Zontwikkelingen
"oud" |
Nieuws & analyses P.V. pagina 173meest recente bericht boven Specials:
|
actueel
179 178
177 176
175
174 173
172 171
170-161 160-151
150-141
140-131
130-121
120-111 110-101
|
^ TOP |
12 december 2021: Wederom opwaardering gerealiseerde PV capaciteit voor kalenderjaar 2020 door CBS - nog eens 233 MWp toegevoegd: jaargroei naar 3.724 MWp, accumulatie 10,95 GWp. Het CBS stelt regelmatig energie statistieken bij, zo ook voor zonnestroom. Voortgaande inzichten, én, vooral, nagekomen statistiek cijfers, nopen het getallen instituut regelmatig tot bijstellingen. Polder PV houdt al die aanpassingen goed bij, en verwachtte aan het eind van het kalenderjaar de gebruikelijke revisie van de cijfers voor voorgaand jaar, zoals in alle afgelopen jaren is gebeurd (voor de cijfers van 2019, zie het artikel van 14 december 2020). Het enige wat nog "spannend" was, was de omvang van de verwachte aanpassing. Er is immers begin juli al een heftige bijstelling geweest voor de 2020 cijfers. Maar daar is nu alweer een extra forse aanpassing overheen gekomen. Er is weer 233 MWp extra volume aan de eindejaars-capaciteit voor 2020 toegevoegd, waarmee we eind van dat jaar alweer op een spectaculair volume van 10,95 GWp zijn uitgekomen. De jaargroei is hiermee opgeplust naar 3.724 MWp in dat eerste Covid jaar. Daarmee is de totale aanpassing t.o.v. het aller-eerste door het CBS gerapporteerde cijfer voor dat jaar maar liefst +7,2% geweest. En is het zelfs mogelijk, dat er later nog een laatste (?) aanpassing gaat komen, omdat de cijfers voor 2020 nog steeds als "nader voorlopig" worden bestempeld (2019 is nu wel definitief, en ongewijzigd sedert de voorlaatste update). De jaargroei is inmiddels ruim 42% hoger geweest dan de aanwas in 2019. In dit artikel laat ik die laatste wijzigingen ook weer grafisch zien.
Het CBS heeft meermalen de cijfers voor 2020 aangepast. In onderstaand staatje staan de belangrijkste wijzigingen van het eindejaars-volume:
Als gevolg van alle wijzigingen is het volgende staatje ontstaan met de meest belangrijke cijfers voor de kalenderjaren 2011 tm. 2020:
In deze regelmatig ververste tabel neemt Polder PV de volgende parameters op. In de eerste kolom het betreffende kalenderjaar. De 2e kolom toont de aller-eerste afschatting van het eindejaars-volume voor de opgestelde zonnestroom capaciteit gepubliceerd door het CBS. De derde kolom geeft het meest actuele cijfer weer wat het CBS over het betreffende jaar heeft gepubliceerd. Voor 2020 is dat dus gedateerd op 10 december 2021, en in rood weergegeven: 10.950 MWp. De vierde kolom geeft de procentuele wijziging weer tussen deze twee opgaves ("laatste t.o.v. de "eerste"). Voor 2020 is het verschil alweer opgelopen tot 7,2%, vergelijkbaar met het relatieve verschil in 2018, en fors groter dan dat in 2019 (toen er nog 4,4% verschil zat tussen de "eerste opgave" en het definitieve EOY volume voor dat jaar). De laatste kolom geeft de van de definitieve dan wel laatst bekend gemaakte EOY cijfers afgeleide jaargroei (YOY) cijfers. Voor 2020 is dat inmiddels alweer 3.724 MWp geworden, in rood gemarkeerd in de tabel. Dat is alweer 23% hoger dan het eerst afgeschatte nieuwe jaarvolume voor 2020, op 24 februari 2021.
Genoemde jaargroei in 2020 is inmiddels al een ronduit spectaculaire 42,3% méér dan de aanwas in het formeel bij het CBS afgesloten jaar 2019 (definitief: 7.226 MWp EOY, en jaargroei 2.617 MWp). Waarbij de aantekening moet worden gemaakt, dat de cijfers voor 2020 volgens het CBS "nader voorlopig" zijn. En dus nog steeds kunnen wijzigen.
Spectaculaire groei
Met de meest recente wijzigingen hebben we uiteraard ook de belangrijke jaargroei / EOY grafiek van een nieuwe update voorzien:
In deze al vaak getoonde grafiek zijn de nieuwe cijfers voor 2020 helemaal rechts opgenomen als gearceerde kolommen, omdat deze nog steeds als "nader voorlopig" worden gekwalificeerd door het CBS. Voor zowel het eindejaars volume (EOY, blauwe kolommen) als de jaargroei cijfers (YOY, oranje kolommen), gelieve de rechter Y-as te raadplegen. De linker-Y-as is voor het relatieve verschil tussen de jaargroei in jaar x t.o.v. dat in jaar x-1, in procenten, weergegeven in de grijze curve. Ondanks de al zeer hoge absolute groei volumes van de laatste jaren, blijven die relatieve percentages opvallend hoog. 119% in het spectaculaire jaar 2018, 54% in 2019, en een wederom hoog percentage van dik 42% in Covid jaar 2020, berekend met de nieuwste data van het CBS.
De groei is ronduit spectaculair geweest in Nederland, gezien deze grafiek. De grote vraag is uiteraard: hoe lang kunnen we dit hoge tempo nog volhouden, met alle problemen die er nu al zijn (met name de netcapaciteit, kundig personeel, etc.) ?
Verschillen met Nationaal Solar Trendrapport lopen verder op
De nieuwste cijfers van het CBS zijn in ieder geval voor 2020 alweer fors hoger geworden dan de data voor dat jaar in het Nationaal Solar Trendrapport 2021 van DNE Research (hier te downloaden). Voor de jaren 2018, 2019 en 2020 heeft het CBS inmiddels evenveel capaciteit voor het EOY volume, 0,7%, resp. 8,3% meer staan. Kijken we naar de jaargroei (YOY) cijfers, zijn de verschillen 0,2%, 1,9%, resp., voor de aanwas in 2020, zelfs een spectaculaire 27% groter geworden. Een zeer significant verschil !
Aangezien het CBS de "officiële" instantie is, waarvan de cijfers zowel nationaal (Klimaatmonitor, PBL, diverse rapportages voor ministeries als MinEZK, e.a.), als ook internationaal gebruikt worden, o.a. in de rapportages van het Internationale Energie Agentschap (IEA), EURObserv'ER, e.a., blijft Polder PV de CBS data als dé standaard gebruiken om alle andere cijfers tegen af te zetten.
Het niet ambitieuze Nationaal Actieplan Zonnestroom bevestigd
Ik breng u ook nog even in herinnering, dat een verzameling van gevestigde, grote partijen, 10 jaar geleden een curieus Nationaal Actieplan Zonnestroom lanceerden waarvan de "ambitie" was dat er in 2020 4 GWp aan PV capaciteit zou moeten zijn gerealiseerd, weliswaar, "zonder subsidies". Ik had daar toen al flinke twijfels over, bij die zeer zwakke getalsmatige "ambitie", en de optimistische verwachting dat de subsidies snel zouden gaan verdwijnen (...). En dat is met het huidige cijfer van bijna 11 GWp, bijna 3 maal zo hoog, dan ook op een niet mis te verstane wijze bevestigd. Die is echter wel bereikt met een combinatie van belasting incentives voor de kleinverbruikers-markt (salderen) en, vooral, vele miljarden Euro's aan SDE subsidie beschikkingen voor de projecten markt achter grootverbruik aansluitingen (sedert SDE 2011). Dat dan weer wel.
Nieuwe relationele cijfers zonneparken in Nederland 2019 en 2020
Polder PV heeft afgelopen jaar meermalen gepubliceerd over zijn onderzoek naar de statistieken van zonneparken (sensu lato). In een recente vergelijking met de veel lagere volumes gevonden in de Participatiemonitor, werd de laatste stand van zaken uit de Polder PV spreadsheets gedestilleerd. Voor alle vier de categorieën bij elkaar werden meest actuele volumes voor klassiek grondgebonden zonneparken gevonden van 1.071 MWp (2019) resp. 2.127 MWp (2020). Gerelateerd aan de meest recente accumulatie cijfers van het CBS in dit artikel, volgt dan een aandeel klassieke zonneparken van 14,8% in 2019, tot al 19,4% van de totale accumulatie, in 2020.
Kijken we naar de volumes voor de drijvende zonneparken, 5 MWp in 2019, resp. 86 MWp in 2020, waren de aandelen daarvan 0,2 resp. 0,8% van de totale volumes. Bij elkaar genomen, vormden de klassieke grondgebonden zonneparken en de floating solar projecten, 15,0% in 2019, en al 20,2% in 2020, dus ruim een vijfde van het totale volume. Dit, nog exclusief de categorieën vrijstaande carports en vergelijkbare installaties, en projecten op geluidswallen en andere infrastructuur.
Afgeleide productie
Omdat de capaciteiten wederom zijn bijgesteld, zijn er door het statistiek instituut ook nieuwe berekeningen gedaan voor de te verwachten zonnestroom productie uit dat opgestelde vermogen. CBS heeft daarvoor een steeds verfijnder model ontwikkeld, wat een flinke stap voorwaarts is t.o.v. de oude berekeningen, die met 1 (sowieso extreem achterhaald) kengetal voor de specifieke opbrengst werden gedaan. De methode voor de berekening van zonnestroom is in 2018 door het CBS gewijzigd en leidde tot een revisie van de cijfers vanaf 2012 tot 2017.
De door het CBS berekende maandelijkse producties komen ook steeds beter overeen met die gemaakt door En-Trance, voor het Klimaatakkoord portal (energieopwek.nl), zie het artikel wat ik daarover publiceerde op 4 december 2020.
De berekende productie voor de jaren 2019 en 2020 is gewijzigd van 5.336 GWh resp. 8.144 GWh (status 12 juli 2021) naar alweer 5.399 resp. 8.765 GWh (rechter Y-as). Dat zijn alweer toenames van 1,2% voor 2019, resp. maar liefst 7,6% (!) voor 2020. De productie cijfers voor 2019 zijn nu definitief, die voor 2020 nog "nader voorlopig" (kolom lichter gearceerd). In 1 jaar tijd is er in 2020, volgens de berekeningen van het CBS, bijna 3,4 TWh méér zonnestroom geproduceerd dan in 2019, wat al bijna het equivalent van het jaar productie volume van kernsplijter Borssele is (iig hoger dan de productie in 2018).
Met deze wijziging is uiteraard ook het aandeel van de productie van zonnestroom t.o.v. het binnenlandse elektriciteits-verbruik bijgesteld, zie de rode curve in de grafiek.
Voor 2019 was dat in de vorige update nog 4,38%, dat is nu 4,42% geworden (referentie linker Y-as). Voor 2020 is de wijziging forser geweest, van 6,79% naar al 7,25%. Ten opzichte van de totale netto elektriciteitsproductie in Nederland (exclusief eigen verbruik bij opwek van meestal fossiele opwek methodes), was dat aandeel in 2020 zelfs al 7,46%.
Bronnen
Intern
Fors aangepaste jaarcijfers CBS over kalenderjaar 2020 - eerste update (voorlaatste wijziging nationale CBS cijfers zonnestroom, 13 juli 2021)
CBS & zonnestroom NL - nieuwe statistieken. Evolutie PV installaties per provincie, gemeente en RES regio, tm. 2020 (uitgebreide grafische analyse van regionale aspecten van de CBS statistieken voor zonnestroom in Nederland, op basis van officiële statistiek update van 9 juli 2021)
Extern
Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen (Statline tabel CBS, revisie 10 december 2021)
10 december 2021: "Officiële" stand van zaken realisaties SDE regelingen voor zonne-energie (RVO, 1 oktober 2021) - afkoelend tempo bij realisatie, 328 MWp nieuw volume, totaal 6.436 MWp gerealiseerd. Meer dan 4,5 GWp verlies van ooit toegekende capaciteit.
Op de website van RVO verscheen op 7 december de laatste status update voor de SDE regelingen, met peildatum 1 oktober 2021. Aanvankelijk met een fout, die na vragen van Polder PV werd hersteld op 9 december*. Deze update volgde ruim 3 maanden na het exemplaar voor 1 juli 2021, alhier uitgebreid door Polder PV tegen het licht gehouden. Alle beschikkingen tot en met SDE 2020 II staan hier in, en geven dus de status weer van de stand van zaken van alle drie de oude SDE, en de daar op volgende 14 SDE "+" en de eerste SDE "++" regelingen, hier wederom alleen voor zonne-energie geanalyseerd. Er is inmiddels, met een "afkoelend" realisatie tempo, in totaal 6.436 MWp aan beschikt PV volume gerealiseerd, verdeeld over 25.600 toegekende aanvragen (niet gelijk te stellen aan "projecten"), volgens deze "officiële" update. Dat is een relatief bescheiden toevoeging van 328 MWp, verdeeld over een beperkt aantal van 695 beschikkingen, sedert de vorige versie van 1 juli jl. Het is dus beduidend minder dan de 587 MWp nieuw volume (verdeeld over 818 beschikkingen) gerapporteerd in de vorige kwartaal rapportage. De voorjaars-ronde van SDE 2017, al langer kampioen bij de uitvoering, heeft inmiddels 1.384 MWp aan beschikte realisaties staan, ook binnen de SDE 2018 II en SDE 2017 II regelingen is al een tijdje meer dan 1 GWp gerealiseerd.
De verliezen van talloze eerder beschikte projecten blijven als gebruikelijk aanhouden, en helaas weer op een relatief hoog niveau. T.o.v. de vorige update, resp. de kamerbrief over SDE 2020 II, is er in totaal bijna 477 MWp aan oorspronkelijk beschikte capaciteit verloren gegaan (op een na hoogste verlies ooit), verdeeld over 809 subsidie toekenningen. Het grootste verlies trad op bij SDE 2018 II (ruim 197 MWp). In totaal is er bij alle ooit toegekende SDE beschikkingen (SDE, SDE "+", en de recent toegevoegde eerste SDE "++" regeling, SDE 2020 II) een enorm volume van ruim 4,5 GWp aan beschikte PV capaciteit, verdeeld over bijna 17,4 duizend oorspronkelijke beschikkingen verdwenen. Hiermee heeft de PV sector reeds een maximale marktwaarde van 5,1 miljard Euro laten verdampen sedert de start van de eerste SDE regeling.
Met deze update resteert, tot en met de SDE 2020 II regeling, de eerste officiële SDE "++" ronde, een nog in te vullen, beschikt volume van bijna 11,8 GWp, verdeeld over ruim 13 duizend PV project beschikkingen in dit omvangrijke dossier. Dit artikel behandelt de actuele status update volgens de recentste cijfers gepubliceerd door RVO.
Dit artikel behandelt in ieder geval de status update voor zonnestroom en, kort, thermische zonne-energie, gedateerd 1 oktober 2021. Een analyse van recente uitgebreide updates vindt u onder 4 augustus 2021, 8 april 2021, 22 januari 2021, 29 oktober 2020, 21 juli 2020, 9 april 2020, 15 januari 2020, 30 december 2019, 19 augustus 2019, 16 mei 2019, 18 februari 2019, 13 december 2018, 12 juli 2018, 19 april 2018, 13 februari 2018, en voor 2017 onder 18 november, 4 september, 31 augustus, en 31 mei 2017.
In deze meest recente update is bij de opgeleverde capaciteit, als "officieel" SDE beschikt zonnestroom volume opgegeven door RVO een volume van 6.436,2 MWp (voor peildatum 1 juli 2021 was dat nog: 6.108,1 MWp), verdeeld over 25.600 project beschikkingen. In het overzicht van 1 juli 2021 lag dat laatste nog op een volume van 24.905 gerealiseerde toekenningen. Van de oudste regelingen staan er nog 1 (SDE 2014), 2 (SDE 2015), 3 (SDE 2016 I), resp. 17 (SDE 2016 II) beschikkingen open. Kennelijk hebben die een lange verlenging kunnen aanvragen, anders hadden ze al lang moeten zijn afgevoerd door RVO.
De SDE 2017 I regeling had al langere tijd het stokje van SDE 2014 (realisatie 575,2 MWp) overgenomen m.b.t. de door RVO bestempelde gerealiseerde capaciteit, en zat sedert de update van januari 2021, als eerste SDE regeling ooit, op een invulling van meer dan 1 GWp. Inmiddels is dat alweer 1.384,1 MWp geworden, een factor 2,4 maal zo veel capaciteit (volgens de beschikkingen), dan onder de vroeg succesvolle SDE 2014. De najaars-regeling van SDE 2017 werd in de april 2021 update, de tweede historische SDE regeling met meer dan 1 GWp "beschikt opgeleverd". Deze staat momenteel op, beschikt opgeleverd, 1.054,2 MWp. In de update met peildatum 1 juli 2021 diende de derde SDE regeling zich aan met ruim 1 GWp aan realisaties volgens de beschikte capaciteit, SDE 2018 II. Deze is inmiddels zelfs iets uitgelopen op SDE 2017 II, en staat op de 2e plaats met 1.099,7 MWp. Er zijn sedert de vorige update nog 2 recentere SDE regelingen, wat beschikte gerealiseerde volumes betreft, de SDE 2014 voorbij. SDE 2018 I met inmiddels bijna 644 MWp, resp. SDE 2016 II, met bijna 585 MWp.
Ook op het vlak van opgeleverde aantallen beschikkingen is SDE 2017 I weer verder uitgelopen op SDE 2014, met 2.679 t.o.v. 2.143 exemplaren. Ook SDE 2017 II is op dat punt de SDE 2014 voorbij, met inmiddels 2.155 stuks. De volgende goede kanshebber bij de aantallen realisaties beschikkingen is SDE 2018 II, die er nu al 2.065 met een groen vinkje heeft, en nog 550 beschikkingen open heeft staan.
Er is, tm. de hier besproken RVO update, die alle resterende beschikkingen omvat inclusief de recent toegevoegde SDE 2020 II, in totaal al een historisch volume van meer dan 4,5 GWp, 4.520 MWp, aan beschikte SDE capaciteit, verdeeld over 17.389 beschikkingen, voor zonnestroom verloren gegaan (!) om diverse redenen. Daarnaast staan er nog 13.130 SDE subsidie beschikkingen voor zonnestroom projecten open (vanaf het ene overgebleven exemplaar voor SDE 2014 tm. de 3.545 overgebleven, recent toegevoegde exemplaren voor SDE 2020 II), met een gezamenlijke, beschikte capaciteit van 11.797 MWp.
Hierbij zitten uiteraard nog niet de volumes voor de tweede SDE "++" regeling, de extréém overtekende SDE 2021, omdat die nog allemaal kritisch moeten worden nagevlooid door RVO. Binnen die regeling werd wederom een hoog volume aan zonnestroom projecten aangevraagd, 4.132 MWp. Maar gezien de enorme overschrijving (12 miljard Euro gevraagd bij 5 miljard Euro subsidie plafond), zal daar nog heel erg veel van afvallen.
Gelieve voornoemde artikelen te raadplegen voor achtergronden van de getoonde data. In het huidige artikel presenteer ik zoveel mogelijk de harde, actuele, "officiële" cijfers, mijn commentaar, en interpretaties. En geef ik ook weer updates van twee grafieken met de aanzienlijke verschillen tussen de oorspronkelijke en de overgebleven beschikkingen.
* Fout overzicht RVO hersteld. De eerste spreadsheet met de update voor 1 oktober 2021 verscheen op 7 december op de website van RVO. Toen ik daarmee ben gaan werken, bemerkte ik al snel, dat de complete eerste jaarronde van SDE 2020 niet in de lijst leek te zijn opgenomen. Ik heb direct contact opgenomen met RVO, die hebben toegezegd deze grote fout te gaan herstellen. De nieuwe update, mét SDE 2020 I als zodanig gemarkeerd, verscheen in de avond van 9 december 2021. Bij nadere inspectie blijkt, dat in de originele lijst alle entries onder SDE 2020 I per ongeluk de markering "SDE 2020 II" te hebben gekregen. In het correctie bestand is dit hersteld, en zijn de beschikkingen tot de van toepassing zijnde regeling te herleiden. En kon de analyse voor dit artikel volledig correct worden gemaakt. Omdat het "slechts" om een foute toewijzing aan de verkeerde regeling bleek te gaan, zijn de totale volumes (aantallen, beschikte capaciteit e.d.) allemaal gelijk gebleven ten opzichte van de eerste versie.
Update van de grafiek gepresenteerd voor de status van 1 juli 2021, met de nieuwe cijfers voor 1 oktober 2021 toegevoegd (laatste kolom achteraan). Ik heb voor het huidige overzicht wederom de fysieke optelling genomen van de beschikte volumes (!) van alle gerealiseerde projecten in de volledige, recent gepubliceerde (na mijn vragen daarover gecorrigeerde) spreadsheet van RVO. Bovenaan de kolommen zijn de volumes aan gerealiseerde PV beschikkingen vanaf de SDE 2017 voorjaars-ronde het meest significant gegroeid, al is de totale aanwas flink lager dan in de update van 1 juli dit jaar: er is duidelijk sprake van een afkoeling van het uitbouw tempo te zien. De wijzigingen t.o.v. de vorige update zijn als volgt.
Tot en met SDE 2015 wijzigde, op marginale correcties van beschikte capaciteiten (SDE 2009, 2014) na, niets. SDE 2016 I kreeg er 1 realisatie bij, met een netto toename van 63 kWp. SDE 2016 II voegde met 6 nieuwe realisaties 839 kWp toe en kwam op, afgerond, 585 MWp). SDE 2017 I heeft als eerste regeling met 1 GWp, haar record realisatie in de beschikkingen verder verstevigd. Met, in de huidige update, het hoogste nieuwe volume, bijna 110 MWp (verdeeld over 74 nieuwe realisaties), resulterend in totaal 1.384 MWp. SDE 2017 II had sedert de april 2021 update ook ruim een GWp, maar voegde in de huidige revisie slechts minder dan 14 MWp toe en kwam uit op 1.045 MWp beschikt geaccumuleerd. De voorjaars-ronde van SDE 2018 heeft inmiddels 644 MWp aan gerealiseerde beschikkingen staan (groei slechts ruim 4 MWp). De najaars-ronde van dat jaar, die in de vorige update het hoogste nieuwbouw volume toevoegde (181 MWp), komt nu op de 2e plaats. En heeft als derde SDE regeling met meer dan 1 GWp, met een groei van ruim 57 MWp, inmiddels geaccumuleerd 1.100 MWp (beschikt). Hier bovenop zijn de groeiende volumes gerealiseerde beschikkingen voor de twee SDE 2019 regelingen toegevoegd. De voorjaarsregeling komt momenteel op 510 MWp (groei van 54 MWp). De met massieve afwijzingen geconfronteerde SDE 2019 II, voegde ruim 36 MWp toe, en staat momenteel op 192 MWp.
De laatste officiële SDE "+" regeling, SDE 2020 I heeft in deze update het hoogst aantal nieuw gerealiseerde beschikkingen, 171 stuks toegevoegd. En is, met ruim 43 MWp nieuw volume, inmiddels op een accumulatie van bijna 132 MWp gekomen. Dat was de laatste officiële SDE "+" regeling. Tot slot zijn hier bovenop reeds de eerste 52 gerealiseerde beschikkingen voor de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020 II, gestapeld. Die, met nog relatief kleine installaties een extra volume van 9,2 MWp realisatie gaven te zien. Met nog een relatief bescheiden gemiddelde capaciteit van ruim 176 kWp per gerealiseerde beschikking.
Totale
progressie
Sedert de voorlaatste update van juli 2021 (6.108 MWp geaccumuleerd)
is er een relatief bescheiden volume aan gerealiseerde beschikte capaciteit
bijgekomen, ruim 328 MWp.
Achtereenvolgens waren de nieuwe volumes t.o.v. de voorgaande updates, in de afgelopen jaren als volgt: in 2017 50 MWp (jan.-apr.), 49 MWp (apr.-juli), 72 MWp (juli-okt.), 69 MWp (okt. 2017-jan. 2018), 133 MWp (jan.-apr. 2018), 122 MWp in de korte periode apr. - juni 2018), 235 MWp (juni - okt. 2018), 244 MWp (okt. 2018 - jan. 2019), 447 MWp (voormalig record, jan. - mei 2019), 216 MWp (mei - aug. 2019), 432 MWp (aug. - nov. 2019), 308 MWp (nov. 2019 - jan. 2020), het voormalige record volume van 548 MWp (jan. - apr. 2020), 344 MWp (apr. - juli 2020), resp. 356 MWp (juli - sep. 2020). In de periode sep. 2020 - jan. 2021 werd een historisch record gevestigd van 891 MWp nieuw toegevoegd volume. Tussen jan. en apr. 2021 was de toevoeging 610 MWp, gevolgd door ruim 587 MWp tussen april en juli 2021. Het groeitempo is met de huidige 328 MWp dus beslist flink omlaag gezakt, wat diverse redenen kan hebben.
Als we, voor een eerlijker vergelijking, terug rekenen naar het aantal dagen tussen de peildata, (die behoorlijk kunnen verschillen, zie de afstanden tussen de updates in de grafiek) lag dat tempo in de oktober 2018 update nog op gemiddeld 1.990 kWp/dag sedert de daar aan vooraf gaande versie (wat toen een record was). In de periode tussen 4 oktober 2018 en 7 januari 2019 was het al 2.569 kWp/dag. Van 7 jan. 2019 tm. 6 mei had dat gemiddelde zelfs een nieuw record niveau bereikt van 3.758 kWp gemiddeld per dag. Tot en met 5 augustus zakte dat tempo weer behoorlijk in, tot gemiddeld ongeveer 2.368 kWp per dag. Tussen 5 augustus en 1 november werd een nieuw relatief record gevestigd, van gemiddeld 4.911 kWp per dag. De periode tussen 1 november 2019 en 6 januari 2020 lag iets lager, 4.662 kWp per dag, maar de opvolgende periode heeft destijds wederom ook op dit vlak het oude record verbroken. Tussen 6 januari en 6 april dat jaar, kwam er gemiddeld genomen 6.021 kWp per dag bij, in uitsluitend het SDE dossier. Dit, althans, als "beschikt volume". De exacte realisatie van die beschikte volumes is onbekend, en kan behoorlijk afwijken (!).
Weer forse
opleving na tijdelijke dip
In de 88 dagen sedert die relatieve record toevoeging per dag, ging
het tempo weer behoorlijk onderuit, naar nog maar 3.914 kWp per dag
(tussen 6 april en 3 juli 2020). Mogelijk is dat een tijdelijk effect
van de eerste partiële Covid pandemie lockdown geweest, want
in de 81 dagen tussen 3 juli en 22 september 2020, is een gemiddelde
van alweer 4.399 kWp per dag bereikt, een toen nog mooie vierde plaats
bij deze relatieve graadmeter, in tijden van crisis. En alsof er geen
crisis bestond, is dat in de daar op volgende periode weer verpletterend
verbroken. Tussen 22 september 2020 en 4 januari 2021, midden in de
tweede Covid golf, werd in 104 dagen tijd een gemiddelde hoeveelheid
aan beschikt vermogen van maar liefst 8.570 kWp/dag bekendgemaakt
met een "ja" vinkje bij RVO. Dus niet alleen in absolute
zin, maar ook in relatieve maatvoering een record periode waar je
"u" tegen mag zeggen. In de periode jan. - apr. 2021 werd
in 88 dagen gemiddeld genomen 6.932 kWp per dag toegevoegd in de beschikte
realisaties (op een na hoogste niveau). De periode 2 april tot 1 juli
2021, komt, met een terugrekening over de verstreken 90 dagen, op
de derde plaats bij deze relatieve maatvoering: gemiddeld genomen
volgens de RVO administratie 6.526 kWp per dag opgeleverd aan SDE
- PV projecten.
Weer terugval
De laatste periode, tussen 1 juli en 1 oktober 2021, is er ook bij
de relatieve terug-rekening een flinke terugval te zien. In 92 dagen
werd er slechts gemiddeld 3.566 kWp per dag gerealiseerd,
waarmee we weer terug zijn op het niveau van medio 2019. Dit zal ongetwijfeld
te maken hebben met een complex aan oorzaken, waarvan hier de forse
problemen met beschikbare netcapaciteit, de tijdelijk hogere prijzen
voor PV modules, transportkosten, energie, en beschikbaar - kundig
- personeel, bij zowel de installatiebedrijven, als bij de netbeheerders,
benoemd kunnen worden. Hopelijk is dit geen begin van een neerwaartse
trend, maar op korte termijn zijn de perspectieven niet erg gunstig.
Wel is er natuurlijk de blijvende hoge druk om projecten op tijd af
te ronden, vanwege de dreiging van het verlies van de kostbare SDE
beschikking(en). Maar of die druk voldoende zal zijn om genoemde problemen
op tijd opgelost te krijgen blijft de vraag.
De bovengenoemde relatief geringe 3,6 MWp gemiddeld per dag aan opgeleverde SDE projecten (volgens de beschikte volumes), moet u dus in het huidige tijdsgewricht als minimaal project volume zien, bovenop andere realisaties bij projecten die andere incentives kennen (zoals EIA, subsidies voor sportinstellingen, VvE's, MIA / Vamil, etc.), of zelfs helemaal geen subsidies. Zoals vaak bij nieuwbouw projecten, waarin eventuele PV daken in de bouwsom worden meegenomen. Dit nog exclusief de ook nog steeds booming residentiële markt, inclusief de grote portfolio's die bij de huur corporaties worden uitgerold (volumes: qua toegevoegde MWp-en onbekend, maar groot).
Alles bij elkaar opgeteld is er inmiddels voor een beschikt volume van 6.436 MWp aan "officieel gerealiseerde" PV-projecten, en dus met "ja vinkje" in de gepubliceerde lijst, bekend bij RVO, die een (of meer) SDE beschikking(en) hebben. Zoals te zien bovenaan de laatste kolom in bovenstaande grafiek. In werkelijkheid is er echter al meer aan het net gekoppeld, omdat er flinke administratieve vertragingen zijn in de verwerking van data bij RVO, Polder PV heeft daar honderden voorbeelden van in zijn eigen project overzichten.
SDE 2017
I blijvend "front-runner", SDE 2018 II en 2019 I regelingen
wederom volgend bij nieuwe aanwas
Een substantieel deel van al deze realisaties is tot en met eind 2019
afkomstig geweest van de succesvolle SDE 2014 regeling. Dat vroege
succes is door de resultaten uit de voorjaars-ronde van SDE 2017 echter
al lang overvleugeld, die vooral sedert april 2019 grote volumes opleveringen
bij de beschikkingen liet zien. En daar is, ondanks de ook gelijktijdig
optredende grote verliezen bij de overgebleven beschikkingen, wederom
veel volume bijgekomen in de huidige update. Er is inmiddels een historisch
record volume van 1.384 MWp
beschikt gerealiseerd onder die jaar ronde, wat een factor 2,4 maal
de ruim 575 MWp, bij SDE 2014, is geworden. En zal, gezien de nog
steeds openstaande 97 beschikkingen, met nog 145 MWp aan beschikte
capaciteit, nog wat groter gaan worden. Genoemde
1.384 MWp ("gerealiseerd beschikte") capaciteit voor SDE
2017 I was op de laatst bekende peildatum 21,5% van het totale officieel
gerealiseerde SDE volume wat toen werd bereikt (6.436 MWp). Dat aandeel
is, ondanks nieuwe volumes die andere SDE regelingen inbrachten, grofweg
weer op het niveau van januari dit jaar gekomen (toen 22%).
De "zuster" regeling, de najaars-ronde van SDE 2017, heeft sedert januari dit jaar als tweede historische SDE regeling een volume van meer dan 1 GWp opgeleverd, en zit nu op 1.045 MWp. Ze is al sedert de vorige update ingehaald door SDE 2018 II, die nu al 1.100 MWp beschikte realisaties heeft staan. De potentie voor verdere groei is bij beide regelingen aanwezig, maar bij SDE 2017 II veel minder groot dan onder SDE 2018 II, met nog 116 projecten, met gezamenlijk 386 MWp beschikte capaciteit in de spaarpot. SDE 2018 II heeft, ondanks een fors verlies van beschikkingen in de huidige update, nog steeds een reserve buffer van 550 openstaande beschikkingen staan, met een gezamenlijke capaciteit van maar liefst 1.027 MWp.
In de huidige oktober update is i.t.t. SDE 2018 II, die in de vorige ronde de grootste contribuant was, SDE 2017 I weer, met 110 MWp nieuw volume, de belangrijkste contribuerende regeling. SDE 2018 II, SDE 2019 I, SDE 2020 I en SDE 2019 II volgen, met 57, 54, 43, resp. 36 MWp. Andere toegevoegde capaciteiten liggen op een veel lager niveau, bijna 14 MWp nieuw voor SDE 2017 II, ruim 9 MWp voor SDE 2020 II, resp. ruim 4 MWp voor SDE 2018 I. Zeer bescheiden was de groei voor 2016 II (839 kWp) en SDE 2016 I (63 kWp). Tot slot waren er ook 2 negatieve groei cijfers bij de capaciteit, 15 kWp in de min voor SDE 2009 (ook 1 beschikking verdwenen), resp. 3 kWp onder SDE 2014 (bij gelijk blijvend aantal beschikkingen). Er worden de laatste tijd veel "bestaande" beschikkingen neerwaarts bijgesteld bij RVO, omdat er kennelijk feitelijke realisatie cijfers bekend worden bij het agentschap. Een wetmatigheid hierbij is echter dat altijd neerwaartse bijstellingen worden genoteerd, maar capaciteiten voor installaties die (soms fors) groter dan de oude beschikking worden uitgevoerd, worden NIET door RVO opgenomen in hun overzichten (!): het volume van de oude beschikking blijft dan staan. Polder PV heeft daar, wederom, vele tientallen voorbeelden van.
Relatieve
verhoudingen t.o.v. oorspronkelijk beschikte volumes
Ook wat de verhouding van de opgeleverde beschikte capaciteit t.o.v.
het oorspronkelijk beschikte volume van SDE 2014 betreft, is het al
sedert de november 2019 update niet meer de meest succesvolle regeling.
Bij SDE 2014 is dit gestabiliseerd op 65,2%. De qua absolute volumes
zwaar tegenvallende, en bepaald niet representatieve SDE
2015, met slechts 33 overgebleven gerealiseerde beschikkingen, gaat
daar al behoorlijk ver overheen, met 71,9% t.o.v. de oorspronkelijk
beschikte volumes. SDE 2016 I heeft inmiddels, als "meer representatieve"
regeling, met 569 gerealiseerde beschikkingen, het hoogste niveau
van 68,4% bereikt, wat dus al duidelijk hoger ligt
dan de relatieve verhouding bij SDE 2014. De eerder gesuggereerde
"theoretische max. van 70%" wordt niet meer gehaald vanwege
de al verwachte tussentijdse uitval van beschikkingen: er staat nog
slechts 0,1 MWp open voor SDE 2016 I, verdeeld over slechts 3 beschikkingen.
Dat resulteert in ongeveer dezelfde 68,4% (als die 3 beschikkingen
worden gerealiseerd, en de capaciteiten door RVO niet worden gewijzigd).
De relatieve score van de najaarsronde van SDE 2016 is inmiddels uitgekomen op 60,2% van de beschikte capaciteit. Er is 1,9 MWp beschikt volume binnen die regeling nog niet gerealiseerd cq. "pending" (verdeeld over 17 beschikkingen), de maximaal haalbare realisatie graad zal rond de 60% blijven steken voor die najaars-regeling. Latere regelingen zitten momenteel nog op (veel) lagere realisatie niveaus, de 2 SDE 2017 regelingen inmiddels op bijna 59% (voorjaars-ronde) tot bijna 55% (najaars-ronde), met gezamenlijk nog ruim een halve GWp in de spaarpot beschikt. Voor alle andere absolute en relatieve prestaties per SDE resp. SDE "+" regeling, zie de nieuwe verzamel tabel verderop.
RVO cijfers
lopen nog steeds achter op laatst bekende cijfers bij CertiQ
Met de beschikte gerealiseerde volumes in de huidige update voor de
status begin oktober, blijft RVO ver uit de buurt van de harde realisatie
cijfers bij CertiQ. Waarvoor de data tm eind september reeds langer
bekend zijn. Begin oktober stond er immers al 6.746 MWp in de database
bij de TenneT dochter (analyse
Polder PV). RVO zit, met de update voor 1 oktober jl. op 6.436
MWp beschikt volume met "ja" vinkje, dus sowieso alweer
op een bijna 5% lager niveau dan CertiQ. En ook het oktober rapport
is bij CertiQ alweer dik een maand geleden gepubliceerd (analyse
PPV), de november rapportage kan elk moment op de website verschijnen.
(Nieuwe)
afvallers
Terugkerend naar bovenstaande grafiek: bij de oudste regelingen, SDE
2008 tm. SDE 2013 zal er niets meer bijkomen, er staan geen beschikkingen
meer "open" voor die regelingen. Wel zijn er in recentere
updates nog steeds, regelmatig, om niet gespecificeerde redenen beschikkingen,
soms zelfs voor reeds (lang) gerealiseerde projecten, afgevallen.
Redenen zouden kunnen zijn: brand, diefstal, hagel schade, installatie
afgebroken, verhuizing / nieuwe eigenaar niet geïnteresseerd
in subsidie perikelen, of een onbekende, andere reden. Die verloren
gegane volumes zijn hier onder in detail weergegeven t.o.v. de update
van 1 juli 2021. Zie ook de bespreking van de uitgebreide update voor
de totale volume accumulaties in de tabel verderop.
Let op dat het aantal verloren gegane beschikkingen en de capaciteiten niet hoeven te "corresponderen". Ik bemerk immers al langere tijd, dat RVO, inmiddels zeer regelmatig forse (altijd: neerwaartse) bijstellingen van eerder beschikte capaciteiten doorvoert in haar SDE lijsten, die dus niet gepaard gaan met uitschrijving van de betreffende beschikte projecten. NB: "projecten" derhalve beter te lezen als "beschikkingen", omdat er regelmatig meer dan 1 beschikking voor een en hetzelfde "PV project" wordt aangevraagd en afgegeven (meestal uit verschillende jaargangen, maar niet noodzakelijkerwijs). Polder PV heeft van dergelijke projecten met meer dan 1 SDE beschikking vele tientallen voorbeelden in zijn overzichten staan. Ook dat is in de sector kennelijk extreem slecht bekend, want je hoort er verder niemand over, en/of de implicaties worden verzwegen. Zelfs door bekende analisten in de markt.
De uitval betreft, inclusief de alweer afgeschreven geringe volumes voor SDE 2020 II t.o.v. de eerste publicatie in de Kamerbrief over die regeling, in totaal 809 beschikkingen (in vorige update nog 302 stuks), met 476,8 MWp aan verdwenen / reeds afgeboekte beschikte capaciteit (in de vorige update veel lager, 210,4 MWp). De volumes zijn dus helaas weer fors hoger dan in de voorlaatste update van RVO, en is het verlies aan capaciteit zelfs de op een na hoogste in de SDE historie. Ditmaal heeft SDE 2018 II de grootste klappen geïncasseerd, met maar liefst 449 beschikkingen weg gestreept, "goed" voor bijna 200 MWp aan verdampte capaciteit ... In eerdere updates waren het vooral de twee SDE 2017 rondes die zeer fors moesten incasseren met talloze verdwenen beschikkingen en capaciteiten. De grote klappen werden daarna vooral aan de twee SDE 2018 rondes toebedeeld. In de voorlaatste update waren het SDE 2019 I bij de capaciteit, en SDE 2018 II bij de aantallen waar de grootste verliezen werden geleden.
Weliswaar zijn in de huidige update gelukkig weer geen totaal records bij de verliezen opgetreden, maar de pijn blijft er niet minder om. De in absolute zin opgetreden records waren beiden voor april 2020, met 1.376 afgevoerde beschikkingen, en een verwijderd volume van maar liefst 608 MWp. Vanaf januari 2019 zijn achtereenvolgens 160, 101, 74 MWp, 257 MWp (update november 2019), 473 MWp (update januari 2020), een record van 608 MWp (update april 2020), 353 MWp (update juli 2020), 382 MWp (update september 2020), 346 MWp (update januari 2021), 451 MWp (update april 2021), resp. ruim 210 (update juli 2021) verloren gegaan. En nu dus alweer bijna 477 MWp daar bovenop. Een blijvend groot, nieuw verlies aan voormalig met subsidie toekenningen beschikt PV volume. Om u een idee te geven van de impact daarvan: gerekend met moderne PV modules van 330 Wp (plm. 1,62 m²) per stuk, hebben we het, wat het verlies in de huidige, laatste update betreft, alweer over een niet gerealiseerd potentieel van 1,44 miljoen zonnepanelen, met een gezamenlijke oppervlakte van zo'n 234 hectare ... (in een periode van 3 maanden tijd).
Uitval
percentages
Voor de voorjaars-ronde van SDE 2017 is het uitval percentage inmiddels
opgelopen tot 35,1% (825 MWp) van de (oorspronkelijk) beschikte capaciteit.
In de update van jan. 2020 was dat bij de beschikte volumes de grootste
verliezen lijdende regeling geworden. Echter, in absolute zin heeft de
SDE 2018 II ronde haar, met een lager uitval percentage (28,0%), inmiddels
alweer naar de 2e plaats bij het verlies verwezen, met 826,3 MWp
aan weggevallen beschikte capaciteit. Trieste volger is de voorjaars-ronde
van SDE 2018, die alweer 811 MWp kwijt is, 47,4% van de oorspronkelijk
beschikte capaciteit van 1.710 MWp. Inmiddels staat SDE 2019 I op de vierde
plaats bij de capaciteits-verliezen, 504 MWp, van de oorspronkelijk beschikte
2.515 MWp (20% teloor gegaan).
Bij de aantallen project beschikkingen is SDE 2018 I al sedert de april versie van 2020 "negatief kampioen": er zijn er in totaal alweer 1.859 afgeschreven door RVO, 49,3% van de oorspronkelijk beschikte hoeveelheid van 3.774 exemplaren. Wat al (veel) meer is dan de massale uitval bij 2 van de drie oude SDE regelingen, waarbinnen vooral residentiële en zeer kleine andere PV projectjes werden gerealiseerd (SDE 2009 en SDE 2010, zie tabel). Door de enorme uitval van het aantal beschikkingen onder SDE 2018 II in de huidige update (449 kwijt geraakt), heeft deze de 2 SDE 2017 rondes alweer ingehaald, met een totaal van 1.796 verloren gegane beschikkingen, 40,7% van het oorspronkelijk beschikte volume. SDE 2017 I en II verloren tot nog toe 1.610 resp. 1.674 beschikkingen, 36,7 resp. 42,4% van de oorspronkelijk toegekende volumes. SDE 2019 I is er in totaal alweer 1.198 kwijt, ruim een kwart van oorspronkelijk toegekend.
Procentueel bezien t.o.v. de oorspronkelijke beschikte volumes zijn vooral de eerste drie SDE "+" regelingen flink in de min geraakt: 43-69% verlies bij de aantallen, 55-74% bij de beschikte capaciteiten. Daarbij is het in absolute zin echter om véél lagere volumes gegaan dan bij de latere SDE 2016 - 2020 I regelingen.
Voor de eerder gesignaleerde forse uitval onder SDE 2017 was al vroeg gewaarschuwd, door Siebe Schootstra op Twitter (m.b.t. SDE 2017 en 2018, en later wederom m.b.t. SDE 2018). Dit in verband met een geclaimd slecht business model voor bedrijven met hoog eigenverbruik van via een SDE beschikking gegenereerde hoeveelheid zonnestroom, waarvoor lagere subsidie bedragen dan voor directe net-invoeding zijn gaan gelden (rooftop projecten). Polder PV is benieuwd of de reeds heftige gematerialiseerde aderlatingen nog langer zullen aanhouden in latere updates. De signalen zijn hier met name voor de voorjaars-regeling van SDE 2018 niet best, gezien de al grootschalige uitval die we tot nog toe hebben gezien. Daar zijn echter nog maar 157 exemplaren van over, met een totale capaciteit van 256 MWp die nog moeten worden ingevuld, dus heel erg veel groter kan het totaal verlies niet echt meer worden.
De ronduit schokkende 1.637 MWp afvoer onder de twee SDE 2018 regimes, vermeerderd met de forse uitval bij de 2 SDE 2017 regelingen, 1.305 MWp, bovenop de ook al aanzienlijke verliezen onder beide voorgaande SDE 2016 regelingen (totaal 441 MWp), en de 617 MWp voor de 2 SDE 2019 regimes, is in ieder geval beslist slecht nieuws, ook voor Den Haag. Alle moeite die voor de hier dus definitief afgevoerde projecten is gedaan, honderden miljoenen Euro's aan SDE subsidie toezeggingen, alle duur betaalde ambtelijke tijd (en consultancy uitgaven voor ontwikkelaars) die hiermee zinloos is verspild: dat alles is voor niets geweest...
Ruim
5,1 miljard Euro misgelopen
Bovendien is het voor de branche organisatie ook zeer slecht nieuws, zeker
in de huidige crisis tijd, met nog ongewisse middel-lange termijn gevolgen
van de aanhoudende Corona pandemie, flinke problemen bij de uitvoering
van - vaak enorme - project portfolio's, grote krapte op de arbeidsmarkt
voor gespecialiseerd - en kundig - personeel, rap om zich heen grijpende
problemen met net-capaciteiten, en snel verslechterende financiële
situaties bij veel betrokken bedrijven. Alle beschikte (overgebleven)
PV projecten tm. SDE 2020 I hebben een maximale subsidie claim van, inmiddels,
ruim 14,6 miljard Euro (over een periode van max. 15 jaar exclusief "banking
year"). In de versie van 1 juli 2021 was het overgebleven maximale
subsidie bedrag tm. SDE 2020 I nog bijna 15,2 miljard Euro, waarmee inmiddels
alweer een record omvang van maximaal 506 miljoen Euro
in minder dan een kwartaal tijd is verdampt voor de sector. Het verlies
in de voorgaande update was véél lager, (maximaal) 228 miljoen
Euro.
Pakken we de in deze update toegevoegde SDE 2020 II er bij, komt het totaal aan maximaal beschikbare subsidie over alle SDE regelingen inmiddels, na alle verloren gegane beschikte volume, uit op bijna 16,7 miljard Euro.
Oorspronkelijk is er vanaf SDE 2008 tot en met SDE 2020 I voor zonnestroom maximaal voor zo'n 19,8 miljard Euro aan subsidie toekenningen uitgegeven door RVO en haar voorgangers (2e grafiek in historisch overzicht artikel van 10 oktober 2021). Inclusief SDE 2020 II was dat alweer 21,8 miljard Euro. Kijken we alleen naar de resterende volumes tm. SDE 2020 I, hebben de zonne-energie branche, en de talloze niet aangesloten binnenlandse en buitenlandse organisaties die ook PV projecten ontwikkelen, nu al voor ruim 5,1 miljard Euro aan (maximaal haalbare) subsidie beschikkingen voor fotovoltaïsche capaciteit laten liggen. Daar hadden mooie dingen mee gedaan kunnen worden, de afgelopen jaren ...
More
troubles ahead
Zie voor commentaar op mogelijke extra / nieuwe problemen de paragraaf
in
de update van 2 april 2021.
(Nieuwe)
realisaties
Uiteraard zijn er ook projecten cq. beschikkingen tussentijds "volgens
de administratieve definities" van RVO gerealiseerd. Géén
nieuwe exemplaren tm. SDE 2015, en met het voorbehoud dat er ook 1
oudere SDE project beschikking is "verdwenen" uit de RVO
registers (zie opsomming
hierboven). De eerste "nieuw" ingevulde beschikking
is voor een klein project van 63 kWp onder SDE 2016 I, die nu nog
maar 3 niet gerealiseerde exemplaren (totaal slechts 79 kWp) open
heeft staan, voordat die regeling definitief "gesloten"
kan worden geacht.
Onder SDE 2016 II zijn 6 nieuwe realisaties gecombineerd met een toename van 839 kWp aan gerealiseerde (beschikte) capaciteit genoteerd. De twee rondes onder SDE 2017 voegden resp. 74 en 9 beschikkingen toe aan de realisaties, gepaard gaand met een voor deze update record volume van 109,5 MWp, resp. 13,7 MWp aan capaciteit. Hierbij kwamen ook 22, resp. 159 gerealiseerde beschikkingen, met 4,2 MWp, resp. 57,1 MWp beschikte capaciteit onder de twee opvolgende SDE 2018 regimes. Daar tegenover staat, dat de uitval van zowel aantallen beschikkingen, als toegekende capaciteit in de huidige update óók het hoogste was bij SDE 2018 II. Een vaker gezien "dubbel beeld" bij de SDE regimes.
Nieuwe beschikking realisaties bij SDE 2019 kwamen neer op 133 en 69 bij de aantallen, resp. 54,0 MWp en 36,2 MWp voor de capaciteiten in de voorjaar- resp. najaars-rondes. De nog relatief lage volumes voor de najaars-regeling van SDE 2019 liggen vooral aan het feit dat er vooral gemiddeld (zeer) grote projecten zijn toegekend. Meestal duurt het veel langer voordat die gerealiseerd worden, vanwege een veel langere voorbereidingstijd van degelijke, vaak complexe projecten. De voorjaars-ronde van SDE 2020, de laatste SDE "+" regeling, gaf in de huidige update het hoogste aantal nieuwe realisaties te zien, 171 beschikkingen. Die, met elkaar, een toegewezen (niet "fysiek gerealiseerde") capaciteit hebben van 43,3 MWp. Wederom, het klassieke beeld bij voorgaande regelingen in de beginfase van de uitvoering volgend, relatief "kleine" projecten dus. Met een gemiddelde capaciteit van 253 kWp per beschikking (zelfs nog gemiddeld iets kleinere projecten dan in de voorgaande update).
Ook de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020 II, heeft al de nodige realisaties op haar conto. 52 stuks alweer, goed voor 9,2 MWp aan beschikt vermogen. En, u raadt het al, relatief kleine projecten van gemiddeld 176 kWp per stuk betreffend.
Dit alles geeft een totaal van, netto, 695 nieuwe formeel gerealiseerde beschikkingen, met een volume aan beschikte claims voor 328,1 MWp t.o.v. de juli 2021 update. In die voorlaatste update waren de nieuwe volumes 818 beschikkingen opgeleverd, resp. 587,3 MWp. Hieruit blijkt duidelijk een stevige "afkoeling" van het uitbouw tempo, er is beduidend minder nieuw volume opgeleverd. Wat beslist als zorgwekkend mag worden gezien, omdat de portfolio's beschikkingen nog reusachtig groot zijn, en voor veel projecten de tijdvensters serieus gaan knellen, in een zwaar overspannen installatie markt. Bij de realisaties is de gemiddelde capaciteit van de gerealiseerde nieuwe beschikkingen weer afgenomen, van 718 kWp naar 472 kWp. Dit betekent dat voor het eerst in langere tijd, de "grote" projecten kennelijk langer tijd nodig hebben om opgeleverd te worden. En/of, dat er voorrang gegeven wordt aan de kleinere (meestal rooftop) projecten.
Disclaimers
Let altijd op, dat de "capaciteit" (deze update,
328 MWp "netto groei" sedert juli 2021) beslist niet
het daadwerkelijke, fysiek gerealiseerde volume is. RVO geeft dat
namelijk in de meeste gevallen niet op. Zoals meermalen gesteld, heb
ik van talloze projecten met SDE subsidies fors verschillende opgeleverde
capaciteiten in mijn spreadsheet staan, die soms wel tot 30% kunnen
afwijken van het capaciteit cijfer getoond in de RVO lijsten. Zowel
afwijkend naar boven, als naar onder. RVO stelt de laatste paar jaar
wel steeds vaker de opgevoerde toegekende projecten middels (neerwaartse
!) correcties bij t.o.v. de eerder beschikte volumes. Dat
wordt bij hen ook wel "vrijval" genoemd, waaraan zelfs een
separate publicatie is gewijd.
Maar het blijft nog steeds eerder uitzondering, dan regel, gezien gedetailleerde project informatie die Polder PV op tafel heeft gekregen van duizenden SDE beschikte projecten (via talloze bronnen). Het is een van de grootste misverstanden bij een toenemend aantal "makkelijke kaartjesmakers", die de RVO bestanden volautomatisch leegtrekken en die via softwarematige manipulaties "in een kaartje gooien". Met daarbij de kennelijke suggestie dat daarin "de verspreiding van gerealiseerde vermogens per project" zou staan in Nederland. Dat is helemaal niet waar. Ten eerste manipuleren ze beschikkingen, geen projecten (die meer dan 1 beschikking kunnen hebben op 1 lokatie). Ten tweede zijn de werkelijk gerealiseerde capaciteiten meestal afwijkend van de beschikking (kan twee kanten op gaan, groter of kleiner). Ten derde, zijn de "types" installaties bij RVO regelmatig fout geklassificeerd, waardoor beschikkingen onterecht in een bepaalde categorie worden geplaatst. Sowieso komt het regelmatig voor, dat rooftop en grondgebonden installaties (feitelijk: "beschikkingen") gewoon op een hoop worden gegooid, terwijl het om fundamenteel andere typen installaties gaat. Ten vierde, alle "niet SDE gesubsidieerde" (grotere) projecten schitteren door afwezigheid, waardoor een extra "vals" en misleidend beeld wordt opgeroepen. En, tot slot, er is geen enkel begrip voor de aard van feitelijke installaties, omdat het ongelofelijk veel werk is om dat in the picture te krijgen. Polder PV doet dat laatste, en een zo goed mogelijk "volledige" inventarisatie, met alle projectdata voor de grotere projecten, al sedert 2015, als enige in Nederland.
Voor de details van alle wijzigingen en "overgebleven" aantallen bij de verschillende categorieën, en de diverse SDE regelingen, zie de volgende tabel hier onder.
Progressie bij de deel-dossiers van de SDE regelingen
Voor uitgebreide toelichting bij de (inhoud van de) tabel, zie artikel met analyse status 3 april 2017.
^^^
KLIK op plaatje voor uitvergroting
(komt in apart tabblad ter referentie, naast tabblad met tekst artikel)
In deze regelmatig door Polder PV ververste hoofd-tabel alle relevante bijgewerkte zonnestroom cijfers voor de aantallen en Megawatten voor alle (bekende) SDE regelingen, waar aan de beschikkingen voor de 1e SDE "++" ronde (najaars-ronde 2020) zijn toegevoegd, onder de 2e stippellijn. En tevens de cijfers van de update van 1 oktober 2021 bevattend voor alle oudere regelingen. Links de oorspronkelijk beschikte volumes, in rood de actuele status van wat RVO met de huidige (detail) update nog in portfolio heeft staan, in blauw de daar uit resulterende, heftige, verloren gegane hoeveelheden t.o.v. oorspronkelijk toegekend. In groen volgen de fysieke volumes, volgens administratieve normen van RVO geldende "opgeleverde" (gerealiseerde) project beschikkingen. De laatste vier kolommen betreffen de overgebleven hoeveelheden, nog in te vullen (of t.z.t. af te voeren) beschikkingen van de betreffende SDE regimes.
Zowel voor de aantallen als voor de beschikte capaciteit waren de oorspronkelijke toevoegingen onder de najaars-ronde van SDE 2018 aanvankelijk wederom record hoeveelheden, die de voorgaande records onder de voorjaars-ronde van 2017 hebben vervangen. Het aantal beschikkingen onder de voorjaars-ronde van SDE 2019 had het stokje op dat punt van die van het voorgaande jaar overgenomen, met een record van 4.738 toekenningen door RVO. SDE 2019-II viel echter weer sterk terug, vanwege zeer hoge uitval als gevolg van de extreme overtekening van het beschikbare budget. En het feit, dat door felle competitie met andere projecten, alleen de beschikkingen overbleven die laag hebben ingezet met het betreffende fase bedrag. Dat zijn grotendeels alleen de grotere projecten geweest, talloze kleinere rooftop projecten zijn binnen die regeling gesneuveld.
De laatste SDE "+" ronde, SDE 2020 I, verzette wederom alle piketpalen. Onder die ronde zijn zowel bij de aantallen oorspronkelijk goedgekeurde beschikkingen (6.882 exemplaren), als de daarmee gepaard gaande toegekende capaciteit (3.440,1 MWp), destijds nieuwe records gevestigd (dikke rode kader voor aantallen). Waarbij ook rekenschap gehouden moet worden met het feit, dat onder SDE 2017 I tm. SDE 2018 II er telkens 6 miljard Euro was te vergeven, sedert SDE 2019 I echter nog maar 5 miljard Euro per ronde (NB: voor álle projecten, niet alleen voor zonnestroom). Op het gebied van de toegekende capaciteit, is dat record echter alweer verbroken onder de SDE 2020 II regeling, zoals al gesuggereerd in mijn voorlaatste analyse. De eerste SDE "+" regeling bracht namelijk alweer 3.602,9 MWp aan toegekende capaciteit in. Weliswaar met véél minder beschikkingen (3.602 stuks, 52% van de 6.882 voor SDE 2020 I), maar wel met bijna 5% meer vermogen, dan de 3.440,1 MWp toegekend onder SDE 2020 I. Wat een zoveelste teken van de verder gaande schaalvergroting in de sector is geweest.
Bij de oudere "SDE" voorgangers waren de aantallen maximaal bij SDE 2008 (8.033 oorspronkelijke beschikkingen), bij de capaciteit was het SDE 2009, die voor de twee varianten bij elkaar ("klein" resp. "groot" categorie) 29,0 MWp kreeg beschikt (dunne rode kaders).
In oranje veldjes heb ik in het blok "overgebleven beschikte volumes" bij de primaire data wederom aangegeven dat er negatieve wijzigingen zijn geweest t.o.v. de status in de voorgaande update. Alleen onder de oude SDE 2009 is er een geringe wijziging geweest, dan volgt er een tijd niets (cijfers stabiel), pas vanaf SDE 2016 II (capaciteit), resp. SDE 2017 I (aantallen), zien we weer de gebruikelijke, soms forse neerwaartse bijstellingen terugkomen bij de aantallen overgebleven project beschikkingen.
Er zijn in de huidige update géén "opwaartse bijstelling anomalieën" gesignaleerd, zoals in de vorige versie.
Voor recentere regelingen, vanaf SDE 2017 I, zijn verloren gegane beschikkingen en daarmee gepaarde gaande beschikte capaciteiten, soms in zeer grote hoeveelheden, helaas "het normale beeld" geworden. Ze hebben hun realisatie termijn overschreden, de beschikbare netcapaciteit was niet ordentelijk of correct geregeld, of ze zijn om hele andere redenen alsnog ingetrokken. Hetzij door de initiatiefnemers, hetzij door RVO. Derhalve kleuren alle vakjes vanaf die regeling (ook) oranje. Data in de overige "blanco" veldjes zijn niet meer gewijzigd sedert de vorige update van 1 juli 2021.
(a) Verloren gegane beschikkingen t.o.v. de oorspronkelijk toegekende volumes (blauwe sectie in tabel), accumulaties - ruim 4,5 GWp aan capaciteit teloor gegaan
Er is t.o.v. de accumulatie status getoond in de vorige update weer een groot volume aan beschikkingen en capaciteit verloren gegaan (beschikkingen om wat voor reden dan ook ingetrokken of alsnog ongeldig verklaard door RVO, zie ook paragraaf "nieuwe afvallers" hier boven). Voor de langdurig een dominante rol spelende SDE 2014 is na al die jaren in totaal een (theoretische) capaciteit van 307 MWp verspeeld (829 project beschikkingen). Het capaciteits-verlies is opgelopen tot bijna 35% (aantallen: bijna 28%) ten opzichte van oorspronkelijk beschikt. Deze populaire oudere regeling is op het gebied van capaciteit verlies echter in (extreem) negatieve zin overtroefd door meerdere latere regelingen. Cumulatief gingen daarbij met name de volgende grote volumes aan beschikte capaciteiten verloren: 384,3 MWp onder SDE 2016 II (NB; incl. "positieve correctie"), 825,0 MWp onder SDE 2017 I, 479,6 MWp onder SDE 2017 II, en 811,0 MWp onder de voorjaars-regeling van SDE 2018. Een nieuw dieptepunt werd bereikt met een zeer hoog verloren gegaan beschikt volume van 826,3 MWp onder SDE 2018 II, wat daarmee de voorjaars-regeling van die jaargang naar de tweede plaats verwees (gemarkeerd in de tabel).
Ook is er reeds een fors verlies van 503,5 MWp onder SDE 2019 I. De wegval van 113,9 MWp bij SDE 2019 II is nog relatief "bescheiden", maar bekend is dat er bijna uitsluitend grote projecten zijn toegekend onder die extreem overtekende subsidie regeling. En dat een zeer substantieel deel van de kleinere rooftop projecten daar op voorhand al naar Armageddon zijn verwezen door RVO. Dat soort grote projecten, waar van tevoren al heel veel tijd, energie en geld in is gestoken (zeker de grotere zonneparken), zijn meestal zeer goed planmatig doortimmerd, en worden meestal ook gerealiseerd, door zeer ervaren, binnenlandse en buitenlandse partijen. Het verlies bij de laatst toegekende SDE "+" regeling, SDE 2020 I, waar binnen wel een grote hoeveelheid "kleinere" rooftop project beschikkingen is toegewezen, is inmiddels opgelopen naar 69,4 MWp, verdeeld over 163 beschikkingen (dus gemiddeld een behoorlijk hoge, 426 kWp per stuk ...). Het verlies bij de eerste SDE "++" regeling, pas in de huidige update toegevoegd aan de lange lijst, is nog zeer klein, ten opzichte van de volumes genoemd in de betreffende Kamerbrief van MinEZK en de bijbehorende RVO documentatie: 1,7 MWp verdwenen, verdeeld over 5 beschikkingen.
Gezamenlijk verloren alle SDE regelingen bij elkaar al 17.389 project beschikkingen met een geaccumuleerde capaciteit van 4.520,1 MWp, dus al meer dan 4,5 GWp wat verloren is gegaan ... Voor alleen de regelingen onder het SDE "+" regime waren die hoeveelheden 11.014 stuks, wat al sedert de april 2020 update meer is dan het geaccumuleerde verlies van de oude drie SDE regelingen (inmiddels alweer 6.370 beschikkingen teloor gegaan). Dat is t.o.v. de enorme hoeveelheid oorspronkelijke beschikkingen (36.470 onder SDE "+", incl. SDE 2020 I) al ruim 30%. Kijken we naar de beschikte capaciteit, is het totaal verlies voor SDE "+" 4.498,3 MWp (!). T.o.v. het oorspronkelijk beschikte volume (19.082 MWp) is dat al een totaal verlies van bijna 24%. Bijna een kwart van het oorspronkelijk beschikte volume is alweer verdwenen ...
Dit kan echter nog verder in negatieve zin veranderen, als de claim van energie specialist Siebe Schootstra bewaarheid gaat worden over twee van de belangrijkste jaar rondes van de SDE "+" regeling: "dat van de voorjaarsronde van 2018 nog niet de helft gerealiseerd zal worden. Voor 2017 geldt ook zoiets", aldus zijn nogal onrustbarende tweet van 5 september 2018. Er moet immers nog veel volume opgeleverd gaan worden (laatste kolom in tabel). Wat de aantallen beschikkingen voor SDE 2017 betreft, heeft hij echter al langere tijd ongelijk gekregen, het realisatie percentage is daar inmiddels al opgelopen naar 61,1 resp. 54,6%, met nog 213 beschikkingen te gaan. Wat de beschikte capaciteit betreft, is dat voor SDE 2017 I inmiddels al op bijna 59% gearriveerd (het hoogste absolute volume van alle jaar rondes, 1.384,1 MWp). De najaars-ronde van SDE 2017 heeft echter ook al een invulling van reeds 54,7% van de lagere oorspronkelijk beschikte capaciteit bereikt. Dus ook in dat opzicht, heeft Schootstra voor in ieder geval de SDE 2017 regelingen reeds ongelijk gekregen. Er staat bovendien nog een volume van 531 MWp open voor beide SDE 2017 regelingen, dus de relatieve prestatie zal bij de capaciteit nog verder gaan toenemen, zelfs als er alsnog veel uitval zal optreden.
SDE 2018
I haalt mogelijk 50% niet
De voorjaars-ronde van SDE 2018 zit wat de capaciteit betreft momenteel
nog maar op ruim bijna 38% van realisatie t.o.v. oorspronkelijk beschikt,
en is zelfs al ruim 47% van de ooit toegekende capaciteit kwijt (ingetrokken
of anderszins). Zelfs als alle resterende openstaande capaciteit,
256 MWp, daadwerkelijk ingevuld zou gaan worden, kan die regeling
nog maar maximaal 53% van oorspronkelijk beschikt volume halen. Gezien
de voortgaande forse uitval van beschikkingen, lijkt het onwaarschijnlijk
dat dat gaat gebeuren, en moeten we vrezen dat in ieder geval voor
SDE 2018 I Schootstra's claim bewaarheid kan gaan worden wat de capaciteit
betreft.
Het verloren gegane volume van 4.520 MWp aan ooit beschikte SDE capaciteit voor zonnestroom (SDE en SDE "+"), is al bijna even hoog als de eindejaars-accumulatie in heel Nederland (4.609 MWp), aan het eind van het "groei-jaar" 2018, volgens de CBS cijfers van 9 juli 2021. Het totale verlies is al bijna 20% van de oorspronkelijk beschikte volumes voor al die regelingen tezamen, inclusief de net in de huidige update toegevoegde SDE 2020 II regeling, die een record volume van 3,6 GWp aan beschikte capaciteit inbracht in het totaal. Maar aan dat verloren volume kan beslist nog het nodige worden toegevoegd, gezien de vele "riskante" grote project beschikkingen van de afgelopen rondes in 2016-2020. M.b.t. de aantallen is het verlies al fors groter, bijna 17,4 duizend projecten, 31% van oorspronkelijk toegekend door RVO en haar voorgangers. Dat lag aanvankelijk vooral aan de enorme verliezen bij de oude SDE regelingen, zoals hierboven gemeld. Die staan boven de eerste stippellijn in de tabel. Het betreft veelal beschikkingen voor particulieren, maar ook woningbouw projecten die niet zijn doorgegaan, of die om diverse andere redenen zijn ge-cancelled. Helaas is de SDE "+" al langere tijd ook bij de aantallen project beschikkingen massale verliezen aan het lijden, en heeft ze de hoeveelheden teloor gegane project beschikkingen bij de oude SDE regelingen sedert de update van april 2020 ingehaald. Inmiddels 11.014 om 6.370 stuks.
Nieuwe
grafieken - updates
Om goed zichtbaar te maken wat de volumes aan teloor gegane (beschikte)
aantallen en capaciteiten zijn, heb ik in deze analyse wederom de
2 volgende, bijgewerkte grafieken opgenomen.
In bovenstaande grafiek links de stapel kolom met de aantallen oorspronkelijk uitgegeven PV beschikkingen, voor alle SDE (2008-2010), SDE "+" (2011-2020 I), resp. SDE "++" (2020 II) regelingen. Met bovenaan de sommatie van wat ooit is uitgegeven voor solar: 56.119 beschikkingen tm. SDE 2020 II (NB: niet "projecten", omdat veel project sites meerdere beschikkingen hebben gekregen). In de rechter kolom de hoeveelheden die er in de RVO update van 1 oktober 2021, tot en met SDE 2020 II, in totaal zijn overgebleven, als gevolg van voortdurende eliminatie van om wat voor reden dan ook weer verwijderde project beschikkingen uit de RVO database. Er zijn nu nog in totaal 38.730 beschikkingen over. Inclusief de net toegevoegde SDE 2020 II beschikkingen, en deels ook al gerealiseerd (zie later). Dat laatstgenoemde totaal cijfer is 69,0% van het oorspronkelijke toegekende volume (blauwe pijl). In de vorige update, waar SDE 2020 II nog niet in was opgenomen, omdat die resultaten nog niet bekend waren, was dit percentage nog 68,4%. Vooral de forse verliezen bij de populaire SDE "+" 2017-2018 regelingen vallen hier al op, onder de oude 3 SDE regelingen zijn destijds ook al massieve volumes verloren gegaan (veel op kleinzakelijke projecten, en bij veel particulieren). Nog steeds "lekken" er ook van die oudste drie regelingen af en toe een gering aantal beschikkingen weg, in bijna elke RVO update.
Voor de feitelijke realisaties t.o.v. de rechts weergegeven overgebleven beschikkingen, zie de nieuwe grafiek onder aantallen in sectie f.
In deze tweede grafiek een vergelijkbaar beeld als bij de aantallen beschikkingen, maar ditmaal met de oorspronkelijk beschikte capaciteit per regeling (in MWp, links), resp. de daarvan overgebleven beschikte volumes in de update van 1 oktober 2021 (ditto, MWp, rechter kolommen stapel). Aan de stapels zijn inmiddels ook de volumes voor de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020 II, toegevoegd.
In totaal is er, tm. SDE 2020 II, een spectaculair volume van 22.753 MWp (22,8 GWp) ooit beschikt onder SDE en haar opvolger regelingen, onder de noemers SDE "+", resp. SDE "++". Daarvan zou op 1 oktober jl. een volume van in totaal 18.233 MWp zijn overgebleven volgens de RVO boekhouding, een nog steeds hoge score van 80,1% (blauwe pijl bovenaan). In de vorige update was dit nog 78,9%, vooral door toevoeging van de vrijwel nog geheel intacte SDE 2020 II volumes, is het percentage weer toegenomen. Dat dit percentage, in verhouding tot de aantallen beschikkingen, zo hoog ligt, komt vooral doordat de verliezen bij de aantallen zeer groot zijn geweest, aanvankelijk bij de drie oude SDE regelingen. Terwijl de net toegevoegde record regeling SDE 2020 II, met al haar beschikte capaciteit (3.603 MWp) nu nog volop de rest domineert. Als hier veel van zal gaan afvallen, net als bij veel van de "succesvolle" voorganger regelingen onder SDE "+", wordt de verhouding waarschijnlijk heel anders. Veel zal ook afhangen van het overblijven van veel grote projecten. Als die om wat voor reden dan ook alsnog zouden afvallen, kan dit een forse invloed gaan hebben op de ratio overgebleven versus oorspronkelijk toegekend, in deze capaciteit grafiek.
In het "kader" gevormd door de twee lange zwarte stippellijnen heb ik de volumes voor de vier "succesvolle" SDE 2017 en 2018 regelingen weergegeven. Oorspronkelijk was dat een volume van 8.928 MWp, maar daar is nog maar 5.986 MWp van overgebleven. Derhalve, een verhouding van 67,0%. Dat is beduidend minder dan de ruim 80% voor alle project beschikkingen bij elkaar. Wat aangeeft, dat de verliezen bij deze vier, bij zowel de aanvragen als de beschikkingen succesvolle regelingen bovenmatig hoog zijn geweest. Een vergelijkbaar lot lijkt de opvolger regeling SDE 2019 I tegemoet te gaan, waar nog maar 79,6% van de oorspronkelijk beschikte capaciteit van over is.
Voor het feitelijke gerealiseerde volume aan beschikte capaciteit t.o.v. de rechts weergegeven overgebleven beschikkingen, zie de nieuwe grafiek onder capaciteit in sectie f.
(b) Fysieke realisaties per SDE jaar-ronde "volgens de officiële RVO cijfers" (groene sectie in tabel), accumulaties
In totaal is er tot de huidige officiële RVO update een volume van ruim 6.436 MWp "SDE beschikt" opgeleverd, verdeeld over 25.600 project beschikkingen, waarbij we de interne administratieve vertragingen bij RVO voor lief nemen. De volumes zijn derhalve minimale hoeveelheden, er is begin oktober 2021 al veel meer netgekoppelde, SDE gesubsidieerde capaciteit opgeleverd.
De opleverings-sequentie van de beschikte capaciteiten volgens de RVO updates was, van meest recent naar ouder, als volgt: juli 2021 6,108 MWp, april 2021 5.521 MWp, januari 2021 4.911 MWp, september 2020 4.019 MWp, juli 2020 3.663 MWp, apr. 2020 3.319 MWp, jan. 2020 2.771 MWp, nov. 2019 2.463 MWp, aug. 2019 2.031 MWp, mei 2019 1.815 MWp, jan. 2019 1.368 MWp, oktober 2018 1.124 MWp.
Genoemde aantal van ruim 25 en een half duizend beschikkingen in de huidige update betreft echter beslist veel minder projecten, omdat er veel sites meerdere beschikkingen hebben, een van vele eigenaardigheden van de SDE regelingen die nooit de pers halen, maar die Polder PV al vele jaren signaleert en toelicht. Aanvankelijk kwam het merendeel van dat "aantal" uit de oude SDE regelingen, toen duizenden particulieren mee konden doen. Dat is echter al in recente updates omgeslagen naar het SDE "+", en, in de huidige update, toegevoegde SDE "++" volume, wat vrijwel exclusief op en door bedrijven, instellingen, gemeentes e.d. wordt gerealiseerd (achter grootverbruik aansluitingen). Veel grote rooftop projecten hebben meerdere beschikkingen, deels onder dezelfde regeling, deels onder verschillende SDE rondes. Een deel betreft uitbreidingen van eerder gerealiseerde projecten, een fors deel is gewoon opsplitsing van projectplannen voor dezelfde lokatie, verdeeld over meerdere tranches. Hetzelfde geldt voor diverse grote veld-installatie projecten. Alle individuele beschikkingen moeten separaat, fysiek gecertificeerd en geijkt bemeten worden (pers. comm. CertiQ), dus dat gaat vaak om technisch-logistiek bezien nogal complexe bedradings-, en afzekerings-trajecten.
Alle anderszins gefinancierde projecten, inclusief de al vele honderden PCR of, recenter, SCE ("postcoderoos 2.0") gesubsidieerde installaties die geen SDE "component" hebben, en ook de projecten zonder enige vorm van directe overheids-subsidie, zult u in de hier geanalyseerde SDE overzichten in het geheel niet terugvinden.
Het aandeel van alleen SDE op totaal realisatie SDE + SDE "+" + SDE "++" bedraagt momenteel 9.677 (overgebleven !) beschikkingen = bijna 38% bij de aantallen, inclusief de in deze update toegevoegde SDE 2020 II regeling. Dat was nog 60% in de augustus 2019 update (zonder de SDE 2019 - SDE 2020 I rondes). Dat aandeel zal stapsgewijs verder blijven dalen, naarmate er meer SDE "+" en SDE "++" projecten zullen worden opgeleverd. Het aandeel van alleen opgeleverde SDE beschikkingen is slechts 49 MWp op een totaal van momenteel 6.436 MWp (SDE + SDE "+" + SDE "++") = 0,76% (juli 2021 0,8%, april 2021 0,9%, januari 2021 1,0%, sep. 2020 1,2%, juli 1,3%, apr. 1,5%, jan. 2020 1,8%, nov. 2019 2,0%, aug. 2019 2,4%, mei 2019 2,8%; dit was nog zonder SDE 2017 II in de april 2018 update 6,4%; in juli 2017 was het nog ruim 10%). Wezenlijk verschillend, dus. Dat heeft alles te maken met de enorme schaalvergroting onder het SDE "+" regime, waar onder de "bovencap" van, ooit, 100 kWp is ge-elimineerd, en er enorm grote projecten werden beschikt, en inmiddels, in een steeds rapper tempo, zijn, en worden opgeleverd. Zoals Zonnepark Harpel / Vlagtwedde in de nieuwe Groningse gemeente Westerwolde, met bijna 110 MWp (medio september 2020 aangesloten op het regionale netwerk van Enexis). En als de daarvoor geplande, en reeds met een SDE beschikking verzilverde uitbreiding aan de oostzijde daadwerkelijk wordt gebouwd, een gooi blijft doen naar "voorlopig nog eventjes de grootste". Daarbij mogelijk het reeds gerealiseerde Vloeivelden Hollandia project van Solarfields cs. in Drenthe, én het door Solarfields nog op te leveren Dorhout Mees reuzen project op de oude golfbaan in Biddinghuizen nog voor blijvend. Alleen het al langer voorbereide grootschalige project Energielandgoed Wells Meer (Limburgse gemeente Bergen) kan, met een toe te wijzen omvang van 180 hectare, nog groter gaan worden, sterk afhankelijk van de tegen de tijd van realisatie te selecteren opstellingswijze en gekozen modules (die rap in capaciteit toenemen). Voor alle documentatie van dat zeer grote project in Bourgondisch Nederland, zie de aparte website.
Relevant in dit aspect blijft, dat de opgevoerde beschikte capaciteit bij RVO bijna nooit het daadwerkelijk gerealiseerde vermogen van de installaties weergeeft. Daar kunnen behoorlijke afwijkingen in zitten. Bovendien kunnen beschikkingen door RVO later nog aangepast worden. Zo verloor de beschikking voor het bekende Woldjerspoor project van GroenLeven in Groningen maar liefst 6 MWp (!) t.o.v. de oorspronkelijk beschikte capaciteit. Het resultaat lijkt echter, met de huidige update van 1 oktober 2020, nog steeds niet de daadwerkelijk opgeleverde capaciteit weer te geven, volgens de detail project informatie beschikbaar bij Polder PV, het verschil is dik 20%. Er zijn geen andere (al dan niet anonieme) veldopstelling beschikkingen bekend in dit gebied. Ook van andere (grote) projecten heb ik realisaties die (veel) hoger, óf véél lager uitvallen dan de beschikking van RVO toont.
Relatieve
recordhouders bij de realisaties
Kijken we bij de realisaties naar de percentages t.o.v. de
oorspronkelijke beschikkingen, duiken andere "record houdende
SDE jaarrondes" op dan bij de absolute volumes. Voor de "oude
SDE" was dat SDE 2009 voor zowel aantallen en capaciteiten (inmiddels,
door historische uitval 66 resp. 76 procent van oorspronkelijk beschikt).
Hierin zal geen (positieve) wijziging meer komen, die regelingen zijn
al lang "afgerond". Alleen wegval van dergelijke projecten
zou nog tot kleine neerwaartse bijstellingen kunnen gaan leiden. Waarbij
"wegval" beslist niet persé hoeft te betekenen, dat
het project is afgebroken o.i.d. Het kan zijn verhuisd (zonder de
beschikking "mee te nemen"), of overgenomen, waarbij de
nieuwe eigenaar geen trek had in SDE administratie "gedoe",
of er zijn andere redenen waarom de beschikking zou kunnen zijn vervallen.
Wie weet hoort "fraude" daar ook bij, al hoor je daar nooit
iets over in relatie tot de oude, kleine beschikkingen jaren geleden
verstrekt.
Voor het "SDE+ regime" zijn de "records" inmiddels voor de aantallen (72%) nog steeds de SDE 2014 regeling, ook al is in absolute zin al sedert een eerdere update SDE 2017 I deze ooit populaire regeling voorbij gestreefd (inmiddels 2.679 versus 2.143 opgeleverde project beschikkingen). En ook de najaars-ronde van SDE 2017 is, met 2.155 gerealiseerde beschikkingen, SDE 2014 in absolute zin al voorbij.
De zeer weinig volumes leverende SDE 2015 heeft op het vlak van invulling van de capaciteit een "score" van bijna 72% t.o.v. oorspronkelijk beschikt. SDE 2016 I was even tweede, verloor die positie door een neerwaartse aanpassing van de beschikte capaciteit in de update van januari 2020, maar is terug op de tweede positie sedert de update van april 2020, met, momenteel, 68,4% t.o.v. oorspronkelijk beschikt. Daardoor is SDE 2014, met 65,2%, op de 3e plaats beland onder het SDE "+" regime. Bij SDE 2016 I zal er nauwelijks meer iets wijzigen, er staat namelijk nog maar 0,1 MWp open voor 3 - kleine - beschikkingen.
Opvallend is de zeer slechte prestatie voor de (ook reeds lang afgeronde) SDE 2012: slechts 31% van aantal oorspronkelijke beschikkingen opgeleverd, en zelfs maar 27% van de capaciteit. Uiteraard was er ook maar heel weinig beschikt (oorspronkelijk 17,1 MWp, waarvan er echter maar 4,5 MWp is overgebleven), anders had dat een "ramp-subsidie-jaar" geworden.
Latere regelingen kunnen uiteraard nog forse realisatie toenames laten zien. Voor SDE 2014 projecten zal dat geen soelaas meer gaan bieden, met nog maar 1 project resp. 60 kWp beschikte capaciteit te gaan. Dat blijft trouwens in dit geval een vreemde zaak, want op het aangegeven adres ligt al sedert het voorjaar van 2018 (!) een generator bestaande uit 192 zonnepanelen. En nog steeds heeft dat project géén "ja-vinkje" gekregen van RVO. Onduidelijk is wat daarvan de oorzaak is. Mogelijk is het project niet volgens de voorwaarden aangesloten op het net, of zijn er andersoortige administratieve problemen ??
SDE 2016 II zal het record van de voorjaars-ronde in dat jaar niet gaan evenaren, gezien de 60,2% realisatie, en nog 0,2% van capaciteit open staand. De latere regelingen gaan nog spannend worden, mede gezien de enorme verliezen van beschikkingen binnen die rondes, die waarschijnlijk nog verder zullen gaan oplopen. SDE 2017 I zit nog maar op minder dan 59% realisatie t.o.v. oorspronkelijk beschikt, maar heeft nog wel een behoorlijk volume te gaan (145 MWp, ruim 6% t.o.v. oorspronkelijk toegekend volume). De verwachting is, echter, dat er nog heel wat volume van zal gaan wegvallen.
Gemiddelde
beschikking grootte bij de realisaties
In de kolom realisaties ziet u achteraan de uit de aantallen en beschikte
capaciteiten berekende gemiddelde omvang per beschikking, volgens
de toekenningen van RVO. Hierin is een duidelijk trend van schaalvergroting
herkenbaar. Van zeer klein (gemiddeldes van zo'n 2-9 kWp per beschikking
onder de 1e 3 SDE regimes), tot fors uit de kluiten gewassen in groeiende
tendens onder de "SDE+" regimes vanaf SDE 2011. Groeiend
van gemiddeld 48 kWp onder SDE 2011 tot volumes tussen de 215 en 268
kWp gemiddeld in de SDE 2014-2016 I regelingen. Een vorig recordhouder,
SDE 2016 II in de april 2020 update nog op 489 kWp zittend, is door
de nieuwe, gemiddeld genomen kennelijk kleinere realisaties in de
latere updates weer een stuk lager uitgekomen, inmiddels op 460 kWp.
In een van de vorige updates is een nieuwe, vermoedelijk tijdelijke
recordhouder opgedoken, de najaars-ronde van SDE 2019, die momenteel
op 702 kWp gemiddeld per beschikking is gekomen.
Dat was in de september update van vorig jaar nog 184 kWp bij de realisaties,
in juli dit jaar was het zelfs even 762 kWp. Nog steeds zijn er relatief
weinig beschikkingen ingevuld, 273 stuks. In de juli update moesten
er sowieso een of meer grotere exemplaren bij gezeten hebben, die
dat hoge gemiddelde kunnen verklaren. Bij navlooien van de spreadsheet,
kwamen er destijds inderdaad meerdere reeds fysiek opgeleverde kandidaten
uit, allen grondgebonden zonneparken, die het gemiddelde toen tijdelijk
flink omhoog hebben gestuwd. Later zijn er kennelijk weer voldoende
kleinere rooftop installaties bijgekomen, die het gemiddelde van de
hele populatie in die regeling weer flink hebben getemperd.
Na het hoge niveau van deze najaars-ronde van SDE 2019, vallen de overige gemiddeldes globaal genomen weer terug naar 533 kWp (SDE 2018 II), 517 kWp (SDE 2017 I), 485 kWp (SDE 2017 II), 460 kWp voor SDE 2016 II, en 366 kWp onder SDE 2018 I. De 530 gerealiseerde beschikkingen van SDE 2020 I betreffen nog relatief kleine projectjes, met gemiddeld slechts 249 kWp per stuk (volgens beschikking). De laatstgenoemde regeling moet uiteraard nog een beetje "op stoom" komen, met name wat de grote project realisaties betreft. De in de huidige update nieuw opgenomen SDE 2020 II heeft nog maar 52 gerealiseerde beschikkingen, met een relatief bescheiden gemiddelde van 176 kWp per realisatie. Typische "beginner" projectjes bij een nieuw opgenomen SDE regeling in de RVO verzameling.
Voor alle realisaties bij elkaar heeft het gemiddelde per beschikking inmiddels al een omvang bereikt van 251 kWp. In de vorige updates waren die gemiddeldes achtereenvolgens: juli 2021 245 kWp, apr. 2021 229 kWp, jan. 2021 215 kWp, sep. 2020 184 kWp, juli 2020 175 kWp, apr. 2020 167 kWp, jan. 2020 150 kWp, nov. 2019 138 kWp, aug. 2019 121 kWp, mei 2019 114 kWp, jan. 2019 90 kWp, daar voor 77 kWp. Ook al groeit dat gemiddelde dus continu door, het wordt nog steeds fors gedrukt door de vele kleine residentiële projecten onder de 3 oudste SDE regimes, zoals ook al bekend is uit de maandelijks door Polder PV geanalyseerde CertiQ data over de gecertificeerde zonnestroom capaciteit in ons land.
Splitsen we die twee regimes uit (onderaan in de tabel), is de oude SDE op de gemiddelde overgebleven beschikking grootte blijven steken van 5 kWp. SDE "+" heeft een aanzienlijk groter gemiddelde bij de realisaties, inmiddels 402 kWp. Maar dat is nog wel slechts 70% van het gemiddelde volume van alle overgebleven beschikkingen (rode cijfer veld, 573 kWp gemiddeld). Eerder lag het laatst genoemde gemiddelde beduidend hoger: 604 kWp in de update van juli 2020. Die weer flink hoger lag dan de 532 kWp in de update van april van dat jaar. Deze fluctuaties zijn het gevolg van het opnemen van de SDE 2019 najaars-ronde in de cumulatie van de beschikkingen (april 2020), die per stuk gemiddeld zeer grote installaties heeft toegevoegd, gevolgd door de recent opgenomen SDE 2020-I ronde, die gemiddeld weer veel kleinere project beschikkingen heeft opgeleverd, al was het wel in grote aantallen.
De gemiddelde project groottes bij de overgebleven beschikkingen (rode veld in tabel) zijn, voor de regelingen waarvoor nog (veel) projecten open staan, ook bij de deel regelingen hoger dan die bij de realisaties. Dit komt omdat vele (zeer) grote projecten nog niet zijn gerealiseerd. Als die worden opgeleverd, zullen ze een opwaartse druk geven aan het systeem gemiddelde van de uiteindelijk gerealiseerde projecten cumulaties. Voor alle overgebleven beschikkingen is het gemiddelde momenteel 471 kWp. Dat is weer een stuk hoger dan de 420 kWp in de vorige update, omdat SDE 2020 II gemiddeld grote projecten heeft toegevoegd aan de huidige (overgebleven) populatie. Genoemde 471 kWp is een factor 1,9 maal zo hoog dan bij de realisaties tot nog toe.
(c) Actuele portfolio aan overgebleven SDE beschikkingen voor PV (zwarte sectie in tabel), accumulaties
Dit alles (oorspronkelijk beschikt minus verloren gegane beschikkingen cq. realisaties) leidt tot een "overgebleven" pool aan beschikte projecten die nog opgeleverd moet gaan worden. Of, bij pech, tot extra verlies om wat voor reden dan ook. In de oktober 2021 update waren er bij RVO voor SDE 2014 tm. de toegevoegde SDE 2020 II nog 13.130 beschikkingen over, resp. 11.797 MWp (juli 2021, nog zónder SDE 2020 II, bijna 9,0 GWp, april 2021 9,8 GWp, januari 2021 10,9 GWp, sep. 2020, met SDE 2020 I toegevoegd, 12,1 GWp, juli 2020, nog zonder SDE 2020 I 9,4 GWp, apr. 2020, nog zonder SDE 2019 II 8,1 GWp, jan. 2020 nog 9,3 GWp, nov. 2019 10,1 GWp, aug. 2019, nog zonder SDE 2019 I, nog ruim 8,2 GWp). Ondanks de reeds zeer forse verliezen van eerder afgegeven beschikkingen, nu al een groter volume voor een land wat begin 2021 volgens de juli 2021 update van het CBS, minimaal 10.717 MWp aan geaccumuleerde PV capaciteit (inclusief de projecten markt, én residentieel) had staan. Er is 10% meer volume nog in te vullen, dan eind 2020 in ons hele land reeds was opgesteld sedert het einde van het vorige millennium.
De marginale resterende volumes voor SDE 2014-2016, 2,2 MWp, zullen, afhankelijk van realisatie of definitieve "afvoer", niets meer uitmaken gezien hun zeer geringe omvang. Wat de forse resterende volumes voor de opvolgende regelingen betreft, moet daar deels wel voor worden gevreesd, als ze niet op tijd gebouwd of aan het net kunnen worden gekoppeld. Mede gezien de smaller geworden tijd-vensters voor de oplevering (ondanks het al geaccepteerde uitstel onder voorwaarden van een jaar extra realisatie tijd in Den Haag), gecombineerd met om zich heen grijpende netcapaciteit problemen en tekorten aan personeel bij de netbeheerders. Voorspellingen zullen op dit vlak met prudentie moeten worden genoten, want het aantal onzekerheden over de (potentie aan) realisaties neemt alleen maar toe. Zelfs als we er van uitgaan dat er al verschillende "oplossingsrichtingen" voor de beperkte net capaciteit in gang zijn gezet. Makkelijk zal het allemaal beslist niet gaan.
(d) Ratio SDE+/SDE
Onderaan twee velden in de tabel heb ik ook nog de ratio berekend van de officieel overgebleven beschikte volumes voor alle SDE "+" t.o.v. de oude SDE regelingen (rode veld), en dit herhaald voor de reeds door RVO als opgeleverd beschouwde project beschikkingen (groene veld). Die verhouding ligt, vanwege heftige toevoegingen van beschikkingen onder met name de laatste acht SDE "+" rondes, verminderd met de tussentijdse aanzienlijke hoeveelheden reeds verloren gegane exemplaren, inmiddels rond de 2,6 voor de aantallen overgebleven beschikkingen. In een vorige update was dat nog factor 2,2, in juli 2017 zelfs nog maar een factor 0,6. De SDE werd door duizenden particuliere toekenningen gedomineerd, en die was tot nog toe bepalend voor deze inmiddels aardig "recht getrokken" verhouding. Bij de realisaties is die verhouding ongeveer 1,6. Dit, omdat veel grote projecten uit latere SDE "+" regelingen nog niet zijn opgeleverd, en de vele reeds afgeronde oude SDE micro projectjes die som nog zwaarder onder druk zetten.
Bij de capaciteiten is de verhouding precies andersom, omdat SDE "+" gedomineerd wordt door talloze zeer grote projecten. Bij de overgebleven beschikkingen, incl. de zeven toegevoegde SDE 2017-2019 en SDE 2020 I regelingen, is die factor weer wat afgenomen, een verhouding 299 : 1 (SDE "+" staat tot SDE; in update van juli 2021 factor 308 : 1, apr. 2021 factor 313 : 1, jan. 2021 factor 322 : 1, in sep. 2020 nog 326 : 1; in juli 2020 261 : 1; in juni 2018 120 : 1, wel ook tussentijdse afname vanwege uitval van beschikkingen !). Bij de realisaties een stuk lager, inmiddels een factor 131 : 1 (in juli 2021 nog 124 : 1, apr. 2021 112 : 1, jan. 2021 nog 100 : 1, sep. 2020 nog 81 : 1; in juli 2020 nog 73 : 1; in de juni 2018 update was dat nog 17 : 1, dus nog steeds verder oplopend). Met dezelfde oorzaak: veel zeer grote projecten in de beschikkingen zijn nog niet opgeleverd, inclusief de grote volumes uit SDE 2017 I tm. SDE 2019 II, en de recent toegevoegde SDE 2020 I. Tot slot, bij de gemiddelde systeemgrootte vinden we die trend wederom terug. SDE "+" staat tot SDE bij de beschikkingen 114 : 1, maar bij de realisaties nog "maar" een factor 80 : 1 (juni 2018 update 43 : 1). Ook deze verhoudingen kunnen wijzigen, naar gelang er een fors aantal grote "SDE + projecten" daadwerkelijk alsnog gerealiseerd zal gaan worden.
Uiteraard zijn dergelijke vergelijkingen ook te maken tussen de SDE en SDE "++" regelingen, of tussen SDE "+" en SDE "++", maar omdat de eerste SDE "++" ronde, SDE 2020 II, pas in de huidige update is toegevoegd, heeft dat nog niet veel zin. Wellicht wil ik daar in een later stadium nog wat woorden aan spenderen.
(e) Evolutie systeemgemiddelde capaciteit volgens RVO beschikkingen
In een van de artikelen over de effecten van de beschikkingen van SDE 2019 I, heb ik reeds uitgebreid stil gestaan bij de belangrijke factor "gemiddelde capaciteit" per beschikking, en bij de realisaties. Zie daarvoor het 5e artikel in die reeks (16 november 2019), paragraaf 3.
(f) Verzamel grafieken alle SDE regelingen - PV capaciteit bij beschikkingen / realisaties
Ondertussen is het ook weer de hoogste tijd geworden voor de meest recente versies van de 2 bekende "stapel grafieken" met de begin oktober dit jaar overgebleven volumes bij de beschikkingen (weergegeven in de grafiek hierboven, onder a), en bij de door RVO opgegeven "realisaties". Die vindt u hier onder.
Stapelgrafiek met links de kolommen stapel met de overgebleven (!!) hoeveelheden beschikkingen van SDE 2008 tm. SDE "++" 2020 II. SDE 2020 II is in de huidige update toegevoegd (blauwe segment bovenaan). Vanwege de hoge toevoegingen onder SDE 2020 I en SDE 2020 II zien we een cumulatie in de resterende, inmiddels overgebleven hoeveelheid van 38.730 toekenningen voor zonnestroom (project beschikkingen). Dat waren bij de ooit oorspronkelijk vergeven exemplaren nog 56.119 beschikkingen (zie tabel en eerste grafiek onder a). De rechter stapel kolom geeft de in de update van 1 oktober 2021 door RVO formeel als "gerealiseerd" verklaarde hoeveelheden beschikkingen per regeling weer. Met als voorlopige cumulatie 25.600 beschikkingen gerealiseerd. Wat 66,1% van het overgebleven aantal "totaal overgebleven beschikt" (linker stapel) is. Goed is hier het extreme verschil tussen de SDE 2019 II en SDE 2020 I regelingen te zien. De eerste had relatief zeer weinig beschikkingen, die gemiddeld per stuk echter wel "zeer groot" waren. De laatste SDE "+" regeling, 2020 I, had een record aantal aan gemiddeld genomen véél kleinere toekenningen, waar nog een zeer hoog volume van over is. Daar bovenop is het nieuwe, behoorlijk grote volume voor SDE 2020 II gestapeld. "Onderin" de kolommen stapel is er, tm. SDE 2016 I vrijwel geen activiteit meer, omdat bijna al die oudere regelingen geen openstaande beschikkingen meer hebben (of nog maar een handvol). Wel is er soms nog geringe uitval, met name, regelmatig, bij de oudste 3 SDE regelingen.
Vergelijkbare stapelgrafiek, met nu niet de aantallen (overgebleven) beschikkingen, maar links ditto, de totale capaciteit in MWp die er over is gebleven in de laatste update (met reeds aanzienlijke volumes door RVO virtueel weg gekieperd en dus niet meer zichtbaar). Zie ook de tweede grafiek onder paragraaf (a), voor een vergelijking tussen oorspronkelijk beschikte volumes en op 1 oktober dit jaar daarvan overgebleven hoeveelheden.
De in deze update nieuw toegevoegde SDE 2020 II regeling is, nog vrijwel ongeschonden sinds de in de kamerbrief genoemde volumes, bovenaan zichtbaar, met nog 3.601 MWp aan beschikt vermogen. Het totale volume voor alle regelingen culmineert in (inmiddels overgebleven) 18.233 MWp. Dat was bij het ooit oorspronkelijk vergeven / beschikte project volume nog 22.753 MWp (zie tabel en grafiek onder paragraaf a). Rechts het nog zeer beperkte "gerealiseerde" volume, althans van de beschikkingen (niet de werkelijk opgeleverde capaciteit !). Met in totaal "officieel" 6.436 MWp gerealiseerd. Wat slechts 35,3% is van het (overgebleven) beschikte volume. Er is dus in ieder geval wat het RVO - SDE dossier betreft, op het gebied van te realiseren capaciteit nog bijna 65 procent van het nu (overgebleven) beschikte volume te gaan.
Het CertiQ dossier (met fysiek gerealiseerde volumes), normaliter al een stuk verder ge-evolueerd dan de beschikking cijfers van RVO, blijkt in hun laatste status update van eind september 2021 al een stuk verder te zijn, t.o.v. de gerealiseerde volumes beschikkingen van RVO. Bij CertiQ stond eind van die maand 6.746 MWp aan fysieke opleveringen, waarvan het allergrootste deel SDE beschikte projecten is (en nog een onbekend, hoogstwaarschijnlijk "zeer beperkt" deel zonder SDE beschikking). Wat 4,8% meer geaccumuleerd volume is dan wat er begin oktober in totaal als gerealiseerd beschikt staat bij RVO (incl. SDE 2020 II).
Normaliter ligt CertiQ altijd (ver) voor op het RVO - SDE dossier. Feit blijft, dat sowieso bij RVO talloze reeds netgekoppelde projecten nog niet met een "ja" vinkje zijn gezegend in de publiek beschikbare data overzichten. Die dus nog niet in hun cijfers kunnen zitten. Die projecten staan al lang in de CertiQ databank, omdat er al meteen garanties van oorsprong aangemaakt moeten gaan worden, "zodra de stekker in het betreffende project gaat". De meeste projecten achter grootverbruik aansluitingen dienen maandelijks (automatisch) meetgegevens via de meet-gemachtigde in, die direct naar CertiQ worden doorgesluisd na validatie. Registratie bij CertiQ gebeurt in het grootste deel van de gevallen zeer rap na fysieke netkoppeling. Dagelijks worden updates gedraaid met de nieuwste toevoegingen die door de exploitanten worden doorgegeven, en waarvoor de netbeheerders hun formele fiat hebben gegeven (pers. comm. CertiQ). Wat daarna geschiedt in het RVO traject kan echter vele maanden kosten, voordat dit leidt tot een "formeel ja vinkje" in hún databestand.
Het verschil tussen "overgebleven beschikt" volume en "gerealiseerd volume status 1 oktober 2021" bedraagt 18.233 - 6.436 = 11.797 MWp. Dat is het volume aan beschikkingen wat nog gerealiseerd moet gaan worden, nog exclusief de nog lang niet bekende volumes aan beschikkingen die zullen voortkomen uit de - extreem overtekende - SDE 2021. Maar ik waarschuw hierbij al op voorhand: er gaat sowieso nog heel veel volume van afvallen, gezien de trend van de afgelopen overzichten van RVO. En het is nog steeds niet het "gerealiseerde" volume. Dat kunnen we alleen te weten komen als exacte project informatie beschikbaar komt, zoals in ultimo bij CertiQ bekend moet zijn of worden. Polder PV heeft in ieder geval van de "top" in de markt, de grootste projecten, inclusief de ver over de 500 gerealiseerde zonneparken, die de grootste volumes aan MWp-en inbrengen, het meest complete, gedetailleerde overzicht van Nederland.
Thermische zonne-energie
In dit kleine andere zonne-energie dossier, is er bij de beschikte cq. gerealiseerde volumes na de toevoeging van de SDE 2020 I in de update van eind 2020 weinig gewijzigd. Ook de toevoeging van de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020 II, was geen doorbraak, met maar 2 nieuwe beschikkingen er bij komend. Met een toegevoegde capaciteit van 490 kWth. In de huidige versie van begin oktober zijn er verder wederom relatief bescheiden wijzigingen geweest. Er zijn weer 9 relatief kleine beschikkingen (6x SDE 2018 II, 1x SDE 2019 I, en 2x SDE 2019 II, totale capaciteit 2,7 MWth), verloren gegaan. Wat het totale aantal overgebleven beschikkingen (incl. die uit voorgaande rondes) op 148 stuks heeft gebracht, met een gezamenlijke capaciteit van 132,1 MWth., en een gemiddelde omvang van 893 kWth. per beschikking. Die omvang is, door de toevoeging van vooral kleinere projecten onder SDE 2020 I binnen deze vrij kleine totale populatie, aanvankelijk wat afgenomen sinds de update van juli 2020, toen was deze gemiddeld nog 1.067 kWth. per beschikking. Maar inmiddels is het gemiddelde per beschikking, door uitval van kleinere exemplaren weer wat hoger geworden dan de 811 kWth. gemiddeld in de update van april 2020.
De beschikkingen zijn vergeven in de jaargangen 2012 tm. 2020 II, behalve in 2015. Het enige overgebleven exemplaar van SDE 2017 II, met een omvang van 291 kWth., is in een vorige update om onbekende reden aan de wilgen gehangen. 43% (63 stuks) van het overgebleven aantal, en slechts 22% (28,7 MWth.) van de overgebleven beschikte capaciteit komt uit de in een recente update toegevoegde SDE 2020 I ronde. De 490 kWth. voor de 2 nieuwe beschikkingen uit de SDE 2020 II maakt slechts 0,4% uit van het actueel overgebleven capaciteit volume.
De hoogste beschikte capaciteit voor 1 beschikking was aanvankelijk voor het project bij Ter Laak in het Zuid-Hollandse Wateringen (SDE 2016 I, 15,7 MWth.). Maar is later achterhaald door het al langer geplande Dorkwerd zon-thermie park wat Solarfields op een oud baggerdepot langs het Hoendiep benoorden Groningen gaat realiseren. Dat heeft een SDE 2019 II beschikking voor 37,4 MWth. Ondanks dat grote project heeft die regeling niet de hoogste gemiddelde capaciteit. SDE 2016 I heeft, met 9 beschikkingen, de hoogste gemiddelde thermische capaciteit van 3,9 MWth toegekend gekregen. SDE 2019 II, met, overgebleven, 13 toekenningen, zit op een gemiddelde van 3,3 MWth. Dat is toegenomen omdat, wederom, 2 kleinere beschikkingen zijn weg gevallen. De vele beschikkingen toegekend onder SDE 2020 I moeten het met een veel lager gemiddelde stellen, en zijn dus veel kleiner (gemiddeld 456 kWth. per stuk).
Als we kijken naar de "officiële realisaties", volgens de richtlijnen van RVO, zijn daarvan tot nog toe 43 projecten opgeleverd, 2 meer dan in de juli update. Netto is er 435 kWth. aan gerealiseerde thermische capaciteit bijgekomen.
Het totale gerealiseerde thermische vermogen volgens de beschikkingen is volgens RVO, met deze zeer kleine wijzigingen 49,1 MWth, een marginale verhoging t.o.v. de update in juli (48,7 MWth). Dat is momenteel ruim 37% van het overgebleven beschikte volume (132,1 MWth.), inclusief SDE 2020 II. Naast de 9 project realisaties voor SDE 2016 I (35,3 MWth., geen openstaande toekenningen meer) zijn er o.a. ook 8 van de project realisaties (capaciteit: 1,9 MWth totaal, vol geboekt) met een SDE 2014 subsidie beschikking, en een even groot aantal met SDE 2017 I beschikking, met, neerwaarts bijgesteld, bijna 1,5 MWth aan toegekende capaciteit. Er staat nog 1 beschikking open voor deze regeling.
Omdat dit relatief kleine zonne-energie dossier enkele updates eerder wat "substantie" begon te krijgen, heb ik, naar analogie van de al jaren bijgehouden standaard grafiek met alle SDE realisaties voor zonnestroom projecten, in de versie van januari 2020 voor het eerst ook een dergelijke grafiek gemaakt voor de door RVO met "ja" stempel gezegende thermische zonne-energie (gerealiseerde) beschikkingen. Deze grafiek is inmiddels bijgewerkt met de resultaten uit de huidige update, 1 oktober 2021, en deze vindt u hier onder. Hieruit blijkt kristalhelder de voortdurende dominantie van de paar realisaties uit de SDE 2016 I regeling. De aangegeven "tijdelijke realisatie" van 40 kWth onder SDE 2019 II heb ik grijs weergegeven: de beschikking is inmiddels weer verdwenen uit de RVO records. Uit de grafiek kan 1 onverbiddelijke conclusie worden blijven getrokken: de evolutie van de realisatie van SDE-gesubsidieerde thermische zonne-energie projecten blijft de laatste 2 jaar zeer traag verlopen.
Bronnen
Zie ook uitgebreid overzicht met verwijzingen naar eerdere SDE 2016-2020 analyses op Polder PV, in het overzicht onder de update van januari 2021.
Extern:
5 december 2021: Tweede SDE "++" ronde (najaar 2021) dik twee maal meer aangevraagd dan subsidie plafond, zonnestroom projecten blijvend populair (ruim 4,1 GWp). De tweede "verbrede" SDE "++" subsidie ronde, de (enige) "najaars"-ronde van 2021, gestart op 5 oktober en, met beeindiging van fase 4 op 11 november jl gesloten, heeft een record vraag van subsidie voor 12 miljard Euro opgeleverd, bij een beschikbaar budget van 5 miljard Euro. Extreem veel meer dan de 28% overschrijding bij de eerste SDE "++" regeling. Er gaat, afgezien van niet correct bevonden aanvragen, momenteel nagevlooid door RVO, dus sowieso ook weer een enorm groot volume aan project aanvragen geprullebakkeerd worden, wat bij de gevraagde "laagste subsidie intensiteit per vermeden ton CO2" het onderspit gaat delven, of waarvoor de aanvraag later werd ingediend binnen de betreffende fase dan "gelijkwaardig" bevonden aanvragen van concurrerende projecten. Hierbij wordt overigens ook getoetst, of projecten wel technisch, financieel, danwel "economisch haalbaar" zijn.
Demissionair staatssecretaris Yesilgöz-Zegerius van MinEZK stelt in haar kamerbrief van 2 december, dat gestreefd wordt om aan het eind van het voorjaar van 2022 de definitieve stand van de overblijvende beschikkingen wereldkundig te maken. Dit met blijvende voorwaarde, dat RVO in staat is om die omvangrijke taak, met de beoordeling van zéér complexe aanvragen van totaal nieuwe spelers bovenop de rest, rond die tijd kan afronden. Voor de eerste SDE "++" ronde was dat al niet gelukt, al was op 8 juni wel een groot deel van de beschikkingen bekend. Definitief werd het resultaat voor die ronde pas 14 oktober (!) gepubliceerd (analyse Polder PV).
Ondanks de zware competitie met andere "CO2 reducerende" opties, blijft zonnestroom onder SDE "++" 2021 wederom populair, met 3.915 van de in totaal 4.109 aanvragen (95%), een veel lagere claim van ruim 2,2 miljard Euro (19% van genoemde 12 miljard geclaimd totaal), en een gevraagde capaciteit van 4.132 MWp (SDE 2020 "++" najaars-ronde: 4.195 MWp). Ook de gemiddelde aangevraagde project omvang blijft onveranderlijk hoog, 1,06 MWp (vrijwel op het niveau van de vorige, eerste SDE "++" regeling, 1,05 MWp).
Introductie
Uiteraard gold voor deze ronde wederom de verplichting van het meesturen van een transportindicatie (voor het eerst verplicht onder SDE 2019 II). Volgens Netbeheer Nederland zijn er deze ronde uiteindelijk 5.419 indicaties voor unieke adressen afgegeven, en 981 geweigerd a.g.v. beperkingen op het lokale stroomnet (15,3% van totaal aangevraagd, 6.400 stuks).
Ter vergelijking bij de 2 voorgaande regelingen. Onder SDE 2020 II (eerste SDE "++") 5.667 indicaties afgegeven, en 1.164 geweigerd (17% van de 6.831 aangevraagd). Onder SDE 2020 I (laatste SDE "+") 9.040 indicaties afgegeven, en 809 geweigerd (8,2% van de 9.849 aangevraagd). Het aantal geweigerde aanvragen is t.o.v. de najaarsronde van SDE 2020 dus enigszins gestabiliseerd, maar blijft dit een grote kopzorg voor de netbeheerders. Mede gezien het feit dat (a) een zeer groot deel van Nederland met ernstige net krapte dan wel congestie te maken heeft (zie actuele kaart bij de branche organisatie), en (b) zonnestroom projecten onverminderd populair blijven, wat, indien beschikt, tot hoge productie pieken in de middag leidt (zelfs bij de al zeer frequent toegepaste oost-west opstellingen), en voor de netbeheerders als zeer ongewenst wordt ervaren vanwege de extreme investeringen die daarvoor in de netten moeten worden gedaan. Er is daarnaast in de huidige subsidie ronde bizar weinig windturbine vermogen aangevraagd (slechts 29 MWp, verdeeld over 6 project aanvragen), dus de gewenste planvorming om cablepooling toe te passen met nieuwe (grote) PV projecten lijkt ook al een illusie. Dergelijke projecten worden weliswaar wel gebouwd (voorbeeld coöperatief wind / zonnepark de Grift, Nijmegen-Noord, Gld), maar beslist niet op grote schaal.
Ten opzichte van de door RVO ontvangen 3.921 aanvragen voor de opties "elektra" onder SDE 2021 "++", zijn er bij dit eerste "filter" dus, wederom, zo'n anderhalf duizend projecten die een transportindicatie document moeten hebben ontvangen, niet "gematerialiseerd" in de vorm van een aanvraag voor SDE 2021 subsidie bij RVO. Een hoeveelheid, vergelijkbaar met de afgevallen volumes in de voorgaande 2 SDE regelingen. De redenen, dat die projecten niet zijn aangevraagd, kunnen natuurlijk zeer divers zijn.
Kamerbrief - de data voor SDE 2021 / 2e SDE "++"
Hier onder presenteer ik de data uit de door Min. EZK op 2 december jl. gepubliceerde tabel in de 7 pagina's tellende Kamerbrief van Yesilgöz-Zegerius, aangevuld met een drietal kolommen uit deze data, berekend door Polder PV.
^^^
KLIK op plaatje voor uitvergroting (in separaat tabblad
verschijnend)
OPGELET !! Pas veel later blijkt dat er een omissie is geslopen in deze tabel van MinEZK. In de kamerbrief met de aankondiging van de opening van SDE 2022, werd gesteld, dat aanvragen voor 4 windenergie projecten en zelfs 16 groengas installaties waren weggevallen voor SDE 2021. Door deze toevoeging is er niet voor 12,0, maar zelfs voor 12,1 miljard Euro aangevraagd in deze SDE ronde. Zie kamerbrief van 18 maart 2022 !
Aantallen en capaciteit
In de kolom gemarkeerd met "1" vinden we het aantal aangevraagde projecten. Of, nauwkeuriger, "het aantal beschikkingen" wat wordt gevraagd. Het komt immers regelmatig voor dat er meer dan 1 beschikking voor een project locatie wordt gevraagd, en ook verzilverd. Meestal uit verschillende jaargangen, maar ik heb de nodige gevallen uit een en dezelfde jaar ronde in mijn projecten lijst (realisaties) staan. Ik heb in de tabel de nieuwe indeling van MinEZK gevolgd, met 5 "super categorieën", omdat er onder SDE "++" enkele nieuwe opties bijgekomen zijn die niet passen in de oude "elektra / gas / warmte" container voor de oudere SDE "+" regelingen. Die categorieën, hier vet gedrukt en de totalen daarvoor apart weergegeven, zijn, achtereenvolgens, elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, ditto warmte, idem gas, "CO2-arme warmte", resp. "CO2-arme productie".
In gekleurde balken heb ik drie relevante contribuanten onder de noemer "zonne-energie sensu lato" weergegeven, die in drie verschillende categorieën vallen. Zonnestroom onder elektra (hier ook nog uitgesplitst naar rooftop projecten en de aanvragen voor grondgebonden danwel drijvend op water projecten). Thermische zonne-energie onder warmte uit HE bronnen, resp. nieuwkomer PVT met warmtepomp, onder de nieuwe categorie "CO2-arme warmte". Nader verklaard in de voetnoot: dat zijn installaties die gebruik maken van zogenaamde PVT panelen, waarin fotovoltaïsche (zonnestroom genererende) elementen gecombineerd worden met thermische afvang van de zonnewarmte (zoals bij de conventionele thermische collector systemen), en in dit specifieke geval kennelijk direct worden gecombineerd met inzet van een warmtepomp voor maximale systeem efficiëntie. Voor drie van dergelijke projecten is subsidie aangevraagd, voor 5 MW aan thermisch vermogen.
In totaal zijn er volgens de staatssecretaris voor het eerst in de SDE historie voor 33 nieuw-soortige projecten aanvragen gedaan, het grootste deel betreft CO2 afvang en -gebruik (ook wel CCU, carbon capture and usage) in de glastuinbouw (29). Ook een aanvraag voor compostering (champost / paddestoelen teelt ?), waterstof productie door elektrolyse (2 aanvragen), en "geavanceerde hernieuwbare brandstoffen" (1 aanvraag) zijn nieuw.
Record aanvraag voor CCS
Bizar hoog is het aandeel voor maar 11 projecten: de beruchte CCS techniek van het afvangen van door fossiele industrie ge-emitteerde CO2, en het opslaan daarvan in de zeebodem. Waarvoor maar liefst 6,1 miljard Euro (!) subsidie is aangevraagd, een record. Of al die aanvragen het in deze extreem overtekende ronde het wel zullen gaan halen blijft de vraag. De belangen achter deze aanvragen zijn echter zeer groot, en komen van machtige industrieën. Je mag er van uitgaan, dat die aanvragen in ieder geval zéér goed, en degelijk, zullen zijn doortimmerd. De maatgevende CO2-reductie per jaar, 4,74 Mton CO2/jaar, ligt voor die optie in ieder geval ver onder het gemiddelde voor alle projecten (7,26 Mton CO2/jaar). En de gemiddelde subsidie intensiteit is 75 Euro per ton gereduceerde CO2, flink onder het gemiddelde voor alle projecten (99 €/tCO2). Derhalve: ze maken op die cruciale punten een grote kans.
Zonnestroom blijvend hoog niveau bij de aanvragen
Er werd weer een hoog volume van 3.915 aanvragen (SDE 2020 II: 3.989) aanvragen voor zonnestroom projecten verstuurd naar RVO, wat geen record is maar gezien de heftige, overspannen markt omstandigheden een blijvend hoog aantal. Geen enkel andere optie komt in de buurt op dit punt.
Andere opties met aardig wat aanvragen, die echter in het niet blijven vallen t.o.v. de verzoeken voor PV projecten, zijn biomassa gas projecten (vermoedelijk grotendeels vergisters, 38 stuks), warmte / WKK projecten (30), de al genoemde CO2 afvang / gebruik projecten in de glastuinbouw (29), 21 aanvragen voor elektrische boilers, 19 voor industriële warmtepompen, en 11 voor de enorme subsidie volumes claimende CO2 afvang- en -opslag projecten. De rest heeft allemaal 10 of minder project aanvragen in de boeken staan. Maar kunnen gemiddeld genomen flinke subsidie bedragen claimen vanwege hun omvang en berekende CO2 reductie potentieel (o.a. geothermie).
Met de huidige 4.132 MWp aan gevraagde zonnestroom capaciteit blijft ook dat op hoog niveau, slechts weinig lager dan in de eerste SDE "+" regeling (4.195 MWp). Het record volume ooit aangevraagd voor PV was ruim 4,6 GWp in de najaars-regeling van 2019, onder het oude SDE "+" bestel, waarvoor ook 5 miljard Euro budget beschikbaar was. Uiteraard blijft spannend wat hiervan gaat overblijven, gezien de extreme overtekening van deze regeling. Er moet namelijk voor 7 miljard Euro aan projecten weer afgevoerd gaan worden, om het maximale subsidie plafond van 5 miljard Euro niet te overstijgen. Van genoemd aangevraagd PV project volume valt 2.204 MWp onder rooftop projecten, en, ondanks de véél lagere aantallen (168 t.o.v. 3.747 stuks), een forse capaciteit vraag van 1.908 MWp onder projecten in het veld of drijvend op het water.
Normaliter verdwijnen er enorm veel rooftop PV projecten in zwaar overtekende SDE rondes. Echter, dakgebonden PV projecten hebben een lagere subsidie intensiteit gekregen dan non-rooftop projecten (71 versus 94 €/tCO2), en die kwamen in de huidige ronde dus "vooraan" in de fasering terecht, met veel meer kans op een beschikking dan de later ingediende projecten voor veldopstellingen en drijvende systemen.
In bovenstaande grafiek voor alle SDE "+" (vanaf SDE 2011) resp. SDE "++" regelingen (vanaf SDE 2020 II) de drie basis parameters voor de aangevraagde volumes voor uitsluitend zonnestroom projecten, gepubliceerd in kamerbrieven en/of op de website van RVO. In blauw de aantallen aanvragen, in oranje de daarmee gepaard gaande capaciteit in MWp, en in de groene stippellijn de gemiddelde capaciteit per aanvraag, in kWp. De Y-as is logarithmisch weergegeven.
Voor de SDE "+" regelingen SDE 2015 - SDE 2016 II zijn geen cijfers bekend voor de gevraagde capaciteit. Het hoge systeemgemiddelde in SDE 2011 is een artefact van mogelijk laat doorgevoerde, niet publiek gemaakte wijzigingen in de RVO cijfers.
Het generieke beeld over de hele tijdlijn geeft een zeer hoge aanvraag voor zowel de aantallen PV projecten, als de daarmee gepaard gaande capaciteit. Met name vanaf SDE 2016 I. Het hoogste aantal aanvragen werd gedaan onder SDE 2020 I (de "extra ronde" onder het nog oude SDE "+" regime), met 7.395 aanvragen. De hoogste capaciteit werd echter in de voorgaande, SDE 2019 II ronde aangevraagd, 4.649 MWp. Sindsdien is dat nog eens 3 ronden lang boven de 4 GWp per SDE ronde geweest, zéér hoge volumes voor een klein land als Nederland.
Bij het gemiddelde vermogen per aanvraag begon dit relatief laag onder SDE 2012, met 192 kWp. Dit groeide door naar gemiddeld 658 kWp onder SDE 2018 II, zakte iets in naar 545 kWp onder SDE 2020 I, maar nam weer zeer sterk toe naar 1.052 kWp gemiddeld per aanvraag in de eerste SDE "++" ronde, SDE 2020 II. Dat is vrijwel gelijk gebleven in de huidige besproken ronde, 1.055 kWp gemiddeld per aanvraag onder SDE 2021. Een factor 5,5 maal zo hoog dan het gemiddelde in de aanvragen voor SDE 2012, en een belangrijke indicator van de enorme schaalvergroting binnen de PV sector.
Capaciteit overige categorieën
Wederom opvallend, en als zodanig ook benoemd in de Kamerbrief, is de bizar lage claim voor windenergie, slechts 6 projecten met een totaal vermogen van 33 MW, weer fors lager dan in de vorige aanvraag ronde, die alweer lager uitkwam dan in de voorgaande regeling. Een slechte zaak, want dat betekent dat het potentieel op land aan het opdrogen is, vermoedelijk vanwege continu regionaal verzet tegen nieuwe windturbines. Daarmee verdampt ook het potentieel aan "te koppelen" cablepooling projecten, en kan dat alleen maar gerealiseerd gaan worden bij bestaande windparken, met alle complicaties bij de efficiëntie dan wel hoge kosten gevolgen van dien. Ook de levensduur van zonneparken en bestaande windparken kan fors verschillen, waardoor extra problemen bij de planning van dergelijke projecten ontstaan, denk daarbij bijvoorbeeld aan termijnen verankerd in bestaande vergunningen.
Bij de capaciteiten kunnen we wederom niet terugvallen op een eenvoudige vergelijking tussen PV en CCS, omdat er door MinEZK sedert de invoering van de "verbrede" SDE "++" regeling een onvergelijkbare maatvoering wordt gehanteerd voor laatstgenoemde optie (ton CO2 reductie per uur, voor alle andere opties MW nominaal generator vermogen). De impliciete reden dat het door MinEZK gegeven totaal voor capaciteit slechts geldt voor de "niet CO2 afvang / gebruik of opslag" projecten. Alleen afgeleide berekeningen waar CCS en CCU buiten zijn gehouden, zijn nog enigszins te maken, zoals in kolommen F en H.
Afgezien van CCS, met 204 tCO2/uur voor "CO2-afvang en -opslag" en 742 tCO2/uur voor "CO2-afvang en -gebruik", en de reeds genoemde aangevraagde ruim 4,1 GWp voor zonnestroom, is wat capaciteit betreft de nieuwe optie elektrische boiler met 352 MW nominaal vermogen goed vertegenwoordigd, gevolgd door geothermie (243 MW), en biomassa gas (151 MW). De andere opties zitten op veel lagere aangevraagde capaciteiten, tussen 79 MW voor "restwarmte", en 1 MW voor de nieuwe optie compostering. Thermische zonne-energie blijft het zeer marginaal doen, met slechts 7 MWth verdeeld over 10 aanvragen. PVT met warmtepomp combi's zijn voor het eerst te zien in deze regeling, 5 MWth verdeeld over 3 aanvragen.
Uiteraard moeten we rekening blijven houden met het feit dat de capaciteits-factor bij de verschillende technieken wezenlijk anders is. Windturbines en biomassa centrales kunnen ook draaien in de avonduren, elektrische boilers zijn zeer flexibel in te zetten als er geen "direct noodzakelijke" warmtevraag van afhangt en er voldoende grote buffer systemen voorhanden zijn. Zonnepanelen (zowel elektrisch, PV, als thermische conventionele en PVT collectoren) hebben deze voordelen absoluut niet, ze zijn direct afhankelijk van instraling van de zon, en doen 's avonds / 's nachts niets. Als we dit wezenlijke onderscheid terzijde schuiven, maakt de aangevraagde capaciteit voor PV in ieder geval 80% van de totale geclaimde capaciteit exclusief CO2 afvang uit. Dat is niet ver verwijderd van het relatieve aandeel van 82% in de "record" regeling, SDE 2019 II. En zelfs wat hoger dan de 77% in de eerste SDE "++" regeling.
PV aanvragen per fase
De fasering in deze 2e, uit 4 fases bestaande SDE "++" ronde was als volgt, zie ook de onderaan gelinkte kamerbrief resp. RVO artikel met een grafiek. Tot een subsidie plafond van max. € 60/ton CO2 werd binnen fase I al 2 miljard Euro aangevraagd, met name voor CCS en PV rooftops. Fase II, tot max. € 80/ton CO2, doorbrak meteen al het subsidie plafond, met 1,4 miljard Euro meer dan er beschikbaar is (5 miljard Euro). Ook in deze fase zou veel volume naar PV rooftops zijn gegaan, en was "een groot deel" van de claim van het overschreden budget wederom voor CCS. Pas in de derde fase, tm. € 115/ton CO2), viel een groot deel van de aanvragen toe aan zowel CCS, PV (veldopstellingen én rooftops), elektrische boilers en CCU, en liep de aanvraag op naar 8,9 miljard Euro subsidie. En in de laatste fase (max. € 300/ton CO2) volgden grotendeels geothermie, biomassa en vergisting, CCS, CCU en elektrische boiler project aanvragen (tot een max. vraag van 12 miljard Euro oplopend).
Bovenstaande laat helder zien, dat naast de beruchte CCS projecten, vooral een deel van de rooftop projecten voor zonnestroom een grote kans heeft om toegekend te gaan worden, zeker gezien het doorbreken van het budget plafond in de 2e fase. Sterk afhankelijk van de kwaliteit van de eerste aanvragen, is er slechts weinig kans op toekenning van veldprojecten voor PV, die immers pas in de derde fase aan bod lijken te zijn gekomen. Tenzij er een fors volume uit de eerste 2 fases zou komen te vervallen op basis van kwalitatieve criteria ter beoordeling van de ambtenaren van RVO. Het gaat dus nog spannend worden of er überhaupt een relevant volume aan grondgebonden dan wel drijvende PV projecten overblijft na de harde schifting bij RVO. In de voorgaande, relatief "matig overtekende" ronde is er uiteindelijk voor 1,8 GWp aan veldopstellingen / projecten op water toegekend, naast 1,9 GWp aan rooftops, en is er in totaal maar zo'n 0,6 GWp aan aangevraagd PV vermogen niet toegekend. Dat beeld kon wel eens dramatisch anders gaan worden in de huidige ronde, in ieder geval ten nadele van de veldopstellingen.
Subsidie bedragen
Gerelateerd aan de claim op aangevraagde capaciteit is de aanvraag op subsidie, het "maximaal haalbare bedrag", wat waarschijnlijk nooit gehaald zal worden, vanwege, o.a. basis "caps" in de energieprijzen. Als de marktprijs waarmee wordt gerekend, onder dat van tevoren vastgestelde bedrag komt, wordt er niet méér subsidie uitgekeerd aan de projecteigenaar, en is het risico voor hem/haar. En vanwege steeds vaker voorkomende "negatieve prijzen" op de steeds belangrijker wordende elektriciteits-markt, waar veel modaliteiten van afhangen, en een deel van hun business-case aan is opgehangen. Hoe vaker langer optredende "negatieve prijzen" gaan optreden, hoe meer vooraf berekende inkomsten niet zullen worden behaald bij de subsidie verstrekking, omdat er dan geen ondersteuning wordt uitbetaald (wederom: investerings-risico voor de project eigenaar). Dit is nu nog incidenteel, maar gaat gegarandeerd vaker voorkomen, gezien de enorme groei van met name wind- en zonne-energie productie in ons land. Aangezien die, vanwege nihil "brandstofkosten", vooraan in de zogenaamde "merit order" komen, drukken die steeds vaker, én over langere periodes, de fossiele opties (tijdelijk) "uit de markt", en ontstaan er soms, vaak midden op de dag vanwege de zonnestroom productie pieken, hoge overschotten, die dan - met geld toe - afgezet moeten worden om de balans op het net te houden. Hierdoor ontstaan die zogenaamde "negatieve marktprijzen". Zie ook bespiegelingen in een Sympower bijdrage bij Greenspread, "Hoe curtailment zonne-energie slimmer maakt".
Hier tegenover staat weer een andere ontwikkeling, van de fors toegenomen elektra prijzen op de stroommarkten. Zie, ter illustratie, de enorme stijging van de tarieven voor consumenten, zoals CBS die berekent (Statline, per maand, ex btw). Die marktprijs stijgingen kunnen weer een deel van eventueel geleden verliezen bij de SDE beschikkingen opvangen, maar omdat deze markt zeer volatiel is en blijft, is het byzonder lastig inschatten wat de combinatie van factoren uiteindelijk in financiële zin zal gaan betekenen voor de duizenden (potentieel nieuwe) project eigenaren.
Dit alles daargelaten, is voor het eerst CCS / CCU in de huidige ronde met stip kampioen geworden, i.t.t. de vorige ronde toen zonnestroom nog even op de eerste plaats stond. Althans, bij de aanvragen (analyse). Bij de beschikkingen is er zoveel PV weg gevallen in die ronde, dat CCS, toen nog als enige "CO2 opvang" optie, het hoogste subsidie bedrag toegewezen kreeg (2.123 miljoen Euro). CCS en CCU gecombineerd, claimen in de huidige SDE 2021 ronde maar liefst 7.276 miljoen Euro, 61% van de totaal aangevraagde 12 miljard Euro (met slechts 40 project aanvragen) ! Zonnestroom volgt op grote afstand, met 2.243 miljoen Euro bij de aanvragen, 19% van de aangevraagde 12 miljard Euro.
Op de plaatsen 3 tm. 5 volgen achtereenvolgens geothermie (763 miljoen Euro, verdeeld over 10 aanvragen), biovergisters (biomassa gas, 710 miljoen Euro, 38 projecten), en elektrische boilers (claim 499 miljoen Euro, 21 projecten). De overige opties zitten veel lager wat de budget claims betreft (tussen 150 miljoen Euro voor biomassa WKK, en 1 miljoen Euro voor de productie van waterstof gas middels elektrolyse). Thermische zonne-energie en PVT systemen i.c.m. een warmtepomp claimen slechts 3 resp. 4 miljoen Euro in deze ronde.
In onderstaande afbeelding heeft RVO de verdeling van de geclaimde budgetten in relatieve zin zichtbaar gemaakt in de vorm van een taartdiagram:
Maximale geclaimde CO2 reductie
In de op een na laatste kolom (nr. 7) vinden we niet meer de maximale hoeveelheid te subsidiëren energie, in PJ/jaar, maar de aan boven genoemde parameters gekoppelde te verwachte CO2 reductie, in megatonnen per jaar (Mton/jr). Het zal u niet verrassen, ook hier is weer het koppel CCS / CCU met stip kampioen bij de aanvragen. Wat, met 5,41 Mton CO2 reductie/jaar, bijna 75% (!) is van de totale claim van alle modaliteiten (7,26 Mton/jr). De drie grootste opvolgende contribuanten zijn hier, achtereenvolgens, zonnestroom (0,82 Mton/jaar), geothermie (0,24 Mton/jaar), resp. biovergisters (0,22 Mton/jaar). Zowel thermische zonne-energie, als PVT / warmtepomp combi's hebben geen bijdrage op het 2e cijfer achter de komma, bij de aanvragen.
Tellen we alle modaliteiten bij elkaar op, komen we aan een gevraagde reductie van 7,26 Mton CO2 reductie per jaar. Volgens de recente Klimaatverkenning van het PBL, zou Nederland het nationale streefdoel, om de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 49 procent te hebben verminderd ten opzichte van 1990, bij het huidige beleid nog steeds niet halen, en moeten er in diverse sectoren extra maatregelen worden genomen om dat doel wél op het vizier te krijgen. De toegezegde 6,8 miljard Euro extra in de recent gepubliceerde Miljoenennota 2022, is echter nog niet in die meest recente Klimaatverkenning opgenomen.
Afgeleide cijfers
In kolommen genummerd 4, 5, en 6 vinden we afgeleide berekeningen van de MinEZK tabel cijfers. In kolom 4 vinden we de gemiddelde capaciteit per aanvraag terug. Zonnestroom eindigt hier op een "te verwachten" record niveau van 1.055 kWp gemiddeld per aanvraag, iets hoger dan de 1.052 kWp in de voorgaande eerste SDE "++" ronde. Onder het SDE "+" regime had ronde 2018 II het hoogste gemiddelde van 658 kWp per aanvraag. Er blijft dus veel hoger ingezet worden, met grotere projecten, om een kans op "economisch haalbare" projecten te maken, binnen de huidige, tweede SDE "++" ronde.
Hierbij is natuurlijk ook een zeer groot verschil te zien tussen de gemiddeldes voor rooftop projecten en veld / drijvende projecten, die variëren tussen de 594 kWp bij de rooftops, en gemiddeld 11,4 MWp (!) per aanvraag voor de veld / drijvende projecten. In de vorige SDE 2020 II ronde, waren de gemiddeldes bij de uiteindelijk afgegeven beschikkingen 531 kWp voor de rooftops, resp. 15,4 MWp bij de veldopstelling / drijvende projecten. In beide categorieën dus grote projecten, al moeten we het ergste vrezen voor daadwerkelijke toekenning van een significant volume aan grondgebonden projecten in de huidige SDE 2021 regeling.
Deze kolom laat ook weer een zeer grote spreiding van het gemiddelde vermogen per modaliteit zien. Thermische zonne-energie komt met haar 10 aanvragen slechts aan relatief kleine projecten van gemiddeld 700 kWth per stuk, al is dat ruim twee maal zo hoog dan de 330 kWth in de eerste SDE "++" regeling. Geothermie zit bij de energie opwek modaliteiten wederom hoog in de boom, met inmiddels projecten van ruim 24 MW gemiddeld per stuk (10 aanvragen). Bij de "nieuwe concurrerende opties" zijn er drie met ook relatief hoge gemiddelde capaciteiten bij de aanvragen, bijna 17 MW (elektrische boilers), en bijna 10, resp. bijna 8 MW (restwarmte resp. aquathermie). CCS / CCU zijn onvergelijkbaar met de rest, die is, zoals hierboven al aangegeven, weergegeven in een andere "capaciteits-eenheid". Voor CCS (11 projecten) geldt gemiddeld 18,5 ton CO2 reductie per uur, voor CCU (29 aanvragen) is dat 25,6 ton CO2 reductie per uur.
Gemiddelde subsidie per beschikking
Kolom 5 toont de gemiddelde subsidie per aangevraagde (potentiële) beschikking. Samen met thermische zonne-energie (0,30 miljoen Euro per aanvraag), en waterstof productie middels elektrolyse (0,50 miljoen Euro per aanvraag), scoort PV hier gemiddeld genomen het laagst, met 0,57 miljoen Euro per aanvraag. Iets lager dan de 0,59 miljoen Euro in de eerste SDE "++" regeling, maar nog steeds beduidend hoger dan de 0,34 MEUR/aanvraag onder SDE 2020 I, waaronder nog vrij veel kleinere rooftops hebben gezeten. De kleinere rooftop projecten hebben een significante impact op het totaal voor zonnestroom, want het gemiddelde daarvoor is 0,35 MEUR/aanvraag onder de huidige SDE 2021 regeling. Voor veld- en drijvende projecten ligt dat op een veel hoger niveau, gemiddeld 5,52 MEUR/aanvraag.
Geothermie heeft wederom een hoge impact bij de "oude" energieopwek opties, een subsidie intensiteit van maar liefst ruim 76 MEUR/aanvraag. Flink hoger dan de 59 MEUR/aanvraag in de eerste SDE "++" ronde. De nieuwe optie geavanceerde "hernieuwbare brandstoffen" scoort met 67 miljoen Euro voor 1 aanvraag ook zeer hoog. Elektrische boilers en biovergisters zitten een stuk lager, met bijna 24 resp. bijna 19 MEUR/aanvraag.
Torenhoog boven alles uit steken de dure CCS projecten, met in deze ronde gemiddeld 557 MEUR/aanvraag, waar dat in de eerste SDE "++" ronde nog om "maar" gemiddeld 305 miljoen Euro per aanvraag is gegaan ! De veel lagere claim van gemiddeld bijna 40 MEUR/aanvraag bij de CCU projecten in de kastuinbouw kan dan alleen maar als doekje voor het bloeden worden gezien voor talloze project ontwikkelaars, die hun kansen zien verdampen door de enorme geldstromen die richting die grote projecten kunnen gaan als ze worden toegekend.
Gemiddelde subsidie per MW aangevraagde capaciteit
In kolom 6 vinden we de gemiddelde subsidie claim per MW opgesteld nominaal vermogen terug, behalve voor CCS. Bij de "oude" opties liggen biomassa gas, geothermie en biomassa warmte/WKK op hoog niveau, 4,7 resp. 3,1 en 2,5 MEUR/MW bij de aanvragen. Zonnestroom, waterstof productie middels elektrolyse, en thermische zonne-energie sluiten hier de rijen met 0,54, 0,50, resp. 0,43 miljoen Euro per aangevraagde megawatt aan nominale capaciteit. Onder de CO2-arme warmte projecten is de variatie gering, tussen de 1,38 en 1,52 MEUR/MW. Hier is PVT in combinatie met een warmtepomp een relatief "goedkope" uitzondering, met 0,8 MEUR/MW.
Kolom 8, tot slot, geeft de door MinEZK opgegeven gemiddelde subsidie intensiteit in Euro per ton CO2 reductie (€/tCO2). PVT in combinatie met een warmtepomp is hier een opvallend efficiënte inzetter van subsidiegelden, met slechts 43 €/tCO2. Ook goed scoren "restwarmte" (55 €/tCO2), compostering (68 €/tCO2), zonnestroom op dak (71 €/tCO2), CCS (75 €/tCO2), en windenergie (78 €/tCO2). Veldopstellingen / drijvende solar projecten doen het hier een stuk minder, met 94 €/tCO2, wat vooral met de hoge kosten veroorzakende verzwaring van de netwerken heeft te maken (die worden gesocialiseerd in de net tarieven voor elektra).
Conclusie SDE 2021
Zonnestroom is, wat de aanvragen betreft, een "blijvertje" gebleven in de huidige SDE 2021 ronde. Een substantieel deel van de rooftop projecten is in de eerste twee fases aangevraagd. Daarvan zal zeker "een behoorlijk groot deel" overblijven, maar de vraag is hoeveel dat uiteindelijk zal gaan worden, gezien de felle competitie met enorme subsidies vretende CCS projecten. Aanvragen voor grondgebonden en/of drijvende PV projecten lijken een geringe kans te maken om in deze extreem overtekende SDE regeling overeind te blijven en een beschikking te krijgen. CCS en CCU lijken de grote winnaars van deze ronde, als de aanvragen correct en volgens richtlijnen "ordentelijk" zijn gedaan. Het blijft spannend, welke volumes er uiteindelijk toegekend zullen gaan worden, mogelijk komen we dat pas eind van het voorjaar 2022 te weten.
En verder naar SDE 2022 en 2023 ...
De staatssecretaris laat op basis van de ontvangen aanvragen voor SDE 2021 weten "dat veel bedrijven en andere organisaties mogelijkheden zien om te verduurzamen of bij te dragen aan de verduurzaming van anderen". Wel ziet ze naast kansen ook gevaren. Kansen worden vertaald in uitbreiding van het budget voor SDE 2022, "voor alle technieken", zoals aangekondigd in de Miljoenennota. Hierbij zou het te subsidiëren potentieel voor alleen CCS verhoogd moeten gaan worden "met maximaal 2,5 Mton". CCS project voorstellen worden vanaf SDE 2021 gescreend op haalbaarheid en moeten worden vergezeld van een technisch status rapport. Dit wordt beoordeeld door TNO, binnen het kader van de beoordelingsprocedure door RVO. Projecten die niet ver genoeg zijn in de ontwikkeling maken geen kans, om wegval van een te hoge subsidie claim bij de aanvragen te voorkomen. En die zullen dan ook in een vroeg stadium worden afgewezen. Alleen succesvol geachte projecten mogen, als alle formaliteiten correct zijn verlopen, en indien in aanmerking komend voor subsidie in enige fase binnen het SDE traject, kans krijgen op een beschikking.
De gevaren schuilen in het verdringen van op termijn noodzakelijke technieken door de momenteel "meest kosteneffectieve" technieken als CCS en elektra uit hernieuwbare bronnen, in de SDE subsidie toekenning methodiek. De lange termijn doelen, "laagste maatschappelijke kosten" kunnen hiermee in het gedrang komen. Hiermee wordt het noodzakelijk om een betere balans tussen kosteneffectiviteit op korte termijn te combineren met noodzakelijke maatschappelijke inbedding op de langere termijn.
Ten eerste gaat daarvoor het budget voor SDE 2022 sowieso omhoog, om voldoende ruimte te creeëren voor de nieuwere en bestaande technieken. In de kamerbrief wordt gesproken over het verhogen van de begroting voor EZK van 2,8 miljard Euro, wat zou kunnen resulteren in een totaal subsidie plafond van zo'n 7,8 miljard Euro in 2020. Dit, als onderdeel van de in totaal 6,8 miljard Euro aan extra middelen voor klimaat beleid toegezegd in de laatste Miljoenennota. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) zou op korte termijn het advies over de SDE 2022 moeten afronden, begin 2022 zou de staatssecretaris de kamer op de hoogte brengen van de gewenste aanpassingen aan budget en verdere vormgeving van die regeling. Beoogd wordt een vervroegde openstelling vanaf juli dat jaar, en, om ook project voorstellen die dan nog niet klaar zijn een kans te geven, de fasering te laten doorlopen tot eind september 2022.
Een tweede stap gaat per SDE 2023 in (voorziene openstelling in de zomer), waarbij er (weer) een zekere mate van "afschotting" van CO2 reductie "domeinen" wordt mogelijk gemaakt. Waar de immer vlijtige ambtenarij weer een zoveelste nieuwe vondst voor heeft gedaan, het fenomeen (administratieve), flexibele "hekjes". "Schotten" tussen diverse techniek platforms klinkt politiek te gevaarlijk, want daar is men binnen de SDE formeel van afgestapt, en het zou op forse weerstand in de Tweede en Eerste Kamer kunnen stuiten. Dit alles, met het doel, om maximale speelruimte voor alle benodigde opties te creëren, zonder de veel benoemde "kosteneffectiviteit" van de regeling(en) in de wielen te rijden. Een van de aanleidingen voor deze forse ingreep, is een aangenomen motie van Grinwis (CU) en Bontenbal (CDA), die een "schot" voor bevordering van warmte opties in de SDE suggereerde (met name geothermie werd benoemd).
Hoe dit alles in zijn werk zal (kunnen) gaan wordt uitgebreid beschreven in de laatste 3 pagina's van de Kamerbrief, en in een 17 (!) pagina's groot supplement getiteld "Technische uitwerking aanpassing SDE++ 2023".
Ook wordt nader ingegaan op de motivatie achter "overprogrammering" binnen de vigerende SDE regelingen, en de gevolgen van hogere marktprijzen en ETS prijzen voor elektra op te verwachten uitgaven voor de regelingen. De ambtenaren van MinEZK hebben gevolgen van verschillende aannames (10 resp. 20 procent hogere correctie bedragen, het niet uitvoeren van overprogrammering) doorgerekend en de resultaten daarvan gepubliceerd in het tweede supplement, "Overprogrammering en impact energieprijzen op de SDE++-reserves". Ik verwijs u gaarne naar die hier onder weergegeven publicaties. Het gaat in dit op zonne-energie gefocuste artikel veel te ver om dat allemaal te herhalen.
Bronnen
Extern:
Kamerbrief over verloop SDE++ 2021, openstelling SDE++ 2022 en voorstel aanpassing SDE++ per 2023 (3 december 2021, kamerbrief van Staatssecretaris Yesilgöz-Zegerius, Min. EZK; pdf, 7 pagina's)
Bijlage 1: Technische uitwerking aanpassing SDE++ 2023 (pdf, 17 pagina's)
Bijlage 2. Overprogrammering en impact energieprijzen op de SDE++-reserves (pdf, 2 pagina's)
SDE++ 2021 fors meer aangevraagd: budgetclaim van €12 miljard (3 december 2021, nieuwsbericht van RVO)
Miljoenennota 2022: Veerkracht en verder bouwen (21 september 2021, nieuwsbericht met melding 6,8 miljard Euro extra naar klimaatbeleid)
Intern (Polder PV):
Beschikkingen oorspronkelijk toegekend onder SDE 2020 II (9 juni 2021)
Oorspronkelijke aanvragen voor eerste SDE "++" regeling, SDE 2020 II (15 januari 2021)
1 december 2021: Maandproducties november 2021 bij Polder PV. In het huidige artikel presenteer ik de zonnestroom producties van de deelsystemen van de oude PV installatie van Polder PV voor de maand november en de cumulatie tm. die maand. Data Boonstra toegevoegd in de middag, zie onderaan.
Onze installatie bestaat uit verschillende deelsystemen, die separaat gemonitord kunnen worden vanwege de al sinds het begin aanwezige, inmiddels compleet "verouderde" micro-inverters van het Nederlandse fabrikaat OK4E-100, destijds door NKF geproduceerd. Deze kunnen individueel uitgelezen worden, voor de tijd van introductie (begin dit millennium) toen nog "vrij revolutionair". Voor beknopte omschrijving van de huidige installatie, zie de inleiding in het bericht van 1 april dit jaar.
Maand productie deelsystemen - november 2021
Na de ondergemiddelde producties in september en oktober, liet november een "gemiddelde" opbrengst zien, terug gerekend naar het generator vermogen binnen de onderscheiden deelgroepen tussen de 26 en 29 kWh/kWp in die maand. De spreiding tussen de deelgroepen is relatief beperkt, gemiddeld presteerde het hele systeem van 14 zonnepanelen rond de 27 kWh/kWp. De lichtcondities in november zijn door de bank genomen toch al niet best, wat "extremen" bij de te verwachten productie sowieso al de kop in drukt.
Het langjarige gemiddelde van de specifieke productie in november is 27,0 kWh/kWp voor het kernsysteem van 1,02 kWp, november 2021 zat op vrijwel hetzelfde niveau. Afgelopen november werd, aldus het KNMI, gekwalificeerd als "Droog, normale temperatuur en hoeveelheid zonneschijn". Met in Limburg de grootste verschillen (zowel het zonnigste, Beek, als het somberste meet station, Arcen). Gemiddeld over Nederland werden er 70 zonuren genoteerd, vrijwel "normaal" (referentie periode 1991-2020).
De altijd zeer goed presterende Kyocera zonnepanelen zijn als vanouds weer op het hoogste niveau bij de specifieke opbrengst (29,1 kWh/kWp), maar ook de al sinds maart 2000 aanwezige dik 21 jaar modules, 4x 93 Wp, kunnen, met 27,1 kWh/kWp, nog zeer goed meekomen.
In het laatste kolommen blok zien we de geaccumuleerde producties in de eerste 11 maanden van dit jaar. Met specifieke opbrengsten tussen de 860 en 916 kWh/kWp. Ook bij deze accumulatie staat de Kyocera set weer zoals gebruikelijk op de beste plek. Bij drie deel systemen is de specifieke opbrengst al hoger dan het al jaren "officieel" gehanteerde Nederlandse reken "gemiddelde", 875 kWh/kWp.jr (voor een heel kalenderjaar). Met nog 1 - sombere - maand te gaan. Zoals we verderop zullen zien, ligt de totale productie van het 1,02 kWp kern-systeem in deze periode blijvend op een duidelijk sub-gemiddeld niveau. De oudste set van 4 93 Wp panelen blijft het, met 881 kWh/kWp, onverminderd goed doen, na dik 21 en een half jaar trouwe dienst. Ze zit al 1% boven het "kalenderjaar gemiddelde" wat nog steeds in het "Protocol Hernieuwbare Energie" van RVO is opgenomen.
Alle maandopbrengsten 1,02 kWp kern installatie PPV
In deze al vele jaren bijgehouden maand grafiek zijn de resultaten voor november 2021 opgenomen, voor het 1,02 kWp kern systeem van Polder PV. 2021 is met een rode kleur weergegeven. November is marginaal bovengemiddeld uitgekomen voor deze langjarig producerende kern-installatie, 27,3 kWh, t.o.v. het langjarige gemiddelde van 27,0 kWh. In november 2010 werd de laagste opbrengst behaald, wat mogelijk te maken heeft met gedeeltelijke beschaduwing door steigerdoeken die nog enkele dagen na een dakrenovatie voor de panelen hingen. November 2011 was zeer zonnig, met hoge productie tot gevolg (35,9 kWh). Producties vóór oktober 2001 zijn slechts van de eerste 4 panelen afkomstig, en niet representatief voor de output van het uit tien modules bestaande kern systeem. September - oktober 2010 was ook niet representatief omdat het complete systeem toen grotendeels was uitgeschakeld wegens een forse dakrenovatie. De producties in die niet representatieve maanden zijn niet opgenomen in de langjarige gemiddeldes.
In deze tweede grafiek heb ik de eerdere jaren weggelaten, om de maandelijkse producties van de laatste vier jaar beter met elkaar te kunnen vergelijken. Zelfs in die vrij korte periode fluctueren de maandelijkse producties aanzienlijk, met name in de zomerse maanden. Maar zelfs een winterse maand als februari laat forse wijzigingen in de output zien, wat is terug te voeren op een combinatie van sterk wisselend gemiddeld weer in die maand, en de buitentemperatuur: als het gemiddeld zeer zonnig is, én de temperatuur is nog steeds relatief laag, zullen PV installaties bovenmatig goed presteren (vanwege de negatieve temperatuur coëfficiënt van het nominale vermogen van de silicium zonnecellen). In de zomer loopt de gemiddelde omgevingstemperatuur al rap op tot ver boven de 25 graden waar op de nominale STC waarde van PV modules is bepaald, en worden eventuele extremen bij langdurig zonnig weer wat gedempt. Met uiteraard ook uitzonderingen, als het echt langdurig zonnig is, zoals in mei 2020 en juli 2018. De lage productie in juli 2020 is in ieder geval bij Polder PV een "artefact" geweest, we hadden toen last van flinke uitval van enkele oude micro inverters, als gevolg van hittestress. Twee van die apparaatjes heb ik in augustus dat jaar vervangen voor reserve exemplaren.
Na de iets bovengemiddelde productie in juni, en de zwaar tegenvallende opbrengsten in juli, augustus, en oktober, is november 2021 gelukkig weer "op de normaal" beland. Al blijft het natuurlijk een niet zo'n productieve maand, en heeft deze relatief weinig impact op de jaarproductie. De variatie in de laatste vier jaar is voor deze maand zeer beperkt, wat karakteristiek is voor een winterse maand met vaak grauw weer / veel bewolking.
In deze grafiek wederom de geaccumuleerde productie van ons 1,02 kWp kern systeem per kalenderjaar, waarbij alleen de productie in de eerste elf maanden (januari tm. november) is getoond. We zien dat 2021, nadat mei al was tegengevallen, en slecht presterend juli, en de ondergemiddeld presterende maanden augustus tm. oktober daar overheen zijn gekomen, inmiddels, zelfs met een "gemiddelde" november, duidelijk ondergemiddeld zit wat de cumulatieve opbrengst betreft. Met 890 kWh inmiddels 2,3% procent ónder het langjarige gemiddelde van 911 kWh voor die periode (achterste, oranje kolom). Dat is alweer een stuk groter dan de 1,8% verschil tm. september, maar iets gedaald t.o.v. de 2,4% tm. oktober. En in de historische - representatieve - reeks vanaf 2002 op de 14e plaats komend. Dit was nog de 7e positie in de accumulatie tm. mei, wel is 2021 t.o.v. de status tm. oktober weer 1 plek in de rating geklommen.
De horizontale magenta lijn geeft de zogenaamde mediaan* waarde weer, waarmee de invloed van "extremen" (zoals 2003) wordt afgevangen. Voor 2002-2021 is deze inmiddels voor de 1e 11 maanden op 901 kWh gekomen. 2021 zit met de productie 1,22% onder deze mediaan waarde.
Boven alles uitstekend blijft bij Polder PV het jaar extreem zonnige jaar 2003, wat bijna 16% hoger dan het langjarige gemiddelde scoort in die 11 maanden. Eerdere hoog scorende jaren, tm. mei bijvoorbeeld nog 2011, zijn bij de accumulatie tm. oktober duidelijk terug gevallen naar gemiddelde of zelfs sub-gemiddelde posities. 2018 en 2009 staan nog steeds op plaatsen 2 en 3; 2005 bleef op een zeer laag niveau van 884 kWh steken, omdat we toen geconfronteerd waren met langdurige (eerste) uitval van micro-omvormers in de eerste maanden van dat jaar. In mei 2005 is de hele installatie omgebouwd door de leverancier, vanwege de aanhoudende problemen bij de micro-inverters die buiten onder de panelen hingen. Die zijn toen allemaal naar binnen in huis verplaatst bij Polder PV.
Tot slot: de zeer lage waarde voor 2010 is kunstmatig, omdat in deze specifieke berekening alle maanden zijn meegenomen. In september en oktober dat jaar is onze gehele installatie grotendeels van het net af geweest vanwege een omvangrijke dakrenovatie. De resultaten voor deze maanden zijn niet meegenomen in het langjarige gemiddelde.
In deze grafiek toon ik de per kalenderjaar accumulerende producties van maand tot maand, de grafiek is bijgewerkt tm. november 2021. De cumulatie eindigt voor dit kalenderjaar al enige tijd duidelijk onder het midden van alle jaarcurves, en ligt sowieso al ver onder de jaarproductie tm. november in 2020. Het is daarmee duidelijk dat 2021 niet hoog zal eindigen bij Polder PV, vermoedelijk in de buurt van het resultaat voor 2019. Het eindresultaat zal nog slechts beperkt afhangen van het type weer in december, maar dat zal weinig meer uitmaken, met de laagste producties die normaal zijn in die maand. 2003 was een exceptioneel jaar, met extreem veel zon, en zeer hoge opbrengsten bij Polder PV. NB: de micro-inverters, die toen allemaal prima werkten, hingen toen ook, natuurlijk goed geventileerd, buiten onder de zonnepanelen. 2010 is niet representatief vanwege de dakrenovatie in het najaar. Het slechtst presterende "normale" jaar was, tot nog toe, 2012, met maar 885 kWh voor het kern-systeem, 83% van de record opbrengst in 2003 (1.070 kWh).
Tweakers / Boonstra grafieken
Anton Boonstra kwam in de middag met weer twee geweldige kaart updates met instralings-verschillen tussen de provincies in de jaren 2019, 2020, en 2021, en vulde deze later op de dag aan met de productie resultaten bij de PV Output kandidaten.
Boonstra vergeleek in eerste instantie de instraling in januari tm. november tussen 2021 en 2019. Die was, met 1.052,2 kWh/m² in die periode in 2021, landelijk bezien 3,6% lager dan dezelfde periode in 2019. De spreiding van de instraling lag tussen de 1.011 kWh/m² in Drenthe, en 1.094 kWh/m² in klassiek instralings-kampioen Zeeland. De verschilpercentages in die twee jaren lagen tussen de -1,4% (Groningen), resp. -5,1% in Flevoland.
Anton vergeleek dezelfde periode ook met die in het voorgaande jaar, 2020. Aangezien dat jaar gemiddeld genomen zonniger was, zijn de negatieve verschillen ook groter. Landelijk bezien was er 7,0% minder instraling in die periode in 2021, dan in 2020. In dat geval liggen de vastgestelde extremen wat dichter bij elkaar, tussen de -5,5% in Gelderland, resp. 8,0% in Flevoland.
De horizontale instraling in alleen november 2021 was, met gemiddeld 24,2 kWh/m², 12,7% lager dan in zonnig november 2020. De extremen waren hier 22,2 kWh/m² in Drenthe, resp. 26,2 kWh/m² in Zeeland. De kleinste afwijking t.o.v. de instraling in november 2020 was voor Friesland (-7,6%), de grootste in Limburg, waar maar liefst 21,3% minder licht op het horizontale vlak is gevallen dan in november vorig jaar.
Wat de zonnestroom productie betreft, kwam Anton, met een pool van 1.140 PV installaties in het PV Output portal, tot gemiddeld 22,3 kWh/kWp in november, met uitersten tussen de 18,1 (Friesland), resp. 26,5 kWh/kWp, in Limburg. Daarbij Zeeland kloppend, waar het gemiddelde op 26,1 kWh/kWp is uitgekomen. Het landelijk gemiddelde kwam daarmee 21% lager uit dan de zonnige november maand in 2020.
Voor de periode januari tm. november, constateert Boonstra, dat er gemiddeld, landelijk bezien, 8,1% minder opbrengst is geweest in de meegenomen systemen uit het PV Output portal, dan in dezelfde periode in 2020. Dat gemiddelde kwam neer op 859 kWh/kWp, en het 20 jaar oude kernsysteem van Polder PV zit daar dus flink boven, met de reeds gemelde 873 kWh/kWp (tabel bovenaan in dit artikel), wat trouwens ook het gemiddelde voor zijn provincie is, Zuid-Holland. Nog steeds is hier Friesland dit jaar de minst presterende provincie op dit punt, met 806 kWh/kWp in die eerste 11 maanden. Ditmaal is wederom "regulier kampioen" Zeeland heer en meester, met al 915 kWh/kWp. Limburg volgt echter op de hielen, met een respectabele 911 kWh/kWp.
Update Klimaatakkoord site november 2021
Pas op 2 december verscheen een nieuwsbericht op de Klimaatakkoord website over de status van energie uit hernieuwbare bronnen in november, zien onder bronnen. Er werd "slechts" 2% meer geproduceerd dan in november 2020, wat vooral lag aan veel minder windenergie (20% minder dan in november 2020 !). In de eerste 11 maanden werd wel ongeveer evenveel energie geproduceerd uit hernieuwbare bronnen als in het gehele kalenderjaar 2020. Het was ook een sombere maand, met 9 dagen waarop er nauwelijks zonneschijn was, en dus een zeer lage productie uit PV installaties. De geciteerde cijfers over het aantal zonne-uren in het Klimaatakkoord artikel kloppen in ieder geval niet met de (voorlopige) opgaves van het KNMI, zie tweet van Polder PV daar over.
De progressie van zonnestroom liet toch een positief beeld zien door de voortgaande groei van het aantal installaties en, vooral, de capaciteit daarvan. Daarbij refereert de KA site wederom aan de vermeende behaalde anderhalf miljoen huizen met PV, "deze zomer". Op basis van de voorhanden zijnde officiële CBS cijfers tm. 2020 (nog niet definitief), extrapoleerde Polder PV de trend, en komt voor anderhalf miljoen woningen voorlopig grofweg pas op het derde kwartaal van 2021 (zie intermezzo in de grote CBS statistiek update voor zonnestroom).
De totale hoeveelheid geproduceerde elektriciteit uit hernieuwbare bronnen kwam in november op 26,5% uit, een halve procent meer dan in november 2020. In 2030 zou dat aandeel zelfs 70% dienen te zijn volgens de Klimaatakkoord afspraken. Nog een lange weg te gaan, dus. In ieder geval was 3,5% afkomstig uit PV installaties, toch een opmerkelijke prestatie voor zo'n sombere maand.
Energieopwek.nl
Op energieopwek.nl blijkt dat ook in november de wind- en zonnestroom producties flinke afwisseling lieten zien, maar zonder al te extreme pieken. Het berekende output record werd dit jaar genoteerd op 1 juni, en kwam op een berekende waarde van 8,89 GW, midden op de dag. In november liggen de maximale output waarden uiteraard, door de lage zonnestand midden op de dag, veel minder hoog. Het hoogste punt werd op 1 november berekend door het portal, 4,40 GW midden op de dag. Dat is, zoals verwacht kon worden, alweer een stuk lager dan het record in oktober (de 4e: 6,47 GW). 22 resp. 5 november volgden op plaatsen 2 en 3, met 4,11 GW resp. 3,55 GW. 16 november was een typische "dunkelflaute" dag, met én zeer weinig wind, en de laagste piek voor zonnestroom output in deze maand, slechts 441 MW (in oktober was de laagste piek nog 1,46 GW).
Mediaan*
N.a.v. een eerder artikel op Polder PV werd destijds op Twitter een vraag gesteld over de "mediaan" bepaling van onze productie resultaten in relatie tot de hoge productie in QI-QIII in 2003, door Rob Hooft. Het antwoord werd door Polder PV gegeven in de vorm van het "Bierviltje van de Maand", alhier. Vanaf oktober 2021 wordt de mediaan waarde middels de magenta lijn in de grafiek weergegeven.
Intern: Zonnestroom productiedata Polder PV sedert maart 2000
Extern
Tweets Anton Boonstra met kaartjes met data per provincie (1 december 2021):
Horizontale instraling in november 2021 vergeleken met november 2020
Verschil horizontale instraling cumulatie januari tm. november 2021 en 2019
Verschil horizontale instraling cumulatie januari tm. november 2021 en 2020
Gemiddelde zonnestroom productie in november 2021, in PV Output portal NL
Gemiddelde zonnestroom productie in de periode januari tm. november 2021, in PV Output portal NL
Geringe groei hernieuwbare energie (Klimaatakkoord update voor november, 2 december 2021)
En verder:
Tweet Martien Visser 26 november 2021 (volgens Visser's beroemde "grafiek van de dag tweet" zou in Nederland een sprong in de duurzame stroom productie gemaakt gaan worden tussen 2020 en 2025, op basis van gealloceerde - SDE + en SDE ++ - projecten. Extrapolerend naar 2040 zou zonnestroom de 2e (!) grootste contribuant van elektriciteit gaan worden, na wind op zee)
Tweet Martien Visser 25 november 2021 (capaciteit zon en wind rond de Noordzee extrapolatie na afkondiging van het spectaculaire Duitse regeerakkoord, 200 GWp capaciteit gewild in 2030)
Tweet Martien Visser 24 november 2021 (capaciteit extrapolatie zon en wind op land naar het verre toekomst jaar 2050)
22 november 2021: Status update zonne-energie systemen medio 2021 in de huursector Aedes: 67.000 huurwoningen met PV toegevoegd. Zoals aan het volume berichten over zonnepanelen op huurwoningen in de laatste jaren is te zien, gaat het hard met de plaatsing van, met name, PV modules door, of in opdracht van de huur coöperaties. Hoe staat het daar eigenlijk mee ? Harde cijfers hier over zijn nauwelijks te krijgen, in ieder geval niet wat de totale aantallen installaties, laat staan de daarmee gepaard gaande capaciteit betreft. De koepelorganisatie voor de huursector, Aedes, publiceert echter de laatste jaren wel het aandeel van huurwoningen met zonnepanelen, in procenten ten opzichte van het totale huurwoningen bestand. In dit artikel de status, zoals die medio november is gepubliceerd.
Aedes heeft wel, helaas, een afwijkend ritme van bijna alle andere instanties. Zij publiceren namelijk in hun zogenaamde SHAERE rapportages cijfers voor de stand van zaken medio het kalenderjaar. De data die zijn geopenbaard op 17 november jl. betreffen derhalve de status op 1 juli 2021.
In het net uitgebrachte persbericht over de nieuwste cijfers van Aedes, waarin wordt aangekondigd dat het behalen van een energie index van 1,4 in 2021 ("energielabel B" gemiddeld) al is behaald, wordt ook ingegaan op de wijziging van de "meet systematiek" voor de energielabel bepaling, wat vergelijkingen met eerdere cijfers onmogelijk maakt. Per 1 januari 2021 is namelijk de methodiek om het energielabel te bepalen veranderd, er is overgestapt van de NEN7120 NV naar de NTA8800 norm. Het model om de duurzaamheidsprestatie van corporaties te vergelijken in de Aedes-benchmark is daarmee ook gewijzigd.
Hoog, geen record nieuw volume huurwoningen met zonnepanelen
Sedert de vorige rapportage met status medio 2020, zijn er volgens de Aedes data alweer 67 duizend huurwoningen met zonnepanelen bijgekomen. Dat is iets minder dan in de vorige rapportage. De evolutie was de afgelopen rapportages als volgt: van 35.000 nieuw (medio 2017-2018), 62.000 nieuw (medio 2018-2019), een record van 72.000 nieuw (medio 2019-2020), tot, inmiddels dus, genoemde 67.000 nieuw in de laatste meetperiode. Dat is weliswaar 6,7% minder dan de groei opgegeven in de voorgaande rapportage, maar nog steeds een mooi, hoog groei cijfer.
In de vorige rapportage werd gesteld dat medio 2020 zo'n 250.000 huurwoningen al zonnepanelen zouden hebben, met de nieuwe toevoeging zou Nederland dus al zo'n 317 duizend huurwoningen met een PV installatie kunnen hebben. 1 juli 2021 had Nederland een totaal van 8,005 miljoen woningen volgens het CBS. Cijfers over het aantal woningen met PV geeft de nationale statistiek instantie echter alleen per kalenderjaar op. Het laatste, voorlopige cijfer, is voor eind 2020, en is ruim 1,24 miljoen woningen met zonnepanelen (detail grafiek PPV overzicht CBS statistieken van 9 juli 2021). Er waren toen in totaal 7,966 miljoen woningen volgens het hier boven gelinkte CBS artikel. Hieruit volgt, dat het totale aandeel woningen met zonnepanelen eind 2020 lag rond de 15,6%.
Als we uitgaan van gelijkmatige groei sedert de vorige SHAERE rapportage, zouden we met de helft van genoemde aanwas van 67.000, eind 2020 uitkomen op ongeveer 283.500 huurwoningen met zonnepanelen. Het aandeel daarvan op het totaal aantal woningen met een PV installatie zou toen ongeveer op 23 procent hebben gelegen, bijna een kwart van de residentiële PV markt, dus. Afhankelijk van blijvend succes in de huursector, kan dat percentage beslist nog verder gaan stijgen, maar vanzelf gaat dit alles natuurlijk beslist niet. Behandeling van het wetsvoorstel afbouwen salderen door een volgend kabinet zal hierbij een belangrijke rol gaan spelen, want het verdienmodel zal dan door de corporaties nogal anders moeten worden ingericht. Aedes geeft op haar website ook diverse documenten die zich met die materie bezighouden.
De evolutie cijfers
In de hier onder weergegeven grafieken geef ik de nu bekende stand van zaken uit de databank van Aedes - SHAERE weer, voor zowel PV installaties, als hun thermische collector zusjes, met het daarbij horende commentaar.
(1) Zonnestroom
Deze grafiek geeft de evolutie van het aandeel van huurwoningen met zonnepanelen ten opzichte van de totale woning bestanden van de corporaties weer, per provincie, voor heel Nederland (zwarte getrokken lijn), en voor het gemiddelde van de cijfers voor de 12 provincies (gestippelde zwarte lijn). Voor het jaar 2016 zijn helaas géén data bekend, vandaar het gat tussen de waarden van 2015 en 2017. De cijfers zijn altijd voor medio het weergegeven jaar, gezien de SHAERE methodiek.
De groei is fors in alle provincies, maar enkele steken er duidelijk bovenuit. Drenthe is by far kampioen bij de absolute aantallen, had een zeer hoge groei in de jaren 2018-2020, maar vlakte wat af tussen medio 2020 en 2021. Maar liefst 42,0% van de woningen van de huurcorporaties in Drenthe heeft halverwege 2021 zonnepanelen, een spectaculair niveau. Zeeland volgt op grote afstand op plaats 2, heeft een iets onregelmatiger groei laten zien, en eindigde medio 2021 op 29,5%. Opvallende "up-runner" is het met een flinke inhaalrace op de derde plaats gekomen Friesland, waar 21,3% van de huurwoningen medio 2021 al zonnepanelen heeft (verworven). Utrecht volgt, als eerste Randstad provincie, op afstand, met 17,6%, en een afgevlakte groei. Mijn eigen, dichtbevolkte provincie, Zuid-Holland, met altijd problematische inpassing in de dichtbevolkte bevolkingscentra, sluit de rij, met slechts 6,9% van de huurwoningen voorzien van zonnepanelen, halverwege 2021. Er is ook nog een categorie "onbekend", die kennelijk (nog) niet aan een provincie toegewezen kon worden, maar sedert 2020 zijn daar geen cijfers meer voor opgegeven.
Kijken we naar de separaat opgegeven landelijke cijfers, is dat totale aandeel gegroeid van 10,4%, medio 2020, naar alweer 13,1% halverwege 2021. Dat lijkt weinig, maar is, gezien het enorme bestand aan huurwoningen, die ook zeker niet allemaal "geschikt" zijn voor toepassing van kleinschalige (meestal "prijzige") zonnestroom, beslist een grote prestatie van de corporaties, ook gezien de precaire omstandigheden waarin ze moeten opereren. Ten opzichte van 2017 (3,3%) is in ieder geval in 4 jaar tijd het percentage verviervoudigd. Een mooie groei, dus.
Relatieve groei percentages
Uit de opgegeven jaar percentages zijn ook de toenames van jaar tot jaar berekend door Polder PV. Hier blijken forse verschillen op te treden van jaar tot jaar, tussen de provincies onderling. Deze zijn hieronder weergegeven.
Er wordt in de statistiek databank van de Aedes Benchmark ook nog een sectorale indeling gegeven, naar Woningwetregio (waar de hoofdvestiging van de betreffende corporaties is gevestigd). Hier staat de WWregio Zeeland bovenaan, met een aandeel van 29,5% van huurwoningen met zonnepanelen, gevolgd door Fryslân (21,3%) en Groningen - Drenthe (20,7%), niet ver boven Noordoost Brabant (20,6%). Hekkensluiter is hier, medio 2021, regio Haaglanden Midden-Holland Rotterdam, met maar 5,4% ...
Thermische zonnecollectoren
Deze "thermische zusjes" van de zeer succesvolle elektrische PV varianten, hebben weliswaar altijd al een rol gespeeld in zowel de totale zonne-energiemarkt, als in de huursector, maar hun rol is zeer beperkt gebleven, en zelfs afgenomen, zoals het tweede diagram laat zien.
Wat direct opvalt aan dit diagram, in vergelijking met het voorgaande voor PV installaties, dat er nauwelijks van "gezonde marktgroei" sprake kan zijn. De lijnen voor alle provincies liggen niet ver van elkaar, kennen bescheiden toenames, maar ook zelfs weer afnames van jaar tot jaar. Wat bij het CBS te boek staat als "theoretische uitgebruikname", omdat er met een beperkte levensduur van dergelijke voorzieningen wordt gerekend. Voor slechts 2 provincies is er in de periode medio 2020 tm. medio 2021 sprake van groei. Matige groei van 3,2 naar 3,3% van de aantallen huurwoningen met thermische zonne-energie systemen in Flevoland. En een forse groei (wel na een "dip" jaar), van 2,5 naar 2,9% (Overijssel). De drie "top" posities worden vooralsnog door "weer nieuwkomer" Drenthe (3,6%), Gelderland (plaats gezakt, 3,5%), en Flevoland (3,3%) ingenomen. Bij Groningen was er stagnatie, en bij alle andere provincies is het aandeel van huurwoningen met thermische collector installaties - soms zelfs fors - gedaald in het afgelopen jaar. In Utrecht was de daling het grootst, daar maakte het aandeel een val van 1,7 naar nog maar 1,1% van het aantal huurwoningen met dergelijke installaties. Ook hier volgt mijn eigen provincie, Zuid-Holland, op een beklagenswaardige lage, hier op-een-na-laatste plaats, met slechts 1,2%.
Dit alles is natuurlijk ook bij de totale landelijke cijfers terug te zien (getrokken zwarte lijn): na een gestage, lichte groei van 1,9% (2017) naar 2,3% medio 2020, is het aandeel weer flink onderuit gezakt, naar nog maar 2,0% medio 2021. Dat is nog lager dan het aandeel in 2015, toen het nog op 2,1% lag. En het is natuurlijk een "far cry" van het aandeel van 13,1%, gehaald bij de PV installaties medio dit jaar (eerste grafiek).
Uiteraard komen er in de relatieve groei percentages van jaar tot jaar op basis van dit grillig verlopende databestand ook vreemde afwijkingen voor. Van een record relatieve groei van 56% voor Limburg in 2017-2018, tot een record negatieve aanwas van -35% voor Utrecht, in 2020-2021.
De thermische zonnecollector markt, hoe belangrijk in theorie ook voor de verduurzaming voor een deel van de warmte voorziening (in huurwoningen bijna uitsluitend voor tapwater gezien de vaak beperkende omvang van installaties voor ruimteverwarming), is gewoon niet interessant genoeg voor de huursector, anders zou er wel veel meer in worden geïnvesteerd. Mogelijk dat Den Haag zich dat aantrekt, en de voorwaarden voor subsidie en andersoortige ondersteuning hiervoor structureel gaat verbeteren.
Nieuwbouw
Er wordt ook een kort hoofdstuk gewijd aan de nieuwbouw in de huursector. Interessant is de invulling van de Wet Voortgang Energietransitie, waarbij het aantal nieuwbouw woningen met gas aansluiting reeds fors is gedaald, van 73% in 2018, naar nog maar 16% in 2020. De totale Nederlandse markt voor de nieuwbouw geeft dat jaar nog maar 13% met gasaansluiting aan. Daarmee gepaard gaand is er een forse stijging van de toepassing van (voornamelijk) warmtepompen in de nieuwbouw, van 8 naar 54%. Het aandeel huurwoningen aangesloten op een warmtenet is, na een korte opleving van 14 naar 23% in 2019-2020, weer iets gedaald naar 22% in 2020-2021. De kosten van "niet met gasaansluiting" bouwen blijken mee te vallen, alleen in 2019 waren de "stichtings-kosten" per vierkante meter bouw oppervlak iets hoger, in 2018 en 2020 waren die kosten lager. Isolatie van de nieuwbouw huurwoningen is in 2020 conform Bouwbesluit en al zo goed, dat de warmtevraag impliciet al fors wordt gedrukt.
Eerder ook al benadrukt, is in het afgelopen jaar het aanbrengen van zonnepanelen op nieuwbouwwoningen "een standaard ontwerpoplossing geworden". U kunt dat zo'n beetje in alle nieuwbouw wijken met huurwoningen met eigen ogen aanschouwen. Het is een van de diverse "motoren" achter de forse stijging van de aantallen woningen met zonnepanelen in Nederland (overzichten in CBS cijfer analyse van Polder PV).
En verder
De benchmark gaat natuurlijk over veel meer dan over zonne-energie, alle energie vormen die relevant zijn komen voorbij. Verder is er ook aandacht voor renovaties, sociale aspecten, bedrijfsresultaten, en veel andere onderwerpen. Die kunt u in onderstaand persbericht en de gelinkte informatie zelf verder nalezen.
Op 19 november jl. heeft Aedes ook de zogenaamde "Toolbox zonnepanelen" gelanceerd, om leden te helpen te verduurzamen met de meest populaire verduurzamings-optie van allemaal. Hieronder vallen de volgende zaken:
Onder een apart bericht op hun website vindt u verschillende documenten die beleidsbeslissingen moeten helpen te ondersteunen op dit gebied, zie onder bronnen.
Bronnen
Aedes: Woningcorporaties zetten verduurzaming gestaag door (persbericht 22 november 2021)
Aedes Benchmark 2021 (introductie)
Aedes Datacentrum (Duurzaamheid > Installaties > Databank)
Aedes lanceert Toolbox zonnepanelen (19 november 2021; met 4 pdf's en een Excel reken file gelinkt)
19 november 2021: Weer nieuw overzicht zonneparken "Participatie monitor" - vergeleken met actuele status Polder PV. Er is recent, in september, weer een nieuwe publicatie verschenen over zonneparken, op de website van de Rijksoverheid. De eerste follow-up van een "nul-meting", met resultaten tot en met 2020, gepubliceerd door Asisearch (zon) en Bosch & van Rijn (wind), en tot stand gekomen in opdracht van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, RVO. De focus in dat rapport, hier afgekort met PM-HEL2020 ("Participatie Monitor Hernieuwbare Energie op Land 2020"), ligt op de zogenaamde "participatie graad" van zonneparken en windenergie projecten op land. Een ongelofelijk complex onderwerp gezien de extreem verschillende wijze van uitvoering en invulling van dergelijke projecten, met soms zeer ondoorzichtige eigendom constructies, en nogal wat partijen die bij dergelijke installaties zijn betrokken. Daarom grote complimenten voor het enorme uitzoek werk, en de pogingen om hier lijn in te brengen. In het rapport wordt ook expliciet benoemd dat veel informatie gewoon niet boven tafel is te krijgen over de wijze en omvang van participatie bij dergelijke projecten. Er is in de publieke ruimte regelmatig te weinig of zelfs geen info over te vinden. Dat is ook niet vreemd, het gaat al om honderden projecten, en beslist niet alle betrokken partijen vinden openheid over dit soort zaken noodzakelijk.
Participatie alle partijen richting 24%
Ik ga niet in op alle nooks en crannies van dat rapport, die kunt u zelf nalezen (link onderaan), het is zoals te verwachten was, een zeer complex verhaal geworden, met een blijvend laag aandeel van "directe participatie van bewonersorganisaties en hun lokale partners" in 2020, voor zonneparken was dat 4,4%. Worden alle "lokale partijen" meegerekend ("publieke partijen" 4,2%, "lokale bedrijven en instellingen" 15,2%), zou de totale participatie op bijna 23,8% zijn gekomen, waarbij het bij de nulmeting iets lager lag, op 21,5%. Die participatie kan zeer verschillende vormen aannemen. Opvallend is dat met name het aantal opgerichte "omgevingsfondsen" flink is toegenomen, bij zonneparken 2,5 maal zoveel dan bij de "nulmeting". Ook die fondsen kunnen weer een zeer verschillend karakter hebben. Hierin wordt vaak geld gestort door de ontwikkelaar van een zonnepark, hetzij eenmalig, hetzij jaarlijks gedurende een bepaalde periode. De voorwaarden voor de hoeveelheid geld, het beheer, en de bestemming van die fondsen kunnen zeer verschillend zijn, en lokaal bepaald.
De verwachting is, dat de participatie "graad" zeker zal gaan toenemen, de projecten behandeld in dit rapport zijn namelijk voor het grootste deel al langer geleden gepland, en toen waren er nog geen (wettelijke dan wel door provincie of gemeente afgedwongen) "participatie voorwaarden". Dat gaat met de introductie van branche afspraken (eerder al gedragscode windenergie, herzien in 2020), waar onder het akkoord met branche organisatie Holland Solar (gedragscode zon op land, ondertekend 13 november 2019) beslist veranderen. Ook Polder PV ziet in zijn overzichten al veel nieuwere projecten met "enige" vorm van participatie. Waarbij hij crowdfunding in welke hoedanigheid dan ook beslist ook als participatie rekent, al is de Lokale Energie Monitor hier strenger in de leer.
Nieuwsgierig
Waar ik uiteraard wel nieuwsgierig naar was, wat de bevindingen van de auteurs waren m.b.t. de totale volumes aan zonneparken die zijn gevonden. Polder PV houdt zich immers al jaren lang zeer gedetailleerd bezig met de inventarisatie van álle grote PV projecten in Nederland (dominant rooftop), zonneparken van divers kaliber inclusief, en ook gesegregeerd naar type installatie. Over zijn laatste bevindingen vindt u een uitgebreide analyse gepubliceerd in augustus dit jaar (introductie, volledige rapportage). Omdat er nu nieuwe cijfers zijn gepubliceerd, heb ik meteen mijn meest actuele zonnepark lijst gesorteerd op jaar van netgekoppelde oplevering, en deze vergeleken met de bevindingen van het genoemde rapport.
In onderstaande ga ik in op de gevonden verschillen.
^^^
Klik op plaatje voor tabel in separaat venster
In de bovenste helft van de tabel staan de verschillen tussen de gerapporteerde cijfers van PM-HEL2020 (3e kolom), de op 12 augustus 2021 gepubliceerde data van Polder PV, en in de laatste kolom de meest recente status update van 18 november 2021. Polder PV was in de augustus update met name gefocust op de capaciteit, waarvoor drie waardes zijn opgegeven naar analogie van die genoemd in het PM-HEL2020 rapport. Dat rapport heeft de oude cijfers voor 2019 licht aangepast ("het startjaar van de productie van een aantal projecten is bijgesteld"), en nieuwe voor de eindejaars-accumulatie, én de jaargroei in 2020 gegeven. Polder PV had, voor eind 2019, voor de 4 vrijeveld categorieën die hij onderscheidt (klassiek grondgebonden, drijvende zonneparken op water / floating solar, vrijstaande carports en dergelijke overkappingen, en zon op infra, met name geluidsschermen), al 1.093 MWp in zijn detail overzicht staan, wat 6,8% meer is dan "alle" zonneparken die in PM-HEL2020 zijn gevonden (1.023 MWp). In 2020 is het verschil nog een stuk groter. Eind van dat jaar heeft Polder PV al 2.248 MWp aan capaciteit staan, wat 15% meer is dan het volume wat PM-HEL2020 opgeeft (1.955 MWp).
Hieruit resulteert een jaargroei voor de vier "vrije-veld" (niet gebouw gebonden) categorieën van 1.155 MWp in het augustus overzicht van Polder PV. Wat maar liefst bijna een kwart (23,9%) meer volume is dan de 932 MWp opgegeven door PM-HEL2020. Hierbij nogmaals het feit gemeld, dat Polder PV over zeer gedetailleerde info van talloze projecten beschikt, en voor vrijwel alle installaties individuele project data heeft verzameld, met nauwkeurige positie bepaling, diverse satelliet-, lucht- en on-site foto's, oppervlaktemetingen, module tellingen, generator specificaties waar de info voorhanden is, etc.
Meest recente cijfers Polder PV
In de laatste 2 kolommen staan voor de status update van 12 augustus, én voor de meest recente update van 18 november dit jaar, zowel de aantallen als de capaciteit voor uitsluitend de klassieke grondgebonden projecten bekend bij Polder PV vermeld. Er zijn slechts geringe aanpassingen aan de volumes geweest in mijn meest recente update. Wat heel erg opvalt, is dat Polder PV veel meer aantallen projecten (met naam en toenaam) kent in alleen al de categorie klassieke grondgebonden projecten (EOY 2019 280, EOY 2020 430 projecten), dan kennelijk in de PM-HEL2020 studie zijn gevonden voor "alle" niet gebouwgebonden installaties (174 resp. 272 stuks). Dit heb ik ook al bij vergelijkingen met andere overzichten gezien, zowel van het CBS, het Kadaster, als van een recente studie van de WUR, die op véél minder projecten komen dan Polder PV, met harde project data als bewijs, heeft verzameld. Alle instanties die rapporteren over deze materie, schatten schromelijk te weinig aantallen zonnepark projecten in. Er zijn reeds veel meer veld-projecten gerealiseerd dan zij denken, en ze zijn kennelijk structureel niet in staat om veel kleinere projecten "terug te vinden" in de publieke data ruimte. Voor eind 2020 zit ik met genoemde 430 projecten (exclusief de 3 andere niet gebouwgebonden project categorieën), al 58% hoger dan de PM-HEL2020 studie kent. Voor de capaciteit is dat, EOY 2020, met door PPV alleen al bij de klassieke veldopstellingen gevonden 2.127 MWp, bijna 9% hoger dan "alle projecten" bij PM-HEL2020 (1.955 MWp).
Zelfs de jaargroei van alleen de klassieke veldopstellingen is voor 2020 bij de meest recente update van Polder PV, 1.056 MWp, al dik 13% hoger, dan de capaciteit gegeven voor "alle" niet gebouwgebonden projecten in het PM-HEL2020 rapport (932 MWp).
Mogelijke oorzaken verschillen
Slechts een deel van het verschil kan verklaard worden uit het putten uit het door PM-HEL2020 genoemde, al lang verouderde april overzicht voor uitsluitend SDE gesubsidieerde projecten bij RVO. Er is immers al lang een nieuw overzicht in juli verschenen, waar Polder PV uitgebreid over heeft gerapporteerd, en wat hij voor de grootste projecten ook al lang heeft verwerkt in zijn project lijsten. Er wordt ook aan postcoderoos (PCR) projecten gerefeerd, uit het uitstekende overzicht van de Lokale Energie Monitor van de hand van o.a. de eerste hoofd auteur, maar over alle andere niet via SDE of PCR gerealiseerde projecten, of projecten die door RVO helemaal niet herkend zijn als "veld opstellingen" of andersoortige niet gebouwgebonden installaties, wordt met geen woord gerept. Daar zit dus sowieso al een flink deel van de "non-hits" bij PM-HEL2020. Polder PV heeft al die "andere" installaties al lang in het vizier, en opgenomen in zijn overzichten. Pikant is natuurlijk wel, dat het daarbij vaak om kleinere projecten gaat, waar "participatie" in de ruimste zin des woords, beslist een grotere rol heeft kunnen spelen, dan bij de (zeer) grote projecten. Dat is dus wel een gemis in een rapportage wat zich specifiek op het onderwerp "participatie" heeft geworpen.
Een andere potentiële bron van fouten is de aanname dat "de startdatum zoals bekend bij RVO" als uitgangspunt wordt genomen. Polder PV heeft daar meermalen discrepanties in ontdekt, die beslist niet het moment van netkoppeling (kunnen) weergeven. Een berucht voorbeeld is het oude zonnepark te Veendam, wat door RVO pas in 2018 als opgeleverd wordt beschouwd, maar wat eind 2017 al stroom leverde. Dat was toen het grootste project cq. zonnepark van Nederland* ...
RVO noemend kom ik ook op een andere foutenbron. Er zijn nogal wat veldopstelling projecten die "schuil gaan" achter een of meer SDE beschikkingen voor een "daksysteem" project volgens de RVO indicaties. Als je geen enkele project kennis hebt, en automatisch, blind van de RVO data uitgaat, mis je ook op dat punt weer het nodige aan zonnepark volume.
Een vierde, in het geheel niet aangeroerd punt betreft natuurlijk het feit dat er al veel projecten zijn gerealiseerd die helemaal geen SDE subsidie hebben aangevraagd, noch onder een postcoderoos constructie tot stand zijn gekomen. Die vallen buiten alle "officiële registraties", en zijn dus voor alle partijen die zich uitsluitend daar door laten leiden (met alle fouten die in die registraties voorkomen van dien**), een complete blinde vlek. Polder PV heeft nogal wat van dergelijke projecten in zijn overzichten staan, ook bij ondernemers die beslist als "direct betrokken, lokale participant" van dergelijke zonneveldjes moeten worden gezien. Bij rooftop projecten is realisatie zonder (SDE) subsidies of PCR constructies in ieder geval al vaker het geval, bij kleinere "veld opstellingen" (sensu lato) komt het ook al regelmatig voor.
* Andersom gebeurt trouwens ook bij RVO. Recent werd ontdekt dat een zonnepark in de tweede jaarhelft van 2020 opgeleverd zou zijn volgens de RVO statistieken, maar op actuele satelliefoto's was niets van dat project te zien in dat jaar. Foto's van de veldopstelling verschenen in de zorgvuldig gedocumenteerde sequentie pas in september van 2021 in vol ornaat, een jaar later. De daterings-fouten kunnen dus twee kanten op gaan ...
** Een karakteristiek, berucht voorbeeld bij het "kritiekloos blindstaren op RVO data" is het in het PM-HEL2020 genoemde zogenaamde "veldinstallatie" project bij de Stichting Wassenaarse Zorgverlening, wat expliciet als zodanig op pagina 28 werd benoemd als veld project "in eigendom bij lokale bedrijven" en gerealiseerd in 2020. Dat is helemaal geen veldopstelling, waarvoor Polder PV al in augustus 2018 voor heeft gewaarschuwd, bij de analyses van de beschikkingen uit de voorjaars-ronde van SDE 2018. Dat het wel eens een simpel rooftop project zou kunnen zijn, en dus een ernstige fout van RVO bij de categorie toewijzing. En inderdaad, recente satellietfoto's tonen keurig 2 plat dak PV installaties op nieuwbouw van genoemde zorginstelling. Een "veld opstelling" is op deze lokatie zoals al werd vermoed, "in geen velden of wegen te bekennen".
Drijvende zonneparken - forse achterstand
In het onderste deel van de tabel heb ik ook aangestipt wat de verschillen zijn tussen de gevonden "drijvende" zonneparken (ook wel "floating solar") in de participatie studie, en de meest recente cijfers van Polder PV. PM-HEL2020 stipte dat slechts zijdelings aan, met 5 door hen gevonden nieuwe projecten op water in 2020, en eind van dat jaar een accumulatie van 10 projecten (automatisch inhoudend: eind 2019 5 projecten). Polder PV heeft wederom duidelijk meer projecten. Hier is wel een fikse correctie op gekomen door een drijvend zonnepark in Drenthe, wat een uitbreiding heeft gekregen in 2020, waarvoor eerder de totale capaciteit in 2019 was gerekend. Dat is in de huidige update rechtgetrokken, de uitbreiding is naar 2020 verplaatst, zie de tabel voor de cijfers bij Polder PV.
Eind 2019 waren er inderdaad "maar" 5 drijvende zonneparken, maar een jaar later, EOY 2020, waren dat er in de harde documentatie van Polder PV al 26 (netgekoppeld), en niet slechts 10 volgens PM-HEL2020 ! De jaargroei in 2020 was dan ook niet slechts 5 exemplaren, zoals gesuggereerd, maar al 21 stuks ! De met deze aantallen gepaard gaande capaciteiten liegen er dan ook beslist niet om, EOY 2019 was er nog maar 15 MWp drijvend op water geaccumuleerd, maar EOY 2020 is dat al 86 MWp geworden, een jaargroei van 71 MWp.
Aandeel t.o.v. het totale CBS bestand
Het in september dit jaar gepubliceerde PM-HEL2020 rapport geeft ook een aandeel "niet gebouwgebonden zonneparken" t.o.v. het totale gerealiseerde PV vermogen in Nederland op, 19%. Ze gebruiken daarbij uiteraard hun eigen bevindingen, "1.955 MWp" zonneparken. Maar ook, hoogst curieus, een al lang verouderde opgave van het CBS, van 10.216 MWp. Dat laatste is sowieso al op 9 juli 2021, 2 maanden voor publicatie van dat rapport, voorlopig omhoog gesteld naar een capaciteit van 10.717, een halve GWp hoger (!). Waarbij ook nog eens moet worden gesteld, dat het CBS dat cijfer zoals te doen gebruikelijk, waarschijnlijk gaat bijstellen aan het eind van dit jaar (bijna altijd betrof dit in het verleden opwaartse correcties).
Gaan we uit van de veel grotere dataset van Polder PV, met bewezen, netgekoppelde capaciteit, krijgen we dan voor uitsluitend de klassieke grondgebonden zonneparken al een aandeel van 2.127 MWp t.o.v. 10.717 MWp, 19,8 procent. Tellen we daar ook nog eens de netgekoppelde drijvende zonneparken op water bij op, 86 MWp, komen we al op 20,6%. Voegen we dan ook nog eens de actuele status voor vrijstaande carports en vergelijkbare "niet gebouw" objecten toe tm. 2020, 21 MWp, én zon op infra (geluidswallen e.d.), 7 MWp, komen we bij Polder PV op een totaal volume van 2.241 MWp "niet gebouwgebonden" PV projecten eind 2020. En zelfs al wordt dat gerelateerd aan een véél hoger, actueel, totaal volume van CBS, resulteert dat al in een aandeel van bijna 21%. Bovendien is genoemde 2.241 MWp al bijna 15% meer dan het "totaal volume" wat PM-HEL2020 opgeeft voor alle zonneparken die zij hebben gevonden.
Het PM-HEL2020 rapport benoemt slechts 1 carport als zodanig als nieuw in 2020 (bij Achmea in Apeldoorn, "eigendom van lokaal bedrijf"). 13 andere nieuwe carport projecten gerealiseerd in dat jaar, opgenomen in de aparte lijst van Polder PV, blijven echter onbenoemd.
Vermeende stroom productie
Het rapport rekent vervolgens "standaard" met een specifieke opbrengst van slechts 900 kWh/kWp.jaar. Waarom er zo laag wordt ingezet is onduidelijk, de meeste zonneparken zijn hyperefficiënt ge-engineered vanwege de hoge start investeringen, en halen beslist veel hogere waardes. Ook van gebouwgebonden solar is al vele jaren bekend dat talloze installaties makkelijk specifieke producties van ver over de 1.000 kWh/kWp.jaar halen. De verwachting is dat dat zeker haalbaar zal zijn voor de meeste "vrijeveld" projecten, en waarschijnlijk meer. Zelfs als we rekening houden met het hoge aandeel van 29% van grondgebonden zonneparken met "een" oost-west component (hetzij de hele generator, hetzij een gedeelte, en natuurlijk verschillende graden van afwijking van "puur O/W" mogelijk).
3x opvallend
Nog twee opvallende punten wil ik hier melden. Ten eerste, wordt er in het PM-HEL2020 rapport gewag gemaakt van "4 zonneparken met een geïnstalleerd vermogen van meer dan 50 MWp" in 2020. Hierbij wordt voor 1 van de vier een capaciteit opgegeven wat een flinke 10% onder die artificiële grens zit, een ander zonnepark met een iets hoger gerealiseerde capaciteit opgeleverd in 2020 in de lijsten van Polder PV wordt juist weer niet benoemd, voor een derde opgegeven zonnepark heb ik een véél lagere capaciteit staan (23% minder !), en een groot project in noord Nederland, beslist al netgekoppeld opgeleverd in 2020, is compleet over het hoofd gezien.
Het tweede punt is terug te vinden op pagina 27 van het rapport. Daar meldt PM-HEL2020 "in 2020 15 nieuwe zonneparken in bedrijf gesteld" bij waterschappen cq. (drink)water bedrijven, en een totaal volume van slechts 50 projecten op dergelijke lokaties, waarvoor het rapport "lokaal eigendom door publieke instellingen" wordt gerekend. Ik vind dit bizar lage cijfers, want ik telde tm. medio augustus al 90 netgekoppelde projecten op RWZI's in Nederland, en nog eens 15 bij drinkwater bedrijven, totaal 105 exemplaren, dik 2 maal zo veel. Terug kijkend in de in 2020 nieuw opgeleverde projectenlijst, kom ik al op een veertig-tal nieuwe grondgebonden projecten bij deze instellingen, bijna drie keer zo veel dan in het rapport wordt benoemd. Het is duidelijk, dat zeker bij dergelijke kleinere projecten, dit soort studies de boot flink missen. Aangezien het hier echt om "lokale participatie" door de waterschappen gaat, wordt hier een belangrijk element in dit participatie rapport over het hoofd gezien. Die "lokale participatie" is veelal al een stuk groter dan gedacht ...
In het rapport wordt gemeld dat op peildatum 1 januari 2021 van drie RES regio nog geen zonneparken bekend zouden zijn, Food Valley, Hoeksche Waard en Noord-Veluwe. Van 2 van die regio waren mij al eerder gerealiseerde kleinere zonneparkjes bekend, Hoeksche Waard kreeg haar eerste zonneparkje met een omvang van een paar honderd kWp in het voorjaar van 2021.
Ook heb ik bij sommige opgaves van projecten in het rapport al bemerkt dat er - soms al lang - nieuwe eigenaren van het betreffende project zijn, die kennelijk nog niet zijn "doorgesijpeld" bij de rapport opstellers. Dit is beslist niet vreemd, gerealiseerde zonneparken zijn gewoon "producten" die in de internationale handel regelmatig van eigenaar wisselen. Dat is doodnormaal, en een van de belangrijkste aantrekkende krachten van nieuw kapitaal voor nieuwe projecten. Zonder die handel zouden een beperkt aantal partijen met een aantal dure assets zitten, en geen financiële speelruimte meer hebben voor vervolg projecten. En dus worden die projecten, zeker nadat ze bewezen hebben dat ze een stabiele productie draaien, er geen problemen zijn, en alle financiële risico's goed bekend zijn, binnen enkele jaren doorverkocht. Nogmaals: dit is niets om je druk over te maken, het hoort bij de business. Hier hoeven beslist geen "kamervragen" over te worden gesteld, zéker niet in een door neoliberalen gedomineerd parlement, waar "vrije handel" het (nieuwe) geloofs-item is geworden ...
Voetnoot
Alle tot nog toe gepubliceerde rapportages over zonneparken, inclusief het hier besproken PM-HEL2020 rapport, zwijgen tot op de dag van vandaag over de verschillende uitvoerige, rijk geïllustreerde detailstudies die Polder PV over zonneparken heeft gepubliceerd, en deze regelmatig via Twitter linkt en er uit citeert. Er is nooit een bronvermelding naar de diepgaande analyses van Polder PV geweest, ook van overheids-wege niet; er is nooit uit geciteerd. Polder PV heeft diverse externe studies en rapporten over dit onderwerp wel degelijk besproken, gewogen, en expliciet gelinkt als bron. Waarom deze ronduit bizarre discrepantie tot op de dag van vandaag voortduurt, mag u bij zichzelf afvragen.
Tot slot
Het rapport gaat verder diep in op de aard en wijze van "participatie" in zonneparken in Nederland, geeft enkele grafieken met de verdeling van hun volumes over gemeentes, RES regio, en provincies, etc. Ik verwijs u gaarne naar de oorspronkelijke, en de voorganger publicatie, om kennis te nemen van de ingewikkelde wereld genaamd "participatie in zonneparken" (en in wind op land).
Extern
Participatie Monitor 2021; Hernieuwbare Energie op Land - Resultaten t/m 2020 (1e vervolg rapportage, 28 oktober 2021)
Monitor participatie hernieuwbare energie op land (nulmeting rapportage, 30 juni 2020)
CBS herhaalde hun claim capaciteit zonneparken voor eind 2020 op, zeer sterk afgerond, 1,9 GW, in een long-read "Hoeveel energie haalt Nederland uit hernieuwbare bronnen?", gepubliceerd 1 dec. 2021. Eerder werd 1.955 MW gepubliceerd door het CBS. Ten opzichte van dat nauwkeuriger cijfer zit Polder PV voor eind 2020 momenteel al 18,3% hoger dan genoemde CBS opgave ... Zie Tweet van 2 december 2021, met bronnen links.
Intern Polder PV
SDE 2020 najaarsronde (eerste SDE "++"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (28 oktober 2021)
Nieuwe historische records voor zonnestroom in Nederland - medio augustus 2,5 GWp aan grondgebonden zonneparken netgekoppeld, verdeeld over ruim 500 projecten (17 augustus 2021, introductie)
Zonneparken in Nederland - statistieken. Evolutie grondgebonden PV-projecten & aanverwante installaties in cijfers (peildatum 12 augustus 2021, uitvoerige analyse, met onderaan links naar eerdere analyses van Polder PV op dit gebied)
8 november 2021: Zonnestroom cijfers CertiQ, maandrapport oktober 2021 - laag aantal nieuwe projecten, nieuwe capaciteit 205 MWp bovengemiddeld, maar lager dan okt. 2020. 1.828 MWp groei jan. - okt., accumulatie 6.951 MWp*. Vandaag werd het maandrapport voor oktober gepubliceerd door TenneT dochter CertiQ. De totale accumulatie van de capaciteit bij de gecertificeerde PV projecten nam bij CertiQ toe tot 6.951 MWp. Hierbij ging het om een netto toevoeging van een bescheiden aantal nieuwe projecten (240, ongeveer op het niveau in medio 2018), met een voor dit jaar weer bovengemiddelde capaciteit toename van 205,1 MWp. Dat is echter wederom een stuk lager dan het nieuw bijgeschreven volume in oktober 2020 (244,4 MWp). De gemiddelde systeemcapaciteit van alle ingeschreven PV installaties bij CertiQ is hiermee ook weer toegenomen, naar ruim 233 kWp. Het reeds afgegeven volume aan garanties van oorsprong daalde in september naar een niveau van 528 GWh t.o.v. het record niveau geregistreerd in het maand rapport voor juni (823 GWh). De uitgave van garanties van oorsprong (GvO's) voor zonnestroom in de laatste 12 maanden tm. september heeft een nieuw record bereikt van 5.366 GWh.
*
Disclaimer: Status officiële CertiQ cijfers volgens maand
rapportages !
|
Het overzicht met de cijfers over oktober 2021 (en voor de Garanties van Oorsprong, GvO's, tm. september 2021) verscheen bij CertiQ op 8 november 2021.
In de detail analyse hier op volgend wordt ingegaan op de wijzigingen en aanvullingen, deels grafisch verbeeld. Voor uitgebreide toelichting ter referentie, gebruik s.v.p. daarvoor het eerder gepubliceerde artikel met analyse van het augustus 2019 rapport van de TenneT dochter.
1. Ontwikkeling van aantallen gecertificeerde zonnestroom installaties
Nieuwe aantallen installaties in bovenstaande grafiek, rode curve, met als referentie de linker Y-as. In december 2020 werd, na diverse behoorlijk hoge nieuwbouw cijfers in voorgaande maanden, en na het tussentijdse record in juli (589 netto nieuw), in de laatste kalendermaand wederom een nieuw record niveau met de (netto) bijschrijvingen bereikt bij CertiQ, 616 nieuwe exemplaren (geel omrand data punt rechtsboven in de grafiek). Vanaf januari 2021 viel het nieuwe volume bij de aantallen fors terug, met 344 exemplaren voor januari echter wel hoger dan in voorgaande jaren. De netto hoeveelheden in de opvolgende maanden lagen tot en met juli allemaal een stuk lager dan in dezelfde maanden in 2020: feb. 400, maart 322, april 337, mei 313, juni 291, juli 395. In augustus werd echter, met de netto nieuwe 293 exemplaren krap 12 exemplaren meer dan de 281 stuks genoteerd in augustus 2020. Dat is echter nog steeds 27% minder dan de 403 nieuwe projecten in augustus 2019. September liet een aanwas zien van 364 nieuwe projecten, 21 meer dan in sep. 2020, en slechts 4 minder dan in sep. 2019. Oktober, echter, viel weer sterk terug, met nog maar 240 nieuwe projecten, minder dan de helft van de 525 exemplaren in oktober 2020. We moeten helemaal terug naar december 2018 om een nog lager volume (189 exx.) te vinden.
De accumulatie is te zien aan de blauwe kolommen curve in bovenstaande grafiek. In de september 2019 rapportage is de grens van twintigduizend gecertificeerde zonnestroom projecten overschreden. Het totaal is eind oktober 2020 de volgende piketpaal van 25 duizend gecertificeerde zonnestroom projecten gepasseerd. En is inmiddels, met oktober 2021 toegevoegd, uitgekomen op, voorlopig, 29.775 exemplaren. Dit is weliswaar nog steeds een zeer gering aandeel op het totaal aantal PV systemen in Nederland, wat eind 2020 al een omvang had van 1,37 miljoen installaties volgens de meest recente CBS cijfers op dat punt (dominant residentieel). Maar bij de capaciteit heeft de projecten markt al in 2019 de residentiële sector stevig ingehaald, gezien dezelfde CBS data. Die eind juli dit jaar in een uitgebreide, voor Nederland unieke detail analyse nogmaals is getoond (paragraaf 0(h) in analyse).
Wel is uiteraard de verwachting, dat in november of december dit jaar nog een geaccumuleerd volume van dertigduizend inschrijvingen bij CertiQ zal worden overschreden.
Voor alle CertiQ data geldt: Netto effect = aantal bijschrijvingen minus het aantal uit de CertiQ databank verwijderde PV-projecten per maand. Bovendien geldt ook, dat alle huidige "eerste cijfers" voor 2020 en 2021, later nog zullen worden bijgesteld, zoals ook voor voorgaande jaren is geschied (zie revisies voor de jaren 2018 en 2019, met de daar aan gelinkte gedetailleerde analyses). Ook is recent duidelijk geworden, dat al snel na publicatie van de officiële maandrapportages bij CertiQ, de waarden per maand al flink bijgesteld kunnen worden (analyse 4 november 2020). In de maandrapport besprekingen bij Polder PV wordt altijd dié inhoud als referentie aangehouden, en vergeleken met oudere maand rapportages, om in ieder geval die trends op een gelijkwaardige wijze met elkaar te kunnen vergelijken.
Grafiek met de variatie in de (netto) groei van de aantallen installaties per maand (rapport) bij CertiQ. De nieuwe volumes gerealiseerde projecten per maand zijn vanwege de enorme stapel aan SDE beschikkingen die al werd uitgevoerd in 2020 t.o.v. 2019 weer sterk toegenomen, ondanks de fikse beperkingen a.g.v. de Covid19 pandemie. In 2019 (gele kolommen, met max., in juli, 443 nieuwe projecten) was er op dit punt al duidelijk een versnelling zichtbaar. De maandelijkse toevoegingen in 2020 waren gemiddeld genomen zeer hoog, en culmineerden in nieuwe maand records in, juni, en, vooral, juli (589), resp. december (616 nieuwe projecten).
Ook januari 2021 heeft een nieuw record gevestigd voor die maand, 344 nieuwe installaties, 54 meer dan in januari 2020. De volgende zes maanden kwamen echter weer, vaak beduidend láger uit dan de record niveau's voor die maanden in 2020, lag in mei en juni lager dan het niveau in 2019, en in juli zelfs lager dan het niveau in 2017, 2019 en 2020. Deze trendbreuk is weer gekeerd in augustus, met 12 projecten meer toegevoegd dan in dezelfde maand in 2020, al had augustus 2019 een (record) toevoeging van veel meer projecten. Dit werd herhaald in september, met een toevoeging van 364 nieuwe entries bij CertiQ, slechts iets lager dan in sep. 2019, en 21 exemplaren meer dan in sep. 2020. Oktober echter, liet met 240 nieuwe installaties een zeer pover resultaat zien t.o.v. de 525 nieuwe exemplaren in oktober 2020, en kwam zelfs, na 2019, op hetzelfde niveau uit als in 2018 onder het SDE "+" regime.
De maandgemiddeldes zijn in de jaren 2017-2020 sterk aangetrokken, weergegeven met de bij de betreffende jaren horende gekleurde horizontale stippellijnen. Dat jaar gemiddelde nam toe van 105 stuks/mnd in 2016, 158 stuks/mnd in 2017, 210 stuks/mnd in 2018, 350 stuks/mnd in 2019, naar een voorlopig record niveau van 445 stuks in 2020. Voor 2021 is het nieuwe gemiddelde tm. oktober, 330 projecten per maand, echter weer verder terug gevallen t.o.v. het niveau in 2019. Dat ligt aan het feit dat de aantallen nieuwe projecten per maand gemiddeld genomen weer lager zijn geworden, een trend die sterk afwijkt van die bij de toegevoegde capaciteiten per maand (zie verderop).
Tót 2018 was er een verwarrende periode van 4 jaar waarbij ook tijdelijk negatieve groei optrad, vanwege een combinatie van lang durende her-registratie verplichtingen, en mogelijk "natuurlijke uitval" bij CertiQ.
Ook deze volumes (evenals die voor de capaciteiten) zullen achteraf nog worden bijgesteld door wijzigingen in de primaire database van CertiQ. Deze revisies kunnen zowel positief (capaciteit 2015-2018, eerste jaar rapport 2020), als negatief uitpakken. In 2019 is bijvoorbeeld de bijstelling voor de capaciteit in negatieve zin uitgepakt, zoals we hebben gezien bij de jaarcijfers.
Het nieuwe jaarvolume voor 2017 kwam volgens de maandrapporten uit op 1.898 installaties. In 2018 was dat 2.516 stuks, 2019 kwam op 4.195 exemplaren netto, 67% meer volume dan in dezelfde periode in het voorgaande jaar. Dat is inmiddels alweer fors opgewaardeerd naar maar liefst 4.550 nieuwe installaties in dat jaar (gemiddeld 379 nieuwe installaties per maand). Deze bijstelling vindt u terug in de door Polder PV gepubliceerde analyse van de tweede revisie van het jaar rapport. De bijstelling t.o.v. het gemiddelde volgens de maandrapportages, 350 stuks, is dus fors geweest (8,2% hoger).
In 2020 zijn in de 12 maandrapporten al 5.335 nieuwe projecten opgetekend door CertiQ. Een nieuw jaar record, wat 27,2% boven het kalenderjaar volume van de maandrapportages in 2019 (4.195 projecten) is komen te liggen. Mijn - conservatieve - afschatting op basis van het maandgemiddelde in de eerste 11 maanden van 2020 was in een vorige analyse nog zo'n 5.150 nieuwe projecten totaal, december heeft dus bovenmatig hoog gescoord t.o.v. dat gemiddelde niveau.
2021 zit in de eerste 10 maand rapportages inmiddels op 3.299 nieuwe projecten en stevent, bij een doorgaande trend op basis van die maandrapporten, af op een beduidend lager aantal over het hele kalenderjaar. Mede gezien de fors toegenomen netproblemen overal in Nederland, tot in industriegebieden in dichtbevolkt west Nederland aan toe (Dordtse Kil gebied bij Dordrecht in Stedin netgebied, bijvoorbeeld), en inmiddels zelfs heel provincie Utrecht ook al in congestie status onderzoek, is de vraag of dat "aantal" projecten binnenkort weer kan toenemen. Zeker omdat ze gemiddeld genomen ook nog eens fors groter zijn geworden wat de opgestelde capaciteit betreft.
2. Capaciteit evolutie van gecertificeerde zonnestroom installaties
Voetnoot
bij grafiek: de cijfers voor september 2017 zijn na vragen van Polder
PV door CertiQ aangepast.
Voor de reden, zie analyse
herziening september 2017 rapportage ! Ook voor juli 2019 is het aanvankelijk
op 1 augustus 2019
verschenen maandrapport na interventie door Polder PV fors neerwaarts
gecorrigeerd in
een later gereviseerde versie.
Als klap op de vuurpijl resulteerde uit het april 2020 rapport een bizarre
negatieve maandgroei van -108,5 MWp,
a.g.v. een "drie-nullen correctie" van een eerder (?) foutief
ingegeven installatie door een netbeheerder. Ook het cijfer in januari
2021 is door een foute
entry van een netbeheerder veel te hoog uitgepakt. Dit is gecorrigeerd
in februari, waardoor die maand een zeer lage "artificiële groei"
laat zien.
In vergelijking met de groei van de aantallen nieuw geregistreerde gecertificeerde PV projecten (vorige grafiek), gaat het bij de netto toegevoegde capaciteit al langere tijd om opvallende, gemiddeld substantieel grotere volumes dan wat we in eerdere jaren hebben gezien. Met name in 2018 en 2019, en voor 2020 (met name vanaf mei, maar met uitzondering van augustus). Na de heftige revisie van het nieuwe netto volume voor juli 2019 volgde een nieuw, met nog wel wat vraagtekens omgeven historisch record van 270,9 MWp in augustus, wat het vorige record in februari van dat jaar (165,0 MWp) naar de annalen verwees. In november van 2019 werd wederom een verpletterend nieuwe record toevoeging van maar liefst 409,9 MWp geregistreerd. Ook december pakte hoog uit, met 156,2 MWp.
In 2020 werden in slechts 3 maanden veel slechtere resultaten gerapporteerd dan in dezelfde maand in 2019. Dat waren maart, april (met de bizarre negatieve anomalie vanwege een - herstelde - blunder van een netbeheerder), en augustus, wat veel lager uitkwam dan diezelfde maand in 2019. Zeer grote positieve verschillen vonden we in 2020 in de maanden juli, september, oktober, en december. En november haalde net aan niet het all-time high record van diezelfde maand in 2019, al scheelde het niet veel.
Het maandgemiddelde is in 2020, mede veroorzaakt door de hoge groei in de tweede jaarhelft, nadat het met het november rapportage al - eindelijk - hoger was geworden dan het kalenderjaar gemiddelde in 2019, op een toenmalig record niveau beland, van 158 MWp. In de oktober update lag de blauwe nog iets lager dan de gele stippellijn. Het huidige record was door Polder PV al voorspeld in een eerdere update, maar december heeft het zelfs dermate goed gedaan, dat het maandgemiddelde nieuwe vermogen nu in 2020 11,5% hoger is komen te liggen, dan dat in 2019 (142 MWp). Een opmerkelijk resultaat voor Covid19 jaar 2020.
2021 had meteen al twee byzondere verrassingen voor ons in petto, wat voorspellen in deze extreem dynamische markt zelfs op korte termijn zo lastig maakt. Januari scoorde vér boven verwachting, met een record voor die maand, 356,5 MWp nieuwe capaciteit toegevoegd, maar liefst een factor 6,3 maal het volume in januari 2020. Maar dat tijdelijke hoogtepunt werd direct in februari weer afgewisseld met een nieuwe, extreme dip. In de 2e, weliswaar winterse maand van 2021 werd slechts 13,6 MWp toegevoegd aan het CertiQ register. Een ongekend lage score, voor wie de recente cijfers over 2020 nog op het netvlies heeft. Slechts 7% van de 204 MWp toevoeging in februari 2020. Afgezien van de de bizarre april 2020 anomalie ("negatieve groei"), moeten we voor een nog lagere maandelijkse toename helemaal teruggaan naar april 2017, toen slechts 7,5 MWp netto werd toegevoegd in die maand. Bijna vier jaar geleden ...
De reden van deze bizar lage toevoeging is, gezien de disclaimer die Polder PV al enige tijd standaard in deze analyses heeft opgenomen, helaas weer een foute ingave van een netbeheerder. Die een beruchte "drie nullen fout" heeft gemaakt, en dit helaas "niet gecheckt" in de database van CertiQ terecht is gekomen (zie ook nagekomen bericht onder bespreking van het vorige maandrapport). Dit is door een CertiQ medewerker eerder al aan Polder PV bevestigd, het blijft ook daar een zorgenkind dat (duidelijk) foute ingaves door netbeheer niet altijd op tijd ontdekt worden.
Vanaf maart is de situatie weer genormaliseerd en is er inmiddels, in tegenstelling tot de trend bij de nieuwe aantallen projecten per maand, vier maal achter elkaar een nieuw maandrecord gevestigd. En wel, van 171 MWp in maart, 194 MWp in april, 275 MWp in mei, tot, wederom een nieuw maandrecord voor die maand, 259,2 MWp in juni. Wat maar liefst een factor 1,7 maal zo hoog ligt dan het vorige record voor die maand, juni 2020, met 149,4 MWp.
Juli 2021 was echter weer een opvallende trendbreker, en scoorde met slechts 99,5 MWp beduidend minder dan juni 2020, toen ruim de dubbele hoeveelheid werd bijgeschreven bij CertiQ, 207,6 MWp. Deze maand kwam hiermee zo'n beetje op het niveau van juli 2019 uit. Gelukkig keerde in augustus de trend wederom ten positieve, in die maand werd 168,7 MWp nieuw bijgeschreven. Een spectaculaire 70% hoger dan de bijna 100 MWp in augustus 2020. Maar nog wel ver verwijderd van het record volume voor die maand, bijna 271 MWp in augustus 2019.
Ook in september volgde echter weer een "nare verrassing": er werd maar 85,7 MWp nieuwe capaciteit toegevoegd, wat een "schim" is van de toevoeging in september 2020, slechts een derde deel van de toen gerapporteerde 257 MWp ! Deze sterk tegenvallende toevoeging in september, is slechts weinig hoger dan het maandgemiddelde in heel 2018 (paarse stippellijn).
Gelukkig is in oktober weer voor dit jaar een bovengemiddelde hoeveelheid capaciteit toegevoegd, 205,1 MWp, wat echter nog wel 16% lager ligt dan de 244,4 MWp in oktober 2020. Het zal in november en december van het jaar dus spannend worden of de hoge volumes in die maanden van 2020 benaderd gaan worden.
De eerste 10 maanden lieten, ondanks de tegenvallende aanwas in juli en september, een nieuwe record groei zien van ruim 1.828 MWp in 2021. Dit is 44% hoger dan het niveau in 2020 (1.268 MWp; waarbij echter de "negatieve groei in april" is meegenomen), en het is 49% hoger dan het niveau in 2019 (1.136 MWp), tot voor kort het hoogste in die periode tot nog toe. Aangezien de laatste 2 maanden hoge groei volumes worden verwacht, onder anderen vanwege geplande opleveringen van de nodige grote zonneparken, kunnen we een nieuw record volume tegemoet gaan zien dit jaar. Hoe hoog dat zal uitpakken zal vooral ook afhangen van de datum van netkoppeling van veel grotere projecten. Die is van tevoren nauwelijks in te schatten vanwege de grote problemen bij de netbeheerders. De tegenvallende groei van de capaciteit in september dit jaar laat duidelijk zien, dat zelfs korte termijn prognoses op drijfzand berusten in deze volatiele markt.
In ieder geval hoeft er nog maar 69 MWp te worden bijgeplaatst om het voorgaande record vanuit de maand rapportages, van 2020 voorbij te gaan. Dat gaat beslist gehaald worden, de vraag is nog hoe ver heel 2021 over dat totale jaar volume (2020: ruim 1.897 MWp) heen zal gaan.
3. Gemiddelde capaciteit nieuwe PV installaties oktober 2021
Als we uitgaan van de CertiQ cijfers zoals nu gepubliceerd, deze als "correct" beschouwen, relatief weinig uitstroom van verwijderde projecten in de data bestanden veronderstellen, en de maandelijkse netto toevoegingen in de rapportages voor oktober 2021 combineren met de toegevoegde capaciteiten in die maand, resulteert dit, na het relatief lage gemiddelde in september, weer in een hoog systeem vermogen van ruim 855 kWp per stuk bij de nieuwkomers. Dat geeft voor die maand een gemiddelde omvang van zo'n 2.443 zonnepanelen à 350 Wp per project. Dat zijn dus (gemiddeld) weer forse projecten geweest.
Het evoluerende systeemgemiddelde bij de totale accumulatie in het CertiQ dossier is door de hoge capaciteit toevoeging in oktober weer verder toegenomen. Zie paragraaf 8.
4. Kwartaal cijfers CertiQ maandrapportages - eerste resultaat voor QIV
Groeicijfers per kwartaal. De volumes voor alle vier de kwartalen in 2019 gaven allen nieuwe records t.o.v. de vergelijkbare periodes in 2018 te zien. Onder anderen door de Covid19 crisis kwam daar het eerste half jaar van 2020 de klad in, met iets lager volume in QI (304 t.o.v. 314 MWp QI 2019), en een zeer laag volume van 161 MWp in QII, grotendeels veroorzaakt door de gemelde negatieve groei in het maandrapport voor april dat jaar (dit, t.o.v. 295 MWp nieuw volume in QII 2019). Zowel QIII als QIV echter, gaven in 2020 weer forse groei te zien t.o.v. dezelfde kwartalen in de tweede helft van 2019, 558 t.o.v. 440 MWp in QIII, resp. een absoluut record volume van 874 t.o.v. 653 MWp in QIV. Dat is 34% meer groei in het laatste kwartaal van 2020, en het is een factor 3,2 maal het niveau in QIV 2018 (274 MWp).
Het eerste kwartaal van 2021 heeft met de flinke toevoeging van 171 MWp in maart weer tot een nieuw kwartaal record voor QI geleid, 541 MWp. Met de toevoeging van juni aan de resultaten voor QII 2021 is wederom een record niveau bereikt, van 728 MWp (op een na laatste kolom). Daarmee zit het tweede kwartaal van dit jaar maar liefst 4,5 maal zo hoog dan QII 2020, met dien verstande dat daar natuurlijk de "negatieve anomalie" april bij heeft gezeten, wat dus in een niet representatieve vergelijking resulteert. Vergelijken we met het "normale" (pre-Covid) jaar 2019, is het tweede kwartaal van 2021 inmiddels al 2 en een half maal zo hard gegroeid dan de 295 MWp toevoeging in QII 2019.
Het derde kwartaal in 2021 is echter, met de gemiddeld genomen relatief bescheiden toevoegingen van 99,5 MWp in juli, 168,7 MWp in augustus, en nu 85,7 MWp in augustus, op een beduidend lager niveau van 354 MWp gekomen. Zelfs het derde kwartaal in 2019 heeft, met 440 MWp, behoorlijk meer nieuw volume opgeleverd. Ruim 24% meer ... Dit laat wederom zien dat voorspellingen over de te verwachten aanwas in het CertiQ dossier problematisch blijven: het kan alle kanten op blijven gaan.
Het laatste kwartaal begon met oktober 2021 gelukkig weer positief, al was het volume lager dan in dezelfde maand in 2020. Voorlopig staat er 205 MWp (laatste, gearceerde kolom), als eerste van de drie toevoegingen voor dit kwartaal. Een grote vraag is nu: gaat QIV 2021, met naar verwachting 2 nog hoge volumes opleverende slot-maanden, in de buurt komen van QIV 2019, laat staan record kwartaal, QIV 2020 ? Over 2 maanden weten we het resultaat.
5. Half-jaar cijfers CertiQ maandrapportages - 4e toevoeging voor het 2e half jaar
Groeicijfers per half-jaar. De Y-as geeft de nieuw gerapporteerde capaciteiten in MWp, volgens de maandrapportages in de getoonde half-jaren. Op de X-as per kolom de resultaten van de 6 maand rapportages uit de half-jaren (HI = jan. tm. juni; HII = juli tm. december) sinds 2010, tot en met het eerste afgeronde half-jaar voor 2021, en een eerste resultaat voor het 2e half-jaar.
Het tweede half-jaar van 2020 heeft een nieuwe record capaciteit van 1.432 MWp laten zien. Die het voorgaande half jaar record, HII in 2019 1.094 MWp, alweer aan diggelen sloeg, met 31% meer toegevoegde capaciteit in dat tweede half-jaar (en wel, midden in de mondiale Covid19 pandemie).
Het eerste half jaar van 2021 heeft ook alweer het record voor die periode gebroken, met de toevoeging van juni werd dat 1.269 MWp. Dit is al een factor 2,7 maal het volume in het eerste half-jaar van 2020 (465 MWp), al moet daar wel aan toegevoegd worden dat in dat laatste cijfer ook de "negatieve groei anomalie in april 2020" zat besloten, en dus geen "eerlijke" vergelijking betreft. Het niveau in HI 2021 is echter ook al een factor 2,1 maal zo hoog dat dat in het eerste half-jaar van 2019 (608 MWp). In ieder geval is, zoals reeds eerder voorspeld door Polder PV, het tweede half-jaar van 2019 inmiddels naar de derde plaats verwezen in deze sub-rating.
De laatste kolom toont de eerste 4 van de zes toevoegingen voor het tweede half-jaar, met, geaccumuleerd, inmiddels 559 MWp in juli tm. oktober. Een relatief trage start, waarvan we nog moeten gaan zien hoe dat "opgevangen" zal gaan worden in de laatste 2 maanden dit jaar. Er zijn veel grote zonneparken in bouw, die gepland zijn om voor het eind van het jaar te worden opgeleverd. Dus hier kunnen nog steeds de nodige verrassingen om de hoek komen kijken.
Of het enorme volume van HII 2020 ge-evenaard zal worden is al zeer fragenswürdig geworden door het tegenvallende resultaat in september, en de "redelijk" hoge toevoeging in oktober. Dan moet er namelijk in de laatste twee maanden maar liefst 873 MWp nieuw worden aangesloten aan gecertificeerde capaciteit, 437 MWp per maand gemiddeld. De hoogste toevoeging ooit in een maandrapport was november 2019, met 410 MWp. Het lijkt dus onwaarschijnlijk dat het "benodigde gemiddelde" van 437 MWp gehaald gaat worden in de laatste 2 maanden dit jaar.
6. Kalenderjaar cijfers CertiQ maandrapportages & jaar-revisies - tm. oktober 2021, inclusief revisie 2019 en eerste jaar rapport cijfer 2020
Voor beschouwing van een vorige versie van deze grafiek, zie onder de bespreking van het april maand rapport. Nieuwe kalenderjaar volumes volgend uit de oorspronkelijke maand rapportages zijn hier weergegeven in lichtblauwe kolommen. De volumes die volgen uit de later verschenen oorspronkelijke, dan wel gereviseerde jaar rapportages zijn getoond in de donkerblauwe kolommen. Gearceerde kolommen worden later nog bijgesteld door CertiQ.
De meest recente cijfers voor 2021 laten, tot en met oktober, al een nieuw volume zien van ruim 1.828 MWp, weergegeven als gearceerde kolom achteraan in de grafiek. Waar uiteraard nog 2 maand rapportages bij opgeteld zullen gaan worden. Het niveau is echter nu al ruim 96% van de 1.897 MWp voor het hele kalenderjaar 2020 in de maandrapportages over dat jaar, met een deel van het jaar nog steeds te gaan waarin vaak de grotere projecten (zonneparken) worden opgeleverd. En waarbij het tweede halfjaar tot nog toe de hoogste volumes gaf te zien. 2021 gaat dus beslist weer een record jaar worden, maar hoe hoog dit zal gaan uitpakken blijft onduidelijk, vanwege de nodige onzekerheden, met name op het gebied van de netcapaciteit, beschikbaar gekwalificeerd personeel en, in het byzonder relevant voor de bouw van zonneparken: niet al te nat weer (i.v.m. zeer moeizaam werk in glibberige modder). Als we in de buurt komen van het record van bijna 630 MWp gehaald in nov. en dec. van 2020, zou er bijna 2,5 GWp kunnen worden gerealiseerd in het CertiQ dossier, in 2021. Polder PV is benieuwd wat het daadwerkelijk gaat worden. Definitief zullen we dat waarschijnlijk pas zo'n beetje eind 2022 te weten kunnen gaan komen, na revisies van de eerste CertiQ cijfers ...
7. Accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit
De trendlijn in de grafiek is sedert de mei 2020 update, als gevolg van de aanvankelijk tegenvallende cijfers in 2020 (incl. de negatieve groei in april anomalie), aangepast t.o.v. het exemplaar in de voorgaande versies. De polynoom "best fit" curve is vervangen door een voortschrijdend gemiddelde trendlijn, waarbij het gemiddelde resultaat van de laatste drie maanden wordt weergegeven. Mede vanwege de bizarre "negatieve maandgroei in april 2020", vlakte deze curve rond die maand tijdelijk wat af, en wederom, kort, begin 2021, n.a.v. de "januari-februari anomalie", maar daar is bijna niets meer van te zien. De groei is echter na deze incidenten op hoog niveau gecontinueerd. Vandaar dat de rode lijn weer een zeer sterk positieve stijging laat zien. Vertikale blauwe stippellijnen geven vanaf de bespreking van de november (2020) rapportage het snijpunt van de bereikte 1.000 MWp piketpalen ("een GWp") met deze curve weer. Zoals in een vorig maandrapport al voorspeld, is de zesde piketpaal inmiddels ook alweer een tijdje achter de rug, begin juni was het zover. Eind oktober 2021 stond bij CertiQ een geaccumuleerd gecertificeerd vermogen genoteerd van 6.950,8 MWp.
De verdere progressie hangt wederom van onzekere factoren af, met name de voortwoekerende netcapaciteit problemen, de beschikbaarheid van kundig en gekwalificeerd technisch personeel. De SDE portfolio's zijn echter nog dermate groot (analyse 1 juli 2021 update alhier), dat we nog zéér veel volume kunnen gaan verwachten in 2021 en de komende jaren. Gezien de krappe tijdvensters waarbinnen SDE beschikte projecten gebouwd dienen te worden, en ondanks een jaar respijt vanwege de pandemie, wordt 2021 alweer een record jaar. Zeker op het gebied van de realisatie van grotere, SDE "+" en "++" gesubsidieerde projecten.
Eind december 2020 bereikte de zonnestroom databank van CertiQ in ieder geval een geaccumuleerde gecertificeerde capaciteit van 5.122,6 MWp, en had het daarmee toen al de vijfde Gigawatt ruim overschreden in - bijna exclusief - de projecten markt. Het bereiken van de eerste "gecertificeerde" GWp kostte sinds eind 2009, toen er nog slechts 22 MWp PV capaciteit bij CertiQ bekend was (gecertificeerd), 8 een een half jaar. De tweede GWp heeft minder dan een jaar gekost. De derde GWp is al binnen een periode van 6 maanden toegevoegd (tussen mei en december 2019). De vierde GWp volgde, mede vanwege de curieuze "negatieve groei" in het april rapport, en de vertragingen vanwege de Covid19 pandemie, 10 maanden later. De vijfde volgde echter alweer zeer rap, binnen 4 maanden tijd. En de zesde volgde 5 maanden later. Het is een van de belangrijkste redenen, waarom de netbeheerders op talloze plekken in ons land in de problemen zijn gekomen met de beschikbare netcapaciteit: ze zijn compleet overvallen door het enorme tempo van de nieuwbouw van met name de grote PV projecten. En, wat de grote zonneparken betreft: vaak in dunbevolkte gebieden met een historisch verklaarbare "krappe netcapaciteit". Voor de meest recente status, zie de integrale net(krapte) kaart van Netbeheer Nederland (of via de websites van de afzonderlijke netbeheerders). En mijn recente tweet daarover, met ook al grote problemen in Randstad provincie Utrecht.
Het inmiddels alweer bereikte volume van 6,95 GWp in het rapport van oktober 2021 is een factor 316 maal het volume eind 2009 (22 MWp). En al 54 maal het volume in juni 2015 (129,5 MWp), vlak voordat de hoge groei bij CertiQ manifest werd. Voor een nieuwe prognose voor eind 2021, gebaseerd op dit diagram, zie de grafiek in paragraaf 9.
CertiQ vs. RVO
Begin augustus heeft Polder PV in detail uit de doeken gedaan wat de resterende beschikte, resp. gerealiseerde volumes aan zonnestroom projecten onder de SDE - SDE "+" regimes zijn geweest, volgens de opgegeven of bijgestelde beschikte hoeveelheden, in de RVO status update van 1 juli 2021. Het geaccumuleerde volume aan "ingevulde beschikte capaciteit" was op die peildatum bij RVO opgelopen tot 6.108 MWp.
CertiQ kwam in het juni rapport (status begin juli 2021) met fysiek gerealiseerd (= niet gelijk aan beschikt volume !) 6.392 MWp PV capaciteit voor (gecerticificeerde) zonnestroom. Dat volume is inclusief een onbekend, waarschijnlijk gering volume "niet SDE gesubsidieerde" PV projecten*. Die vrij recente update van RVO ligt dus alweer, wat beschikte volumes betreft, 284 MWp achter op de harde realisatie cijfers van CertiQ tm. eind juni 2021. Inmiddels is, met het verschijnen van de oktober rapportage, het fysiek gerealiseerde volume bij CertiQ alweer 14% hoger dan de laatste bekende "officiële" status rond de SDE bij RVO. Dit soort forse, tot soms zelfs extreme verschillen zal niet verdwijnen, het niveau van het gesignaleerde verschil verandert immers per status update van een van de beide instanties. Meestal lopen de RVO updates ver achter bij de CertiQ data.
Voor meer beschouwingen over dit onderwerp, zie de update van december 2020.
* NB: Hardnekkige claims, dat de CertiQ databanken alleen maar projecten "met SDE+ subsidie" (beschikkingen) zouden bevatten kloppen absoluut niet. Een groot volume bij de aantallen betreft kleine projecten met oude SDE beschikkingen, zoals hier ook voor de zoveelste maal gemeld. Maar daarnaast zijn er ook projecten zónder SDE of SDE "+" (dan wel, inmiddels, zelfs SDE "++") subsidie, die via diverse groencertificaten platforms instromen. Het aantal of het volume daarvan (in MWp) is echter niet publiekelijk bekend, omdat dat onderscheid in de CertiQ data niet wordt gemaakt. Dit is eerder dit jaar expliciet bevestigd door een medewerker van CertiQ (pers. comm. met Polder PV). Voor een overzicht van hoeveelheden door CertiQ geturfde projecten per grootteklasse, zie ten eerste de revisie van de jaarcijfers voor 2019, in detail geanalyseerd door Polder PV. Een update met de eerste resultaten voor 2020 is inmiddels ook reeds beschikbaar, alhier. Laatstgenoemde cijfers zullen echter later nog worden bijgesteld in een gereviseerd jaar rapport.
8. Evolutie systeemgemiddelde capaciteit bij accumulaties CertiQ dossier
Met de aanhoudend sterke groei van de accumulatie van (gecertificeerde) zonnestroom capaciteit, bleef jaren lang ook de gemiddelde projectgrootte fors groeien in de cijfers van CertiQ. Maar daar is in het voorjaar van 2020 tijdelijk de klad in gekomen, sedert de toen historische piek in februari 2020 (159,5 kWp). Al in maart van dat jaar kregen we te maken met een "unicum", de gemiddelde systeemcapaciteit van het totale geaccumuleerde volume nam af. Door continue instroom van behoorlijk veel nieuwe projecten, maar beperkte hoeveelheden nieuwe capaciteit, én de daar op volgende "april anomalie" (negatieve capaciteits-groei), is het systeemgemiddelde voor het eerst in zeer lange tijd een korte periode achteruit gegaan. Vanaf mei 2020 is er weer een toename te zien, en belandde dit eind juni op 156,6 kWp per project. Eind juli hadden we een nieuw record te pakken, 161,4 kWp, ondanks ook een record bij het aantal nieuw geregistreerde projecten. Vanwege de voortdurende toevoegingen van grote volumes nieuwe projecten, met ook weer veel capaciteit, in augustus 2020 tm. januari 2021, blijkt dat record begin dit jaar in de accumulatie cijfers wederom fors te zijn verbeterd. De gemiddelde systeem capaciteit van alle bij CertiQ aangemelde dan wel overgebleven gecertificeerde installaties is namelijk verder gestegen naar 204,3 kWp per project.
Toen kwam echter het februari rapport, met zwaar tegenvallende toegevoegde capaciteit, en wederom kregen we een herhaling van de geschiedenis: het systeemgemiddelde vermogen van alle gecertificeerde PV projecten nam weer tijdelijk iets af naar 201,8 kWp. Echter, vanwege de "normale hoge groei" in maart tot en met juli, is dat alweer gerepareerd, zoals in een vorige analyse voorspeld. Het augustus rapport bracht weer een relatief hoog nieuw volume in, september een "beperkte" hoeveelheid. Eind september is het gemiddelde per installatie daarmee ongeveer gestabiliseerd, maar vanwege de forse toevoeging van capaciteit - bij een gering aantal nieuwe installaties - in oktober, is inmiddels alweer een nieuw record niveau neergezet, van 233,4 kWp.
Het maximale niveau eind oktober 2021 is een hoge factor 40,2 maal het gemiddelde begin 2010. En een factor 15,6 maal zo hoog dan de minimum omvang waarvoor een SDE "+" project sedert SDE 2011 (volgens wettelijk voorschrift) wordt geaccepteerd door RVO (15 kWp, horizontale blauwe stippellijn). Ook in deze grafiek is, vanwege de trendbreuk begin 2020, afgestapt van een polynoom trendlijn, en is deze vervangen door een voortschrijdend gemiddelde lijn, met gemiddelde waarden van de laatste drie maanden (rode curve). Na een korte neerwaartse buiging tm. juni 2020, is deze weer omhoog gebogen a.g.v. de forse toevoegingen aan capaciteit in de rapportages van juli 2020 tm. januari 2021. De tegenvallende inbreng in het februari 2021 rapport leidde tot slechts een tijdelijke afzwakking van de hellingshoek van de rode lijn.
In het maand rapport van maart 2019 is de gemiddelde systeemgrootte bij de accumulatie aan gecertificeerde PV installaties bij CertiQ voor het eerst boven de 100 kWp gekomen. In het december rapport van 2019 is de 150 kWp grens gepasseerd. Met de update voor januari 2021 is ook bij deze afgeleide parameter de tweede belangrijke "piketpaal" bereikt: de gemiddelde project omvang was toen al de 200 kWp reeds ver voorbij.
De gemiddelde systeemgrootte van de netto toevoeging in de oktober 2021 rapportage lag die maand weer op een relatief hoog niveau, 855 kWp (paragraaf 3). Dat het in de grafiek getoonde gemiddelde voor alle geaccumuleerde projecten normaliter (veel) lager ligt dan bij de maandelijkse toevoegingen, komt door het blijvend "drukkende effect" van de duizenden kleine residentiële PV installaties uit de eerste 3 SDE regelingen (vaak met een omvang van maar een paar kWp per stuk). De verwachting is, dat dit effect op het totale systeemgemiddelde nog lang zal aanhouden gezien hun volume. Pas als er continu véél, en ook zeer grote fysiek opgeleverde nieuwe SDE projecten gaan cq. blijven instromen bij CertiQ, zal dat effect (deels) worden opgeheven. Daarbij s.v.p. niet vergeten dat de duizenden kleine residentiële installaties ook voor 15 jaar een SDE (2008-2010) beschikking hebben (zie grafiek met de actuele [overgebleven] aantallen per grootte categorie in het eerste jaar overzicht van 2020). Dus het gros daarvan zal beslist nog tot en met 2023 in dienst zijn, en geregistreerd blijven bij CertiQ. Zonder registratie immers géén (voorschot-betalingen voor) SDE subsidie meer.
9. Totaal CertiQ volume - extrapolatie tm. eind 2021
De verwachting, dat Nederland in 2019 weer een record jaar tegemoet zou gaan zien, is met de pas laat in 2020 gepubliceerde, gereviseerde cijfers voor de projecten markt - in casu CertiQ data - volledig uitgekomen. Hetzelfde geldt, voor sommigen wellicht een verrassing, voor Covid jaar 2020. Een belangrijke vervolg vraag blijft luiden: hoe "groot" wordt het CertiQ volume in het nieuwe jaar 2021 ?
Lange tijd werd er in 2019 - voor wie dat aandurfde - over mogelijk 2 GWp nieuwbouw voor heel Nederland gesproken, inclusief de gecertificeerde volumes (bijna uitsluitend SDE projecten), en de grote volumes aan residentiële en niet, of anderszins gesubsidieerde projecten. De groei is substantieel hoger geworden dan "slechts" 2 GWp". De eerste CBS publicatie kwam op 2.402 MWp uit. Het allerlaatste, nogmaals bijgestelde jaargroei cijfer voor 2019 is inmiddels alweer 2.617 MWp, 8,9% hoger.
De alweer flink bijgestelde cijfers voor 2020 zijn inmiddels ook al bekend: 10.717 MWp eindejaars-volume, nieuwbouw in 2020 voorlopig 3.491 MWp. Voor uitvoerige details van de meest recente CBS cijfers voor 2019, en de ook alweer fors bijgestelde, doch nog zeer voorlopige cijfers voor 2020, zie mijn gedetailleerde overzicht, gepubliceerd eind juli 2021 (introductie alhier).
Hier onder ga ik, wat alleen het CertiQ volume betreft (!), met een nieuwe extrapolatie, in op het accumulatie potentieel voor eind 2021. Dit, n.a.v. de groei bij de accumulatie van de capaciteit, inclusief de toevoegingen in de laatste maandrapporten.
Extrapolatie voor eind 2021
In een nieuwe, "conservatieve" lineaire extrapolatie voor de mogelijke accumulatie in het CertiQ register, eind 2021 (zwarte lijn), heb ik in deze laatste korte termijn prognose in eerste instantie eind 2018 als begin referentie genomen (eerste vertikale blauwe stippellijn), en via het laatste maand resultaat, oktober 2021, lineair ge-extrapoleerd naar eind 2021 (EOY '21, 2e vertikale blauwe stippellijn). Met deze extrapolatie komen we eind dit jaar inmiddels op een mogelijke accumulatie van zo'n 7.250 MWp uit, weergegeven rechts van de rechter Y-as. Dit is weer wat hoger dan in de vorige versie, wat te maken heeft met de behoorlijk grote aanwas in oktober dit jaar in dit dossier.
Ten tweede. Gaan we uit van de best fit trendlijn door de maand resultaten, een (conservatieve) 3e graads polynoom (rode curve), en bepalen we daarvan het snijpunt met genoemde blauwe stippellijn, komen we - nog steeds - op een niveau uit van ongeveer 7.500 MWp.
Middelen we deze 2 relatief conservatieve scenario's uit, zouden we op een voorlopige "educated guess" voor het geaccumuleerde CertiQ volume, eind 2021, komen van ongeveer 7.375 MWp, iets hoger dan in de vorige update gemelde 7,35 GWp die toen werd afgeschat. Het "zoekgebied" voor het te verwachten volume, eind dit jaar, bevindt zich in de ovaal met gestippelde rand.
Ik heb wederom afgezien van het melden van het resultaat van de trendlijn door de (gereviseerde) jaar rapport data, omdat die extrapolatie op onrealistisch hoge niveaus uitkomt gezien de trendmatige cijfers in de maand rapportages. We zullen pas begin 2022 gaan zien wat een eerste afschatting van CertiQ zal zijn voor het huidige jaar, en hoe sterk dat zal afwijken van een prognose ver vooruit op basis van het bijgestelde cijfer voor EOY 2020. Ook omdat alle cijfers "volatiel" zijn en blijven, en achteraf nog kunnen worden bijgesteld, én de markt condities onzeker blijven voor grote volumes projecten, is niet goed in te schatten hoe ver de huidige prognose zal afwijken van later vast te stellen definitieve cijfers. Maar dan heeft u een eerste "richtlijn".
Zou het eindejaars-volume inderdaad rond de 7,4 GWp gaan uitkomen in 2021, zou de jaargroei dit jaar kunnen neerkomen bijna 2,1 GWp in uitsluitend het CertiQ dossier. Wat inmiddels al een tijdje het grootste PV volume (capaciteit) bevat van alle registraties. Dit is dus nog exclusief de residentiële, nieuwbouw, huur- en andere marktsegmenten, die niet, of nauwelijks zijn vertegenwoordigd in het - omvangrijke - CertiQ dossier. Buiten kijf staat in ieder geval dat 2021 grote volumes zal gaan opleveren, die, wederom, "ongekend" zijn in de Nederlandse PV historie.
10. Gecertificeerde zonnestroom productie tm. september 2021 - neergaande lijn richting winter periode zoals te verwachten
De "gemeten" producties van gecertificeerde zonnestroom worden door CertiQ ook in hun maand rapportages weergegeven, en wel over de daar aan voorafgaande maand. Dit zijn, wederom, altijd minimum inschattingen, omdat er vaak nog de nodige productie cijfers "na worden geleverd". De grootste volumes zijn wel al bekend, in de rapportage maand, volgend op de verslag-maand.
In bovenstaande grafiek in magenta de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteit in de CertiQ databank, eindigend op 6.951 MWp in het oktober 2021 rapport (geel omrand punt rechtsboven, referentie: linker Y-as). Na het toenmalige productie record van 508,7 GWh in juni 2020 zijn de maandelijkse producties, op augustus na, stapsgewijs verder omlaag gegaan. En blijken hun winterse laagtepunt in de maand december 2020 weer te hebben bereikt, op een niveau van 66,2 GWh. Dit heb ik aangegeven met de blauwe pijl rechtsonder in de grafiek. Wel is deze hoeveelheid al 43% hóger dan de gemelde uitgifte in het maandrapport van december 2019 (46,2 GWh). De belangrijkste oorzaak is natuurlijk de enorme hoeveelheid nieuwbouw, die in de tussentijd allemaal on-line is gegaan, en waarvoor grote hoeveelheden extra volumes GvO's zijn, en met terugwerkende kracht, nog worden afgegeven door CertiQ. Ondanks het feit dat december natuurlijk de minst productieve maand is in het jaar. Ook de laagste punten in de curve komen elke winter weer op een hoger niveau te liggen.
Na deze bekende "december dip" schoten de volumes reeds uitgegeven certificaten in 2021 weer omhoog. In januari al 94,0 GWh, 42% meer dan in december 2020. In februari is er door CertiQ alweer een uitgifte geregistreerd van 202,1 GWh in die winterse maand. Dat, ondanks het feit dat veel PV systemen mogelijk zo'n week lang door sneeuw bedekt zouden kunnen zijn geweest tm. medio februari. Maart gaf alweer 396 GWh, en achter elkaar volgden de records elkaar snel op. April met 608,5 GWh, mei met 690,3 GWh, en tot nog toe eenzaam aan top in de CertiQ historie, heeft juni 2021 inmiddels het record alweer naar een hoger plan gebracht, met 822,5 GWh (blauw data punt met rode rand, rechtsboven in de grafiek). Dat is ruim 19% meer dan in mei dit jaar. En het is een spectaculaire 62% hoger dan het voor juni 2020 gemelde niveau (508,7 GWh).
Juli 2021 viel echter weer tegen, en dat had vooral met de sombere maand te maken, met veel bewolking, en veel regen. In de vrij sombere maand augustus werd 12,4% minder gerapporteerd dan het record in juni. In september viel dit logischerwijs verder terug naar ruim 528 GWh. Wat, gezien de flink korter wordende daglengte, en, ondanks nieuwe capaciteit die in die maand is gaan draaien, een natuurlijk gegeven is. Genoemde hoeveelheid afgegeven certificaten in september is echter wel alweer 54% hoger dan het eerst gerapporteerde volume in september 2020 (ruim 344 GWh).
Totale gecertificeerde jaarproductie, grijze en groene stroom 2020
Zie hiervoor, en over eerste bespiegelingen over de totale "groene" en "grijze" stroomproductie in 2020, de uitgebreide bespreking in het januari rapport 2021. Ook in het detail overzicht van het eerste jaar rapport ben ik dieper ingegaan op de groene stroom productie, import en export van GvO's. Met het allereerste gecertificeerde productie cijfer voor 2020, wat later nog een stuk opwaarts zal worden bijgesteld (momenteel: bijna 3.749 GWh), was de aanwas t.o.v. de gecertificeerde productie in (record) jaar 2019 nu al 75%. Dit gaat nog hoger worden, maar is nu al respektabel te noemen, zeker als we ons realiseren met welke problemen de installatiebedrijven werden geconfronteerd in Covid19 jaar 2020.
De verwachting was dat deze lijn in 2021 voortvarend verder zou worden voortgezet. De eerst genoteerde gecertificeerde producties in de eerste negen maand rapporten laten dit in ieder geval al zeer goed zien, ondanks de wat tegenvallende productie in juli.
11. Andere cijfers zonnestroom certificaten CertiQ
CertiQ geeft ook al jaren per maandrapport een cumulatie van alleen de gecertificeerde, van Garanties van Oorsprong (GvO's) voorziene duurzame producties van de laatste 12 maanden op, per modaliteit. Daarvoor is voor zonnestroom alweer het in voorgaande rapporten (opnieuw) gebroken record verder aangescherpt. Er werd maar liefst 5.366 GWh aan gecertificeerde productie in een jaar tijd genoteerd (39% meer dan de 3.865 GWh compleet gemeten in 2020, van kernsplijter Borssele). Ten opzichte van de cumulatie in het voorgaande maandrapport is het verschil toegenomen, tot een niveau van 168 GWh.
CertiQ publiceert ook separate import- en export cijfers van GvO's voor zonnestroom. De import bereikte in oktober een relatief laag niveau van maar 33,2 GWh, een fractie van het record niveau van maar liefst 357,6 GWh in augustus, maar wel een stuk hoger dan de zeer lage 7,2 GWh in september. Het hoogste volume in 2020, 94,1 GWh, werd genoteerd in mei van dat jaar.
Gelijktijdig met het record aan import van GvO's voor zonnestroom, werden er ook weer zonnestroom GvO's ge-exporteerd, uit Nederland, naar buitenlandse opkopers onder de Europese paraplu. Echter, met 54,4 GWh in oktober, ditmaal heel wat minder dan het record niveau van 176,9 GWh in september.
Voor de accumulaties van de laatste 12 maanden schommelde de import, van 418 (juli), via 771 GWh (augustus), en 756 GWh (september), naar ruim 776 GWh in oktober. Bij de 12 maandelijkse accumulatie voor de export werd in oktober een volume van ruim 777 GWh bereikt, iets onder het voorgaande record niveau van 834 GWh tm. september dit jaar.
Bij de balans tussen de import- en export volumes van GvO's voor zonnestroom werd in oktober 21 GWh meer aan certificaten ge-exporteerd dan het land in ge-importeerd. Dit is beduidend lager dan het in september nog gevestigde negatieve record van 170 GWh. Bij de 12-maandelijkse accumulaties is tm. oktober bijna een status quo bereikt, met slechts 0,8 GWh negatief (marginaal meer export dan import). In augustus lag dat 12 maandelijks voortschrijdend gemiddelde nog op een record niveau van -161 GWh (meer export dan import in die periode).
De langjarige maandgemiddeldes voor de zonnestroom GvO's in de periode januari 2016 tm oktober 2021 waren als volgt: 72,5 GWh/mnd (import) resp. 21,7 GWh/mnd (export). Dus blijvend veel meer (netto) import dan export, waarmee een nog steeds relatief klein deel van de dominant fossiele stroom consumptie "administratief wordt vergroend".
Augustus 2021 was de maand met de hoogste import- en export volumes van zonnestroom GvO's, voor de export werd dat in september dit jaar alweer verbroken. Bij de voortschrijdende 12-maand accumulaties waren de record maanden oktober 2018 (import, 1.831 GWh), en september 2021 (export, 834 GWh). Als we de "balans" van import minus export volumes van zonnestroom certificaten in een aaneengesloten periode van 12 maanden berekenen, zien we sedert het eerste datapunt (maart 2015) een zeer grote spreiding. Variërend van 1.771 GWh (oktober 2018 en 11 maanden daar aan voorafgaand) positief, tot 161 GWh negatief (meer export dan import van zonnestroom GvO's in die periode) voor juli 2021 en de daar aan voorafgaande 11 maanden.
In oktober was de "voorraad" van nog niet aangesproken GvO's bij CertiQ (van groot naar klein: wind, biomassa, zon, water, en nog een restje geothermie GvO's) weer verder afgenomen, na het zeer hoge volume van 23,73 terawattuur in augustus, tot inmiddels 19,93 TWh. Dat blijft echter nog steeds zeer hoog. Vergeet daarbij niet, dat het totale stroomverbruik van Nederland rond de 120 TWh per jaar ligt. Dat is dus het equivalent van zo'n 17% van dat totaal. Die enorme voorraad blijft een aanzienlijke marktwaarde aan "groenheid" vertegenwoordigen ...
12. Jaarverslag 2020
Voor cijfers uit het jaarverslag over 2020 zie paragraaf 12 in de analyse van maart 2021.
Eerdere analyses van maandrapportages 2021 op Polder PV:
Huidige rapportage: oktober 2021
September
2021
Augustus
2021
Juni
& juli 2021
Mei
2021
April
2021
Maart
2021
Februari
2021
Januari
2021
Detail analyse eerste jaar rapport 2020 van CertiQ (zonnestroom). Zie ook introductie (6 maart 2021)
Bronnen:
Statistische overzichten CertiQ (per maand)
NB: de website van CertiQ is volledig vernieuwd op 20 september 2021. Aanvankelijk waren alleen de maandrapportages van 2021 toegankelijk. Eind oktober 2021 werden weer alle maandrapportages beschikbaar gemaakt via downloadbare zip-files per kalenderjaar, vanaf 2004 (archief pagina).
|