X-as: "jaargroei in het jaar 2014 t.o.v. EOY accumulatie in het voorgaande jaar 2013". Omdat het lang heeft ontbroken aan details rond de individuele netbeheerders statistieken, moesten we het met de altijd extreem laat verschijnende "nationale, gemiddelde cijfers" van het CBS doen. En dan hadden we ook nog uitsluitend een cijfer voor het opgestelde vermogen. Aantallen installaties heeft het CBS zich nooit over uitgelaten, omdat ze die informatie niet heeft. Voor 2017 weten we alleen nog een voorlopig cijfer, voor het kalenderjaar 2016 werden de definitieve data pas medio december 2017 gepubliceerd (analyse Polder PV). Uit die cijfers van het CBS volgde een duidelijke toename van de jaarlijkse volumes tot en met 2013. Gevolgd door een voor velen "verrassend dipjaar", 2014 (de effecten van de zwaar stimulerende, doch medio 2013 weg gevallen nationale subsidieregeling in 2012-2013 konden niet voldoende opgevangen worden). Waarna de groei in 2015-2017 weer fors toenam, door een combinatie van toegenomen residentiële, én grote projecten, het gevolg van de vele miljarden Euro's uit de diverse SDE regelingen. Stedin lijkt, in haar zwaar verstedelijkte werkgebied, in ieder geval wat het PIR register betreft (kleinverbruik) deze "nationale trend" te logenstraffen. In 2014 was er daar géén "dipjaar" te bespeuren, maar een jaargroei van 46,2 MWp i.p.v. de 41,6 MWp in 2013 (laat staan de nog vrij geringe 27,3 MWp in 2012). 11 procent méér jaargroei dan in 2013. Bij de aantallen nieuwe installaties (PIR) was de toename 13.158 > 13.838, dus ruim 5%. Een stuk bescheidener, maar ook daar duidelijk: een toename. Kijken we naar de nationale CBS cijfers, is het totale jaarvolume wat de capaciteit betreft gekrompen van 377 MWp (2013) naar 302 MWp (2014). Een krimp van maar liefst 25%! Dat lijken dus behoorlijk tegenstrijdige "bewegingen" in de jaargroei volumes. Kijken we naar de latere verschillen, zien we in het PIR register van Stedin juist een licht "dipjaar" in 2016. Toen nam de capaciteit iets af, van 47,2 MWp (2015) naar 45,2 MWp (2016). Een vermindering van ruim 4%. Bij de aantallen was de afname weer iets bescheidener, bijna 2,5%. In de nationale capaciteitscijfers bij het CBS is in dat jaar echter een forse groei te zien, van 467 MWp in 2015, naar 534 MWp in 2016. Een toename van ruim 14%. Ook hier dus weer "tegengestelde" bewegingen in de jaargroei cijfers. Maatwerktabellen
CBS - segmentatie residentiële capaciteit deels ander beeld Zelfs al moeten we blijven beseffen dat oudere data in de databanken van de netbeheerders nog bijgesteld kunnen blijven worden, de verschillen zijn beslist opmerkelijk te noemen. En de vraag is, of die deels "tegengestelde bewegingen" in de jaargroei cijfers in een vergelijking tussen PIR Stedin, en nationale (totale) capaciteit wel opgeheven zouden gaan worden door eventuele latere correcties. Ik denk dat dit, gezien de volumes die het betreft beslist niet gaat gebeuren. En dat jaargroei trends bij de kleinverbruik aansluitingen bij een specifieke netbeheerder, de op twee na grootste van Nederland, dus beslist soms (blijvend) kunnen afwijken van nationale trends. Dit is een belangrijke reden om heel erg voorzichtig te blijven met het "extrapoleren" van wel bekende cijfers bij 1 of meer netbeheerders, naar eventueel nog onvolledige cijfers in andere netgebieden. De trend tot nog toe bij Liander en Enexis lijkt die van het CBS volgen (daar ga ik later nog op in). Maar bij Stedin is die trend wat het KVB volume in 2014 betreft beslist afwijkend. Het is zeer belangrijk om dit in de oren te knopen, omdat je anders nogal verkeerde gevolgtrekkingen kunt gaan maken als je met onvolledige datasets gaat zitten extrapoleren... Uiteraard valt een belangrijk deel van de gesignaleerde verschillen te verklaren vanwege de zeer sterke toename van de "projecten" capaciteit. Die de lagere groei van de residentiële deelmarkt overcompenseerde, ook in 2016. Zie daarvoor de volgende 2 grafieken. Maar als je die capaciteits-cijfers niet hebt, en gaat extrapoleren vanuit alleen de KVB data, ga je dus verkeerde gevolgtrekkingen maken. 2017 zeer sterke groei Wat de ontwikkeling voor het jaar 2017 betreft, is er een verrassend hoog "PIR volume" van maar liefst 64,5 MWp door Stedin gerapporteerd, 43% hoger (!) dan de 45,2 MWp in 2016. Bij de aantallen nieuwe PV projecten in het PIR register van deze netbeheerder is de groei (van 13.007 naar 19.267 stuks) zelfs 48% geweest! Dit noopt Stedin tot de conclusie dat "in de cijfers vooralsnog geen zichtbaar effect van een negatief sentiment" is te bespeuren, waar het de maatschappelijke impact van de aangekondigde "wijziging van klassiek salderen in een regeling van waarschijnlijk subsidie op momentane netinvoeding van opwek overschot" betreft (mogelijk vanaf 2020?). Zoals gesuggereerd in het Regeerakkoord van Rutte III. En uit te voeren door het ministerie van EZK. Voor talloze artikelen links over deze materie, zie salderings-dossier op Polder PV. Of dit vooralsnog "positieve sentiment" bij de residentiële (kleinverbruikers) markt een blijvertje is, daar waagt Stedin echter geen prognose aan. En ondergetekende ook niet. Daarover speculeren is vrij zinloos. Gedrag is nauwelijks voorspelbaar, zeker niet als dat (grotendeels) door vermeende, schimmige toekomstbeelden en/of onderbuik gevoelens wordt gestuurd. Overigens geeft Stedin de "aantrekkende economie" als belangrijke reden op voor de forse groei van zonnedaken in hun netgebied. Het is best mogelijk dat ook andere "sentimenten" een rol zijn gaan spelen. Zoals "copycat" gedrag van familie, buren en bekenden, het sowieso veel bekender zijn van het "fenomeen" zonnepanelen, enthousiaste verhalen van andere gebruikers, en dat in combinatie met een blijvend ronduit spectaculair aanbod van zo'n 1.600 hardware aanbiedende partijen. Die elkaar "de tent uit beconcurreren" om nieuwe opdrachten. Systeemgemiddelde capaciteit van de nieuwe jaarlijkse volumes In de laatste grafiek heb ik ook weer, net als in het voorgaande EOY accumulatie exemplaar, de uit de andere data berekende systeemgemiddelde capaciteit opgenomen (groene stippellijn). Hieruit blijkt een vlakker verloop dan in de accumulatie grafiek. In de jaren 2012 - 2017 is de systeemgemiddelde capaciteit van het nieuwe per jaar aan het PIR van Stedin toegevoegde volume niet toegenomen. T.o.v. het gemiddelde in 2012 zelfs ietsje afgenomen. Dit gemiddelde blijft sedert 2013 schommelen tussen de 3,2 en 3,6 kWp per installatie. In 2012, toen een 235 Wp kristallijn silicium module nog populair was, had dit met de voor dat jaar uit de PIR data gedestilleerde 3,67 kWp gemiddeld ongeveer een systeem tussen de 15 en 16 panelen kunnen hebben betekend. In 2017, met 3,35 kWp gemiddeld, en in dat jaar mogelijk al een populair paneel van zo'n 280 Wp, zou dat nog maar een installatie van slechts 12 panelen hebben kunnen zijn (bij 270 Wp modules is het bijna 12 en een half paneel gemiddeld voor dat jaar). Ergo: dan zou je dus structureel een paar panelen gemiddeld minder op het dak hebben gehad in de PIR populatie, dan 5 jaar ervoor. Bij nieuwe installaties. Het is best mogelijk dat in 2012, toen de nationale subsidie regeling haar eerste, grote volumes genereerde (NB: voor alleen PV installaties bij huishoudens, dus niet het kleinverbruik segment bij bedrijfsleven en instellingen betreffend) er gemiddeld meer panelen op het dak werden geschroefd, dan in latere jaren, zónder aanschaf subsidie, maar mét flink hogere capaciteit per paneel. Ook in dit opzicht zijn deze cijfers voor de PIR populatie van Stedin best wel opvallend te noemen. Gaan we gemiddeld van zo'n 3,5 kWp per (nieuwe) installatie in het PIR van Stedin uit, zou daarmee met een volstrekt haalbare 900 kWh/kWp.jaar (in veel gevallen, zonder rare beschaduwing of oriëntaties noordelijk van oost-west), een jaar opbrengst van zo'n 3.150 kWh behaald kunnen worden. Bij pal oost en/of west wat minder. Als er (m.i. onterecht) conservatief met lagere opbrengst cijfers is gerekend, wellicht onder de 3.000 kWh. CBS becijferde voor de nationale trends over het jaar 2016 een gemiddeld huishoudelijk stroom verbruik van zo'n 2.910 kWh per jaar (overzicht met grafiek). Met bovengenoemde PV installaties van zo'n 3,5 kWp zou dus zonder meer dat totale jaarverbruik afgedekt kunnen worden, als de hardware van goede kwaliteit is en de installatie werkzaamheden correct zijn uitgevoerd. Aangezien het niet veel zin heeft om meer zonnepanelen op je dak te leggen, én een opvolger van de salderings-regeling zo'n "meer capaciteit" beslist niet financieel zal "bevorderen", blijft die residentiële systeemgrootte van zo'n 3,5 kWp waarschijnlijk voorlopig nog wel een tijdje op dat niveau hangen. Zélfs al zou je meer dakruimte tot je beschikking hebben. Totale volumes opgeleverd bij Stedin: kleinverbruik + grootverbruik Stedin liet ook nog in een grafiek een toevoeging zien van - uitsluitend - de capaciteiten die zij onder "grootverbruik" scharen. Die staan bijna allemaal geregistreerd bij CertiQ, zeker als ze een SDE beschikking hebben (verplicht), en het kan sporadisch voorkomen dat er installaties zijn opgeleverd achter een GVB aansluiting die zonder SDE subsidie door het leven gaat. Dan is een registratie bij CertiQ niet verplicht. Ik heb de data weer grafisch weergegeven in een accumulatie grafiek, en een met jaarlijkse groei cijfers. In deze eerste grafiek een licht aangepaste versie van het exemplaar wat Stedin weergaf. PV installaties geaccumuleerd aan het einde van het jaar (EOY), onderaan de PIR (KVB) installaties, oranje. En er bovenop gestapeld het volume aan GVB projecten, bruin. Tevens aangegeven de bijbehorende geaccumuleerde capaciteiten per segment (MWp), en bovenaan de kolommen het totale volume voor alle PV installaties in Stedin gebied. Dat evolueerde, met nog (vrijwel) geen capaciteit aan installaties achter een GVB aansluiting, in 2011, van 16 MWp, naar 363 MWp totaal eind 2017. Waarvan al 76 MWp grote projecten zou zijn, dik 26% van het totaal. Dat laatste was in 2012 (eerste GVB projecten, 3 MWp) nog maar 6,5% van het totaal. Zoals ook al meermalen door Polder PV gesignaleerd, en ook in de "schaalvergroting grafieken" in zijn recente projecten analyse grafisch voor de tien grootste PV projecten weergegeven: een toenemend aandeel van het totale volume in de markt, en dus ook in Stedin gebied, zal wat de MWp-en betreft door een relatief gering aantal grote projecten geclaimd gaan worden. Stedin stelt inmiddels 700 van dergelijke projecten te hebben in hun netgebied, wat betekent dat de gemiddelde capaciteit van die projecten (bij 76 MWp eind 2017) rond de 109 kWp ligt. Met de nog lang niet definitief te beschouwen zeer voorlopige data in Polder PV's projecten sheet, lag dat systeemgemiddelde voor alle projecten vanaf 15 kWp op 320 kWp voor heel Nederland. Maar veel "kleinere" installaties ontbreken daar in. Bovendien is mij niet bekend welke projecten achter een GVB of KVB aansluiting schuil gaan, daar wordt vrijwel nooit iets over gecommuniceerd. Ik heb nog wel naar de Stedin populatie in mijn projecten sheet gekeken: dat waren in mijn overzicht van februari 2018 884 installaties >=15 kWp, met een gezamenlijke capaciteit van 90,5 MWp, en een systeemgemiddeld vermogen van 102 kWp. Daar zitten uiteraard ook de nodige installaties bij die niet onder GVB vallen, en die het berekende systeemgemiddelde neerwaarts onder druk zetten. Gezien het totale volume genoemd door Stedin, en het hoge volume wat ik zelf al heb gevonden, is het goed mogelijk, dat ik al een zeer substantieel deel van hun GVB installaties daadwerkelijk al in mijn projecten sheet heb staan. Stedin komt met hun afschattingen voor eind 2017 op een totaal van 363 MWp PV capaciteit in hun netgebied. Met de eerste afschatting van het CBS voor het eind van dat jaar, 2.749 MWp, zou dat ruim 13% van het totale PV volume zijn. Stedin had volgens het Energietrends 2016 rapport 2.055.520 elektra aansluitingen van de in totaal ruim 8,1 miljoen. Een fors aandeel van ruim een kwart van het totaal (nogmaals: kerngebied is de Randstad, met heel veel aansluitingen). Op dat punt zou er in Stedin gebied dus beslist een forse inhaalslag gemaakt "kunnen" worden. Dat ligt echter uiteraard niet aan Stedin zelf, maar aan de complicerende factoren van, met name, de grote binnensteden. Met vaak weinig ruimte per dak, dan wel frequent "complexe" dak situaties. Veel aansluitingen, en veel mensen, die hun zonnestroom waarschijnlijk slechts gedeeltelijk of zelfs zeer beperkt van eigen dak kunnen gaan opwekken. Of dat "elders" moeten gaan proberen te doen. NB: in bovenstaande grafiek betekent "2013-2014" op de X-as: "jaargroei in het jaar 2014 t.o.v. EOY accumulatie in het voorgaande jaar 2013". KVB deel / "PIR register" oranje, GVB deel bruin, totalen bovenaan de jaar kolommen. In deze laatste grafiek heb ik de data voor de (totale) jaargroei wederom berekend uit die weergegeven voor de EOY accumulaties in het voorgaande exemplaar. Hier uit blijkt wederom kristalhelder de ook in Stedin snel gestegen impact van (de capaciteit van) grote PV projecten achter een GVB aansluiting. Was die in 2012 nog slechts 3 MWp op een totaal van 30 MWp (10%), is dat aandeel in de nieuwbouw cijfers voor 2017 al gestegen naar 36 MWp op een totaal van 100 MWp (36%). Tussentijd kon er wel een wat lager aandeel worden geconstateerd: in 2013 en 2014 was dat bij de jaargroei 2/44 (4,5%) resp. 3/49 (ruim 6%). Vanaf 2015 nam het aandeel GVB sterk toe. Van record naar record De verwachting (ook expliciet van Stedin, in hun bericht), is, dat het aandeel grote projecten achter een GVB aansluiting op het totaal nog verder zal gaan toenemen. De grootste factor in deze materie is, uiteraard, de gigantische stapel SDE beschikkingen. Tot en met SDE 2017 ronde I was dat al bijna 4,4 GWp. Waarvan Polder PV eind februari 2018 nog maar zo'n 708 MWp als "gerealiseerd" heeft gevonden (ongeveer 16% van totaal beschikt volume). Hier overheen komt nog de najaarsronde van SDE 2017 (resultaat nog niet bekend), en de volgende (voorjaars-) ronde voor SDE 2018 staat al in de steigers (dinsdag 13 maart a.s. opening). Ook Stedin verwacht in 2018 "nieuwe records", en verwacht dat "de helft van de groei in het aantal zonnepanelen voor rekening [gaat] komen van de grote installaties". Als dit een nationale trend zou worden, zou voor het eerst mogelijk meer PV capaciteit in de projecten markt opgeleverd gaan worden, dan in de residentiële markt. Dat is een "logische" ontwikkeling, die overal in sterke groeimarkten op deze aardkloot is uitgekomen. Stedin claimt dat er 6 GWp in 2020 in het hele land zou kunnen staan "meer dan waar de Rijksoverheid rekening mee houdt". Maar het wordt niet uitgesloten dat het zelfs meer kan gaan worden. En ook dat is een "zekerheid". In bijna alle sterke groeimarkten op het gebied van zonnestroom is gebleken, dat de groei harder gaat dan zelfs marktspecialisten, met al hun actuele kennis, voor mogelijk hebben gehouden. Dankwoord Polder PV wil met name Henri Bontenbal van Stedin bedanken voor zijn pogingen om meer data van de netbeheerders, inclusief die van zijn werkgever, "publiek" te krijgen. Dit prima initiatief kan wat mij betreft alleen maar navolging krijgen. Het zou al prachtig zijn als er twee maal per jaar door alle netbeheerders een dergelijk rapport gepubliceerd zou kunnen gaan worden. Natuurlijk bovenop nationale wetgeving die het publiceren van dergelijke (verplichte) statistieken expliciet gaat regelen. De energietransitie heeft excellente basis cijfers nodig. Geen gepruts in de marge. Aantrekkende economie zet groei zonnedaken in hogere versnelling (Stedin publicatie, 6 maart 2018)
7 maart 2018: Update projecten spreadsheet Polder PV: +923 nieuwe installaties, en record capaciteit (255 MWp) nieuwe zonnestroom genererende, grote projecten. Polder PV heeft een nieuwe update gepubliceerd van zijn >= 15 kWp PV projecten lijst van zonnestroom genererende installaties in Nederland, gedateerd 25 februari 2018. Een record volume van 255 MWp aan nieuwe projecten is toegevoegd, de lange lijst bevat nu 6.450 grotere PV systemen, met een geaccumuleerde capaciteit van 851 MWp. Veel unieke details worden bediscussieerd, en veel grafieken getoond op een aparte projecten update web-pagina. Nieuwe specials zijn geïntroduceerd die de sterke schaalvergroting van de capaciteiten per jaar laten zien, details geven van de snel populair wordende categorie grondgebonden zonneparken, en identificatie van het grootste deel van de inventaris, met betrekking tot het type bedrijf of de organisatie op wier daken de PV generator is aangebracht. Polder PV has published a new update of his >=15 kWp PV project list of solar installations in Netherlands, dated February 25, 2018. A record volume of 255 MWp of new projects has been added, the long list now adds up to 6 450 larger PV installations, with an accumulated capacity of 851 MWp. Many unique details are discussed, and a lot of graphs presented in a separate project update web-page. New specials deal with the strong upscaling of capacities per year, segmentation of ground-mounted solar parcs, and identification of the largest part of the inventory with respect to type of company or organisation on which premises the PV generator has been mounted. In juni vorig jaar, vlak voor onze vakantie, verscheen de voorlaatste update van mijn snel uitdijende PV projecten sheet. Ik publiceer, tezamen met deze introductie, vandaag het laatste, weer fors bijgewerkte overzicht van die enorme lijst, met peildatum 25 februari 2018. De spreadsheet is weer hard gegroeid, met name wat nieuwe PV capaciteit betreft, wat een nieuw "bijschrijf record" laat zien. Sedert juni vorig jaar heeft de webmaster van Polder PV weer 923 nieuwe, reeds aan het net gekoppelde projecten ingevoerd. Die bij elkaar een record extra capaciteit van ruim 255 MWp toevoegen. Dat is de helft meer dan het voorgaande record (169 MWp in de december 2016 update). Het is een zoveelste duidelijk signaal, dat de schaalvergroting in de zonnestroom projecten markt in ons land al lang haar beslag heeft gekregen. In totaal stond er op de peildatum een capaciteit van 851 MWp aan grote(re) single-site PV projecten in het Polder PV overzicht, 6.450 afzonderlijke installaties omvattend. Dit nog exclusief de "multi-sites". De toevoegingen betreffen allemaal projecten, per stuk minimaal 15 kWp qua omvang. Waarbij de nadruk ligt op de grote installaties, waarvan velen een capaciteit hebben van vele tientallen tot enkele honderden kWp. En er inmiddels zowel de nodige rooftop projecten van enkele MWp-en, én diverse grote zonneparken zijn opgeleverd, die per stuk zelfs soms veel meer dan 10 MWp hebben toegevoegd aan het rap aanzwellende vermogen wat er vorig jaar is bijgekomen. Het allergrootste deel van de nieuwe project toevoegingen en wijzigingen (84% van de capaciteit van de op datum herleidbare nieuwe entries) betreft nieuwe installaties voor 2017, 4% komt nog van toevoegingen aan 2016, en al 9% is in 2018 opgeleverd. De rest (3%) betreft in eerdere jaren opgeleverde projecten ("late ontdekkingen") of nog niet op jaar van installatie te traceren capaciteit. Ongeveer 97% van de nieuw ingevoerde dan wel de qua omvang gewijzigde installaties heeft SDE subsidie, bijna de helft daarvan heeft een SDE 2014 beschikking. In een uitgebreide, separaat op de website gepubliceerde analyse, doe ik de details van het onderzoek van de spreadsheets voor u uit de doeken. Nieuw in de analyses zijn grafieken die de enorme schaalvergroting van de projecten in de spreadsheets laten zien (1 hier onder getoond), en een eerste poging om iets van segmentatie van de projecten per bedrijfs-type te visualiseren, voor een substantieel deel van de bekende projecten. Ook zijn 2 nieuwe grafieken over de ontwikkeling van grondgebonden zonneparken toegevoegd. Voor uitleg bij deze grafiek, zie het onderdeel "schaalvergroting gevisualiseerd" van paragraaf 3. Inventarisatie PV projecten lijst Polder PV in de detail analyse. Hier onder enkele data highlights uit dat gedetailleerde overzicht. Alle data betreffen minimum afschattingen. In werkelijkheid is er al meer gerealiseerd. Er wordt immers beslist niet over alle opgeleverde projecten in de publieke ruimte gepubliceerd (of de informatie is moeilijk vindbaar).
Af en toe worden spectaculaire projecten opgeleverd in Nederland. Deze grote carport in oost Nederland, waarvan op de foto slechts een gedeelte is te zien, heeft zo'n 4.800 zonnepanelen, een omvang van ongeveer 1,2 MWp, en is al in 2015 opgeleverd. Opgenomen in de project categorie >= 1 MWp, in Polder PV's overzicht. Gefotografeerd door de webmaster van Polder PV, tijdens een fietsvakantie in september 2016. Enkele kerncijfers van de huidige PV projecten lijst van Polder PV (status 25 februari 2018*):
* In deze update van 25 februari 2018 zijn geen recentere projecten opgenomen, of projecten waarvan na die update datum duidelijk is geworden, dat ze reeds zijn opgeleverd. Twee vermeldenswaardige projecten zijn het 6 MWp PV daken complex van Scania te Zwolle (Ov.), waarvan door installateur Zonneplan melding werd gemaakt in een Tweet op 1 maart 2018 (echter: netkoppeling nog niet zeker). En het grootste (grondgebonden) dunnelaag project van Nederland, Groene Hoek in Hoofddorp (Haarlemmermeer, NH), wat Polder PV tijdens de openings-ceremonie bezocht op 6 maart 2018 (zie zijn eerste tweet met een eerste impressie foto, en opvolgende tweets op 6 maart 2018). Waar hij te horen kreeg, dat het park voor het grootste deel al eind 2017 opgeleverd bleek te zijn. De eerste fase van dat zonnepark is 15 MWp groot, en gaat zelfs uitgebreid worden (bericht hierover volgt nog). Voor uitgebreide toelichting op deze grafische abstract van mijn bijgewerkte single-site PV-projecten overzicht, diverse andere tale-telling grafieken, en een diepgaande bespreking van diverse zaken rond deze materie, zie de uitgebreide analyse. Herhaalde oproep. Mede gezien de omvangrijke markgroei potentie, en problemen met het snel helder krijgen van opgeleverde volumes aan PV projecten: levert u s.v.p. informatie aan Polder PV over de door u reeds opgeleverde >=15 kWp PV projecten in Nederland. Waarvoor dank!
Verder s.v.p. lezen op de uitgebreide pagina met detailgegevens over Polder PV's zonnestroom projecten data voor Nederland, met nog veel meer grafieken (provincie niveau, netbeheer verdeling, solarparken, schaalvergroting effecten, etc.):
2 maart 2018 10h50: Trendbreuk - zeer vroege rapportage CBS over status energie uit hernieuwbare bronnen. The national statistics agency of Netherlands, CBS, has published preliminary estimates for the evolution of the Dutch solar (and other renewables) market in 2017. Photovoltaics would have shown growth of 700 MWp of new capacity (resulting in end-of-year accumulated capacity of almost 2.75 Gigawatts). This is structurally less than what has been published in the Solar Trendrapport 2018 in January this year (year growth: 853 MWp). CBS heeft de eerste nog zeer voorlopige cijfers voor o.a. de zonnestroom markt ontwikkeling in 2017 gepubliceerd. Er zou 700 MWp marktgroei zijn geweest, resulterend in een eindejaars-accumulatie van bijna 2,75 GWp. Deze voorlopige groei prognose is structureel minder dan wat in het Solar Trendrapport 2018 was gesuggereerd (jaargroei 853 MWp). Normaliter worden de eerste afschattingen voor de stand van zaken bij energie uit hernieuwbare bronnen door ons nationale statistiek bureau, CBS, pas zo'n beetje in mei gegeven. Dat is erg laat, de meeste landen hebben dan al lang behoorlijk nauwkeurige cijfers gepubliceerd. Zo werd voor de zonnestroom markt in 2016 pas op 12 mei van 2017 een eerste prognose gegeven (525 MWp marktgroei in 2016). Die pas eind december van 2017 werd omgezet in een - verrassend gering bijgesteld - volume van 534 MWp marktgroei voor 2016. Het "voorlopig definitieve eindcijfer" voor 2016. 2018 is kennelijk in veel opzichten een trendbreuk jaar aan het worden. Voor het eerst hebben we bijvoorbeeld ook al vanuit de SER borgingscommissie een verrassend, gedetailleerd en actueel status rapport van de data in het energieopwek.nl portal voor februari 2018 gepubliceerd zien worden. Met details over, o.a. de berekende zonnestroom opwek in ons land. Polder PV tweette daar gisteren al over. Kennelijk begint het bij de autoriteiten door te dringen, dat voor een gezonde energie transitie, er accurate, en zo actueel mogelijke cijfers dienen te zijn over de status quo. Anders ben je permanent aan het roeien in de mist, en kun je enorme inschattings-blunders gaan maken. Een goede zaak dus, ik hoop dat het nu echt beter gaat worden met de statistieken. Welnu, het CBS heeft nu dus 2 maanden eerder dan gebruikelijk, de eerste, nog zeer voorlopige cijfers gepubliceerd over de stand van zaken rond energie opwek uit hernieuwbare bronnen over 2017. Inclusief data over zonnestroom. CBS schat de marktgroei voor PV in 2017 in op "slechts" 700 MWp. En komt daarmee, met de accumulatie van eind 2016 (bijgesteld in december 2017: 2.049 MWp) dus op voorlopig een eindejaars-accumulatie van 2.749 MWp, eind 2017. Dit heb ik weergegeven in de bijgestelde grafiek, met de eerste data voor 2017: (toegevoegd) Bovenstaande resulteert in de volgende groeicijfers van de jaarlijkse nieuwbouw cijfers, van jaar tot jaar. Met 2017 nog als "zeer voorlopig" te kwalificeren !
Als gevolg van een aangepaste berekeningswijze van de "verwachte zonnestroom productie in het jaar 2017" (gemiddelde van eindejaars-volumes van 2016 en eerste cijfer 2017, vermenigvuldigd met het nieuwe kengetal van 875 kWh/kWp.jr "verwachte gemiddelde productie in NL"), volgt ook een nieuw cijfer voor de speculatieve hoeveelheid zonnestroom die in 2017 geproduceerd zou zijn (volgens deze methodiek, die dus geen "meting" inhoudt): Deze grafiek toont, dat de door het CBS berekende zonnestroom opwek voor het jaar 2017, toegenomen zou zijn van 1.559 GWh (2016) naar 2.099 GWh (2017), ruim 2 TWh productie, dus. Wat van de totale stroom consumptie in dat jaar (nog niet bekend, indien vergelijkbaar met 2016: plm 120 TWh), volgens het CBS 1,75% zou zijn geweest. Bezien t.o.v. de netto stroomproductie, zou het aandeel zelfs al 1,81% zijn geweest voor zonnestroom. T.o.v. het totale productie aandeel van alle hernieuwbare bronnen, 16.790 GWh netto productie, is het aandeel van zonnestroom geklommen naar 12,5% van het totaal. Dat was in 2016 nog 11,1%. Te verwachten valt, dat de volumes de komende jaren sowieso fors verder gaan toenemen, de groei zit er stevig in, zoals uit de grafiek blijkt. Alle
elektra uit hernieuwbare bronnen In absolute productie cijfers, bruto elektra productie (niet genormaliseerd), groeide de productie "hernieuwbare bronnen" in Nederland van 14.735 GWh (2016) naar 17.394 GWh (2017). Een toename van 18%. Als de bruto productie echter voor wind/water rijke/arme jaren wordt "genormaliseerd", is de productie gegaan van 15.039 GWh naar 16.604 GWh, nog steeds een mooie groei van 10,4%. NB: deze groeicijfers bij "alle" bronnen is vooral door groei van windstroom veroorzaakt (8,2 > 10,6 TWh van 2016 naar 2017, netto productie), wat zo'n beetje 2 procent punten in aandeel toenam op het totaal. En dit, óndanks een terugval van elektra uit diverse vormen van biomassa verbranding (4,2 naar 4,1 TWh). De productie van bijstook in steenkolencentrales is nog steeds (staats?) geheim ... CBS liet een leuk grafiekje zien in hun artikel, over de sterke toename van de productie van stroom uit hernieuwbare bronnen (toegevoegd):
Forse discrepantie met Solar Trendrapport 2018 Zoals ik eerder al heb aangegeven en besproken, is met deze eerste "officiële" afschatting voor de zonnestroom markt in 2017, er een fors verschil ontstaan met de cijfers volgens de nieuwe methodiek waarmee in het Solar Trendrapport 2018 de markt voor 2017 is berekend. Met onderzoek van (geheime) levering cijfers van de zogenaamde "BOS" leveranciers (montage materialen voor zonnestroom systemen) kwamen de onderzoekers namelijk tot een - ook voor mij zeer verrassend - hoge uitkomst van 853 MWp. Dat is, met het nu eerst bekende cijfer van het CBS, een zeer aanzienlijk verschil. Dat cijfer is 22% hoger dan wat CBS nu publiceert. Het is beslist te verwachten dat CBS nog een - mogelijk forse ? - aanpassing zal gaan doen aan haar eerste prognose voor 2017, maar die aanpassing zou dan wel aanzienlijk moeten worden, om zelfs maar "in de buurt" te komen van het STR18 cijfer. Ik heb het eerste CBS cijfer in het grafiekje geplot wat ik destijds op basis van de nieuwste Solar Trendrapport cijfers heb gemaakt. Daarin is het verschil tussen de cijfers goed te zien. Plaatje uit mijn vorige artikel over het Solar Trendrapport (STR 2018) en historische cijfers van het CBS. De eerste CBS prognose voor 2017 is nu dus 700 MWp groei (horizontale blauwe pijl). Dat resulteert in een zeer aanzienlijk verschil met de afschatting in het STR 2018, wat immers uitging van een groei van 853 MWp. Het verschil is met de vertikale dubbele pijl aangegeven: 153 MWp. Dat is het equivalent van zo'n 567 duizend van de toen populaire 270 Wp zonnepanelen... We hebben hier dus wel een fors probleem. Waar ik al tijdens de bijeenkomst van de uitreiking van het STR18 op heb gewezen. En later in mijn artikel daarover heb uitgewerkt. Hoe het uiteindelijke CBS cijfer voor 2017 ook zal gaan worden, laat in het huidige jaar: overeind blijft staan, dat de zonnestroom markt in 2017 alweer een nieuw record heeft gevestigd. Want de verwachting is dat een eventuele bijstelling van het CBS alweer "positief" zal worden, net zoals in de afgelopen jaren (zie tabel in artikel van 21 december 2017, "bijstellingen"). Met de "officiële" (ook in het buitenland gehanteerde, en in de IEA-PVPS rapportages straks doorsijpelende), door CBS gepubliceerde "voorlopige" marktgroei van 700 MWp is dat in ieder geval alweer 31% meer dan de 534 MWp in 2016. En mogelijk gaat dat nog meer worden. Hoeveel meer, is nu nog de vraag. Nederland mag in ieder geval blijvend trots zijn op de continue groei van de jaarlijkse markt evolutie. Laten we die trend langdurig continueren ! Meer stroom uit wind en zon (CBS, artikel van 2 maart 2018, status elektra uit hernieuwbare bronnen) Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen (nieuwste versie van bekende tabel CBS Statline, dd. 2 maart 2018) Nationaal Solar Trendrapport 2018 deel 2. De nieuwe marktcijfers (Polder PV, kritische beschouwing van de nieuwe cijfers, 26 jan. 2018. Nationaal Solar Trendrapport 2018 (Good ! / Solar Solutions, te downloaden) Nagekomen CBS: 'In 2017 700 megawattpiek zonnepanelen geïnstalleerd' (bijdrage Solar Magazine over het nieuwe CBS cijfer, 2 maart 2018. Onterecht wordt gesuggereerd dat CBS het itt in het verleden nu voor het eerst over "raming" van het eerste cijfer over het voorgaande jaar zou hebben. In de toelichtingen bladen bij de gepubliceerde cijfers staan al jarenlang expliciete claims dat het om "voorlopige cijfers" gaat. Voorbeeld heb ik laten zien in een tweet aan Solar Magazine, zie hier) Toegevoegd (2 maart 2018) Tabel
met jaarlijkse groei percentages (zie tekst)
1 maart 2018: Impact zonnestroom productie record februari en ... the price to pay. Gisteren liet ik u al zien dat februari een absoluut productie record opleverde, zelfs voor onze "antieke" zonnestroom installatie. Een memorabele maand. Wat is het gevolg geweest voor onze stroom "balans"? Dat laat ik u in de volgende grafiek zien, die ik al elke maand bijhoud sedert we in ons appartement zijn komen wonen (eind 1996). En vooral, toen we bijna 18 jaar geleden aan ons geweldige zonnestroom avontuur begonnen. Van "grijs elektra contract" (geen keus) via "groene stroom" afname rond de eeuwwisseling, veranderde de elektra situatie in onze huurwoning grondig met de aanschaf van de eerste vier zonnepanelen in 2000. Waarbij de productie en de netto resterende maandconsumptie sedert dat jaar gescheiden zijn weergegeven in gele (productie zonnestroom) en groene kolommen (resterende consumptie in de betreffende maand). In oktober 2001 kwamen er 6 panelen bij (het "kern-systeem" van 10 panelen werd toen geformeerd), en sedert april 2002 werd een eerste "netto overschot" in een maand tijd bij ons gerealiseerd. Dat is sedertdien gedurende alle zomerse maanden tot en met september het geval geweest (of "vrijwel netto nul verbruik"). Wat ook sterk afhangt of we in die laatste maand op vakantie zijn, wanneer er dus vrijwel niets wordt verbruikt gedurende een lange periode in zo'n maand. In zo'n maand gaat er natuurlijk een hoop overschot het net op (en wordt direct geconsumeerd door de buren, gezien de volumes). In 2002-2006 hadden wij een stroomcontract met alleen windstroom levering voor het restverbruik (blauwe kolom segmenten, periode tijdens de later door Eneco overgenomen leverancier Echte Energie). Al voor onze overstap naar Greenchoice is er zonnestroom in de mix bijgekomen (oranje kolommen boven de X-as). Het gaat daarbij uiteraard niet om fysieke levering, maar om het afboeken van garanties van oorsprong van de genoemde stroom modaliteiten, voor het equivalente netto stroomverbruik op jaarbasis (jaar-nota). Lekker
... nog meer panelen Februari
2018 yet again Helemaal rechts in de grafiek ziet u dat "negatieve maand piekje omlaag", van februari 2018. We hadden in die maand in de nacht van de 28e een meterstand op onze enkeltarief Ferrarismeter die 15 kilowattuur ónder de beginstand lag van 1 februari, en een netto stroomverbruik van ruim 79 kWh, waarvan overdag het grootste deel uit eigen zonnestroom zal zijn geweest. Genoemde 79 kWh ligt 9% onder het langjarige gemiddelde maandverbruik sedert wij, eind 1996, hier zijn komen wonen. We verbruiken erg weinig stroom, en wekken relatief veel op (met een kleine installatie wat capaciteit betreft, 1,34 kWp plus incidenteel inzet van een extra 93 Wp paneel). The other side of the story: relatief hoog warmte verbruik Er is ook een andere zijde aan de medaille van een "zonnige, koude wintermaand". En dat is natuurlijk het warmte verbruik. Nu stoken wij, zelfs al raken wij ook op leeftijd, super-kritisch, en alleen als het noodzakelijk is. Warmte is en blijft immers altijd de hoogste kostenpost in een huishouden. En al helemaal in een verder zeer zuinig huishouden als het onze. Ons appartement is redelijk goed geïsoleerd, met dubbel glas, en heeft een pal op zuid gerichte glas façade. Waardoor zeker in de winter het zonlicht rijkelijk en gratis ons appartement (grotendeels) kan verwarmen overdag. Behalve natuurlijk 's avonds, dan gaan 2 van de overmatig aanwezige (grotendeels nooit gebruikte) radiatoren aan. En zeker in zo'n koude maand kunnen wij ook niet ontkomen aan regelmatig 's avonds stoken om het leefbaar te houden. Dat zien we terug in de grafiek van onze dure stadswarmte voorziening (duur met name vanwege de afgrijselijke vastrecht kosten). Zoals hier onder getoond. In GJ warmte verbruik, dat is verwarming én tapwater. Koken doen we hier op (onverkozen - Groninger) gas, maar dat verbruik is en blijft marginaal, en is zelfs door overstap op een elektrische waterkoker fors omlaag gegaan de afgelopen jaren (zie grafiek). Dat gaat spreekwoordelijk bezien "nergens" over. Het warmte verbruik is altijd extreem gerelateerd aan het weertype. Als het buiten dragelijk is, stoken we vrijwel nooit. Dat is gedurende de periode april tot en met oktober, afhankelijk van late en/of vroege "winterse" koude. De in de grafiek weergegeven (zeer) lage basis verbruiken geven uitsluitend ons tapwaterverbruik in die "zomerse" maanden weer. Ook dat is gemiddeld genomen wat lager geworden in de loop der jaren, en ligt gemiddeld zo'n beetje tussen de 0,1 en 0,2 GJ per maand. Maar als de kou eenmaal in de lucht zit, gaan ook wij "stoken" (tot en met 2020 warmte uit de warmtekoppeling van de E.ON > Uniper hoog calorisch gas verbruikende centrale aan de singel in centraal Leiden). En dan schieten de verbruikskolommen in GJ omhoog. In de koude jaren 2009 en 2010 zelfs zeer fors. En, helaas, de afgelopen winterperiode vanaf november tm. februari, ook tot een relatief hoog niveau. De laatste drie maanden tussen de 2 en 2,2 GJ per maand. Dat is dus even "slikken" geblazen. Bovenop het torenhoge vastrecht (momenteel EUR 466/jaar bij Vattenfall dochter NUON, dat is bijna 39 Euro per maand), zullen we met ons februari verbruik van 2 GJ à EUR 22,94 dus in totaal 39 (vastrecht) + 46 (verbruiks-kosten) = 85 Euro incl. btw kwijt zijn in die maand. Uitsluitend aan ruimteverwarming, tapwater, en het vastrecht daar over. Dat is grofweg equivalent aan de gesaldeerde waarde van 425 kilowattuur aan zelf opgewekte zonnestroom (waarmee wij zo'n beetje een derde van ons jaarlijks stroom verbruik zouden kunnen afdekken). Dat is - voor ons - even slikken, maar het is niet anders. Hopen maar dat de vorst snel uit de lucht verdwijnt, en dat we weer rap naar de "zomerse condities" gaan. Bron: maandelijkse meterstand opnames (elektra, zonnestroom productie, kookgas, stadswarmte, drinkwater, regenwater opvang) door Polder PV sedert eind 1996
28 februari 2018: Byzonder - nieuw maand productie record zonnepanelen kernsysteem Polder PV in februari ! Februari 2018 heeft Polder PV een nieuw maand productie record gebracht. Dit lag 65 procent boven het langjarige gemiddelde voor die maand (periode 17 jaar). Polder PV heeft, zoals u waarschijnlijk weet, een oude, soms zelf plagerig "antieke" of "prehistorische" gedoopte PV installatie. De oudste vier zonnepanelen werden 6 maart 2000 op het dak gezet door een NUON dochter, 7 dagen later werd de netkoppeling tot stand gebracht. Anderhalf jaar later kwamen er 6 panelen bij, die op 12 oktober 2001 aan het net werden gekoppeld. Zo ontstond ons "kern-systeem" van tien Shell Solar panelen, totaal 1,02 kWp, wat al die jaren lang is gemonitord. Daarna zijn stapsgewijs nog meer panelen toegevoegd (max. 1,34 kWp op het dak, en af en toe voor de leut nog een oud Shell paneeltje op het terras op de begane grond), maar die reken ik hier even niet mee. Het gaat hier om die uit tien panelen bestaande kern-installatie. Van "oude" PV installaties wordt "verwacht" dat ze achteruit gaan qua prestatie. Ook al beweegt er niets aan zo'n systeem, de zon is ongenadig, de tand des tijds onverbiddelijk, en zelfs prima uitgangs-materialen hebben niet het eeuwige leven. Er zal materiaal "slijten". Veelal onder de "onbarmhartige instraling" van de zon, die het inbeddingsfolie zal doen wijzigen van chemische samenstelling (vaak wordt op de langere termijn "bruinkleuring" van sommige folies gesignaleerd). Door continu beuken van de ook in Nederland soms ongenadig harde wind, zullen ook op microscopisch niveau mogelijk interne zaken kunnen veranderen. En kunnen er wellicht zelfs microcracks, hotspots, en dergelijk malheur gaan optreden. Zelfs goed aangebrachte seals (verzegeling van alle verbindingen tussen frame, glasplaat, interne folies, en backfoil) zullen op een gegeven moment door wisselende (micro) klimaat omstandigheden poreus kunnen worden of mogelijk zelfs scheurtjes gaan krijgen. Dan kan er op termijn wellicht waterdamp en lucht gaan binnendringen in het "verbond" van het paneel. En haar verwoestende werk gaan doen. Dit alles natuurlijk: in theorie. Visueel bezien is er met onze oude PV installatie echter niets aan de hand, al wil ik dat binnen niet al te lange tijd nogmaals gaan controleren. Vermindering
prestaties "normaal" geacht Polder PV meet al die achttien jaar sedert de eerste vier PV panelen aan het net werden gekoppeld. In het begin vrijwel dagelijks. Later, toen ik al vele tientallen grafieken met productie cijfers had gepubliceerd als "service" aan mijn duizenden lotgenoten met soortgelijke systemen, op maandelijkse basis. Al jaren lijkt onze productie vrij stabiel, op byzondere jaren als het extreem zonrijke jaar 2003, en sombere jaren als 2012 en 2013 na. Voor de productie in die en alle andere jaren, en de afzonderlijke maanden, zie het jaaroverzicht over 2017. Uiteraard wisselt het beeld van maand tot maand, en van jaar tot jaar. Vandaar dat ik altijd het gemiddelde over de volledige meetperiode meeneem in mijn grafieken, om de "trend" weer te geven, waartegen een bepaalde maandproductie kan worden afgezet. Laagte records
komen vaker voor En toen
was daar februari 2018 ... Het is echter op dergelijke ijzingwekkende koude dagen zoals veelvuldig deze februari voorkwamen, uiteraard zo, dat de cel / module temperatuur in werkelijkheid vér onder genoemde 25 graden kan zakken, in de voor de zonnestroom productie nog belangrijke ochtend en middaguren wellicht zelfs tot onder het vriespunt. Veel kristallijne zonnepanelen hebben een negatieve temperatuur coëfficiënt van zo'n minus 0,4% per graad Celsius voor het afgegeven momentane vermogen in Watt, t.o.v. de STC condities. Zo zouden onze oudste 4 stuks 93 Wp zonnepanelen dus elk 93 Watt DC vermogen hebben kunnen produceren onder 25 graden (en AM 1,5 spectrum) toen ze nog nieuw uit de doos kwamen. Maar als ze in theorie, met wederom loodrechte instraling van 1.000 W/m2, en dezelfde AM factor, rond het vriespunt "getest" zouden worden, zou alleen al vanwege die 25 graden temperatuur verschil, de output puur theoretisch kunnen oplopen met 25x 0,4 = 10% van genoemde 93 Watt. Ergo, dan zou dat paneel theoretisch zelfs ruim 102 Watt DC vermogen kunnen genereren. Werkelijkheid
"in het veld" altijd weer complexer Welnu. Februari was, zoals iedereen wellicht heeft gemerkt, regelmatig excessief zonnig, én koud, én er woei een schrale oostenwind. Met name in de laatste week. De combinatie van deze factoren, en over zo'n lange tijd, maakt, dat februari 2018 al snel bij het KNMI als uitzonderlijk te boek is komen te staan, al voordat de maand op haar eind liep. KNMI wijt de omstandigheden in de laatste weken aan een zogenaamde "stratosferische opwarming" die sedert 12 februari rond de Noordpool is opgetreden (bericht). Het gevolg: koude pool-lucht in onze contreien, veel zon, en prachtige - doch koude - winterse dagen "op het eind van de meteorologische winter" (1 december tot 1 maart). Op 26 februari publiceerde KNMI al een artikel, dat februari 2018 nu al de boeken in zou gaan als één van de zonnigste februarimaanden van de laatste jaren. En uiteraard heeft ook Polder PV dat gemerkt. Zélfs met zijn oude zonnestroom installatie, waarvan je zou verwachten dat die inmiddels aardig "gedegradeerd" zou moeten zijn. Dat blijkt best wel mee te vallen, want de webmaster, nieuwsgierig geworden naar de totale productie van zijn kern-systeem van 10 panelen, postte reeds op de 26e deze tweet:
Vanochtend heb ik mijn logging data geraadpleegd, en de uitkomst terug gerekend naar de tot dan opgelopen maand opbrengst. Met als gevolg deze tweet:
En inmiddels zijn de definitieve productie data voor onze installatie, inclusief het kern systeem bekend, en heb ik deze op de gebruikelijke wijze in mijn jaaroverzicht met maandelijkse producties voor de 1,02 kWp kern-installatie opgenomen: In deze grafiek zijn de producties voor januari en februari 2018 voor het eerst opgenomen, voor de 1,02 kWp deel-installatie van ons PV project, en in een gele tint weergegeven. Januari begon sterk sub-optimaal, met 18,8 kWh maar liefst 20% onder het langjarige gemiddelde (dikke getrokken zwarte lijn, januari gemiddeld 23,5 kWh sedert jan. 2002). Februari echter, wist zelfs het al 15 jaar oude maandrecord van het (magnifieke, zonrijke) jaar 2003 te verbeteren. Dat oude record stond op 68,1 kWh. Februari 2018 wist, ondanks de hoge ouderdom van het kern-systeem, er toch nog 70,9 kWh uit te persen. Dat is ruim 4% hoger dan het oude record van feb. 2003. En het is zelfs een ronduit spectaculaire 65 procent hoger dan het langjarige gemiddelde voor deze winterse maand, 42,9 kWh !!! Om dit resultaat wat beter zichtbaar te maken, heb ik alleen de curves van de laatste vier jaar in een aparte grafiek gezet: Links in deze grafiek de ronduit opmerkelijke verschillen, die we in de februari maand opbrengsten van de laatste vier jaar terugzien: 2015 en 2016 iets bovengemiddeld. 2017 zwaar tegenvallend (31% onder het langjarige gemiddelde, 30 kWh, al was het echte dieptepunt februari 2009, met zelfs 36% onder-gemiddelde maandopbrengst). En vervolgens, 12 maanden later, februari 2018, met de ronduit SUPER opbrengst van 71 kWh. Uniek in de geschiedenis van onze PV installatie dat in een winterse maand zo'n "extreme" opbrengst is behaald. Dit resultaat doet meteen die wat magere januari opbrengst meer dan goed. En is het jaar dus, netto bezien, zeer mooi begonnen. Dat is echter geen enkele garantie, dat het de rest van het jaar ook geweldig gaat worden, want we hebben aan de historie van de maand opbrengsten gezien, dat die zeer sterk kunnen verschillen, van jaar tot jaar. Dat blijft dus afwachten. Maar deze record opbrengst hebben we binnen. Met, nogmaals, een deel-installatie van ruim 17 jaar oud. Voor de tabel met de maand producties van deze kern-installatie, verwijs ik u naar de highlights pagina. Nagekomen
(1 maart 2018) Bron: maandelijkse monitoring data van Polder PV sedert maart 2000 De winter die toch begon (KNMI, 28 februari 2018). "Gemiddeld over het land scheen de zon circa 245 uur tegen 196 uur normaal ... hoort deze maand samen met februari 2003 tot de zonnigste sinds de metingen zijn begonnen in 1901" Supertijd voor zonnepanelen: 'Nu doorpakken' (De Stentor, 6 maart 2018). Wim Sinke relativeert het februari zonnestroom opwek record zoals geregistreerd door energieopwek.nl als een logische statistische ontwikkeling, maar blijft, uiteraard, zeer enthousiast over de ontwikkelingen in zijn vakgebied. Nagekomen Collega Wouterlood (Leiden ZO) had ook een productie record voor februari. Met zijn Shell Solar panelen (18 jaar oud) produceerde hij in februari 2018 60% meer dan gemiddeld. Anton Boonstra produceerde alweer super rap een kaartje met de gemiddelde specifeke opbrengsten per 4-cijferig postcode gebied in Nederland (kWh/kWp in februari), gedestilleerd uit de door hem beheerde database van Gathering of Tweakers zonnepanelen bezitters (totaal 753 PV installaties bevattend, 3 MWp). En publiceerde hij dat fraaie grafiekje op 1 maart 2018 via Twitter: hier (toppertje!) Boonstra liet ook een leuke productie grafiek van de eigen installatie (13,94 kWp) van een bekend PV leverancier in Overijssel zien. Die in februari 2018 maar liefst 995,7 kWh produceerde: een spectaculaire specifieke opbrengst van 71,4 kWh/kWp in die maand. Dat ligt 23% boven het gemiddelde in het Tweakers overzicht voor dat gebied, en lag ongeveer op het niveau van de productie in maart 2015. En het lag zélfs hoger dan de gemiddelde specifieke opbrengst in februari 2018, in de zeer zonnige kustprovincie Zeeland (68,5 kWh/kWp). Eric Plankeel uit Amsterdam liet ook een leuke februari piek zien in zijn tweet van 1 maart 2018. SER begint eindelijk met actuele rapportages over de productie van stroom uit hernieuwbare bronnen. Althans, zo lijkt het, uit het zeer interessante artikel met de "prestaties" van zonnestroom, windenergie, biogas, de "toppen", en de "dalen", in februari dit jaar, gepubliceerd op 1 maart 2018. Zonnestroom zou volgens de afschattingen (vanuit energieopwek.nl data) 1,25% van de totale stroomconsumptie in februari hebben geleverd. Veroorzaakt door een combinatie van veel zonlicht, én (een afschatting van) de toename van de productie capaciteit van PV projecten in ons land. Bericht op de website van Energieakkoordser.nl. Siderea, die zo'n beetje het beste instralings-model voor Nederland heeft ontwikkeld, claimde dat februari 2018 "de boeken ingaat als een record maand. In heel Nederland lagen de opbrengsten 80% to wel 100% hoger dan normaal en dat is vergelijkbaar met een normale maart maand". Zie archief bericht van 1 maart 2018, en de prognose data voor haalbare specifieke opbrengsten voor vijf lokaties in Nederland in de Bree's LOB archief. "Optimaal georiënteerde" installaties zouden in het kustgebied van Nederland volgens Siderea in februari zelfs 79-80 kWh/kWp gehaald moeten kunnen hebben. Dat heeft Polder PV's installatie beslist niet gehaald, maar (a) het is dan ook een al 17 jaar oude installatie, (b) de omvormers hebben een lage efficiëntie (relatief veel systeemverlies), en (c) de bekabeling tussen het dak en het appartement is lang en heeft meerdere "knooppunten". Dus het is niet verwonderlijk dat PPV's oude installatie niet die geprognosticeerde hoge verwachtingen heeft kunnen behalen, 7 kilometer landinwaarts van de Zuid-Hollandse kust. |
|