Zontwikkelingen "oud"
links
PV-systeem
basics
grafieken
graphs
huurwoningen
nieuws
index
     
 

SOLARENERGYERGY

Nieuws & analyses P.V. pagina 176

meest recente bericht boven

Specials:
Nieuwe PV markt cijfers CBS - lichte aanpassing EOY 2021, naar 14.418 MWp, jaargroei 3.469 MWp
Hoge zonnestroom productie blijft aanhouden - mei 2022 bij Polder PV
Tegenvallende groeicijfers gecertificeerde PV in april 2022 maandrapport CertiQ
3,25 GWp verdeeld over 604 grondgebonden zonneparken in Nederland - detail analyse
Tweede plek zonnestroom productie januari tm. april in 2022 bij Polder PV
Update zonnestroom Alliander QI 2022 - vertraagde groei 227 MW, accumulatie bijna 5 GW
CertiQ maandrapport maart - 160 MWp nieuw "solar", accumulatie 7,94 GWp

3 februari 2022 - 11 juni 2022


 
^
TOP

7 juni 2022: Eerste (geringe) bijstelling CBS cijfers stroom uit hernieuwbare bronnen en zonnestroom capaciteit over het jaar 2021 - grafische analyse. Het CBS heeft in een separate tabel over zonnestroom nieuwe cijfers voor de opgestelde capaciteit van PV installaties in Nederland gepubliceerd (peildatum: 31 mei 2022). Er is een zeer geringe correctie voor 2020 doorgevoerd, en een eerste - opwaartse - aanpassing voor 2021. De op 7 maart gerapporteerde eerste afschatting voor de eindejaars-accumulatie in 2021, 14.249 MWp is inmiddels opgeschroefd naar 14.418 MWp, resulterend in een nog zeer voorlopige jaargroei van 3.469 MWp in dat jaar, volgens de officiële boeken van het CBS. De berekende jaarproductie (11,4 TWh) is echter nog niet aangepast. De verwachting is dat in ieder geval de cijfers voor 2021 nog flink kunnen worden bijgesteld in latere revisies, zoals in alle afgelopen jaren is geschied. In dit artikel worden ook eerste detail segmentaties gegeven voor 2021, voor diverse markt segmenten, inclusief een status update van de "grote" projecten > 15 kWp, en een vergelijking van de bekende portfolio aan "veld-systemen" bij het CBS en Polder PV. De voorlopige cijfers geven ook aan, dat reeds een vijfde van het aantal woningen eind 2021 een PV systeem op het dak heeft liggen in Nederland.

(a) Zonnestroom capaciteit - absolute cijfers

(b) Markt evoluties PV markt - updates

(c) Gemiddelde capaciteit per installatie

(d) Segmentaties naar hoofd type installatie - eindejaars-cumulaties

(e) Segmentaties naar hoofd type installatie - evolutie van de jaargroei cijfers

(f) Segmentatie naar categorie "groot/klein" resp. "veld/rooftop"

(g) Productie zonnestroom

Bronnen

(a) Zonnestroom capaciteit - absolute cijfers

Het CBS heeft voor 31 mei jl. een update doorgevoerd van de tabel "Zonnestroom; vermogen en vermogensklasse, bedrijven en woningen, regio". Hierin een lichte aanpassing voor de eindejaars-capaciteit voor zonnestroom voor 2020, en een grotere wijziging voor het op 7 maart voor het eerst afgeschatte volume voor 2021. Dat was toen nog 14.249 MWp, en is nu gewijzigd in 14.418 MWp, EOY 2021 (geringe toename van 1,2%). Dit zou voorlopig resulteren in een jaargroei van 3.469 MWp, wat nog steeds lager zou liggen dan de tot nog toe bekende groei in het voorgaande jaar (is nog niet definitief, 3.723 MWp aanwas in dat jaar). De verwachting is echter, mede gezien de enorme bijstellingen voor eerdere versies van de data voor 2020, dat ook de cijfers voor 2021 nog flink verder zullen worden opgewaardeerd. Waarbij het beslist nog mogelijk is, dat de jaargroei vorig jaar alsnog boven het volume voor 2020 zou kunnen gaan komen. Dat is eerder al gesuggereerd in het begin dit jaar gepubliceerde Nationale Solar Trendrapport 2022 van DNER.

We gaan nu echter uit van de nu bekende "officiële data", waarmee we de bekende, al jaren door Polder PV gepubliceerde evolutie tabel met het aangepaste resultaat voor 2021 kunnen aanvullen:

In deze bijgewerkte tabel weer in de eerste kolom het kalenderjaar, in de 2e het allereerste officiële EOY accumulatie cijfer wat het CBS (ooit) heeft gepubliceerd voor het betreffende jaar, in de derde kolom het meest recent gepubliceerde (actuele) cijfer voor dat jaar. In de vierde kolom het verschil percentage tussen de eerste en de laatst bekende officiële opgaves. En in de laatste kolom de uit de meest recente data volgende jaargroei in het betreffende jaar. Nieuw toegevoegd in rood de licht aangepaste EOY resp. jaargroei (YOY) capaciteiten voor 2020 (1 MWp minder dan status 7 maart). En de aangepaste EOY capaciteit voor 2021 (14.418 MWp, 1,2% hoger dan in de eerste opgave). In de laatste kolom het verschil daarvan met de iets gewijzigde capaciteit voor EOY 2020: voorlopige "officiële" jaargroei in 2021 3.469 MWp. Dat is al 5,2% meer dan de 3.299 MWp groei volgend uit de eerst bekende cijfers in de CBS update van 7 maart jl. De verwachting is, zoals in alle voorgaande jaren, dat de in rood weergegeven cijfers voor in ieder geval 2021 nog fors zullen worden aangepast in latere updates. Mogelijk wordt ook nog het EOY en het YOY cijfer voor 2020 aangepast in een latere update, de cijfers voor dat jaar zijn namelijk volgens het CBS nog steeds te beschouwen als "nader voorlopig".

Dit soort aanpassingen hebben deels te maken met het feit, dat met name in het SDE dossier van RVO er nog veel wijzigingen en aanvullingen worden gepubliceerd, omdat daar geen "actuele stand van zaken" bekend is. Veel informatie, zeker ook voor (zeer) grote projecten als grote rooftops en zonneparken, die al lang geleden netgekoppeld zijn opgeleverd, komt pas zeer laat beschikbaar. Deze leiden tot - soms forse - aanpassingen in de RVO registraties. En die worden vervolgens weer gebruikt door het CBS om cijfers uit voorgaande jaren aan te passen. Zeker in 2020 ging het toen om aanzienlijke volumes, en dat kan beslist ook weer voor 2021 gaan gebeuren.

Op 16 juni 2022 verscheen bij het CBS een andere gewijzigde tabel, "Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen". Hierin zijn iets afwijkende data te vinden t.o.v. de in dit artikel gepresenteerde exemplaren. Het aantal installaties is ongewijzigd, maar het vermogen in deze separate tabel is 14.408 MWp i.p.v. de hier getoonde 14.418 MWp. De berekende zonnestroom productie is 11.332 GWh (vergelijk met de eerdere opgave van 11.436 GWh, in juli bijgesteld naar 11.331 GWh, in paragraaf g). Bij navraag bij het CBS, wat de correcte cijfers zijn, kreeg ik het volgende antwoord (mijn cursivering):

"De tabellen die je noemt worden niet helemaal via dezelfde weg gemaakt. Het verschil dat je ziet in het vermogen en de productie is het gevolg van tussentijdse afrondingen bij de zonnestroomcijfers in de tabel van 16 juni; voor aantallen speelt dit probleem natuurlijk niet. Je zou dus kunnen zeggen dat de tabel van 31 mei de juiste (zonder tussentijdse afrondingen) cijfers bevat. Wij zullen bij de volgende update van de tabellen dit beter in de gaten houden zodat er geen inconsistenties tussen onze tabellen ontstaan".

(b) Markt evoluties PV markt - updates

In deze eerste grafiek toon ik de evolutie van de aantallen PV projecten zoals het CBS die heeft gereconstrueerd uit diverse databases, met de meest recente cijfers voor heel 2021 toegevoegd. De data voor 2020 zijn niet gewijzigd. Opvallend is, dat het aantal nieuwe projecten (oranje kolommen, met de rechter Y-as als referentie) t.o.v. 2020 is gestegen, van 312.443 nieuwe installaties in 2020, naar 338.198 exemplaren in 2021. Een stijging van ruim 8% van het nieuwe jaar volume (grijze curve, referentie: linker Y-as). In 2020 was de stijging t.o.v. de aanwas in 2019 nog 14%. Eind 2021 waren er, met de huidige, nog voorlopige cijfers, alweer 1,71 miljoen PV installaties in Nederland (EOY resultaten in blauwe kolommen, rechter Y-as als referentie), waarvan het grootste deel natuurlijk residentiële installaties omvat (zie ook verder).

Goed is om hierbij te beseffen, dat de Duitse branche organisatie BSW Solar tm. eind 2021 "slechts" ruim 2,2 miljoen (verplicht) bij het Bundesnetzagentur gemelde / ingeschreven PV installaties heeft geteld. Een factor 1,3 maal zo veel, maar wel bij het volle besef, dat Duitsland ruim 4 en een half maal zoveel inwoners telt. Ergo: een ronduit opmerkelijke prestatie voor Nederland.

In deze tweede grafiek is de boven getoonde tabel met de capaciteits-groei van PV in Nederland verbeeld in kolommen. In blauw wederom de eindejaars (EOY) capaciteit, in oranje de daar uit volgende jaargroei (YOY) volumes (referentie: rechter Y-as). In het laatste kolommen-paar (gearceerd) zijn de meest recente, eerst gereviseerde data voor 2021 opgenomen. In blauw de aangepaste eindejaars-capaciteit, 14.418 MWp, in oranje de uit de bekende data afgeleide jaargroei, 3.469 MWp. De cijfers voor de laatste twee jaar kunnen nog wijzigen, die voor 2021 waarschijnlijk nog in behoorlijke mate, dus het verschil tussen de jaargroei cijfers van de afgelopen 2 jaar kan nog fors aangepast gaan worden. En mogelijk nog in het voordeel van 2021 kunnen omslaan, als de bijstellingen voor dat jaar groot zullen gaan worden. In grijs zijn de verschillen in jaargroei van jaar x t.o.v. de aanwas in jaar x-1 weergegeven, in procent (linker Y-as). Omdat de jaargroei voor 2021 (nu nog) lager is van die in 2020, ligt het percentage onder de X-as (voorlopig dus nog 7% minder dan in 2020).

In vergelijking met de eerste grafiek (aantallen projecten), valt vooral op, dat bij een toegenomen hoeveelheid nieuw toegevoegde installaties, de capaciteits-toename juist wat is terug gevallen in 2021, t.o.v. 2020. Het is mogelijk dat dit veroorzaakt wordt door een combinatie van twee factoren: (a) de residentiële markt groeit nog zeer goed door (die hoge aantallen nieuwe projecten veroorzaakt), en (b) mogelijk zijn er de nodige grote, reeds in 2021 gerealiseerde projecten nog niet doorgedrongen tot de data bestanden van de gremia die het CBS raadpleegt (met name het SDE dossier bij RVO). Als dat klopt, en die data worden later toegevoegd, heeft dit waarschijnlijk een behoorlijk positief effect op de gerealiseerde capaciteit in 2021. We zullen moeten afwachten op recentere revisies van het CBS, of dit ook gaat uitkomen. Als deze verwachting niet wordt gerealiseerd, zou 2021 het eerste jaar sedert 2014 worden, waarbij er minder nieuwe capaciteit geplaatst zou zijn dan in het voorgaande jaar. Zelfs al zou dat uitkomen, is een groei van bijna 3,5 GWp zonder meer zeer respectabel te noemen voor een klein land als Nederland !

(c) Gemiddelde capaciteit per installatie

In deze derde grafiek geef ik de evolutie van een afgeleide parameter, de systeemgemiddelde capaciteit aan het eind van elk kalenderjaar (blauwe kolommen), en bij de nieuwe jaarvolumes (oranje kolommen). Deze is berekend uit de waarden in de vorige twee grafieken. We zien bij de eindejaars-accumulatie een continue vergroting van de gemiddelde capaciteit per installatie, wat de voortdurende schaalvergroting in de PV markt goed illustreert. Deze evolueert van 3,56 kWp EOY 2012 tot, voorlopig, alweer 8,42 kWp, EOY 2021. Waarbij men zich goed dient te realiseren, dat dik anderhalf miljoen, gemiddeld "zeer kleine" residentiële systemen van elk een paar kWp, zwaar "drukken" op dat gemiddelde in dat jaar.

Bij de jaargroei volumes zien we een nog steviger progressie in de loop van de jaren, met twee maal een "terugval". In 2013 was bij de nieuwe projecten het systeemgemiddelde nog 4,33 kWp, wat toenam tot 6,21 kWp bij de nieuwe projecten in 2016. Daarna was er een tijdelijke terugval naar 5,46 kWp, om echter in 2018 alweer fors te stijgen naar 8,25 kWp. Die stijging zette stevig door in 2019 (9,53 kWp) en in 2020 (11,92 kWp bij de nieuwe projecten). In 2021 was er echter weer een mogelijke terugval. Met de nog zeer voorlopige cijfers voor dat jaar, viel dat namelijk terug naar 10,26 kWp. Dit kan in latere herzieningen van de cijfers bij het CBS beslist weer opwaarts worden gecorrigeerd voor dat jaar.

In deze vierde grafiek geef ik alleen de systeemgemiddelde capaciteit ontwikkeling bij uitsluitend de residentiële systemen weer (categorie "woningen") volgend uit de basis data gepubliceerd door het CBS. Ook hier is een schaalvergroting zichtbaar. Bij de eindejaars-accumulatie (EOY, blauwe kolommen) groeit dat systeemgemiddelde continu door, van 2,56 kWp in 2012, naar, voorlopig, 3,54 kWp in 2021. Bij de nieuwe jaarvolumes is er eerst een lichte stijging, van 3,31 kWp naar 3,41 kWp bij de nieuwe residentiële installaties in 2013 - 2014, dan zakt het gemiddelde licht in, naar 3,19 kWp in 2017. Om daarna weer fors verder te stijgen, via 3,79 kWp in 2019, naar 3,89 kWp per woning bij de nieuwe installaties in 2020. In 2021 is er wederom een lichte teruggang te bespeuren, naar 3,72 kWp gemiddeld. Ook dat cijfer kan echter, met de nog te verwachten bijstellingen door het CBS, wijzigen. Zouden we van al gangbare 380 Wp PV modules uitgaan, zou laatstgenoemde systeemgemiddelde van 3,72 kWp een gemiddelde installatie omvang van bijna tien van dergelijke moderne zonnepanelen kunnen inhouden.

(d) Segmentaties naar hoofd type installatie - eindejaars-cumulaties

In deze separate set grafieken worden de segmentaties naar hoofd-type installatie getoond. Hierbij maakt het CBS onderscheid tussen PV op "woningen" (rode curve), resp. de sector "economische activiteiten" (blauwe curve). Het is goed om te beseffen, dat het CBS in de toelichting tot de betreffende tabel stelt: "Installaties op woningen worden tot bedrijfsinstallaties gerekend wanneer er informatie uit de bronbestanden beschikbaar is die duiden op bedrijfsactiviteiten". Dit betekent onherroepelijk, dat ook alle installaties bij (bekende) ZZP-ers, hetzij full-time, hetzij part-time, niet in de categorie "woningen" valt, maar in de categorie "economische activiteiten". Dat verklaart meteen ook de reeds hoge aantallen projecten die in die categorie worden gesignaleerd, al gaat het CBS daar verder niet op in. Daarbij s.v.p. niet vergeten, dat volgens het CBS er in 2021 al 1,1 miljoen ZZP-ers waren waarvoor de werkkring als zelfstandige als "hoofdbaan" wordt beschouwd. Die werken voor het grootste gedeelte thuis, en eventuele PV generatoren op die woningen worden dus automatisch door het CBS onder "economische activiteiten" geschaard. Een dergelijke toebedeling is er waarschijnlijk ook voor de aangemelde zonnepanelen van een bewonersvereniging zoals de onze in Leiden. Ook dat wordt gezien als een "economische activiteit", die bij de Kamer van Koophandel onder de categorie "overige dienstverlening" valt.

De grafiek laat zien dat de aantallen residentiële PV systemen enorm zijn gegroeid in 9 jaar tijd, van ruim 71 duizend in 2012, tot een al spectaculaire hoeveelheid van 1,56 miljoen stuks, in 2021 (voorlopige cijfers). De Compound Annual Growth Rate (CAGR) voor deze periode is gemiddeld ruim 41% per jaar (!). De bedrijfsmatige markt (blauwe curve) groeit ook, maar natuurlijk veel minder hard, en met een lichte versnelling in 2019, waarna de toename weer wat afvlakt. De aantallen in deze categorie zijn toegenomen, van bijna 9 en een half duizend stuks in 2012, naar een volume van bijna 135 duizend exemplaren, eind 2021. Hiervan is de CAGR een stuk minder, maar nog steeds respectabel te noemen: gemiddeld ruim 34% groei per jaar.

In de zwarte curve vinden we de totale volumes terug (rood + blauw). Met een aanwas van bijna 81 duizend projecten in 2012, tot al 1,71 miljoen PV projecten, eind 2021. De CAGR voor dat totaal volume komt voor die negen jaar op een hoog percentage van gemiddeld ruim 40% per jaar. Veel landen zullen nogal jaloers zijn op zo'n hoge CAGR over een dergelijke lange periode !

Marktpenetratie PV op woningen

Kijken we alleen naar het woning segment, en halen we bij bovenstaande cijfers ook die voor het totale woning bestand, was voor eind 2020 / begin 2021 de markt penetratie al 15,8%. Voor eind 2021 / begin 2022 zijn nog geen definitieve cijfers voorhanden over het aantal woningen, maar als we de jaargroei in 2020 toepassen op 2021, zouden we eind dat jaar op ruim 8 miljoen woningen gekomen kunnen zijn. Dit wordt bevestigd in een recente update van 2 juni jl., van het CBS thema "Voorraad woningen; standen en mutaties vanaf 1921" (8,046 miljoen, eind 2021). Gerelateerd aan dat volume, zou met het voorlopige aantal woningen met PV systemen eind 2021 (plm. 1,58 miljoen exemplaren), de penetratie reeds kunnen zijn opgelopen tot maar liefst 19,6%. In andere bewoordingen: al een vijfde van het aantal woningen zou eind 2021 reeds een PV systeem hebben gehad in Nederland, een opmerkelijke prestatie.

Sterk verschillend van de grafiek voor de aantallen installaties, zijn in deze vervolg grafiek de volumes voor de capaciteiten geplot. Hier is de evolutie compleet verschillend, als we de twee grote marktsegmenten bekijken. De PV capaciteit op woningen groeit beslist hard door, van ruim 182 MWp eind 2012, naar 5.585 MWp, eind 2021 (en een groei van 1.195 MWp in dat jaar). Wat resulteert in een respectabele CAGR van gemiddeld ruim 46%/jr over die periode van 9 jaar (rode curve). Maar het marktsegment "economische activiteiten", waartoe alle bedrijfsmatige, institutionele en/of utiliteit volume, maar ook de zonneparken op veld / in het water horen, is véél harder gegroeid. Van 105 MWp eind 2012 (minder dan residentieel) naar al een spectaculair volume van 8.833 MWp, eind 2021. Een factor 1,6 maal zo veel dan het residentiële volume. Wat resulteert in een CAGR van gemiddeld bijna 64% per jaar over die lange periode ! Eind 2018 / begin 2019 heeft dit marktsegment dat van de residentiële markt ingehaald, en is opvallend verder gegroeid, de curves lopen steeds meer uit elkaar.

De combinatie van deze twee flink gegroeide deelmarkten, zichtbaar in de zwarte curve, geeft enorme volume groei te zien van de totale nationale markt. Van 288 MWp in 2012, naar ruim 14,4 GWp, eind 2021. Resulterend in een CAGR van 54,5% gemiddeld per jaar over die negen jaar lange periode. De jaloezie van veel landen om ons heen, zal nog groter worden, als ze dergelijke groeicijfers zien...

Kijken we naar de progressie van de aandelen van de twee grote marktsegmenten, is dat van deelmarkt "economische activiteiten" flink gestegen, van ruim 42% in 2017, naar al ruim 61% van totaal volume in 2021. Daarmee is het de nieuwe "dragende zuil" geworden van de Nederlandse zonnestroom markt. Tot en met 2018 was dat het residentiële marktsegment.

Opvallend is, dat de Europese branche organisatie Solar Power Europe (SPE), in haar medio december 2021 gepubliceerde EU Market Outlook for Solar Power 2021-2025, een accumulatie van slechts 13,1 GWp geeft voor 2021. Het CBS zit met haar 2e schatting voor dat jaar, met waarschijnlijk nog enkele (forse) bijstellingen te verwachten, daar nu alweer 1,3 GWp (10%) boven ! De cijfer leverancier van SPE lijkt de Nederlandse branche organisatie Holland Solar te zijn, die toen dus al de eigen gerealiseerde markt volumes structureel onderschatte.

Uit de voorgaande twee grafieken kunnen we weer eenvoudig de evolutie van de systeemgemiddelde capaciteit afleiden voor de twee deelmarkten, en voor de totale volumes. Deze zijn getoond in de derde grafiek van deze sub-reeks. Het residentiële systeemgemiddelde heeft zich positief ontwikkeld, maar neemt vrij traag toe. Van gemiddeld 2,56 kWp in 2012 naar 3,54 kWp in 2021. De ontwikkeling bij de niet-residentiële markt is daarentegen explosief verlopen. Aanvankelijk nog met een systeemgemiddelde capaciteit van "slechts" 11 kWp in 2012. Maar dat begon met name vanaf 2017 (23,2 kWp) flink toe te nemen. Eind 2021 is het al gevorderd tot 65,5 kWp gemiddeld, voor alle 135 duizend niet residentiële projecten die het CBS heeft gevonden. Waarbij de schaalvergroting in de projecten markt weer goed zichtbaar is geworden. Alle projecten bij elkaar (zwarte curve) geeft een evolutie te zien van gemiddeld 3,6 kWp in 2012, tot 8,4 kWp in 2021. Uiteraard drukt de enorme hoeveelheid kleine residentiële projecten in het totaal volume dit gemiddelde voor alle projecten. Maar het is desondanks vanaf 2020 toch weer met 5% toegenomen.

Eerste prognoses voor medio en eind 2022

Op basis van de historische trends heb ik ook voor het eerst twee grafieken gemaakt met daarin geplot prognoses voor de tussenstanden bij de twee marktsegmenten voor de aantallen projecten en de daarmee gepaard gaande volumes voor de capaciteit, medio en eind 2022.

In bovenstaande grafiek is de eerder getoonde evolutie voor de aantallen installaties in de twee grote deelmarkten gebruikt voor een extrapolatie met behulp van "best-fit" vierdegraads polynomen met Excel, tot in ieder geval eind 2022 (vertikale stippellijn).

De extrapolaties komen ongeveer neer op 1,76 miljoen residentiële installaties (rode curve), medio 2022, resp. 1,94 miljoen stuks, eind dit jaar. En voor markt segment "economische activiteiten" (blauwe curve), op zo'n 130 duizend medio 2022, resp. 150 duizend stuks, eind 2022. Voor de totale volumes zijn de voorlopige extrapolaties 1,9 miljoen stuks, medio 2022, resp. 2,08 miljoen installaties, eind 2022 (zwarte curve).

In lichtgroene cirkels zijn de piketpalen voor 1 miljoen projecten ingetekend, voor residentiële resp. alle installaties bij elkaar. Voor de woningmarkt werd die piketpaal met de huidige CBS data, al vroeg in 2019 bereikt, niet zoals regelmatig nog in de pers terug is te vinden, pas in de nazomer van dat jaar. Voor alle installaties bij elkaar was dat al in het najaar van 2018 het geval.

De donkergroene cirkels geven de volgende piketpaal weer, passage van anderhalf miljoen installaties. Voor de residentiële markt komt dat ongeveer neer op eind september 2021, wat later dan wat Klimaatakkoord suggereerde met "het 1,5 miljoenste huis in Nederland van panelen voorzien" in een bericht van 30 augustus 2021. Voor de totale volumes in de markt, inclusief de bedrijfsmatige systemen, werd die mijlpaal al zo'n beetje in april 2021 behaald.

De extrapolaties voor eind 2021, gepubliceerd in de uitgebreide analyse van de CBS update van 10 december 2021, waren op basis van de nu bekende actueel gepubliceerde cijfers voor eind dat jaar, iets te optimistisch (residentieel prognose 1,64 miljoen i.p.v. gerealiseerd 1,58 miljoen; economische activiteiten 140 duizend i.p.v. 135 duizend, totaal volume 1,77 miljoen i.p.v. 1,71 miljoen). Die verschillen kunnen echter beslist nog bijtrekken, als het CBS later nog revisies over 2021 publiceert.

In navolging van de extrapolatie grafiek voor de aantallen installaties (voorgaande diagram) hierboven dezelfde opzet, maar nu voor de mogelijke evolutie van de capaciteiten van de deelmarkten en de totaal volumes. Hierin is meer onzekerheid, mede vanwege de restrictieve situatie bij de overvolle Nederlandse distributie netten. Ik zie de laatste tijd heel erg veel projecten veel kleiner uitgevoerd worden dan waarvoor capaciteit is beschikt, dus hier kan beslist een lichte afkoeling van de ontwikkeling het gevolg van zijn. We zien dat al terug in de niet over elkaar liggende door het CBS al vastgestelde volumes in de laatste twee jaar, en de daar iets van afwijkende extrapolatie (stippel)lijnen.

Desondanks heb ik wederom op basis van snijpunten voor medio 2022 en eind van dat jaar potentiële capaciteits-volumes ge-extraheerd uit de prognose curves. Ook hiervoor gebruik makend van vierdegraads-polynomen, om aan de conservatieve kant te blijven bij de schattingen.

Voor het residentiële marktsegment komen de potentiële volumes op 6,3 GWp medio 2022, resp. 7,0 GWp, eind 2020. Bij het segment "economische activiteiten" zijn deze volumes mogelijk 10,4 GWp, resp. 12,0 GWp. Voor het totale marktvolume (zwarte extrapolatie curve) komen deze extrapolaties neer op 16,7 GWp, resp. 19,0 GWp, eind van 2022. De verwachting is, naar analogie van de situatie m.b.t. de cijfers voor 2020, dat met name de data voor het segment "economische activiteiten" door het CBS nog flink opgeplust zal kunnen gaan worden. Wat betekent, dat genoemde cijfers aan de lage kant zouden kunnen zitten.

In lichtgroene cirkels zijn de piketpalen "10 GWp" voor het segment "economische activiteiten", resp. voor het totaal volume weergegeven. Beginnend met laatstgenoemde, dat punt werd al laat in het derde kwartaal van 2019 gehaald. Gezien de evolutie curve, zou die 10 GWp voor het bedrijfsmatige segment ongeveer in het voorjaar van 2021 kunnen zijn behaald, tenzij de progressie van het marktvolume structureel is afgekoeld dat jaar.

De donkergroene, gestippelde cirkel rechtsboven geeft een mogelijk passage punt voor de 2e piketpaal voor het totale volume weer, het bereiken van 20 GWp aan capaciteit in de Nederlandse PV-markt. Dat zou in theorie mogelijk aan het eind van het eerste kwartaal van 2023 kunnen gaan geschieden, als de evolutie paden ongeveer blijven zoals geschetst.

Een ander opvallend punt is, dat voor eind 2021 het voorlopige CBS cijfer voor het bedrijfsmatige segment 8,83 GWp is. Kijken we naar de meest recent door Polder PV afgeschatte accumulatie voor de capaciteit van bij TenneT dochter CertiQ ingeschreven gecertificeerde installaties, zou in dat dossier "slechts" zo'n 7,70 GWp zijn geaccumuleerd, eind 2021. Dat zou betekenen dat er dik 1 GWp aan bedrijfsmatige projecten capaciteit niet in het CertiQ dossier zou zitten, maar daar buiten zou vallen. Of dit enorme volume allemaal toegerekend zou moeten gaan worden aan, bijvoorbeeld, kleine bedrijfsmatige installaties bij thuis werkende ZZP-ers is echter een vraag die niet eenvoudig is te beantwoorden. De activiteit in de Nederlandse markt is op alle fronten zo extreem, dat niet duidelijk is waar dat grote volume dan wel "gezocht" zou moeten worden.

(e) Segmentaties naar hoofd type installatie - evolutie van de jaargroei cijfers

In deze paragraaf wordt, vergelijkbaar aan de situatie bij de eindejaars-accumulaties (paragraaf d), ditmaal een drietal grafieken getoond m.b.t. de evolutie van de jaarlijkse toenames van PV volumes per groot marktsegment.

In deze eerste grafiek de evolutie van de jaarlijkse aanwas cijfers voor de aantallen installaties in het marktsegment "woningen" (rode kolommen), resp. "economische activiteiten" (blauwe kolommen), en de totale volumes (zwarte kolommen). Er is een enorme progressie te zien, van elk jaar weer toenemende aantallen bij de woningmarkt, op een lichte terugval in zowel 2014 als 2016 na. Globaal genomen groeiden de jaarvolumes van 75 duizend nieuwe installaties in 2013, tot al een spectaculair aantal van 321 duizend nieuwe (!) projectjes op woningen in 2021 (voorlopig cijfer). In het segment economische activiteiten is het niveau véél lager, maar schijn bedriegt, want de daarmee gepaard gaande capaciteiten zijn al veel groter geworden dan in de woningmarkt, de laatste jaren (zie volgende grafiek). De jaarlijkse nieuwe volumes namen in dit marktsegment toe (met uitzondering voor een kleine dip in 2014), van 9 duizend nieuwe projecten in 2013, tot 35 duizend nieuwe installaties in 2019. Vervolgens viel, wat de aantallen betreft, het niveau terug naar 16 duizend (2020), resp., voorlopig, bijna 17 duizend nieuwe projecten in 2021.

De totale volumes groeiden globaal genomen, van 84 duizend nieuwe projecten in 2013, tot 338 duizend nieuwe installaties, als voorlopig resultaat voor de marktgroei in 2021. Ergo: een vier maal zo groot marktvolume, 8 jaar later. De relatieve groei van de totale jaarvolumes was achtereenvolgens in 2019 63% hoger dan de toename in 2018, ruim 50% hoger in 2020 t.o.v. de aanwas in 2019, en ruim 8% hoger in 2021 t.o.v. de toename in 2020, met de huidige data.

Het aandeel van de woningmarkt bij de jaarlijkse aanwas cijfers, is voor de aantallen nieuwe projecten per jaar relatief stabiel gebleven: van 93% in 2017, 88% in 2019, tot ongeveer 95% in de jaren 2020 - 2021.

Het beeld bij de jaarlijkse groeicijfers van de PV capaciteiten ("opgesteld nominaal generator vermogen") is compleet anders dan bij de aantallen in de voorgaande grafiek. Hier was aanvankelijk ook de residentiële sector (rode kolommen) bepalend voor de totale markt, met jaarlijkse groei van 249 MWp in 2013 tot 301 MWp nieuw vermogen in 2015. In 2016 werd dat volume voor het eerst ingehaald door het segment "economische activiteiten" (na een trage start met 114 MWp in 2013, blauwe kolommen), met een verhouding 289 / 320 MWp. In 2017 wist de residentiële markt zich tijdelijk te herstellen, waarbij de verhoudingen op 420 / 355 MWp kwamen te liggen. Vanaf 2018 is het pleit echter definitief beslecht. Waar de residentiële markt bij de aantallen nieuwe projecten dominante recordhouder is gebleven, heeft de sector economische activiteiten sedert dat jaar definitief (veel) meer capaciteit nieuw opgeleverd, 1.051 MWp, tegenover 647 MWp residentieel. De groei ging daarna onvervaard door, van 1.709 MWp nieuw volume in 2019, naar een voorlopig record van 2.570 MWp nieuw vermogen in 2020. Met de huidige bekende, voorlopige cijfers voor 2021 is er wel sprake van een duidelijke terugval, naar 2.274 MWp voor het bedrijfsmatige segment (88% van volume in 2020), waarbij de residentiële sector zich nog wist te handhaven, met 42 MWp meer volume dan in 2020 (totaal 1.195 MWp nieuw in 2021). Er kan bij latere updates van het CBS echter beslist bij de economische activiteiten nog e.e.a. aan nog niet in databanken bijgeschreven groter project volume toegevoegd worden, waardoor zowel de absolute als de relatieve verhouding t.o.v. de residentiële sector nog flink kan wijzigen voor dat jaar. Duidelijk blijft in ieder geval, dat in het bedrijfsmatige segment nog steeds véél meer capaciteit nieuw is geplaatst dan in de woningmarkt, 90% meer met de huidige bekende data.

Bij de totale aanwas cijfers (zwarte kolommen) is het zeer hard gegaan in deze 8 jaren. Van 363 MWp nieuw in 2013, een lichte dip in 2014, en continue aanwas naar 776 MWp nieuw in 2017. Dan een enorme versnelling, van 1.698 MWp nieuw in 2018, een jaargroei van 2.617 MWp in 2019, naar een voorlopig jaar record van 3.723 MWp in 2020. Met de huidige cijfers, is de aanwas in 2021 voorlopig terug gevallen naar 3.469 MWp, 6,8% minder nieuwe capaciteit dan in 2020.

Wat de verhoudingen in aanwas cijfers tussen de twee deelmarkten betreft, was de ratio economische activiteiten : woningen in 2013 nog een factor 1 : 2,18. In 2020 was dat compleet omgeslagen, naar een verhouding 2,23 : 1. In 2021 is dat met de voorlopige data iets terug gevallen, naar een verhouding 1,90 : 1. In 2021 heeft het bedrijfsmatige segment al een aandeel van 66% bij de jaargroei gekregen. In 2017 was dat aandeel nog maar 46%. Bij de aanwas van het totaal volume in 2020 is een factor 10,3 maal zoveel nieuwe capaciteit gerealiseerd dan in 2013, in 2021 viel dat wat terug naar een factor 9,6.

Cijfers in EU rapportage Solar Power Europe met vraagtekens

In het medio december 2021 gepresenteerde rapport "EU Market Outlook 2021-2025", waarvoor branche organisatie Holland Solar cijfers aangeleverd lijkt te hebben, komt Nederland uiteraard meermalen voor als een van de majeure "groeimarkten" in de Europese Unie. Er staan echter wel vreemde cijfers in over de Nederlandse PV markt. Zo wordt er slechts van een marktgroei van 2,9 GWp uitgegaan voor 2020, waarbij het CBS nu al 28% hoger zit, met een record jaar volume van 3.723 MWp (!). Met mogelijk nog een bijstelling later dit jaar, de cijfers voor 2020 zijn namelijk nog "nader voorlopig". Extra curieus is, dat in het "Global" evenknie rapport wat een half jaar eerder verscheen (juli 2021), nog van een groei van 3,1 GWp werd uitgegaan voor 2020 in Nederland. Het jaarvolume is dus, heel vreemd, met 6,5% neerwaarts bijgesteld, wat beslist niet strookt met de huidige CBS data.

Een van de extra vreemde zaken bij die cijfers voor 2020 is, dat er uitgegaan wordt van een marktsegmentatie van 1 GWp "residential", 1,2 GWp "commercial rooftop", en slechts 0,6 GWp "ground mounted & floating solar". De residentiële markt blijkt met de huidige CBS cijfers voor 2020 alweer 15% hoger te zijn dan geclaimd (1.153 MWp). Maar vooral het laatste cijfer is bizar. Voor 2020 heb ik, verdeeld over vier vrije-veld categorieën, waarvan de klassieke grondgebonden PV systemen de dominante factor is, al een harde groei kunnen vaststellen van maar liefst 1.140 MWp (analyse van 26 maart jl.). Dat is al een factor 1,9 maal zo veel vermogen, dan wat de branche organisatie kennelijk heeft "gevonden", eind vorig jaar. Hoogst merkwaardig, de branche organisatie lijkt de eigen markt slecht te kennen !

In het "Global" rapport van medio 2021 werd nog gewag gemaakt van een mogelijke groei van 3,8 GWp in Nederland, in 2021. In het "EU" rapport, eind van dat jaar, is dat ook weer neerwaarts bijgesteld, naar 3,2 tot 3,3 GWp. Het CBS zit echter alweer ruim 5% hoger, met mogelijk nog opwaartse bijstellingen te verwachten, aangezien die cijfers nog slechts "voorlopig" zijn.

Ook bij de "trots" geopperde hoogste capaciteit, gemiddeld opgesteld per inwoner aan het eind van 2021, mag een vraagteken. Op pagina 17 van het genoemde "EU" rapport staat namelijk een claim van 765 Wp/capita voor Nederland, eind 2021 (kampioen in Europa, Duitsland voorbij gestreefd). Echter, met de huidige accumulatie cijfers, 14.418 MWp EOY 2021, was er met de laatst bekende CBS cijfers voor de bevolking, eind van dat jaar, 17,59 miljoen inwoners, al een ratio van 820 Wp/inwoner ontstaan. 7,1% hoger dan de claim in het SPE rapport, en met nog opwaartse bijstellingen voor de capaciteit te verwachten door het CBS.

In deze laatste grafiek van het trio "jaargroei cijfers" is het systeemgemiddelde vermogen (in kWp) van de nieuwe volumes per kalenderjaar uitgezet voor de 2 deelmarkten (woningen rood, economische activiteiten blauw) en het totaal volume (zwart). Het gemiddelde systeem vermogen bij huishoudens (woningen) is toegenomen, van 3,31 kWp bij de nieuwe projecten in 2013, naar 3,89 kWp in 2020. Met de voorlopige cijfers voor 2021 is dat iets terug gezakt naar 3,72 kWp, onder het niveau van 2019. Dit kan mogelijk nog wijzigen bij revisie(s) van de cijfers voor 2021.

Bij de gemiddelde capaciteit van de installaties in het segment "economische activiteiten" is de trend heftig geweest. Na een trage start, met gemiddeld 13,2 kWp per nieuwe installatie in 2013, groeide het systeemgemiddelde vermogen rap naar 37,3 kWp bij de nieuwe installaties in 2016. Viel het iets omlaag naar 34,1 kWp in 2017, groeide weer stevig door naar 73,7 kWp in 2018. Om weer flink omlaag te gaan naar 49,2 kWp in 2019. Dan volgt een explosieve ontwikkeling, naar een systeemgemiddelde capaciteit van maar liefst 161,9 kWp bij de nieuwe bedrijfsmatige projecten in 2020. En weer is er een - voorlopige - terugval naar nog steeds een zeer respectabel gemiddelde van 134,4 kWp in 2021. Dat ligt trouwens al een stuk hoger dan het nog zeer voorlopige eerste half jaar cijfer voor 2021, wat werd afgeleid uit de primaire data die het CBS eind dat jaar in een aparte rapportage publiceerde (115,4 kWp, zie analyse 10 dec. 2021, paragraaf 1m). Van jaar tot jaar is er bij het systeemgemiddelde vermogen van de nieuwkomers in de bedrijfsmatige projecten markt dus de nodige fluctuatie te zien.

Dit is echter nauwelijks terug te zien, als we alle installaties bij elkaar optellen (zwarte kolommen). Hierbij neemt de gemiddelde capaciteit gemiddeld genomen toe, met lichte "dips" (2017 en 2021). In 2013 was het nog 4,3 kWp gemiddeld, bij de voorlopige cijfers voor de nieuwe projecten in 2021 was het aangegroeid tot 10,3 kWp (lager dan het hoogste niveau, in 2020, 11,9 kWp). Door de enorme hoeveelheden kleine residentiële systemen in dat totaal, worden de forse fluctuaties in de sector economische activiteiten flink afgezwakt, en zijn ze slecht terug te zien in het gemiddelde van de totale populatie.

(f) Segmentatie naar categorie "groot/klein" resp. "veld/rooftop"

In deze voorlopig laatste grafiek ga ik ook nog even kort in op de verdeling over type installatie, naar "omvang" (tm. 15 kWp, resp., voor de "RES" indelingen, alles groter dan 15 kWp per project), en naar type opstelling ("veldsysteem" resp. "rooftop installatie"), zoals is terug te vinden in de nieuwste CBS tabel. Deze 3 marktsegmenten zijn als geaccumuleerde kolommen weergegeven, elk type met eigen kleur, kleine projecten tm. 15 kWp in oranje, rooftop projecten groter dan 15 kWp in blauw, en, tot slot, veldopstellingen, in groen. En weergegeven per provincie. Er is ook nog een kleine categorie met projecten die kennelijk niet konden worden ingedeeld ("nitd"), met een totaal vermogen van slechts 2,9 MWp, op een totaal geïnstalleerd vermogen van 14.418 MWp, EOY 2021, volgens de huidige CBS update.

De verschillen tussen de provincies zijn groot, en op detail niveau iets verschoven t.o.v. de situatie rond de eerste half jaar cijfers voor 2021 die het CBS eind dat jaar publiceerde (paragraaf 21e in detail analyse van CBS data, eind vorig jaar). Noord Brabant blijft de provincie met de meest omvangrijke capaciteit volumes bij zowel de kleinste projecten tm. 15 kWp (1.031 MWp totaal), als de rooftop projecten groter dan 15 kWp (1.305 MWp totaal). Waarmee al 91% van het totale volume van 2.577 MWp is geclaimd. En er voor het - volgens het CBS beschouwde - segment "veldinstallaties > 15 kWp nog maar 241 MWp overblijft, plm. 9,3% van totaal volume.

Andere provincies met hoge volumes "kleine" projecten tm. 15 kWp zijn Gelderland en de 2 randstedelijke provincies Zuid- en Noord-Holland (grote steden, veel woningen), met 812, 735, resp. 641 MWp in dat marktsegment (44%, 49%, resp. 45% van totaal volume). Bij de grotere rooftops zijn de volgers van Noord-Brabant dezelfde als bij de kleine projecten. Gelderland, Zuid-Holland en Noord-Holland claimden in dat belangrijk geworden marktsegment 771, 605, resp. 596 MWp, goed voor 42%, 40%, resp. wederom 42% van het totale volume.

Veldinstallaties "groot"

Blijft over het derde segment, de categorie "groot vermogen op veld" in de bewoordingen van het CBS, de groene kolom segmenten. Ze claimen daarbij in hun toelichting de volgende afgrenzing voor die categorie: "Het groot vermogen is verder uit te splitsen naar zonnestroom op dak en op land (veld). Installaties op binnenwateren worden gerekend tot veldinstallaties, installaties boven een parkeerplaats tot de dakinstallaties". Het is voor het eerst, dat het CBS zich hier uitlaat over de belangrijk wordende categorie "installaties boven een parkeerplaats", in jargon ook wel PV carports en vergelijkbare installaties. Merkwaardigerwijs, rekenen ze die echter tot de enorme "afvalbak" collectie van (grotere) rooftop systemen, terwijl het zelfdragende projecten "in het veld" zijn, met aparte fundering, en vaak ook een eigen aansluiting op het distributienet.

Wat men verder ook vindt van zo'n definitie, het is natuurlijk beslist relevant dat bij zo'n sterk groeiende categorie, net als voor de drijvende installaties (floating solar), kristalhelder is waar ze toe gerekend worden. In de overzichten van RVO bijvoorbeeld, voor alle SDE projecten, worden carport systemen namelijk zeer inconsequent dan weer in de categorie veldsystemen gegooid, dan weer bij de daksystemen. De indeling van drijvende installaties is bij RVO ook een complete chaos, die beslist tot extreme verwarring leidt. Diverse (grote !) projecten drijvend op waterbassins staan daar doodleuk als "daksysteem" geklassicifeerd ...

Daar is geen goede statistiek uit te destilleren, je moet echt project specifieke informatie zelf hebben vergaard, om exact te weten hoevéél PV carports en drijvende projecten er zijn, waar ze zich bevinden, hoe groot ze zijn, en wat de totale volumes van die specifieke categorieën zijn. Polder PV heeft die gedetailleerde informatie als enige in Nederland.

Het CBS maakt in ieder geval momenteel op basis van hun indeling (ergo veld-installaties inclusief alle drijvende projecten, maar exclusief alle carport en vergelijkbare projecten) het in het diagram in groen weergegeven volume van. Niet verbazingwekkend is dat Groningen ver boven alles uitsteekt, met - volgens het CBS - 643 MWp capaciteit, eind 2021. Goed voor maar liefst 58% van het totaal volume in dat jaar voor die provincie. Drenthe volgt op afstand, daarbij natuurljk ook "geholpen" door het grootste zonnepark van Nederland, Zonnepark Vloeivelden te Nieuw-Buinen / 1e Exloërmond (Borger-Odoorn), met 428 MWp volgens het CBS, 49% van het door het statistiek instituut opgegeven totale volume in die provincie. Pas veel lager komen Gelderland (242 MWp, slechts 13% van totaal volume), en Noord-Brabant (240 MWp, 9,3% van totaal volume) aan de beurt. Limburg en hekkensluiter Utrecht hebben slechts lage volumes aan zonneparken gerealiseerd tm. 2021, volgens de actuele CBS data 83 resp. 60 MWp. Voor Utrecht was het daar uit resulterende aandeel echter iets groter, 8% van totaal volume. Limburg scoort op dat punt bij het CBS het slechtst, met maar ruim 7%.

Zeeland is 1 plaats gezakt t.o.v. de relatieve rating (aandeel zonneparken op totaal bij capaciteit), in het eerste half-jaar rapport van het CBS voor 2021. Ook Friesland is 1 plek gezakt, Flevoland is een plaats gestegen. Utrecht en Limburg hebben stuivertje gewisseld.

CBS vs. Polder PV

Het CBS telde een volume van 2.868 MWp aan capaciteit voor "veldopstellingen incl. drijvende zonneparken, maar exclusief carports" in 2021. Bij Polder PV is, onder uitsluiting van het forse volume aan carports en dergelijke vrij staande opstellingen (NB: goed voor eind 2021 al 66 netgekoppelde exemplaren, met een verzamelde capaciteit van 57 MWp), eind 2021 al een volume van 3.191 MWp bekend, 11% meer capaciteit dan het CBS kent. Dat zou al ruim 13% zijn als de carports zouden worden meegerekend.

Kijken we naar de aantallen projecten, heeft het CBS eind 2021 602 projecten "groot vermogen op veld" gevonden. Polder PV kwam zonder de categorie carports al op 636 veld-systemen incl. floating solar en PV projecten op / in verkeers-infrastructuur, 6% meer. Worden de 66 al gerealiseerde carports wel meegerekend, zou Polder PV al op bijna 17% meer projecten komen dan bekend bij het CBS.

(g) Productie zonnestroom

In een separate tabel ("Elektriciteitsbalans; aanbod en verbruik") houdt het CBS de productie cijfers voor hernieuwbare en niet hernieuwbare bronnen bij in de Nederlandse elektriciteits-markt. Ook deze tabel is op 31 mei jl. gewijzigd, maar voor zonnestroom waren de data toen nog niet opnieuw berekend. Vandaar dat nog steeds de op 7 maart gepubliceerde - berekende - productie van 11.436 GWh staat vermeld. Zie de analyse voor die update datum, voor de bijbehorende evolutie grafiek voor de zonnestroom productie, en het aandeel daarvan op het binnenlandse stroomverbruik (2021 voorlopig: 9,4%). Inmiddels is er een update voor peildatum 25 juli 2022 verschenen, waar de productie iets lager is berekend, 13.332 GWh in 2021.

Voor de maand productie cijfers en bijbehorende grafieken voor zonnestroom, zie het tweede artikel over de CBS cijfers van 7 maart jl.

Polder PV zal in een later stadium dieper ingaan op de meest recente CBS data voor de PV markt.

Bronnen

Intern (Polder PV):

CBS cijfers 2021 II - details zonnestroom en context t.o.v. andere hernieuwbare bronnen (8 maart 2022)

Eerste CBS cijfers stroom uit hernieuwbare bronnen en zonnestroom capaciteit over het jaar 2021 (7 maart 2022)

De "ultimate" CBS zonnestroom statistiek update - 2019 definitief, 2020 nader voorlopige, en reeds eerste voorlopige detail resulaten medio 2021. Segmentaties naar provincie, gemeentes, RES sub-regio, omvang en type PV installatie (introductie 30 december 2022, en link naar de detail analyse met data tm. H1 2021)

Wederom opwaardering gerealiseerde PV capaciteit voor kalenderjaar 2020 door CBS - nog eens 233 MWp toegevoegd: jaargroei naar 3.724 MWp, accumulatie 10,95 GWp (12 december 2021)

Extern (CBS):

Zonnestroom; vermogen en vermogensklasse, bedrijven en woningen, regio (update 31 mei 2022)

Elektriciteitsbalans; aanbod en verbruik (update 31 mei 2022, nog geen wijziging van historische data zonnestroom productie, actueel maandproductie tm. maart 2022)


1 juni 2022: Hoge zonnestroom productie blijft aanhouden - mei 2022 bij Polder PV. Wederom konden we bij Polder PV zeer aangename productie cijfers noteren voor de PV installatie. De accumulatie tm. mei blijft in de hogere regionen, en toont nog geen moment van verzwakking.

Eerst de primaire productie gegevens van ons inmiddels deels 22 jarige PV systeem (netkoppeling 1e vier zonnepanelen: 13 maart 2000) voor de maand mei.

De tabel met de producties van de verschillende "sets" zonnepanelen van Polder PV. Links de productie in mei 2022, rechts de cumulatieve productie van de eerste vijf maanden (januari tm. mei 2022). Naast het opgestelde vermogen in Wp wordt de productie per groep in Wattuur (Wh) vermeld, ernaast de belangrijke afgeleide specifieke opbrengst (in kWh/kWp, hetzelfde als Wh/Wp), waarmee de uit verschillende vermogens bestaande deelgroepjes goed vergeleken kunnen worden.

Wederom liet de oudste set van 4 93 Wp modules, inmiddels 8.115 dagen productief sedert de netkoppeling in maart 2000, de beste specifieke opbrengst, 137 kWh/kWp, en de langjarig best presterende set met 2 kleine Kyocera modules, samen met een aparte set van 2 108 Wp panelen (pal zuid geplaatst), de "slechtste" prestatie, met 125 kWh/kWp. Vermoedelijk is er een slechte verbinding op het dak, waar ik naar zou moeten kijken. Het kern-systeem van 10 panelen / 1,02 kWp (lichtgroene band) vertoonde voor mei een relatief hoge opbrengst van bijna 135 kWh, wat neerkomt op een specifieke opbrengst van ruim 132 kWh/kWp in die maand.

Het KNMI kwalificeerde mei 2022 als "vrij zonnig", met 256 zonuren t.o.v. de langjarig gemiddelde 225 uur (gemiddelde berekend over periode 1991-2020). Westdorpe en Vlissingen scoorden in Zeeland het hoogst, met 287 zonuren, vliegveld Eelde in noord Drenthe het slechtst, met 224 zonuren. Centraal gelegen De Bilt zat op 247 uren zon (normaal: 218 zonuren).

Ook bij de cumulatieve specifieke productie in de eerste vijf maanden van het jaar zien we deze verhouding terug. De oudste set (93 Wp) panelen stak daar met 442 kWh/kWp duidelijk boven uit. De Kyocera set deed het, samen met een setje op pal zuid gerichte 108 Wp modules, met 412 kWh/kWp, het minst goed. Het oude kernsysteem van 10 panelen blijft prima presteren, met 430 kWh/kWp in de eerste vijf maanden van het jaar.

In deze grafiek alle maandproducties van het kern-systeem van 10 panelen (1,02 kWp) bijeen, met elk kalenderjaar een eigen kleur. Tot oktober 2001 waren er nog maar 4 panelen in het eerste systeem, en de producties daarvan zijn dan ook niet vergelijkbaar met de rest van de datapunten. Oktober 2010 was het hele systeem grotendeels afgekoppeld van het net, vandaar de zeer lage waarde voor die maand. Die wordt dan ook niet meegenomen in de berekening van het langjarige gemiddelde per maand, de dikke zwarte lijn in de grafiek.

Direct valt voor 2022 op dat, na de (zeer) matige producties in januari en februari, de curve als een raket omhoog is gegaan, waarbij er een nieuw, serieus record voor maart is gevestigd. Met, voor dit 1,02 kWp deelsysteem een spectaculaire opbrengst van 120,7 kWh. Dat ligt 14,5% hoger dan het vorige, al oude record van maart in 2003 (105,4 kWh), en zelfs een spectaculaire 43,6% hoger dan het langjarige gemiddelde voor deze maand (84,0 kWh). Genoemde productie is bijna even hoog als de gemiddelde hoogste producties in de zomermaanden ! April deed het ook prima, en kwam bovengemiddeld uit, met ongeveer 117 kWh 2,7% beter dan het langjarige gemiddelde voor die maand (bijna 114 kWh). Er zijn wel zes jaren dat april bij ons nog beter heeft gescoord, waarbij april 2007 absolute recordhouder is, met 141 kWh (ruim 24% boven het huidige langjarige gemiddelde voor april, voor animatie van dat record, zie nieuwsbericht van 1 mei dat jaar).

Mei scoorde ook weer hoog, met 135 kWh bijna op het niveau van mei 2011 (136 kWh). Maar beiden moesten ruim baan maken voor het "all-time-high" maand productie record bij Polder PV, in de spectaculaire maand mei van 2020, toen zelfs bijna 151 kWh werd gehaald (zie bericht over dat absolute maandrecord).

In deze vergelijkbare grafiek zijn alleen de maandproducties van de laatste vier jaar getoond. Zelfs in zo'n relatief korte periode zijn de verschillen soms groot. Zoals in de maanden mei en juli. Voor mei lagen de productie resultaten twee maal onder, en twee maal (fors) boven het langjargie gemiddelde (zwarte lijn). De laagste productie in deze vier jaar was bijna 118 kWh voor het 1,02 kWp systeem, in mei 2019 en mei 2021. Mei 2022 lag op een niveau van bijna 135 kWh. De productie in mei 2019 / 2021 lag maar liefst 22% onder de historische record productie in mei 2020 (bijna 151 kWh). Een significant verschil.

In deze grafiek geef ik de cumulatieve opbrengsten per kalenderjaar voor de maanden januari tot en met mei. De eerste twee jaren gelden niet voor het gemiddelde of de mediaan, omdat er toen grotendeels nog maar 4 panelen aanwezig waren en de producties dus veel lager dan met tien panelen. Het gemiddelde voor de eerste vijf maanden is in de laatste oranje kolom weergegeven en bedraagt (periode 2002-2022) 389,8 kWh voor dit deel-systeem. We zien dat er vijf jaren zijn die in de eerste vijf maanden hier duidelijk bovenuit steken. 2003 is hier alweer record houder, met 452 kWh. 19 jaar later heeft 2022, mede natuurlijk door de record opbrengst in maart, en de ook al hoge prestatie in april en mei, haar al eerder verworven respectabele 2e plaats bestendigd, met 438 kWh, ruim 12% hoger dan langjarig gemiddeld. Nog voor 2020, wat 427 kWh in de boeken liet bijschrijven (flink aangetrokken door de record mei maand in dat jaar). Met, dat moet er bij worden gezegd, de micro-inverters toen nog onder op de panelen, natuurlijk geventileerd, op de vierde verdieping. Sedert 2005 zijn alle micro-inverters naar binnen in huis (begane grond) verkast, en ondervinden ze vooral in de zomer periode last van hittestress, wat hun prestatie in negatieve zin beïnvloedt.

Ook 2011 en 2002 komen nog goed mee met dit eerste drietal, met 413 resp. 409 kWh totaal productie tm. mei.

In de grafiek is wederom de mediaan waarde voor de jaren 2002 tm. 2022 weergegeven, in de vorm van de horizontale, magenta streepjeslijn. Deze waarde ligt iets lager dan het gemiddelde, op een niveau van 387,2 kWh.

In deze grafiek zijn de voortschrijdende cumulaties van de energie (stroom) productie van het 1,02 kWp basis-systeem te zien, met elk jaar een eigen kleur. We zien voor het jaar 2022 een zeer matig resultaat voor de cumulaties tm. januari en februari, maar vervolgens knikt de curve scherp omhoog, om eind record maand maart niet ver onder het (zeer hoge) cumulatie resultaat voor het zeer zonnige jaar 2003 uit te komen, op 187 kWh. Met de relatief hoge productie in april blijft het niveau hoog, en door het prima resultaat in mei is de jaar lijn alweer meer richting de curve voor record jaar 2003 toe gekropen (438 kWh, 2003 452 kWh). Als de zon veelvuldig blijft schijnen, en er geen "eventualiteiten" optreden, kan 2022 beslist een prima jaar gaan worden voor Polder PV.

Data Anton Boonstra

Boonstra publiceerde op 3 juni 3 kaartjes over de maand mei op Twitter (referenties onderaan bij bronnen). M.b.t. de horizontale instraling, was het landelijke gemiddelde in mei 2022 18,5% hoger dan in mei 2021, met 172,3 kWh/m². De spreiding was fors, tussen de 160,2 kWh/m² in Drenthe, en 183,1 kWh/m² in Zeeland. In relatieve zin lagen de verhoudingen anders: in mijn provincie Zuid-Holland was het verschil t.o.v. mei 2021 "slechts" +15,9%, in Overijssel was het zelfs 24,7% meer dan in mei 2021.

De gemiddelde specifieke productie van ruim 1.200 PV installaties in het PV Output.org portal was volgens Boonstra 133,35 kWh/kWp in die maand, wat bijna 17% meer was dan de gemeten productie in mei 2021 (114,4 kWh/kWp). Kampioen Zeeland bleef daarbij, met gemiddeld 140 kWh/kWp, 12% beter presteren dan rode lantaarn drager Friesland, waar gemiddeld 125 kWh/kWp werd behaald. Onze provincie Zuid-Holland scoorde, net als Limburg, ook hoog, met 140 kWh/kWp, wat beter dan onze best presterende, 22 jaar oude set van 4x 93 Wp, die op 137 kWh/kWp bleef steken in die maand.

Boonstra liet ook de accumulerende specifieke opbrengst in de eerste 5 maanden zien. Hierbij werd een gemiddelde gescoord van 403,8 kWh/kWp over heel Nederland, bijna 11% beter dan in die periode in 2021. Hierbij werd een range vastgesteld van slechts 376 kWh/kWp in Friesland, tot 431 kWh/kWp in Zeeland. Zuid-Holland haalde 412 kWh/kWp in die periode, wat beduidend láger is dan bij de meeste deelsystemen van Polder PV (eerste tabel in dit artikel). En zelfs 7% minder dan bij onze best presterende deelsysteem (in deze periode: de oudste set van 4 stuks 93 Wp modules).

Tot slot, volgde op 4 juni ook nog het kaartje met de horizontale instraling in de eerste vijf maanden van 2022. Boonstra concludeerde niet voor de eerste maal dat de data voor de weerstations Twente en Wilhelminadorp weer / nog steeds niet volledig zijn. Hij heeft de "missing data" met die van de dichtstbij gelegen zuster stations aangevuld (Hupsel resp. Vlissingen). Met deze correctie, komt Boonstra op een gemiddelde instraling van 473,9 kWh/m² voor heel Nederland, in jan. - mei 2022, wat 10,8% boven het niveau van dezelfde periode in 2021 zou liggen. In absolute zin zijn hier Drenthe (444,1 kWh/m²), resp. Zeeland (498,1 kWh/m²) de extremen. Kijken we naar de procentuele verschillen t.o.v. jan. - mei 2021, liggen de extremen ditmaal bij Zeeland (7,9% meer instraling dan in genoemde periode in 2021), resp. bij Noord-Holland (zelfs 12,9% meer instraling in jan. - mei 2022).

Siderea.nl had nog geen bericht over mei, tm. 3 juni.

Energieopwek.nl

De brondata voor het Klimaatakkoord waren al bekend, en berekend door de computers van En-Tran-Ce van Martien Visser (energieopwek.nl website). Er werden nieuwe gemiddelde "etmaal vermogens" berekend voor de output van zonnestroom in Nederland van, achtereenvolgens, 3,55 GW (2 mei), 3,72 GW (8 mei), en, tot slot, 3,78 GW op 15 mei 2022. Dat laatste komt neer op een berekende zonnestroom productie van 3,78 (GW) x 24 (uren) = 90,7 GWh op die 15e mei. In de tweede helft van de maand werden weliswaar wel weer af en toe hoge gemiddelde producties gehaald, maar die lagen onder die van de 15e. De laagste gemiddelde output werd berekend voor 20 mei (1,72 GW, een dag productie van plm. 41,3 GWh aan zonnestroom).

Midden op de dag werd de hoogste momentane output piek voor zonnestroom door energieopwek.nl berekend op 10,8 GW op 8 mei. De 19e was een byzonder opwek profiel te zien, door onstabiel weer veroorzaakt, met 2 pieken, om 12h40 (6,42 GW), en om 17h40 (4,38 GW), waartussen een forse "dip" was te zien, van 1,76 GW, om 15h00.

Klimaatakkoord zelf meldde op 1 juni, dat er tm. eind mei al 50 maal een piek van 10 GW of meer voor zonnestroom is berekend, terwijl dit in het hele kalenderjaar 2021 nog maar 28 maal was geschied. Dergelijke pieken zouden equivalent zijn aan ruim 60% van de hele stroomvraag in Nederland op die dagen. De berekende zonnestroom productie in mei zou zijn neergekomen op 7,5 PJ (petajoule), ongeveer 2,09 TWh, wat ruim een kwart meer is dan de berekende productie in april (zie echter ook tweet van Martien Visser, bij bronnen). Het aandeel van elektra uit alle hernieuwbare bronnen is voor mei berekend op 45%. Zonnestroom had daarin het grootste aandeel (22,9%). Doordat kolencentrales nauwelijks werden ingezet, is er ook minder biomassa bij de stroom voorziening verbruikt, waardoor een potentieel record aandeel "hernieuwbaar totaal" niet werd gehaald (record tot nog toe was april 2022).

Bronnen:

Meetdata Polder PV sedert maart 2000

KNMI:

Mei 2022. Vrij warm, normale hoeveelheid neerslag en vrij zonnig. (1 juni 2022, KNMI, voorlopig maandoverzicht)

Lente 2022 (maart, april, mei). Vrij zacht, droog en zeer zonnig (1 juni 2022, KNMI, voorlopig seizoens-overzicht)

Anton Boonstra:

Instraling in horizontale vlak per provincie in mei en in verhouding tot mei 2021 (3 juni 2022, Twitter)

Gemiddelde zonnestroom opbrengst ruim 1.200 PV installaties op PV Output.org in mei 2022 (3 juni 2022, Twitter)

Gemiddelde zonnestroom opbrengst PV Output.org systemen in periode januari tm. mei 2022 (3 juni 2022, Twitter)

Instraling in horizontale vlak per provincie in periode januari tm. mei en in verhouding tot dezelfde periode in 2021 (4 juni 2022, Twitter)

Klimaatakkoord:

Hernieuwbare energie 13 procent gegroeid (1 juni 2022; samenvatting status energie / elektra uit hernieuwbare bronnen over de maand mei)

Martien Visser / En-Tran-Ce:

Record maandopbrengst zonnestroom in mei 2022 (7,1 PJ / bijna 2 TWh, weerspreekt de data in het Klimaatakkoord bericht enigszins; 1 juni 2022)

27 en 28 mei zeer hoge opbrengsten wind + zonnestroom (180-190 GWh totale productie; 29 mei 2022)

Laatste week mei ruim 55% van elektra uit hernieuwbare bronnen (29 mei 2022)

Dit jaar al 50 dagen met >10 GW wind + zonnestroom piek vermogen (26 mei 2022)

Huidige "oppervlak" PV modules in NL 88 km2 (zou 0,25% eq. van totale landoppervlak zijn; 26 mei 2022)


4 mei 2022: CertiQ rapportage april 2022 - afkoeling nieuwbouw met 232 nieuwe projecten en 92,5 MWp nieuwe gecertificeerde PV capaciteit, wel >8 GWp accumulatie & record 12 maandelijkse zonnestroom productie tm. maart, 6,1 TWh*.

Het vierde maandrapport voor gecertificeerd vermogen van duurzame energie opwekkende installaties, voor april dit jaar, werd op 3 mei door CertiQ gepubliceerd. De gecertificeerde PV capaciteit is de 8e GWp gepasseerd en staat momenteel op 8.036 MWp geaccumuleerd in het grootste zonnestroom dossier van Nederland. Het april rapport voegde wederom weer relatief weinig, 232 nieuwe projecten toe, met een gezamenlijke nieuwe capaciteit van slechts 92,5 MWp. Minder dan de helft van de 194 MWp toegevoegd in april 2020.

Het aantal ingeschreven zonnestroom projecten** bij CertiQ is toegenomen naar 31.498 exemplaren. De gemiddelde systeemcapaciteit van alle ingeschreven PV installaties bij CertiQ is verder gegroeid, naar ruim 255 kWp. Bij de uitgave van garanties van oorsprong (GvO's) voor zonnestroom is in de 12 maanden tm. maart 2022 alweer een nieuw record bereikt, van, nog zeer voorlopig, 6.098 GWh. In de zeer zonnige maand maart 2022 werd al 78% meer gecertificeerde zonnestroom productie geboekt (705 GWh), dan in maart 2021. De record import van zonnestroom certificaten Nederland in over een periode van 12 maanden incl. april, werd ook iets scherper gesteld (2.205 GWh). Ook bij de export van zonnestroom GvO's werd het record verbeterd, en staat nu, voor de 12 maanden tm. april, op 917 GWh. In deze analyse wordt wederom voor het CertiQ volume een nieuwe capaciteit accumulatie prognose gedaan voor medio 2022, op basis van de meest recent beschikbare informatie. Er is een nieuwe berekening gedaan van de jaargroei volumes in 2020 en 2021, op basis van de meest recente progressie grafiek van CertiQ. Het verschil tussen de jaargroei cijfers, is met alle correcties inmiddels flink minder geworden, nog maar 200 MWp. Momenteel staat de teller op 2.310 MWp groei in 2020, en een toename van 2.110 MWp in 2021.

* Disclaimer: Status officiële CertiQ cijfers volgens maand rapportages !

I.v.m. omvangrijke toevoegingen sedert 2018 aan dit dossier (vrijwel exclusief gedreven door grote hoeveelheden, SDE gesubsidieerde, en gemiddeld genomen steeds groter wordende PV projecten), in combinatie met inmiddels al 3 ernstige data "incidenten" bij CertiQ (september 2017, juni 2019, resp. april 2020), die Polder PV meldde aan de TenneT dochter (waarna deels substantiële correcties werden gepubliceerd), sluit de beheerder van Polder PV niet uit, dat de huidige status bij CertiQ niet (volledig) correct zal kunnen zijn. Een vierde casus diende zich aan n.a.v. het februari rapport in 2021.

Met name foute capaciteit opgaves van netbeheerders voor "kleinere" projecten kunnen, ondanks aangescherpte controles bij CertiQ, aan de aandacht blijven ontsnappen en over het hoofd worden gezien. Maar ook cijfermatige incidenten met opgaves van volumes van grotere projecten kunnen nog steeds niet uitgesloten worden. Deze laatsten zullen, indien onverhoopt optredend, hoge impact hebben op het volume aan maandelijkse toevoegingen, en ook, zei het in relatieve zin beperkter, invloed hebben op de totale accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit aan het eind van de betreffende maand rapportage.

Hierbij komt ook nog het feit, dat ooit gepubliceerde volumes in de maandrapportages, al snel bijgesteld kunnen worden door continue toevoegingen en correcties voor de betreffende maanden, bij CertiQ. Wat de directe gevolgen daarvan zijn, vindt u grafisch geïllustreerd in het artikel gepubliceerd op 4 november 2020.

Voor 2020 en 2021 zijn de consequenties van deze continu optredende bijstellingen opnieuw berekend - in de rapportage voor december 2021. Deze bijstellingen zullen in analyses van de maand rapportages verder worden bijgehouden door Polder PV, waaruit o.a. de meest actuele jaargroei volumes worden berekend.

Het overzicht met de cijfers over april 2021 (en voor de Garanties van Oorsprong, GvO's, tm. maart 2022) verscheen bij CertiQ op 3 mei 2022.

In de detail analyse hier op volgend wordt ingegaan op de wijzigingen en aanvullingen, deels grafisch verbeeld.

** "Projecten" hier gelijk te stellen aan "inschrijvingen bij CertiQ". Dit kan deels gaan om meerdere deel installaties op een en hetzelfde adres en/of bedrijfs-complex. Vaak gaat het daarbij om separate SDE beschikkingen, waarvoor vereist is dat ze allen een eigen bemetering hebben, tenzij daarvoor afspraken zijn gemaakt met RVO. Er zijn de nodige lokaties met meer dan 1 SDE beschikking, Polder PV heeft daar honderden voorbeelden van in zijn eigen project dossier.

1. Ontwikkeling van aantallen gecertificeerde zonnestroom installaties


Nieuwe aantallen installaties in bovenstaande grafiek, rode curve, met als referentie de linker Y-as. In december 2020 werd, na diverse behoorlijk hoge nieuwbouw cijfers in voorgaande maanden, en na het tussentijdse record in juli (589 netto nieuw), in de laatste kalendermaand wederom een nieuw record niveau met de (netto) bijschrijvingen bereikt bij CertiQ, 616 nieuwe exemplaren (geel omrand data punt rechtsboven in de grafiek). Vanaf januari 2021 viel het nieuwe volume bij de aantallen fors terug, grofweg wisselend rond de 300 nieuwe projecten per maand. Pas in december werd meteen het maandrecord voor dat jaar gevestigd, met 459 nieuwe projecten. In januari 2022 viel dit echter weer sterk terug, naar nog maar (netto) 225 nieuwe projecten. Dat is het laagste niveau sinds december 2018. Februari scoorde niet veel hoger, met netto 258 nieuwe aanmeldingen, en maart en april deden het ook weer slechter, met nog maar 234 resp. 232 exemplaren.

De accumulatie is te zien aan de blauwe kolommen curve in bovenstaande grafiek. In de september 2019 rapportage is de grens van twintigduizend gecertificeerde zonnestroom projecten overschreden, in november 2021 werd de 30.000 piketpaal gepasseerd. Het totaal is inmiddels, met april 2022 toegevoegd, uitgekomen op, voorlopig, 31.498 exemplaren.

Voor alle CertiQ data geldt: Netto effect = aantal bijschrijvingen minus het aantal uit de CertiQ databank verwijderde PV-projecten per maand. Normaliter werden jaarcijfers later bijgesteld, zoals ook voor voorgaande jaren is geschied (zie revisies voor de jaren 2018 en 2019, met de daar aan gelinkte gedetailleerde analyses). Die revisies worden echter niet meer gepubliceerd, en dus moest er naar een andere reconstructie techniek worden overgestapt. Zie daarvoor een eerste poging in paragraaf 9 in de analyse van het december 2021 rapport. Deze reconstructies worden in de meest recente analyse gecontinueerd en geactualiseerd. Al snel na publicatie van de officiële maandrapportages bij CertiQ, kunnen de waarden per maand namelijk al flink bijgesteld worden (analyse 4 november 2020). In de maandrapport besprekingen van, en de primaire grafieken bij Polder PV, wordt altijd dié inhoud als referentie aangehouden, en vergeleken met oudere maand rapportages, om in ieder geval die trends op een gelijkwaardige wijze met elkaar te kunnen vergelijken.


Grafiek met de variatie in de (netto) groei van de aantallen installaties per maand (rapport) bij CertiQ. De nieuwe volumes gerealiseerde projecten per maand zijn vanwege de enorme stapel aan SDE beschikkingen die al werd uitgevoerd in 2020 t.o.v. 2019 weer sterk toegenomen, ondanks de fikse beperkingen a.g.v. de Covid pandemie. Dit is te zien aan de horizontale stippellijnen, die het maandgemiddelde per kalenderjaar weergeven. 2021 kwam daarbij iets lager uit dan 2019 (bruine resp. gele stippellijn, 339 resp. 350 netto nieuw aantal installaties per maandrapport). 2020 blijft ongeslagen kampioen, met maar liefst 445 nieuwe installaties gemiddeld per maand, volgens de maandrapportages (blauwe stippellijn).

2022 begon, met slechts 225, 258, 234 en 232 nieuwe installaties in de eerste 4 rapportages, weer op een zeer bescheiden niveau (weergegeven in magenta kolommen, gemiddeld 237 stuks per maand = stippellijn). Bij de capaciteit ligt die verhouding echter heel anders, zie paragraaf 2.

Tót 2018 was er een verwarrende periode van 4 jaar waarbij ook tijdelijk negatieve groei optrad, vanwege een combinatie van lang durende her-registratie verplichtingen, en mogelijk "natuurlijke uitval" bij CertiQ.

Ook deze volumes (evenals die voor de capaciteiten) zullen achteraf nog worden bijgesteld door wijzigingen in de primaire database van CertiQ. Deze revisies kunnen zowel positief (capaciteit 2015-2018, eerste jaar rapport 2020), als negatief uitpakken. In 2019 is bijvoorbeeld de bijstelling voor de capaciteit in negatieve zin uitgepakt, zoals we hebben gezien bij de jaarcijfers.

In 2020 zijn in de 12 maandrapporten 5.335 nieuwe projecten opgetekend door CertiQ. Een nieuw jaar record, wat 27,2% boven het kalenderjaar volume van de maandrapportages in 2019 (4.195 projecten) is komen te liggen. 2021 heeft in totaal in de maandrapportages 4.073 nieuwe projecten opgeleverd, 24% lager dan in 2020.

Revisies van de historische cijfers lieten, op basis van de actuele grafiek in het december 2021 rapport, zien, dat met de toen geldende status quo, de groei van het aantal nieuwe projecten in heel 2021 ongeveer 45% lager lag dan de aanwas in 2020 (3.049 t.o.v. 5.551 nieuwe installaties). De nieuwe jaargroei volumes voor 2021 zijn inmiddels echter alweer, nog steeds in positieve zin, gewijzigd. Zie daarvoor paragraaf 6.

2. Capaciteit evolutie van gecertificeerde zonnestroom installaties


Voetnoot bij grafiek: de cijfers voor september 2017 zijn na vragen van Polder PV door CertiQ aangepast.
Voor de reden, zie analyse herziening september 2017 rapportage ! Ook voor juli 2019 is het aanvankelijk op 1 augustus 2019
verschenen maandrapport na interventie door Polder PV fors neerwaarts gecorrigeerd in een later gereviseerde versie.
Als klap op de vuurpijl resulteerde uit het april 2020 rapport een bizarre negatieve maandgroei van -108,5 MWp,
a.g.v. een "drie-nullen correctie" van een eerder (?) foutief ingegeven installatie door een netbeheerder. Ook het cijfer in januari 2021 is door een foute
entry van een netbeheerder veel te hoog uitgepakt. Dit is gecorrigeerd in februari, waardoor die maand een zeer lage "artificiële groei" laat zien.

In vergelijking met de groei van de aantallen nieuw geregistreerde gecertificeerde PV projecten (vorige grafiek), gaat het bij de netto toegevoegde capaciteit al langere tijd om opvallende, gemiddeld substantieel grotere volumes dan wat we in eerdere jaren hebben gezien. Met name in 2018, 2019, 2020 en 2021. In november van 2019 werd een nieuwe record toevoeging van maar liefst 409,9 MWp geregistreerd. Het maandgemiddelde (horizontale stippellijn) eindigde voor de maandrapportages op 142 MWp in dat jaar, in 2020 en 2021 is dat gemiddelde verder toegenomen van 158 naar 191 MWp.

Desondanks is, op basis van de revisie van de maandrapport cijfers (paragraaf 9), de uitkomst voor het hele jaar nogal anders geworden dan gedacht: In 2020 is met de update van de CertiQ grafiek in het april 2022 rapport namelijk al een nog steeds substantieel hogere jaargroei geconstateerd dan in 2021, een verhouding van, momenteel 2.310 MWp in 2020, en 2.110 MWp in 2021. Hierbij moet ook de disclaimer, dat, net als voor 2020, de cijfers voor 2021 alsnog flink verder kunnen gaan wijzigen in latere revisies van CertiQ.

2022 begon in de historische reeks bemoedigend, met 166,7 MWp in januari, 199,3 MWp in februari, waarbij het eerste kwartaal voorlopig werd afgesloten met een relatief beperkt volume van 159,7 MWp nieuwe capaciteit in maart. De hoge toevoeging in januari 2021 bleek na vragen van Polder PV aan CertiQ, veroorzaakt te zijn door een flinke "3 nullen" ingave fout van een netbeheerder, die pas in het volgende (februari) rapport werd hersteld. Wat daardoor een onwaarschijnlijk, veel te laag volume kreeg toebedeeld. April 2022 heeft een zeer lage groei laten zien van slechts 92,5 MWp, minder dan de helft van de 194 MWp in april 2021 en zelfs lager dan de aanwas in april 2019.

De 4 eerste rapportages in 2022 hebben momenteel 618 MWp toegevoegd, t.o.v. 735 MWp in dezelfde periode in 2021, 16% minder. Of hiermee een (neerwaartse) trend is gezet, o.a. vanwege de grote problemen met de netcapaciteit en diverse andere zaken (personeelsgebrek, grondstof prijzen, etc.), is nog niet duidelijk.

3. Gemiddelde capaciteit nieuwe PV installaties april 2022

Als we uitgaan van de CertiQ cijfers zoals nu gepubliceerd, deze als "correct" beschouwen, relatief weinig uitstroom van verwijderde projecten in de data bestanden veronderstellen, en de maandelijkse netto toevoegingen in de rapportages voor april 2022 combineren met de toegevoegde capaciteiten in die maand, resulteert dit in een redelijk hoog gemiddeld systeem vermogen van 399 kWp per stuk bij de nieuwkomers, wel beduidend lager dan in maart (683 kWp gemiddeld bij de nieuwkomers). Dat geeft voor april een gemiddelde omvang van zo'n 1.140 zonnepanelen à 350 Wp per project. Dat zijn dus weer - gemiddeld genomen - middelgrote (of, zo u wilt, "middelkleine") installaties geweest.

Het evoluerende systeemgemiddelde bij de totale accumulatie in het CertiQ dossier is in april vanwege de bescheiden volumes (zowel aantallen als capaciteit) marginaal toegenomen. Zie paragraaf 8.

4. Kwartaal cijfers CertiQ maandrapportages - eerste vier maanden 2022 bekend


Groeicijfers per kwartaal volgens de oorspronkelijke maandrapportages. Het record volume per kwartaal is tot nog toe al in QIV 2020 gerealiseerd, met 874 MWp.

2021 liet een sterk wisselend beeld zien, met hoge toevoegingen in het 2e (728 MWp) resp. 4e kwartaal (672 MWp), gebaseerd op de maand rapportages. Voor 2022 zijn de eerste 3 maand rapportages cq. het eerste kwartaal inmiddels bekend, 167, 199, resp. 160 MWp, totaal 526 MWp. Dat is dus 2,8% lager dan de 541 MWp in QI 2021. Maar wel al 73% hoger dan de 304 MWp toegevoegd in het hele eerste kwartaal in eerste Covid jaar 2020. En 68% hoger dan hetzelfde kwartaal in het "normale" jaar 2019 (314 MWp).

Het tweede kwartaal van 2022 begon, met de 1e toevoeging van april, zeer bescheiden, met een aanwas van slechts 92,5 MWp (laatste, gearceerde kolom).

5. Half-jaar cijfers CertiQ maandrapportages - eerste derde deel van het nieuwe jaar


Groeicijfers per half-jaar. De Y-as geeft de nieuw gerapporteerde capaciteiten in MWp, volgens de maandrapportages in de getoonde half-jaren. Op de X-as per kolom de resultaten van de 6 maand rapportages uit de half-jaren (HI = jan. tm. juni; HII = juli tm. december) sinds 2010, tot en met 2e half-jaar van 2021, en, achteraan, de accumulatie van de eerste 4 maand resultaten voor HI 2022 (gearceerd).

Het tweede half-jaar van 2020 heeft een nieuwe record capaciteit van 1.432 MWp laten zien, temidden van de mondiale Covid19 pandemie. Daarna zijn de halfjaar volumes in de maand rapportages stapsgewijs afgenomen, van 1.269 MWp in HI 2021, naar nog maar 1.026 MWp in de tweede jaarhelft van vorig jaar. Een duidelijke afkoeling van de progressie, zo lijkt het.

De laatste - gearceerde - kolom toont de eerste 4 toevoegingen voor het eerste halfjaar van 2022, 618 MWp nieuw volume. Hier moeten uiteraard nog 2 maand rapportages bovenop worden gestapeld. Zou het maandgemiddelde voor de eerste 4 maanden daar op worden toegepast, is puur theoretisch een groei van 927 MWp mogelijk in het eerste half jaar. Dat zou (significant) lager zijn dan de groei in zowel het eerste als het tweede half jaar van 2021 (1.269 resp. 1.026 MWp). Gezien o.a. de blijvend grote problemen met (voorhanden) netcapaciteit, blijft het spannend of een hoog uitbouw tempo (realisaties) mogelijk blijft, of dat we met een afkoelende markt hebben te maken vanwege de blijvende, structurele problemen. Wel staan er in de projecten overzichten van Polder PV de nodige, reeds grotendeels gebouwde forse zonneparken klaar om aan het net gekoppeld te worden, dus mogelijk kan in de tweede helft van het eerste halve jaar van 2022 e.e.a. nog steeds worden "recht gebreid". Dat is echter beslist geen gegeven, dus rekent u zichzelf s.v.p. niet rijk.

6. Kalenderjaar cijfers CertiQ maandrapportages & jaar-revisies - tm. april 2022, inclusief revisie 2019, eerste jaar rapport cijfers 2020 en 2021, en meest recente herzieningen



Voor beschouwing van een vorige versie van deze grafiek, zie onder de bespreking van het april maand rapport van 2021. Nieuwe kalenderjaar volumes volgend uit de oorspronkelijke maand rapportages zijn hier weergegeven in lichtblauwe kolommen. De volumes die volgen uit de later verschenen oorspronkelijke, dan wel gereviseerde jaar rapportages zijn getoond in de donkerblauwe kolommen. Normaliter werden gearceerde kolommen later nog bijgesteld door CertiQ. Zoals in een vorige analyse besproken in paragraaf 9, worden er echter geen gereviseerde jaaroverzichten meer gepubliceerd door CertiQ, en moeten we de actuele cijfers proberen te reconstrueren. De gearceerde kolom voor 2020 is in ieder geval het gevolg van het verschil tussen het EOY volume in het gereviseerde jaar rapport voor 2019, en dat in het later niet meer gereviseerde eerste jaar rapport voor 2020. De kolom voor 2021 is het verschil tussen de EOY volumes in de twee niet meer gereviseerde jaar rapportages voor de jaren 2020 en 2021.

Het op basis van de maandrapportages bereikte niveau voor 2021, 2.295 MWp, is al 21% hoger dan de 1.897 MWp voor 2020 in de maandrapportages over dat jaar. En bijna 13% hoger dan het jaargroei cijfer in het eerste (niet meer gereviseerde) jaar rapport over 2020 (2.036 MWp). Het verschil tussen de jaar rapport cijfers is in 2020 en 2021 veel minder groot, 2.036 MWp in 2020, en 2.101 MWp in 2021 (3,2%), maar ook dat is gebaseerd op alweer achterhaalde cijfers. Helemaal rechts zien we, gearceerd, het eerste gecumuleerde resultaat voor 2022 staan (jan. - apr.), 618 MWp. Waar nog 8 maand rapportages aan moeten worden toegevoegd.

Als de groei in het hele jaar constant zou blijven, zou de totale jaargroei ongeveer 1,9 GWp kunnen worden (alleen gecertificeerde capaciteit), maar dat is een nog veel te vroege speculatie, omdat de maand volumes dramatisch van elkaar kunnen verschillen. Er vaak in de tweede jaarhelft een forse toename is van capaciteit van netgekoppelde zonneparken. Maar dat er ook nog tal van onopgeloste problemen zijn, zoals de zeer serieuze netcongestie, en gebrek aan kundig personeel in de zonnestroom markt in Nederland. De verwachting is overigens, dat de realisatie in 2022 op een beduidend hoger niveau zal komen te liggen dan genoemde "tongue-in-cheek" 1,9 GWp.

Revisie oudere jaargroei cijfers (ctd.)

In deze grafiek heb ik wederom twee opnieuw berekende jaarvolumes getoond, op basis van de in elk CertiQ maandrapport getoonde meest actuele grafiek, in 2 rood gekleurde horizontale lijnstukken. Ditmaal gebruik makend van de grafiek in het april 2022 rapport. De methode daarvoor heb ik toegelicht in paragraaf 9 van de analyse van het december 2021 rapport. Deze reconstructie methode is ingezet, omdat er géén herziene jaaroverzichten meer zijn verschenen bij CertiQ (sedert kalenderjaar 2020), en "officiële" gewijzigde historische cijfers voor die jaren vooralsnog ontbreken.

Met deze meest recente extrapolaties komt het jaarvolume voor de gecertificeerde capaciteit voor 2020 nog steeds uit op 2.310 MWp (in rapportages vóór maart 2022: 2.350 MWp, eerder 2.360 MWp, resp. 2.550 MWp), en voor 2021 inmiddels weer op een stuk hoger niveau, 2.110 MWp (voorgaande rapportages: 1.828 MWp, 1.970 MWp, eerder 1.855 MWp, resp. 1.588 MWp). Nog steeds / wederom wijken deze meest recente jaargroei cijfers sterk af van de volumes die volgen uit de accumulaties van zowel de maandrapport data, als van die gebaseerd op de jaar rapportages. Het verschil in jaargroei volume tussen genoemde 2 jaren is echter momenteel weer flink naar elkaar gegroeid t.o.v. het verschil gemeld in de maart rapportage. Momenteel is in ieder geval de nu actueel bekende jaargroei in het CertiQ dossier in 2021 bijna 9% lager geweest dan in 2020. In de vorige analyse was dat nog bijna 21%, het verschil is dus weer flink afgenomen. Afhankelijk van de bijstellingen in komende maandrapportages kan dat weer toenemen, of nog kleiner gaan worden.

Met de meest actuele stand van zaken lijkt, bij de capaciteitstoename voor het jaar 2020 13,4% meer vermogen te zijn gerealiseerd dan was af te leiden uit de (voorlopige) jaaroverzichten. Voor 2021 is dat voor het eerst omgeslagen, van 1,7% minder t.o.v. in het voorlopige jaaroverzicht (maart 2022 update), naar inmiddels 0,4% meer (huidige revisie op basis van grafiek in april 2022 rapportage). Bij de aantallen nieuwe projecten per jaar zijn deze relatieve verschillen 16,0% positief voor 2020, resp. 3,0% negatief voor 2021. De absolute jaargroei van de aantallen projecten zou in de huidige status update neerkomen op zo'n 5.551 exemplaren voor 2020, resp. 3.700 nieuw in 2021, een duidelijke afname van de groei.

Met name de cijfers voor 2021 kunnen nog fors worden bijgewerkt.

7. Accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit


De trendlijn in de grafiek is sedert de mei 2020 update, als gevolg van de aanvankelijk tegenvallende cijfers in 2020 (incl. de negatieve groei in april anomalie), aangepast t.o.v. het exemplaar in de voorgaande versies. De polynoom "best fit" curve is vervangen door een voortschrijdend gemiddelde trendlijn, waarbij het gemiddelde resultaat van de laatste drie maanden wordt weergegeven. De rode lijn laat, op enkele kort durende anomalieën na, een voortdurende flinke progressie zien. Vertikale blauwe stippellijnen geven vanaf de bespreking van de november 2020 rapportage het snijpunt van de bereikte 1.000 MWp piketpalen ("een GWp") met deze curve weer. De zevende piketpaal is eind november 2021 gepasseerd. Zoals voorspeld, werd de achtste piketpaal in het huidige rapport, april 2022, gepasseerd. Met de toevoeging van de 4e maandrapportage van 2022 staat er nu bij CertiQ inmiddels alweer een geaccumuleerd gecertificeerd vermogen genoteerd van 8.036 MWp aan PV capaciteit.

Het inmiddels alweer bereikte volume van 8,04 GWp in het CertiQ rapport van april 2022 is een factor 365 maal het volume eind 2009 (22 MWp). En al 62 maal het volume in juni 2015 (129,5 MWp), vlak voordat de hoge groei bij CertiQ manifest werd. Deze fenomenale groei in de projecten markt is een van de grootste problemen voor de netbeheerders geworden, de laatste jaren. Voor een nieuwe prognose voor medio 2022, gebaseerd op o.a. dit diagram, zie de grafiek in paragraaf 9.

De verdere progressie hangt wederom van onzekere factoren af, met name de voortwoekerende netcapaciteit problemen, de beschikbaarheid van kundig en gekwalificeerd technisch personeel. De SDE portfolio's zijn echter nog dermate groot (analyse 1 april 2022 update alhier), dat we nog veel volume kunnen gaan verwachten in de komende jaren, ondanks de ook al gesignaleerde, massieve uitval van beschikkingen voor zonnestroom projecten. Gezien de krappe tijdvensters waarbinnen SDE beschikte projecten gebouwd dienen te worden, en ondanks een jaar respijt vanwege de pandemie, is 2021 sowieso een prima jaar geworden. Zeker op het gebied van de realisatie van grotere, SDE "+" en "++" gesubsidieerde projecten.

RVO blijft fors achterlopen op CertiQ dossier

In haar recente overzicht van begin april dit jaar werd door RVO een "beschikt opgeleverd vermogen" van 7.835 MWp opgegeven. Uit de evolutie grafiek met de meest actuele status van bij CertiQ bekend feitelijk gerealiseerde capaciteit (grafiek in het huidige, april 2022 rapport), is nu voor eind maart 2022 een vermogen bekend van ongeveer 8.000 MWp. Dat is 165 MWp, 2,1% meer, dan wat RVO (als gerealiseerde beschikte capaciteit) aangeeft in haar recente update. Ik geef al vele jaren aan, dat het RVO - SDE dossier achter loopt bij de actuele registraties van CertiQ. Dit is eens te meer een duidelijk bewijs daarvoor. Daar komt bovenop, dat steeds meer projecten zonder SDE subsidie opgeleverd zullen gaan worden, waarvan de project eigenaren echter wel Garanties van Oorsprong willen verzilveren. Die vinden we dan niet meer terug bij RVO, maar beslist wél in de CertiQ cijfers. Het gat tussen de twee grote dossiers zal dan ook zeer waarschijnlijk structureel groter gaan worden.

Wel staat hier tegenover, dat van alle projecten, waarvan de opgeleverde capaciteit groter is geworden, dan er voor onder de SDE subsidie is beschikt, dit níet door RVO wordt vermeld, en er op dat punt dus een structurele onderschatting van de opgeleverde capaciteit wordt geopenbaard. Polder PV heeft honderden projecten die (soms fors) groter zijn uitgevoerd dan de beschikte capaciteit (1 of meer beschikkingen voor dezelfde lokatie) in zijn dossier staan.

8. Evolutie systeemgemiddelde capaciteit bij accumulaties CertiQ dossier


Met de aanhoudend sterke groei van de accumulatie van (gecertificeerde) zonnestroom capaciteit, bleef jaren lang ook de gemiddelde projectgrootte fors groeien in de cijfers van CertiQ. In twee korte periodes was er even een terugval (voorjaar 2020, en in februari 2021).

Er zijn eerder al twee piketpalen gepasseerd, in maart 2019 werd een gemiddelde van 100 kWp gehaald, in januari 2021 ging het al over de 200 kWp heen (bovenste 2 horizontale stippellijnen). De toename van het systeemgemiddelde was hoog in 2020, toen vele grote projecten werden toegevoegd. Weliswaar was de groei in 2021 iets minder sterk, maar bleef het systeemgemiddelde verder toenemen. Om eind april 2022 te culmineren in 255,1 kWp. Het eind lijkt voorlopig nog niet in zicht, al is het tempo van de groei wat afgenomen.

Het maximale niveau eind april 2022 is een hoge factor 44 maal het gemiddelde begin 2010. En een ruime factor 17 maal zo hoog dan de minimum omvang waarvoor een SDE "+" project sedert SDE 2011 (volgens wettelijk voorschrift) wordt geaccepteerd door RVO (15 kWp, onderste horizontale blauwe stippellijn). Ook in deze grafiek is, vanwege de trendbreuk begin 2020, afgestapt van een polynoom trendlijn, en is deze vervangen door een voortschrijdend gemiddelde lijn, met gemiddelde waarden van de laatste drie maanden (rode curve).

De gemiddelde systeemgrootte van de netto toevoeging in de april 2022 rapportage lag die maand relatief bescheiden niveau, 399 kWp (paragraaf 3). Dat het in de grafiek getoonde gemiddelde voor alle geaccumuleerde projecten normaliter (veel) lager ligt dan bij de maandelijkse toevoegingen, komt door het blijvend "drukkende effect" van de duizenden kleine residentiële PV installaties uit de eerste 3 SDE regelingen (vaak met een omvang van maar een paar kWp per stuk). De verwachting is, dat dit effect op het totale systeemgemiddelde nog lang zal aanhouden gezien hun volume. Pas als er continu véél, en ook zeer grote fysiek opgeleverde nieuwe SDE projecten gaan cq. blijven instromen bij CertiQ, zal dat effect (deels) worden opgeheven. Daarbij s.v.p. niet vergeten dat de duizenden kleine residentiële installaties ook voor 15 jaar een SDE (2008-2010) beschikking hebben (zie grafiek met de actuele [overgebleven] aantallen per grootte categorie in het eerste jaar overzicht van 2020, en, ditto, met een andere categorie indeling, in het 1e overzicht voor 2021). Dus het gros daarvan zal beslist nog tot en met 2023 in dienst zijn, en geregistreerd blijven bij CertiQ. Zonder registratie immers géén (voorschot-betalingen voor) SDE subsidie meer.

9. Totaal CertiQ volume - nieuws m.b.t. revisie cijfers en extrapolatie tm. medio 2022

Voor een uitgebreide analyse van gereviseerde cijfers voor de afgelopen twee jaren (2020 en 2021), zie paragraaf 9 in de bespreking van het december 2021 rapport.

Op basis van de actuele grafiek in het april 2022 rapport van CertiQ heb ik de voor die jaren geldende eind cijfers (EOY) opnieuw bepaald. Deze heb ik reeds getoond en besproken in paragraaf 6; ze geven het meest actuele resultaat aan voor die jaren. De verwachting is dat deze resultaten nog lang niet definitief zijn, en met elk maandrapport nogmaals zullen worden bijgesteld. Die zullen dan ook in komende analyses direct worden meegenomen.

Nieuwe extrapolatie, voor medio 2022, op basis van maandrapportages

Hier onder ga ik opnieuw, wat alleen het CertiQ volume betreft (!), met een nieuwe extrapolatie, in op het accumulatie potentieel voor medio 2022. Dit, n.a.v. de groei bij de accumulatie van de capaciteit, inclusief de toevoegingen in de laatste maandrapporten.

Extrapolatie voor medio 2022

Het aanvankelijk zeer forse verschil tussen de eindejaars-volumes voor 2020 volgens het december rapport van dat jaar (5.123 MWp, blauw omkaderd), en de nieuw gereconstrueerde laatste omvang voor het eindejaars-volume, inmiddels 5.590 MWp, i.p.v. de eerder getoonde 5.317 MWp in het eerste jaaroverzicht voor 2020 (groen, gestreept omkaderd), is nog steeds zeer groot. Het verschil tussen de twee waarden is in 2021 een stuk kleiner, 7.418 MWp volgens het 1e jaaroverzicht, en inmiddels zo'n 7.700 MWp in de huidige reconstructie van de meest recente evolutie grafiek van CertiQ. Voor de kalenderjaren tm. 2019 zijn gereviseerde jaar rapportages voorhanden, hun "eindwaarden" zijn weergegeven met de gesloten groene diamantjes.

In een nieuwe, "conservatieve" lineaire extrapolatie voor de mogelijke accumulatie in het CertiQ register, medio 2022 (zwarte lijn), heb ik in deze laatste korte termijn prognose wederom eind 2018 als begin referentie genomen (eerste vertikale blauwe stippellijn), en via het laatste maand resultaat, april 2022, lineair ge-extrapoleerd naar medio 2022 (MY '21, 2e vertikale blauwe stippellijn). Met deze extrapolatie komen we halverwege het nieuwe jaar inmiddels op een mogelijke accumulatie van zo'n 8.340 MWp uit, weergegeven rechts van de rechter Y-as. Dat is weer 90 MWp lager dan de 8.430 MWp in de vorige rapportage.

Ten tweede. Gaan we uit van de best fit trendlijn door de maand resultaten, een (conservatieve) 3e graads polynoom (rode curve), en bepalen we daarvan het snijpunt met genoemde blauwe stippellijn, komen we op een niveau uit van ongeveer 8.900 MWp, vergelijkbaar met het niveau gereconstrueerd in de vorige maandrapport analyse.

Middelen we deze 2 relatief conservatieve scenario's uit, zouden we op een voorlopige "educated guess" voor het geaccumuleerde CertiQ volume, medio 2022, komen van ongeveer 8.620 MWp. Dat is ongeveer 45 MWp lager dan in de vorige analyse (8.665 MWp gemiddeld).

Omdat met name voor 2021 er nog wel wat volume kan worden bijgeplust, is het "zoekgebied" voor het te verwachten volume medio 2022 in het bovenste deel van de ovaal met gestippelde rand in de grafiek.

Wel moet men blijven beseffen, dat CertiQ al enige tijd het grootste zonnestroom dossier in Nederland omvat. Maar dat dit alles nog exclusief de residentiële, nieuwbouw, huur- en andere marktsegmenten is, die niet, of nauwelijks zijn vertegenwoordigd in het - omvangrijke - CertiQ dossier. We zullen later aan de hand van nieuwe cijfers van het CBS meer zicht krijgen op de totale marktgroei in Nederland.

10. Gecertificeerde zonnestroom productie tm. maart 2022 - alweer een record GVO uitgifte in 12 maanden tijd

De "gemeten" producties van gecertificeerde zonnestroom worden door CertiQ ook in hun maand rapportages weergegeven, en wel over de daar aan voorafgaande maand. Dit zijn, wederom, altijd minimum inschattingen, omdat er vaak nog de nodige productie cijfers "na worden geleverd". De grootste volumes zijn wel al bekend, in de rapportage maand, volgend op de verslag-maand.


In bovenstaande grafiek in magenta de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteit in de CertiQ databank, eindigend op 8.036 MWp in het april 2022 rapport (geel omrand punt rechtsboven, referentie: linker Y-as). Na het voorlaatste dieptepunt van 66,2 GWh in december 2020 (1e blauwe pijl), en de tot nog toe record productie in juni 2021, 822,5 GWh (blauw data punt met rode rand, rechtsboven in de grafiek), zijn de maandelijkse producties zoals verwacht kon worden weer flink gedaald tm. december. De productie curve is sedert het laatste dieptepunt, in december 2021 voorlopig een volume van 94,4 GWh (43% hoger dan december 2020) weer, als vanouds, rap gegroeid in de eerste 3 maanden van 2022. Een beperkte stijging naar 115,1 GWh in januari (het was volgens het KNMI dan ook een vrij sombere maand). En al een fors hoger volume van 264,6 GWh in februari.

Zoals al voorspeld in de vorige maandrapport analyse, heeft maart alle records gebroken voor het eerste kwartaal. Dit, vanwege het predikaat "Zonnigste maart sinds het begin van de metingen" volgens het KNMI. Polder PV had, ondanks de hoge ouderdom van zijn PV installatie, ook record producties gemeten (artikel 1 april 2022). De gecertificeerde productie in heel Nederland is in maart 2022 volgens de eerste cijfers van CertiQ voor die maand alweer explosief toegenomen naar 705,1 GWh. Wat 78% hoger is dan de eerst gepubliceerde cijfers voor maart 2021 (396 GWh). En een factor 2,7 maal de productie in de voorgaande, vrij sombere maand februari (265 GWh).

De verwachting is dat er weer de nodige records gebroken zullen gaan worden bij de gecertificeerde productie, de komende maanden, naar analogie van de op basis van modellen berekende "totale" productie voor heel Nederland in het voor Klimaatakkoord ontwikkelde energieopwek.nl portal. Dat heeft sowieso al een keer of zeven de afgelopen maand een berekende productie piek van 10 GW of meer gehaald midden op de dag. Op 2 mei werd volgens de modellen een record stroomproductie uit zonlicht gegenereerd van 82 GWh (ruim een kwart van de totale nationale stroomconsumptie op die dag). De echt "zomerse maanden" moeten nog gaan komen dit jaar. Met ook nog eens meer gerealiseerde PV capaciteit, die meegenomen zal worden in de modelberekeningen.

De 2 laatste december maanden met de laagste volumes zijn met 2 blauwe pijlen weergegeven, rechts onderaan. De producties in die winterse maanden worden elk jaar hoger. Een onherroepelijk gevolg van de enorme toename aan opgestelde capaciteit, waarvan de productie in de winter, hoe laag ook, wordt toegevoegd aan dat van de bestaande populatie.

De essentie van deze curve is vergelijkbaar met de berekende (totale) nationale productie, zoals Martien Visser van En-Tran-Ce die regelmatig publiceert op Twitter. Het laatste exemplaar wat hij toonde werd door hem op 18 april jl. gepubliceerd. Het verschil is, dat bovenstaande grafiek gebaseerd is op volledig gecertificeerd en geijkt bemeten installaties, met een volume wat al de grootste deel van de totale markt omhelst. Wel moet daar nog e.e.a. aan meetwaarden aan worden toegevoegd, revisies van die cijfers van voorgaande jaren vinden we nog wel terug in de jaaroverzichten die de TenneT dochter publiceert.

Totale gecertificeerde jaarproducties zonnestroom in 2020 en 2021

Zie hiervoor, en over eerste bespiegelingen over de totale "groene" en "grijze" stroomproductie in 2020, de uitgebreide bespreking in het januari rapport 2021. Ook in het detail overzicht van het eerste jaar rapport van 2021 ben ik dieper ingegaan op de groene stroom productie, import en export van GvO's. Het allereerst gepubliceerde gecertificeerde productie cijfer voor 2020 was voor zonnestroom bijna 3.749 GWh. In het eerste jaaroverzicht voor 2021 is dat nu opwaarts bijgesteld naar 3.937,4 GWh, 5% meer. Met deze bijstelling is de aanwas in 2020 t.o.v. de gecertificeerde productie in (voormalig record) jaar 2019 (2.047 GWh), nu al ruim 92%. Mogelijk kan dit nog wat hoger worden, maar het verschil is nu al respektabel te noemen. Zeker als we ons realiseren met welke problemen de installatiebedrijven werden geconfronteerd in het eerste Covid19 jaar 2020.

Volgens de nog zeer voorlopige opgave van de hoeveelheid afgegeven GvO's voor Nederlandse gecertificeerde zonnestroom tm. december 2021, is er alweer een kalenderjaar record volume van 5.632 GWh aan productie middels certificaten vastgelegd in 2021. Dat is alweer iets meer dan de 5.605 GWh gepubliceerd in het 1e jaar rapport over 2021, maar dat bevatte dan ook nog niet de productie in december. Genoemde 5.632 GWh is alweer 34% meer productie dan in 2020 (gereviseerde cijfers). En kan beslist nog fors meer gaan worden, als nog niet bekende data van geregistreerde PV projecten bij CertiQ aangemeld gaan worden. Een eerste teken aan de wand is het net verschenen jaarverslag van CertiQ, waarin alweer gerept wordt van 5,9 TWh "issuance" van zonnestroom certificaten in 2021 (Annual Report 2021, zie download pagina). Wel is vreemd, dat in hetzelfde jaarverslag 3,8 TWh voor 2020 wordt verondersteld, wat niet in lijn is met de ruim 3,9 TWh vermeld in het eerste jaaroverzicht van 2021 voor dat jaar. Mogelijk betreft dat een - byzondere - neerwaartse bijstelling van de eerder gepubliceerde cijfers.

De tot nog toe geregistreerde productie van de twaalf maanden tot en met maart 2022 laat alweer een nieuw record volume voor de maand rapportages zien van 6.098 GWh (bijna 6,1 TWh).

11. Andere cijfers zonnestroom certificaten CertiQ

GvO import

CertiQ publiceert ook separate import- en export cijfers van GvO's voor zonnestroom. Door eerder gerapporteerde problemen met de registraties daarvan (verdwenen nieuwsberichten op de website), zijn de import cijfers mogelijk niet representatief voor de laatste maanden van 2021. In november dat jaar was het niveau relatief laag, slechts 25,5 GWh. In december is dat plots 410,5 GWh geworden, toen een record. Januari 2022 gaf echter alweer een nóg hoger volume te zien (mogelijk deels vanwege administratief inhaalwerk), 520,6 GWh. In februari viel het niveau weer terug naar 303,9 GWh. En groeide vervolgens in maart weer aan naar 361,3 GWh. In april is het volume echter in elkaar geklapt, er werd nog maar voor 1 GWh geïmporteerd (!). Het hoogste volume in 2020, 94,1 GWh, werd genoteerd in mei van dat jaar. Het laagste niveau in 2021 was slechts 0,7 GWh in april.

GvO export

Gelijktijdig met de import van GvO's voor zonnestroom, werden er in april 2022 ook weer zonnestroom GvO's ge-exporteerd, uit Nederland, naar buitenlandse opkopers onder de Europese paraplu. Na de hoge volumes de afgelopen maanden was dat net als bij de import, ditmaal zeer laag, slechts 13,2 GWh. Het export record werd gevestigd in september 2021 (176,9 GWh).

12 maand accumulaties

Voor de accumulaties van de laatste 12 maanden nam de import fors toe, van 418 (juli 2021), naar een nieuw record volume van 2.205 GWh in maart, wat marginaal, achter de komma werd verbeterd in april 2022. Bij de 12 maandelijkse accumulatie voor de export werd in april dit jaar ook alweer een record volume van 917 GWh bereikt. 1% meer dan het vorige record tm. maart dit jaar.

Afgezien van mogelijke fouten bij de ingaves bij CertiQ, komt de balans tussen de import- en export volumes van GvO's voor zonnestroom, na enkele maanden met positieve balansen, in april 2022 weer neer op een negatief volume van 12 GWh minder aan certificaten ge-importeerd dan het land uit ge-exporteerd. In september 2021 was er een negatief record van 170 GWh (meer export dan import), in januari een record overschot (ruim 428 GWh). Bij de 12-maandelijkse accumulaties is tm. april 2022 weer een positief resultaat van 1.288 GWh behaald (meer import dan export), nog steeds flink verwijderd van het record van 1.771 GWh overschot in oktober 2018. In juli 2021 lag dat 12 maandelijks voortschrijdend gemiddelde nog op een record negatief niveau van -161 GWh (meer export dan import in die periode).

GvO maandgemiddeldes

De langjarige maandgemiddeldes voor de zonnestroom GvO's in de periode januari 2016 tm april 2022 waren als volgt: 88,1 GWh/mnd (import) resp. 25,8 GWh/mnd (export). Dus blijvend veel meer (netto) import dan export, waarmee een nog steeds relatief klein deel van de dominant fossiele stroom consumptie "administratief wordt vergroend".

Januari 2022 was de maand met de hoogste import volumes van zonnestroom GvO's (521 GWh), voor de export is dat september 2021 (177 GWh). Bij de voortschrijdende 12-maand accumulaties zijn de record maanden maart / april 2022 (import, 2.205 GWh), en april 2022 (export, 917 GWh). Als we de "balans" van import minus export volumes van zonnestroom certificaten in een aaneengesloten periode van 12 maanden berekenen, zien we sedert het eerste datapunt (maart 2015) een zeer grote spreiding. Variërend van 1.771 GWh (oktober 2018 en 11 maanden daar aan voorafgaand) positief, tot 161 GWh negatief (meer export dan import van zonnestroom GvO's in die periode) voor juli 2021 en de daar aan voorafgaande 11 maanden.

In april 2022 was de "voorraad" van nog niet aangesproken GvO's bij CertiQ (van groot naar klein: wind, biomassa, zon, water, en [nihil] geothermie GvO's) t.o.v. maart 2022 weer iets afgenomen, van 22,75 TWh naar 21,22 TWh. Dat blijft echter een opvallend hoog volume. Vergeet daarbij niet, dat de totale netto stroomproductie van Nederland is afgenomen, van 120,2 TWh in 2020, naar 117,9 TWh in 2021 (CBS data). Genoemde voorraad van 21,22 TWh aan groene certificaten is dus voor het jaarvolume in 2021 het equivalent van 18% van dat totaal. Die enorme voorraad blijft een aanzienlijke marktwaarde aan "groenheid" vertegenwoordigen ...

12. Jaarverslagen en jaaroverzichten

Voor cijfers uit het jaarverslag over 2020 zie paragraaf 12 in de analyse van maart 2021.

Voor links naar besprekingen van de jaaroverzichten van 2020 en 2021, en de maandoverzichten vanaf 2021, zie bronnen overzicht hier onder.


Eerdere analyses van maandrapportages 2021-2022 op Polder PV

Huidige rapportage: april 2022

Maart 2022
Februari 2022
Januari 2022

December 2021
November 2021
Oktober 2021
September 2021
Augustus 2021
Juni & juli 2021
Mei 2021
April 2021
Maart 2021
Februari 2021
Januari 2021

Detail analyse eerste jaar rapport 2021 van CertiQ (zonnestroom). Zie ook introductie (2 februari 2022)

Detail analyse eerste jaar rapport 2020 van CertiQ (zonnestroom). Zie ook introductie (6 maart 2021)

Bronnen:

Jaarverslagen CertiQ

Statistische overzichten CertiQ (per maand)

NB: de website van CertiQ is volledig vernieuwd op 20 september 2021. Aanvankelijk waren alleen de maandrapportages van 2021 toegankelijk. Eind oktober 2021 werden weer alle maandrapportages beschikbaar gemaakt via downloadbare zip-files per kalenderjaar, vanaf 2004 (archief pagina).


4 mei 2022: Nieuwe records voor zonnestroom in Nederland - eind april > 3 GWp aan grondgebonden zonneparken netgekoppeld, verdeeld over ruim 600 projecten. In navolging van de laatste revisie van de zonnepark statistieken in augustus 2021, doet Polder PV verslag van de meest recente stand van zaken rond dit belangrijke thema, wat regelmatig "over de tong" gaat in het maatschappelijke discours. Hierbij worden wederom nieuwe historische piketpalen gepresenteerd. Zoals ruim 600 (604) louter klassieke netgekoppelde grondgebonden zonneparken, en al ruim 3 GWp (bijna 3.250 MWp) aan opgesteld generator vermogen die al aanwezig zijn in ons land (en: zonnestroom produceren) op peildatum 26 april 2022. De gepresenteerde volumes zijn zeker wat het laatste jaar (2021) betreft minima, en kunnen bij een actuelere status nog toenemen. Er wordt uitgebreid getals-matig, en in grafische zin, stilgestaan bij de status rond de gerealiseerde zonneparken. Inmiddels is er een geclaimde oppervlakte bereikt van rond de 3.000 hectare aan grondgebonden zonneparken, deels niet op cultuurgrond, en een equivalent voorstellend van slechts 0,16% van het totale areaal aan cultuurgrond, eind 2021. Er is een duidelijke toename in zowel het gemiddelde opgeleverde project vermogen, als de opgestelde capaciteit per hectare te zien. Wel lijkt het nieuwe volume in 2021, met de huidige bekende data, beduidend minder te zijn dan in recordjaar 2020 (855 om 1.047 MWp). Tellen we ook de drijvende zonneparken, vrijstaande carports en vergelijkbare "veld" projecten, en zon op infra (geluidswallen e.d.) mee, zaten we eind 2021 al op minimaal 3.254 MWp aan "vrijeveld installaties sensu lato". Dat zou al een fors aandeel van bijna 23% zijn van de totale eindejaars-accumulatie volgens de laatste gegevens van het CBS voor dat jaar. In de eerste vier maanden van 2022 is alweer minimaal een volume van 275 MWp aan grondgebonden veldopstellingen netgekoppeld opgeleverd. Er wordt uitgebreid grafisch stilgestaan bij de grond-claims van de klassieke zonneparken.

Dit artikel beschrijft kort de actuele status van grondgebonden zonneparken in Nederland in diverse facetten, en de status van andere "vrije veld projecten". Onderaan het artikel is een link opgenomen naar een volledige analyse, met veel meer details, grafieken, tabellen, en project foto's.


Op 22 april jl. voerde Polder PV de 600e individuele, grondgebonden "vrijeveld installatie" in Nederland in, in de grote zonneparken spreadsheet die al jaren wordt bijgehouden. Het betrof hier het 20,3 MWp grote "Zonneweide Groetpolder" project in Hollands Kroon (NH). Een maand eerder, 28 maart, werd een geaccumuleerde capaciteit van 3 GWp bereikt, bij het invoeren van het netgekoppeld opgeleverde 60 MWp grote Zonnepark Mosselbanken van Gutami in Hoek (Terneuzen, Zld). Op peildatum 26 april 2022, waarbij het aantal alweer was toegenomen naar 604 exemplaren, werd een volledige inventarisatie van de data bij Polder PV opgemaakt.

Voor alle hierna gemelde, en in de detail analyse opgenomen cijfers geldt, dat het zeer waarschijnlijk minimum hoeveelheden zijn, die de projecten betreft die tot nog toe zijn gevonden en gedocumenteerd. In werkelijkheid zal er meer volume reeds aanwezig zijn, met een functionerende elektra aansluiting.

Accumulatie van louter grondgebonden zonneparken, in de grote grafiek (oranje kolommen) de opgestelde capaciteiten aan het eind van elk kalenderjaar, en op 26 april 2022, in de inset (blauwe kolommen) de aantallen projecten. Bij deze volumes moeten nog, zeker vanaf 2016, een 18-tal kleinere, relatief oude projecten met een gezamenlijke capaciteit van 0,4 MWp worden opgeteld, die (nog) niet aan een bepaald kalenderjaar konden worden toegewezen. Opgaves zijn in het jaar van fysieke netkoppeling. Op 28 maart 2022 werd een cumulatieve capaciteit van 3,0 GWp aan zonneparken bereikt in de spreadsheets van Polder PV. Die weliswaar zo actueel mogelijk zijn, maar beslist nog volume kunnen missen. Vandaar dat de gepresenteerde data altijd de minimale volumes zijn, die in werkelijkheid nog hoger kunnen zijn geweest.

Met de huidige beschikbare, meest actuele data is er reeds een record groei van 1.047 MWp aan grondgebonden zonneparken geweest, verdeeld over een nooit eerder gezien niveau van 149 nieuwe projecten, in Covid jaar 2020. Met nog lang niet definitieve cijfers, blijkt de groei in 2021 te zijn terug gevallen naar, voorlopig, 855 MWp, om eind dat jaar een accumulatie te bereiken van 2.974 MWp. Tot nog toe zijn 25 nieuwe, gemiddeld relatief grote netgekoppelde zonneparken in 2022 bijgeschreven door Polder PV, met een gezamenlijke capaciteit van 275 MWp.

De systeemgemiddelde capaciteit per zonnepark is in enkele jaren tijd aanzienlijk toegenomen, van ver onder de halve MWp voor 2016, naar 5,3 MWp in 2021. Bij de nieuwbouw volumes is de gemiddelde capaciteit in 2020 zelfs al 7 MWp geweest, in 2021 is dat iets terug gevallen naar 6,6 MWp, bij de nieuwe projecten.

Als we de detail data van Polder PV vergelijken met de beschikbare cijfers van het CBS, blijkt het aandeel van de capaciteit van klassieke grondgebonden zonneparken sterk te zijn toegenomen van 1,5% van het nieuwe totaal volume in 2015 (alle capaciteit in heel Nederland), naar ruim 28% bij de totale aanwas in 2020, waarna dat weer iets terugviel naar bijna 26% in 2021. Hiermee wordt de hoge impact van zonneparken op de nationale markt goed weergegeven. Er kunnen wel nog wat wijzigingen optreden in de exacte verhoudingen, omdat met name de cijfers voor 2021 nog lang niet "definitief" zijn.

Kijken we naar de eindejaars-accumulaties van de opgestelde capaciteiten, hebben grondgebonden zonneparken volgens de detail overzichten van Polder PV reeds een aandeel van bijna 21% op het geaccumuleerde totaal volume in Nederland bereikt, eind 2021 (2.974 MWp / 14,25 GWp). Het CBS heeft veel minder capaciteit staan in hun cijfers voor zonneparken, waartoe ze kennelijk ook drijvende exemplaren (en mogelijk nog meer exotische "niet-rooftop" projecten) rekenen. Polder PV houdt de volumes van al deze niet strict grondgebonden veld opstellingen al jaren apart. Als deze wel worden meegeteld, komen we in 2021 al op een volume van 3.254 MWp aan "niet-klassieke rooftop" projecten uit, bijna 23% van het totale geaccumuleerde eindejaars-volume bekend bij het CBS. In 2021 was er weliswaar een behoorlijk sterke terugval bij de klassieke grondgebonden zonneparken, maar de volumes aan drijvende projecten, en de capaciteit bij vrijstaande solar carports nam fors toe. Dat laatste werd vooral veroorzaakt door slechts 1, zeer groot project in Biddinghuizen (Fl.).

Regionale segmentaties

Bij de segmentaties naar provincie, blijft Groningen op alle fronten boven de rest uit steken, met, anno 26 april 2022, een record opgestelde capaciteit van minimaal 686 MWp, verdeeld over 61 grondgebonden projecten (beslist géén record wat aantal betreft), en het hoogste gemiddelde project volume (11,2 MWp gemiddeld). Gelderland heeft de meeste reeds opgeleverde zonneparken, die echter per stuk gemiddeld relatief klein zijn (3,5 MWp); zie de tweede grafiek.

Polder PV heeft voor 2020 wederom een update van de gedetailleerde kaart gemaakt van de verdeling van drie parameters bij de twaalf provincies en voor heel Nederland (linksboven in de kaart). En wel, de status van de geaccumuleerde capaciteit van grondgebonden veld-projecten (groen), ditto voor alle niet-woning gerelateerde capaciteit volgens het CBS (blauw), en alle capaciteit volgens het CBS (geel), met de relatieve aandelen van de zonneparken t.o.v. die totaal volumes (weergegeven in percentages in rood). De verschillen tussen de provincies zijn opmerkelijk, met name Groningen onderscheidt zich in dat jaar, met 62% aandeel van zonneparken van de totale capaciteit, sterk t.o.v. de overige provincies. Regionale segmentaties waren nog niet bekend voor 2021 bij het CBS, wel is het relatieve aandeel van de door Polder PV gevonden klassieke grondgebonden zonneparken op het - voorlopig - vastgestelde totaalcijfer voor dat jaar berekend, 20,9% (meest linker kolommen paar linksboven in onderstaande grafiek).

Voor details m.b.t. deze en andere grafieken, zie de complete analyse, onderaan gelinkt.

18,5% van het totaal aan op 26 april 2022 bekende 604 zonneparken, vinden we al bij rioolwaterzuiverings-installaties (112 stuks). Omdat ze echter niet zeer groot zijn, gemiddeld ongeveer 1,04 MWp, is hun aandeel bij de totale capaciteit relatief bescheiden, 3,6%.

Netbeheerder Enexis heeft by far het overgrote merendeel aan zonneparken aangesloten in haar netgebied, in totaal 1.564 MWp, een factor 1,7 maal de capaciteit bij de grootste netbeheerder Liander, en 48% van het totale volume aan klassieke veld-projecten omvattend.

Terwijl het aantal zonneparken het grootste is in de kleinere project categorieën, zijn de geaccumuleerde capaciteiten vooral terug te vinden bij de grootste zonneparken. Met name in de categorie 5-15 MWp, en de grootste categorie, met zonneparken groter of gelijk aan 30 MWp per stuk, zijn de volumes zeer hoog, met 1.014 resp. 1.212 MWp aan opgestelde capaciteit.

Zonneparken en geclaimde oppervlaktes

Een speciale sectie wordt gewijd aan het geclaimde oppervlak van alle grondgebonden zonneparken. Dat komt, in totaal, inclusief enkele kleinere exemplaren waarvan het oppervlak nog niet goed kon worden gemeten, uit op bijna drieduizend hectare, het equivalent van slechts 0,16% van het totaal aan cultuur (landbouw) grond in Nederland. En goed voor 3,25 GWp aan opgesteld vermogen. De gemiddelde oppervlakte wordt per jaargang wel steeds groter, tussen 2015 en 2020 nam dat toe van 0,8 naar 6,0 ha per project. Met de nog zeer voorlopige data voor 2021 is er een lichte terugval, naar 5,6 ha per project. De specifieke claim nam toe van 827 kWp/ha (2015) naar 1.217 kWp/ha (voorlopige cijfers 2021): er wordt steeds meer vermogen op dezelfde oppervlakte eenheid geplaatst. Het gemiddelde van 582 zonneparken waarvan de oppervlakte gemeten kon worden, van klein tot groot, komt neer op 1.031 kWp/ha. Per grootte categorie liggen de "extremen" van de gemiddeldes tussen de 804 kWp/ha (projecten tussen de 15 en 50 kWp) en 1.191 kWp/ha (grootste project categorie met zonneparken van minimaal 30 MWp). Er is wel een grote spreiding, wat te maken heeft met project-specifieke omstandigheden. Elk zonnepark is daarin uniek.

In bovenstaande nieuwe grafiek wordt de evolutie van de specifieke capaciteit per hectare bij de klassieke grondgebonden zonneparken voor elke jaargang afgezet tegen de capaciteit van elk project afzonderlijk (puntenwolk). Waarbij tevens de jaargemiddeldes zijn berekend, en weergegeven in bijpassend gekleurde grote diamantjes. Hieruit wordt kristalhelder, dat zonneparken, gemiddeld genomen, van jaar tot jaar steeds groter worden, en ook, dat het vermogen per oppervlakte eenheid flink is toegenomen, van 119 kWp/ha in 2011, tot al 1.263 kWp/ha bij de 25 nieuw toegevoegde projecten in de eerste maanden van 2022.

Veel zonnepanelen

Het totale aantal zonnepanelen opgesteld in de tot nog toe gevonden (exclusief) grondgebonden zonneparken telt op tot bijna 9,4 miljoen exemplaren. Alleen al de grootste project categorie >= 30 MWp, die 23 zonneparken omvat, heeft 3,3 miljoen zonnepanelen. 31% van de zonneparken bevatten (deels) oost-west opstellingen, waarbij de oriëntatie uiteraard sterk kan afwijken van "pal O-W", het aantal projecten met dergelijke oriëntaties is van jaar tot jaar toegenomen, in 2020 was het aandeel onder de nieuwkomers 44%, bij de nog voorlopige cijfers voor 2021 is dat iets terug gezakt naar 40%.

Grootste projecten dominant "in het vrije veld"

De 46 grootste netgekoppelde installaties in het reeds ruim 11.400 records tellende PV project overzicht van Polder PV bestaan uit 42 grondgebonden zonneparken, drie floating solar (drijvende) projecten en de al genoemde zeer grote solar carport in Biddinghuizen. Hun gezamenlijke capaciteit, 1.783 MWp, is een factor 4,9 maal het volume bij de 46 grootste pure rooftop projecten (363 MWp). Bij de 100 grootste netgekoppelde PV projecten in Polder PV's belangrijkste spreadsheet vinden we 84 veld-opstellingen, 8 drijvende zonneparken, 1 groot vrijstaand carport project, en slechts 7 projecten op (meestal platte) daken terug.

Bijna 23% volume niet op dak, eind 2021

Als we bij de hierboven uitgebreid besproken categorie klassieke grondgebonden veldopstellingen ook nog de separaat geïnventariseerde netgekoppelde drijvende zonneparken, de vrijstaande carports en vergelijkbare derivaten (incl. 1e aangesloten grotere agri-PV projecten), en opstellingen op geluidswallen e.a. verkeers-infra optellen, komen we eind 2021 voorlopig al op een volume van 3.254 MWp aan niet dakgebonden "veldsystemen sensu lato". Met de nog voorlopige CBS data voor dat jaar, 14.249 MWp accumulatie, zou het aandeel in de verzamelbak veldsystemen sensu lato eind dat jaar al opgelopen kunnen zijn tot 22,8% van het totaal opgestelde volume in Nederland.

In de detail analyse vindt u veel (extra) cijfers, toelichtingen, grafieken, tabellen, en een stel geselecteerde project foto's terug. Volg daarvoor onderstaande link.

Zonneparken in Nederland. Status update 26 april 2022. Cijfers, tabellen, en grafieken

Bron: projecten overzichten Polder PV, vrijwel dagelijks bijgehouden sedert 2015


1 mei 2022: Wederom hoge (geen record) zonnestroom productie in april 2022 bij Polder PV. Na de record productie van zonnestroom in maart dit jaar volgt wederom een voor PV liefhebbers fijne maand. In april zelf scheen de zon redelijk vaak, maar ook de lage omgevingstemperaturen zullen geholpen hebben om het rendement van de kristallijne zonncellen flink op te poetsen, leidend tot een boven-gemiddelde maand productie. De eerste vier maanden van 2022 komen in de meethistorie zelfs uit op de 2e plaats wat opbrengst betreft, na het zeer zonrijke jaar 2003.

Eerst de primaire productie gegevens van ons inmiddels deels 22 jarige PV systeem (netkoppeling 1e vier zonnepanelen: 13 maart 2000) voor de maand april. Let hierbij op dat alle individuele opgaves lager zijn dan de record producties in de voorgaande maand maart (analyse), wat niet vaak gebeurt in de productie historie van opvolgende maanden in de eerste jaarhelft.

De tabel met de producties van de verschillende "sets" zonnepanelen van Polder PV. Links de productie in april 2022, rechts de cumulatieve productie van de eerste vier maanden (januari tm. april 2022). Naast het opgestelde vermogen in Wp wordt de productie per groep in Wattuur (Wh) vermeld, ernaast de belangrijke afgeleide specifieke opbrengst (in kWh/kWp, hetzelfde als Wh/Wp), waarmee de uit verschillende vermogens bestaande deelgroepjes goed vergeleken kunnen worden.

Ook bij de productie in april had de oudste set van 4 93 Wp modules, inmiddels 8.083 dagen productief sedert de netkoppeling in maart 2000, de beste specifieke opbrengst, 118 kWh/kWp, en de langjarig best presterende set met 2 kleine Kyocera modules de "slechtste" prestatie, met 107 kWh/kWp. Mogelijk is er een probleem met een verbinding op het dak, waar ik naar zou moeten kijken. Het kern-systeem van 10 panelen / 1,02 kWp (lichtgroene band) vertoonde voor april een relatief hoge opbrengst van bijna 117 kWh, wat neerkomt op een specifieke opbrengst van ruim 114 kWh/kWp in die maand.

Ook bij de cumulatieve specifieke productie in de eerste vier maanden van het jaar zien we deze verhouding terug. De oudste set (93 Wp) panelen stak daar met 306 kWh/kWp duidelijk boven uit. De Kyocera set deed het, samen met een setje op pal zuid gerichte 108 Wp modules, met ruim 287 kWh/kWp, het minst goed. Het oude kernsysteem van 10 panelen blijft prima presteren, met 298 kWh/kWp in de eerste vier maanden van het jaar.

In deze grafiek alle maandproducties van het kern-systeem van 10 panelen (1,02 kWp) bijeen, met elk kalenderjaar een eigen kleur. Tot oktober 2001 waren er nog maar 4 panelen in het eerste systeem, en de producties daarvan zijn dan ook niet vergelijkbaar met de rest van de datapunten. Oktober 2010 was het hele systeem grotendeels afgekoppeld van het net, vandaar de zeer lage waarde voor die maand. Die wordt dan ook niet meegenomen in de berekening van het langjarige gemiddelde per maand, de dikke zwarte lijn in de grafiek.

Direct valt voor 2022 op dat, na de (zeer) matige producties in januari en februari, de curve als een raket omhoog is gegaan, waarbij er een nieuw, serieus record voor maart is gevestigd. Met, voor dit 1,02 kWp deelsysteem een spectaculaire opbrengst van 120,7 kWh. Dat ligt 14,5% hoger dan het vorige, al oude record van maart in 2003 (105,4 kWh), en zelfs een spectaculaire 43,6% hoger dan het langjarige gemiddelde voor deze maand (84,0 kWh). Genoemde productie is bijna even hoog als de gemiddelde hoogste producties in de zomermaanden ! April deed het ook prima, en kwam bovengemiddeld uit, met ongeveer 117 kWh 2,7% beter dan het langjarige gemiddelde voor die maand (bijna 114 kWh). Er zijn wel zes jaren dat april bij ons nog beter heeft gescoord, waarbij april 2007 absolute recordhouder is, met 141 kWh (ruim 24% boven het huidige langjarige gemiddelde voor april, voor animatie van dat record, zie nieuwsbericht van 1 mei dat jaar).

In deze vergelijkbare grafiek zijn alleen de maandproducties van de laatste vier jaar getoond. Zelfs in zo'n relatief korte periode zijn de verschillen soms groot. Zoals in de maanden mei en juli. Voor april was de variatie in deze korte periode vrij beperkt. De laagste productie in deze vier jaar was ruim 114 kWh voor het 1,02 kWp systeem, in april 2021. April 2020 lag op een niveau van bijna 132 kWh. Wel is opvallend, dat alle vier de april producties de laatste 4 jaar boven het langjarige gemiddelde (sedert maart 2001) liggen. Dat is namelijk tot nog toe iets onder de 114 kWh (zwarte lijn).

In deze grafiek geef ik de cumulatieve opbrengsten per kalenderjaar voor de maanden januari tot en met april. De eerste twee jaren gelden niet voor het gemiddelde of de mediaan, omdat er toen grotendeels nog maar 4 panelen aanwezig waren en de producties dus veel lager dan met tien panelen. Het gemiddelde voor de eerste vier maanden is in de laatste oranje kolom weergegeven en bedraagt (periode 2002-2022) 264,7 kWh voor dit deel-systeem. We zien dat er drie jaren zijn die in de eerste vier maanden hier duidelijk bovenuit steken. 2003 is hier alweer record houder, met 326 kWh. 19 jaar later heeft 2022, mede natuurlijk door de record opbrengst in maart, een zeer respectabele 2e plaats te pakken, met 303 kWh, ruim 14% hoger dan langjarig gemiddeld. Nog voor 2002, wat 294 kWh in de boeken liet bijschrijven. Met, dat moet er bij worden gezegd, de micro-inverters toen nog onder op de panelen, natuurlijk geventileerd, op de vierde verdieping. Sedert 2005 zijn alle micro-inverters naar binnen in huis (begane grond) verkast, en ondervinden ze vooral in de zomer periode last van hittestress, wat hun prestatie in negatieve zin beïnvloedt.

Ook in de grafiek is de mediaan waarde voor de jaren 2002 tm. 2022 weergegeven, in de vorm van de horizontale, magenta streepjeslijn. Deze waarde ligt iets lager dan het gemiddelde, op een niveau van 260,6 kWh.

In deze grafiek zijn de voortschrijdende cumulaties van de energie (stroom) productie van het 1,02 kWp basis-systeem te zien, met elk jaar een eigen kleur. We zien voor het jaar 2022 een zeer matig resultaat voor de cumulaties tm. januari en februari, maar vervolgens knikt de curve scherp omhoog, om eind maart niet ver onder het (zeer hoge) cumulatie resultaat voor het zeer zonnige jaar 2003 uit te komen, op 187 kWh. Met de relatief hoge productie in april blijft het niveau hoog, al neemt de afstand tot het cumulatieve resultaat in record jaar 2003 wat toe (303 kWh tm. april, gemarkeerd door de ovaal). Als de zon veelvuldig blijft schijnen, en er geen "eventualiteiten" optreden, kan 2022 een prima jaar gaan worden voor Polder PV.

Data Anton Boonstra e.a.

Boonstra publiceerde zijn bekende grafieken, met berekeningen gemiddeld per provincie, op 7 mei 2022. Wat de horizontale instraling betreft, was de range voor april 2022 283,9 kWh/m² in Drenthe, tot wel 315,0 kWh/m² in "usual suspect" Zeeland. Gemiddeld over heel Nederland was dat 301,6 kWh/m², wat 6,8% hoger lag dan in april 2021. Boonstra moest van wegens (tijdelijk ?) ontbrekende waarden, voor Wilhelminadorp van 22-25 april data van nabijgelegen Vlissingen nemen, een maand eerder deed hij hetzelfde met (tijdelijk ?) missende waarden voor Twente (aangevuld met data van Hupsel).

De gemiddelde zonnestroom opbrengst in het Nederlandse deel van het PVOutput.org portal (door Boonstra bijgehouden meer dan 1.200 PV installaties) was 109,58 kWh/kWp in april 2022, bijna op hetzelfde niveau met de 110,48 kWh/kWp in april 2021 in dat portal. Flevoland zat gemiddeld het laagst, met 105 kWh/kWp, Zeeland - uiteraard - het hoogst, met 116 kWh/kWp. Mijn provincie Zuid-Holland scoorde aardig, met 113 kWh/kWp. Het 22 jaar oude kern-systeem van Polder PV in Leiden scoorde marginaal hoger.

De eerste vier maanden van 2022 leverde wat de instraling betreft bij het KNMI een gemiddelde op van 301,6 kWh/m², wat 6,8% hoger lag dan die periode in 2021. De extremen kwamen voor bij Drenthe (283,9 kWh/m²), resp. Zeeland (315,0 kWh/m²). Bij de individuele afwijkingen per provincie was dat voor januari tm. april 2021 een positief verschil van 2,2% in Limburg, tot maar liefst 12,7% meer instraling in Noord-Holland, vergeleken met april 2021.

Ook Siderea.nl en Klimaatakkoord hadden nog geen berichten over april, vandaag.

Later bericht van Siderea.nl: "De stroomproductie uit zonnepanelen was in april 2022 circa 15% hoger dan normaal". Voor het bericht van Klimaatakkoord.nl, van 2 mei, over april, zie deze link.

Energieopwek.nl

De brondata voor het Klimaatakkoord zijn wel al bekend, en berekend door de computers van En-Tran-Ce van Martien Visser (energieopwek.nl website). Er werden nieuwe gemiddelde "etmaal vermogens" berekend voor de output van zonnestroom in Nederland van, achtereenvolgens, 2,78 en 2,81 GW (10 en 11 april), 3,23 GW (16 april), en, tot slot, 3,43 GW op 17 april 2022. Dat laatste komt neer op een berekende zonnestroom productie van 3,43 (GW) x 24 (uren) = 82,3 GWh op die 17e april. In de tweede helft van de maand werden weliswaar wel weer af en toe hoge gemiddelde producties gehaald, maar die lagen onder die van de 17e.

Midden op de dag werden de hoogste momentane output pieken voor zonnestroom door energieopwek.nl berekend op 9,2 GW op 11 april, en, voor het eerst in de geschiedenis over de 10 GW, zelfs 10,26 GW op 17 april. Vooral de vrij koele lucht temperaturen zullen deze maand bijgedragen hebben aan deze hoge berekende opbrengsten voor het dominante kristallijne Si PV-bestand in Nederland.

Bronnen:

Meetdata Polder PV sedert maart 2000

KNMI:

april nog niet beschikbaar tijdens publicatie van dit artikel

Wel interessant dit artikel (19 april 2022):

Van weersverwachting naar energieverwachting

Anton Boonstra:

Horizontale instraling 12 provincies in april 2022 (Twitter, 7 mei 2022)

Gemiddelde zonnestroom opbrengst ruim 1.200 PVOutput.org PV installaties in april 2022 (Twitter, 7 mei 2022)

Horizontale instraling 12 provincies in periode januari tm. april 2022 (Twitter, 7 mei 2022)

Record cumulatieve productie jan. tm. april 2022 (NB: vanaf 2016, heeft 2003 niet meegemaakt; Twitter, 1 mei 2022)

Gemiddelde productie in april 2022 (deelsysteem gesitueerd in provincie Groningen; Twitter, 1 mei 2022)

Martien Visser / En-Tran-Ce:

In april 2022 1,7 TWh zonnestroom geproduceerd (18% van de totale NL-se elektriciteits-vraag!; 1 mei 2022)

Week 24-30 april 42% alle NL-se elektriciteit uit hernieuwbare bronnen vlg. IPCC definitie (PV aandeel 18,5%; 1 mei 2022)

Tm eind april 2022 productie uit wind en zon 6,5% van finale energievraag (elektra = deelverzameling van energie; stijging 30% t.o.v. situatie in 2021!; 1 mei 2022)

Weekend 23/24 april voor het eerst meer elektra uit zon en wind dan nationale stroom vraag (plus model situatie april 2025; 26 april 2022)

Mogelijk 3 GW zon en wind output wegens negatieve marktprijzen afgeschakeld (10% van potentiële stroom productie; 26 april 2022)

Record wind + zon 13,6 GW midden op de dag (88% van alle stroomvraag gedekt door wind en zon; ook leuk energie eenheden perikelen draadje ... 22 april 2022)


26 april 2021. Kwartaal update zonnestroom capaciteit Alliander tm. Q1 2022. Forse terugval kwartaalgroei (227 MW), accumulatie nog net onder 5 GW. Het grootste net-bedrijf, Alliander, heeft recent deze maand de toename van de zonnestroom capaciteit in het eerst afgeronde kwartaal van 2022* voor dochterbedrijf Liander gepubliceerd. De groei in het eerste kwartaal is flink terug gevallen, van 327 MW in QIV 2021 naar 227 MW in QI 2022. Dat is 14% minder dan de 265 MW aanwas in QI 2021. Door deze relatief lage toevoeging is de totale accumulatie eind maart bij Alliander net onder 5 GW blijven steken. Er zou 4.961 MW aan capaciteit zijn geaccumuleerd. De verwachting is dat in het volgende kwartaal die 5 GW piketpaal wel gepasseerd zal gaan worden.

Interpretatie problemen blijven

Daarbij blijft de herhaalde waarschuwing staan, dat er eerder al grote interpretatie problemen van de capaciteits-ontwikkelingen bij deze netbeheerder zijn opgetreden. Een excessief nieuw volume voor Q2 2020 is het gevolg van het bijtellen van (extra) capaciteit in de periode Q3 2019 tot en met Q1 2020, in de kwartaal cijfers voor Q2 2020, waardoor de feitelijke data voor die kwartalen tm. Q1 2020 te laag zijn, en die voor Q2 2020 veel te hoog. In Solar Magazine werden 28 oktober 2020 nieuwe cijfers gepubliceerd over de toen kennelijk bijgestelde cijfers. Alliander heeft zelf nog steeds niet, met de huidige update haar officiële historische cijfers bijgewerkt, en blijven de bizarre hoge (kunstmatige) toename in Q2 2020, en de te lage data voor voorliggende kwartalen nog steeds publiek zichtbaar op de website staan. Ik ga voorlopig van hun "publieke data" uit, in de in dit artikel ververste evolutie grafieken, maar voeg nu wel ook de gereviseerde cijfers toe.

Een tweede, hardnekkig probleem betreft de onvergelijkbaarheid van de cijfers voor kleinverbruik en grootverbruik. De eerste geeft de DC generator capaciteit, universeel gebruikt als "opgesteld nominaal zonnestroom vermogen". Het zeer rap belangrijk wordende grootverbruik volume wordt in detail statistieken van de netbeheerder echter weergegeven als AC capaciteit die is gecontracteerd. Dit zal fors ónder het (DC) generator vermogen liggen, maar hoeveel zal per installatie kunnen verschillen. Deze twee "eenheden" optellen kan eigenlijk helemaal niet, geeft gegarandeerd verkeerde cijfers, en grote problemen bij de interpretatie daarvan.

Een derde probleem betreft het jaarvolume voor 2021. Zowel in de grafiek gepubliceerd door Alliander, als in het jaarverslag over 2021, wat 21 februari 2022 werd gepubliceerd, worden eindejaars-volumes van 3.444 MW (EOY 2020) resp. 4.734 MW (EOY 2021) benoemd. Hieruit resulteert impliciet een jaargroei van 1.290 MW (artificiële optelling van onvergelijkbare vermogens achter klein- en grootverbruik aansluitingen). Echter, in een maand eerder gepubliceerd nieuwsbericht over de status van zonnestroom bij deze netbeheerder (17 januari 2022), wordt gewag gemaakt de volgende formulering: "De nieuwe panelen [in 2021] hebben samen een capaciteit van 1.169 megawatt (MW)". Dit is een nogal curieus verschil met de eerder genoemde data. De slechts een maand later gepubliceerde jaarverslag data zijn al 10,4% hoger. Onduidelijk is, of dit een correctie betreft, of dat er andersoortige data worden verstrekt in de verschillende publicaties.

Wij blijven in de huidige analyse echter wederom "dom" uitgaan van de data zoals die nu zijn weergegeven in de meest recente update in het officiële data portal van Liander. Dat betekent dus ook, dat de al genoemde hoge toevoeging in Q2 2020 voorlopig nog steeds "blijft staan in de publiek zichtbare cijfers". Wel heb ik nu ook de officiële correcties van de eindejaars-volumes en daar uit volgende jaargroei cijfers (zie analyse 29 oktober 2021) toegevoegd in de ververste grafieken. Het huidige artikel voegt de resultaten van Q4 2021 en Q1 2022 toe aan de eerdere updates tm. Q3 2021.

NB: KVB = kleinverbruik aansluitingen tm. 3x 80 ampère; GVB = grootverbruik aansluitingen, > 3x 80 A.

* Naar aanleiding van een vraag van Polder PV in een vorig bericht, is de omschrijving van de gepubliceerde cumulatie grafiek door Alliander aangepast. Deze luidt nu officieel: "Dit is een optelsom van kleinverbruik (vermogen van de zonnepanelen) en het gecontracteerde vermogen grootverbruik (het vermogen van de omvormer)."


Introductie

Alliander kwam pas relatief laat in april weer met een bijgewerkte accumulatie grafiek van de cijfers van het in hun netgebied opgestelde volume aan PV capaciteit, met de geaccumuleerde vermogens in MW aan het eind van elk kwartaal, en per deelregio. Ook nu weer heb ik alle historische cijfers volledig nagelopen. Deze bleken niet te zijn gewijzigd. De resultaten voor Q4 2021 en voor Q1 2022 zijn inmiddels toegevoegd aan de grafieken van Polder PV. De categorie "Overig" (waarschijnlijk capaciteit in grensregio die nog niet goed toegewezen kan worden) is ook gehandhaafd. Ik geef hier de "officiële" publiek bekend gemaakte cijfers van de netbeheerder weer, met daarbij uiteraard enkele kanttekeningen.

In bovenstaande grafiek de totale accumulatie van PV capaciteit bij Alliander aan het eind van elk kwartaal, met hierbij nieuw opgenomen de meest recente cijfers voor Q4 2021 en Q1 2022, in MW (rechter Y-as, oranje kolommen). Zoals al enige tijd bekend geworden zijn de cumulaties bij Liander kunstmatige optellingen van DC generator vermogen voor kleinverbruik (KVB), plus de gecontracteerde AC capaciteit van de grotere projecten die schuil gaan achter grootverbruik aansluitingen (GVB). Dat levert geen zuiver beeld op, en kan tot grote misinterpretaties leiden bij dergelijke statistieken. Maar we hebben het er mee te doen, zo lang niet duidelijk is, wat het daadwerkelijk geïnstalleerde DC generator vermogen bij de GVB projecten blijkt te zijn.

In de grafiek is met een blauw gestreepte curve de toename van de groei van kwartaal tot kwartaal weergegeven, in procent t.o.v. het volume aan het eind van het voorgaande kwartaal (linker Y-as). De laatste jaren schommelt de aanwas t.o.v. de eindstand van het voorgaande kwartaal tussen de 5 en 17%. In de laatste twee kwartalen viel deze groei terug, van 7% naar nog maar 5% in Q1 2022 t.o.v. de aanwas in Q4 2021. De hoge piek van 26% in Q2 2020 is volstrekt artificieel vanwege de "inhaalslag" die kennelijk met eerder opgeleverde capaciteit in die rapportage is gemaakt. Alliander formuleert dat sinds enige tijd ook officieel in een bijschrift bij hun oorspronkelijke grafiek:

"De grafiek toont een forse stijging in het tweede kwartaal van 2020. Oorzaak is een correctie in de brondata, waardoor de stijging in de periode van kwartaal 3 in 2019 tot en met kwartaal 2 in 2020 is opgenomen in de toename bij kwartaal 2 in 2020".

Vandaar dat ik de betreffende kolom voor Q2 2020 heb gearceerd, deze bevat volume wat reeds in voorgaande kwartalen is opgeleverd, zelfs uit de tweede jaarhelft van het voorgaande jaar. Ook die eerdere kolommen geven dus niet de "realiteit" weer. De volumes voor de tweede jaarhelft van 2019 zullen hier dus "ondergewaardeerd" zijn, en die voor de eerste jaarhelft 2020 "overgewaardeerd". Liander heeft in haar officiële grafiek deze kunstmatige verdeling nog steeds niet gecorrigeerd, maar eerder wel informeel (zie SM artikel van 18 oktober 2020). Het "officiële", publiek zichtbare eindcijfer voor 2019 is nog steeds 2.229 MW. De optelling van de kleinverbruik cijfers in gecorrigeerde data gepubliceerd door Solar Magazine (1.481 MWp) plus ditto de gecontracteerde AC capaciteit bij GVB (987 MW) gaf destijds al een (kunstmatig) resultaat van 2.468 "megawatt", maar liefst 11% hoger. Maar mijn recente detail analyse van 29 oktober 2021 komt, met wederom licht aangepaste data van Liander, voor eind 2019 alweer op 2.477 MW accumulatie, nog iets hoger dus. Voor eind 2020 volgde in die update ook een licht aangepast EOY resultaat, 3.521 MW. Deze bijgestelde eindejaars-volumes heb ik in bovenstaande grafiek weergegeven met twee donker rode korte lijnstukjes boven het betreffende vierde kwartaal van die jaren.

Na een opvallende tempo verhoging in het tweede kwartaal van 2021 (397 MW nieuw) is de toename weer een stuk verminderd in Q3, met 301 MW. In het vierde kwartaal nam dat weer wat toe, naar een aanwas van 327 MW. Maar het eerste kwartaal van 2022 liet weer een forse terugval zien, met 227 MW groei 31% minder dan in het voorgaande kwartaal.

Naar >5 GW opgestelde capaciteit

Het eerste, nog niet officieel gereviseerde EOY cijfer voor 2021 is 4.734 MW. De verwachting is, dat ook dat cijfer nog achteraf zal worden bijgesteld. Eind Q1 2022 stond er in ieder geval alweer 4.961 MW geaccumuleerde capaciteit. Zelfs bij een zeer matige groei is de verwachting, dat Liander in haar netgebied medio dit jaar al minimaal 5 GW geaccumuleerde PV capaciteit zal hebben staan (groene streepjeslijn). Vanwege de gebruikelijke forse onderdimensionering van AC vermogen t.o.v. finaal generator vermogen in het grootverbruik (GVB) segment, en het feit dat daar de laatste 2 jaar al veel meer aan AC capaciteit bijkwam dan DC generator vermogen in het KVB segment, zal er medio 2022 waarschijnlijk al meer dan 5,5 GWp aan PV capaciteit aanwezig kunnen zijn in Liander's netgebied.

Accumulatie PV capaciteit Alliander netgebied, per regio - evolutie in de loop van de tijd

In deze tweede grafiek ziet u de uitsplitsing per regio, in MW opgesteld vermogen (optelling ongelijkvormige KVB DC generator vermogens en gecontracteerde AC capaciteit bij GVB !) aan het eind van elk kwartaal, vanaf Q1 2011, inclusief af en toe doorgevoerde historische correcties. De resultaten voor Q4 2021 en Q1 2022 zijn rechts toegevoegd.

Gelderland brak al in Q2 2020 door de "magische" grens van 1 GW opgesteld vermogen heen, had eind dat jaar 1.248 MW, eind 2021 1.808 MW, en zal, bij de huidige - vertraagde - groei, medio 2022 zeer waarschijnlijk al de 2e GW overschreden hebben.

Hierbij zal ze echter Enexis provincie Noord-Brabant vér voor zich moeten blijven dulden, wat inmiddels waarschijnlijk nog veel verder zal zijn uitgelopen. Deze zuidelijke provincie had medio 2021 zelfs al 2.239 MWp aan PV capaciteit staan, volgens de meest recente update van het CBS (10 dec. 2021). Dat was toen al 45% meer geaccumuleerd volume dan in de grootste Liander provincie Gelderland (1.548 MWp). Als de groei in het eerste half jaar van 2021, 375 MWp voor Noord-Brabant, representatief zou zijn voor de tweede jaarhelft, zou deze provincie eind dat jaar al zo'n 2,6 GWp aan PV capaciteit kunnen hebben geaccumuleerd. Waarschijnlijk zelfs al meer, omdat in recente jaren gebleken is dat het CBS altijd oudere jaarvolumes - soms zeer fors - opwaardeert in latere publicaties. Gelderland zou, met de nu bekende CBS cijfers, eind 2021 wellicht nog maar minimaal 1,8 GWp kunnen hebben geaccumuleerd. Maar dat zal zeker ook bij het nationale statistiek instituut meer gaan worden. De Liander data geven nu namelijk nog "maar" 1.808 MW (mix AC / DC capaciteit) voor eind 2021. Het daar uit af te leiden totale generator vermogen is beslist al veel groter, vanwege de forse onderdimensionering van het omvormer vermogen bij installaties achter GVB aansluitingen.

In de grafiek heb ik ook de evolutie van de kwartaal accumulatie cijfers voor Noord-Holland inclusief Amsterdam laten zien, omdat die niet als zodanig in het oorspronkelijke Alliander diagram wordt getoond. Deze provincie heeft aan het eind van Q1 2022 1.378 megawatt aan PV vermogen staan, 58 MW meer dan eind 2021. Zonder de hoofdstad, heeft de provincie 1.216 MW geaccumuleerd in het eerste kwartaal van 2022. Zie voor Noord-Holland verder ook een vorige update voor een korte bespreking van de "casus Heemstede", die formeel toebehoort aan het verzorgingsgebied van de collegae van netbeheerder Stedin.

Alle provincies, op Friesland na, laten het eerste kwartaal dit jaar een stabilisatie of een lichte terugval van het groei tempo zien in deze grafiek. Friesland lijkt de enige "regio" waar de groei snelheid iets is toegenomen, echter wel na een terugval in het laatste kwartaal vorig jaar. Afhankelijk van de ontwikkelingen dit jaar, zou deze provincie eind 2022 richting de 1e Gigawatt aan opgesteld PV vermogen kunnen evolueren. Daarbij zal de uitbouw van het - helaas historisch bezien vrij dun uitgelegde - distributienet in die grote provincie, met een uitgestrekt, dominant landelijk gebied, een van de grootste bottlenecks blijven (zie flink rood gekleurd status overzicht voor netinvoeding bij Liander). Om alle problemen op haar distributienet zo goed mogelijk te "tackelen", heeft de netbeheerder het grootste investerings-pakket ooit opgetuigd, goed voor 3,5 miljard Euro tm. 2024.

Flevoland, altijd zeer actief met wind- en zonnestroom, maar naar verhouding vrij klein, heeft eind maart volgens Liander ruim een halve GW (502 MW) geaccumuleerd. De plotselinge toename van de capaciteit in Q2 2021 kan niet helemaal goed verklaard worden met - bijvoorbeeld - een flinke toename van in dat kwartaal opgeleverde zonneparken. De drie grote exemplaren opgeleverd in dat jaar hebben een gezamenlijk vermogen van 62 MWp, en zouden zelfs veel minder bijgedragen hebben omdat hun veel lagere AC capaciteit in deze grafiek is opgenomen (bij 30% onderdimensionering dus zo'n 43 MW). De "sprong" in de grafiek is echter al een stuk groter, 73 MW.

Mijn eigen regio, Zuid-Holland "noord", het kleinere deel van de meest dicht bevolkte provincie van Nederland, heeft inmiddels weer een bescheiden 15 MW toegevoegd sedert eind vorig jaar, en vertoont daarmee een gelijkmatige groei. De belangrijkste gemeentes zijn hier Alphen aan den Rijn (waar aan de zuidzijde structurele netproblemen zijn ontstaan in het poldergebied rond Hazerswoude / Boskoop), Leiden, en de Bollenstreek incl. Katwijk en Noordwijk. De accumulatie is eind Q1 dit jaar op 312 MW uitgekomen. Medio 2021 lag dat op 266 MW. Aangezien volgens het CBS medio 2021 in geheel Zuid-Holland ruim 1.242 MWp PV generator vermogen stond opgesteld is, zelfs bij aanname van onderdimensionering van het AC vermogen bij de GVB projecten, het aandeel van genoemd noordelijke deel van Zuid-Holland slechts in de orde van 20% van het totale opgestelde vermogen in de hele provincie. De grote volumes bevinden zich in de contreien van de havenstad Rotterdam (incl. Botlek, Maasvlakte), en, in de vorm van enkele grote zonneparken, op Goeree-Overflakkee. Die grote hoeveelheden zonnestroom capaciteit bevinden zich in het netgebied van collega netbeheerder Stedin.

De in Noord-Holland gelegen hoofdstad Amsterdam passeerde in Q3 2020 de 100 MW piketpaal, had eind 2020 124 MW, en eind 2021 161 MW. Daar is in het 1e kwartaal slechts een schamele 1 MW aan toegevoegd, waarmee de hoofdstad even pas op de plaats heeft gemaakt volgens de Liander data (cumulatie 162 MW). In de update van eind 2020 had ik het over de discrepantie tussen de Liander en de CBS cijfers omtrent de hoofdstad, wat mogelijk slechts deels te verklaren is vanwege de onvergelijkbare cijfers (CBS: generator vermogen; Liander: mix van AC en DC capaciteit).

De relatief steil lopende lijnstukken die Q1 en Q2 2020 met elkaar verbinden in de grafiek, en die gestippeld zijn weergegeven, moeten we bij de vergelijkingen buiten beschouwing houden, vanwege de bijschrijving van ook "oude volumes" in de Q2 2020 rapportage. Dat traject is dus niet representatief in het geheel.

Tot slot, heb ik de "categorie overig" weer meegenomen, die afgezien van het opvallende piekje in Q4 2017, slechts marginale volumes bevat (13 MW eind Q1 2022).

Eindejaars-accumulatie 2020: CBS versus Alliander per provincie en voor de hoofdstad

Zie detail bespreking van de discrepanties tussen de Alliander en de CBS cijfers in de update van juli 2021 !

Evolutie van nieuwe kwartaal volumes bij Alliander

In deze grafiek laat ik de nieuwe aanwas cijfers per kwartaal bij Alliander zien, zoals berekend uit de door hen publiekelijk getoonde accumulatie cijfers van de PV capaciteit aan het eind van elk kwartaal. De extreme piek in Q2 2020 (606 MW "nieuw" vermogen) wordt veroorzaakt door de al gememoreerde bijschrijving van ook oude volumes uit de twee laatste kwartalen van 2019, en de eerste 2 kwartalen van 2020, in die "rapportage". Het is dan ook niet vreemd, dat die drie kwartalen (Q3 2019 tm. Q1 2020) relatief lage groeicijfers laten zien t.o.v. de voorgaande drie kwartalen. De getoonde "dip" is dus kunstmatig, de kolommen horen in werkelijkheid hoger te zijn (en die van Q2 2002 natuurlijk veel lager). Derhalve, heb ik de kolommen voor Q3 2019 tm. Q2 2020 gearceerd, omdat ze niet de correcte volumes weergeven. Maar zo staan deze - afgeleide - volumes nog steeds, na al die tijd, op de publieke website van Alliander.

Wat ook opvalt, is de hoge kwartaalgroei van Q3 2020, 245 MW, die gezien bovenstaande echter nog niet goed vergeleken kan worden met het in de grafiek nog capaciteit missende Q3 2019 ("146 MW"), maar wel met het waarschijnlijk correcte cijfer voor Q3 2018. Dat ligt met 114 MW op minder dan de helft van de aanwas in Q3 2020, wat tale-telling is voor de vastgestelde groei in dat kwartaal. Het enige eerdere kwartaal waarvan het huidige groeicijfer betrouwbaar lijkt, en wat enigszins in de buurt komt van Q3 2020, is Q2 2019, met 230 MW.

Q4 2020, 222 MW groei opleverend, is ook niet goed vergelijkbaar met het waarschijnlijk nog bij te stellen volume van 144 MW in Q4 2019, maar wel met de 187 MW in Q4 2018. Dat ligt dus ook een stuk hoger dan het niveau van dat kwartaal, 19%. Ondanks de gevolgen van de Corona pandemie, is het niveau in het laatste kwartaal van dat jaar, dus nog beslist "op orde" geweest bij de grootste netbeheerder van Nederland.

Het eerste kwartaal van 2021 laat zich uiteraard ook weer slecht vergelijken met het artificieel "lage" volume in die periode in 2020 (142 MW), maar wel met Q1 2019 (205 MW). Het niveau in Q1 2021 is 60 MW hoger, een toename van 29%. Ook het tweede kwartaal van het huidige jaar is natuurlijk niet met Q2 2020 te vergelijken, omdat toen grote volumes uit eerdere periodes extra werden toegevoegd (totaal bijschrijving in dat kwartaal 606 MW). We hebben eerder gezien dat een deel van de data voor Q2 2021 opwaarts is bijgesteld, waardoor nu i.p.v. de eerder gemelde 316 MW, een "record" groei is vastgesteld van zelfs 397 MW. Dat laat zich het best vergelijken met de 230 MW in Q2 2019, en is t.o.v. dat volume dus zelfs al 73% meer. Een zeer forse toename, dus, in 2 jaar tijd.

Q3 2021 is, met een groei van 301 MW vergelijkbaar met de 245 MW in Q3 2020, en is daarbij 23% hoger geweest. Het volume van 146 MW in Q3 2019 was artificieel "te laag", en dus niet geschikt voor een goede vergelijking. In Q4 2021 werd de historisch 2e hoogste kwartaalgroei in de grafiek bereikt, 327 MW. Dat is ruim 47% hoger dan de toevoeging van 222 MW in Q4 2020.

Sterk contrasterend daarmee, viel de aanwas in het eerste kwartaal van 2022 tegen. 227 MW i.p.v. de 269 MW in Q1 2021, een teleurstellende 16% minder. Het wordt dus spannend of de komende kwartalen hier het nodige op kunnen goedmaken. De actueel beschikbare netcapaciteit zal daarbij voorlopig nog wel een tijd een van de dominante factoren blijven. Daarnaast spelen voldoende gekwalificeerd personeel, de hogere grondstof en energie kosten, en de stikstof uitstoot problematiek in de bouwfase (met name voor zonneparken) een rol bij het te behalen uitbouw tempo. Zeker voor SDE projecten zijn de smalle tijdvensters waarin gerealiseerd kan worden een extra kopzorg geworden. De hierdoor veroorzaakte uitval voor SDE 2020 ronde I beschikkingen was ronduit dramatisch (analyse Polder PV, 14 april 2022).

Kwartaal gemiddeldes

In de grafiek heb ik met gekleurde stippellijnen ook verschillende gemiddeldes uitgezet voor diverse periodes, weergegeven in de legenda. De gemiddelde kwartaal groei in de periode 2013 tm. Q4 2021 (zwarte stippellijn) is 132 MW geweest, inclusief de artificiële verdeling in de periode Q3 2019 - Q2 2020.

Kijken we alleen naar de recente periode met hoge groei, 2018 tm. Q4 2021, ligt het gemiddelde op 239 MW groei per kwartaal (rode stippellijn). Bekijken we alleen de laatste vier jaargangen, zien we een stapsgewijze progressie: gemiddeld 153 MW per kwartaal in 2018 (magenta stippellijn), 181 MW per kwartaal in 2019 (groene stippellijn, vermoedelijk te laag ivm volume wat pas in Q2 2020 is bijgeschreven). 304 MW in 2020, wat echter niet representatief is gezien de vreemde administratieve bijschrijving in Q2 2020, deels ook nog volume uit 2019 bevattend (grijze stippellijn), en, tot slot, 2021, wat alweer een gemiddelde van 323 MW per kwartaal liet zien (lichtbruine stippellijn). Wat al ruim het dubbele is van het gemiddelde kwartaal volume in 2018 (vier kwartalen). Het eerste kwartaal van 2022 blijft helaas nog ver onder dat gemiddelde van vorig jaar.

Jaargroei volumes zonnestroom capaciteit bij Alliander volgens Q1 update en revisies

Uit de accumulatie data in de publiek toegankelijke grafiek van Alliander zijn ook de jaarlijkse groei cijfers te bepalen. Zoals te doen gebruikelijk, heb ik deze weer laten zien als stapel kolommen met de belangrijkste contribuerende regio in 2021-2022 (Gelderland) onderop, en de categorie "overige" - in theorie althans - bovenaan (bijna niet zichtbaar). Uitzondering daar weer op vormt de jaargroei in 2018, die een negatieve groei van laatstgenoemde categorie liet zien (onderaan de X-as zichtbaar). Een gevolg van het vreemde verloop van de accumulatie cijfers van die "rest" categorie (piek eind 2017, daarna weer sterke afname, zie tweede grafiek in dit artikel).

Voor het "anomalie jaar 2020" zijn de kolomsegmenten gearceerd weergegeven, omdat hierin door Liander (nog steeds) niet de werkelijke, uitsluitend aan dat jaar toe te delen groeivolumes zijn opgenomen, maar ook van 2 eerdere kwartalen in 2019. Zie de toelichting in het roodomlijnde kader. De dubbele rode pijl geeft weer, dat er volume "verschoven" dient te worden, van 2020 naar 2019. Het resultaat volgt uit de detail analyse van 29 oktober 2021, waaruit de werkelijk gerealiseerde eindejaars-cijfers voor die jaren konden worden gereconstrueerd, en die als bruin-rode horizontale lijntjes in de grafiek zijn opgenomen, voor de jaargroei volumes in 2018 tm. 2021. Zoals te verwachten was, liggen die werkelijke jaarlijkse aanwas cijfers tussen de "extremen" van de eerder gepubliceerde cijfers in. 2019 vertoonde niet een lage groei van 725 MW, maar 877 MW, 21% meer. 2020 daarentegen, had geen extreme aanwas van 1.215 MW, maar een veel lagere groei van 1.044 MW, 14% mínder. Maar nog steeds wel een gezonde 19% groei meer dan het gereviseerde jaarvolume in 2019.

De in de vorige update voorspelde "mogelijke" jaargroei van 1.284 MW in 2021 is met de nu bekende gegevens van Liander daadwerkelijk (ruim) gehaald, met de getoonde 1.290 MW. Gezien de statistiek historie zal dat echter nog steeds geen vaste waarde zijn, deze kan zeker nog aangepast gaan worden. Ook bij Liander verloopt het verwerken van grote hoeveelheden installatie data niet zo rap als we zouden willen, en het kan dus beslist zo zijn, dat er nog het nodige volume uit 2021 nog niet aanwezig is in de actuele installatie cijfers bij deze netbeheerder. Het belangrijkste is natuurlijk dat de eventueel "na-ijlende" registraties zorgvuldig worden verwerkt, en dat ze uiteindelijk de werkelijke status zullen tonen bij deze netbeheerder. Over eventuele aanpassingen van het jaarcijfer voor 2021 zullen we pas "later" iets gaan vernemen. Dit kan beslist een tijd gaan duren, wat te zien is aan de correctie voor 2018, die alweer een iets opwaarts bijgesteld volume laat zien t.o.v. oudere cijfers (toename 635 i.p.v. 613 MW).

Curiosa voor de liefhebber

Ook in deze grafiek opgenomen is het hoogst curieuze jaargroei cijfer voor 2021 wat nota bene door de netbeheerder zelf werd geventileerd in hun "zonnestroom" persbericht van 17 januari 2022. Daarin werd namelijk "1.169 MW" groei voor 2021 genoemd, wat niet strookt met de nu bekende cijfers in hun eigen databank (zie blauwe horizontale streepjeslijn in de grafiek). Onduidelijk is, waar dat merkwaardige getal vandaan is gekomen. Het kan beslist niet de (DC) generator capaciteit zijn, want de 1.290 MW volgend uit de eindejaars-cijfers in hun data betreft, zoals eerder reeds benadrukt, een mix van DC generator capaciteit voor kleinverbruik, en AC aansluitvermogen van de omvormers bij de installaties achter GVB aansluitingen. Omdat de laatste altijd zijn ondergedimensioneerd t.o.v. de generator capaciteit, is het werkelijke aangesloten nominale PV vermogen bij Liander, beslist véél hoger dan genoemde 1.290 MW. Wat het verschil met het vreemde nieuwe cijfer in het persbericht alleen maar nóg groter maakt ...

Gelderland blijft de dominante provincie in Liander netgebied. Ze heeft in 2021 een voorlopig aandeel van 560 MW, ruim 43% van het totale jaargroei volume. In de hoofdstad Amsterdam werd, met 37 MW, 2,9% van het jaargroei volume behaald.

2022 - QI

Helemaal achteraan staat het natuurlijk nog zeer incomplete stapeltje voor 2022 weergegeven, in de vorm van de aanwas in het eerste kwartaal. Omdat het nog maar - puur theoretisch bezien - een kwart van het totale jaarvolume zou kunnen zijn, is deze kolom gestippeld weergegeven, er komt nog heel veel volume bij. Het aandeel van Gelderland blijft daar uiteraard het hoogst, maar ligt op een iets lager niveau, 41% van het nieuwe kwartaal volume.

Voor een uitgebreide beschouwing van het separate Alliander nieuwsbericht van 29 oktober 2021, over de status van diverse (zonnestroom) cijfers m.b.t. de energietransitie, zie mijn bespreking in de analyse van de data tm. Q3 2021.

Bron:

Onze actuele prestaties. Ontwikkeling energietransitie (website Alliander, status 25 april 2022)

Voor eerdere gedetailleerde besprekingen van de PV statistieken bij Liander, zie paragraaf bronnen in de analyse van de status van oktober 2021


14 april 2022: Jantje huilt, Jantje lacht. "Officiële" stand van zaken realisaties SDE regelingen voor zonne-energie (RVO, 1 april 2022) - massa "slachting" onder laatste SDE "+" regeling SDE 2020 I, maar ook: 790 MWp nieuwe realisaties onder alle SDE regelingen.

Op de website van RVO verscheen, wederom vrij snel na de vorige update (status 1 januari 2022, gepubliceerd begin februari dit jaar), een laatste status overzicht voor de SDE regelingen, met peildatum 1 april 2022, met alle overgebleven beschikkingen tot en met SDE 2020 II. In de huidige analyse wordt het omvangrijke hoofdstuk zonnestroom weer in detail uitgediept. De resultaten kunnen samengevat worden met een traan en een lach (in die volgorde). De laatste SDE "+" regeling, SDE 2020 I, verloor namelijk sedert de voorlaatste update een record, catastrofale hoeveelheid van 2.970 beschikkingen, resp. 1.071 MWp aan oorspronkelijk toegekend zonnestroom vermogen. Dit is een historisch unicum, en tegelijkertijd, een dieptepunt, voor alle SDE regelingen.

Daarnaast is er inmiddels, met een ook weer verder toegenomen realisatie tempo, in totaal 7.835 MWp aan beschikt PV volume gerealiseerd. Dat beschikte vermogen is verdeeld over inmiddels 27.411 gerealiseerde aanvragen, die niet gelijk gesteld mogen worden aan "projecten" i.v.m. de mogelijkheid van meerdere beschikkingen per project. Dit is in de huidige officiële update gepaard gegaan met weer een zeer forse toevoeging van 790 MWp, de 2e hoogste toename in de historie sedert het record in de update van 4 januari 2021. Deze groei ging gepaard met een toename van, netto, 960 opgeleverde beschikkingen, sedert de vorige versie van 1 januari 2022. Deze toevoegingen zijn een stuk hoger dan de al flink toegenomen 608 MWp nieuw volume (verdeeld over 851 nieuw gerealiseerde beschikkingen) gerapporteerd in de vorige kwartaal rapportage. De voorjaars-ronde van SDE 2017, al lang kampioen bij de uitvoering, is gestabiliseerd op 1.454 MWp aan beschikte realisaties. Ook binnen de SDE 2018 II en SDE 2017 II regelingen is al een tijdje meer dan 1 GWp aan beschikte capaciteit gerealiseerd, deze zijn duidelijk verder gegroeid bij de realisaties. Relateren we de nieuwe volumes aan het opgeleverde (beschikte) vermogen per dag, hebben we in deze update zelfs een nieuw record te pakken, van gemiddeld 8,8 MWp per dag.

De verliezen van talloze eerder beschikte projecten blijven als gebruikelijk aanhouden, en zijn zoals gezegd catastrofaal verlopen voor de SDE 2020 I ronde. T.o.v. de status van 1 januari dit jaar is er in totaal een record volume van maar liefst 1.624 MWp (!) aan oorspronkelijk beschikte capaciteit verloren gegaan, verdeeld over een eveneens record hoeveelheid van maar liefst 4.062 (!) subsidie toekenningen. SDE 2020 I had, by far, het grootste aandeel in het totale verlies, 1.071 MWp verdeeld over 2.970 verloren gegane beschikkingen. Voor alleen de SDE "+" regelingen is, mede door het enorme verlies onder SDE 2020 I, reeds 34% van het oorspronkelijk toegekende vermogen verloren gegaan. In totaal is er bij alle ooit toegekende SDE beschikkingen (SDE, SDE "+", en de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020 II) een enorm volume van ruim 6,5 GWp aan beschikte PV capaciteit, verdeeld over ruim 22,3 duizend oorspronkelijke beschikkingen verdwenen. Hiermee heeft de PV sector reeds een maximale marktwaarde aan subsidies van bijna 6,7 miljard Euro laten verdampen sedert de start van de eerste SDE regeling.

Met deze update resteert, tot en met de SDE 2020 II regeling, de eerste officiële SDE "++" ronde, een nog in te vullen, beschikt volume van bijna 8,5 GWp, verdeeld over nog maar 6.372 overgebleven PV project beschikkingen in dit omvangrijke dossier. Dat is uiteraard nog exclusief het nog niet bekende volume uit SDE "++" 2021. Dit artikel behandelt de actuele status update volgens de recentste cijfers gepubliceerd door RVO.


Dit artikel behandelt in ieder geval de status update voor zonnestroom en, kort, thermische zonne-energie, gedateerd 1 april 2022. Een analyse van uitgebreide updates over de laatste 5 jaar vindt u onder de volgende publicatie data op Polder PV: 11 februari 2022, 10 december 2021, 4 augustus 2021, 8 april 2021, 22 januari 2021, 29 oktober 2020, 21 juli 2020, 9 april 2020, 15 januari 2020, 30 december 2019, 19 augustus 2019, 16 mei 2019, 18 februari 2019, 13 december 2018, 12 juli 2018, 19 april 2018, 13 februari 2018, en voor 2017 onder 18 november, 4 september, 31 augustus, en 31 mei 2017.

In deze meest recente update is bij de opgeleverde capaciteit, als "officieel" SDE beschikt zonnestroom volume opgegeven door RVO een volume van 7.834,5 MWp, dus al ruim 7,8 GWp (voor peildatum 1 januari 2022 was dat nog 7.044,6 MWp), verdeeld over 27.411 project beschikkingen. In het overzicht van 1 januari jl. lag dat laatste nog op een volume van 26.451 gerealiseerde toekenningen. Van de oudste regelingen staan er nog steeds 2 (SDE 2015), 3 (SDE 2016 I), resp. 13 (SDE 2016 II) beschikkingen open. De laatste beschikking voor SDE 2014 is nu eindelijk, 8 jaar na dato, formeel ingevuld. Die voor die tijd voor zonnestroom opmerkelijk succesvolle regeling kunnen we dus eindelijk als "officieel afgesloten" beschouwen wat de realisaties van de toegekende beschikkingen betreft.

De SDE 2017 I regeling had al sinds lange tijd het stokje van SDE 2014 (realisatie definitief, 575,3 MWp) overgenomen m.b.t. de door RVO bestempelde gerealiseerde capaciteit, en was de eerste SDE regeling ooit, waarvoor de invulling meer dan 1 GWp was. Dat is marginaal toegenomen naar 1.453,9 MWp, een factor 2,5 maal zo veel capaciteit (volgens de beschikkingen), dan onder de nu "afgesloten" SDE 2014. De najaars-regeling van SDE 2017 werd in de april 2021 update, de tweede historische SDE regeling met meer dan 1 GWp "beschikt opgeleverd". Deze staat momenteel op 1.201,4 MWp. In de update met peildatum 1 juli 2021 diende de derde SDE regeling zich aan met ruim 1 GWp aan realisaties volgens de beschikte capaciteit, SDE 2018 II. Deze is inmiddels zelfs fors verder uitgelopen op SDE 2017 II, en staat op de 2e plaats met 1.361,3 MWp. Met nog 569 MWp aan overbljvende beschikte capaciteit, zou het in theorie mogelijk moeten zijn, dat SDE 2018 II uiteindelijk SDE 2017 I gaat voorbijstreven bij de realisatie. 3 recentere SDE regelingen zijn, wat beschikte gerealiseerde volumes betreft, de SDE 2014 ook al lang voorbij. SDE 2018 I met inmiddels 763 MWp, SDE 2019 I, met 722 MWp, en SDE 2016 II, met 585 MWp.

Ook op het vlak van opgeleverde aantallen beschikkingen is SDE 2017 I weer verder uitgelopen op SDE 2014, met 2.736 t.o.v. (finaal) 2.144 exemplaren. Er staan nog 39 beschikkingen voor SDE 2017 I open, dus het verschil kan nog iets oplopen. Ook SDE 2018 II en SDE 2017 II zijn op dat punt de SDE 2014 voorbij gestreefd, inmiddels 2.276, resp. 2.189 stuks.

Er is, tm. de hier besproken RVO update, die alle resterende beschikkingen omvat inclusief de in een vorige versie toegevoegde SDE 2020 II, in totaal al een historisch volume van bijna 6,5 GWp, 6.458 MWp, aan beschikte SDE capaciteit, verdeeld over 22.336 beschikkingen, voor zonnestroom verloren gegaan (!) om diverse redenen. Hier wordt verderop in dit artikel dieper op ingegaan. Daarnaast staan er nog 6.372 SDE subsidie beschikkingen voor zonnestroom projecten open, vanaf de 2 overgebleven exemplaren voor SDE 2015 tm. de slechts 1.777 overgebleven exemplaren voor "grote verliezer" SDE 2020 I (SDE "+"), resp. de 3.381 resterende beschikkingen voor SDE 2020 II (SDE "++"), met een gezamenlijke, beschikte capaciteit van 8.461 MWp.

Hierbij zitten uiteraard nog niet de volumes voor de tweede SDE "++" regeling, de extréém overtekende SDE 2021, omdat RVO nog steeds bezig is met het uitvlooien van die grote berg aanvragen. Binnen die regeling werd wederom een hoog volume aan zonnestroom projecten aangevraagd, 4.132 MWp. Maar gezien de enorme overschrijving (12 miljard Euro gevraagd bij 5 miljard Euro subsidie plafond), zal daar nog heel erg veel van afvallen.

Gelieve voornoemde artikelen te raadplegen voor achtergronden van de getoonde data. In het huidige artikel presenteer ik zoveel mogelijk de harde, actuele, "officiële" cijfers, mijn commentaar, en interpretaties. En geef ik ook weer updates van twee grafieken met de aanzienlijke verschillen tussen de oorspronkelijke en de overgebleven beschikkingen.



Update van de grafiek gepresenteerd voor de status van 1 januari 2022, met de nieuwe cijfers voor 1 april 2022 toegevoegd (laatste kolom achteraan). Ik heb voor het huidige overzicht wederom de fysieke optelling genomen van de beschikte volumes (!) van alle gerealiseerde projecten in de recent gepubliceerde spreadsheet van RVO. Bovenaan de kolommen zijn de volumes aan gerealiseerde PV beschikkingen vanaf de SDE 2017 najaars-ronde het meest significant gegroeid, waarbij t.o.v. de voorlaatste update wederom een duidelijke tempo versnelling is te zien. De wijzigingen t.o.v. de vorige update zijn als volgt.

Tot en met SDE 2016 II is er, op marginale correcties van eerder aantallen beschikkingen en capaciteiten (SDE 2008, SDE 2009, SDE 2011, SDE 2013, en capaciteit bij SDE 2016 II) na, weinig gewijzigd. SDE 2014 vulde haar laatste nog openstaande beschikking in (toevoeging slechts 60 kWp in beschikking), en kan als "officieel afgesloten" worden beschouwd op dat punt. Voor kort commentaar over die laatste beschikking, zie de update van 1 januari 2022. SDE 2016 II kreeg er 1 realisatie bij, met echter gelijktijdig een netto afname van 355 kWp, waarschijnlijk door de laatste jaren gebruikelijke neerwaartse bijstellingen van de beschikte vermogens door RVO, voor 1 of meer toekenningen. SDE 2017 I heeft als eerste regeling met 1 GWp, haar positie slechts marginaal verbeterd, met slechts 4 nieuwe realisaties goed voor netto 231 MWp groei in het beschikte vermogen, tot nog steeds totaal afgerond, 1.454 MWp. SDE 2017 II had sedert de april 2021 update ook ruim een GWp, voegde in de huidige revisie bijna 67 MWp toe (13 nieuwe realisaties), en kwam uit op 1.201 MWp beschikt geaccumuleerd. De voorjaars-ronde van SDE 2018 heeft inmiddels 763 MWp aan gerealiseerde beschikkingen staan (groei ruim 82 MWp). De najaars-ronde van dat jaar komt in accumulatie op de 2e plaats. En heeft als derde SDE regeling met meer dan 1 GWp, met een groei van 168 MWp, inmiddels geaccumuleerd 1.361 MWp (beschikt). Hier bovenop zijn de groeiende volumes gerealiseerde beschikkingen voor de twee SDE 2019 regelingen toegevoegd. De voorjaarsregeling met 107 MWp verdeeld over 254 nieuw gerealiseerde beschikkingen, waarmee het totaal komt op 722 MWp. De eerder met massieve afwijzingen geconfronteerde SDE 2019 II, voegde, net als de najaarsronde van 2018, ruim 168 MWp toe (52 nieuw gerealiseerde beschikkingen), en staat momenteel op 460 MWp aan gerealiseerde (beschikte) capaciteit.

De laatste officiële SDE "+" regeling, SDE 2020 I vertelt in deze update het meest bizarre verhaal van allemaal, wat een versterking is van eerder gesignaleerde trends. De regeling is aan de ene kant extreem veel beschikkingen kwijtgeraakt, en een record hoeveelheid beschikte capaciteit, in deze update (zie verderop). Maar tegelijkertijd voegde ze ook de grootste volumes toe bij de realisaties: 452 stuks, waarmee voor deze update de hoogste beschikte capaciteit werd toegevoegd aan het totaal, ruim 175 MWp. In totaal kwam hiermee voor SDE 2020 I de accumulatie op 409 MWp. Dat was de laatste officiële SDE "+" regeling. Hier bovenop zijn 75 gerealiseerde beschikkingen voor de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020 II, gestapeld. Die, met nog steeds relatief kleine installaties een extra volume van bijna 22 MWp realisatie gaven te zien. Met als resultante een accumulatie van 44 MWp voor die regeling, een verdubbeling t.o.v. de situatie in de vorige update.

Totale progressie en nieuw relatief dag record

Sedert de voorlaatste update van januari 2022 (7.045 MWp geaccumuleerd) is er weer een groot volume aan gerealiseerde beschikte capaciteit bijgekomen, bijna 790 MWp.

Achtereenvolgens waren de nieuwe volumes t.o.v. de voorgaande updates, in de afgelopen jaren als volgt: in 2017 50 MWp (jan.-apr.), 49 MWp (apr.-juli), 72 MWp (juli-okt.), 69 MWp (okt. 2017-jan. 2018), 133 MWp (jan.-apr. 2018), 122 MWp in de korte periode apr. - juni 2018), 235 MWp (juni - okt. 2018), 244 MWp (okt. 2018 - jan. 2019), 447 MWp (voormalig record, jan. - mei 2019), 216 MWp (mei - aug. 2019), 432 MWp (aug. - nov. 2019), 308 MWp (nov. 2019 - jan. 2020), het voormalige record volume van 548 MWp (jan. - apr. 2020), 344 MWp (apr. - juli 2020), resp. 356 MWp (juli - sep. 2020). In de periode sep. 2020 - jan. 2021 werd een historisch record gevestigd van 891 MWp nieuw toegevoegd volume. Tussen jan. en apr. 2021 was de toevoeging 610 MWp, gevolgd door ruim 587 MWp tussen april en juli 2021, en nog maar 328 MWp tussen juli en oktober van dat jaar. Het groeitempo is met de 609 MWp tussen oktober 2021 en januari 2022 echter weer flink omhoog gegaan, en verder gestegen, met de huidige groei van 790 MWp tot 1 april.

Als we, voor een eerlijker vergelijking, terug rekenen naar het aantal dagen tussen de peildata, (die behoorlijk kunnen verschillen, zie de afstanden tussen de updates in de grafiek), stuiten we weer op een verrassende uitkomst. Een al langer geleden gevestigde oude record toename was bereikt tussen 6 januari en 6 april 2020, met, gemiddeld genomen, 6.021 kWp groei per dag, in uitsluitend het SDE dossier. Dit, althans, als "beschikt volume". De exacte realisatie van die beschikte volumes is onbekend, en kan behoorlijk afwijken (!). De twee periodes daarna vielen deze progressies wat terug, rond de 4 MWp per dag gemiddeld, maar tussen 22 september 2020 en 4 januari 2021 werd het oude record flink omhoog geschroefd naar gemiddeld 8,6 MWp gemiddeld per dag. Daarna viel het weer terug, naar een lage 3,6 MWp/dag tussen 1 juli en 1 oktober 2021. Tot 1 januari dit jaar ging dat omhoog naar ruim 6,6 MWp/dag gemiddeld. Inmiddels is het oude record in de huidige update alweer verbroken: er is gemiddeld genomen per dag namelijk alweer bijna 8,8 MWp toegevoegd sedert 1 januari. Waarvan we natuurlijk hopen dat dat aan blijft houden, ondanks de inmiddels forse problemen met beschikbare netcapaciteit, de tijdelijk hogere prijzen voor PV modules, transportkosten, energie, en beschikbaar - kundig - personeel, bij zowel de installatiebedrijven, als bij de netbeheerders.

Genoemde 8,8 MWp gemiddeld per dag in het SDE dossier komt uiteraard bovenop andere realisaties bij projecten die andere incentives kennen (zoals EIA, subsidies voor sportinstellingen, VvE's, MIA / Vamil, etc.), of zelfs helemaal geen subsidies. Zoals vaak bij nieuwbouw projecten, waarin eventuele PV daken in de bouwsom worden meegenomen. Dit nog exclusief de ook nog steeds booming residentiële markt, inclusief de grote portfolio's die bij de huur corporaties worden uitgerold (volumes: qua toegevoegde MWp-en onbekend, maar groot).

Alles bij elkaar opgeteld is er inmiddels, binnen het SDE dossier, voor een beschikt volume van 7.835 MWp aan "officieel gerealiseerde" PV-projecten, en dus met "ja vinkje" in de gepubliceerde lijst, bekend bij RVO, die een (of meer) SDE beschikking(en) hebben. Zoals te zien bovenaan de laatste kolom in bovenstaande grafiek. In werkelijkheid is er echter al meer aan het net gekoppeld, omdat er flinke administratieve vertragingen zijn in de verwerking van data bij RVO, Polder PV heeft daar honderden voorbeelden van in zijn eigen project overzichten.


RVO cijfers lopen nog steeds achter op laatst bekende cijfers bij CertiQ

Met de beschikte gerealiseerde volumes in de huidige update voor de status begin april, blijft RVO nog steeds onder de ook recent gepubliceerde harde accumulatie cijfers bij CertiQ voor de maand maart. Begin april 2022 stond er al 7.944 MWp in de database van de TenneT dochter (analyse Polder PV). RVO zit, met de kersverse 7.835 MWp voor SDE projecten in de update voor 1 april (beschikt volume met "ja" vinkje), dus sowieso alweer op een 1,4% lager niveau dan CertiQ. Dat verschil gaat natuurlijk weer oplopen richting de volgende update(s) bij CertiQ.

(Nieuwe) afvallers update 1 april 2022

Terugkerend naar bovenstaande grafiek: bij de oudste regelingen, SDE 2008 tm. SDE 2014 zal er niets meer bijkomen, er staan geen beschikkingen meer "open" voor die regelingen. Wel zijn er in recentere updates nog steeds, regelmatig, om niet gespecificeerde redenen beschikkingen, soms zelfs voor reeds (lang) gerealiseerde projecten, afgevallen. Redenen zouden kunnen zijn: brand, diefstal, hagel schade, installatie afgebroken, verhuizing / nieuwe eigenaar niet geïnteresseerd in subsidie perikelen, of een onbekende, andere reden. Die verloren gegane volumes zijn hier onder in detail weergegeven t.o.v. de update van 1 januari dit jaar (2022). Zie ook de bespreking van de uitgebreide update voor de totale volume accumulaties in de tabel verderop.

Let hierbij op, dat het aantal verloren gegane beschikkingen en de capaciteiten niet hoeven te "corresponderen". Ik bemerk immers al langere tijd, dat RVO, inmiddels zeer regelmatig forse (altijd: neerwaartse) bijstellingen van eerder beschikte capaciteiten doorvoert in haar SDE lijsten, die dus niet gepaard gaan met uitschrijving van de betreffende beschikte projecten. NB: "projecten" derhalve beter te lezen als "beschikkingen", omdat er regelmatig meer dan 1 beschikking voor een en hetzelfde "PV project" wordt aangevraagd en afgegeven (meestal uit verschillende jaargangen, maar niet noodzakelijkerwijs). Polder PV heeft van dergelijke projecten met meer dan 1 SDE beschikking vele tientallen voorbeelden in zijn overzichten staan. De grootste duizend projecten in mijn overzicht hebben gemiddeld zo'n 1,4 beschikking per project. Ook dat is in de sector kennelijk extreem slecht bekend, want je hoort er verder niemand over, en/of de implicaties worden verzwegen. Zelfs door bekende analisten in de markt.

  • SDE 2008 6 beschikkingen minder, 8 kWp (mogelijk residentieel, of kleine projecten achter andersoortige kleinverbruik aansluiting)
  • SDE 2009 2 beschikkingen minder, 25 kWp
  • SDE 2011 1 beschikking minder, 26 kWp
  • SDE 2013 1 beschikking minder, 106 kWp
  • SDE 2017 I 3 beschikkingen minder, 2,9 MWp (zeer waarschijnlijk meerdere neerwaartse bijstellingen van de oudere beschikkingen betreffend)
  • SDE 2017 II 26 beschikkingen minder, 57,5 MWp minder (idem)
  • SDE 2018 I 5 beschikkingen minder, 11,3 MWp (idem)
  • SDE 2018 II 46 beschikkingen minder, 115,3 MWp (idem)
  • SDE 2019 I 968 (!) beschikkingen minder, 324,7 (!) MWp (idem)
  • SDE 2019 II 20 beschikkingen minder, 37,0 MWp (idem)
  • SDE 2020 I 2.970 (!) beschikkingen afgevoerd, 1.071,2 (!) MWp minder (voor beide parameters by far de historisch bezien hoogste volumes verloren gegaan in deze update)
  • SDE 2020 II 14 beschikkingen afgevoerd, 3,2 MWp

De totale uitval t.o.v. de vorige update betreft een absoluut record volume van 4.062 beschikkingen (in vorige update nog 885 stuks), met, wederom een record, bijna 1.624 MWp aan verdwenen / reeds afgeboekte beschikte capaciteit (in de vorige update "slechts" 314 MWp). De grootste klappen werden hier door SDE 2020 I (laatste officiële "SDE +") geïncasseerd, met maar liefst 2.970 beschikkingen weg gestreept, "goed" voor 1.072 MWp aan verdampte capaciteit ... In eerdere updates waren het vooral de twee SDE 2017 rondes die zeer fors moesten incasseren met talloze verdwenen beschikkingen en capaciteiten. De grote klappen werden daarna vooral aan de twee SDE 2018 rondes, en SDE 2019 I toebedeeld. Laatstgenoemde ronde heeft ook in de huidige update flink moeten incasseren, met een verlies van bijna 325 MWp (968 beschikkingen), maar dat blijkt t.o.v. het verlies bij de laatste officiële SDE "+" ronde zelfs te verbleken.

Navraag RVO over SDE 2020 I

Toen ik voor het eerst de omvangrijke verliezen voor SDE 2020 I in harde cijfers zag, twijfelde ik of dat wel mogelijk was, en of het wellicht niet een fout bij RVO geweest zou kunnen zijn. Bij navraag kreeg ik echter de bevestiging van dat enorme verlies te horen, met de volgende uitleg: "Er zijn het afgelopen kwartaal in de SDE+2020 voorjaarsronde inderdaad bijna 3.000 zon-pv projecten ingetrokken. Het merendeel daarvan (2.881 projecten) betrof projecten uit de categorie ‘2020 Zon-PV >= 15 kWp en < 1 MWp’. De realisatietermijn voor deze projecten bedraagt 1,5 jaar, die termijn is de afgelopen periode verstreken."

Het lijkt er op, dat hier dus een combinatie van een te korte beschikbare realisatie tijd, en, waarschijnlijk ook, de actuele, grote problemen met voorhanden netcapaciteit voor invoeding, hier een flinke negatieve rol is gaan spelen. Zelfs bij projecten die een transportindicatie van de regionale netbeheerder moeten hebben gehad om een beschikking te krijgen. Alleen de "schaal" waarop het verlies zich nu heeft afgespeeld, is ongekend groot.

Triest lijstje verliezen

In de historie van het SDE gebeuren zijn de volgende grote volumes aan afgegeven beschikkingen gerelateerd aan capaciteit verloren gegaan, per RVO update. Vanaf januari 2019 achtereenvolgens 160, 101, 74 MWp, 257 MWp (update november 2019), 473 MWp (update januari 2020), een eerder record van 608 MWp (update april 2020), 353 MWp (update juli 2020), 382 MWp (update september 2020), 346 MWp (update januari 2021), 451 MWp (update april 2021), ruim 210 (update juli 2021), bijna 477 MWp (update oktober 2021), en 314 MWp (update januari 2022). En nu dus alweer een nieuw record van ruim 1.624 MWp daar bovenop, een omvangrijk nieuw verlies aan voormalig met subsidie toekenningen beschikt PV volume. Om u een idee te geven van de impact daarvan: gerekend met moderne PV modules van 350 Wp (plm. 1,62 m²) per stuk, hebben we het, wat het verlies in de huidige, laatste update betreft, alweer over een niet gerealiseerd potentieel van ruim 4,6 miljoen zonnepanelen, met een gezamenlijke oppervlakte van zo'n 752 hectare ... (in een periode van 3 maanden tijd).

Uitval totalen en percentages t.o.v. oorspronkelijke beschikkingen

In absolute zin hebben inmiddels alweer 3 opvolger regelingen de SDE 2017 I naar de 4e plaats verwezen wat verliezen betreft (833 MWp verdwenen, goed voor ruim 35% van oorspronkelijk toegekend). Nu staat SDE 2020 I bovenaan, met in totaal 1.313 MWp aan weggevallen beschikte capaciteit (ruim 38% van de oorspronkelijk toegekende 3.440 MWp). Trieste volger in absolute zin, is de najaars-ronde van SDE 2018, die alweer 1.023 MWp kwijt is, bijna 35% van de oorspronkelijk beschikte capaciteit (2.953 MWp). Inmiddels staat SDE 2019 I op de derde plaats bij de capaciteits-verliezen, 865 MWp, van de oorspronkelijk beschikte 2.515 MWp (ruim 34% teloor gegaan).

Procentueel bezien, blijven de eerste drie SDE "+" regelingen de grootste verliezers bij de capaciteit, met verlies percentages tussen de 56% (SDE 2013) en 74% (SDE 2012). Drie latere regelingen, met grote beschikte volumes, beginnen inmiddels echter ook al zeer zorgwekkende verliespercentages te tonen: SDE 2018 I bijna 49%, SDE 2016 II bijna 40%, en SDE 2020 I nu al ruim 38% (!).

Bij de aantallen project beschikkingen was SDE 2018 I, al sedert de april versie van 2020 "negatief kampioen", maar daar is inmiddels ook het een en ander in gewijzigd. Nieuwe verlies kampioen bij de aantallen beschikkingen is nu ook weer SDE 2020 I. Die inmiddels in totaal al 3.766 toekenningen zag verdampen, wat zelfs al hoger is dan de bijna uitsluitend kleine residentiële beschikkingen kennende oude SDE 2008 (3.634 beschikkingen verdwenen). Onder SDE "+" zijn de opvolgende grote absolute verliezers SDE 2019 I (2.247 beschikkingen kwijtgeraakt), resp. SDE 2018 II (1.929 exemplaren in de min).

Procentueel bezien t.o.v. de oorspronkelijke beschikte volumes zijn ook hier vooral de eerste drie SDE "+" regelingen flink in de min geraakt: 43-69% verlies bij de aantallen. Daarbij is het in absolute zin echter om véél lagere volumes gegaan dan bij de latere SDE 2016 - 2020 I regelingen. De grootste "relatieve verliezers" in deze latere regelingen zijn wederom SDE 2020 I (bijna 55%), SDE 2018 I (bijna 50%), resp. SDE 2019 I (ruim 47%).

Voor de eerder gesignaleerde forse uitval onder SDE 2017 was al vroeg gewaarschuwd, door Siebe Schootstra op Twitter (m.b.t. SDE 2017 en 2018, en later wederom m.b.t. SDE 2018). Dit in verband met een geclaimd slecht business model voor bedrijven met hoog eigenverbruik van via een SDE beschikking gegenereerde hoeveelheid zonnestroom, waarvoor lagere subsidie bedragen dan voor directe net-invoeding zijn gaan gelden (rooftop projecten). Polder PV is benieuwd of de reeds heftige gematerialiseerde aderlatingen nog langer zullen aanhouden in latere updates. De signalen zijn hier met name voor de voorjaars-regeling van SDE 2018 niet best, gezien de al grootschalige uitval die we tot nog toe hebben gezien. Daar zijn echter nog maar 71 exemplaren van over, met een totale capaciteit van 116 MWp die nog moeten worden ingevuld, dus heel erg veel groter kan het totale verlies niet echt meer worden.

De grote gesignaleerde en gedocumenteerde verliezen in de eerdere updates, en, vooral, de enorme hoeveelheid bijkomende afschrijvingen in de huidige update zijn in ieder geval beslist slecht nieuws, ook voor Den Haag. Alle moeite die voor de hier dus definitief afgevoerde projecten is gedaan, honderden miljoenen Euro's aan SDE subsidie toezeggingen, alle duur betaalde ambtelijke tijd (en consultancy uitgaven voor ontwikkelaars) die hiermee zinloos is verspild: dat alles is voor niets geweest...

Bijna 6,7 miljard Euro misgelopen door de PV sector

Bovendien is het voor de branche organisatie ook zeer slecht nieuws, zeker in de huidige crisis tijd, met nog ongewisse middel-lange termijn gevolgen van de aanhoudende Corona pandemie, hoge energie- en grondstof prijzen, flinke problemen bij de uitvoering van - vaak enorme - project portfolio's, grote krapte op de arbeidsmarkt voor gespecialiseerd - en kundig - personeel, en rap om zich heen grijpende problemen met net-capaciteiten. Alle beschikte (overgebleven) PV projecten tm. SDE 2020 I hebben een maximale subsidie claim van, inmiddels, bijna 13,1 miljard Euro (over een periode van max. 15 jaar exclusief "banking year"). In de versie van 1 januari 2022 was het overgebleven maximale subsidie bedrag tm. SDE 2020 I nog bijna 14,4 miljard Euro, waarmee inmiddels alweer maximaal 1.284 miljoen Euro in minder dan een kwartaal tijd is verdampt voor de sector. Het verlies in de voorgaande update was véél lager, (maximaal) 288 miljoen Euro.

Pakken we de in de vorige update toegevoegde SDE 2020 II er bij, komt het totaal aan maximaal beschikbare subsidie over alle SDE regelingen inmiddels, na alle reeds eerder verloren gegane beschikte volume, inclusief de grote verliezen in de huidige update, uit op bijna 15,1 miljard Euro.

Oorspronkelijk is er vanaf SDE 2008 tot en met SDE 2020 I voor zonnestroom maximaal voor zo'n 19,8 miljard Euro aan subsidie toekenningen uitgegeven door RVO en haar voorgangers (2e grafiek in historisch overzicht artikel van 10 oktober 2021). Inclusief SDE 2020 II was dat alweer 21,8 miljard Euro. Gezien bovenstaande cijfers, hebben de zonne-energie branche, en de talloze niet aangesloten binnenlandse en buitenlandse organisaties die ook PV projecten ontwikkelen, nu al voor bijna 6,7 miljard Euro aan (maximaal haalbare) subsidie beschikkingen voor fotovoltaïsche capaciteit laten liggen. Daar hadden mooie dingen mee gedaan kunnen worden, de afgelopen jaren ...


(Nieuwe) realisaties update 1 april 2022

Uiteraard zijn er ook projecten cq. beschikkingen tussentijds "volgens de administratieve definities" van RVO gerealiseerd. Hiervoor volgt dan, in deze "traan en een lach update", ook weer zeer goed nieuws. Géén nieuwe exemplaren tm. SDE 2013, en met het voorbehoud dat er ook weer 10 oudere SDE project beschikkingen zijn "verdwenen" uit de RVO registers (bij 4 van de 6 eerste regelingen, zie opsomming hierboven). De eerste "nieuw" ingevulde beschikking vinden we onder SDE 2014, die met haar laatste "ja" vinkje voor de enige overgebleven openstaande beschikking, en een toevoeging van 60 kWp, nu als "voltooid" kan worden ingeboekt. SDE 2016 II en SDE 2017 I volgen met 1 resp. 4 nieuwe exemplaren. Bij de eerste ging dat tegelijkertijd gepaard met een negatieve bijstelling van de totale capaciteit (minus 355 kWp). Vermoedelijk het gevolg van de al langere tijd door Polder PV bemerkte actieve neerwaartse bijstellingen van bestaande beschikkingen door RVO, omdat veel projecten kleiner worden uitgevoerd dan er oorspronkelijk voor was toegekend. Bij SDE 2017 I kwam er netto echter 231 kWp bij.

SDE 2017 II voegde 13 nieuwe beschikkingen toe aan de realisaties, gepaard gaand met een (netto) volume van 66,7 MWp aan capaciteit. Hierbij kwamen ook 39, resp. 79 gerealiseerde beschikkingen, met 82,5 MWp, resp. 168,3 MWp beschikte capaciteit onder de twee opvolgende SDE 2018 regimes.

Bij SDE 2019 kwamen de nieuwe realisaties neer op 254 en 52 bij de aantallen, resp. 107,0 MWp, en 168,5 MWp voor de capaciteiten in de voorjaar- resp. najaars-rondes. De voorjaars-ronde van SDE 2020, de laatste SDE "+" regeling, gaf in de huidige update het al vaker gesignaleerde "dubbele beeld" te zien. Extreem hoge uitval. Maar tegelijkertijd ook het hoogste aantal nieuwe realisaties, 452 beschikkingen, resp. 175,4 MWp. Beide volumes zijn het hoogst bij de toevoegingen per jaargang in deze update. Met een gemiddelde capaciteit van 388 kWp per beschikking. Relatief klein ten opzichte van de gemiddelde realisaties in de voorgaande regelingen, die uitkomen op gemiddeldes van 421 kWp (2019 I) tot zelfs 5.127 kWp (!) gemiddeld onder de paar nieuwe realisaties van SDE 2017 II.

Ook de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020 II, heeft uiteraard weer nieuwe realisaties op haar conto. 75 stuks, goed voor 21,9 MWp aan beschikt vermogen. Wederom: relatief kleine projecten van gemiddeld 292 kWp per stuk. De grotere projecten komen meestal later pas, vanwege langere, complexere plannings-trajecten bij de uitvoering.

Dit alles geeft een totaal van 960 nieuwe formeel gerealiseerde beschikkingen, met een volume aan beschikte claims voor 789,9 MWp t.o.v. de januari 2022 update, waarbij de negatieve bijstellingen in de eerse SDE regelingen niet zijn meegenomen. In de voorlaatste update waren die nieuwe volumes 851 beschikkingen opgeleverd, resp. 608,4 MWp. Hieruit blijkt gelukkig weer een zeer flinke groei, t.o.v. de stevige "afkoeling" van het uitbouw tempo in de daar aan voorafgaande update. Er is wederom beduidend meer nieuw volume opgeleverd. Bij de realisaties is de gemiddelde capaciteit van de gerealiseerde nieuwe beschikkingen ook weer flink toegenomen, van 683 kWp naar 823 kWp. De lang al geobserveerde verdere schaalvergroting bij de projecten lijkt dus te zijn gecontinueerd.

Het absolute record bij de capaciteit nieuwbouw lag overigens in de update van 4 januari 2021, toen 891 MWp werd toegevoegd aan de SDE records bij RVO. In eerdere regelingen werden hogere aantallen beschikkingen gerealiseerd, maar die waren per stuk flink kleiner, dan wat er tegewoordig gemiddeld genomen wordt opgeleverd vanuit de SDE regelingen.

Disclaimers

Let altijd op, dat de "capaciteit" (deze update, 790 MWp "netto groei" sedert januari 2022) beslist niet het daadwerkelijke, fysiek gerealiseerde volume is. RVO geeft dat namelijk in de meeste gevallen niet op. Zoals meermalen gesteld, heb ik van talloze projecten met SDE subsidies fors verschillende opgeleverde capaciteiten in mijn spreadsheet staan, die soms wel tot 30% kunnen afwijken van het capaciteit cijfer getoond in de RVO lijsten. Zowel afwijkend naar boven, als naar onder. RVO stelt de laatste paar jaar wel steeds vaker de opgevoerde toegekende projecten middels (neerwaartse !) correcties bij t.o.v. de eerder beschikte volumes. Dat wordt bij hen ook wel "vrijval" genoemd, waaraan zelfs een separate publicatie is gewijd.

Maar het blijft zeker wat de oudere beschikkingen betreft, nog steeds eerder uitzondering, dan regel, gezien gedetailleerde project informatie die Polder PV op tafel heeft gekregen van duizenden SDE beschikte projecten (via talloze bronnen). Het is een van de grootste misverstanden bij een toenemend aantal "makkelijke kaartjesmakers", die de RVO bestanden volautomatisch leegtrekken en die via softwarematige manipulaties "in een kaartje gooien". Met daarbij de kennelijke suggestie dat daarin "de verspreiding van gerealiseerde vermogens per project" zou staan in Nederland. Dat is helemaal niet waar. Ten eerste manipuleren ze beschikkingen, geen projecten (die meer dan 1 beschikking kunnen hebben op 1 lokatie). Ten tweede zijn de werkelijk gerealiseerde capaciteiten meestal afwijkend van de beschikking (kan twee kanten op gaan, groter of kleiner). Ten derde, zijn de "types" installaties bij RVO regelmatig fout geklassificeerd, waardoor beschikkingen onterecht in een bepaalde categorie worden geplaatst. Sowieso komt het regelmatig voor, dat rooftop en grondgebonden installaties (feitelijk: "beschikkingen") gewoon op een hoop worden gegooid, terwijl het om fundamenteel andere typen installaties gaat. Ten vierde, alle "niet SDE gesubsidieerde" (grotere) projecten schitteren door afwezigheid, waardoor een extra "vals" en misleidend beeld wordt opgeroepen. En, tot slot, er is geen enkel begrip voor de aard van feitelijke installaties, omdat het ongelofelijk veel werk is om dat in the picture te krijgen. Polder PV doet dat laatste, en een zo goed mogelijk "volledige" inventarisatie, met alle projectdata voor de grotere projecten, al sedert 2015, als enige in Nederland.

Voor de details van alle wijzigingen en "overgebleven" aantallen bij de verschillende categorieën, en de diverse SDE regelingen, zie de volgende tabel hier onder.


Progressie bij de deel-dossiers van de SDE regelingen

Voor uitgebreide toelichting bij de (inhoud van de) tabel, zie artikel met analyse status 3 april 2017.


^^^
KLIK
op plaatje voor uitvergroting (komt in apart tabblad ter referentie, naast tabblad met tekst artikel)

In deze regelmatig door Polder PV ververste hoofd-tabel alle relevante bijgewerkte zonnestroom cijfers voor de aantallen en Megawatten voor alle (bekende) SDE regelingen, waar aan de beschikkingen voor de 1e SDE "++" ronde (najaars-ronde 2020) in een vorige update zijn toegevoegd, onder de 2e stippellijn, en inmiddels van de eerste wijzigingen zijn voorzien. En tevens de cijfers van de update van 1 april 2022 bevattend voor alle oudere regelingen. Links de oorspronkelijk beschikte volumes, in rood de actuele status van wat RVO met de huidige (detail) update nog in portfolio heeft staan, in blauw de daar uit resulterende, heftige, verloren gegane hoeveelheden t.o.v. oorspronkelijk toegekend. In groen volgen de fysieke volumes, volgens administratieve normen van RVO geldende "opgeleverde" (gerealiseerde) project beschikkingen. De laatste vier kolommen betreffen de overgebleven hoeveelheden, nog in te vullen (of t.z.t. af te voeren) beschikkingen van de betreffende SDE regimes.

Zowel voor de aantallen als voor de beschikte capaciteit waren de oorspronkelijke toevoegingen onder de najaars-ronde van SDE 2018 aanvankelijk wederom record hoeveelheden, die de voorgaande records onder de voorjaars-ronde van 2017 hebben vervangen. Het aantal beschikkingen onder de voorjaars-ronde van SDE 2019 had het stokje op dat punt van die van het voorgaande jaar overgenomen, met een record van 4.738 toekenningen door RVO. SDE 2019-II viel echter weer sterk terug, vanwege zeer hoge uitval als gevolg van de extreme overtekening van het beschikbare budget. En het feit, dat door felle competitie met andere projecten, alleen de beschikkingen overbleven die laag hebben ingezet met het betreffende fase bedrag. Dat zijn grotendeels alleen de grotere projecten geweest, talloze kleinere rooftop projecten zijn binnen die regeling gesneuveld.

De laatste SDE "+" ronde, SDE 2020 I, verzette wederom alle piketpalen. Onder die ronde zijn zowel bij de aantallen oorspronkelijk goedgekeurde beschikkingen (6.882 exemplaren), als de daarmee gepaard gaande toegekende capaciteit (3.440,1 MWp), destijds nieuwe records gevestigd (dikke rode kader voor aantallen). Waarbij ook rekenschap gehouden moet worden met het feit, dat onder SDE 2017 I tm. SDE 2018 II er telkens 6 miljard Euro was te vergeven, sedert SDE 2019 I echter nog maar 5 miljard Euro per ronde (NB: voor álle projecten, niet alleen voor zonnestroom). Op het gebied van de toegekende capaciteit, is dat record echter alweer verbroken onder de SDE 2020 II regeling, zoals eerder al door ondergetekende gesuggereerd in een eerdere analyse. De eerste SDE "++" regeling bracht namelijk alweer 3.602,9 MWp aan toegekende capaciteit in. Weliswaar met véél minder beschikkingen (3.602 stuks, 52% van de 6.882 voor SDE 2020 I), maar wel met bijna 5% meer vermogen, dan de 3.440,1 MWp toegekend onder SDE 2020 I. Wat een zoveelste teken van de verder gaande schaalvergroting in de sector is geweest.

Bij de oudere "SDE" voorgangers waren de aantallen maximaal bij SDE 2008 (8.033 oorspronkelijke beschikkingen), bij de capaciteit was het SDE 2009, die voor de twee varianten bij elkaar ("klein" resp. "groot" categorie) 29,0 MWp kreeg beschikt (dunne rode kaders).

In oranje veldjes heb ik in het blok "overgebleven beschikte volumes" bij de primaire data wederom aangegeven dat er negatieve wijzigingen zijn geweest t.o.v. de status in de voorgaande update. Bij vier oudere regelingen zijn er in de huidige update projecten en/of capaciteit verloren gegaan. Vanaf SDE 2016 II (capaciteit), resp. SDE 2017 I (aantallen en capaciteit), zien we weer de gebruikelijke, soms forse neerwaartse bijstellingen terugkomen bij de aantallen overgebleven project beschikkingen in de recentere regelingen.

In tegenstelling tot de update van januari dit jaar, zijn er geen vreemde "anomalieën" in de vorm van toenames van beschikte aantallen of capaciteiten bij oudere SDE regelingen terug te vinden in de huidige update.

Voor recentere regelingen, vanaf SDE 2017 I, zijn verloren gegane beschikkingen en daarmee gepaarde gaande beschikte capaciteiten, soms in zeer grote hoeveelheden, helaas "het normale beeld" geworden. Ze hebben hun realisatie termijn overschreden, de beschikbare netcapaciteit was niet ordentelijk of correct geregeld, of ze zijn om hele andere redenen alsnog ingetrokken. Hetzij door de initiatiefnemers, hetzij door RVO. Derhalve kleuren alle vakjes vanaf die regeling allemaal oranje. Triest recordhouder in de huidige update is SDE 2020 I, commentaar hier over vindt u in de paragraaf nieuwe uitvallers, en verder hier onder.

Data in de overige "blanco" veldjes zijn niet meer gewijzigd sedert de vorige update van 1 januari 2022.


(a) Verloren gegane beschikkingen t.o.v. de oorspronkelijk toegekende volumes (blauwe sectie in tabel), accumulaties - bijna 6,5 GWp aan capaciteit teloor gegaan

Er is t.o.v. de accumulatie status getoond in de vorige update een "historisch record" volume aan beschikkingen en capaciteit verloren gegaan. Beschikkingen die, om wat voor reden dan ook, ingetrokken of alsnog ongeldig zijn verklaard door RVO, zie ook paragraaf "nieuwe afvallers" hier boven. Voor de langdurig een dominante rol spelende, in de huidige update formeel afgesloten SDE 2014 is na al die jaren in totaal een (theoretische) capaciteit van 307 MWp verspeeld (829 project beschikkingen). Het capaciteits-verlies is opgelopen tot bijna 35% (aantallen: bijna 28%) ten opzichte van oorspronkelijk beschikt. Deze populaire oudere regeling is op het gebied van capaciteit verlies echter in (extreem) negatieve zin overtroefd door meerdere latere regelingen. Cumulatief gingen daarbij met name de volgende grote volumes aan beschikte capaciteiten verloren: 384,8 MWp onder SDE 2016 II, 540,5 MWp onder SDE 2017 II, 831,5 MWp onder SDE 2018 I, 833,4 MWp onder SDE 2017 I, en 865,0 MWp onder de voorjaars-regeling van SDE 2019. Het dieptepunt werd verder vergroot, met een hoog volume aan afgevoerd beschikt vermogen van 1.022,8 MWp onder SDE 2018 II. Maar plotsklaps record houder werd in de huidige update de met catastrofale verliezen geconfronteerde laatste SDE "+" regeling, SDE 2020 I, met alweer 1.312,7 MWp aan verloren gegane beschikte capaciteit (gemarkeerd in de tabel).

De najaars-regeling van SDE 2019 heeft nog een relatief beperkt teloorgegaan volume van 149,1 MWp, maar bekend is dat er voornamelijk (zeer) grote beschikkingen zijn overgebleven, na een grote slachtpartij onder de kleinere rooftop aanvragen vanwege de enorme overtekening in die ronde. De verwachting is dat de meeste van dergelijke grote beschikkingen wel gerealiseerd zullen gaan worden, ook omdat er grote (financiële) belangen bij zullen spelen.

Het verlies bij de eerste SDE "++" regeling, pas in de vorige update toegevoegd aan de lange lijst, is nog klein, 12,3 MWp capaciteit is verdwenen, verdeeld over 31 beschikkingen.

Gezamenlijk verloren alle SDE regelingen bij elkaar, "geholpen" door het massieve verlies onder SDE 2020 I, 22.336 project beschikkingen met een geaccumuleerde capaciteit van 6.458 MWp, dus al bijna 6,5 GWp wat verloren is gegaan ... Voor alleen de regelingen onder het SDE "+" regime waren die hoeveelheden 15.888 stuks, wat al sedert de april 2020 update meer is dan het geaccumuleerde verlies van de oude drie SDE regelingen (inmiddels alweer 6.417 beschikkingen teloor gegaan). Dat is t.o.v. de enorme hoeveelheid oorspronkelijke beschikkingen (36.470 onder SDE "+", incl. SDE 2020 I) al bijna 44%. Kijken we naar de beschikte capaciteit, is het totaal verlies voor SDE "+" 6.425 MWp (!). T.o.v. het oorspronkelijk beschikte volume (19.082 MWp) is dat al een totaal verlies van bijna 34%. Ruim een derde van de oorspronkelijk beschikte capaciteit voor het totaal aan SDE "+" project toekenningen is alweer verdwenen.

Claim Schootstra deels onwaar

Energie specialist Siebe Schootstra plaatste op 5 september 2018 een nogal onrustbarende tweet waarin hij claimt: "dat van de voorjaarsronde van 2018 nog niet de helft gerealiseerd zal worden. Voor 2017 geldt ook zoiets". Wat de aantallen beschikkingen voor SDE 2017 betreft, heeft hij echter al langere tijd ongelijk gekregen, het realisatie percentage is daar inmiddels al opgelopen naar 62,4 resp. 55,5%, met nog 94 beschikkingen te gaan. Wat de beschikte capaciteit betreft, is dat voor SDE 2017 I inmiddels al op bijna 62% gearriveerd (het hoogste absolute volume van alle jaar rondes, 1.453,9 MWp). De najaars-ronde van SDE 2017 heeft echter al een invulling van 62,9% van de lagere oorspronkelijk beschikte capaciteit bereikt. Dus ook in dat opzicht, heeft Schootstra voor in ieder geval de SDE 2017 regelingen reeds ongelijk gekregen. Er staat bovendien nog een volume van 236 MWp open voor beide SDE 2017 regelingen, dus de relatieve prestatie zal bij de capaciteit nog verder gaan toenemen, zelfs als er alsnog veel uitval zal optreden.

SDE 2018 I haalt waarschijnlijk 50% (net) niet

De voorjaars-ronde van SDE 2018 zit wat de capaciteit betreft momenteel nog maar op 44,6% van realisatie t.o.v. oorspronkelijk beschikt, en is zelfs al 48,6% van de ooit toegekende capaciteit kwijt (ingetrokken of anderszins). Zelfs als alle resterende openstaande capaciteit, 116 MWp, daadwerkelijk ingevuld zou gaan worden, kan die regeling nog maar maximaal 51,4% van oorspronkelijk beschikt volume halen. Gezien de voortgaande forse uitval van beschikkingen, lijkt het onwaarschijnlijk dat zo'n scenario werkelijkheid wordt, en moeten we vrezen dat in ieder geval voor SDE 2018 I Schootstra's claim bewaarheid kan gaan worden wat de capaciteit betreft. Wat de aantallen beschikte projecten betreft zit deze regeling al een stuk hoger, op 48,6% realisatie, maar mogelijk wordt daar ook de helft van ooit beschikt net niet gehaald, met nog maar 71 open staande beschikkingen.

Het totaal verloren gegane volume van 6.458 MWp aan ooit beschikte SDE capaciteit voor zonnestroom (SDE, SDE "+", en eerste verlies voor SDE "++"), is al ruim 89 procent van de eindejaars-accumulatie in heel Nederland (7.226 MWp), aan het eind van 2019, volgens de meest recente CBS cijfers van 7 maart 2022. Het totale verlies is al 28,4% van de oorspronkelijk beschikte volumes voor al die regelingen tezamen, inclusief de recent toegevoegde SDE 2020 II regeling, die een record volume van 3,6 GWp aan beschikte capaciteit inbracht in het totaal. Maar aan dat verloren volume kan beslist nog het nodige worden toegevoegd, gezien de vele "riskante" grote project beschikkingen van de afgelopen rondes in 2016-2021. M.b.t. de aantallen is het verlies al fors groter, ruim 22,3 duizend projecten, bijna 40% van oorspronkelijk toegekend door RVO en haar voorgangers. Dat lag aanvankelijk vooral aan de enorme verliezen bij de oude SDE regelingen, zoals hierboven gemeld. Die staan boven de eerste stippellijn in de tabel. Het betreft veelal beschikkingen voor particulieren, maar ook woningbouw projecten die niet zijn doorgegaan, of die om diverse andere redenen zijn ge-cancelled. Helaas is de SDE "+" al langere tijd ook bij de aantallen project beschikkingen massale verliezen aan het lijden, cumulerend in de huidige, enorme afschrijving onder SDE 2020 I. Het SDE "+" regime heeft de hoeveelheden teloor gegane project beschikkingen bij de oude SDE regelingen sedert de update van april 2020 ingehaald. Inmiddels 15.888 om 6.417 stuks.

Nieuwe grafieken - updates

Om goed zichtbaar te maken wat de volumes aan teloor gegane (beschikte) aantallen en capaciteiten zijn, heb ik in deze analyse wederom de 2 volgende, bijgewerkte grafieken opgenomen.



In bovenstaande grafiek links de stapel kolom met de aantallen oorspronkelijk uitgegeven PV beschikkingen, voor alle SDE (2008-2010), SDE "+" (2011-2020 I), resp. SDE "++" (2020 II) regelingen. Met bovenaan de sommatie van wat ooit is uitgegeven voor solar: 56.119 beschikkingen tm. SDE 2020 II. NB: niet "projecten", omdat veel project sites meerdere beschikkingen hebben gekregen. In de rechter kolom de hoeveelheden die er in de RVO update van 1 april 2022, tot en met SDE 2020 II, in totaal zijn overgebleven, als gevolg van voortdurende eliminatie van om wat voor reden dan ook weer verwijderde project beschikkingen uit de RVO database. Er zijn nu nog in totaal 33.783 beschikkingen over. Inclusief de recent toegevoegde SDE 2020 II beschikkingen, en deels ook al gerealiseerd (zie later). Dat laatstgenoemde totaal cijfer is 60,2% van het oorspronkelijke toegekende volume (blauwe pijl). In de vorige update was dit percentage nog een stuk hoger, 67,4%. Vooral de forse verliezen bij de populaire SDE "+" 2017-2018 regelingen vallen hier al op, maar inmiddels is het nieuwe drama onder SDE 2020 I nog manifester geworden: de hoeveelheid overgebleven beschikkingen is inmiddels al meer dan gehalveerd, in relatief korte tijd. Onder de oude 3 SDE regelingen zijn destijds ook al forse volumes verloren gegaan (veel op kleinzakelijke projecten, en bij veel particulieren). Nog steeds "lekken" er ook van die oudste drie regelingen af en toe een gering aantal beschikkingen weg, in bijna elke RVO update. RVO besteedt geen enkele aandacht aan de wegval van die oudere, reeds lang geleden opgeleverde project beschikkingen.

Voor de feitelijke realisaties t.o.v. de rechts weergegeven overgebleven beschikkingen, zie de nieuwe grafiek onder aantallen in sectie f.


In deze tweede grafiek een vergelijkbaar beeld als bij de aantallen beschikkingen, maar ditmaal met de oorspronkelijk beschikte capaciteit per regeling (in MWp, links), resp. de daarvan overgebleven beschikte volumes in de update van 1 april 2022 (ditto, MWp, rechter kolommen stapel). Aan de stapels zijn in een vorige update ook de volumes voor de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020 II, toegevoegd. Die vooralsnog weinig verlies kent.

In totaal is er, tm. SDE 2020 II, een spectaculair volume van 22.753 MWp (22,8 GWp) ooit beschikt onder SDE en haar opvolger regelingen, onder de noemers SDE "+", resp. SDE "++". Daarvan zou op 1 april jl. een volume van in totaal 16.295 MWp zijn overgebleven volgens de RVO boekhouding, een nog steeds relatief hoge score van 71,6% (blauwe pijl bovenaan). In de vorige update was dit nog 78,8%, vooral omdat de verliezen onder SDE 2020 I toen nog relatief beperkt waren. Dat is in de huidige update dramatisch gewijzigd, met een flinke terugval in de overgebleven beschikte capaciteit (van 3,44 oorspronkelijk naar inmiddels 2,13 GWp).

Dat het totale percentage, in verhouding tot de aantallen beschikkingen (60,2%, vorige grafiek), zo hoog ligt, komt vooral doordat de verliezen bij de aantallen zeer groot zijn geweest, aanvankelijk bij de drie oude SDE regelingen, en culminerend onder SDE 2020 I. Terwijl de recent toegevoegde record regeling SDE 2020 II, met nog bijna de volledige beschikte capaciteit (inmiddels 3.591 MWp) nu nog volop de rest domineert. Als hier veel van zal gaan afvallen, net als bij veel van de "succesvolle" voorganger regelingen onder SDE "+", wordt de verhouding waarschijnlijk heel anders. Veel zal ook afhangen van het overblijven van veel grote projecten. Als die om wat voor reden dan ook alsnog zouden afvallen, kan dit een forse invloed gaan hebben op de ratio overgebleven versus oorspronkelijk toegekend, in deze capaciteit grafiek.

In het "kader" gevormd door de twee lange zwarte stippellijnen heb ik de volumes voor de vier "historisch succesvolle" SDE 2017 en 2018 regelingen weergegeven. Oorspronkelijk was dat een volume van 8.928 MWp, maar daar is nog maar 5.699 MWp van overgebleven. Derhalve, een verhouding van 63,8%. Dat is beduidend minder dan de bijna 72% voor alle project beschikkingen bij elkaar. Wat aangeeft, dat de verliezen bij deze vier, bij zowel de aanvragen als de beschikkingen succesvolle regelingen bovenmatig hoog zijn geweest. Een vergelijkbaar lot lijken de opvolger regelingen SDE 2019 I en SDE 2020 II tegemoet te gaan, waar nog maar 65,6%, resp. nog maar 61,8% van de oorspronkelijk beschikte capaciteit van over is.

Voor het feitelijke gerealiseerde volume aan beschikte capaciteit t.o.v. de rechts weergegeven overgebleven beschikkingen, zie de nieuwe grafiek onder capaciteit in sectie f.


(b) Fysieke realisaties per SDE jaar-ronde "volgens de officiële RVO cijfers" (groene sectie in tabel), accumulaties

In totaal is er tot de huidige officiële RVO update een volume van bijna 7.835 MWp "SDE beschikt" opgeleverd (ruim 7,8 GWp), verdeeld over 27.411 project beschikkingen, waarbij we de interne administratieve vertragingen bij RVO voor lief nemen. De volumes zijn derhalve minimale hoeveelheden, er is aan het begin van het tweede kwartaal 2022 al veel meer netgekoppelde, SDE gesubsidieerde capaciteit opgeleverd.

De opleverings-sequentie van de beschikte capaciteiten volgens de RVO updates was, van meest recent naar ouder, als volgt: januari 2022 7.045 MWp, oktober 2021 6.436 MWp, juli 2021 6.108 MWp, april 2021 5.521 MWp, januari 2021 4.911 MWp, september 2020 4.019 MWp, juli 2020 3.663 MWp, apr. 2020 3.319 MWp, jan. 2020 2.771 MWp, nov. 2019 2.463 MWp, aug. 2019 2.031 MWp, mei 2019 1.815 MWp, jan. 2019 1.368 MWp, oktober 2018 1.124 MWp.

Genoemde aantal van bijna 27 en een half duizend beschikkingen in de huidige update betreft echter beslist veel minder projecten, omdat er veel sites meerdere beschikkingen hebben, een van vele eigenaardigheden van de SDE regelingen die nooit de pers halen, maar die Polder PV al vele jaren signaleert en toelicht. Aanvankelijk kwam het merendeel van dat "aantal" uit de oude SDE regelingen, toen duizenden particulieren mee konden doen. Dat is echter al in recente updates omgeslagen naar het SDE "+", en, in de vorige update, toegevoegde SDE "++" volume, wat vrijwel exclusief op en door bedrijven, instellingen, gemeentes e.d. wordt gerealiseerd, achter grootverbruik aansluitingen. Veel grote rooftop projecten hebben meerdere beschikkingen, deels onder dezelfde regeling, deels onder verschillende SDE rondes. Een deel betreft uitbreidingen van eerder gerealiseerde projecten, een fors deel is gewoon opsplitsing van projectplannen voor dezelfde lokatie, verdeeld over meerdere tranches. Hetzelfde geldt voor diverse grote veld-installatie projecten. Alle individuele beschikkingen moeten separaat, fysiek gecertificeerd en geijkt bemeten worden (pers. comm. CertiQ), dus dat gaat vaak om technisch-logistiek bezien nogal complexe bedradings-, en afzekerings-trajecten.

Alle anderszins gefinancierde projecten, inclusief de al vele honderden PCR of, recenter, SCE ("postcoderoos 2.0") gesubsidieerde installaties die geen SDE "component" hebben, recentere installaties met EIA belasting voordelen, en ook de projecten zonder enige vorm van directe overheids-subsidie, zult u in de hier geanalyseerde SDE overzichten in het geheel niet terugvinden. Goed om dat in de oren te blijven knopen.

Het aandeel van alleen SDE op totaal realisatie SDE + SDE "+" + SDE "++" bedraagt momenteel 9.630 (overgebleven !) beschikkingen = ruim 35% bij de aantallen, inclusief de in een vorige update toegevoegde SDE 2020 II regeling. Dat was nog 60% in de augustus 2019 update (zonder de SDE 2019 - SDE 2020 I rondes). Dat aandeel zal stapsgewijs verder blijven dalen, naarmate er meer SDE "+" en SDE "++" projecten zullen worden opgeleverd. Het aandeel van alleen opgeleverde SDE beschikkingen is slechts bijna 49 MWp op een totaal van momenteel 7.835 MWp (SDE + SDE "+" + SDE "++") = 0,62% (januari 2022 0,69%, oktober 2021 0,76%, juli 2021 0,8%, april 2021 0,9%, januari 2021 1,0%, sep. 2020 1,2%, juli 1,3%, apr. 1,5%, jan. 2020 1,8%, nov. 2019 2,0%, aug. 2019 2,4%, mei 2019 2,8%; dit was nog zonder SDE 2017 II in de april 2018 update 6,4%; in juli 2017 was het nog ruim 10%). Wezenlijk verschillend, dus.

Dat heeft alles te maken met de enorme schaalvergroting onder het SDE "+" regime, waar onder de "bovencap" van, ooit, 100 kWp is ge-elimineerd, en er enorm grote projecten werden beschikt, en inmiddels, in een steeds rapper tempo, zijn, en worden opgeleverd. Zoals Zonnepark Harpel / Vlagtwedde, het daar op volgende nog grotere Zonnepark Vloeivelden Hollandia, het nog in de pijplijn zittende grote Dorhout Mees project op de oude golfbaan in Biddinghuizen, en het al langer in stappen voorbereide grootschalige project Energielandgoed Wells Meer (Limburgse gemeente Bergen, zie de aparte website). Een eerste (SDE 2021 "++") beschikking voor een 1 hectare grote "pilot" van 2.000 zonnepanelen voor Wells Meer is al afgegeven door RVO (nieuwbsbericht van 4 februari 2020, op de project website).

Relevant in dit aspect blijft, dat de opgevoerde beschikte capaciteit bij RVO zeker bij de duizenden oudere installaties bijna nooit het daadwerkelijk gerealiseerde vermogen van de installaties weergeeft. Daar kunnen behoorlijke afwijkingen in zitten. Bovendien kunnen beschikkingen door RVO later nog aangepast worden. Zo verloor de beschikking voor het bekende Woldjerspoor project van GroenLeven in Groningen maar liefst 6 MWp (!) t.o.v. de oorspronkelijk beschikte capaciteit. Het resultaat lijkt echter, met de huidige update van 1 april 2022, nog steeds niet de daadwerkelijk opgeleverde capaciteit weer te geven, volgens de detail project informatie beschikbaar bij Polder PV, het verschil is dik 20%. Er zijn geen andere (al dan niet anonieme) veldopstelling beschikkingen bekend in dit gebied. Ook van andere (grote) projecten heb ik realisaties die (veel) hoger, óf véél lager uitvallen dan de beschikking van RVO toont.

Relatieve recordhouders bij de realisaties

Kijken we bij de realisaties naar de percentages t.o.v. de oorspronkelijke beschikkingen, duiken andere "record houdende SDE jaarrondes" op dan bij de absolute volumes. Voor de "oude SDE" was dat SDE 2009 voor zowel aantallen en capaciteiten (inmiddels, door historische uitval 66 resp. 76 procent van oorspronkelijk beschikt). Hierin zal geen (positieve) wijziging meer komen, die regelingen zijn al lang "afgerond". Alleen wegval van dergelijke projecten zou nog tot kleine neerwaartse bijstellingen kunnen gaan leiden. Waarbij "wegval" beslist niet persé hoeft te betekenen, dat het project is afgebroken o.i.d. Het kan zijn verhuisd (zonder de beschikking "mee te nemen"), of overgenomen, waarbij de nieuwe eigenaar geen trek had in SDE administratie "gedoe", of er zijn andere redenen waarom de beschikking zou kunnen zijn vervallen. Wie weet hoort "fraude" daar ook bij, al hoor je daar nooit iets over in relatie tot de oude, kleine beschikkingen jaren geleden verstrekt.

Voor het "SDE+ regime" zijn de "records" inmiddels voor de aantallen (72%) nog steeds de inmiddels afgesloten SDE 2014 regeling, ook al is in absolute zin al sedert een eerdere update SDE 2017 I deze ooit populaire regeling voorbij gestreefd (inmiddels 2.736 versus 2.144 opgeleverde project beschikkingen). En ook de najaars-ronde van SDE 2018, en van 2017 zijn, met 2.276 resp. 2.189 gerealiseerde beschikkingen, SDE 2014 in absolute zin al voorbij.

De zeer weinig volumes leverende SDE 2015 heeft op het vlak van invulling van de capaciteit een "score" van bijna 72% t.o.v. oorspronkelijk beschikt. SDE 2016 I was even tweede, verloor die positie door een neerwaartse aanpassing van de beschikte capaciteit in de update van januari 2020, maar is terug op de tweede positie sedert de update van april 2020, met inmiddels 68,4% t.o.v. oorspronkelijk beschikt. Daardoor is SDE 2014, met 65,2%, op de 3e plaats beland onder het SDE "+" regime. Bij SDE 2016 I zal er nauwelijks meer iets wijzigen, er staat namelijk nog maar 0,1 MWp open voor 3 - kleine - beschikkingen. SDE 2014 is definitief afgerond met het verschijnen van het laatste "ja" vinkje bij RVO.

Opvallend is de zeer slechte prestatie voor de (ook reeds lang afgeronde) SDE 2012: slechts 31% van aantal oorspronkelijke beschikkingen opgeleverd, en zelfs maar 27% van de capaciteit. Uiteraard was er ook maar heel weinig beschikt (oorspronkelijk 17,1 MWp, waarvan er echter maar 4,5 MWp is overgebleven), anders had dat een "ramp-subsidie-jaar" geworden.

De latere regelingen gaan nog spannend worden, mede gezien de enorme verliezen van beschikkingen binnen die rondes, die waarschijnlijk nog verder zullen gaan oplopen. SDE 2017 I zit nog maar op minder dan 62% realisatie t.o.v. oorspronkelijk beschikt, maar heeft nog wel wat volume te gaan (67 MWp, minder dan 3% t.o.v. oorspronkelijk toegekend volume). De verwachting is, echter, dat er nog wat volume van zal gaan wegvallen. Er zal dus maximaal bijna 65% gerealiseerd kunnen gaan worden van de oorspronkelijk beschikte capaciteit.

De najaarsronde van dat jaar zit met de realisaties zelfs al wat hoger, 62,9% bij de capaciteit, met nog 169 MWp (bijna 9% van oorspronkelijk beschikt volume) te gaan. Deze kan bij beperkte verdere wegval dus beslist over de 65% realisatie heen gaan.

Gemiddelde beschikking grootte bij de realisaties

In de kolom realisaties ziet u achteraan de uit de aantallen en beschikte capaciteiten berekende gemiddelde omvang per beschikking, volgens de toekenningen van RVO. Hierin is een duidelijk trend van schaalvergroting herkenbaar. Van zeer klein (gemiddeldes van zo'n 2-9 kWp per beschikking onder de 1e 3 SDE regimes), tot fors uit de kluiten gewassen in groeiende tendens onder de "SDE+" regimes vanaf SDE 2011. Groeiend van gemiddeld 48 kWp onder SDE 2011 tot volumes tussen de 215 en 268 kWp gemiddeld in de SDE 2014-2016 I regelingen. Een vorig recordhouder, SDE 2016 II in de april 2020 update nog op 489 kWp zittend, is door de nieuwe, gemiddeld genomen kennelijk kleinere realisaties in de latere updates weer een stuk lager uitgekomen, inmiddels op 458 kWp. In een van de vorige updates is een nieuwe, vermoedelijk tijdelijke recordhouder opgedoken, de najaars-ronde van SDE 2019, die momenteel op 1.181 kWp gemiddeld per beschikking is gekomen. Dat was in de januari 2022 versie nog 864 kWp, in de oktober update van vorig jaar 702 kWp, en daarvoor zelfs nog maar 184 kWp bij de realisaties (in juli 2021 was het tijdelijk fors hoger, 762 kWp). Nog steeds zijn er relatief weinig beschikkingen ingevuld, 389 stuks. In de juli update moesten er sowieso een of meer grotere exemplaren bij gezeten hebben, die dat hoge gemiddelde kunnen verklaren. Bij navlooien van de spreadsheet, kwamen er destijds inderdaad meerdere reeds fysiek opgeleverde kandidaten uit, allen grondgebonden zonneparken, die het gemiddelde toen tijdelijk flink omhoog hebben gestuwd. Later zijn er kennelijk weer voldoende kleinere rooftop installaties bijgekomen, die het gemiddelde van de hele populatie in die regeling weer flink hebben getemperd. Maar de laatste updates laten weer een flinke aanwas van de gemiddelde capaciteit per beschikking zien. Wat niet vreemd is, bij de oorspronkelijke beschikkingen was het gemiddelde zeer hoog vanwege massieve uitval van duizenden kleinere rooftop project aanvragen. Momenteel ligt bij de overgebleven toegekende, grote projecten dat gemiddelde nog op een zeer hoge 2.394 kWp per beschikking.

Na het hoge niveau van deze najaars-ronde van SDE 2019, vallen de overige gemiddeldes globaal genomen weer terug naar 598 kWp (SDE 2018 II), 549 kWp (SDE 2017 II), 531 kWp (SDE 2017 I), 458 kWp voor SDE 2016 II, en 415 kWp onder SDE 2018 I. De inmiddels 1.339 gerealiseerde beschikkingen van SDE 2020 I betreffen nog relatief kleine projecten, met gemiddeld slechts 306 kWp per stuk (volgens beschikking). De laatstgenoemde regeling moet uiteraard nog een beetje "op stoom" komen, met name wat de grote project realisaties betreft. De in een vorige update nieuw opgenomen SDE 2020 II heeft nog maar 190 gerealiseerde beschikkingen, met een relatief bescheiden gemiddelde van 229 kWp per realisatie. Typische "beginner" projectjes bij een recent opgenomen SDE regeling in de RVO verzameling.

Voor alle realisaties bij elkaar heeft het gemiddelde per beschikking inmiddels al een omvang bereikt van 286 kWp. In de vorige updates waren die gemiddeldes achtereenvolgens: januari 2022 266 kWp, oktober 2021 251 kWp, juli 2021 245 kWp, apr. 2021 229 kWp, jan. 2021 215 kWp, sep. 2020 184 kWp, juli 2020 175 kWp, apr. 2020 167 kWp, jan. 2020 150 kWp, nov. 2019 138 kWp, aug. 2019 121 kWp, mei 2019 114 kWp, jan. 2019 90 kWp, daar voor 77 kWp. Ook al groeit dat gemiddelde dus continu door, het wordt nog steeds fors gedrukt door de vele kleine residentiële projecten onder de 3 oudste SDE regimes, zoals ook al bekend is uit de maandelijks door Polder PV geanalyseerde CertiQ data over de gecertificeerde zonnestroom capaciteit in ons land.

Splitsen we die twee regimes uit (onderaan in de tabel), is de oude SDE op de gemiddelde overgebleven beschikking grootte blijven steken van ruim 5 kWp. SDE "+" heeft een aanzienlijk groter gemiddelde bij de realisaties, inmiddels 440 kWp. Maar dat is nog wel slechts 72% van het gemiddelde volume van alle overgebleven beschikkingen (rode cijfer veld, 615 kWp gemiddeld). In de update van juli 2020 lag het laatst genoemde gemiddelde op 604 kWp, flink hoger lag dan de 532 kWp in de update van april van dat jaar. Deze fluctuaties zijn het gevolg van het opnemen van de SDE 2019 najaars-ronde in de cumulatie van de beschikkingen (april 2020), die per stuk gemiddeld zeer grote installaties heeft toegevoegd, gevolgd door de recent opgenomen SDE 2020-I ronde, die gemiddeld weer veel kleinere project beschikkingen heeft opgeleverd, al was het wel in grote aantallen.

De gemiddelde project groottes bij de overgebleven beschikkingen (rode veld in tabel) zijn, voor de regelingen waarvoor nog (veel) projecten open staan, ook bij de deel regelingen hoger dan die bij de realisaties. Dit komt omdat vele (zeer) grote projecten nog niet zijn gerealiseerd. Als die worden opgeleverd, zullen ze een opwaartse druk geven aan het systeem gemiddelde van de uiteindelijk gerealiseerde projecten cumulaties. Voor alle overgebleven beschikkingen is het gemiddelde momenteel 482 kWp. Dat is een weer opvallende toename t.o.v. de 473 kWp in de vorige update. Genoemde 482 kWp is een factor 1,7 maal zo hoog dan bij de realisaties tot nog toe.


(c) Actuele portfolio aan overgebleven SDE beschikkingen voor PV (zwarte sectie in tabel), accumulaties

Dit alles (oorspronkelijk beschikt minus verloren gegane beschikkingen cq. realisaties) leidt tot een "overgebleven" pool aan beschikte projecten die nog opgeleverd moet gaan worden. Of, bij pech, tot extra verlies om wat voor reden dan ook. In de april 2022 update waren er bij RVO voor SDE 2015 tm. SDE 2020 II nog maar 6.372 beschikkingen over, resp. 8.461 MWp (januari 2022 10,9 GWp, oktober 2021, incl. SDE 2020 II, 11,8 GWp, juli 2021, nog zónder SDE 2020 II, bijna 9,0 GWp, april 2021 9,8 GWp, januari 2021 10,9 GWp, sep. 2020, met SDE 2020 I toegevoegd, 12,1 GWp, juli 2020, nog zonder SDE 2020 I 9,4 GWp, apr. 2020, nog zonder SDE 2019 II 8,1 GWp, jan. 2020 nog 9,3 GWp, nov. 2019 10,1 GWp, aug. 2019, nog zonder SDE 2019 I, nog ruim 8,2 GWp). Dit is een flinke teruggang in het resterende potentieel, wat grotendeels ligt aan het feit dat de SDE 2020 I ronde massieve verliezen heeft geleden bij de beschikkingen. Uiteraard komt boven op het nu resterende totaal binnen niet al te lange tijd weer een groot volume afkomstig van de SDE 2021 regeling, die RVO nog aan het navlooien is.

Ondanks de reeds zeer forse verliezen van eerder afgegeven beschikkingen, blijft de resterende capaciteit van 8,5 GWp natuurlijk beslist een groot volume, voor een land wat begin 2021, volgens de meest recente CBS update, inclusief de projecten markt, én residentieel, al 14.249 MWp aan PV capaciteit had staan. Puur theoretisch zou dat volume alleen al vanwege de resterende, nog niet ingevulde SDE beschikkingen, inclusief de aankomende SDE 2021 exemplaren bijna kunnen verdubbelen, maar helaas gaat daar natuurlijk nog heel veel capaciteit om diverse redenen van wegvallen.

De marginale resterende volumes voor SDE 2015-2016, bijna 1,5 MWp, zullen, afhankelijk van realisatie of definitieve "afvoer", niets meer uitmaken gezien hun zeer geringe omvang. Wat de forse resterende volumes voor de opvolgende regelingen betreft, moet daar deels wel voor worden gevreesd, als ze niet op tijd gebouwd of aan het net kunnen worden gekoppeld. Mede gezien de smaller geworden tijd-vensters voor de oplevering (ondanks het geaccordeerde uitstel onder voorwaarden van een jaar extra realisatie tijd in Den Haag), gecombineerd met om zich heen grijpende netcapaciteit problemen en tekorten aan personeel bij de netbeheerders. Voorspellingen zullen op dit vlak met prudentie moeten worden genoten, want het aantal onzekerheden over de (potentie aan) realisaties neemt alleen maar toe. Zelfs als we er van uitgaan dat er al verschillende "oplossingsrichtingen" voor de beperkte net capaciteit in gang zijn gezet. Makkelijk zal het allemaal beslist niet gaan.


(d) Ratio SDE+/SDE

Onderaan twee velden in de tabel heb ik ook nog de ratio berekend van de officieel overgebleven beschikte volumes voor alle SDE "+" t.o.v. de oude SDE regelingen (rode veld), en dit herhaald voor de reeds door RVO als opgeleverd beschouwde project beschikkingen (groene veld). Die verhouding ligt, vanwege heftige toevoegingen van beschikkingen onder met name de laatste acht SDE "+" rondes, verminderd met de tussentijdse aanzienlijke hoeveelheden reeds verloren gegane exemplaren, inmiddels rond de 2,1 voor de aantallen overgebleven beschikkingen. In de vorige update was dat nog factor 2,6, in juli 2017 was het slechts een factor 0,6. De SDE werd door duizenden particuliere toekenningen gedomineerd, en die was tot niet zo lang geleden bepalend voor deze inmiddels aardig "recht getrokken" verhouding. Bij de realisaties is die verhouding inmiddels ongeveer 1,8. Dit, omdat veel grote projecten uit latere SDE "+" regelingen nog niet zijn opgeleverd, en de vele reeds afgeronde oude SDE micro projectjes die som nog zwaarder onder druk zetten.

Bij de capaciteiten is de verhouding precies andersom, omdat SDE "+" gedomineerd wordt door talloze zeer grote projecten. Bij de overgebleven beschikkingen, incl. de zeven toegevoegde SDE 2017-2019 en SDE 2020 I regelingen, is die factor weer verder afgenomen, een verhouding 260 : 1 (SDE "+" staat tot SDE; in update van 1 januari 2022 factor 293 : 1, oktober 2021 factor 299 : 1, juli 2021 factor 308 : 1, apr. 2021 factor 313 : 1, jan. 2021 factor 322 : 1, in sep. 2020 nog 326 : 1; in juli 2020 261 : 1; in juni 2018 120 : 1, wel ook tussentijdse afname vanwege uitval van beschikkingen !). Bij de realisaties een stuk lager, inmiddels een factor 159 : 1 (in januari 2022 nog 143 : 1, in oktober 2021 131 : 1, juli 2021 124 : 1, apr. 2021 112 : 1, jan. 2021 nog 100 : 1, sep. 2020 nog 81 : 1; in juli 2020 nog 73 : 1; in de juni 2018 update was dat nog 17 : 1, dus nog steeds verder oplopend). Met dezelfde oorzaak: veel zeer grote projecten in de beschikkingen zijn nog niet opgeleverd, inclusief de grote volumes uit SDE 2017 I tm. SDE 2020 I. Tot slot, bij de gemiddelde systeemgrootte vinden we die trend wederom terug. SDE "+" staat tot SDE bij de overgebleven beschikkingen 122 : 1, maar bij de realisaties nog "maar" een factor 87 : 1 (juni 2018 update 43 : 1). Ook deze verhoudingen kunnen wijzigen, naar gelang er een fors aantal grote "SDE + projecten" daadwerkelijk alsnog gerealiseerd zal gaan worden.

Uiteraard zijn dergelijke vergelijkingen ook te maken tussen de SDE en SDE "++" regelingen, of tussen SDE "+" en SDE "++", maar omdat de eerste SDE "++" ronde, SDE 2020 II, pas in een recente update is toegevoegd, heeft dat nog niet veel zin. Wellicht wil ik daar in een later stadium nog wat woorden aan spenderen.


(e) Evolutie systeemgemiddelde capaciteit volgens RVO beschikkingen

In een van de artikelen over de effecten van de beschikkingen van SDE 2019 I, heb ik reeds uitgebreid stil gestaan bij de belangrijke factor "gemiddelde capaciteit" per beschikking, en bij de realisaties. Zie daarvoor het 5e artikel in die reeks (16 november 2019), paragraaf 3.


(f) Verzamel grafieken alle SDE regelingen - PV capaciteit bij beschikkingen / realisaties

In deze paragraaf toon ik weer de meest recente versies van de 2 bekende "stapel grafieken" met de begin januari dit jaar overgebleven volumes bij de beschikkingen (weergegeven in de grafiek hierboven, onder a), en bij de door RVO opgegeven "realisaties". Die vindt u hier onder.


Stapelgrafiek met links de kolommen stapel met de overgebleven (!!) hoeveelheden beschikkingen van SDE 2008 tm. SDE "++" 2020 II. SDE 2020 II is in de vorige update toegevoegd, en nog grotendeels met intacte oorspronkelijke volumes (blauwe segment bovenaan). Vanwege de huidige, enorme uitval onder SDE 2020 I zien we momenteel een cumulatie in de resterende, inmiddels overgebleven hoeveelheid van 33.783 toekenningen voor zonnestroom (project beschikkingen). Dat waren bij de ooit oorspronkelijk vergeven exemplaren nog 56.119 beschikkingen (zie tabel en eerste grafiek onder a). De rechter stapel kolom geeft de in de update van 1 april 2022 door RVO formeel als "gerealiseerd" verklaarde hoeveelheden beschikkingen per regeling weer. Met als voorlopige cumulatie 27.411 beschikkingen gerealiseerd. Wat 81,1% van het overgebleven aantal "totaal overgebleven beschikt" (linker stapel) is. Een fors verschil met de 69,9% in de vorige update, wat grotendeels het gevolg is van de wegval van grote hoeveelheden beschikkingen onder met name SDE 2020 I, in combinatie met een voortvarende groei bij de realisaties.

Goed is hier het grote verschil tussen de SDE 2019 II en SDE 2020 I regelingen te zien. De eerste had relatief zeer weinig beschikkingen, die gemiddeld per stuk echter wel "zeer groot" waren. De laatste SDE "+" regeling, 2020 I, had een record aantal aan gemiddeld genomen véél kleinere toekenningen, waar, ondanks de massieve uitval, nog steeds veel volume van over is. Daar bovenop is het nieuwe volume voor SDE 2020 II gestapeld. "Onderin" de kolommen stapel is er, tm. SDE 2016 I vrijwel geen activiteit meer, omdat bijna al die oudere regelingen geen openstaande beschikkingen meer hebben (of nog maar een handvol). Wel is er soms nog geringe uitval, met name, regelmatig, bij de oudste 3 SDE regelingen. Die uitvallers zien we druppelsgewijs in deze grafiek terug komen, al hebben ze relatief weinig impact.


Vergelijkbare stapelgrafiek, met nu niet de aantallen (overgebleven) beschikkingen, maar links ditto, de totale capaciteit in MWp die er over is gebleven in de laatste update (met reeds aanzienlijke volumes door RVO virtueel weg gekieperd en dus niet meer zichtbaar). Zie ook de tweede grafiek onder paragraaf (a), voor een vergelijking tussen oorspronkelijk beschikte volumes en op 1 april dit jaar daarvan overgebleven hoeveelheden.

De in een recente update nieuw toegevoegde SDE 2020 II regeling is, nog vrijwel ongeschonden sinds de in de kamerbrief genoemde volumes, bovenaan zichtbaar, met nog 3.591 MWp aan beschikt vermogen (oorspronkelijk toegekend 3.603 MWp). Het totale volume voor alle regelingen culmineert in (inmiddels overgebleven) 16.295 MWp. Dat was bij het ooit oorspronkelijk vergeven / beschikte project volume nog 22.753 MWp (zie tabel en grafiek onder paragraaf a). Vooral het verlies van SDE 2020 I weegt nu zwaar. Rechts het nog zeer beperkte "gerealiseerde" volume, althans van de beschikkingen (niet de werkelijk opgeleverde capaciteit !). Met in totaal "officieel" 7.835 MWp gerealiseerd, ruim 7,8 GWp. Wat nog maar 48,1% is van het (overgebleven) beschikte volume. Er is dus in ieder geval wat het RVO - SDE dossier betreft, op het gebied van te realiseren capaciteit nog bijna 52 procent van het nu (overgebleven) beschikte volume te gaan.

Het CertiQ dossier (met fysiek gerealiseerde volumes) blijkt in hun laatste status update van eind maart 2022 alweer wat verder te zijn, t.o.v. de gerealiseerde volumes beschikkingen van RVO. Bij CertiQ stond begin april 2022 7.944 MWp aan fysieke opleveringen, waarvan het allergrootste deel SDE beschikte projecten is (en nog een onbekend, hoogstwaarschijnlijk "zeer beperkt" deel zonder SDE beschikking). Wat 1,4% meer geaccumuleerd volume is dan wat er eind maart 2022 in totaal als gerealiseerd beschikt staat bij RVO (incl. SDE 2020 II). Zouden we het bereikte CertiQ volume afmeten aan het overgebleven beschikte totaal volume bij RVO, zouden we al op 48,7% realisatie komen (kader in grafiek). Met de voorbehouden die daar bij horen.

Normaliter ligt CertiQ altijd (ver) voor op het RVO - SDE dossier. Feit blijft, dat sowieso bij RVO talloze reeds netgekoppelde projecten nog niet met een "ja" vinkje zijn gezegend in de publiek beschikbare data overzichten. Die dus nog niet in hun cijfers kunnen zitten. Die projecten staan al lang in de CertiQ databank, omdat er al meteen garanties van oorsprong aangemaakt moeten gaan worden, "zodra de stekker in het betreffende project gaat". De meeste projecten achter grootverbruik aansluitingen dienen maandelijks (automatisch) meetgegevens via de meet-gemachtigde in, die direct naar CertiQ worden doorgesluisd na validatie. Registratie bij CertiQ gebeurt in het grootste deel van de gevallen zeer rap na fysieke netkoppeling. Dagelijks worden updates gedraaid met de nieuwste toevoegingen die door de exploitanten worden doorgegeven, en waarvoor de netbeheerders hun formele fiat hebben gegeven (pers. comm. CertiQ). Wat daarna geschiedt in het RVO traject kan echter vele maanden kosten, voordat dit leidt tot een "formeel ja vinkje" in hún databestand.

Het verschil tussen "overgebleven beschikt" volume en "gerealiseerd volume status 1 april 2022" bedraagt 16.295 - 7.835 = 8.460 MWp (8,5 GWp). Dat is het volume aan beschikkingen wat nog gerealiseerd moet gaan worden, nog exclusief de nog niet officieel bekende volumes aan beschikkingen die zullen voortkomen uit de - extreem overtekende - SDE 2021. Sowieso is dat resterende volume al veel kleiner dan de 10,9 GWp in de vorige update. Dat is het gevolg van met name de massieve uitval bij SDE 2020 I (en, in mindere mate, bij SDE 2019 I), in combinatie met een forse hoeveelheid nieuw gerealiseerde capaciteit. Maar ik waarschuw hierbij al op voorhand: er gaat sowieso nog heel veel volume van afvallen, gezien de trend van de afgelopen overzichten van RVO. En het is nog steeds niet het "gerealiseerde" volume. Dat kunnen we alleen te weten komen als exacte project informatie beschikbaar komt, zoals in ultimo bij CertiQ bekend moet zijn of worden. Polder PV heeft in ieder geval van de "top" in de markt, de grootste projecten, inclusief de bijna 600 gerealiseerde grondgebonden zonneparken (excl. andere "niet rooftop" projecten zoals drijvende projecten), die de grootste volumes aan MWp-en inbrengen, het meest complete, gedetailleerde overzicht van Nederland.


Thermische zonne-energie

Ook in dit kleine andere zonne-energie dossier, is er een zonnige en, eufemistisch gezegd, "minder zonnige" zijde te melden voor de status update van 1 april 2022. Wat die minder zonnige zijde betreft: Van de nog niet zo lang geleden, in de herfst van 2020 afgegeven 63 beschikkingen voor thermische zonne-energie projecten onder de SDE 2020 I regeling, zijn er alweer 40 (!) exemplaren verdwenen. Er zijn nu nog maar 19 beschikkingen overgebleven, een zeer hoog verlies voor die regeling. Ook ging er een beschikking onder het SDE 2018 II regime verloren, waardoor daar nog maar 11 exemplaren over zijn. Deze verliezen gingen gepaard met weg gestreept beschikt thermisch vermogen. Tezamen met ook neerwaarts bijgestelde capaciteit onder de voorjaars-ronde van SDE 2018, is het totale verlies t.o.v. de update van begin dit jaar opgelopen tot 21,6 MWth.

Deze negatieve wijzigingen in de (overgebleven) hoeveelheden beschikkingen hebben er toe geleid, dat het totale resterende aantal beschikkingen is verminderd, van 141 naar 100 exemplaren, met een gezamenlijke resterende capaciteit van nog maar 105,9 MWth, i.p.v. de cumulatie in de update van 1 januari dit jaar (127,5 MWth.). De gemiddelde omvang is daarmee juist toegenomen, van 904 kWth. naar gemiddeld 1.059 kWth. per beschikking, omdat er vooral kleinere project beschikkingen zijn verdwenen. In april 2020 was het gemiddelde per beschikking nog maar 811 kWth, vooral de wat grotere toegekende projecten lijken over te blijven.

De beschikkingen zijn vergeven in de jaargangen 2012 tm. 2020 II, behalve in 2015. Het enige overgebleven exemplaar van SDE 2017 II, met een omvang van 291 kWth., is in een vorige update om onbekende reden aan de wilgen gehangen. Nog maar 19% (19 stuks) van het overgebleven aantal, en slechts 6,7% (7,1 MWth.) van de overgebleven beschikte capaciteit komt nu uit de SDE 2020 I ronde. De ongewijzigde, overgebleven capaciteiten uit de SDE 2019 II (40,1 MWth.), en de SDE 2016 I rondes (35,3 MWth.) zijn de dominante factoren in het totaal aan overgebleven beschikte capaciteit.

De hoogste beschikte capaciteit voor 1 beschikking was aanvankelijk voor het project bij Ter Laak in het Zuid-Hollandse Wateringen (SDE 2016 I, 15,7 MWth.). Maar is later achterhaald door het al langer geplande Dorkwerd zon-thermie park wat Solarfields op een oud baggerdepot langs het Hoendiep benoorden Groningen gaat realiseren. Dat heeft een SDE 2019 II beschikking voor 37,4 MWth. Omdat er enkele kleinere beschikkingen uit die regeling zijn verdwenen, heeft deze inmiddels de hoogste gemiddelde capaciteit bij de overgebleven beschikkingen, ruim 4,0 MWth. Met 9 overgebleven, en reeds gerealiseerde toekenningen, volgt SDE 2016 I op de voet, met een gemiddelde van 3,9 MWth. per beschikking. Het flink ingekrompen aantal beschikkingen overgebleven onder SDE 2020 I moet het met een veel lager gemiddelde stellen. Die projecten zijn dus veel kleiner (gemiddeld nog maar 373 kWth. per stuk, in de vorige update, voor het grote verlies, was dat nog 465 kWth. per stuk).

Lichtpuntje

Als we kijken naar de "officiële realisaties", volgens de richtlijnen van RVO, is er wel weer een klein lichtpuntje waar te nemen. Er zijn tot nog toe namelijk 51 project beschikkingen opgeleverd, 5 meer dan in de januari 2022 update. Netto is er 2.211 kWth. aan gerealiseerde thermische capaciteit bijgekomen. Het is nog steeds niet veel, maar er lijkt wat "beweging" te komen in de uitvoering van de projecten (zie ook grafiek onderaan).

Het totale, inmiddels gerealiseerde thermische vermogen volgens de beschikkingen is volgens RVO, met deze wijzigingen 52,5 MWth, nog steeds een vrij bescheiden verhoging t.o.v. de update in januari dit jaar (50,3 MWth). Dat is momenteel bijna de helft van het overgebleven beshikte volume (105,9 MWth.), inclusief het kleine volume van de 2 beschikkingen afgegeven onder SDE 2020 II (0,49 MWth.). Naast de 9 project realisaties voor SDE 2016 I (35,3 MWth., geen openstaande toekenningeDE 201n meer) zijn er o.a. ook 9 beschikkingen onder SDE 2017 I gerealiseerd (2,0 MWth.; ditto), en 8 van de project realisaties (capaciteit: 1,9 MWth totaal, vol geboekt) met een SDE 2014 subsidie beschikkincg. S8 II resp. SDE 2016 II dragen 7 resp. 6 beschikkingen bij aan de realisaties, met beschikte capaciteiten van 1,6 resp. 6,8 MWth.

Omdat dit relatief kleine zonne-energie dossier enkele updates eerder wat "substantie" begon te krijgen, heb ik, naar analogie van de al jaren bijgehouden standaard grafiek met alle SDE realisaties voor zonnestroom projecten, in de versie van januari 2020 voor het eerst ook een dergelijke grafiek gemaakt voor de door RVO met "ja" stempel gezegende thermische zonne-energie (gerealiseerde) beschikkingen. Deze grafiek is inmiddels bijgewerkt met de resultaten uit de huidige update, 1 april 2022, en deze vindt u hier onder. Hieruit blijkt kristalhelder de voortdurende dominantie van de paar realisaties uit de SDE 2016 I regeling. De aangegeven "tijdelijke realisatie" van 40 kWth onder SDE 2019 II heb ik grijs weergegeven: de beschikking is alweer enige tijd verdwenen uit de RVO records. Uit de grafiek kan 1 onverbiddelijke conclusie worden blijven getrokken: de evolutie van de realisatie van grotere SDE-gesubsidieerde thermische zonne-energie projecten blijft de laatste 2 jaar zeer traag verlopen, al begint er weer wat leven in te komen met de huidige update.


RES doel begint toch gevaar te lopen op basis van alleen SDE projecten (nagekomen)

RVO insereert tegenwoordig ook een tabblad bij de projecten status sheets, met de volgens hen gehanteerde prognoses hoe het staat met de haalbaarheid van het zogenaamde RES doel. Dat was lange tijd: productie van 35 TWh aan extra, "subsidiabele" stroom uit de hernieuwbare bronnen wind en zonnestroom op land (incl. floating solar etc., installaties groter dan 15 kW), aan het eind van het jaar 2030. RVO heeft weer nieuwe berekeningen gedaan op basis van de meest actuele situatie bij de SDE regelingen. En komt nu op een prognose uit van "slechts" 28,8 TWh in 2030. Hierbij wordt onder anderen uitgegaan van slechts (gemiddeld) 60% realisatie van de beschikte capaciteit bij de nog niet gerealiseerde PV projecten, voor wind ligt die aanname veel hoger (98%).

Ook al geeft RVO ook aan dat er geen "rechten" aan deze berekening ontleend kunnen worden, het geeft wel aan dat we voor die RES doelstelling zo'n 6 TWh tekort zouden komen, als je alleen van het SDE potentieel zou uitgaan. En dat er dus meer moet gebeuren om dat doel te halen, in weerwil van de heel wat optimistischer berekeningen van Martien Visser van Energieopwek.nl, begin 2021 (33,2 TWh, zie artikel bij Sargasso.nl). Visser gaf in zijn berekening toen trouwens slechts 50% invulling van de PV beschikkingen op, en was dus pessimistischer dan het uitgangspunt bij RVO.


Bronnen

Zie ook uitgebreid overzicht met verwijzingen naar eerdere SDE 2016-2020 analyses op Polder PV, onderaan het overzicht onder de update van januari 2021.

Extern:

Feiten en cijfers SDE(+)(+) (RVO)


12 april 2022: CertiQ rapportage maart 2022 - "middelmatige" nieuwbouw, weinig nieuwe installaties (234), 160 MWp nieuwe gecertificeerde PV capaciteit, record 12 maandelijkse zonnestroom productie tm. februari, 5,78 TWh*.

Het derde, eerste kwartaal afsluitende maandrapport voor gecertificeerd vermogen van duurzame energie opwekkende installaties, voor maart dit jaar, werd pas in de 2e week van april door CertiQ geopenbaard. De gecertificeerde PV capaciteit is toegenomen naar 7.943,5 MWp geaccumuleerd in het grootste zonnestroom dossier van Nederland. Het maart rapport voegde wederom weer relatief weinig, 234 nieuwe projecten toe, met een gezamenlijke nieuwe capaciteit van 159,7 MWp. Iets minder dan de bijna 171 MWp toegevoegd in maart 2020.

Het aantal ingeschreven zonnestroom projecten** bij CertiQ is toegenomen naar 31.266 exemplaren. De gemiddelde systeemcapaciteit van alle ingeschreven PV installaties bij CertiQ is verder gegroeid, naar 254 kWp. Bij de uitgave van garanties van oorsprong (GvO's) voor zonnestroom is in de 12 maanden tm. februari 2022 voor de zoveelste achtereenvolgende periode een nieuw record bereikt, van, nog zeer voorlopig, 5.780 GWh. Hier zal nog e.e.a. aan volume aan toegevoegd gaan worden in latere updates. Er werd, over een periode van 12 maanden incl. maart, ook weer een record volume aan zonnestroom certificaten Nederland in ge-importeerd, een volume van 2,2 TWh betreffend. In deze analyse wordt wederom voor het CertiQ volume een nieuwe capaciteit accumulatie prognose gedaan voor medio 2022, op basis van de meest recent beschikbare informatie. Er is een nieuwe berekening gedaan van de jaargroei volumes in 2020 en 2021, op basis van de meest recente progressie grafiek van CertiQ. Het verschil tussen de jaargroei cijfers, aanvankelijk zeer hoog, is, na een afname in het februari rapport, in de huidige rapportage weer flink toegenomen, van 380 MWp naar ongeveer 487 MWp. Momenteel staat de teller op 2.310 MWp groei in 2020, en een toename van 1.828 MWp in 2021.

* Disclaimer: Status officiële CertiQ cijfers volgens maand rapportages !

I.v.m. omvangrijke toevoegingen sedert 2018 aan dit dossier (vrijwel exclusief gedreven door grote hoeveelheden, SDE gesubsidieerde, en gemiddeld genomen steeds groter wordende PV projecten), in combinatie met inmiddels al 3 ernstige data "incidenten" bij CertiQ (september 2017, juni 2019, resp. april 2020), die Polder PV meldde aan de TenneT dochter (waarna deels substantiële correcties werden gepubliceerd), sluit de beheerder van Polder PV niet uit, dat de huidige status bij CertiQ niet (volledig) correct zal kunnen zijn. Een vierde casus diende zich aan n.a.v. het februari rapport in 2021.

Met name foute capaciteit opgaves van netbeheerders voor "kleinere" projecten kunnen, ondanks aangescherpte controles bij CertiQ, aan de aandacht blijven ontsnappen en over het hoofd worden gezien. Maar ook cijfermatige incidenten met opgaves van volumes van grotere projecten kunnen nog steeds niet uitgesloten worden. Deze laatsten zullen, indien onverhoopt optredend, hoge impact hebben op het volume aan maandelijkse toevoegingen, en ook, zei het in relatieve zin beperkter, invloed hebben op de totale accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit aan het eind van de betreffende maand rapportage.

Hierbij komt ook nog het feit, dat ooit gepubliceerde volumes in de maandrapportages, al snel bijgesteld kunnen worden door continue toevoegingen en correcties voor de betreffende maanden, bij CertiQ. Wat de directe gevolgen daarvan zijn, vindt u grafisch geïllustreerd in het artikel gepubliceerd op 4 november 2020.

Voor 2020 en 2021 zijn de consequenties van deze continu optredende bijstellingen opnieuw berekend - in de rapportage voor december 2021. Deze bijstellingen zullen in analyses van de maand rapportages verder worden bijgehouden door Polder PV, waaruit o.a. de meest actuele jaargroei volumes worden berekend.

Het overzicht met de cijfers over maart 2021 (en voor de Garanties van Oorsprong, GvO's, tm. februari 2022) verscheen bij CertiQ op 11 april 2022.

In de detail analyse hier op volgend wordt ingegaan op de wijzigingen en aanvullingen, deels grafisch verbeeld.

** "Projecten" hier gelijk te stellen aan "inschrijvingen bij CertiQ". Dit kan deels gaan om meerdere deel installaties op een en hetzelfde adres en/of bedrijfs-complex. Vaak gaat het daarbij om separate SDE beschikkingen, waarvoor vereist is dat ze allen een eigen bemetering hebben, tenzij daarvoor afspraken zijn gemaakt met RVO. Er zijn de nodige lokaties met meer dan 1 SDE beschikking, Polder PV heeft daar honderden voorbeelden van in zijn eigen project dossier.

1. Ontwikkeling van aantallen gecertificeerde zonnestroom installaties


Nieuwe aantallen installaties in bovenstaande grafiek, rode curve, met als referentie de linker Y-as. In december 2020 werd, na diverse behoorlijk hoge nieuwbouw cijfers in voorgaande maanden, en na het tussentijdse record in juli (589 netto nieuw), in de laatste kalendermaand wederom een nieuw record niveau met de (netto) bijschrijvingen bereikt bij CertiQ, 616 nieuwe exemplaren (geel omrand data punt rechtsboven in de grafiek). Vanaf januari 2021 viel het nieuwe volume bij de aantallen fors terug, grofweg wisselend rond de 300 nieuwe projecten per maand. Pas in december werd meteen het maandrecord voor dat jaar gevestigd, met 459 nieuwe projecten. In januari 2022 viel dit echter weer sterk terug, naar nog maar (netto) 225 nieuwe projecten. Dat is het laagste niveau sinds december 2018. Februari scoorde niet veel hoger, met netto 258 nieuwe aanmeldingen, en maart deed het ook weer slechter, met nog maar 234 exemplaren.

De accumulatie is te zien aan de blauwe kolommen curve in bovenstaande grafiek. In de september 2019 rapportage is de grens van twintigduizend gecertificeerde zonnestroom projecten overschreden, in november 2021 werd de 30.000 piketpaal gepasseerd. Het totaal is inmiddels, met maart 2022 toegevoegd, uitgekomen op, voorlopig, 31.266 exemplaren.

Voor alle CertiQ data geldt: Netto effect = aantal bijschrijvingen minus het aantal uit de CertiQ databank verwijderde PV-projecten per maand. Normaliter werden jaarcijfers later bijgesteld, zoals ook voor voorgaande jaren is geschied (zie revisies voor de jaren 2018 en 2019, met de daar aan gelinkte gedetailleerde analyses). Die revisies worden echter niet meer gepubliceerd, en dus moest er naar een andere reconstructie techniek worden overgestapt. Zie daarvoor een eerste poging in paragraaf 9 in de analyse van het december 2021 rapport. Deze reconstructies worden in de meest recente analyse gecontinueerd en geactualiseerd. Al snel na publicatie van de officiële maandrapportages bij CertiQ, kunnen de waarden per maand namelijk al flink bijgesteld worden (analyse 4 november 2020). In de maandrapport besprekingen van, en de primaire grafieken bij Polder PV, wordt altijd dié inhoud als referentie aangehouden, en vergeleken met oudere maand rapportages, om in ieder geval die trends op een gelijkwaardige wijze met elkaar te kunnen vergelijken.


Grafiek met de variatie in de (netto) groei van de aantallen installaties per maand (rapport) bij CertiQ. De nieuwe volumes gerealiseerde projecten per maand zijn vanwege de enorme stapel aan SDE beschikkingen die al werd uitgevoerd in 2020 t.o.v. 2019 weer sterk toegenomen, ondanks de fikse beperkingen a.g.v. de Covid19 pandemie. Dit is te zien aan de horizontale stippellijnen, die het maandgemiddelde per kalenderjaar weergeven. 2021 kwam daarbij iets lager uit dan 2019 (bruine resp. gele stippellijn, 339 resp. 350 netto nieuw aantal installaties per maandrapport). 2020 blijft ongeslagen kampioen, met maar liefst 445 nieuwe installaties gemiddeld per maand, volgens de maandrapportages (blauwe stippellijn).

2022 begon, met slechts 225 resp. 258 en 234 nieuwe installaties in de eerste 3 rapportages, weer op een zeer bescheiden niveau (weergegeven in magenta kolommen, gemiddeld 239 stuks per maand = stippellijn). Bij de capaciteit ligt die verhouding echter heel anders, zie paragraaf 2.

Tót 2018 was er een verwarrende periode van 4 jaar waarbij ook tijdelijk negatieve groei optrad, vanwege een combinatie van lang durende her-registratie verplichtingen, en mogelijk "natuurlijke uitval" bij CertiQ.

Ook deze volumes (evenals die voor de capaciteiten) zullen achteraf nog worden bijgesteld door wijzigingen in de primaire database van CertiQ. Deze revisies kunnen zowel positief (capaciteit 2015-2018, eerste jaar rapport 2020), als negatief uitpakken. In 2019 is bijvoorbeeld de bijstelling voor de capaciteit in negatieve zin uitgepakt, zoals we hebben gezien bij de jaarcijfers.

In 2020 zijn in de 12 maandrapporten 5.335 nieuwe projecten opgetekend door CertiQ. Een nieuw jaar record, wat 27,2% boven het kalenderjaar volume van de maandrapportages in 2019 (4.195 projecten) is komen te liggen. 2021 heeft in totaal in de maandrapportages 4.073 nieuwe projecten opgeleverd, 24% lager dan in 2020.

Revisies van de historische cijfers lieten, op basis van de actuele grafiek in het december 2021 rapport, zien, dat met de toen geldende status quo, de groei van het aantal nieuwe projecten in heel 2021 ongeveer 45% lager lag dan de aanwas in 2020 (3.049 t.o.v. 5.551 nieuwe installaties). De nieuwe jaargroei volumes voor 2021 zijn inmiddels echter alweer, nog steeds in positieve zin, gewijzigd. Zie daarvoor paragraaf 6.

2. Capaciteit evolutie van gecertificeerde zonnestroom installaties


Voetnoot bij grafiek: de cijfers voor september 2017 zijn na vragen van Polder PV door CertiQ aangepast.
Voor de reden, zie analyse herziening september 2017 rapportage ! Ook voor juli 2019 is het aanvankelijk op 1 augustus 2019
verschenen maandrapport na interventie door Polder PV fors neerwaarts gecorrigeerd in een later gereviseerde versie.
Als klap op de vuurpijl resulteerde uit het april 2020 rapport een bizarre negatieve maandgroei van -108,5 MWp,
a.g.v. een "drie-nullen correctie" van een eerder (?) foutief ingegeven installatie door een netbeheerder. Ook het cijfer in januari 2021 is door een foute
entry van een netbeheerder veel te hoog uitgepakt. Dit is gecorrigeerd in februari, waardoor die maand een zeer lage "artificiële groei" laat zien.

In vergelijking met de groei van de aantallen nieuw geregistreerde gecertificeerde PV projecten (vorige grafiek), gaat het bij de netto toegevoegde capaciteit al langere tijd om opvallende, gemiddeld substantieel grotere volumes dan wat we in eerdere jaren hebben gezien. Met name in 2018, 2019, 2020 en 2021. In november van 2019 werd een nieuwe record toevoeging van maar liefst 409,9 MWp geregistreerd. Het maandgemiddelde (horizontale stippellijn) eindigde voor de maandrapportages op 142 MWp in dat jaar, in 2020 en 2021 is dat gemiddelde verder toegenomen van 158 naar 191 MWp.

Desondanks is, op basis van de revisie van de maandrapport cijfers (paragraaf 9), de uitkomst voor het hele jaar nogal anders geworden dan gedacht: In 2020 is met de update van de CertiQ grafiek in het december 2021 rapport namelijk al een veel hogere jaargroei geconstateerd dan in 2021. En dat is nu alweer gewijzigd op basis van de meest recente grafiek in de maart 2022 rapportage: 2.310 MWp in 2020 (40 MWp mínder dan gereconstrueerd uit voorgaande rapportage), t.o.v. 1.828 MWp in 2021 (40 MWp groei méér). Er lijkt dus een verschuiving van gedocumenteerde capaciteit van 2020 naar 2021 te hebben plaatsgevonden. Hierbij moet ook de disclaimer, dat, net als voor 2020, de cijfers voor 2021 alsnog flink verder kunnen gaan wijzigen in latere revisies van CertiQ.

2022 begon in de historische reeks bemoedigend, met 166,7 MWp in januari, 199,3 MWp in februari, waarbij het eerste kwartaal voorlopig werd afgesloten met een relatief beperkt volume van 159,7 MWp nieuwe capaciteit in maart. De hoge toevoeging in januari 2021 bleek na vragen van Polder PV aan CertiQ, veroorzaakte te zijn door een flinke "3 nullen" ingave fout van een netbeheerder, die pas in het volgende (februari) rapport werd hersteld. Wat daardoor een onwaarschijnlijk, veel te laag volume kreeg toebedeeld.

Maart 2022 bleef duidelijk onder het record volume voor die maand steken, gehaald in 2021 (171 MWp), maar ligt beduidend hoger dan de 98 MWp in maart 2019, en het lage volume van 43 MWp in 2020. Gecombineerd, hebben de 3 eerste rapportages in 2022 momenteel 526 MWp toegevoegd, t.o.v. 541 MWp in het eerste kwartaal van 2021, een kleine 2,8% minder.

3. Gemiddelde capaciteit nieuwe PV installaties maart 2022

Als we uitgaan van de CertiQ cijfers zoals nu gepubliceerd, deze als "correct" beschouwen, relatief weinig uitstroom van verwijderde projecten in de data bestanden veronderstellen, en de maandelijkse netto toevoegingen in de rapportages voor maart 2022 combineren met de toegevoegde capaciteiten in die maand, resulteert dit weer in een hoog gemiddeld systeem vermogen van 683 kWp per stuk bij de nieuwkomers, weer lager dan in februari (773 kWp gemiddeld bij de nieuwkomers). Dat geeft voor maart een gemiddelde omvang van zo'n 1.951 zonnepanelen à 350 Wp per project. Dat zijn dus weer - gemiddeld genomen - behoorlijk grote projecten geweest.

Het evoluerende systeemgemiddelde bij de totale accumulatie in het CertiQ dossier is in maart door de relatief hoge capaciteit toevoeging in verhouding tot het aantal nieuwe projecten weer verder toegenomen. Zie paragraaf 8.

4. Kwartaal cijfers CertiQ maandrapportages - eerste kwartaal 2022 bekend


Groeicijfers per kwartaal volgens de oorspronkelijke maandrapportages. Het record volume per kwartaal is tot nog toe al in QIV 2020 gerealiseerd, met 874 MWp.

2021 liet een sterk wisselend beeld zien, met hoge toevoegingen in het 2e (728 MWp) resp. 4e kwartaal (672 MWp), gebaseerd op de maand rapportages. Voor 2022 zijn de eerste 3 maand rapportages cq. het eerste kwartaal inmiddels bekend, 167, 199, resp. 160 MWp, totaal 526 MWp. Dat is dus 2,8% lager dan de 541 MWp in QI 2021. Maar wel al 73% hoger dan de 304 MWp toegevoegd in het hele eerste kwartaal in eerste Covid jaar 2020. En 68% hoger dan hetzelfde kwartaal in het "normale" jaar 2019 (314 MWp).

5. Half-jaar cijfers CertiQ maandrapportages - eerste 3 toevoegingen voor het nieuwe jaar


Groeicijfers per half-jaar. De Y-as geeft de nieuw gerapporteerde capaciteiten in MWp, volgens de maandrapportages in de getoonde half-jaren. Op de X-as per kolom de resultaten van de 6 maand rapportages uit de half-jaren (HI = jan. tm. juni; HII = juli tm. december) sinds 2010, tot en met 2e half-jaar van 2021, en, achteraan, de accumulatie van de eerste 3 maand resultaten voor HI 2022 (gearceerd).

Het tweede half-jaar van 2020 heeft een nieuwe record capaciteit van 1.432 MWp laten zien, temidden van de mondiale Covid19 pandemie. Daarna zijn de halfjaar volumes in de maand rapportages stapsgewijs afgenomen, van 1.269 MWp in HI 2021, naar nog maar 1.026 MWp in de tweede jaarhelft van vorig jaar. Een duidelijke afkoeling van de progressie, zo lijkt het.

De laatste - gearceerde - kolom toont de eerste 3 toevoegingen voor het eerste halfjaar van 2022, 526 MWp nieuw volume. Hier moeten uiteraard nog 3 maand rapportages bovenop worden gestapeld. Zou het maandgemiddelde voor de eerste 3 maanden daar op worden toegepast, is puur theoretisch een groei van 1.052 MWp mogelijk in het eerste half jaar. Dat zou beduidend lager zijn dan de groei in het eerste half jaar van 2021 (1.269 MWp), maar wat hoger dan het tweede half jaar in 2021. Gezien o.a. de blijvend grote problemen met (voorhanden) netcapaciteit, blijft het spannend of een hoog uitbouw tempo (realisaties) mogelijk blijft. Wel staan er in de projecten overzichten van Polder PV de nodige, reeds grotendeels gebouwde forse zonneparken klaar om aan het net gekoppeld te worden, dus mogelijk kan in de tweede helft van het eerste halve jaar van 2022 e.e.a. worden "recht gebreid".

6. Kalenderjaar cijfers CertiQ maandrapportages & jaar-revisies - tm. maart 2022, inclusief revisie 2019, eerste jaar rapport cijfers 2020 en 2021, en meest recente herzieningen



Voor beschouwing van een vorige versie van deze grafiek, zie onder de bespreking van het april maand rapport van 2021. Nieuwe kalenderjaar volumes volgend uit de oorspronkelijke maand rapportages zijn hier weergegeven in lichtblauwe kolommen. De volumes die volgen uit de later verschenen oorspronkelijke, dan wel gereviseerde jaar rapportages zijn getoond in de donkerblauwe kolommen. Normaliter werden gearceerde kolommen later nog bijgesteld door CertiQ. Zoals in een vorige analyse besproken in paragraaf 9, worden er echter geen gereviseerde jaaroverzichten meer gepubliceerd door CertiQ, en moeten we de actuele cijfers proberen te reconstrueren. De gearceerde kolom voor 2020 is in ieder geval het gevolg van het verschil tussen het EOY volume in het gereviseerde jaar rapport voor 2019, en dat in het later niet meer gereviseerde eerste jaar rapport voor 2020. De kolom voor 2021 is het verschil tussen de EOY volumes in de twee niet meer gereviseerde jaar rapportages voor de jaren 2020 en 2021.

Het op basis van de maandrapportages bereikte niveau voor 2021, 2.295 MWp, is al 21% hoger dan de 1.897 MWp voor 2020 in de maandrapportages over dat jaar. En bijna 13% hoger dan het jaargroei cijfer in het eerste (niet meer gereviseerde) jaar rapport over 2020 (2.036 MWp). Het verschil tussen de jaar rapport cijfers is in 2020 en 2021 veel minder groot, 2.036 MWp in 2020, en 2.101 MWp in 2021 (3,2%), maar ook dat is gebaseerd op alweer achterhaalde cijfers. Helemaal rechts zien we, gearceerd, het eerste gecumuleerde resultaat voor 2022 staan (jan. - mrt.), 526 MWp. Waar nog 9 maand rapportages aan moeten worden toegevoegd. Als de groei in het hele jaar constant zou blijven, zou de totale jaargroei ongeveer 2,1 GWp kunnen worden, maar dat is een nog veel te vroege speculatie, omdat de maand volumes dramatisch van elkaar kunnen verschillen. Er vaak in de tweede jaarhelft een forse toename is van capaciteit van netgekoppelde zonneparken. Maar dat er ook nog tal van onopgeloste problemen zijn, zoals de zeer serieuze netcongestie, en gebrek aan kundig personeel in de zonnestroom markt in Nederland. De verwachting is overigens, dat de realisatie in 2022 op een veel hoger niveau zal komen te liggen dan genoemde "tongue-in-cheek" 2,1 GWp.

Revisie oudere jaargroei cijfers (ctd.)

In deze grafiek heb ik wederom twee opnieuw berekende jaarvolumes getoond, op basis van de in elk CertiQ maandrapport getoonde meest actuele grafiek, in 2 rood gekleurde horizontale lijnstukken. Ditmaal gebruik makend van de grafiek in het maart 2022 rapport. De methode daarvoor heb ik toegelicht in paragraaf 9 van de analyse van het december 2021 rapport. Deze reconstructie methode is ingezet, omdat er géén herziene jaaroverzichten meer zijn verschenen bij CertiQ (sedert kalenderjaar 2020), en "officiële" gewijzigde historische cijfers voor die jaren vooralsnog ontbreken.

Met deze meest recente extrapolaties komt het jaarvolume voor de gecertificeerde capaciteit voor 2020 ditmaal uit op 2.310 MWp (vorige rapportages: 2.350 MWp, eerder 2.360 MWp, resp. 2.550 MWp), en voor 2021 inmiddels op 1.828 MWp (vorige rapportages: 1.970 MWp, eerder 1.855 MWp, resp. 1.588 MWp). Nog steeds / wederom wijken deze meest recente jaargroei cijfers sterk af van de volumes die volgen uit de accumulaties van zowel de maandrapport data, als van die gebaseerd op de jaar rapportages. Het verschil in jaargroei volume tussen genoemde 2 jaren is ditmaal weer gegroeid t.o.v. het verschil gemeld in de februari rapportage. Momenteel is in ieder geval de nu actueel bekende jaargroei in het CertiQ dossier in 2021 bijna 21% lager geweest dan in 2020. In de vorige analyse was dat nog ruim 16%, het verschil is dus weer toegenomen. Dat verschil zal in komende rapportages echter beslist ook weer kunnen gaan afnemen, afhankelijk van de actuele bijstellingen in de CertiQ databank, en de daar uit gepubliceerde geactualiseerde grafieken in de komende maand rapportages.

Wel is het zo dat met de meest actuele stand van zaken, bij de capaciteitstoename voor het jaar 2020 13,4% meer vermogen lijkt te zijn gerealiseerd dan was af te leiden uit de (voorlopige) jaaroverzichten. Voor 2021 is dat 1,7% minder, al zijn voor dat jaar geen officiële revisie cijfers bekendgemaakt. Bij de aantallen nieuwe projecten per jaar zijn deze relatieve verschillen 16,0% positief voor 2020, resp. 9,8% negatief voor 2021. De absolute jaargroei van de aantallen projecten zou in de huidige status update neerkomen op zo'n 5.551 exemplaren voor 2020, resp. 3.440 nieuw in 2021, een duidelijke afname van de groei.

Met name de cijfers voor 2021 kunnen nog fors worden bijgewerkt.

7. Accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit


De trendlijn in de grafiek is sedert de mei 2020 update, als gevolg van de aanvankelijk tegenvallende cijfers in 2020 (incl. de negatieve groei in april anomalie), aangepast t.o.v. het exemplaar in de voorgaande versies. De polynoom "best fit" curve is vervangen door een voortschrijdend gemiddelde trendlijn, waarbij het gemiddelde resultaat van de laatste drie maanden wordt weergegeven. De rode lijn laat, op enkele kort durende anomalieën na, een voortdurende flinke progressie zien. Vertikale blauwe stippellijnen geven vanaf de bespreking van de november 2020 rapportage het snijpunt van de bereikte 1.000 MWp piketpalen ("een GWp") met deze curve weer. De zevende piketpaal is eind november 2021 gepasseerd. Met de toevoeging van de 3e maandrapportage van 2022 staat er nu bij CertiQ inmiddels alweer een geaccumuleerd gecertificeerd vermogen genoteerd van 7.943,5 MWp aan PV capaciteit. De verwachting is dat in het komende maandrapport over april de 8 GWp piketpaal alweer gepasseerd zal gaan worden.

Het inmiddels alweer bereikte volume van 7,94 GWp in het CertiQ rapport van maart 2022 is een factor 361 maal het volume eind 2009 (22 MWp). En al ruim 61 maal het volume in juni 2015 (129,5 MWp), vlak voordat de hoge groei bij CertiQ manifest werd. Deze fenomenale groei in de projecten markt is een van de grootste problemen voor de netbeheerders geworden, de laatste jaren. Voor een nieuwe prognose voor medio 2022, gebaseerd op o.a. dit diagram, zie de grafiek in paragraaf 9.

De verdere progressie hangt wederom van onzekere factoren af, met name de voortwoekerende netcapaciteit problemen, de beschikbaarheid van kundig en gekwalificeerd technisch personeel. De SDE portfolio's zijn echter nog dermate groot (analyse 1 januari 2022 update alhier), dat we nog zéér veel volume kunnen gaan verwachten in de komende jaren. Gezien de krappe tijdvensters waarbinnen SDE beschikte projecten gebouwd dienen te worden, en ondanks een jaar respijt vanwege de pandemie, is 2021 sowieso een prima jaar geworden. Zeker op het gebied van de realisatie van grotere, SDE "+" en "++" gesubsidieerde projecten.

RVO blijft fors achterlopen op CertiQ dossier

In haar recente overzicht van begin januari dit jaar werd door RVO een "beschikt opgeleverd vermogen" van 7.045 MWp opgegeven. Uit de evolutie grafiek met de meest actuele status van bij CertiQ bekend feitelijk gerealiseerde capaciteit (grafiek in het maart 2022 rapport), is nu voor eind december 2021 een vermogen bekend van ongeveer 7.655 MWp. Dat is een fors volume van 610 MWp, bijna 9% meer, dan wat RVO (als gerealiseerde beschikte capaciteit) aangeeft. Ik geef al vele jaren aan, dat het RVO - SDE dossier achter loopt bij de actuele registraties van CertiQ. Dit is eens te meer een duidelijk bewijs daarvoor. Daar komt bovenop, dat steeds meer projecten zonder SDE subsidie opgeleverd zullen gaan worden, waarvan de project eigenaren echter wel Garanties van Oorsprong willen verzilveren. Die vinden we dan niet meer terug bij RVO, maar beslist wél in de CertiQ cijfers. Het gat tussen de twee grote dossiers zal dan zeer waarschijnlijk structureel groter gaan worden.

Wel staat hier tegenover, dat van alle projecten, waarvan de opgeleverde capaciteit groter is geworden, dan er voor onder de SDE subsidie is beschikt, dit níet door RVO wordt vermeld, en er op dat punt dus een structurele onderschatting van de opgeleverde capaciteit wordt geopenbaard. Polder PV heeft honderden projecten die (soms fors) groter zijn uitgevoerd dan de beschikte capaciteit (1 of meer beschikkingen voor dezelfde lokatie) in zijn dossier staan.

8. Evolutie systeemgemiddelde capaciteit bij accumulaties CertiQ dossier


Met de aanhoudend sterke groei van de accumulatie van (gecertificeerde) zonnestroom capaciteit, bleef jaren lang ook de gemiddelde projectgrootte fors groeien in de cijfers van CertiQ. In twee korte periodes was er even een terugval (voorjaar 2020, en in februari 2021).

Er zijn eerder al twee piketpalen gepasseerd, in maart 2019 werd een gemiddelde van 100 kWp gehaald, in januari 2021 ging het al over de 200 kWp heen (bovenste 2 horizontale stippellijnen). De toename van het systeemgemiddelde was hoog in 2020, toen vele grote projecten werden toegevoegd. Weliswaar was de groei in 2021 iets minder sterk, maar bleef het systeemgemiddelde verder toenemen. Om eind maart 2022 te culmineren in 254,1 kWp. Het eind lijkt voorlopig nog niet in zicht.

Het maximale niveau eind maart 2022 is een hoge factor 43,8 maal het gemiddelde begin 2010. En een ruime factor 16,9 maal zo hoog dan de minimum omvang waarvoor een SDE "+" project sedert SDE 2011 (volgens wettelijk voorschrift) wordt geaccepteerd door RVO (15 kWp, onderste horizontale blauwe stippellijn). Ook in deze grafiek is, vanwege de trendbreuk begin 2020, afgestapt van een polynoom trendlijn, en is deze vervangen door een voortschrijdend gemiddelde lijn, met gemiddelde waarden van de laatste drie maanden (rode curve).

De gemiddelde systeemgrootte van de netto toevoeging in de maart 2022 rapportage lag die maand weer op een hoog niveau, 683 kWp (paragraaf 3). Dat het in de grafiek getoonde gemiddelde voor alle geaccumuleerde projecten normaliter (veel) lager ligt dan bij de maandelijkse toevoegingen, komt door het blijvend "drukkende effect" van de duizenden kleine residentiële PV installaties uit de eerste 3 SDE regelingen (vaak met een omvang van maar een paar kWp per stuk). De verwachting is, dat dit effect op het totale systeemgemiddelde nog lang zal aanhouden gezien hun volume. Pas als er continu véél, en ook zeer grote fysiek opgeleverde nieuwe SDE projecten gaan cq. blijven instromen bij CertiQ, zal dat effect (deels) worden opgeheven. Daarbij s.v.p. niet vergeten dat de duizenden kleine residentiële installaties ook voor 15 jaar een SDE (2008-2010) beschikking hebben (zie grafiek met de actuele [overgebleven] aantallen per grootte categorie in het eerste jaar overzicht van 2020, en, ditto, met een andere categorie indeling, in het 1e overzicht voor 2021). Dus het gros daarvan zal beslist nog tot en met 2023 in dienst zijn, en geregistreerd blijven bij CertiQ. Zonder registratie immers géén (voorschot-betalingen voor) SDE subsidie meer.

9. Totaal CertiQ volume - nieuws m.b.t. revisie cijfers en extrapolatie tm. medio 2022

Voor een uitgebreide analyse van gereviseerde cijfers voor de afgelopen twee jaren (2020 en 2021), zie paragraaf 9 in de bespreking van het december 2021 rapport.

Op basis van de actuele grafiek in het maart 2022 rapport van CertiQ heb ik de voor die jaren geldende eind cijfers (EOY) opnieuw bepaald. Deze heb ik reeds getoond en besproken in paragraaf 6; ze geven het meest actuele resultaat aan voor die jaren. De verwachting is dat deze resultaten nog lang niet definitief zijn, en met elk maandrapport nogmaals zullen worden bijgesteld. Die zullen dan ook in komende analyses direct worden meegenomen.

Nieuwe extrapolatie, voor medio 2022, op basis van maandrapportages

Hier onder ga ik opnieuw, wat alleen het CertiQ volume betreft (!), met een nieuwe extrapolatie, in op het accumulatie potentieel voor medio 2022. Dit, n.a.v. de groei bij de accumulatie van de capaciteit, inclusief de toevoegingen in de laatste maandrapporten.

Extrapolatie voor medio 2022

Het aanvankelijk zeer forse verschil tussen de eindejaars-volumes voor 2020 volgens het december rapport van dat jaar (5.123 MWp, blauw omkaderd), en de nieuw gereconstrueerde laatste omvang voor het eindejaars-volume, inmiddels 5.590 MWp, i.p.v. de eerder getoonde 5.317 MWp in het eerste jaaroverzicht voor 2020 (groen, gestreept omkaderd), is nog steeds zeer groot. Het verschil tussen de twee waarden is in 2021 veel kleiner, 7.418 MWp volgens het 1e jaaroverzicht, en inmiddels 7.655 MWp in de huidige reconstructie van de meest recente evolutie grafiek van CertiQ. Voor de kalenderjaren tm. 2019 zijn gereviseerde jaar rapportages voorhanden, hun "eindwaarden" zijn weergegeven met de gesloten groene diamantjes.

In een nieuwe, "conservatieve" lineaire extrapolatie voor de mogelijke accumulatie in het CertiQ register, medio 2022 (zwarte lijn), heb ik in deze laatste korte termijn prognose wederom eind 2018 als begin referentie genomen (eerste vertikale blauwe stippellijn), en via het laatste maand resultaat, maart 2022, lineair ge-extrapoleerd naar medio 2022 (MY '21, 2e vertikale blauwe stippellijn). Met deze extrapolatie komen we halverwege het nieuwe jaar inmiddels op een mogelijke accumulatie van zo'n 8.430 MWp uit, weergegeven rechts van de rechter Y-as. Dat is weer iets hoger dan de 8.420 MWp in de vorige rapportage.

Ten tweede. Gaan we uit van de best fit trendlijn door de maand resultaten, een (conservatieve) 3e graads polynoom (rode curve), en bepalen we daarvan het snijpunt met genoemde blauwe stippellijn, komen we op een niveau uit van ongeveer 8.900 MWp. Dat is een negatief verschil van 50 MWp met de uitkomst van 8.950 MWp in de analyse van februari 2022.

Middelen we deze 2 relatief conservatieve scenario's uit, zouden we op een voorlopige "educated guess" voor het geaccumuleerde CertiQ volume, medio 2022, komen van ongeveer 8.665 MWp. Dat is ongeveer 20 MWp lager dan in de vorige analyse (8.685 MWp gemiddeld).

Omdat met name voor 2021 er nog wel wat volume kan worden bijgeplust, is het "zoekgebied" voor het te verwachten volume medio 2022 in het bovenste deel van de ovaal met gestippelde rand in de grafiek.

Wel moet men blijven beseffen, dat CertiQ al enige tijd het grootste zonnestroom dossier in Nederland omvat. Maar dat dit alles nog exclusief de residentiële, nieuwbouw, huur- en andere marktsegmenten is, die niet, of nauwelijks zijn vertegenwoordigd in het - omvangrijke - CertiQ dossier. We zullen later aan de hand van nieuwe cijfers van het CBS meer zicht krijgen op de totale marktgroei in Nederland.

10. Gecertificeerde zonnestroom productie tm. februari 2022 - alweer een record GVO uitgifte in 12 maanden tijd

De "gemeten" producties van gecertificeerde zonnestroom worden door CertiQ ook in hun maand rapportages weergegeven, en wel over de daar aan voorafgaande maand. Dit zijn, wederom, altijd minimum inschattingen, omdat er vaak nog de nodige productie cijfers "na worden geleverd". De grootste volumes zijn wel al bekend, in de rapportage maand, volgend op de verslag-maand.


In bovenstaande grafiek in magenta de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteit in de CertiQ databank, eindigend op 7.944 MWp in het maart 2022 rapport (geel omrand punt rechtsboven, referentie: linker Y-as). Na het voorlaatste dieptepunt van 66,2 GWh in december 2020 (1e blauwe pijl), en de tot nog toe record productie in juni 2021, 822,5 GWh (blauw data punt met rode rand, rechtsboven in de grafiek), zijn de maandelijkse producties zoals verwacht kon worden weer flink gedaald tm. december. Zoals in de vorige analyse aangekondigd, is de productie curve sedert het laatste dieptepunt, in december 2021 voorlopig een volume van 94,4 GWh (43% hoger dan december 2020) weer, als vanouds, toegenomen in de eerste 2 maanden van 2022. Een beperkte stijging naar 115,1 GWh in januari (het was volgens het KNMI dan ook een vrij sombere maand). En al een fors hoger volume van 264,6 GWh in februari, waarvoor het weer instituut, ondanks de vele regen, én het beruchte trio aan heftige stormen die maand, toch het predikaat "zonnig" gaf, op basis van het gemeten aantal zonuren. De productie in februari 2022 is alweer 31% hoger dan de eerst gepubliceerde cijfers voor februari 2021 (202,1 GWh).

De 2 laatste december maanden met de laagste volumes zijn met 2 blauwe pijlen weergegeven, rechts onderaan. De producties in die winterse maanden worden elk jaar hoger. Een onherroepelijk gevolg van de enorme toename aan opgestelde capaciteit, waarvan de productie in de winter, hoe laag ook, wordt toegevoegd aan dat van de bestaande populatie.

De verwachting is, dat maart ook bij CertiQ een extreem record zal laten zien, vanwege de "Zonnigste maart sinds het begin van de metingen" volgens het KNMI. Polder PV had in ieder geval, ondanks de hoge ouderdom van zijn PV installatie, ook record producties gemeten (artikel 1 april 2022).

De essentie van deze curve is vergelijkbaar met de berekende (totale) nationale productie, zoals Martien Visser van En-Tran-Ce die regelmatig publiceert op Twitter. Het laatste exemplaar wat hij toonde werd door hem op 28 februari jl. gepubliceerd. Het verschil is, dat bovenstaande grafiek gebaseerd is op volledig gecertificeerd en geijkt bemeten installaties, met een volume wat al de grootste deel van de totale markt omhelst. Wel moet daar nog e.e.a. aan meetwaarden aan worden toegevoegd, revisies van die cijfers van voorgaande jaren vinden we nog wel terug in de jaaroverzichten die de TenneT dochter publiceert.

Totale gecertificeerde jaarproducties zonnestroom in 2020 en 2021

Zie hiervoor, en over eerste bespiegelingen over de totale "groene" en "grijze" stroomproductie in 2020, de uitgebreide bespreking in het januari rapport 2021. Ook in het detail overzicht van het eerste jaar rapport van 2021 ben ik dieper ingegaan op de groene stroom productie, import en export van GvO's. Het allereerst gepubliceerde gecertificeerde productie cijfer voor 2020 was voor zonnestroom bijna 3.749 GWh. In het eerste jaaroverzicht voor 2021 is dat nu opwaarts bijgesteld naar 3.937,4 GWh, 5% meer. Met deze bijstelling is de aanwas in 2020 t.o.v. de gecertificeerde productie in (voormalig record) jaar 2019 (2.047 GWh), nu al ruim 92%. Mogelijk kan dit nog wat hoger worden, maar het verschil is nu al respektabel te noemen. Zeker als we ons realiseren met welke problemen de installatiebedrijven werden geconfronteerd in het eerste Covid19 jaar 2020.

Volgens de nog zeer voorlopige opgave van de hoeveelheid afgegeven GvO's voor Nederlandse gecertificeerde zonnestroom tm. december 2021, is er alweer een kalenderjaar record volume van 5.632 GWh aan productie middels certificaten vastgelegd in 2021. Dat is alweer iets meer dan de 5.605 GWh gepubliceerd in het 1e jaar rapport over 2021, maar dat bevatte dan ook nog niet de productie in december. Genoemde 5.632 GWh is alweer 34% meer productie dan in 2020 (gereviseerde cijfers). En kan beslist nog fors meer gaan worden, als nog niet bekende data van geregistreerde PV projecten bij CertiQ aangemeld gaan worden. Een eerste teken aan de wand is het net verschenen jaarverslag van CertiQ, waarin alweer gerept wordt van 5,9 TWh "issuance" van zonnestroom certificaten in 2021 (Annual Report 2021, zie download pagina). Wel is vreemd, dat in hetzelfde jaarverslag 3,8 TWh voor 2020 wordt verondersteld, wat niet in lijn is met de ruim 3,9 TWh vermeld in het eerste jaaroverzicht van 2021 voor dat jaar. Mogelijk betreft dat een - byzondere - neerwaartse bijstelling van de eerder gepubliceerde cijfers.

De tot nog toe geregistreerde productie van de twaalf maanden tot en met februari 2022 laat alweer een nieuw record volume voor de maand rapportages zien van 5.780 GWh.

11. Andere cijfers zonnestroom certificaten CertiQ

GvO import

CertiQ publiceert ook separate import- en export cijfers van GvO's voor zonnestroom. Door eerder gerapporteerde problemen met de registraties daarvan (verdwenen nieuwsberichten op de website), zijn de import cijfers mogelijk niet representatief voor de laatste maanden van 2021. In november dat jaar was het niveau relatief laag, slechts 25,5 GWh. In december is dat plots 410,5 GWh geworden, toen een record. Januari 2022 gaf echter alweer een nóg hoger volume te zien (mogelijk deels vanwege administratief inhaalwerk), 520,6 GWh. In februari viel het niveau weer terug naar 303,9 GWh. En groeide vervolgens in maart weer aan naar 361,3 GWh. Het hoogste volume in 2020, 94,1 GWh, werd genoteerd in mei van dat jaar. Het laagste niveau in 2021 was slechts 0,7 GWh in april.

GvO export

Gelijktijdig met de import van GvO's voor zonnestroom, werden er in maart 2022 ook weer zonnestroom GvO's ge-exporteerd, uit Nederland, naar buitenlandse opkopers onder de Europese paraplu. Met 154,3 GWh was dat alweer drie maal het volume in februari (50,4 GWh). Het export record werd gevestigd in september 2021 (176,9 GWh).

12 maand accumulaties

Voor de accumulaties van de laatste 12 maanden nam de import fors toe, van 418 (juli 2021), naar een nieuw record volume van 2.205 GWh in maart 2022, waarbij het vorige record in de 12 maanden tm. februari (1.893 GWh) alweer in opvallende mate werd verbeterd. Bij de 12 maandelijkse accumulatie voor de export werd in maart dit jaar ook alweer een record volume van 907 GWh bereikt. 9% meer dan tm. september 2021 (bijna 834 GWh).

Afgezien van mogelijke fouten bij de ingaves bij CertiQ, komt de balans tussen de import- en export volumes van GvO's voor zonnestroom, na een langere periode met negatieve balansen, in maart 2022 neer op 207 GWh meer aan certificaten ge-importeerd dan het land uit ge-exporteerd. In september 2021 was er nog een negatief record van 170 GWh (meer export dan import), in januari een record overschot (ruim 428 GWh). Bij de 12-maandelijkse accumulaties is tm. maart 2022 weer een positief resultaat van 1.297 GWh behaald (meer import dan export), nog steeds flink verwijderd van het record van 1.771 GWh overschot in oktober 2018. In juli 2021 lag dat 12 maandelijks voortschrijdend gemiddelde nog op een record negatief niveau van -161 GWh (meer export dan import in die periode).

GvO maandgemiddeldes

De langjarige maandgemiddeldes voor de zonnestroom GvO's in de periode januari 2016 tm maart 2022 waren als volgt: 89,3 GWh/mnd (import) resp. 26,0 GWh/mnd (export). Dus blijvend veel meer (netto) import dan export, waarmee een nog steeds relatief klein deel van de dominant fossiele stroom consumptie "administratief wordt vergroend".

Januari 2022 was de maand met de hoogste import volumes van zonnestroom GvO's (521 GWh), voor de export is dat september 2021 (177 GWh). Bij de voortschrijdende 12-maand accumulaties zijn de record maanden maart 2022 (import, 2.205 GWh), en, wederom, maart 2022 (export, 907 GWh). Als we de "balans" van import minus export volumes van zonnestroom certificaten in een aaneengesloten periode van 12 maanden berekenen, zien we sedert het eerste datapunt (maart 2015) een zeer grote spreiding. Variërend van 1.771 GWh (oktober 2018 en 11 maanden daar aan voorafgaand) positief, tot 161 GWh negatief (meer export dan import van zonnestroom GvO's in die periode) voor juli 2021 en de daar aan voorafgaande 11 maanden.

In maart 2022 was de "voorraad" van nog niet aangesproken GvO's bij CertiQ (van groot naar klein: wind, biomassa, zon, water, en [nihil] geothermie GvO's) t.o.v. februari 2022 weer toegenomen, van 21,38 TWh naar 22,75 TWh. Dat is een opvallend hoog volume. Vergeet daarbij niet, dat de totale netto stroomproductie van Nederland is afgenomen, van 120,2 TWh in 2020, naar 117,9 TWh in 2021 (CBS data). Genoemde voorraad van 22,75 TWh aan groene certificaten is dus voor het jaarvolume in 2021 het equivalent van ruim 19% van dat totaal. Die enorme voorraad blijft een aanzienlijke marktwaarde aan "groenheid" vertegenwoordigen ...

12. Jaarverslagen en jaaroverzichten

Voor cijfers uit het jaarverslag over 2020 zie paragraaf 12 in de analyse van maart 2021. Het inmiddels verschenen verslag over 2021 zal ik nog bespreken.

Voor links naar besprekingen van de jaaroverzichten van 2020 en 2021, en de maandoverzichten vanaf 2021, zie bronnen overzicht hier onder.


Eerdere analyses van maandrapportages 2021-2022 op Polder PV

Huidige rapportage: maart 2022

Februari 2022
Januari 2022

December 2021
November 2021
Oktober 2021
September 2021
Augustus 2021
Juni & juli 2021
Mei 2021
April 2021
Maart 2021
Februari 2021
Januari 2021

Detail analyse eerste jaar rapport 2021 van CertiQ (zonnestroom). Zie ook introductie (2 februari 2022)

Detail analyse eerste jaar rapport 2020 van CertiQ (zonnestroom). Zie ook introductie (6 maart 2021)

Bronnen:

Jaarverslagen CertiQ

Statistische overzichten CertiQ (per maand)

NB: de website van CertiQ is volledig vernieuwd op 20 september 2021. Aanvankelijk waren alleen de maandrapportages van 2021 toegankelijk. Eind oktober 2021 werden weer alle maandrapportages beschikbaar gemaakt via downloadbare zip-files per kalenderjaar, vanaf 2004 (archief pagina).

 
 
 
 
© 2022 Peter J. Segaar / Polder PV, Leiden (NL)
^
TOP