Zontwikkelingen
"oud" |
Nieuws & analyses P.V. pagina 178meest recente bericht boven Specials:
|
actueel
179 178 177
176 175
174 173
172 171
170-161 160-151
150-141
140-131
130-121
120-111 110-101
|
^ TOP |
1 september 2022: Opmerkelijk - 2e recordmaand in 2022 bij Polder PV, met > 20 jaar oud PV-systeem. Na de al verbazingwekkende zonnestroom producties in de afgelopen maanden, kunnen we wederom een zeer fijne mededeling doen. Polder PV heeft in augustus 2022 voor die maand de hoogste productie ooit gehaald, zelfs beter dan in de tot nog toe beste augustus, in 2009. Geaccumuleerd, wordt het nog steeds record productie jaar 2003 over de periode januari tm. augustus, op de voet gevolgd, ver boven de producties in de overige jaren.
Hieronder worden de primaire productie gegevens voor augustus weergegeven. Data verkregen uit maandelijkse meterstand opnames van de 13 micro-inverters van onze deels 22 jaar oude PV installatie (netkoppeling 1e vier zonnepanelen: 13 maart 2000).
De tabel met de producties van de verschillende "sets" zonnepanelen van Polder PV. Links is de productie in augustus weergegeven; rechts de cumulatieve productie van de eerste acht maanden (januari tm. augustus 2022). Naast het opgestelde vermogen in Wp wordt de productie per groep in Wattuur (Wh) vermeld, ernaast de belangrijke afgeleide specifieke opbrengst (in kWh/kWp, hetzelfde als Wh/Wp), waarmee de uit verschillende vermogens bestaande deelgroepjes goed vergeleken kunnen worden.
Wederom liet de oudste set van 4 stuks 93 Wp modules, op 1 september reeds 8.207 dagen productief sedert de netkoppeling in maart 2000, de beste specifieke opbrengsten zien in deze maand, 129,8 kWh/kWp. De al wat langer de "slechtste" prestaties tonende set, de 2 kleine Kyocera paneeltjes, haalden slechts 103,1 kWh/kWp. Het kern-systeem van 10 panelen / 1,02 kWp (lichtgroene band) vertoonde wederom een relatief hoge opbrengst van bijna 125 kWh, wat neerkomt op een specifieke opbrengst van bijna 123 kWh/kWp.
Het KNMI kwalificeerde augustus 2022 als "Zeer warm, zeer droog en extreem zonnig", met 289 zonuren t.o.v. de langjarig gemiddelde 205 uur (gemiddelde berekend over periode 1991-2020). De maand had bijna een extreem te pakken; alleen augustus 1947 was zonniger in de gedocumenteerde meethistorie (307 zonuren). De extremen lagen in augustus 2022 bij station Beek (L.), met 265 zonuren, en de NW en noordelijke kust regio (312 zonuren). Bovendien blijkt in de huidige zomer een record aan instraling te zijn bereikt, wat hoger ligt dan in de vorige record zomer, die van 1976 (bericht KNMI). Afgelopen zomer was sowieso "een van de warmste, zonnigste en droogste" (KNMI 31 aug. 2022).
Bij de cumulatieve specifieke productie in de eerste 8 maanden van het jaar zien we een vergelijkbare verhouding terug bij de producties tussen de verschillende sets panelen. De oudste set (93 Wp) panelen stak daar met 839 kWh/kWp duidelijk boven uit. De kleine Kyocera zonnepanelen set, en het stel op pal zuid gerichte 108 Wp modules deden het, met 756-766 kWh/kWp, het minst goed. Het oude kernsysteem van 10 panelen (1,02 kWp) blijft prima presteren, met al 812 kWh/kWp in de eerste 8 maanden.
In deze grafiek alle maandproducties van het kern-systeem van 10 panelen (1,02 kWp) bijeen, met elk kalenderjaar een eigen kleur. Tot oktober 2001 waren er nog maar 4 panelen in het eerste systeem, en de producties daarvan zijn dan ook niet vergelijkbaar met de rest van de datapunten. Oktober 2010 was het hele systeem grotendeels afgekoppeld van het net, vandaar de zeer lage waarde voor die maand. Die wordt dan ook niet meegenomen in de berekening van het langjarige gemiddelde per maand, de dikke zwarte lijn in de grafiek.
Direct valt voor 2022 op dat, na de (zeer) matige producties in januari en februari, de curve als een raket omhoog is gegaan, waarbij er een nieuw, serieus record voor maart is gevestigd. Met, voor dit 1,02 kWp deelsysteem een spectaculaire opbrengst van 120,7 kWh. Dat ligt 14,5% hoger dan het vorige, al oude record van maart in 2003 (105,4 kWh), en zelfs een spectaculaire 43,6% hoger dan het langjarige gemiddelde voor deze maand (84,0 kWh). Genoemde productie is bijna even hoog als de gemiddelde hoogste producties in de zomermaanden ! Sinds deze record maand zijn de maandproducties tm. juli allemaal (ver) bovengemiddeld geweest, met vooral in mei, juli en augustus weer hoge waarden.
Voor de gereconstrueerde productie is juni 2022 uitgekomen op 129,3 kWh, bijna 6% hoger dan het langjarige gemiddelde voor die maand, 122,3 kWh. In juli werd een hoge gereconstrueerde productie gehaald van 133,5 kWh. Dat is zelfs 9,5% hoger dan het langjarige gemiddelde (bijna 122 kWh voor die maand). Maar zelfs augustus wist nog een verrassing uit de goochelhoed tevoorschijn te toveren, het werd een record productie in 2022 voor die maand. 127,4 kWh. Wat ruim 16% hoger is dan het langjarige gemiddelde (109,6 kWh). En 4% hoger dan het vorige record voor augustus, in 2009. Daarmee wordt de al lange reeks van bovengemiddelde maandproducties in 2022 weer met een maand extra gecontinueerd, bij Polder PV.
In deze vergelijkbare grafiek zijn alleen de maandproducties van de laatste vier jaar getoond. Zelfs in zo'n relatief korte periode zijn de verschillen soms groot in de lange zomerse periode. Zoals in de maanden mei, juli en augustus. Voor mei lagen de productie resultaten twee maal onder, en twee maal (fors) boven het langjarige gemiddelde (zwarte lijn). In juni lag het in 2020 een stuk onder het gemiddelde (117 kWh), in de overige 3 jaar was het bovengemiddeld, tot max. 129 kWh in juni 2022. In juli stond tegenover het "gemiddelde" niveau in 2019, en de twee sterk ondergemiddelde resultaten in 2020 en 2021, weer een fors positief resultaat in juli 2022. Met 134 kWh zelfs hoger dan de juni productie dat jaar. Augustus, tenslotte, liet na een ondergemiddeld 2021, gemiddeld 2020, en iets bovengemiddeld 2019, een hoog resultaat zien in 2022, wat slechts weinig onder het niveau van juni lag dit jaar.
In deze grafiek geef ik de cumulatieve opbrengsten per kalenderjaar voor de maanden januari tot en met augustus. De eerste twee jaren gelden niet voor het gemiddelde of de mediaan, omdat er toen grotendeels nog maar 4 panelen aanwezig waren en de producties dus veel lager dan met tien panelen. Het gemiddelde voor de eerste acht maanden is in de laatste oranje kolom weergegeven en bedraagt (periode 2002-2022) 744 kWh voor dit deel-systeem. We zien dat er 6 jaren zijn die in de eerste 8 maanden hier duidelijk bovenuit steken. 2003 blijft daarbij nog steeds record houder, met 844 kWh. 19 jaar later heeft 2022, vanwege de record opbrengst in maart, en de blijvend hoge prestaties in de - belangrijke - maanden april tm. augustus, haar al eerder verworven respectabele 2e plaats verder bestendigd, met 829 kWh, alweer ruim 11% hoger dan langjarig gemiddeld. Na deze 2 voorlopers, valt er duidelijk een "gat", waarbij de nummers 3 - 5, 2009 en 2020/2018, producties van 773 resp. 758/756 kWh in de eerste 8 maanden laten zien. Daarna zijn de verschillen tussen de jaren onderling beduidend minder. 2005 kwam tm. augustus niet verder dan 692 kWh; dit had deels te maken met enkele eerste hardnekkige problemen met micro-inverters die toen nog buiten onder de panelen waren gemonteerd. Die zijn in mei met een forse renovatie allemaal naar binnen in huis verplaatst (en deels vervangen).
In de eerste 8 maanden produceerde ons kern-systeem 14% meer zonnestroom dan in dezelfde periode in 2021.
In de grafiek is wederom de mediaan waarde voor de jaren 2002 tm. 2022 weergegeven, in de vorm van de horizontale, magenta streepjeslijn. Deze waarde ligt wat lager dan het gemiddelde, op een niveau van ruim 730 kWh.
In deze grafiek zijn de voortschrijdende cumulaties van de energie (stroom) productie van het 1,02 kWp basis-systeem te zien, met elk jaar een eigen kleur. We zien voor het jaar 2022 een zeer matig resultaat voor de cumulaties tm. januari en februari, maar vervolgens knikt de curve scherp omhoog, om eind record maand maart niet ver onder het (zeer hoge) cumulatie resultaat voor het zeer zonnige jaar 2003 uit te komen, op 187 kWh. Met de relatief hoge producties in de opeenvolgende maanden tm. augustus (829 kWh, 2003 844 kWh), blijft de curve voor 2022 op een opvallend hoog niveau in vergelijking met voorgaande jaren. En kruipt ze steeds dichter tegen recordhouder 2003 aan. Als de zon op een redelijk niveau blijft schijnen, en er verder geen "eventualiteiten" optreden, kan 2022 dus voor zonnestroom liefhebbers een "byzonder aangenaam" jaar gaan worden. De facto voor de meeste "nieuwkomers", omdat die het jaar 2003 helemaal niet als solar producent hebben meegemaakt (accumulatie van de nationale PV capaciteit toen slechts 46 MWp, EOY 2021 was dat 14,4 GWp, een factor 313 verschil ...).
Data Anton Boonstra
Boonstra publiceerde ook op 1 september zijn bekende zon-instraling (KNMI) en opbrengst grafieken. Wat de horizontale instraling in augustus betreft, deze kwam landelijk bezien met 163,7 kWh/m² maar liefst 30,5% hoger uit dan het niveau in augustus 2021. De extremen lagen tussen 158,9 kWh/m² in Drenthe, en 170,9 kWh/m² in Zeeland. In relatieve zin, lagen de afwijkingen t.o.v. het niveau in augustus 2021 tussen de 26,1% in Drenthe, resp. 37,5% hoger (!) in Limburg.
Van de ruim 1.200 meegenomen - bijna uitsluitend residentiële - PV installaties van het PVOutput.org portal was de gemiddelde nationale specifieke opbrengst 127,8 kWh/kWp in augustus 2021, wat 28% hoger lag dan de output in dezelfde maand een jaar eerder. Dit varieerde van 123 kWh/kWp in Friesland, tot 134 kWh/kWp in Zeeland. In relatieve zin, lagen de verschillen tussen de 24,3% in Zuid-Holland, en 33,4% in Flevoland. Het kernsysteem van Polder PV produceerde als geheel wat minder (125 kWh/kWp), dan het gemiddelde in zijn provincie, Zuid-Holland (128 kWh/kWp), de oudste set van 4 panelen echter iets meer (130 kWh/kWp).
Over de periode januari tm. augustus 2022 is volgens de analyse van Boonstra de instraling gemiddeld genomen 999,4 kWh/m² geweest, wat 14,0% hoger was dan in dezelfde periode in 2021. Wederom was Drenthe rode lantaarn drager, met 940,5 kWh/m², en ook hier was Zeeland superieur, met al 1.039 kWh/m². In relatieve zin lagen de verschillen tussen de 10,7% in Groningen, en 16,2% in Utrecht.
Wat de producties in de eerste 8 maanden van 2022 t.o.v. 2021 betreft bij de genoemde PVOutput.org portal installaties, was de gemiddelde specifieke opbrengst in die periode, 805,3 kWh/kWp, wat 13,8% meer opbrengst was dan in jan. - aug. 2021. Friesland bleef ook hier achter met 756 kWh/kWp, met Zeeland als frequent terugkerend kampioen, en 853 kWh/kWp "op de meter". Friesland had in genoemde periode ook het kleinste positieve verschil (12,0%), Utrecht het grootste (14,4%).
Data Siderea.nl
Ook Siderea.nl meldt voor augustus een record, met berekende zonnestroom producties 25% hoger dan "normaal", waarbij hier de historische periode van 1991-2010 wordt gebruikt als referentie. De "landelijke opbrengst berekening" komt daar bij 5 gekozen lokaties in Nederland op waarden tussen de 130 resp. 141 kWh/kWp bij "suboptimale" opstellingen, resp. 136 - 148 kWh/kWp bij "optimaal" gerichte generator (beide cijfer doubletten voor Rotterdam, resp. Wijk aan Zee)
Klimaatakkoord
De Klimaatakkoord website meldt dat 48% van de verbruikte elektriciteit uit hernieuwbare bronnen afkomstig was, waarvan zonnestroom de grootste contribuant was (25,5%). In augustus 2021 was het totale aandeel "hernieuwbaar" nog 42%. De totale stijging van de productie van stroom uit hernieuwbare bronnen was een relatief matige 11%, vooral veroorzaakt omdat er relatief weinig wind was, en de windenergie productie dus tegenviel. Daardoor was bij de totale hoeveelheid energie (elektra + warmte + transportstoffen) biomassa de grootste contribuant, voor zon, waarna pas windenergie op plaats 3 kwam. In alle maanden van 2022 was er wel sowieso meer productie uit hernieuwbare bronnen, dan in 2021.
Energieopwek.nl
De brondata voor het Klimaatakkoord worden als vanouds berekend door de computers van En-Tran-Ce van Martien Visser (energieopwek.nl website). Er werden, in augustus dit jaar, hoge gemiddelde "etmaal vermogens" berekend voor de output van zonnestroom in Nederland van, achtereenvolgens, 3,72 GW (10 augustus), 3,7 GW (11 aug.), 3,64 GW (7, 9, 12 en 13 augustus). Het record van de 10e komt neer op een berekende zonnestroom productie van 3,72 (GW) x 24 (uren) = 89,3 GWh. Niet veel lager dan het record voor juli (19e, 92,2 GWh). Zelfs in de laatste 5 dagen van augustus, met al duidelijk een afnemend aantal zonuren, werden nog gemiddeldes tussen de 2 en 3 GW per dag bereikt. De laagste gemiddelde output werd berekend voor 17 augustus (941 MW, een dag productie van plm. 22,6 GWh aan zonnestroom).
Midden op de dag werd de hoogste momentane output piek voor zonnestroom door energieopwek.nl berekend op 10,73 GW op 10 augustus, nauwelijks lager dan het record in juli. Het absolute record tot nog toe, werd op 22 juni behaald, met 11,37 GW. Er is wel wat vreemds aan de hand met die curve, er ontbreken rond het middag-uur data (glitch bij het KNMI ?). Op 15 juni werd eerder al iets meer dan 11 GW gehaald.
Bronnen:
Meetdata Polder PV sedert maart 2000
Anton Boonstra
Instraling in augustus 2022, vergeleken met aug. 2021 (Twitter, 1 september 2022)
Productie 1.200 PV Output installaties Nederland in augustus 2022 t.o.v. aug. 2021 (Twitter, 1 september 2022)
Instraling in januari tm. augustus 2022, vergeleken met dezelfde periode in 2021 (Twitter, 1 september 2022)
Productie 1.200 PV Output installaties Nederland in jan. - aug. 2022 vergeleken met ditto, 2021 (Twitter, 1 september 2022)
Landelijke opbrengst berekening augustus 2022 (Siderea.nl)
Recordaandeel zon productie, wind blijft achter (Klimaatakkoord.nl, 2 september 2022)
KNMI:
Augustus 2022 - Zeer warm, zeer droog en extreem zonnig. (31 augustus 2022, KNMI, voorlopig bericht)
Een van de warmste, zonnigste en droogste zomers (31 augustus 2022, KNMI nieuwsbericht)
Zomer nu al recordzonnig (27 augustus 2022, KNMI: "In de huidige zomer hebben we vandaag, vier dagen voor het einde, al net zoveel zonnestraling ontvangen als in de gehele recordzomer van 1976")
Record aan zonneschijn betekent ook recordopbrengst zonne-energie (NOS.nl, 27 augustus 2022: "Over de periode 1 juni tot vandaag is de capaciteit van zonne-energie met 25 procent toegenomen, terwijl de hoeveelheid zonnestraling met 15 procent steeg", aldus Martien Visser)
Martien Visser / En-Tran-Ce, meestal met hoogst interessante weetjes in de "grafiek van de dag":
Week voorafgaand aan 28 augustus bijna 42% van elektra uit hernieuwbare bronnen (PV had aandeel van 20,5%; Twitter, 28 augustus 2022)
11 juni record aandeel zonnestroom in elektriciteitsvraag naar record van 35% (Twitter, 25 augustus 2022)
Verwachting: 7% van finale energie geleverd door wind en zon in 2022 (Twitter, 24 augustus 2022)
In 2022 tm. augustus meer zonnestroom productie dan windstroom, "unieke situatie" (Twitter, 22 augustus 2022)
Eerste 7 maanden van 2022 marktwaarde wind- en zonnestroom naar record van €185/MWh (Twitter, 19 augustus 2022)
Evolutie en variatie aandeel energie uit hernieuwbare bronnen, stapelgrafiek, 16% 2030 gaat gehaald worden (Twitter, 17 augustus 2022)
"Opgestelde PV capaciteit per km2 per RES regio" (Twitter, 17 augustus 2022)
14 augustus 100e dag in 2022 dat wind en zon gezamenlijk boven de 10 GW "pieken" (Twitter, 14 augustus 2022; van Malssen claimt dat het al een paar dagen eerder was)
Ontwikkeling berekende dagopbrengsten van zonnestroom tm. 12 augustus (Twitter, 12 augustus 2022)
Gemiddelde Nederlandse elektriciteits-mix in de zomer van 2022 (Twitter, 11 augustus 2022)
8 augustus al meer zonnestroom geproduceerd dan in heel kalenderjaar 2021 (Twitter, 8 augustus 2022)
26 augustus 2022: SDE 2021 (tweede SDE "++"). Deel 4. RVO update alle SDE regelingen zonnestroom incl. SDE 2021, 1 juli 2022 - sterk gekrompen nieuw volume, 189 MWp realisaties toegevoegd, en 295 MWp beschikte capaciteit verloren gegaan.
Tijdens onze vakantie verscheen het laatste status overzicht voor de SDE regelingen bij RVO, met peildatum 1 juli 2022, met alle overgebleven beschikkingen tot en met SDE 2020 II, en voor het eerst de complete SDE 2021 regeling (2e SDE "++") toegevoegd. In deze analyse wordt het grote zonnestroom deel-dossier weer in detail tegen het licht gehouden. Er is in een kwartaal tijd een zwaar tegenvallende groei vastgesteld door RVO, van slechts 189 MWp (549 beschikkingen), bij een weer hoog verlies van 295 MWp ooit beschikte PV capaciteit, verdeeld over 249 toekenningen. De realisaties zijn gemiddeld genomen meer dan de helft zo klein dan in de vorige update van 1 april jl.
Het duidelijk weer afgenomen tempo leidde eind juni tot een totaal van 8.023 MWp aan beschikt gerealiseerd PV vermogen, verdeeld over inmiddels 27.960 gerealiseerde aanvragen. Die daarbij niet gelijk gesteld mogen worden aan "projecten" i.v.m. de mogelijkheid van meerdere beschikkingen per project. De nieuwe toevoeging van 189 MWp beschikt vermogen is minder dan een kwart van de 790 MWp toename in de voorgaande update. De voorjaars-ronde van SDE 2017, al lang kampioen bij de uitvoering, staat momenteel op 1.445 MWp aan beschikte realisaties. Dat is bijna 9 MWp lager dan in de vorige update. Bij meerdere SDE rondes zijn, door steeds vaker optredende neerwaartse bijstellingen van beschikkingen door RVO, "negatieve groei cijfers" vast te stellen bij de capaciteiten. Ook bij de SDE 2018 II en SDE 2017 II regelingen, die ook al een tijdje meer dan 1 GWp aan beschikte capaciteit hebben gerealiseerd. Relateren we de nieuwe volumes aan het opgeleverde (beschikte) vermogen per dag, is er in de huidige versie, na het nieuwe record van de voorgaande update, weer een zeer laag relatief niveau bereikt, van slechts gemiddeld 2,1 MWp per dag, in het 2e kwartaal.
De verliezen van talloze eerder beschikte projecten blijven ook in de huidige update aanhouden, zei het op een veel minder catastrofaal niveau dan in de vorige rapportage. Wel is wederom SDE 2020 I de grootste verliezer, met ruim 93 MWp verdwenen beschikte capaciteit. Voor alleen de SDE "+" regelingen is, mede door het enorme geaccumuleerde verlies onder SDE 2020 I, reeds 35% van het oorspronkelijk toegekende vermogen verloren gegaan. In totaal is er bij alle ooit toegekende SDE beschikkingen (SDE, SDE "+", en de eerste 2 SDE "++" regelingen, SDE 2020 II en SDE 2021) een enorm volume van bijna 6,8 GWp aan beschikte PV capaciteit, verdeeld over 22,6 duizend oorspronkelijke beschikkingen verdwenen. Hiermee heeft de PV sector reeds een maximale marktwaarde aan subsidies van bijna 7 miljard Euro laten verdampen sedert de start van de eerste SDE regeling.
Met deze update resteert, tot en met de nieuw toegevoegde SDE 2021 regeling, de tweede officiële SDE "++" ronde, een nog in te vullen, beschikt volume van ruim 11,7 GWp, verdeeld over nog 9.275 overgebleven PV project beschikkingen in dit omvangrijke dossier. Dit artikel behandelt de actuele status update volgens de recentste cijfers gepubliceerd door RVO.
Dit artikel behandelt in ieder geval de status update voor zonnestroom en, kort, thermische zonne-energie, gedateerd 1 juli 2022. Een analyse van uitgebreide updates over de laatste 5 jaar vindt u onder de volgende publicatie data op Polder PV: 14 april 2022, 11 februari 2022, 10 december 2021, 4 augustus 2021, 8 april 2021, 22 januari 2021, 29 oktober 2020, 21 juli 2020, 9 april 2020, 15 januari 2020, 30 december 2019, 19 augustus 2019, 16 mei 2019, 18 februari 2019, 13 december 2018, 12 juli 2018, 19 april 2018, 13 februari 2018, en voor 2017 onder 18 november, 4 september, 31 augustus, en 31 mei 2017.
In deze meest recente update is bij de opgeleverde capaciteit, als "officieel" SDE beschikt zonnestroom volume opgegeven door RVO een volume van 8.023,3 MWp, dus al ruim 8 GWp (voor peildatum 1 april 2022 was dat nog 7.835 MWp), verdeeld over 27.960 project beschikkingen. In het overzicht van 1 april jl. lag dat laatste nog op een volume van 27.411 gerealiseerde toekenningen. Van de oudste regelingen staan er nog steeds 2 (SDE 2015), 1 (SDE 2016 I), resp. 12 (SDE 2016 II) beschikkingen open.
De SDE 2017 I regeling had al sinds lange tijd het stokje van SDE 2014 (realisatie, iets neerwaarts aangepast, 575,2 MWp) overgenomen m.b.t. de door RVO bestempelde gerealiseerde capaciteit, en was de eerste SDE regeling ooit, waarvoor de invulling meer dan 1 GWp was. Dat is in de huidige update met 9 MWp afgenomen, naar 1.444,9 MWp, een trend die ook bij sommige andere regelingen is terug te zien, omdat RVO de laatste tijd zeer regelmatig beschikte capaciteiten neerwaarts bijstelt *.
Het resterende volume van ruim 1,4 GWp onder SDE 2017 I is een factor 2,5 maal zo veel capaciteit (volgens de beschikkingen), dan onder de in de vorige update formeel afgesloten SDE 2014. De najaars-regeling van SDE 2017 werd in de april 2021 rapportage, de tweede historische SDE regeling met meer dan 1 GWp "beschikt opgeleverd". Deze staat momenteel op 1.198,8 MWp, ruim 2,5 MWp minder dan in de update van april. In het cijfer overzicht met peildatum 1 juli 2021 diende de derde SDE regeling zich aan met ruim 1 GWp aan realisaties volgens de beschikte capaciteit, SDE 2018 II. Deze is fors verder uitgelopen op SDE 2017 II, en staat op de 2e plaats met 1.356,8 MWp. Wel met 4,5 MWp minder dan het volume in de april update. Met nog 530 MWp aan overbljvende beschikte capaciteit, is het, puur theoretisch, mogelijk, dat SDE 2018 II uiteindelijk SDE 2017 I zou kunnen voorbijstreven bij de realisatie. Maar dan mag er nog maar weinig volume gaan afvallen, en dat is beslist geen gegeven in recente jaren. 3 recentere SDE regelingen zijn, wat beschikte gerealiseerde volumes betreft, de SDE 2014 ook al lang voorbij. SDE 2018 I met inmiddels 777 MWp, SDE 2019 I, met 751 MWp, en SDE 2016 II, met 585 MWp.
Op het vlak van opgeleverde aantallen beschikkingen is SDE 2017 I iets verder uitgelopen op SDE 2014, met 2.744 t.o.v. (finaal) 2.144 exemplaren. Er staan nog 31 beschikkingen voor SDE 2017 I open, dus het verschil kan nog iets oplopen. Ook SDE 2018 II en SDE 2017 II zijn op dat punt de SDE 2014 voorbij gestreefd, inmiddels 2.309, resp. 2.196 stuks. SDE 2019 I zal, met nog 330 beschikkingen open staand, en momenteel gerealiseerd, 2.127 exemplaren, beslist ook het eindtotaal van SDE 2014 gaan overvleugelen.
Er is, tm. de hier besproken RVO update, die alle resterende beschikkingen omvat inclusief de nieuw toegevoegde SDE 2021, in totaal al een historisch volume van bijna 6,8 GWp, 6.774 MWp, aan beschikte SDE capaciteit, verdeeld over 22.600 beschikkingen, voor zonnestroom verloren gegaan (!) om diverse redenen. Hier wordt verderop in dit artikel dieper op ingegaan. Daarnaast staan er nog 9.275 SDE subsidie beschikkingen voor zonnestroom projecten open, vanaf de 2 overgebleven exemplaren voor SDE 2015 tm. de slechts 1.433 overgebleven exemplaren voor "grote verliezer" SDE 2020 I (SDE "+"), de 3.203 resterende beschikkingen voor SDE 2020 II (SDE "++"), en nog bijna alle, 3.675, exemplaren voor de nieuw toegevoegde SDE 2021. Met een gezamenlijke, beschikte capaciteit van 11.746 MWp. In de vorige update, nog zonder SDE 2021, was dat volume nog 8.461 MWp.
Gelieve voornoemde artikelen te raadplegen voor achtergronden van de getoonde data. In het huidige artikel presenteer ik zoveel mogelijk de harde, actuele, "officiële" cijfers, mijn commentaar, en interpretaties. En geef ik uiteraard ook weer updates van twee grafieken met de aanzienlijke verschillen tussen de oorspronkelijke en de overgebleven beschikkingen.
* Veel projecten worden kennelijk de laatste jaren (soms fors) kleiner gerealiseerd dan waarvoor ze oorspronkelijk zijn beschikt. Wat mogelijk (deels) met de grote problemen met aansluitingen, en overgebleven capaciteit voor grootverbruikers op het net heeft te maken. In ieder geval is het gevolg de al jaren door Polder PV gesignaleerde trend, dat RVO de omvang van de gepubliceerde beschikkingen neerwaarts bijstelt in de meest actuele updates over de SDE regelingen. Als dit geschiedt bij een SDE regeling, waarbinnen weinig "activiteit" (lees: nieuwbouw) is geweest sinds de voorlaatste rapportage, kan het gevolg zijn, dat de totale overgebleven beschikte capaciteit binnen die regeling lager uitpakt dan in de voorgaande update. Zie de broodtekst voor voorbeelden.
Update van de grafiek gepresenteerd voor de status van 1 april 2022, met de nieuwe cijfers voor 1 juli 2022 toegevoegd (laatste kolom achteraan). Ik heb voor het huidige overzicht wederom de fysieke optelling genomen van de (overgebleven) beschikte volumes (!) van alle gerealiseerde projecten in de recent gepubliceerde spreadsheet van RVO. Bovenaan de kolommen zijn de volumes aan gerealiseerde PV beschikkingen vanaf de SDE 2018 najaars-ronde het meest significant gegroeid. Waarbij t.o.v. de voorlaatste update een zeer duidelijke "pas op de plaats" (zeer geringe groei) is te zien. Wat deels wordt veroorzaakt door matige absolute groei cijfers, en deels met neerwaartse capaciteit wijzigingen van talloze projecten door RVO. De wijzigingen t.o.v. de vorige update zijn als volgt.
Tot en met SDE 2016 II is er, op marginale neerwaartse correcties van oudere aantallen beschikkingen en capaciteiten (SDE 2008, SDE 2010, SDE 2013, 2014, en SDE 2016 II) na, weinig gewijzigd. SDE 2016 I voegde 2 kleine beschikkingen toe. SDE 2017 I heeft als eerste regeling met 1 GWp, haar positie slechts marginaal verbeterd, met slechts 8 nieuwe realisaties. Echter, door talloze negatieve bijstellingen van (eerder opgeleverde) beschikkingen, is het netto verschil met de april update bijna 9 MWp negatief, en eindigde deze regeling op, afgerond, 1.445 MWp. SDE 2017 II had sedert de april 2021 update ook ruim een GWp, voegde in de huidige revisie 7 nieuwe realisaties toe, maar verloor tegelijk 17 project beschikkingen, waardoor het netto verlies t.o.v. de april update op 2,6 MWp kwam. Daarmee uitkomend op 1.199 MWp beschikt geaccumuleerd. De voorjaars-ronde van SDE 2018 heeft inmiddels 777 MWp aan gerealiseerde beschikkingen staan (netto groei ruim 14 MWp). De najaars-ronde van dat jaar komt in accumulatie nog steeds op de 2e plaats. En heeft als derde SDE regeling met meer dan 1 GWp, met een netto afname van 4,5 MWp (effect van combinatie 33 realisaties resp. 44 MWp door RVO neerwaarts bijgestelde capaciteit bij de eerder opgeleverde beschikkingen), inmiddels geaccumuleerd 1.357 MWp (toegekend volume). Hier bovenop zijn de groeiende volumes gerealiseerde beschikkingen voor de twee SDE 2019 regelingen toegevoegd. De voorjaarsregeling met netto ruim 29 MWp groei (96 nieuw gerealiseerde beschikkingen, maar ook 34 exemplaren afgevoerd) komt momenteel op 751 MWp. De eerder met massieve afwijzingen geconfronteerde SDE 2019 II, voegde netto ruim 42 MWp toe (26 nieuw gerealiseerde beschikkingen, tegenover 14 exemplaren afgevoerd), en staat momenteel op 502 MWp aan gerealiseerde (beschikte) capaciteit.
Ook in deze update weer een sterk tegenstrijdig verhaal voor de laatste officiële SDE "+" regeling, SDE 2020 I. De regeling is weer 96 van de oorspronkelijk afgegeven beschikkingen resp. ruim 93 MWp kwijtgeraakt, een record in deze update (zie verderop). Maar tegelijkertijd voegde ze, net als in het overzicht van april jl., ook weer de grootste volumes toe bij de realisaties: 248 stuks, waarmee voor deze update de hoogste beschikte capaciteit werd toegevoegd aan het totaal, ruim 78 MWp. In totaal kwam voor SDE 2020 I de accumulatie aan gerealiseerde beschikkingen uit op ruim 487 MWp.
De eerste officiële SDE "++" regeling, SDE 2020 II, verloor 70 beschikkingen resp. bijna 21 MWp aan capaciteit. Maar voegde tegelijkertijd 108 gerealiseerde beschikkingen toe, waardoor de netto toename op ruim 36 MWp kwam, en de accumulatie op 80 MWp voor die regeling, wederom bijna een verdubbeling t.o.v. de situatie in de vorige update.
Hier bovenop volgde nog een bescheiden eerste tranche van 26 realisaties resp. 4,8 MWp capaciteit aan kleine projecten onder SDE 2021. Die echter tegelijkertijd alweer 15 beschikkingen (21 MWp) kwijtraakte uit haar nog niet zo lang geleden door RVO opgegeven start portfolio.
Totale progressie en nieuw relatief dag record
Sedert de voorlaatste update van april 2022 (7.835 MWp geaccumuleerd) is er slechts een zeer bescheiden volume aan gerealiseerde beschikte capaciteit bijgekomen, 189 MWp. Dat is minder dan een kwart van de 790 MWp in de april update, wat wijst op een duidelijke afkoeling van het groei tempo in de SDE gedreven projecten markt.
Achtereenvolgens waren de nieuwe volumes t.o.v. de voorgaande updates, in de afgelopen jaren als volgt: in 2017 50 MWp (jan.-apr.), 49 MWp (apr.-juli), 72 MWp (juli-okt.), 69 MWp (okt. 2017-jan. 2018), 133 MWp (jan.-apr. 2018), 122 MWp in de korte periode apr. - juni 2018), 235 MWp (juni - okt. 2018), 244 MWp (okt. 2018 - jan. 2019), 447 MWp (voormalig record, jan. - mei 2019), 216 MWp (mei - aug. 2019), 432 MWp (aug. - nov. 2019), 308 MWp (nov. 2019 - jan. 2020), het voormalige record volume van 548 MWp (jan. - apr. 2020), 344 MWp (apr. - juli 2020), resp. 356 MWp (juli - sep. 2020). In de periode sep. 2020 - jan. 2021 werd een historisch record gevestigd van 891 MWp nieuw toegevoegd volume. Tussen jan. en apr. 2021 was de toevoeging 610 MWp, gevolgd door ruim 587 MWp tussen april en juli 2021, en nog maar 328 MWp tussen juli en oktober van dat jaar. Het groeitempo is met de 609 MWp tussen oktober 2021 en januari 2022 echter weer flink omhoog gegaan, en verder gestegen, met 790 MWp tot 1 april. Tm. juni volgde een zeer sterke terugval naar een toename van slechts 189 MWp. We moeten naar medio 2018 terug grijpen voor een nog slechter kwartaal resultaat.
Als we, voor een eerlijker vergelijking, terug rekenen naar het aantal dagen tussen de peildata, (die behoorlijk kunnen verschillen, zie de afstanden tussen de updates in de grafiek), komen we met de volgende bevindingen. Een al langer geleden gevestigde oude record toename was bereikt tussen 6 januari en 6 april 2020, met, gemiddeld genomen, 6.021 kWp groei per dag, in uitsluitend het SDE dossier. Dit, althans, als "beschikt volume". De exacte realisatie van die beschikte volumes is onbekend, en kan behoorlijk afwijken (!). De twee periodes daarna vielen deze progressies wat terug, rond de 4 MWp per dag gemiddeld, maar tussen 22 september 2020 en 4 januari 2021 werd het oude record flink omhoog geschroefd naar gemiddeld 8,6 MWp gemiddeld per dag. Daarna viel het weer terug, naar een lage 3,6 MWp/dag tussen 1 juli en 1 oktober 2021. Tot 1 januari dit jaar ging dat omhoog naar ruim 6,6 MWp/dag gemiddeld, maar werd dit in de periode tm. 1 april alweer verbroken met het nieuwe record van bijna 8,8 MWp toegevoegd sedert 1 januari.
Ook bij deze relatieve factor moeten we vaststellen dat de groei in het kwartaal tussen april en juli sterk ondermaats was, slechts 2,1 MWp gemiddeld per dag. We moeten naar de update van 4 oktober 2018 teruggrijpen voor nog lagere relatieve groeicijfers (iets lager dan 2 MWp/dag). Dat is dik 3 en een half jaar geleden, dus dat zegt wel iets over de status quo in de huidige projecten markt. Donkere wolken die zich samenpakken, of een tijdelijke dip ?
Genoemde 2,1 MWp gemiddeld per dag in het SDE dossier komt uiteraard bovenop andere realisaties bij projecten die andere incentives kennen (zoals EIA, subsidies voor sportinstellingen, VvE's, MIA / Vamil, etc.), of zelfs helemaal geen subsidies. Zoals vaak bij nieuwbouw projecten, waarin eventuele PV daken in de bouwsom worden meegenomen. Dit nog exclusief de ook nog steeds booming residentiële markt, inclusief de grote portfolio's die bij de huur corporaties worden uitgerold (volumes: qua toegevoegde MWp-en onbekend, maar groot).
Alles bij elkaar opgeteld is er inmiddels, binnen het SDE dossier, voor een beschikt volume van 8.023 MWp aan "officieel gerealiseerde" PV-projecten, en dus met "ja vinkje" in de gepubliceerde lijst, bekend bij RVO, die een (of meer) SDE beschikking(en) hebben. Zoals te zien bovenaan de laatste kolom in bovenstaande grafiek. In werkelijkheid is er echter al meer aan het net gekoppeld, omdat er flinke administratieve vertragingen zijn in de verwerking van data bij RVO, Polder PV heeft daar honderden voorbeelden van in zijn eigen project overzichten.
RVO cijfers blijven achter lopen op laatst bekende cijfers bij CertiQ
Met de beschikte gerealiseerde volumes in de huidige update voor de status begin juli, blijft RVO nog steeds onder de ook recent gepubliceerde harde accumulatie cijfers bij CertiQ voor eind juni. Toen stond er al 8.466 MWp in de database van de TenneT dochter (analyse Polder PV). RVO zit, met de kersverse 8.023 MWp voor SDE projecten in de update voor 1 juli (beschikt volume met "ja" vinkje), dus sowieso alweer op een 5,2% lager niveau dan CertiQ. Dat verschil gaat natuurlijk verder oplopen richting de volgende update(s) bij CertiQ.
(Nieuwe) afvallers update 1 juli 2022
Terugkerend naar bovenstaande grafiek: bij de oudste regelingen, SDE 2008 tm. SDE 2014 zal er niets meer bijkomen, er staan geen beschikkingen meer "open" voor die regelingen. Wel zijn er in recentere updates nog steeds, regelmatig, om niet gespecificeerde redenen beschikkingen, soms zelfs voor reeds (lang) gerealiseerde projecten, afgevallen. Redenen zouden kunnen zijn: brand, diefstal, hagel schade, installatie afgebroken, verhuizing / nieuwe eigenaar niet geïnteresseerd in subsidie perikelen, of een onbekende, andere reden. Die verloren gegane volumes zijn hier onder in detail weergegeven t.o.v. de update van 1 april dit jaar (2022). Zie ook de bespreking van de uitgebreide update voor de totale volume accumulaties in de tabel verderop.
Let hierbij op, dat het aantal verloren gegane beschikkingen en de capaciteiten niet hoeven te "corresponderen". Zoals eerder in een voetnoot opgemerkt, zie ik al langere tijd, dat RVO, inmiddels zeer regelmatig forse (altijd: neerwaartse) bijstellingen van eerder beschikte capaciteiten doorvoert in haar SDE lijsten, die dus niet gepaard gaan met uitschrijving van de betreffende beschikte projecten. NB: "projecten" derhalve beter te lezen als "beschikkingen", omdat er regelmatig meer dan 1 beschikking voor een en hetzelfde "PV project" wordt aangevraagd en afgegeven (meestal uit verschillende jaargangen, maar niet noodzakelijkerwijs). Polder PV heeft van dergelijke projecten met meer dan 1 SDE beschikking vele tientallen voorbeelden in zijn overzichten staan. De grootste anderhalf-duizend projecten, waarvoor SDE beschikkingen zijn uitgegeven in mijn overzicht, hebben gemiddeld zo'n 1,3 beschikking per project. Ook dat is in de sector kennelijk extreem slecht bekend, want je hoort er verder niemand over, en/of de implicaties worden verzwegen. Zelfs door bekende analisten in de markt.
De totale uitval t.o.v. de vorige update betreft een volume van 249 beschikkingen (in vorige update nog een record van 4.062 stuks), met ruim 295 MWp aan verdwenen / reeds afgeboekte beschikte capaciteit (in de vorige update wederom een record, bijna 1.624 MWp). De grootste klappen werden wederom door SDE 2020 I (laatste officiële "SDE +") geïncasseerd, gevolgd door SDE 2020 II bij de aantallen, en SDE 2017 II de grootste capaciteit aan beschikkingen wat is afgevoerd. In eerdere updates waren het vooral de twee SDE 2017 rondes die zeer fors moesten incasseren met talloze verdwenen beschikkingen en capaciteiten. De grote klappen werden daarna vooral aan de twee SDE 2018 rondes, en SDE 2019 I toebedeeld. SDE 2019 I en SDE 2018 II leden ook flinke verliezen, van 45 resp. 44 MWp. Voor SDE 2019 II werden vooral (zeer) grote projecten beschikt, waarvan het waarschijnlijk is dat de meesten daarvan gewoon uitgevoerd gaan worden, gezien de grote financiële belangen bij dergelijke projecten.
Triest lijstje verliezen
In de historie van het SDE gebeuren zijn de volgende grote volumes aan afgegeven beschikkingen gerelateerd aan capaciteit verloren gegaan, per RVO update. Vanaf januari 2019 achtereenvolgens 160, 101, 74 MWp, 257 MWp (update november 2019), 473 MWp (update januari 2020), een eerder record van 608 MWp (update april 2020), 353 MWp (update juli 2020), 382 MWp (update september 2020), 346 MWp (update januari 2021), 451 MWp (update april 2021), ruim 210 (update juli 2021), bijna 477 MWp (update oktober 2021), en 314 MWp (update januari 2022). In de april 2022 update werd een nieuw record van ruim 1.624 MWp gevestigd. En nu dus nog eens ruim 295 MWp afgevoerd. Om u een idee te geven van de impact daarvan: gerekend met moderne PV modules van 380 Wp (plm. 1,86 m²) per stuk, hebben we het, wat het verlies in de huidige, laatste update betreft, alweer over een niet gerealiseerd potentieel van 777 duizend zonnepanelen, met een gezamenlijke oppervlakte van zo'n 145 hectare ... (in een periode van 3 maanden tijd).
Uitval totalen en percentages t.o.v. oorspronkelijke beschikkingen
In absolute zin hebben inmiddels alweer 3 opvolger regelingen de SDE 2017 I naar de 4e plaats verwezen wat verliezen betreft (850 MWp verdwenen, goed voor ruim 36% van oorspronkelijk toegekend). Nu staat SDE 2020 I bovenaan, met inmiddels al totaal 1.406 MWp aan weggevallen beschikte capaciteit (bijna 41% van de oorspronkelijk toegekende 3.440 MWp). Trieste volger in absolute zin, is de najaars-ronde van SDE 2018, die alweer 1.067 MWp kwijt is, ruim 36% van de oorspronkelijk beschikte capaciteit (2.953 MWp). SDE 2019 I komt op de derde plaats bij de capaciteits-verliezen, 910 MWp, van de oorspronkelijk beschikte 2.515 MWp (ruim 36% teloor gegaan).
Procentueel bezien, blijven de eerste drie SDE "+" regelingen de grootste verliezers bij de capaciteit, met verlies percentages tussen de 56% (SDE 2013) en 74% (SDE 2012). Drie latere regelingen, met grote beschikte volumes, beginnen inmiddels echter ook al zeer zorgwekkende verliespercentages te tonen: SDE 2018 I al ruim 49%, SDE 2016 II bijna 40%, en SDE 2020 I nu al bijna 41% (!).
Bij de aantallen project beschikkingen was SDE 2018 I, al sedert de april versie van 2020 "negatief kampioen", maar daar is ook al langer het een en ander in gewijzigd. Nieuwe verlies kampioen bij de aantallen beschikkingen is nu ook weer SDE 2020 I. Die inmiddels in totaal al 3.862 toekenningen zag verdampen, wat zelfs fors hoger is dan de bijna uitsluitend kleine residentiële beschikkingen kennende oude SDE 2008 (3.634 beschikkingen verdwenen). Onder SDE "+" zijn de opvolgende grote absolute verliezers SDE 2019 I (2.281 beschikkingen kwijtgeraakt), resp. SDE 2018 II (1.929 exemplaren in de min), op de voet gevolgd door SDE 2018 I, SDE 2017 II, en SDE 2017 I (1.871, 1.718 resp. 1.611 beschikkingen verdwenen).
Procentueel bezien t.o.v. de oorspronkelijke beschikte volumes zijn ook hier vooral de eerste drie SDE "+" regelingen flink in de min geraakt: 43-69% verlies bij de aantallen. Daarbij is het in absolute zin echter om véél lagere volumes gegaan dan bij de latere SDE 2016 - 2020 I regelingen. De grootste "relatieve verliezers" in deze latere regelingen zijn wederom SDE 2020 I (ruim 56%), SDE 2018 I (bijna 50%), resp. SDE 2019 I (ruim 48%). Het allergrootste deel van de omvangrijke verliezen betreft beschikkingen voor dakgebonden projecten.
Voor de eerder gesignaleerde forse uitval onder SDE 2017 was al vroeg gewaarschuwd, door Siebe Schootstra op Twitter (m.b.t. SDE 2017 en 2018, en later wederom m.b.t. SDE 2018). Dit in verband met een geclaimd slecht business model voor bedrijven met hoog eigenverbruik van via een SDE beschikking gegenereerde hoeveelheid zonnestroom, waarvoor lagere subsidie bedragen dan voor directe net-invoeding zijn gaan gelden (rooftop projecten). Polder PV is benieuwd of de reeds heftige gematerialiseerde aderlatingen nog langer zullen aanhouden in latere updates. De signalen zijn hier met name voor de voorjaars-regeling van SDE 2018 niet best, gezien de al grootschalige uitval die we tot nog toe hebben gezien. Daar zijn echter nog maar 59 exemplaren van over, met een totale capaciteit van 88 MWp die nog moeten worden ingevuld, dus heel erg veel groter kan het totale verlies niet echt meer worden.
De grote gesignaleerde en gedocumenteerde verliezen in de eerdere updates zijn in ieder geval beslist slecht nieuws, ook voor Den Haag. Alle moeite die voor de hier dus definitief afgevoerde projecten is gedaan, honderden miljoenen Euro's aan SDE subsidie toezeggingen, alle duur betaalde ambtelijke tijd (en consultancy uitgaven voor ontwikkelaars) die hiermee zinloos is verspild: dat alles is voor niets geweest...
Bijna 7,0 miljard Euro misgelopen door de PV sector
Bovendien is het voor de branche organisatie ook zeer slecht nieuws, zeker in de huidige crisis tijd, met de hoge energie- en grondstof prijzen, flinke problemen bij de uitvoering van - vaak enorme - project portfolio's, grote krapte op de arbeidsmarkt voor gespecialiseerd - en kundig - personeel, en rap om zich heen grijpende problemen met net-capaciteiten. Alle beschikte (overgebleven) PV projecten tm. SDE 2020 II hebben een maximale subsidie claim van, inmiddels, ruim 14,8 miljard Euro (over een periode van max. 15 jaar exclusief "banking year"). In de versie van 1 april 2022 was het overgebleven maximale subsidie bedrag tm. SDE 2020 II nog bijna 15,1 miljard Euro, waarmee inmiddels alweer maximaal 273 miljoen Euro in een kwartaal tijd is verdampt voor de sector. Dat lag in de update van januari ongeveer op hetzelfde niveau, in april was er een catastrofaal verlies van 1.284 miljoen Euro vanwege de enorme hoeveelheid beschikkingen die toen met name voor de SDE 2020 I regeling verloren gingen.
Pakken we de in de huidige update toegevoegde SDE 2021 er bij, komt het totaal aan maximaal beschikbare subsidie over alle SDE regelingen inmiddels, na alle reeds eerder verloren gegane beschikte volume, uit op bijna 16,9 miljard Euro.
Oorspronkelijk is er vanaf SDE 2008 tot en met SDE 2020 II voor zonnestroom maximaal voor zo'n 21,8 miljard Euro aan subsidie toekenningen uitgegeven door RVO en haar voorgangers. Gezien bovenstaande cijfers, hebben de zonne-energie branche, en de talloze niet aangesloten binnenlandse en buitenlandse organisaties die ook PV projecten ontwikkelen, nu al voor bijna 7,0 miljard Euro aan (maximaal haalbare) subsidie beschikkingen voor fotovoltaïsche capaciteit laten liggen. Daar hadden mooie dingen mee gedaan kunnen worden, de afgelopen jaren ...
(Nieuwe) realisaties update 1 juli 2022
Uiteraard zijn er ook projecten cq. beschikkingen tussentijds "volgens de administratieve definities" van RVO gerealiseerd. Afgezien van de ook weer afgevoerde exemplaren, vinden we de eerste 2 "nieuw" ingevulde kleine beschikkingen onder SDE 2016 I, met een totale toevoeging van 59 kWp. SDE 2017 I en SDE 2017 II volgen met 8 resp. 7 nieuwe exemplaren. Dat zien we echter niet terug in een stijging van de capaciteit, omdat er het nodige volume uit andere, reeds gerealiseerde beschikkingen neerwaarts is bijgesteld. Beide regelingen eindigden daardoor op lagere niveaus bij de capaciteit, dan in de april update (9 resp. 2,6 MWp minder).
SDE 2018 I voegde 8 nieuwe beschikkingen toe aan de realisaties, gepaard gaand met een (netto) nieuw volume van 14,4 MWp aan capaciteit. SDE 2018 II brak daarbij weer de trend, door een toevoeging van 33 beschikkingen met een "ja" vinkje, maar gelijktijdig een neerwaartse bijstelling van minus 4,5 MWp voor de hele regeling. Waarschijnlijk door de gememoreerde aanpassingen van andere project toewijzingen, die (veel) kleiner zijn uitgevoerd dan oorspronkelijk beschikt, door de RVO ambtenaren.
Bij SDE 2019 kwamen de nieuwe realisaties neer op 96 en 26 bij de aantallen, resp. 29,4 MWp, en 42,0 MWp voor de capaciteiten in de voorjaar- resp. najaars-rondes. De voorjaars-ronde van SDE 2020, de laatste SDE "+" regeling, gaf in de huidige update de hoogste groei cijfers te zien, 248 beschikkingen met nieuw "ja" vinkje, en een netto groei van de capaciteit, van 78,2 MWp. Met een gemiddelde capaciteit van 315 kWp per beschikking. Relatief klein ten opzichte van de realisaties in 2 van de voorgaande regelingen, die uitkomen op gemiddeldes van 1.799 kWp onder de paar nieuwe realisaties van 2018 I, en 1.615 kWp gemiddeld bij de 26 nieuwe opgeleverde beschikkingen onder SDE 2019 II.
De eerste SDE "++" regeling, SDE 2020 II, scoorde 108 stuks, goed voor 36,3 MWp aan beschikt vermogen. Wederom: relatief kleine projecten van gemiddeld 337 kWp per stuk. De grotere projecten komen meestal later pas, vanwege langere, complexere plannings-trajecten bij de uitvoering.
Voor SDE 2021 waren, sinds de kamerbrief van 1 juli jl, al 26 realisaties bekend, met een geaccumuleerd (beschikt) vermogen van 4,8 MWp (186 kWp gemiddeld per beschikking).
Dit alles geeft een totaal van 549 nieuwe formeel gerealiseerde beschikkingen, met een beperkt beschikt volume van 188,8 MWp t.o.v. de april 2022 update, waarbij de negatieve bijstellingen in de eerste SDE regelingen niet zijn meegenomen. In de voorlaatste update waren die nieuwe volumes veel hoger, 960 beschikkingen opgeleverd, resp. 789,9 MWp. Hieruit blijkt voor het eerst in langere tijd een beduidende afkoeling van de progressie in het grootste PV dossier van Nederland, het SDE gesubsidieerde volume.
Het absolute record bij de capaciteit nieuwbouw was te vinden in de update van 4 januari 2021, toen 891 MWp werd toegevoegd aan de SDE records bij RVO. In eerdere regelingen werden hogere aantallen beschikkingen gerealiseerd, maar die waren per stuk flink kleiner, dan wat er tegewoordig gemiddeld genomen wordt opgeleverd vanuit de SDE regelingen.
Disclaimers
Let altijd op, dat de "capaciteit" (deze update, 189 MWp "netto groei" sedert april 2022) beslist niet het daadwerkelijke, fysiek gerealiseerde volume is. RVO geeft dat namelijk in de meeste gevallen niet op. Zoals meermalen gesteld, heb ik van talloze projecten met SDE subsidies fors verschillende opgeleverde capaciteiten in mijn spreadsheet staan, die soms wel tot 30% kunnen afwijken van het capaciteit cijfer getoond in de RVO lijsten. Zowel afwijkend naar boven, als naar onder. RVO stelt de laatste paar jaar wel, en steeds vaker, de opgevoerde toegekende projecten middels (neerwaartse !) correcties bij t.o.v. de eerder beschikte volumes. Dat wordt bij hen ook wel "vrijval" genoemd, waaraan zelfs een separate publicatie is gewijd. Daar staat tegenover, dat voor projecten die groter worden uitgevoerd dan waarvoor staat beschikt, zeker in het verleden vaak gesignaleerd, RVO de beschikte capaciteiten niet aanpast in hun overzichten.
Maar het blijft wat de aanpassingen betreft zeker wat de oudere beschikkingen betreft, nog steeds eerder uitzondering, dan regel, gezien gedetailleerde project informatie die Polder PV op tafel heeft gekregen van duizenden SDE beschikte projecten (via talloze bronnen). Het is een van de grootste misverstanden bij een toenemend aantal "makkelijke kaartjesmakers", die de RVO bestanden volautomatisch leegtrekken en die via softwarematige manipulaties "in een kaartje gooien". Met daarbij de kennelijke suggestie dat daarin "de verspreiding van gerealiseerde vermogens per project" zou staan in Nederland. Dat is helemaal niet waar. Ten eerste manipuleren ze beschikkingen, geen projecten (die meer dan 1 beschikking kunnen hebben op 1 lokatie). Ten tweede zijn de werkelijk gerealiseerde capaciteiten meestal afwijkend van de beschikking (kan twee kanten op gaan, groter of kleiner, de laatstgenoemde steeds vaker wel getoond door RVO, de eerste echter beslist niet !). Ten derde, zijn de "types" installaties bij RVO regelmatig fout geklassificeerd, waardoor beschikkingen onterecht in een bepaalde categorie worden geplaatst. Sowieso komt het regelmatig voor, dat rooftop en grondgebonden installaties (feitelijk: "beschikkingen") gewoon op een hoop worden gegooid, terwijl het om fundamenteel andere typen installaties gaat. Ten vierde, alle "niet SDE gesubsidieerde" (grotere) projecten schitteren door afwezigheid, waardoor een extra "vals" en misleidend beeld wordt opgeroepen. Ook de lokatie aanduidingen van RVO zijn soms ver af gelegen van de werkelijke positie op de (digitale) kaarten. Ik kwam laatst een project beschikking tegen die 13 kilometer was verwijderd van de correcte lokatie ...
Tot slot, er is geen enkel begrip voor de aard van feitelijke installaties, omdat het ongelofelijk veel werk is om dat in the picture te krijgen. Polder PV doet dat laatste, en een zo goed mogelijk "volledige" inventarisatie, met alle projectdata voor de grotere projecten, al sedert 2015, als enige in Nederland.
Voor de details van alle wijzigingen en "overgebleven" aantallen bij de verschillende categorieën, en de diverse SDE regelingen, zie de volgende tabel hier onder.
Progressie bij de deel-dossiers van de SDE regelingen
Voor uitgebreide toelichting bij de (inhoud van de) tabel, zie artikel met analyse status 3 april 2017.
^^^
KLIK op plaatje voor uitvergroting
(komt in apart tabblad ter referentie, naast tabblad met tekst
artikel)
In deze regelmatig door Polder PV ververste hoofd-tabel alle relevante bijgewerkte zonnestroom cijfers voor de aantallen en Megawatten voor alle (bekende) SDE regelingen, waar aan de beschikkingen voor de 2e SDE "++" ronde (SDE 2021) in deze update zijn toegevoegd, onder de 2e stippellijn, en inmiddels ook al van de eerste wijzigingen zijn voorzien. En tevens de cijfers van de update van 1 juli 2022 bevattend voor alle oudere regelingen. Links de oorspronkelijk beschikte volumes, in rood de actuele status van wat RVO met de huidige (detail) update nog in portfolio heeft staan, in blauw de daar uit resulterende, verloren gegane hoeveelheden t.o.v. oorspronkelijk toegekend. In groen volgen de fysieke volumes, volgens administratieve normen van RVO geldende "opgeleverde" (gerealiseerde) project beschikkingen. De laatste vier kolommen betreffen de overgebleven hoeveelheden, nog in te vullen (of t.z.t. af te voeren) beschikkingen van de betreffende SDE regimes.
Zowel voor de aantallen als voor de beschikte capaciteit waren de oorspronkelijke toevoegingen onder de najaars-ronde van SDE 2018 aanvankelijk wederom record hoeveelheden, die de voorgaande records onder de voorjaars-ronde van 2017 hebben vervangen. Het aantal beschikkingen onder de voorjaars-ronde van SDE 2019 had het stokje op dat punt van die van het voorgaande jaar overgenomen, met een record van 4.738 toekenningen door RVO. SDE 2019-II viel echter weer sterk terug, vanwege zeer hoge uitval als gevolg van de extreme overtekening van het beschikbare budget. En het feit, dat door felle competitie met andere projecten, alleen de beschikkingen overbleven die laag hebben ingezet met het betreffende fase bedrag. Dat zijn grotendeels alleen de grotere projecten geweest, talloze kleinere rooftop projecten zijn binnen die regeling gesneuveld.
De laatste SDE "+" ronde, SDE 2020 I, verzette wederom alle piketpalen. Onder die ronde zijn zowel bij de aantallen oorspronkelijk goedgekeurde beschikkingen (6.882 exemplaren), als de daarmee gepaard gaande toegekende capaciteit (3.440,1 MWp), destijds nieuwe records gevestigd (dikke rode kader voor aantallen). Waarbij ook rekenschap gehouden moet worden met het feit, dat onder SDE 2017 I tm. SDE 2018 II er telkens 6 miljard Euro was te vergeven, sedert SDE 2019 I echter nog maar 5 miljard Euro per ronde (NB: voor álle projecten, niet alleen voor zonnestroom). Op het gebied van de toegekende capaciteit, werd dat record echter al snel verbroken onder de SDE 2020 II regeling, met 3.602,9 MWp aan toegekende capaciteit in. Dat was geen lang leven beschoren, want SDE 2021 heeft dat alweer verbeterd naar 3.790 MWp (rood kader), met slechts ruim de helft van het aantal beschikkingen onder SDE 2020 I. Daarbij de voortdurende schaalvergroting in de projecten markt nogmaals benadrukkend: er worden gemiddeld genomen steeds grotere projecten aangevraagd, en toegekend.
Bij de oudere "SDE" voorgangers waren de aantallen maximaal bij SDE 2008 (8.033 oorspronkelijke beschikkingen), bij de capaciteit was het SDE 2009, die voor de twee varianten bij elkaar ("klein" resp. "groot" categorie) 29,0 MWp kreeg beschikt (dunne rode kaders).
In oranje veldjes heb ik in het blok "overgebleven beschikte volumes" bij de primaire data wederom aangegeven dat er negatieve wijzigingen zijn geweest t.o.v. de status in de voorgaande update. Bij vier oudere regelingen zijn er in de huidige update projecten en/of capaciteit verloren gegaan. Vanaf SDE 2016 II zien we weer de gebruikelijke, soms forse neerwaartse bijstellingen terugkomen bij zowel de aantallen als de daarmee gepaard gaande capaciteiten van de project beschikkingen in de recentere regelingen. Soms echter (SDE 2017 I en SDE 2018 II), blijven de aantallen op peil, en vermindert toch de capaciteit: een duidelijk bewijs voor de voortdurende neerwaartse aanpassingen van beschikte capaciteiten voor opgeleverde projecten die (veel) kleiner worden uitgevoerd dan waarvoor ze oorspronkelijk zijn beschikt.
Ook ditmaal zijn er geen vreemde "anomalieën" in de vorm van toenames van beschikte aantallen of capaciteiten bij oudere SDE regelingen terug te vinden in de huidige update.
Data in de overige "blanco" veldjes zijn niet meer gewijzigd sedert de vorige update van 1 april 2022.
(a) Verloren gegane beschikkingen t.o.v. de oorspronkelijk toegekende volumes (blauwe sectie in tabel), accumulaties - bijna 6,8 GWp aan capaciteit teloor gegaan
Er is t.o.v. de accumulatie status getoond in de vorige update, toen een "historisch record" volume aan beschikkingen en capaciteit verloren is gegaan, wederom het nodige volume verdwenen, al is het gelukkig weer op een veel lager niveau. Beschikkingen die, om wat voor reden dan ook, ingetrokken of alsnog ongeldig zijn verklaard door RVO, zie ook paragraaf "nieuwe afvallers" hier boven. Voor de langdurig een dominante rol spelende, in de vorige update formeel afgesloten SDE 2014 is na al die jaren in totaal een (theoretische) capaciteit van 307 MWp verspeeld (829 project beschikkingen). Het capaciteits-verlies is opgelopen tot bijna 35% (aantallen: bijna 28%) ten opzichte van oorspronkelijk beschikt. Deze populaire oudere regeling is op het gebied van capaciteit verlies echter in (extreem) negatieve zin overtroefd door meerdere latere regelingen. Cumulatief gingen daarbij met name de volgende grote volumes aan beschikte capaciteiten verloren: 384,9 MWp onder SDE 2016 II, 598,1 MWp onder SDE 2017 II, 844,9 MWp onder SDE 2018 I, 849,6 MWp onder SDE 2017 I, en 909,5 MWp onder de voorjaars-regeling van SDE 2019. Het dieptepunt werd verder vergroot, met een hoog volume aan afgevoerd beschikt vermogen van 1.066,7 MWp onder SDE 2018 II. Maar plotsklaps record houder werd in de vorige update de toen met catastrofale verliezen geconfronteerde laatste SDE "+" regeling, SDE 2020 I, met inmiddels alweer 1.406,2 MWp aan verloren gegane beschikte capaciteit (gemarkeerd in de tabel).
De najaars-regeling van SDE 2019 heeft nog een relatief beperkt teloorgegaan volume van 154,1 MWp, maar bekend is dat er voornamelijk (zeer) grote beschikkingen zijn overgebleven, na een grote slachtpartij onder de kleinere rooftop aanvragen vanwege de enorme overtekening in die ronde. De verwachting is dat de meeste van dergelijke grote beschikkingen wel gerealiseerd zullen gaan worden, ook omdat er grote (financiële) belangen bij zullen spelen.
Het verlies bij de eerste SDE "++" regeling, pas vrij recent toegevoegd aan de lange lijst, is nog klein, 33,1 MWp capaciteit is verdwenen, verdeeld over 101 beschikkingen. Voor de in de huidige update toegevoegde SDE 2021 zijn de verliezen nog beperkt, 21,2 MWp verdeeld over 15 toekenningen.
Gezamenlijk verloren alle SDE regelingen bij elkaar, "geholpen" door het massieve verlies onder SDE 2020 I, 22.600 project beschikkingen met een geaccumuleerde capaciteit van 6.774 MWp, dus al bijna 6,8 GWp wat verloren is gegaan ... Voor alleen de regelingen onder het SDE "+" regime waren die hoeveelheden 16.055 stuks, wat al sedert de april 2020 update meer is dan het geaccumuleerde verlies van de oude drie SDE regelingen (inmiddels alweer 6.429 beschikkingen teloor gegaan). Dat is t.o.v. de enorme hoeveelheid oorspronkelijke beschikkingen (36.470 onder SDE "+", incl. SDE 2020 I) al 44%. Kijken we naar de beschikte capaciteit, is het totaal verlies voor SDE "+" 6.700 MWp (!). T.o.v. het oorspronkelijk beschikte volume (19.082 MWp) is dat al een totaal verlies van ruim 35%. Ruim een derde van de oorspronkelijk beschikte capaciteit voor het totaal aan SDE "+" project toekenningen is alweer verdwenen.
Claim Schootstra deels onwaar
Energie specialist Siebe Schootstra plaatste op 5 september 2018 een nogal onrustbarende tweet waarin hij claimt: "dat van de voorjaarsronde van 2018 nog niet de helft gerealiseerd zal worden. Voor 2017 geldt ook zoiets". Wat de aantallen beschikkingen voor SDE 2017 betreft, heeft hij echter al geruime tijd ongelijk gekregen, het realisatie percentage is daar inmiddels al opgelopen naar 62,6 resp. 55,7%, met nog 62 beschikkingen te gaan. Wat de beschikte capaciteit betreft, is dat voor SDE 2017 I inmiddels op ruim 61% gearriveerd (het hoogste absolute volume van alle jaar rondes, 1.444,9 MWp). De najaars-ronde van SDE 2017 heeft echter al een invulling van 62,7% van de lagere oorspronkelijk beschikte capaciteit bereikt. Dus ook in dat opzicht, heeft Schootstra voor in ieder geval de SDE 2017 regelingen reeds ongelijk gekregen. Er staat bovendien nog een volume van ruim 173 MWp open voor beide SDE 2017 regelingen, dus de relatieve prestatie zal bij de capaciteit nog verder gaan toenemen, zelfs als er alsnog veel uitval zal optreden.
SDE 2018 I haalt waarschijnlijk 50% (net) niet
De voorjaars-ronde van SDE 2018 zit wat de capaciteit betreft momenteel nog maar op 45,4% van realisatie t.o.v. oorspronkelijk beschikt, en is zelfs al 49,4% van de ooit toegekende capaciteit kwijt (ingetrokken of anderszins). Zelfs als alle resterende openstaande capaciteit, ruim 88 MWp, daadwerkelijk ingevuld zou gaan worden, kan die regeling nog maar maximaal 50,6% van oorspronkelijk beschikt volume halen. Gezien de voortgaande forse uitval van beschikkingen, lijkt het onwaarschijnlijk dat zo'n scenario werkelijkheid wordt, en moeten we vrezen dat in ieder geval voor SDE 2018 I Schootstra's claim bewaarheid kan gaan worden wat de capaciteit betreft. Wat de aantallen beschikte projecten betreft zit deze regeling al een stuk hoger, op 48,9% realisatie, maar mogelijk wordt daar ook de helft van ooit beschikt net niet gehaald, met nog maar 59 open staande beschikkingen.
Het totaal verloren gegane volume van 6.774 MWp aan ooit beschikte SDE capaciteit voor zonnestroom (SDE, SDE "+", en eerste, forse verliezen voor SDE "++"), is al bijna 94 procent van de eindejaars-accumulatie in heel Nederland (7.226 MWp), aan het eind van 2019, volgens de meest recente CBS cijfers van 31 mei 2022. Het totale verlies is al 25,5% van de oorspronkelijk beschikte volumes voor al die regelingen tezamen, inclusief de in de huidige update toegevoegde SDE 2021 regeling, die een record volume van 3,8 GWp aan beschikte capaciteit inbracht in het totaal. Dat percentage was nog 28,4% in de vorige update, nog zonder SDE 2021. Maar aan dat verloren volume kan beslist nog het nodige worden toegevoegd, gezien de vele "riskante" grote project beschikkingen van de afgelopen rondes in 2016-2021. M.b.t. de aantallen is het verlies al fors groter, 22.600 projecten, bijna 38% van oorspronkelijk toegekend door RVO en haar voorgangers. Dat lag aanvankelijk vooral aan de enorme verliezen bij de oude SDE regelingen, zoals hierboven gemeld. Die staan boven de eerste stippellijn in de tabel. Het betreft veelal beschikkingen voor particulieren, maar ook woningbouw projecten die niet zijn doorgegaan, of die om diverse andere redenen zijn ge-cancelled. Helaas is de SDE "+" al langere tijd ook bij de aantallen project beschikkingen massale verliezen aan het lijden, cumulerend in de enorme afschrijvingen onder SDE 2020 I. Het SDE "+" regime heeft de hoeveelheden teloor gegane project beschikkingen bij de oude SDE regelingen sedert de update van april 2020 ingehaald. Inmiddels 16.055 om 6.429 stuks.
Nieuwe grafieken - updates
Om goed zichtbaar te maken wat de volumes aan teloor gegane (beschikte) aantallen en capaciteiten zijn, heb ik in deze analyse wederom de 2 volgende, bijgewerkte grafieken opgenomen.
In bovenstaande grafiek links de stapel kolom met de aantallen oorspronkelijk uitgegeven PV beschikkingen, voor alle SDE (2008-2010), SDE "+" (2011-2020 I), resp. SDE "++" (2020 II-2021) regelingen. Met bovenaan de sommatie van wat ooit is uitgegeven voor solar: 59.835 beschikkingen tm. SDE 2021. NB: niet "projecten", omdat veel project sites meerdere beschikkingen hebben gekregen. In de rechter kolom de hoeveelheden die er in de RVO update van 1 juli 2022, tot en met SDE 2021, in totaal zijn overgebleven, als gevolg van voortdurende eliminatie van om wat voor reden dan ook weer verwijderde project beschikkingen uit de RVO database. Er zijn nu nog in totaal 37.235 beschikkingen over. Inclusief de in de huidige update toegevoegde SDE 2021 beschikkingen, waarvan zelfs al een klein aantal vrij snel zijn gerealiseerd (zie later). Dat laatstgenoemde totaal cijfer is 62,2% van het oorspronkelijke toegekende volume (blauwe pijl). In de vorige update was dit percentage wat lager, 60,2%, maar daar zat SDE 2021 nog niet bij.
Vooral de forse verliezen bij de populaire SDE "+" 2017-2018 regelingen vallen hier al op, maar het nieuwe drama is zich al aan het aftekenen onder SDE 2020 I: de hoeveelheid overgebleven beschikkingen is nog maar 44% van het oorspronkelijke volume, in relatief korte tijd. Onder de oude 3 SDE regelingen zijn destijds ook al grote volumes verloren gegaan (de nodige op kleinzakelijke projecten, en bij veel particulieren). Nog steeds "lekken" er ook van die oudste drie regelingen af en toe een gering aantal beschikkingen weg, in bijna elke RVO update. RVO besteedt geen enkele aandacht aan de wegval van die oudere, reeds lang geleden opgeleverde project beschikkingen. Van de oorspronkelijk uitgegeven 16.047 beschikkingen voor genoemde eerste drie SDE regelingen zijn er inmiddels nog maar 9.618 over (60%).
Voor de feitelijke realisaties t.o.v. de rechts weergegeven overgebleven beschikkingen, zie de nieuwe grafiek onder aantallen in sectie f.
In deze tweede grafiek een vergelijkbaar beeld als bij de aantallen beschikkingen, maar ditmaal met de oorspronkelijk beschikte capaciteit per regeling (in MWp, links), resp. de daarvan overgebleven beschikte volumes in de update van 1 juli 2022 (ditto, MWp, rechter kolommen stapel). Aan de stapels zijn in de huidige update ook de volumes voor de tweede SDE "++" regeling, SDE 2021, toegevoegd. Die vooralsnog weinig verlies kent.
In totaal is er, tm. SDE 2021, een spectaculair volume van 26.543 MWp (26,5 GWp) ooit beschikt onder SDE en haar opvolger regelingen, onder de noemers SDE "+", resp. SDE "++". Daarvan zou op 1 juli jl. een volume van in totaal 19.769 MWp zijn overgebleven volgens de RVO boekhouding, een nog steeds relatief hoge score van 74,5% (blauwe pijl bovenaan). In de vorige update was dit nog 71,6%, maar daar zat het grote volume van SDE 2021 natuurlijk nog niet bij, wat nu nog een hoge stempel drukt op de totale capaciteiten.
Dat het totale percentage, in verhouding tot de aantallen beschikkingen (62,2%, vorige grafiek), zo hoog ligt, komt vooral doordat de verliezen bij de aantallen zeer groot zijn geweest, aanvankelijk bij de drie oude SDE regelingen, en culminerend onder SDE 2020 I. Terwijl de recent toegevoegde record regeling SDE 2021, met nog bijna de volledige beschikte capaciteit (inmiddels 3.769 MWp) nu nog volop de rest domineert. Als hier veel van zal gaan afvallen, net als bij veel van de "succesvolle" voorganger regelingen onder SDE "+", wordt de verhouding waarschijnlijk heel anders. Veel zal ook afhangen van het overblijven van veel grote projecten. Als die om wat voor reden dan ook alsnog zouden afvallen, kan dit een forse invloed gaan hebben op de ratio overgebleven versus oorspronkelijk toegekend, in deze capaciteit grafiek.
In het "kader" gevormd door de twee lange zwarte stippellijnen heb ik de volumes voor de vier "historisch succesvolle" SDE 2017 en 2018 regelingen weergegeven. Oorspronkelijk was dat een volume van 8.928 MWp, maar daar is nog maar 5.568 MWp van overgebleven. Derhalve, een verhouding van 62,4%. Dat is beduidend minder dan de 74,5% voor alle project beschikkingen bij elkaar. Wat aangeeft, dat de verliezen bij deze vier, bij zowel de aanvragen als de beschikkingen succesvolle regelingen bovenmatig hoog zijn geweest. Een vergelijkbaar lot gaan de opvolger regelingen SDE 2019 I en SDE 2020 I tegemoet, waar nog maar 63,8%, resp. 59,1% van de oorspronkelijk beschikte capaciteit van over is.
Voor het feitelijke gerealiseerde volume aan beschikte capaciteit t.o.v. de rechts weergegeven overgebleven beschikkingen, zie de nieuwe grafiek onder capaciteit in sectie f.
(b) Fysieke realisaties per SDE jaar-ronde "volgens de officiële RVO cijfers" (groene sectie in tabel), accumulaties
In totaal is er tot en met de huidige officiële RVO update een volume van 8.023 MWp "SDE beschikt" opgeleverd (ruim 8 GWp), verdeeld over 27.960 project beschikkingen, waarbij we de interne administratieve vertragingen bij RVO voor lief nemen. De volumes zijn derhalve minimale hoeveelheden, er is aan het begin van het derde kwartaal van 2022 al veel meer netgekoppelde, SDE gesubsidieerde capaciteit opgeleverd.
De opleverings-sequentie van de beschikte capaciteiten volgens de RVO updates was, van meest recent naar ouder, als volgt: april 2022 7.835 MWp, januari 2022 7.045 MWp, oktober 2021 6.436 MWp, juli 2021 6.108 MWp, april 2021 5.521 MWp, januari 2021 4.911 MWp, september 2020 4.019 MWp, juli 2020 3.663 MWp, apr. 2020 3.319 MWp, jan. 2020 2.771 MWp, nov. 2019 2.463 MWp, aug. 2019 2.031 MWp, mei 2019 1.815 MWp, jan. 2019 1.368 MWp, oktober 2018 1.124 MWp.
Genoemde aantal van bijna 28 duizend beschikkingen in de huidige update betreft echter beslist veel minder projecten, omdat er veel sites meerdere beschikkingen hebben, een van vele eigenaardigheden van de SDE regelingen die nooit de pers halen, maar die Polder PV al vele jaren signaleert en toelicht. Aanvankelijk kwam het merendeel van dat "aantal" uit de oude SDE regelingen, toen duizenden particulieren mee konden doen. Dat is echter al in recente updates omgeslagen naar het SDE "+", en, in de vorige update, toegevoegde SDE "++" volume, wat vrijwel exclusief op en door bedrijven, instellingen, gemeentes e.d. wordt gerealiseerd, achter grootverbruik aansluitingen. Veel grote rooftop projecten hebben meerdere beschikkingen, deels onder dezelfde regeling, deels onder verschillende SDE rondes. Een deel betreft uitbreidingen van eerder gerealiseerde projecten, een fors deel is gewoon opsplitsing van projectplannen voor dezelfde lokatie, verdeeld over meerdere tranches. Hetzelfde geldt voor diverse grote veld-installatie projecten. Alle individuele beschikkingen moeten separaat, fysiek gecertificeerd en geijkt bemeten worden (pers. comm. CertiQ), dus dat gaat vaak om technisch-logistiek bezien nogal complexe bedradings-, en, gezien de hoge capaciteiten die daarmee gepaard gaan, ingewikkelde afzekerings-trajecten.
Alle anderszins gefinancierde projecten, inclusief de al vele honderden PCR of, recenter, SCE ("postcoderoos 2.0") gesubsidieerde installaties die geen SDE "component" hebben, recentere installaties met EIA belasting voordelen, en ook de projecten zonder enige vorm van directe overheids-subsidie, zult u in de hier geanalyseerde SDE overzichten in het geheel niet terugvinden. Goed om dat in de oren te blijven knopen.
Het aandeel van alleen SDE op totaal realisatie SDE + SDE "+" + SDE "++" bedraagt momenteel 9.618 (overgebleven !) beschikkingen = ruim 34% bij de aantallen, inclusief de in de huidige update toegevoegde SDE 2021 regeling. Dat was nog 60% in de augustus 2019 update (zonder de SDE 2019 - SDE 2020 I rondes). Dat aandeel zal stapsgewijs verder blijven dalen, naarmate er meer SDE "+" en SDE "++" projecten zullen worden opgeleverd. Bovendien verdwijnen er nog steeds druppelsgewijs eerder afgegeven beschikkingen, maar dat geschiedt zowel bij de oude SDE, als bij de latere SDE "+" en SDE "++" rondes. Het aandeel van alleen opgeleverde SDE beschikkingen is slechts bijna 49 MWp op een totaal van momenteel 8.023 MWp (SDE + SDE "+" + SDE "++") = 0,61% (april 2022 0,62%, januari 2022 0,69%, oktober 2021 0,76%, juli 2021 0,8%, april 2021 0,9%, januari 2021 1,0%, sep. 2020 1,2%, juli 1,3%, apr. 1,5%, jan. 2020 1,8%, nov. 2019 2,0%, aug. 2019 2,4%, mei 2019 2,8%; dit was nog zonder SDE 2017 II in de april 2018 update 6,4%; in juli 2017 was het nog ruim 10%). Wezenlijk verschillend, dus.
Dat heeft alles te maken met de enorme schaalvergroting onder het SDE "+" regime, waar onder de "bovencap" van, ooit, 100 kWp is ge-elimineerd, en er enorm grote projecten werden beschikt, en inmiddels, in een steeds rapper tempo, zijn, en worden opgeleverd. Zoals Zonnepark Harpel / Vlagtwedde, het daar op volgende nog grotere Zonnepark Vloeivelden Hollandia, het recent opgeleverde grote Dorhout Mees project op de oude golfbaan in Biddinghuizen, en het al langer in stappen voorbereide grootschalige project Energielandgoed Wells Meer (Limburgse gemeente Bergen, zie de aparte website). Een eerste (SDE 2021 "++") beschikking voor een 1 hectare grote "pilot" van 2.000 zonnepanelen voor Wells Meer is al afgegeven door RVO (nieuwbsbericht van 4 februari 2020, op de project website). Als alle beschikkingen voor de "zon op dijken" projecten van drie ontwikkelaar groepen voor de westkust van de Noordoostpolder (Fl.) bij elkaar worden geveegd, zou je op een nog groter project volume komen (beschikt ruim 400 MWp). Ik houd de aparte delen echter vooralsnog gescheiden, vanwege het gesplitste eigenaarschap van die grote deelprojecten.
Relevant in dit aspect blijft, dat de opgevoerde beschikte capaciteit bij RVO zeker bij de duizenden oudere installaties bijna nooit het daadwerkelijk gerealiseerde vermogen van de installaties weergeeft. Daar kunnen behoorlijke afwijkingen in zitten. Bovendien kunnen beschikkingen door RVO later nog aangepast worden. Zo verloor de beschikking voor het bekende, in 2017 opgeleverde Woldjerspoor project van GroenLeven in Groningen maar liefst 6 MWp (!) t.o.v. de oorspronkelijk beschikte capaciteit. Het resultaat lijkt echter, met de huidige update van 1 juli 2022, nog steeds niet de daadwerkelijk opgeleverde capaciteit weer te geven, volgens de detail project informatie beschikbaar bij Polder PV, het verschil is dik 20%. Er zijn geen andere (al dan niet anonieme) veldopstelling beschikkingen bekend in dit gebied. Ook van andere (grote) projecten heb ik realisaties die (veel) hoger, óf véél lager uitvallen dan de beschikking van RVO toont.
Relatieve recordhouders bij de realisaties
Kijken we bij de realisaties naar de percentages t.o.v. de oorspronkelijke beschikkingen, duiken andere "record houdende SDE jaarrondes" op dan bij de absolute volumes. Voor de "oude SDE" was dat SDE 2009 voor zowel aantallen en capaciteiten (inmiddels, door historische uitval 66 resp. 76 procent van oorspronkelijk beschikt). Hierin zal geen (positieve) wijziging meer komen, die regelingen zijn al lang "afgerond". Alleen wegval van dergelijke projecten zou nog tot kleine neerwaartse bijstellingen kunnen gaan leiden. Waarbij "wegval" beslist niet persé hoeft te betekenen, dat het project is afgebroken o.i.d. Het kan zijn verhuisd (zonder de beschikking "mee te nemen"), of overgenomen, waarbij de nieuwe eigenaar geen trek had in SDE administratie "gedoe", of er zijn andere redenen waarom de beschikking zou kunnen zijn vervallen. Wie weet hoort "fraude" daar ook bij, al hoor je daar nooit iets over in relatie tot de oude, kleine beschikkingen jaren geleden verstrekt.
Voor het "SDE+ regime" zijn de "records" inmiddels voor de aantallen (72%) nog steeds de inmiddels afgesloten SDE 2014 regeling, ook al is in absolute zin al sedert een eerdere update SDE 2017 I deze ooit populaire regeling voorbij gestreefd (inmiddels 2.744 versus 2.144 opgeleverde project beschikkingen). En ook de najaars-ronde van SDE 2018, en van 2017 zijn, met 2.309 resp. 2.196 gerealiseerde beschikkingen, SDE 2014 in absolute zin al voorbij.
De zeer weinig volumes leverende SDE 2015 heeft op het vlak van invulling van de capaciteit een "score" van bijna 72% t.o.v. oorspronkelijk beschikt. SDE 2016 I was even tweede, verloor die positie door een neerwaartse aanpassing van de beschikte capaciteit in de update van januari 2020, maar is terug op de tweede positie sedert de update van april 2020, met 68,4% t.o.v. oorspronkelijk beschikt. Daardoor is SDE 2014, met 65,2%, op de 3e plaats beland onder het SDE "+" regime. Bij SDE 2016 I zal dat niet meer wijzigen, er staat namelijk nog maar 20 kWp open voor 1 beschikking. SDE 2014 is in de update van april 2022 al definitief afgerond met het verschijnen van het laatste "ja" vinkje bij RVO.
Opvallend is de zeer slechte prestatie voor de (ook reeds lang afgeronde) SDE 2012: slechts 31% van aantal oorspronkelijke beschikkingen opgeleverd, en zelfs maar 27% van de capaciteit. Uiteraard was er ook maar heel weinig beschikt (oorspronkelijk 17,1 MWp, waarvan er echter maar 4,5 MWp is overgebleven), anders had dat een "ramp-subsidie-jaar" geworden.
De latere regelingen gaan nog spannend worden, mede gezien de enorme verliezen van beschikkingen binnen die rondes, die waarschijnlijk nog verder zullen gaan oplopen. SDE 2017 I zit nog maar ruim 61% realisatie t.o.v. oorspronkelijk beschikt, maar heeft nog wel wat volume te gaan (60 MWp, 2,5% t.o.v. oorspronkelijk toegekend volume). De verwachting is, echter, dat er nog wat volume van zal gaan wegvallen. Er zal dus maximaal 64% gerealiseerd kunnen gaan worden van de oorspronkelijk beschikte capaciteit.
De najaarsronde van dat jaar zit met de realisaties zelfs al wat hoger, 62,7% bij de capaciteit, met nog 114 MWp (6% van oorspronkelijk beschikt volume) te gaan. Deze kan bij beperkte verdere wegval dus beslist flink over de 65% realisatie heen gaan. Latere SDE regelingen zitten bij de capaciteits-realisatie nu nog op percentages (ver) onder de 50% t.o.v. de oorspronkelijk beschikte volumes.
Gemiddelde beschikking grootte bij de realisaties
In de kolom realisaties ziet u achteraan de uit de aantallen en beschikte capaciteiten berekende gemiddelde omvang per beschikking, volgens de toekenningen van RVO. Hierin is een duidelijk trend van schaalvergroting herkenbaar. Van zeer klein (gemiddeldes van zo'n 2-9 kWp per beschikking onder de 1e 3 SDE regimes), tot fors uit de kluiten gewassen in groeiende tendens onder de "SDE+" regimes vanaf SDE 2011. Groeiend van gemiddeld 48 kWp onder SDE 2011 tot volumes tussen de 214 en 268 kWp gemiddeld in de SDE 2014-2016 I regelingen. Een vorig recordhouder, SDE 2016 II in de april 2020 update nog op 489 kWp zittend, is door de nieuwe, gemiddeld genomen kennelijk kleinere realisaties in de latere updates weer een stuk lager uitgekomen, inmiddels op 458 kWp. In een van de vorige updates is een nieuwe, vermoedelijk tijdelijke recordhouder opgedoken, de najaars-ronde van SDE 2019, die momenteel op 1.208 kWp gemiddeld per beschikking is gekomen. Dat was in de april 2022 versie nog 1.181 kWp, in januari 2022 864 kWp, in de oktober update van vorig jaar 702 kWp, en daarvoor zelfs nog maar 184 kWp bij de realisaties (in juli 2021 was het tijdelijk fors hoger, 762 kWp). Nog steeds zijn er relatief weinig beschikkingen ingevuld, 415 stuks.
Na het hoge niveau van deze najaars-ronde van SDE 2019, vallen de overige gemiddeldes globaal genomen weer terug naar 588 kWp (SDE 2018 II), 546 kWp (SDE 2017 II), 527 kWp (SDE 2017 I), 458 kWp voor SDE 2016 II, en 421 kWp onder SDE 2018 I. De inmiddels 1.587 gerealiseerde beschikkingen van SDE 2020 I betreffen nog relatief kleine projecten, met gemiddeld slechts 307 kWp per stuk (volgens beschikking). De laatstgenoemde regeling moet uiteraard nog een beetje "op stoom" komen, met name wat de grote project realisaties betreft. SDE 2020 II heeft nog maar 298 gerealiseerde beschikkingen, met een relatief bescheiden gemiddelde van 268 kWp per realisatie. De net toegevoegde SDE 2021 zit nog maar op gemiddeld 186 kWp, voor de eerste 26 opgeleverde beschikkingen. Typische "beginner" projectjes bij een recent opgenomen SDE regeling in de RVO verzameling.
Voor alle realisaties bij elkaar heeft het gemiddelde per beschikking inmiddels al een omvang bereikt van 287 kWp. In de vorige updates waren die gemiddeldes achtereenvolgens: april 2022 286 kWp, januari 2022 266 kWp, oktober 2021 251 kWp, juli 2021 245 kWp, apr. 2021 229 kWp, jan. 2021 215 kWp, sep. 2020 184 kWp, juli 2020 175 kWp, apr. 2020 167 kWp, jan. 2020 150 kWp, nov. 2019 138 kWp, aug. 2019 121 kWp, mei 2019 114 kWp, jan. 2019 90 kWp, daar voor 77 kWp. Ook al groeit dat gemiddelde dus continu door, het wordt nog steeds fors gedrukt door de vele kleine residentiële projecten onder de 3 oudste SDE regimes, zoals ook al bekend is uit de maandelijks door Polder PV geanalyseerde CertiQ data over de gecertificeerde zonnestroom capaciteit in ons land.
Splitsen we die twee regimes uit (onderaan in de tabel), is de oude SDE op de gemiddelde overgebleven beschikking grootte blijven steken van ruim 5 kWp. SDE "+" heeft een aanzienlijk groter gemiddelde bij de realisaties, inmiddels 438 kWp. Maar dat is nog wel slechts 72% van het gemiddelde volume van alle overgebleven beschikkingen (rode cijfer veld, 607 kWp gemiddeld). In de update van juli 2020 lag het laatst genoemde gemiddelde op 604 kWp, flink hoger lag dan de 532 kWp in de update van april van dat jaar. Deze fluctuaties zijn het gevolg van het opnemen van de SDE 2019 najaars-ronde in de cumulatie van de beschikkingen (april 2020), die per stuk gemiddeld zeer grote installaties heeft toegevoegd, gevolgd door de SDE 2020-I ronde, die gemiddeld weer veel kleinere project beschikkingen heeft opgeleverd, al was het wel in grote aantallen.
De gemiddelde project groottes bij de overgebleven beschikkingen (rode veld in tabel) zijn, voor de regelingen waarvoor nog (veel) projecten open staan, ook bij de deel regelingen hoger dan die bij de realisaties. Dit komt omdat vele (zeer) grote projecten nog niet zijn gerealiseerd. Als die worden opgeleverd, zullen ze een opwaartse druk geven aan het systeem gemiddelde van de uiteindelijk gerealiseerde projecten cumulaties. Voor alle overgebleven beschikkingen is het gemiddelde momenteel 531 kWp. Dat is wederom een opvallende toename t.o.v. de 482 kWp in de vorige update. Genoemde 531 kWp is een factor 1,9 maal zo hoog dan bij de realisaties tot nog toe.
(c) Actuele portfolio aan overgebleven SDE beschikkingen voor PV (zwarte sectie in tabel), accumulaties
Dit alles (oorspronkelijk beschikt minus verloren gegane beschikkingen cq. realisaties) leidt tot een "overgebleven" pool aan beschikte projecten die nog opgeleverd moet gaan worden. Of, bij pech, tot extra verlies om wat voor reden dan ook. In de juli 2022 update waren er bij RVO voor SDE 2015 tm. SDE 2021 nog 9.275 beschikkingen over, resp. 11.746 MWp (april 2022, nog zónder SDE 2021, 8,5 GWp, januari 2022 10,9 GWp, oktober 2021, incl. SDE 2020 II, 11,8 GWp, juli 2021, nog zónder SDE 2020 II, bijna 9,0 GWp, april 2021 9,8 GWp, januari 2021 10,9 GWp, sep. 2020, met SDE 2020 I toegevoegd, 12,1 GWp, juli 2020, nog zonder SDE 2020 I 9,4 GWp, apr. 2020, nog zonder SDE 2019 II 8,1 GWp, jan. 2020 nog 9,3 GWp, nov. 2019 10,1 GWp, aug. 2019, nog zonder SDE 2019 I, nog ruim 8,2 GWp). Ondanks de doorgaande verliezen van beschikkingen bij diverse oudere SDE regelingen, heeft de toevoeging van SDE 2021 weer voor een forse opwaartse bijstelling van de populatie "nog op te leveren" gezorgd.
Deze resterende capaciteit van ruim 11,7 GWp is een zeer groot volume, voor een land wat begin 2021, volgens de meest recente CBS update, inclusief de projecten markt, én residentieel, na al die jaren, 14.418 MWp aan PV capaciteit had staan. Puur theoretisch zou dat volume alleen al vanwege de resterende, nog niet ingevulde SDE beschikkingen met ruim 80% kunnen toenemen, maar helaas gaat daar natuurlijk nog heel veel capaciteit om diverse redenen van wegvallen.
De marginale resterende volumes voor SDE 2015-2016, 1,35 MWp, zullen, afhankelijk van realisatie of definitieve "afvoer", niets meer uitmaken gezien hun zeer geringe omvang. Wat de forse resterende volumes voor de opvolgende regelingen betreft, moet daar deels wel voor worden gevreesd, als ze niet op tijd gebouwd of aan het net kunnen worden gekoppeld. Mede gezien de smaller geworden tijd-vensters voor de oplevering (ondanks het geaccordeerde uitstel onder voorwaarden van een jaar extra realisatie tijd in Den Haag), gecombineerd met om zich heen grijpende netcapaciteit problemen en tekorten aan personeel bij de netbeheerders. Voorspellingen zullen op dit vlak met prudentie moeten worden genoten, want het aantal onzekerheden over de (potentie aan) realisaties neemt alleen maar toe. Zelfs als we er van uitgaan dat er al verschillende "oplossingsrichtingen" voor de beperkte net capaciteit in gang zijn gezet. Makkelijk zal het allemaal beslist niet gaan.
(d) Ratio SDE+/SDE
Onderaan twee velden in de tabel heb ik ook nog de ratio berekend van de officieel overgebleven beschikte volumes voor alle SDE "+" t.o.v. de oude SDE regelingen (rode veld), en dit herhaald voor de reeds door RVO als opgeleverd beschouwde project beschikkingen (groene veld). Die verhouding ligt, vanwege heftige toevoegingen van beschikkingen onder met name de laatste acht SDE "+" rondes, verminderd met de tussentijdse aanzienlijke hoeveelheden reeds verloren gegane exemplaren, net als in de vorige update, rond de 2,1 voor de aantallen overgebleven beschikkingen. In de update van juli 2017 was het slechts een factor 0,6. De SDE werd door duizenden particuliere toekenningen gedomineerd, en die was tot niet zo lang geleden bepalend voor deze inmiddels aardig "recht getrokken" verhouding. Bij de realisaties is die verhouding inmiddels ongeveer 1,9. Dit, omdat veel grote projecten uit latere SDE "+" regelingen nog niet zijn opgeleverd, en de vele reeds afgeronde oude SDE micro projectjes die som nog zwaarder onder druk zetten.
Bij de capaciteiten is de verhouding precies andersom, omdat SDE "+" gedomineerd wordt door talloze zeer grote projecten. Bij de overgebleven beschikkingen, incl. de zeven toegevoegde SDE 2017-2019 en SDE 2020 I regelingen, is die factor weer verder afgenomen, een verhouding 255 : 1 (SDE "+" staat tot SDE; in update van 1 april 2022 factor 260 : 1, 1 januari 2022 factor 293 : 1, oktober 2021 factor 299 : 1, juli 2021 factor 308 : 1, apr. 2021 factor 313 : 1, jan. 2021 factor 322 : 1, in sep. 2020 nog 326 : 1; in juli 2020 261 : 1; in juni 2018 120 : 1, wel ook tussentijdse afname vanwege uitval van beschikkingen !).
Bij de realisaties ligt die verhouding een stuk lager, inmiddels een factor 162 : 1 (in april 2022 nog 159 : 1, in januari 2022 143 : 1, in oktober 2021 131 : 1, juli 2021 124 : 1, apr. 2021 112 : 1, jan. 2021 nog 100 : 1, sep. 2020 nog 81 : 1; in juli 2020 nog 73 : 1; in de juni 2018 update was dat nog 17 : 1, dus nog steeds verder oplopend). Met dezelfde oorzaak: veel zeer grote projecten in de beschikkingen zijn nog niet opgeleverd, inclusief de grote volumes uit SDE 2017 I tm. SDE 2020 I. Tot slot, bij de gemiddelde systeemgrootte vinden we die trend wederom terug. SDE "+" staat tot SDE bij de overgebleven beschikkingen 120 : 1, maar bij de realisaties nog "maar" een factor 87 : 1 (juni 2018 update 43 : 1). Ook deze verhoudingen kunnen wijzigen, naar gelang er een fors aantal grote "SDE + projecten" daadwerkelijk alsnog gerealiseerd zal gaan worden.
Uiteraard zijn dergelijke vergelijkingen ook te maken tussen de SDE en SDE "++" regelingen, of tussen SDE "+" en SDE "++", maar omdat de eerste SDE "++" ronde, SDE 2020 II, pas in een recente update is toegevoegd, en de SDE 2021 pas in het huidige besproken exemplaar, heeft dat nog niet veel zin. Wellicht wil ik daar in een later stadium nog wat woorden aan spenderen.
(e) Evolutie systeemgemiddelde capaciteit volgens RVO beschikkingen
In een van de artikelen over de effecten van de beschikkingen van SDE 2019 I, heb ik reeds uitgebreid stil gestaan bij de belangrijke factor "gemiddelde capaciteit" per beschikking, en bij de realisaties. Zie daarvoor het 5e artikel in die reeks (16 november 2019), paragraaf 3.
(f) Verzamel grafieken alle SDE regelingen - PV capaciteit bij beschikkingen / realisaties
In deze paragraaf toon ik weer de meest recente versies van de 2 bekende "stapel grafieken" met de begin juli dit jaar overgebleven volumes bij de beschikkingen (weergegeven in de grafiek hierboven, onder a), en bij de door RVO opgegeven "realisaties". Die vindt u hier onder.
Stapelgrafiek met links de kolommen stapel met de overgebleven (!!) hoeveelheden beschikkingen van SDE 2008 tm. SDE "++" 2021. SDE 2021 is in de huidige update toegevoegd, en nog grotendeels met intacte oorspronkelijke volumes (bruin-rode segment bovenaan). In combinatie met de voortgaande uitval bij de oudere SDE regelingen, zien we momenteel een cumulatie in de resterende, overgebleven hoeveelheid van 37.235 toekenningen voor zonnestroom (project beschikkingen). Dat waren bij de ooit oorspronkelijk vergeven exemplaren nog 59.835 beschikkingen (zie tabel en eerste grafiek onder a). De rechter stapel kolom geeft de in de update van 1 juli 2022 door RVO formeel als "gerealiseerd" verklaarde hoeveelheden beschikkingen per regeling weer. Met als voorlopige cumulatie 27.960 beschikkingen gerealiseerd. Wat 75,1% van het overgebleven aantal "totaal overgebleven beschikt" (linker stapel) is. Wederom een fors verschil met de 81,1% in de vorige update, wat grotendeels het gevolg is van de opname van SDE 2021 bij de beschikkingen (linker kolom).
Goed is hier het grote verschil tussen de SDE 2019 II en SDE 2020 I regelingen te zien. De eerste had relatief zeer weinig beschikkingen, die gemiddeld per stuk echter wel "zeer groot" waren. De laatste SDE "+" regeling, 2020 I, had een record aantal aan gemiddeld genomen véél kleinere toekenningen, waar, ondanks de massieve uitval, nog steeds veel volume van over is. Daar bovenop zijn links de nieuwe volumes voor SDE 2020 II en SDE 2021 gestapeld, waarvan echter nog maar weinig beschikkingen zijn opgeleverd. "Onderin" de kolommen stapel is er, tm. SDE 2016 II vrijwel geen activiteit meer, omdat bijna al die oudere regelingen geen openstaande beschikkingen meer hebben (of nog maar een handvol). Wel is er soms nog geringe uitval, met name, regelmatig, bij de oudste 3 SDE regelingen. Die uitvallers zien we druppelsgewijs in deze grafiek terug komen, al hebben ze relatief weinig impact.
Vergelijkbare stapelgrafiek, met nu niet de aantallen (overgebleven) beschikkingen, maar links ditto, de totale capaciteit in MWp die er over is gebleven in de laatste update (met reeds aanzienlijke volumes door RVO virtueel weg gekieperd en dus niet meer zichtbaar). Zie ook de tweede grafiek onder paragraaf (a), voor een vergelijking tussen oorspronkelijk beschikte volumes en op 1 juli dit jaar daarvan overgebleven hoeveelheden.
De in de huidige update nieuw toegevoegde SDE 2021 regeling is, nog vrijwel ongeschonden sinds de in de kamerbrief genoemde volumes, bovenaan zichtbaar, met nog 3.769 MWp aan beschikt vermogen (oorspronkelijk toegekend 3.790 MWp). Het totale volume voor alle regelingen culmineert in (inmiddels overgebleven) 19.769 MWp. Dat was bij het ooit oorspronkelijk vergeven / beschikte project volume nog 26.543 MWp (zie tabel en grafiek onder paragraaf a). Vooral de verliezen bij de SDE 2017 tm. SDE 2020 I regelingen wegen zwaar. Rechts het nog zeer beperkte "gerealiseerde" volume, althans van de beschikkingen (niet de werkelijk opgeleverde capaciteit !). Met in totaal "officieel" 8.023 MWp gerealiseerd, ruim 8 GWp. Wat nog maar 40,6% is van het (overgebleven) beschikte volume. Er is dus in ieder geval wat het RVO - SDE dossier betreft, op het gebied van te realiseren capaciteit nog 59 procent van het nu (overgebleven) beschikte volume te gaan.
Het CertiQ dossier (met fysiek gerealiseerde volumes) blijkt in hun laatste status update van eind juni 2022 alweer een stuk verder te zijn, t.o.v. de gerealiseerde volumes beschikkingen van RVO. Bij CertiQ stond begin juli 2022 8.466 MWp aan fysieke opleveringen, waarvan het allergrootste deel SDE beschikte projecten is (en nog een onbekend, hoogstwaarschijnlijk "zeer beperkt" deel zonder SDE beschikking). Wat alweer 5,5% meer geaccumuleerd volume is dan wat er begin juli 2022 in totaal als gerealiseerd beschikt staat bij RVO (incl. SDE 2021). Zouden we het bereikte CertiQ volume afmeten aan het overgebleven beschikte totaal volume bij RVO, zouden we al op 42,8% realisatie komen (kader in grafiek). Met de voorbehouden die daar bij horen.
Normaliter ligt CertiQ altijd (ver) voor op het RVO - SDE dossier. Feit blijft, dat sowieso bij RVO talloze reeds netgekoppelde projecten nog niet met een "ja" vinkje zijn gezegend in de publiek beschikbare data overzichten. Die dus nog niet in hun cijfers kunnen zitten. Die projecten staan al lang in de CertiQ databank, omdat er al meteen garanties van oorsprong aangemaakt moeten gaan worden, "zodra de stekker in het betreffende project gaat". De meeste projecten achter grootverbruik aansluitingen dienen maandelijks (automatisch) meetgegevens via de meet-gemachtigde in, die direct naar CertiQ worden doorgesluisd na validatie. Registratie bij CertiQ gebeurt in het grootste deel van de gevallen zeer rap na fysieke netkoppeling. Dagelijks worden updates gedraaid met de nieuwste toevoegingen die door de exploitanten worden doorgegeven, en waarvoor de netbeheerders hun formele fiat hebben gegeven (pers. comm. CertiQ). Wat daarna geschiedt in het RVO traject kan echter vele maanden kosten, voordat dit leidt tot een "formeel ja vinkje" in hún databestand.
Het verschil tussen "overgebleven beschikt" volume en "gerealiseerd volume status 1 juli 2022" bedraagt 19.769 - 8.023 = 11.746 MWp (ruim 11,7 GWp). Sowieso gaat hier nog heel veel volume van afvallen, gezien de trend van de afgelopen overzichten van RVO. En het is nog steeds niet het "gerealiseerde" volume. Dat kunnen we alleen te weten komen als exacte project informatie beschikbaar komt, zoals in ultimo bij CertiQ bekend moet zijn of worden. Polder PV heeft in ieder geval van de "top" in de markt, de grootste projecten, inclusief de 625 reeds gerealiseerde grondgebonden zonneparken (excl. andere "niet rooftop" projecten zoals drijvende projecten), die de grootste volumes aan MWp-en inbrengen, het meest complete, gedetailleerde overzicht van Nederland.
Thermische zonne-energie
Over dit kleine andere zonne-energie dossier is er ditmaal niet veel zinnigs te melden. Er zijn geen nieuwe realisaties gemeld sedert de update van 1 april jl., en er zijn geen wijzigingen geweest in de eerder opgeleverde aantallen of capaciteiten. Vandaar dat de kolommen rechts in de grafiek identiek zijn.
Wel zijn er nieuwe beschikkingen vanuit de SDE 2021 regeling toegevoegd. Dat zijn er ditmaal 9, met een gezamenlijke capaciteit van 4,92 MWth. De grootste 2, beiden met een beschikt vermogen van 1,16 MWth, vinden we bij een winkel / bedrijfsverzamelgebouw in Lijnden (Haarlemmermeer, NH), resp. een sporthal complex bij De Oversteek brug in Nijmegen (Gld).
Ook zijn er weer beschikkingen verloren gegaan, 1 maal van SDE 2018 II, 1 maal van SDE 2019 II, en alweer 3 exemplaren van de onfortuinlijke SDE 2020 I regeling.
De combinatie van enkele toevoegingen, en de verliezen van de weg gevallen beschikkingen resulteren begin juli 2022 in een overgebleven populatie van 104 beschikkingen voor thermische zonne-energie projecten, met een geaccumuleerd vermogen van 109,1 MWth. De oudste beschikking komt uit de SDE 2012 (al lang gerealiseerd), SDE 2015 en SDE 2017 II hebben géén beschikkingen voor dergelijke installaties (meer).
Voor details van de onveranderde status quo bij de realisaties, zie onder de analyse van de 1 april 2022 update (onderaan het artikel).
RES doel begint toch gevaar te lopen op basis van alleen SDE projecten
RVO insereert de laatste tijd ook een tabblad bij de projecten status sheets, met de volgens hen gehanteerde prognoses hoe het staat met de haalbaarheid van het zogenaamde RES doel. Dat was lange tijd: productie van 35 TWh aan extra, "subsidiabele" stroom uit de hernieuwbare bronnen wind en zonnestroom op land (incl. floating solar etc., installaties groter dan 15 kW), aan het eind van het jaar 2030. RVO heeft weer nieuwe berekeningen gedaan op basis van de meest actuele situatie bij de SDE regelingen. En komt nu op een prognose uit van "slechts" 31,1 TWh in 2030. Hierbij wordt onder anderen uitgegaan van slechts (gemiddeld) 60% realisatie van de beschikte capaciteit bij de nog niet gerealiseerde PV projecten, voor wind ligt die aanname veel hoger (98%). In de vorige update was de prognose nog maar 28,8 TWh, dus er is wel iets verbeterd, maar het is beslist nog niet voldoende (voor de oude doelstelling).
Ook al geeft RVO ook aan dat er geen "rechten" aan deze berekening ontleend kunnen worden, het geeft wel aan dat we voor die oorspronkelijke RES doelstelling bijna 4 TWh tekort zouden komen, als je alleen van het SDE potentieel zou uitgaan.l Dat is grofweg het equivalent van de maximaal haalbare jaarproductie van oude kernsplijter Borssele. Er moet dus meer gebeuren om dat doel te halen, in weerwil van de heel wat optimistischer berekeningen van Martien Visser van Energieopwek.nl, begin 2021 (33,2 TWh, zie artikel bij Sargasso.nl). Visser gaf in zijn berekening toen trouwens slechts 50% invulling van de PV beschikkingen op, en was dus pessimistischer dan het uitgangspunt bij RVO.
Eerdere analyses omtrent publicatie van de beschikkingen van de SDE 2021 regeling bij Polder PV:
SDE 2021 (tweede SDE "++"). Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "++" beschikkingen (16 juli 2022)
SDE 2021 (tweede SDE "++"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (17 augustus 2022)
SDE 2021 (tweede SDE "++"). Deel 4. RVO update alle SDE regelingen zonnestroom incl. SDE 2021, 1 juli 2022 - sterk gekrompen nieuw volume, 189 MWp realisaties toevegevoegd, en 295 MWp beschikte capaciteit verloren gegaan (26 augustus 2022; huidige artikel)
Bron (extern):
Feiten en cijfers SDE(+)(+) - RVO, status 4 juli 2022)
17 augustus 2022: SDE 2021 (tweede SDE "++"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken. In twee eerdere berichten heb ik reeds gerapporteerd over de eerste resultaten uit de kamerbrief over de enige subsidie ronde van SDE 2021, de tweede officiële SDE "++" regeling. In deel twee volgde een nadere analyse van de verhoudingen tussen de beschikkingen en aanvragen in die regeling, met de evolutie van enkele extra belangrijke parameters van alle regelingen sedert SDE 2008.
Dit derde deel behandelt, naar analogie van de analyse van de beschikkingen voor de najaarsronde van SDE 2020, (de eerste officiële SDE "++" regeling), en eerdere rondes, meer specifieke parameters van de zonnestroom beschikkingen in de RVO lijst, en in groter detail. Aandacht wordt hierbij gegeven aan indeling in grootte klasses, in type installatie (voor zover RVO daar kijk op heeft gekregen en er correcte meldingen zijn verstrekt), en in het beschikte potentieel aan de zonneparken en, de nodige installaties "op water". Wederom zijn er in deze ronde veel (130) zonnepark beschikkingen uitgegeven, inclusief 8 geanonimiseerde exemplaren. Ook al is de schaalvergroting bij solar op alle fronten nog steeds actueel, de gemiddelde capaciteit per beschikking is voor de veldopstellingen wat gedaald, naar bijna 13 MWp, t.o.v. het hoge gemiddelde van 16 MWp per toegekende aanvraag in de eerste SDE "++" ronde. Ook is er in detail gekeken naar de door RVO als zodanig gemarkeerde "watersystemen" (floating solar, PV "op water"), waarvoor 20 toekenningen zijn gedaan.
Om detail info over de vele afgegeven beschikkingen voor veldopstellingen boven tafel te krijgen, is weer de nodige tijd verstreken. Dergelijke info is beslist niet altijd simpel te vinden. Voor alle 130 beschikkingen voor door RVO als zodanig gemarkeerde grondgebonden installaties, inclusief een cryptische categorie "n.b.", is stuk voor stuk nagezocht wat voor (extra) informatie boven tafel gehaald kon worden. Van laatstgenoemde categorie is duidelijk geworden dat daar minstens 1 watersysteem bij zit, en nog eens 3 klassieke grondgebonden projecten. Wederom zitten er de nodige toevoegingen aan al bestaande projecten en extensies van eerder afgegeven beschikkingen voor nog niet gebouwde projecten bij, waardoor het totaal aantal "projecten" lager uitvalt dan het totaal aan beschikkingen voor deze categorieën.
Alle gevonden informatie is inmiddels weer toegevoegd aan het zeer belangrijke deel dossier "grondgebonden zonneparken" en "floating solar projecten" met SDE beschikking, bij Polder PV. Hierin is inmiddels een omvangrijk volume aan potentiële, nog te realiseren PV capaciteit ondergebracht. Alleen al voor klassieke veldopstellingen en projecten op water betreft dit een beschikte capaciteit van 5,2 GWp. Die zeer waarschijnlijk voor een aanzienlijk deel ook daadwerkelijk zal worden gerealiseerd, i.t.t. een substantieel deel van de projecten uit de "pending" lijst die nog geen felbegeerde beschikking hebben, en waarvan verwacht mag worden dat er nog heel veel van af kan vallen, vanwege een scala aan redenen. Waarbij de structurele problemen bij de beschikbare netcapaciteit een van de belangrijkste obstakels is, die niet makkelijk, en beslist niet binnen korte tijd, uit de weg zijn te ruimen.
1. Verdeling beschikkingen SDE 2021 over grootte klasses
2. Verdeling beschikkingen SDE 2021 over type opstelling
3. Verdeling beschikkingen SDE 2021 bij de veldopstellingen (grondgebonden zonneparken)
4. Verdeling beschikkingen SDE 2021 bij de floating solar projecten ("watersystemen")
5. Maximale subsidie bedragen tm. SDE 2021
6. Resulterende project portfolio
(1) Verdeling beschikkingen SDE 2021 over grootte klasses
Ten eerste de verdeling van de in totaal 3.716 beschikkingen voor toegekende PV projecten onder SDE 2021. Met in totaal een zoveelste nieuw record van 3.739,8 MWp aan toegekende capaciteit, goed voor een maximaal uit te keren budget van MEUR 2.057 over een periode van 15 jaar (afgezien van mogelijkheid van extra jaar d.m.v. "banking"). Net als het vorige exemplaar voor SDE 2020-II, verschilt deze grafiek qua karakter en onderlinge verhoudingen wederom aanzienlijk van die voor de voorjaarsronde van SDE 2020 (laatste SDE "+" regeling), waarbij er een record van 6.882 beschikkingen werd toegekend, die gemiddeld "relatief klein" waren. Er werd destijds voor deze hoeveelheid beschikkingen een gezamenlijke capaciteit van 3.440 MWp toebedeeld, en een budget toekenning van maximaal MEUR 2.148. Die ook al zeer sterk afweek, qua karakter, van de zwaar overtekende najaarsronde voor 2019, waarin juist een relatief gering aantal beschikkingen werd toegewezen, die echter gemiddeld per stuk zeer groot waren (zie bespreking van juli 2020 en gekoppelde analyses).
Ter vergelijking, zie hier de identieke grafiek voor de voorgaande SDE 2020-II regeling, in een apart tabblad.
In deze stapel grafiek worden drie parameters getoond, aantallen beschikkingen voor PV projecten binnen SDE 2021 (linker kolom), de daarmee gepaard gaande beschikte project capaciteit in MWp (middelste kolom), en het maximale te vergeven subsidiebedrag voor dat toegekende volume, over de "klassieke" subsidie periode van 15 jaar (rechter kolom). Per kolom is onderscheid gemaakt in de door mij al langer gebruikte 7 project grootte categorieën (zie bijvoorbeeld indeling van grondgebonden projecten, artikel van 19 februari 2019). Deze indeling houd ik standaard aan voor alle analyses van SDE projecten.
Bij de aantallen is, net als in de voorgaande SDE "+" regelingen (SDE 2018-II, SDE 2019-I, SDE 2019-II, SDE 2020-I, en SDE 2020-II), de "typische rooftop" categorie PV projecten vanaf 50 tot 500 kWp blijvend dominant, met 2.356 van de 3.716 oorspronkelijk afgegeven beschikkingen (aandeel van 63,4%). Dat is een beduidend lager niveau dan de 76,7% onder SDE 2020-I, die gedomineerd werd door een record aantal, maar gemiddeld wel kleine(re) toegekende beschikkingen.
Categorie 500 tot 1.000 kWp komt wederom op de tweede plaats bij de aantallen beschikkingen (834 stuks, 22,4%, een stuk hoger dan de 16,5% onder SDE 2020-II). En ook ditmaal wordt deze gevolgd door de populair geworden categorie met beschikkingen van 1 tot 5 MWp per stuk (275 exemplaren, 7,4%, iets lager dan de 8,0% onder SDE 2020-II). De kleinste categorie 15 tot 50 kWp komt op de vierde plek, met nog maar 138 beschikkingen (SDE 2020-II: 175 exemplaren). Dan is er nog een klein restant van 113 beschikkingen van 5 MWp of groter (SDE 2020-II: 84 stuks), die echter wel bij de totale toegekende capaciteit opvallend hoog scoren, meer dan de helft van het totaal volume (zie verder).
Capaciteit onder SDE 2021 - wederom grotere categorieën dominant
In de voorgaande analyse met een vergelijking tussen SDE 2020-II en SDE 2020-I bleken de verhoudingen bij de beschikte capaciteiten flink te zijn gewijzigd, doordat er in de eerste SDE "++" ronde veel meer (zeer) grote beschikkingen zijn toegekend. Ditmaal vergelijken we beide SDE "++" regelingen, SDE 2021 t.o.v. SDE 2020-II. Bij de capaciteit blijkt de onder SDE 2020-II omvangrijkste categorie, projecten groter of gelijk aan 30 MWp, nog steeds het meeste vermogen te claimen, 841 MWp, maar wel op een wat minder opvallend niveau dan onder SDE 2020-II (22,2% versus 30,3% van totaal volume). Dan volgen bijna op gelijk niveau de categorieën 500-1.000 kWp, 1-5 MWp, resp. 5-15 MWp, met procentuele aandelen van 16,9%, 16,8%, resp. 16,0% van totaal volume. Vervolgens komt de cluster kleinere beschikkingen per stuk tussen de 50 en 500 kWp, met 552 MWp 14,6% van totaal volume claimend, met een iets lager aandeel, dan de ruim 16% in de voorgaande (SDE"++") regeling. Pas dan volgt de op een na grootste categorie, beschikkingen tussen de 15 en 30 MWp, met een aandeel van 13,4% van totaal volume (507 MWp).
Tot slot, volgt nog het kleinste segment, beschikkingen tussen de 15 en 50 kWp, die nog maar een volume van 4,7 MWp bevatten (onder SDE 2020-II nog 6,1 MWp), een marginale 0,12% van het totale volume. Veel ontwikkelaars van dergelijke kleine zonnestroom projecten zullen al lang niet meer de moeite nemen om SDE subsidie aan te vragen. Bij de sterk geslonken systeem prijzen, is zo'n project beslist al "betaalbaar uit de beschikbare kasmiddelen" te achten. Zoals hierboven geschetst, zijn er nog maar 138 beschikkingen in deze kleinste klasse afgegeven in deze SDE 2021 ronde. De verwachting is, dat deze categorie nauwelijks nog belangstelling zal oogsten in komende SDE "++" regelingen. Dat laat onverlet, dat er nog heel erg veel projecten van die omvang gerealiseerd zullen gaan worden middels andere financierings-vormen. Projecten die zich dus grotendeels aan het oog van zowel RVO, als van de administratoren van de Regionale Energie Strategie regio gaan onttrekken, die zich immers richten op alle projecten vanaf 15 kWp voor de invulling van de beruchte "35 TWh op land" doelstelling binnen het oorspronkelijke Klimaatakkoord. Weliswaar is er in de eerste fase zelfs 55 TWh "geboden" door de verzamelde RES regio, de vraag is of al die plannen ook haalbaar zijn tm. 2030 (nog 8 jaar te gaan) ...
Gemiddelde omvang per beschikking
De gemiddelde toegekende capaciteit per beschikking is onder SDE 2021, net als onder de voorgaande SDE "++" regeling, zeer hoog. Er werd namelijk rond de 1.020 kWp per beschikking toegekend (SDE 2020-II rond de 1 MWp), wat een goed voorbeeld is van de aanhoudende schaalvergroting onder de SDE subsidie regimes. De extremen liggen bij de huidige uitgegeven project beschikkingen tussen, individueel, minimaal 15 kWp, en maximaal 135,7 MWp.
Budget claims per categorie
Niet veel anders dan voor de beschikte capaciteiten, luidt het verhaal voor de totale (maximale) budget claim die deze volumes hebben veroorzaakt, met slechts geringe relatieve verschillen tussen de project categorieën onderling (rechter kolom in de eerste grafiek). Wel is opvallend, dat er forse relatieve verschillen zijn in de totale project subsidies. Voor de voorjaarsronde van SDE 2019 werd 2.514,6 MWp toegekend, met een maximale beschikking van 2.543,8 miljoen Euro, derhalve gemiddeld 1,01 Euro per Wattpiek maximale subsidie (uiteindelijk waarschijnlijk een stuk lager uitpakkend). In de najaarsronde voor dat jaar is die verhouding, met 1.954,4 MWp toegekend en max. 1.734 miljoen Euro subsidie over 15 jaar, nog maar maximaal 0,89 Euro per Wattpiek geworden. Onder SDE 2020-I, met 3.440,1 MWp, resp. 2.148 miljoen Euro, is dat verder gedaald naar nog maar 0,62 Euro per Wattpiek, maar liefst 30% minder dan onder de voorgaande regeling.
In de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020-II, werd dat, met 3.602,9 MWp, resp. 2.017 miljoen Euro aan toekenningen, wederom zo'n 10% lager - 0,56 Euro per Wattpiek. Dit werd verder verbeterd in de laatst geheel toegekende SDE "++" ronde, SDE 2021, met 3.789,8 MWp, en 2.057 miljoen Euro aan toekenningen. Resulterend in slechts 0,54 Euro per Wattpiek, nog eens 3% lager dan in de voorgaande regeling. En ruim de helft van het niveau onder de eerste 2019 ronde. De - geforceerde - kostenreductie voor de overgebleven beschikkingen is dus hard gegaan, de laatste jaren.
De meest succesvolle categorie bij het toegekende vermogen, beschikkingen van 30 MWp en hoger, claimt maximaal 410 miljoen Euro exploitatie subsidie in 15 jaar tijd (bijna 20% van totaal - maximaal - beschikt voor PV, 2.057 miljoen Euro, dat was nog ruim 26% onder SDE 2020-II). De verhoudingen bij de overige categorieën zijn, grofweg, ongeveer even hoog (20%, 500-1.000 kWp), ruim 17% (50-500 kWp), 16% (1-5 MWp), bijna 15% (5-15 MWp), en 12% (15-30 MWp). De kleinste project categorie (15-50 kWp) claimt slechts max. 3,0 miljoen Euro over een periode van 15 jaar (0,14% van totale claim).
(2) Verdeling beschikkingen SDE 2021 over type opstelling
Disclaimer.
RVO heeft in de laatste serie updates van haar overzichten
een "typering" van de projecten opgenomen,
en had aanvankelijk alleen als zodanig een categorie
"veldopstelling" ingevoerd. Die kwalificatie
is beslist niet altijd voldoende, en soms zelfs fout.
Polder PV kent meerdere SDE beschikte projecten die
in zijn geheel of deels als grondgebonden project zijn
uitgevoerd, maar die geen "ja vinkje" hebben
gekregen van RVO voor de eerder gehanteerde typering
"veldopstelling". En die zijn dus onterecht
ondergebracht in de grootste categorie, "daksysteem".
Bovendien zijn er behoorlijk wat - meestal kleinere
- veldopstellingen gerealiseerd zonder SDE beschikking,
die helemaal niet bij RVO zijn terug te vinden (voor
een eerdere vergelijking tussen RVO en Polder PV data,
zie deze
analyse van begin 2019). Daaronder zitten onder
andere Postcoderoos (en opvolger SCE) projecten, maar
ook andere installaties die niet in publiek toegankelijke
dossiers zijn terug te vinden. Polder PV kende eerder
al ook enkele projecten met "ja" vinkje achter
"veldopstelling" bij RVO die dat beslist niet
zijn (>> rooftop installaties !).
Later is ook een extra kwalificatie voor drijvende projecten (floating solar, of "watersysteem") ingevoerd, maar ook daarvoor gelden vergelijkbare waarschuwingen, die voor deze categorie zelfs nog sterker gelden. Zeker van oudere projecten is die kwalificatie helemaal niet meegenomen, soms is een floating solar installatie (slechts) een onderdeel van een groter project on-site (mengvormen met veldopstelling en/of rooftop op hetzelfde erf), en sowieso zijn al langere tijd meerdere grote projecten volstrekt onterecht uitdrukkelijk als "daksysteem" gekwaliceerd, met bizarre gevolgen voor de statistieken als je blind van RVO data zou uitgaan. Uit de huidige overzichten is voor een leek volstrekt niet duidelijk "hoe veel" (SDE gesubsidieerde) drijvende projecten er nu eigenlijk zijn toegekend, dan wel overgebleven !
Net als in de voorgaande regeling, heeft RVO ook weer 8 beschikkingen met een "n.b." label voorzien, waarmee waarschijnlijk "niet bekend" of "niet beschikbaar" wordt bedoeld (?). 2 daarvan zijn op naam gesteld, de rest is anoniem. Op basis van de lokatie info, heeft Polder PV van 3 beschikkingen vastgesteld dat het veldopstellingen moet betreffen, en 1 project lijkt een drijvend zonnepark te gaan worden. Deze zijn als zodanig in de "pending" lijst van Polder PV opgenomen. Van de vier overige, kleinere beschikkingen is (nog) niet goed vast te stellen of het rooftop of toch, wellicht, andersoortige projecten betreft.
De eerder al getrokken conclusie blijft: we moeten blijven oppassen dat we beschikkingen dan wel projecten niet in de verkeerde categorieën (laten) belanden, en ons daar door laten leiden. Alleen exacte, individuele project kwalificaties, zoals Polder PV al jaren bijhoudt, kunnen de precieze toedeling garanderen. Het is de laatste jaren evident geworden, dat de RVO lijsten beslist niet 100% voldoen aan deze vereiste. Daar heeft ondergetekende in de loop der jaren meerdere voorbeelden van ontdekt. Van zeer veel projecten heb ik detail informatie, en vaak ook fotografische documentatie in archief. Dat is dus goed hard te maken. Blind staren op lijsten van officiële instanties is, en blijft, een voedingsbodem voor foute interpretaties.
Verder dan "dak"- "veld"-, of "drijvend" systeem gaat de "uitsplitsing" van RVO nog steeds niet. Dus er is ook geen - zeer belangrijke, en dus nog node missende - uitsplitsing van byzondere projecten als geluidswallen met PV (een byzonder type "veld systeem"), vrijstaande carports, trackers, fassade systemen, en wat dies meer zij. Die Polder PV ook al jaren wel separaat in zijn overzichten opvoert. Het is dus een zeer grove indeling, die hier onder wordt getoond. Hierbij dient ook beseft te worden, dat onder dak-systemen beslist ook nog steeds deels veld-opstellingen kunnen vallen als het combinatie projecten betreft, waarvan er meerdere gevallen bekend zijn bij Polder PV. Deze worden in zijn grondgebonden projecten overzicht allemaal uitgesplitst. Bij RVO worden dit soort projecten kennelijk allemaal als "daksysteem" beschouwd.
Ter
vergelijking, zie hier
de identieke grafiek voor de voorgaande SDE 2020-II
regeling, in een apart tabblad.
In de SDE 2021 regeling zijn 8 beschikkingen door RVO
getypeerd als "n.b.", deze zijn hier ook apart
weergegeven (geel)
Uitsplitsing van de 3.716 PV beschikkingen over "type installatie", volgens de RVO toewijzingen aan 4 project categorieën, inclusief de onder "n.b." vallende projecten. Ook deze grafiek is qua karakter wederom "dramatisch verschillend" van die voor de voorjaarsronde van SDE 2020. Uiteraard het overgrote merendeel blijvend rooftop projecten, of "andere categorie niet zijnde veldopstelling of drijvend" betreffend, die niet als zodanig door RVO zijn geïdentificeerd. 3.562 van de 3.716 opgevoerde PV beschikkingen, 96% van het totaal aantal beschikkingen valt onder de categorie dakopstelling. Waarmee ook weer direct wordt aangetoond, dat het merendeel van het aantal project beschikkingen naar rooftop installaties blijft gaan. Dat was ook al zo onder SDE 2018-II, SDE 2019-I, SDE 2020-I, en SDE 2020-II. Alleen onder SDE 2019-II, die gebukt ging onder een zeer hoge afwijzing van talloze kleinere rooftop projecten wegens extreme overtekening van die regeling, was de relatieve impact iets minder, 88%.
Ditmaal zijn 127 project beschikkingen (3,4% van totaal) naar zogenaamde "veldopstellingen" gegaan. Weer flink wat meer dan de 106 onder SDE 2020-II, iets meer dan de 121 onder SDE 2019-II, en veel meer dan de 85 exemplaren onder SDE 2019-I. Wel blijft het bij de aantallen toekenningen veruit de minderheid t.o.v. de rooftop beschikkingen. Hierbij moeten nog minimaal 3 beschikkingen worden opgeteld, die bij RVO helaas onder de categorie "n.b." zijn geschaard (in werkelijkheid dus minimaal 130 beschikkingen onder de huidige besproken regeling).
Er zijn ditmaal ook weer door RVO 19 beschikkingen afgegeven voor projecten "op water" (0,5% van totaal aantal afgegeven toekenningen). Tot slot, zijn 8 beschikkingen met kwalificatie "n.b." afgegeven, waarvan van 4 de waarschijnlijke identiteit is achterhaald door Polder PV.
Kijken we naar de beschikte capaciteiten, is de realiteit weer fors verschillend van die bij de aantallen beschikkingen. Er is iets meer volume aan rooftop projecten dan aan "niet-rooftop" projecten toegekend, 2.006 MWp, resp. ("klassiek" veld 1.623 + drijvend 103 + n.b. 59 =) 1.785 MWp. Een verhouding rooftop : non-rooftop van 1,12 : 1. In de SDE 2020-II ronde was die verhouding nog 1,06 : 1. Feitelijk een "politiek gewilde" ontwikkeling, meer volume op daken, al laat dit onverlet, dat het totaal beschikte volume voor grondgebonden (incl. drijvende) projecten ongekend hoog blijft.
Onder de laatste SDE "+" regeling, SDE 2020-I, was voor dak-systemen nog een factor 5,4 maal zoveel volume toegekend dan aan grondgebonden of drijvende installaties. Onder SDE 2019-II was de factor 3,3 in het voordeel van de veldopstellingen (t.o.v. rooftop). Bij SDE 2019-I lag de verhouding rooftop projecten t.o.v. de veldopstellingen ongeveer op een factor 3 staat tot 1. Dat SDE 2019-II zo sterk afwijkt van de voorgaande en opvolgende SDE regeling, heeft met de enorme overschrijding van het aangevraagde budget te maken. Met name daardoor is het grootste deel van de omvangrijke stapel (kleine) rooftop projecten, met "te hoog gevraagde" basisbedragen t.o.v. de veel lager inzettende grote (veld) projecten kansloos geweest, en is dat afgewezen. In SDE 2020-I werden de rollen omgekeerd, maar in SDE 2020-II is wederom de toon door de grote projecten in het veld gezet, al is het meer in balans met het aan de daken toegekende volume. Deze balans werd opnieuw gevonden onder SDE 2021.
Gemiddelde beschikte capaciteit per categorie op blijvend hoog niveau
Per categorie zijn de gemiddelde capaciteiten per beschikking weer zeer hoog onder SDE 2021. Voor de rooftops komt dit op gemiddeld 563 kWp per beschikking, voor veldopstellingen op 12,8 MWp per toekenning, en voor de 19 als zodanig gekwalificeerde drijvende projecten op gemiddeld 5,4 MWp per beschikking. Bij de categorie "n.b." was het gemiddelde ook hoog, 7,3 MWp. Dit komt omdat er enkele grote veldopstellingen en een flink drijvend project bij blijken te zitten.
Onder de voorganger regeling, SDE 2020-II, waren de verhoudingen: rooftops 531 kWp, veldopstellingen zeer hoog, 16,0 MWp gemiddeld, en de toen nog als "n.b." gekwalificeerde 8 drijvende projecten hadden een gemiddeld vermogen van 7,2 MWp per beschikking.
Deze gemiddeldes lagen in de laatste SDE "+" ronde (SDE 2020-I) nog op een veel lager niveau: rooftops 427 kWp, veldopstellingen 5,1 MWp, resp. drijvende projecten 2,6 MWp per beschikking.
Ook hierbij is de schaalvergroting in de - gesubsidieerde - solar sector in Nederland weer goed terug te zien. Bij de rooftops is het gemiddelde continu door gegroeid, het gemiddelde bij de niet daksystemen is weliswaar wat afgenomen t.o.v. de status onder SDE 2020-II, maar ligt blijvend op een (zeer) hoog niveau.
Big rooftops
De grootste beschikking voor een rooftop project valt, onder SDE 2021, toe aan een groot nieuw distributiecentrum aan de Bredaseweg, N. van de A58 op een oude Philips lokatie (Majoppeveld), in het noorden van Roosendaal (NB). Het is een ontwikkeling van Logistics Capital Partners (LCP), wat een kantoor heeft in Eindhoven, en wordt ook wel de Campus A58 genoemd, waarvan de bouw 18 januari 2021 is begonnen. De eerste fase van dit "PV-ready XXL" project zou zo'n 50 duizend vierkante meter distributie complex gaan omvatten, plannen zijn er om uit te breiden naar maar liefst 120 duizend vierkante meter. Het geheel zou een BREEAM Very Good certificaat moeten gaan krijgen, maar deze moeten nog afgegeven worden (omschrijving deel 1 alhier, fase 2 hier). Een groot deel van het complex blijkt op recente satelliet foto's (juni 2022) al klaar te zijn. Het project is in februari alweer gekocht door financier en vaste partner van LCP, het in London gevestigde Tritax EuroBox plc. Het complex zou 144 miljoen Euro waard zijn, en er zou een grote supermarkt retailer in het complex komen. Er is voor het PV project een beschikking afgegeven voor ruim 20 MWp op naam van een Tritax dochter, Ca58 Duurzame Energie B.V. Wat de daadwerkelijke realisatie gaat worden is nog lang niet duidelijk. dit kan veel minder tot - in sommige recente gevallen - meer dan genoemde 20 MWp gaan worden, sterk afhankelijk van de vigerende rand condities bij o.a. beschikbare (overgebleven) netcapaciteit in Roosendaal, marktprijzen voor PV modules, e.d.
Dit is trouwens beslist niet de grootste "rooftop" beschikking in de SDE historie, er zijn er al meerdere afgegeven in voorgaande regelingen, voor nog grotere projecten, grotendeels op platte daken van andere enorme logistieke centra, en enkele geplande exemplaren op kassen. Het tot nog toe gerealiseerde grootste rooftop project blijft vooralsnog het 18 MWp grote VE Commerce Campus project van AG Heylen Warehouses in het van grote DC's vergeven Trade Port Noord industriegebied NW van Venlo.
De nummer twee bij de grote rooftop beschikkingen van SDE 2021 betreft een kassencomplex van Tuinbouwvestiging de Kievit in Grashoek, in de Limburgse gemeente Peel en Maas. Waarvan het dak kennelijk aan een Powerfield dochter wordt verhuurd, om daar een grote, SDE gesubsidieerde PV generator op te gaan bouwen. De beschikking heeft een omvang van 17,8 MWp.
Nummer drie betreft een groot rooftop project wat waarschijnlijk op de nieuw gebouwde loodsen moet komen van de Nederlandse dochter van het oorspronkelijk Italiaanse Access World Terminals aan de Monacoweg in het Zeeuwse Nieuwdorp (gemeente Borsele). Deze terminal ligt vlak achter het radioactief opslag depot van COVRA, en het begin 2020 opgeleverde grote zonnepark van EPZ op de plek van de voormalige (gesloopte) steenkolencentrale in het Vlissingen-Oost industriegebied in Zeeland. Deze beschikking heeft een omvang van 17,6 MWp, bijna even groot als de voorgaande. Maar, zoals al gesteld bij de grootste rooftop beschikking onder deze regeling, de uitvoering kan flink gaan afwijken van de toegekende capaciteit.
Na dit illustere drietal volgen nog eens drie beschikkingen voor rooftop projecten groter dan 10 MWp (Middelburg Zld, Pijnacker ZH, resp. De Lier ZH), daarna volgt een lange rij van 274 project beschikkingen elk 1 MWp of groter. Sommige van die beschikkingen kunnen voor 1 en dezelfde lokatie zijn, er zijn altijd meer beschikkingen dan er projecten (lokaties) zijn.
Schaalvergroting ook bij dak-systemen
Gezien de voortdurende schaalvergroting in de (gesubsidieerde) zonnestroom sector, mag het niet verbazen, dat ook de impact bij de beschikkingen voor zeer grote rooftop projecten toe blijft nemen, zoals reeds gememoreerd in de bespreking voor de project beschikkingen onder SDE 2020-II.
Onder SDE 2021 telde ik al 36 afzonderlijke beschikkingen per stuk groter of gelijk aan 5 MWp, met een gezamenlijk vermogen van ruim 281 MWp, en een gemiddelde omvang van 7,8 MWp per beschikking. 3 van die beschikkingen zijn groter dan 15 MWp per stuk, in potentie dus zeer grote nieuwe PV daken. Onder de voorlaatste regeling, SDE 2020-II, waren de cijfers wat lager, 28 stuks, met totaal 259 MWp, maar wel met een - hoger - gemiddelde omvang van 9,3 MWp per beschikking. Complicaties kunnen optreden in deze beschouwing, omdat per project er soms meer dan 1 beschikking wordt afgegegeven. Vaak gebeurt dat zelfs verdeeld over meerdere subsidie regimes, dus het wordt dan een hele kunst om de grootste projecten er uit te halen. Bij de realisaties doet Polder PV dit sowieso al jarenlang, alle bekende afgegeven beschikkingen worden per project lokatie bij elkaar geveegd, en de feitelijk gerealiseerde capaciteit op die lokatie gesommeerd. Bij de beschikkingen doe ik dat niet, omdat er ook al jaren enorm veel uitval is, en het dus zinloos is om daar heel veel energie in te gaan steken.
Voor een intermezzo "grote ontwikkelaars", zie ook de analyse voor SDE 2020-I.
Helemaal tegenover het hierboven genoemde "grote rooftop geweld" van de drie grootste beschikkingen onder SDE 2021, staan nog steeds een serie kleine project beschikkingen voor daken in de RVO lijst, in deze ronde zelfs nog maar 10 installaties kleiner dan 20 kWp (vorige ronde: 20 stuks, daarvoor 23 exemplaren). De kleinste twee beschikkingen, een anoniem exemplaar voor Enschede (Overijssel), resp. een rooftop projectje op de rioolwaterzuivering van het Friese Oosterwolde, zelfs op de - bijna - laagst aan te vragen project grootte, 15 resp. 15,1 kWp. De aantallen beschikte kleine projecten blijven relatief bescheiden, en zijn weer lager dan onder de voorgaande SDE regelingen. Onder de huidige besproken SDE 2021, zijn er nog maar 135 project rooftop beschikkingen per stuk tussen de 15 en 50 kWp in de RVO lijst terug te vinden. Met een gezamenlijk vermogen van 4,6 MWp, wat slechts 0,12% is van het totaal beschikte volume.
In voorgaande rondes lagen de aantallen bij de oorspronkelijke beschikkingen op de volgende niveaus bij deze kleinste project categorie: 183 stuks onder SDE 2020-II, 355 stuks onder SDE 2020-I, 113 stuks onder SDE 2019-II, onder SDE 2019-I 288 stuks, bij SDE 2018-II 303 exemplaren.
De bandbreedte in beschikte rooftop projecten is onder SDE 2021 dus een factor 1.339 tussen de grootste (20,08 MWp, plat DC dak) en de kleinste afgegeven beschikking (15 kWp). Onder SDE 2020-II was deze verhouding nog een factor 2.667 : 1, vanwege een nog veel grotere grootste beschikking (40 MWp). Onder SDE 2020-I was de verhouding 1.033 : 1, bij SDE 2019-II was het 1.084 : 1.
Zeer hoge bandbreedte project-beschikkingen veldopstellingen, wederom meerdere RWZI's
De range van de project beschikkingen in de categorie grondgebonden PV installaties loopt onder SDE 2021 weer over een enorme bandbreedte van minimaal 19,5 kWp, tot een beschikking van 135,7 MWp, een factor 6.959 verschil. Onder SDE 2020-II was deze factor 3.659, bij SDE 2020-I 1.346, bij SDE 2019-II 1.642, en onder SDE 2019-I een factor 1.231. Het verschil in brandbreedte t.o.v. dat bij de rooftop beschikkingen onder SDE 2021 (factor 1.339 : 1), blijft beduidend groter. Het geeft de enorme range weer, waar onder het fenomeen "veldopstelling" kan - en zal worden - gebouwd. Van zéér klein, tot grootschalig. Alles er tussenin is (ook) mogelijk.
De kleinste beschikking voor een veld-opstelling, 19,5 kWp vinden we binnen de SDE 2021 regeling wederom terug in provincie Groningen, namelijk voor een klein grondgebonden project op de rioolwaterzuivering (RWZI) Burgum te Sumar (gemeente Sûdwest-Fryslân), van waterschap Wetterskip Fryslân. Waar slechts beperkt ruimte is om zonnepaneel tafels kwijt te kunnen. Wederom vinden we voor meer RWZI's beschikkingen voor bijna uitsluitend veldopstellingen terug, van klein tot "redelijk groot". De grootste toekenning, ruim 4,3 MWp, is voor de grote RWZI Oijen, van Waterschap Aa en Maas in de Brabantse gemeente Oss. In totaal telde ik onder deze ronde wederom 14 veld-opstelling beschikkingen voor RWZI's resp. AWZI's (afvalwaterzuiveringen). De ene na de ander wordt door de betreffende waterschappen van een eigen zonnepark(je) voorzien voor de eigen stroomvoorziening. Een trend die al langer gaande is, en waar ik regelmatig over rapporteer. In het laatste bericht over de realisaties op RWZI's, peildatum 26 april 2022: 112 exemplaren.
De grootste beschikking in de SDE 2021 ronde is een 135,7 MWp groot exemplaar voor het reeds langer bij Polder PV bekende, 100 hectare grote Groene Corridor project van vier samenwerkende boeren in Zwanenburg, onder de "rook" van Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer (NH). Een uit diverse segmenten bestaand groot project boven knooppunt Raasdorp / klaverblad van A5 en A9. Er is, in samenwerking met partijen in de omgeving, uitgebreid stilgestaan bij landschappelijke inpassing in dit noordelijke segment van de grote Haarlemmermeerpolder, en er is o.a. een 1 hectare groot toeristisch "rustpunt" gepland, met, uiteraard zeer interessant voor solar toeristen als Polder PV, een uitkijktoren. Minimaal 25% van het project gebied blijft groen. Tussen de O/W te plaatsen tafels met zonnepanelen worden ruimtes overgehouden om lichttoetreding te maximaliseren onder de tafels. Er zijn meerdere kilometers aan groene randen met struweel en olifantsgras gepland, ter versterking van de regionale biodiversiteit. Over 25 jaar willen de ondernemers "weer boeren op de volle grond". Ze zijn dus kennelijk overtuigd dat dit probleemloos zal gaan lukken. De verwachte jaarproductie van dit grote project is 100 GWh (100 miljoen kWh). Er zijn drie participatie trajecten voor de omgeving. (1) Een omgevingsfonds, (2) inwoners van Zwanenburg-Halfweg en Boesingheliede kunnen "groene stroom krijgen" vanuit het zonnepark tegen een vaste korting per jaar, en (3) er gaan voor 3 miljoen Euro obligaties uitgegeven worden, met max. 5% rente. Ook hierbij krijgen de omwonenden uit de 2 genoemde dorpen voorrang. Meer info vindt u op de project website, www.dgec.nl.
... maar niet het grootste project
Ondanks het feit dat de grootste beschikking naar de Groene Corridor is gegaan, is het beslist niet onder deze ronde "het grootste solar project". Bij navorsing blijken er namelijk weer enkele beschikkingen te zijn afgegeven voor diverse delen van het grote "zon op dijken" (sensu lato) project in de Noordoostpolder (NOP, Flevoland). Eerder was er al een beschikking van 108 MWp onder SDE 2020-II afgegeven voor het deel van HVC, "Zon Noordermeerdijk". Onder de huidige regeling zijn voor het initiatief "Noordermeerdijk" (Creil / Rutten) van SolarEnergyWorks en Klimaatfonds Nederland inmiddels 3 beschikkingen afgegeven (noord, midden resp. zuid), met een totaal beschikt vermogen van bijna 87 MWp.
Maar voor het Solarfields project "Westermeerweg Zon" blijkt nu onder SDE 2021, voor het Westermeerdijk deelproject, een beschikking voor bijna 115 MWp te zijn afgegeven. Deze, gecombineerd met de onder SDE 2020-II reeds verstrekte beschikking voor ruim 96 MWp, maakt, dat dit project waarschijnlijk "het grootste" in NOP wordt als gevolg van de publicatie van de SDE 2021 lijst, een totaal van 211 MWp. In juni 2020 is door de toenmalig minister van EZK, Wiebes, het project voor de rijkscoördinatieregeling "buiten toepassing" verklaard. Het wordt natuurlijk, net als de HVC en SolarEnergyWorks zuster projecten, een "typisch Nederlandse" installatie, met lange, regelmatig onderbroken lijnopstellingen van zonnepanelen tussen de langs de westelijke dijken van NOP opgestelde windturbines. Dit soort combi lijnopstelling zon / wind projecten zijn ook al expliciet benoemd in het "Gebiedsgericht beleidskader zonneweides" van gemeente Noordoostpolder (zie pdf op de Ruimtelijke Plannen site). Voor de nog karge project pagina bij Solarfields, zie hier.
Nog steeds is dit niet het grootste project in Nederland. De twee Vlagtwedde deelprojecten van Powerfield (fase I al lang opgeleverd en door verkocht, fase II moet nog worden gebouwd maar heeft al een SDE beschikking) tellen gezamenlijk op tot 241 MWp. Het hangt af van de identiteit van de - waarschijnlijke - opkoper van fase II, of de twee delen separaat, of bij elkaar genomen zullen gaan worden in de overzichten van Polder PV. Voor het momenteel grootste bekende, reeds vergevorderde plan op het "Energie landgoed" van Wells Meer in de Limburgse gemeente Bergen, met potentie van 271 MWp aan zonnepark vermogen in het projectgebied, is onder SDE 2021 nog slechts een 999 kWp grote beschikking voor het eerste "pilot" deelproject uitgegeven. Dat is dus nog even afwachten wat dit aan vervolg gaat opleveren. In ieder geval is er al een vergunningsaanvraag voor vervolg projecten ingediend (40 tot 60 duizend panelen), er is verweer ingediend op bezwaren door betrokkenen bij de Raad van State, en er wordt inmiddels hard gewerkt aan de planvorming voor de benodigde ondergrondse kabelverbinding (bericht 19 juli 2022).
Er zijn andere (zeer) grote projectplannen voor solar, maar die hebben nog geen SDE beschikking(en) ontvangen. Het Musselkanaal / Boerendiep project van GroenLeven in provincie Groningen is daarop weer de uitzondering, maar die haalt met de onder SDE 2020-II beschikte 176 MWp weer bij lange na niet het volume van het hierboven genoemde Westermeerdijk project van Solarfields.
Speurtocht ctd.
We begonnen deze deel analyse al met een valse start, de SDE beschikkingen lijst werd namelijk midden in onze vakantie openbaar. Na diverse andere bezigheden en analyses ben ik, vanwege het grote volume aan beschikkingen voor door RVO toegewezen "veldopstellingen" (ditmaal 127 stuks), 19 projecten op water en nog enkele ontrafelde projecten met het RVO stempel "n.b.", weer veel tijd kwijtgeraakt aan het uitzoeken van het karakter, en exacte lokatie van de talloze beschikkingen voor grondgebonden projecten onder SDE 2021, en heb dat, tussen diverse andere statistiek projecten door, stap voor stap afgerond. Er zaten weer 8 anonieme beschikkingen tussen, waarvan van 4 exemplaren, met wat uitzoek werk, de waarschijnlijke identiteit vastgesteld kon worden. Net als voor de voorgaande ronde, is er weer een aantal beschikkingen voor uitbreidingen van bestaande projecten en/of van reeds geplande, eerder beschikte project lokaties toegekend.
Veldopstellingen SDE 2021 - diverse detail zaken
Ik heb diverse zaken rond de afgegeven beschikkingen voor veldopstellingen nog even op een rijtje gezet, de resultaten leggend naast alle mij bekende reeds opgeleverde en geplande grondgebonden zonnepark projecten en lokaties. En kom daarbij tot de volgende bevindingen over deze qua volume weer zeer belangrijke categorie binnen SDE 2021:
Verhouding rooftop solar en overige projecten in laatste SDE regelingen
Het aandeel aan beschikkingen voor rooftop (dak) installaties is onder de laatste SDE "+" rondes ge-evolueerd van 67% van totaal bij de capaciteit onder SDE 2018-II, via 75% onder SDE 2019-I, naar nog maar 23% onder SDE 2019-II. De laatste SDE "+" ronde, SDE 2020-I, liet hier wederom een flinke trendbreuk zien, want het aandeel rooftops was wat capaciteit betreft terug op een zeer hoog aandeel van maar liefst 84% van het totale volume bij de oorspronkelijke toekenningen. Wat weer een substantiële verandering is t.o.v. de voorlaatste regeling, die bestond uit "relatief weinig", maar daarom ook "gemiddeld zeer grote", vaak grondgebonden projecten.
De eerste SDE "++" regeling, SDE 2020-II brak die trend meteen weer in de andere richting. Voor rooftops is op het vlak van capaciteit nog maar ruim 51% van het totaal toegekend, voor veldsystemen 47%, en voor drijvende projecten op water 1,6%. In de nu behandelde SDE 2021 ronde zijn de verhoudingen verder marginaal in het voordeel van de dakprojecten verschoven, met 53% voor rooftop beschikkingen, 43% voor grondgebonden projecten, 2,7% voor op water drijvende projecten, en nog een rest categorie "n.b.", 1,5% (de helft vrijeveld resp. floating solar).
Bij de verdeling over de toe te kennen maximale budgetten exploitatie subsidies over een periode van 15 jaar voor deze projecten, exclusief optioneel "banking jaar", is een vergelijkbare verhouding terug te vinden: rooftop 1.190 miljoen Euro, op een totaal van (max.) 2.057 miljoen Euro budget onder SDE 2021. Waarbij "slechts" 772 miljoen Euro (max.) is toegekend voor de veldopstelling projecten, 67 miljoen Euro voor de 19 als zodanig door RVO kenbaar gemaakte floating solar projecten, en 29 miljoen Euro voor de "rest" categorie, "n.b.". Dit resulteert in een verhouding van 58% van het totaal budget voor rooftop t.o.v. 38% voor grondgebonden projecten, 3,3% voor de op water drijvende projecten, resp. 1,4% bij de rest categorie, t.o.v. het totaal volume van 2,06 miljard Euro wat is toegekend voor solar.
Hieruit wordt wederom duidelijk, dat de rooftop solar projecten meer geld claimen in de verhouding, dan de veldopstellingen, ten opzichte van de capaciteits-claims: rooftop projecten zijn gemiddeld duurder, terug gerekend naar het toegekende vermogen. Ondanks "tweaks" aan de SDE regeling, om rooftop solar te bevoordelen t.o.v. de grond opstellingen.
(3) Verdeling beschikkingen SDE 2021 bij de veldopstellingen (grondgebonden zonneparken)
Hier onder geef ik voor de blijvend belangrijke categorie grondgebonden projecten in de vorm van een vergelijkbare grafiek een verdere uitsplitsing op basis van grootte categorie voor SDE 2021.
Ter
vergelijking, zie hier
de identieke grafiek voor de voorgaande SDE 2020-II regeling, in
een apart tabblad.
In deze grafiek wederom hetzelfde stramien als in de vorige twee, maar nu uitsluitend voor de categorie veldopstellingen. Zoals "afgevinkt" door RVO, waarbij er door Polder PV voorlopig vanuit wordt gegaan dat die de lading dekt van alle projecten onder SDE 2021. Met ook toegevoegd de drie veldopstellingen die onder de categorie "n.b." waren verstopt door RVO. En inclusief het inmiddels verwenen "extra" exemplaar voor het "dubbel beschikte" Zonnepark Munsterjansdijk (in werkelijkheid dus nog maar 129 beschikkingen voor veldopstellingen over).
In de linker kolom ziet u wederom, dat het bij dit soort grote projecten cq. beschikkingen altijd om zeer geringe aantallen gaat. In de reeks vanaf SDE 2018-II waren dat achtereenvolgens 105, 85, 121, 103, 106, en, tot slot, 130 stuks beschikt onder SDE 2021. De relatieve aandelen bij de aantallen afgegeven project beschikkingen waren voor de veldopstellingen nog 2,4% onder SDE 2018-II, 1,8% onder SDE 2019-I, en, zeer sterk afwijkend van de voorgaande regelingen, maar liefst 12,3% van het totaal onder SDE 2019-II. In SDE 2020-I daalde het aandeel naar slechts 1,5%, onder de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020-II, steeg het weer naar 2,9%. De tweede SDE "++" regeling, SDE 2021, eindigde de reeks voorlopig op een aandeel van 3,4% van het totaal aantal van 3.716 door RVO afgegeven beschikkingen voor PV projecten.
De verdeling over de door Polder PV gehanteerde project grootteklassen is als volgt. De grootste contribuant is ditmaal bij de aantallen de 36 beschikkingen onder categorie 5-15 MWp. Dan volgt categorie 1-5 MWp, met 29 beschikkingen. Wederom opvallend is het relatief hoge aantal van 22 beschikkingen voor de op een na grootste categorie (15-30 MWp). Onder de laatste SDE "+" regeling, SDE 2020-I, waren dat nog maar 9 exemplaren. De categorie 500-1.000 kWp heeft 16 toekenningen gekregen. Opvallend is wederom, dat de grootste project categorie, met een beschikte capaciteit groter of gelijk aan 30 MWp, slechts 1 beschikking minder kreeg, 15 stuks. De twee kleinste klassen, 50-500 kWp, resp. 15-50 kWp, kregen 9 resp. slechts 3 beschikkingen toegewezen.
De allerkleinste installaties, binnen het segment 15-50 kWp zijn over het algemeen genomen "te duur" voor een ingewikkelde SDE aanvraag, en/of ze worden gewoon aangelegd zonder subsidie. Bijvoorbeeld naast een bedrijfshal, op een "vergeten veldje", o.i.d. (voor 50 kWp komt dat inmiddels neer op slechts zo'n 125 panelen van 400 Wp per stuk). Ze zijn wel in principe vergunningplichtig, al wordt er regelmatig een vrijstelling verkregen omdat het lokale vergunning beleid ruimte laat voor beperkte grondgebonden opstellingen die voor de invulling van de eigen consumptie zijn gedimensioneerd. In sommige gemeentes kom je al de nodige van dergelijke kleine veldopstellingen tegen, zoals in provincie Drenthe.
Capaciteit - wederom: dominant naar grote projecten
In de tweede kolom in deze grafiek vinden we de verdeling over de project categorieën voor veld-opstellingen bij de capaciteit. Hier domineren de de grote project beschikkingen weer, veel sterker dan onder de voorgaande SDE 2020-I regeling. We zien onder SDE 2021 weer weinig volume in de kleinste project categorieën (0,09 MWp, 2,8 MWp, resp. 14,4 MWp), al een substantieel volume in de categorie 1-5 MWp (71,3 MWp), en wederom hoge volumes in de grotere project categorieën.
De grootste categorie, beschikkingen van 30 MWp of groter, heeft weer een hoog volume van bijna 789 MWp toegekend gekregen, als was het minder spectaculair dan onder de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020-II, toen 1.053 MWp werd toegekend. Dat volume in deze ene categorie, met maar 15 beschikkingen, is 47% van de totale capaciteit toewijzing voor grondgebonden projecten in de huidige SDE 2021 ronde. Een hoog aandeel, maar een stuk minder dan de 62% onder SDE 2020-II. De twee andere grote zonnepark categorieën hebben weer hoge volumes toegekend gekregen, beduidend groter dan onder SDE 2020-II: 15-30 MWp, behoorlijk grote zonneparken, 436 MWp (2020-II: 329 MWp). 5-15 MWp, 360 MWp (2020-II: 228 MWp).
Bij de grootste categorie, beschikkingen vanaf 30 MWp, ligt de gemiddelde omvang bij de huidige 15 exemplaren op een niveau van bijna 53 MWp per stuk. Dat lag bij deze grootste project categorie onder de voorjaars-ronde van SDE 2019 op 54 MWp gemiddeld (4 beschikkingen). Onder SDE 2018-II was dat gemiddelde bijna 49 MWp (8 toekenningen), bij de byzondere SDE 2019-II regeling 46 MWp (15 beschikkingen), en onder SDE 2020-I hadden de 2 beschikkingen in deze categorie een gemiddelde van bijna 33 MWp per stuk. Het record werd echter gevestigd oner SDE 2020-II, met maar liefst 81 MWp gemiddeld, voor de toen afgegeven 13 beschikkingen in die categorie. De gemiddelde omvang per beschikking voor deze grootste categorie blijft op een zeer hoog niveau, en deze zeer grote projecten claimen dan ook weer een fors deel van de toegekende subsidie miljoenen, als ze worden uitgevoerd. Wat zeer waarschijnlijk is, gezien de stevige belangen. Onder de huidige SDE 2021 regeling is dat ruim 376 miljoen Euro (maximaal, ruim 47% van het totale toegekende budget van 796,7 miljoen Euro voor grondgebonden installaties).
Regionale verdeling grootste projecten
Van de 37 grootste beschikkingen vallend onder de 2 grootste klassen (vanaf 15 MWp per stuk), zijn de toewijzingen regionaal bezien enigszins verspreid over het land, waarbij ditmaal weer Gelderland domineert met 11 exemplaren. Flevoland heeft er 6, Noord-Brabant 5, Overijssel en Limburg 4, Groningen en Drenthe 2, en Utrecht, Noord-Holland, en Zeeland hebben slechts 1 toewijzing bij de projecten vanaf 15 MWp. De dichtbevolkte provincie Zuid-Holland komt er op dit punt bekaaid vanaf, met geen enkele toewijzing. Sterker nog, voor de grootste veldopstelling beschikking in "mijn" provincie, moeten we flink lager in de lijst zoeken, waar we op een grondgebonden project, beschikt voor slechts 980 kWp stuiten, op de RWZI van Bodegraven. 1 beschikking >= 15 MWp blijkt een "dubbelaar" te zijn (Munsterjansdijk, Gld), en is inmiddels afgevoerd uit de actuele RVO overzichten.
Ook bij de wat minder grote project beschikkingen voor veldsystemen zien we dezelfde provincies weer terugkomen. Voor het eerste wat grotere project in Friesland moeten we afdalen tot de 44e positie, waar een beschikking voor een vrijeveld project van Duitse ontwikkelaar Kronos Solar voor 13 MWp is terug te vinden in de RVO overzichten, Zonnepark Legauke, in Opeinde (gemeente Smallingerland).
Kijken we naar de relatieve aandelen van de grootste project categorieën onder de veld-opstellingen bij de laatste zeven SDE regelingen, komen we tot het volgende, herziene "impact lijstje". De berekeningen hiervoor zijn opnieuw uitgevoerd door Polder PV, omdat soms capaciteiten van oudere beschikkingen door RVO in de tussentijd worden aangepast (vrijwel altijd: neerwaarts). Vandaar dat sommige waarden voor oudere SDE regelingen wat verschillen t.o.v. het tabelletje gegeven in de update tm. SDE 2020-II. Ik heb ook bovenaan de SDE 2018-I regeling aan de tabel toegevoegd:
In de 1e kolom staat de betreffende SDE "+" cq. SDE "++" regeling vermeld, in de 2e kolom het totale (eventueel door RVO gecorrigeerde) beschikte vermogen voor de veldopstellingen voor zonnestroom in de onderhavige regelingen. De derde kolom is de optelling van alle door RVO als zodanig weergegeven beschikkingen voor veldopstellingen, per stuk groter of gelijk aan 1 MWp, en de procents-kolom ernaast het aandeel van die capaciteit t.o.v. de totale beschikte capaciteit voor grondgebonden zonneparken. Datzelfde wordt rechts, in kolommen 5 en 6 herhaald, voor de totale hoeveelheid beschikkingen, per stuk groter of gelijk aan 5 MWp (inclusief, helemaal rechts, het aandeel daarvan t.o.v. totaal beschikt voor veldopstellingen binnen de onderhavige regeling).
We zien aan de resultaten van de berekeningen, dat er een ongeveer even groot aandeel van 97-98% was voor alle beschikkingen voor veldopstellingen per stuk groter of gelijk aan 1 MWp in de SDE 2018-I en SDE 2019-I regelingen, dat dit dominant 99,5% werd onder SDE 2019-II, maar dat dit wat is terug gevallen naar 97,4% onder SDE 2020-I. Dit trok weer aan naar een hoog aandeel van 99,3% onder SDE 2020-II, waarmee de schaalvergroting weer werd bestendigd. Onder SDE 2021 (geel gemarkeerde regel) viel het weer wat terug, naar 98,9% van totaal volume voor grondgebonden installaties.
Voor de grotere project beschikkingen, per stuk minimaal 5 MWp (laatste 2 kolommen), wisselt het aandeel regelmatig. Van slechts 75% onder SDE 2018-I, naar 89,9% onder SDE 2018-II, naar ruim 86% onder SDE 2019-I, weer aantrekkend naar een niveau van ruim 93% onder SDE 2019-II, waarna het tijdelijk weer sterk terug zakte naar nog maar 82% onder SDE 2020-I. Deze neerwaartse (feitelijk "politiek gewilde") trend is onder de eerste SDE "++" regeling direct weer ongedaan gemaakt. Er werd een record niveau bereikt van, inmiddels 95,1% aan beschikt volume in de grootste project categorieën voor veldopstellingen vanaf 5 MWp. Dat hoge niveau werd aangehouden onder SDE 2021: 94,6% van de capaciteit van alle toegekende zonnepark beschikkingen onder die regeling valt in de grootste categorieën vanaf 5 MWp per beschikking. En of u het wilt of niet: vrijwel al deze grote grondgebonden projecten (grofweg: 5 MWp is ongeveer 5 hectare) zullen de komende jaren worden gerealiseerd.
Maximale subsidie beschikkingen
De maximale subsidie beschikking bij de grondgebonden installaties geeft in de grafiek een vergelijkbaar beeld als bij de toegekende capaciteiten. Er is onder SDE 2021 voor maximaal 796,7 miljoen Euro voor veldopstellingen beschikt over 15 jaar (excl. "banking" jaar, onder SDE 2020-II was dit nog MEUR 825,5). Waarbij tussen de 58 duizend Euro voor de kleinste categorie (3 beschikkingen in het traject 15-50 kWp, 0,007% van totaal) en 376,2 miljoen Euro voor de grootste beschikkingen van elk 30 MWp of groter (47,2% van totaal budget voor veld opstellingen) werd toegekend. Daarmee zit de SDE 2021 op een vergelijkbaar niveau als de byzondere SDE 2019-II regeling bij de grootste project categorie. Alleen de voorgaande regeling, SDE 2020-II, zat op een nog hoger aandeel van de grootste project categorie bij de veldopstellingen, ruim 61%.
(4) Verdeling beschikkingen SDE 2021 bij de floating solar projecten ("watersystemen")
Naar analogie van de grafiek voor de veldopstellingen in paragraaf 3 heb ik nu voor het eerst ook een dergelijk diagram gemaakt voor de 20 beschikkingen voor drijvende systemen op water. Dit inclusief het ene geïdentificeerde exemplaar wat bij RVO onder de categorie "n.b." was verstopt.
Hetzelfde stramien als bij de grafiek voor de veldopstellingen wordt hierbij gevolgd, maar nu uitsluitend voor (plannen voor) de drijvende PV-installaties. Slechts 20 stuks, waarvan de drie kleinste categorieën, bovenaan in de kolommen, de meeste exemplaren hebben: 5 beschikkingen voor zowel de categorie 1 tot 5 MWp, als voor 500-1.000 kWp, en 6 voor de categorie 50-500 kWp, in de linker kolom. Er zijn geen beschikkingen gemarkeerd bij de kleinst mogelijke categorie 15-50 kWp. Voorts zijn er 2 beschikkingen voor de categorie 5-15 MWp, en telkens slechts 1 voor de 2 grootste categorieën (onderaan in de kolom).
Bij de capaciteit, in de middelste kolom,is de verdeling geheel anders. De meeste capaciteit voor een zeer groot project van 53 MWp in de grootste categorie. Dat is het al langer bij Polder PV bekende plan voor een groot drijvend zonnepark op de zandwinplas Skûlenboarch, op de grens van het Friese Eastermar (gem. Tietjerksteradeel), en Drogeham (gem. Achtkarspelen). Daarvoor is een groot herontwikkeling plan in gang gezet, waar het drijvende zonnepark een belangrijk onderdeel van is. Zie daarvoor de project website.
Vervolgens is er voor 2 beschikkingen in de categorie 5-15 MWp 22 MWp totaal toegekend, 16 MWp voor 1 beschikking in de categorie 15-30 MWp, en nog eens 10 MWp voor de vijf beschikkingen in categorie 1-5 MWp. De 2 kleinste categorieën claimen slechts 4 resp. 2 MWp met in totaal 11 beschikkingen (bovenaan de middelste kolom). In totaal is er voor 106,9 MWp toegekend aan deze 20 floating solar projecten.
Vergelijkbare verhoudingen als voor de capaciteit zien we bij de maximaal toegekende subsidie bedragen in de rechter kolom. Maximaal 34 miljoen Euro over 15 jaar voor het grootste project, tot plm. 1 miljoen Euro voor de 6 kleinste beschikkingen, bovenin de kolom. In totaal is een maximaal bedrag van 68,8 miljoen Euro toegezegd voor de 20 floating solar projecten. Dat is slechts 9% van het maximale bedrag wat voor de categorie veldopstellingen is uitgetrokken (796,7 miljoen Euro, paragraaf 3).
(5) Maximale subsidie bedragen tm. SDE 2021
Ik heb net als in de vorige analyses voor SDE 2019-I en -II, en SDE 2020-I en -II, weer gekeken naar de maximaal haalbare (beschikte) subsidie bedragen voor alle projecten (rooftop, grondgebonden, projecten op water, en "rest" categorie, "n.b."). Zoals terug gerekend vanuit de toegekende budgetten en de maximale subsidies die over 15 jaar zullen worden toegekend. De geconstateerde "range" tussen die bedragen is inmiddels, voor SDE 2021, als volgt. Met minima van (max.) 2,52 ct/kWh in de veldopstelling categorie van 5-15 MWp. Tot een maximum van 4,86 ct/kWh voor beschikkingen tussen de 15 en 1.000 kWp. De "max" lag in de vorige regeling nog op 4,0 ct/kWh, in de SDE 2020-II regeling op 5,6 ct/kWh, en in de SDE 2019-II nog op 6,54 ct/kWh, dus het lijkt er op dat door diverse problemen in de markt de kleinere installaties - tijdelijk ? - iets duurder zijn geworden bij de afgegeven beschikkingen. Bij de gemiddelde waardes over de hele populatie, zien we echter bij zowel de veldopstellingen, als de op water drijvende systemen, lagere bedragen terugkomen, dan in de voorgaande regelingen, zie de tabel hier onder. Daar blijft de kosten reductie dus verder doorgaan, wat deels natuurlijk ook met de gemiddelde omvang van dergelijke projecten heeft te maken.
Het komt ook voor dat er soms foute / onwaarschijnlijke bedragen voorkomen als je uit de RVO tabellen terug rekent. Dan is er bijvoorbeeld een maximum subsidie bedrag verkeerd ingevuld, waardoor je op onwaarschijnlijke waardes kunt komen. Ik heb in ieder geval in al langer lopende overzichten, bij meerdere beschikkingen, waarvoor de beschikte capaciteit neerwaarts is aangepast (omdat het betreffende project veel kleiner is uitgevoerd dan waarvoor was aangevraagd, bijvoorbeeld), af en toe vreemde waarden gezien, meestal omdat het oude maximale subsidiebedrag niet was aangepast. Soms wordt dit later door RVO gecorrigeerd.
Uit de berekeningen volgt voor de vier onder SDE 2021 onderscheiden project "types" het volgende. Tussen haakjes achteraan het gemiddelde onder de voorgaande subsdie rondes, SDE 2020-II, SDE 2020-I, resp. SDE 2019-II, behalve voor drijvende opstellingen onder SDE 2019-II, die toen geen beschikkingen hebben gekregen:
Aan de gemiddeldes voor de project categorieën is te zien dat de veldopstellingen inmiddels duidelijk beter scoren ("goedkoper zijn") dan de rooftop installaties, wat niet vreemd is gezien de gemiddelde omvang ervan. Maar de verschillen blijven nog steeds relatief klein. Bij de dakopstellingen kwam het gemiddelde iets hoger uit bij de maximale kWh subsidie, dan in de voorgaande rondes. Nogmaals, de verschillen zijn niet zeer groot, maar de "maatschappelijke wens" is natuurlijk, dat ook bij de kleinere rooftop projecten de kosten reductie zal doorzetten. Kennelijk moet hier nog de nodige effort in worden gestoken, en hopelijk zullen zowel de susidies verstrekkende overheid, als een belangrijke partij als de verzekerings-branche hier rekening mee gaan houden. Ook rooftop projecten moeten betaalbaar verzekerbaar blijven, anders gaat een hoop potentie en goodwill in de samenleving verloren.
De drijvende projecten hebben ditmaal weer een duidelijk verbeterd niveau bij de maximale kWh subsidie, het gemiddelde van 4,35 ct/kWh (max. subsidie bedrag) ligt nu ongeveer in tussen de gemiddeldes voor de rooftops en de veldopstellingen. Alleen bij de minimale berekende bedragen, scoren de drijvende projecten, met 3,08 ct/kWh, duidelijk hoger dan zowel de dak- als de veldopstellingen (2,62 t.o.v. 2,52 ct/kWh). Er zit kennelijk een ondergrens bij deze byzondere "floating solar" categorie, waaronder de ontwikkelaars bij de (geslaagde) aanvragen niet durven, of kunnen gaan.
Tussen de uitersten bij de gemiddelde waarden voor alle projecten is de spread weer toegenomen. Onder SDE 2020-II was deze nog 0,9 cent per kWh bij de verschillende grootteklassen, bij SDE 2021 is dat weer toegenomen naar 1,33 ct/kWh. Dit was zelfs nog maar 0,4 cent per kWh onder SDE 2020-I, bij de 2019-I lag dat op een veel hoger niveau van 2,4 cent/kWh, en onder SDE 2019-II op bijna 1,1 cent/kWh. Hoe de uitvoering van de verschillende projecten zal zijn / worden blijft natuurlijk het geheim van de smid. Er kan en zal beslist opportunistisch zijn ingezet bij de aanvragen. En er kan beslist vaak veel goedkoper worden gerealiseerd dan dat er is "ingezet". Anders zou er beslist niet zoveel - blijvende - belangstelling voor zonneprojecten onder de diverse SDE regimes zijn.
(6) Resulterende project portfolio
Met de toevoeging van de SDE 2021 beschikkingen, is de portfolio aan veldopstellingen sensu lato weer flink groter geworden. Begin deze maand werd Polder PV nog geïnterviewd over de status van zonneparken door BNR Radio, toen deze forse toevoeging nog niet was verwerkt, en er nog slechts sprake was van 3,5 GWp aan nog niet gebouwde cq. netgekoppelde klassieke zonneparken met SDE beschikking. Na de toevoeging van alle beschikkingen van de SDE 2021 ronde is het overzicht "pending" bij Polder PV verder stevig gegroeid. Voor klassieke grondgebonden zonneparken staat de teller inmiddels op 326 projecten, met een geaccumuleerd beschikt vermogen van dik 5 GWp. Meerdere projecten zijn al gebouwd, maar er is nog geen bericht van netkoppeling gesignaleerd. Voor de categorie drijvende PV projecten staan er 30 beschikkingen klaar met nog eens bijna 200 MWp. Ook voor andersoortige, nog relatief byzondere categorieën zoals vrijstaande carport projecten, zon op infra, e.d., zijn de nodige beschikkingen afgegeven, die het totale potentieel aan wat boven de markt hangt nog verder vergroten. Zoals in de BNR uitzending ook gezegd, is naast de SDE beschikte populatie projecten alleen al bij de klassieke veldopstellingen een enorme hoeveelheid van ruim 500 projecten in diverse stadia van ontwikkeling, met nog veel meer potentie. Daar komen nog eens een 150 tal plannen voor projecten van exotischer aard bij, waarover al berichten in de pers zijn verschenen. De drukte op de markt, en ook, de claims op de ook constant uitgebreide netcapaciteit, blijven voorlopig in alle hevigheid aanhouden.
Het feit dat RVO de laatste jaren zo lang doet over het vaststellen van de definitieve lijst met alle beschikkingen maakt, dat vroeg al toegekende beschikkingen in de tussentijd zelfs al verzilverd kunnen zijn. Dat is ook voor de 2e SDE "++" regeling, SDE 2021, al het geval geweest bij de allereerste publicatie over deze regeling. In totaal zijn er namelijk alweer 26 beschikkingen met een "ja" vinkje voorzien, met een totaal vermogen van 4.825 kWp en een gemiddelde omvang (volgens toekenning) van 186 kWp. Wederom kleine projecten dus, zoals te doen gebruikelijk in de realisatie historie bij voorgaande SDE regelingen. Het project met de grootste beschikking, goed voor 1.500 kWp, is een anoniem rooftop exemplaar, in 2022 gerealiseerd in het Friese Sexbierum (gemeente Waadhoeke). Er zijn beslist al meer projecten opgeleverd, zo heeft IKEA in Hengelo (Ov.) zowel een carport op de parkeerplaats op de begane grond, als een pergola systeem op het bovenste parkeerdek van de parkeergarage, met in totaal 3.460 zonnepanelen laten aanbrengen met SDE 2021 beschikking.
Er zullen uiteraard nog veel meer realisaties gaan volgen. Maar, ook dat is vast onderdeel geworden van de schokkende SDE historie, er zullen tevens veel, met name beschikte rooftop projecten, vroegtijdig gaan sneuvelen. Hoe groot dat volume gaat worden, ligt nog in de onzekere toekomst.
Dit is deel 3 in de serie artikelen die naar aanleiding van het verschijnen van de SDE "++" 2021 ronde beschikkingen is / zal worden gepubliceerd op Polder PV. Voor de overige artikelen zie:
SDE 2021 (tweede SDE "++"). Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "++" beschikkingen (16 juli 2022)
SDE 2021 (tweede SDE "++"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (17 augustus 2022; huidige artikel)
Bron:
Stand van zaken SDE aanvragen (website RVO)
Extern:
Krapte op het stroomnet remt groei zonne-energie (interview met Polder PV over status zonneparken op BNR radio, 4 augustus 2022)
3 augustus 2022: CertiQ rapportage juli 2022 - op een na laagste toevoeging capaciteit gecertificeerde PV-projecten in 2022, 117 MWp. Nieuw record maandelijkse zonnestroom productie (juni: 1.126 GWh), 12 mnd tm. juni wederom nieuw record, 6,9 TWh*.
Het juli maandrapport werd op 3 augustus door CertiQ gepubliceerd. Aan het grootste zonnestroom dossier van Nederland werd weer een relatief laag aantal nieuwe projecten (232), en het op 1 na laagste volume aan nieuwe capaciteit in 2022, 117,0 MWp, toegevoegd. Dat was wel 18% meer toegevoegde capaciteit dan in juli 2021, maar lag ver onder het record volume van bijna 208 MWp in juli 2020. De maandgemiddeldes voor de eerste 7 maanden van 2022 liggen tot nog toe ver onder die voor de voorgaande drie jaren bij de nieuwe aantallen projecten, maar nog wel steeds op de 2e plaats bij de toegevoegde capaciteit, tussen de gemiddelde jaarvolumes in 2021 en 2020. Wel lijkt er nu duidelijk sprake van een relatieve afkoeling van de projecten markt, voor 5 van de 7 maanden is minder capaciteit ingeschreven bij CertiQ, dan in dezelfde periode in 2021.
Het aantal ingeschreven zonnestroom projecten** bij CertiQ is toegenomen naar 32.213 exemplaren. De gemiddelde systeemcapaciteit van alle ingeschreven PV installaties bij CertiQ is iets verder gegroeid, naar bijna 267 kWp. Bij de uitgave van garanties van oorsprong (GvO's) voor zonnestroom is in de 12 maanden tm. juni 2022 alweer een nieuw record bereikt, van, nog zeer voorlopig, 6.911 GWh. In juni 2022 werd 37% meer gecertificeerde zonnestroom productie geboekt dan in juni 2021. Dat was 1.126 GWh, ook weer een nieuw record, en de tweede maal dat in een maandrapport meer dan 1 TWh aan gecertificeerde zonnestroom productie is gepubliceerd. De import van zonnestroom certificaten, Nederland in, over een periode van 12 maanden incl. juli, liet ook weer een nieuw record volume zien (2.371 GWh). Bij de export van zonnestroom GvO's werd, voor de 12 maanden tm. juli, een niveau van 994 GWh gehaald, ook weer een record volume. In deze analyse wordt voor het CertiQ volume wederom een prognose gedaan voor het mogelijk gerealiseerde CertiQ volume, eind van 2022, op basis van de meest recent beschikbare informatie. Er is een nieuwe berekening gedaan van de jaargroei volumes in 2019 tm. 2021, op basis van de meest recente, geactualiseerde progressie grafiek van CertiQ. Het verschil tussen de jaargroei cijfers 2020/2021, is met alle correcties inmiddels weer flink neerwaarts bijgesteld, naar nog maar 260 MWp. Momenteel staat de teller op 2.370 MWp groei in 2020, en een toename van 2.110 MWp in 2021.
*
Disclaimer: Status officiële CertiQ cijfers volgens maand
rapportages !
|
Het overzicht met de cijfers over juli 2021 (en voor de Garanties van Oorsprong, GvO's, tm. juni 2022) verscheen bij CertiQ op 3 augustus 2022.
In de detail analyse hier op volgend wordt ingegaan op de wijzigingen en aanvullingen, deels grafisch verbeeld.
** "Projecten" hier gelijk te stellen aan "inschrijvingen bij CertiQ". Dit kan deels gaan om meerdere deel installaties op een en hetzelfde adres en/of bedrijfs-complex. Vaak gaat het daarbij om separate SDE beschikkingen, waarvoor vereist is dat ze allen een eigen bemetering hebben, tenzij daarvoor afspraken zijn gemaakt met RVO. Er zijn de nodige lokaties met meer dan 1 SDE beschikking, Polder PV heeft daar honderden voorbeelden van in zijn eigen project dossier.
1. Ontwikkeling van aantallen gecertificeerde zonnestroom installaties
Nieuwe aantallen installaties in bovenstaande grafiek, rode curve, met als referentie de linker Y-as. In december 2020 werd, na diverse behoorlijk hoge nieuwbouw cijfers in voorgaande maanden, en na het tussentijdse record in juli (589 netto nieuw), in de laatste kalendermaand wederom een nieuw record niveau met de (netto) bijschrijvingen bereikt bij CertiQ, 616 nieuwe exemplaren (geel omrand data punt rechtsboven in de grafiek). Vanaf januari 2021 viel het nieuwe volume bij de aantallen fors terug, grofweg wisselend rond de 300 nieuwe projecten per maand. Pas in december werd meteen het maandrecord voor dat jaar gevestigd, met 459 nieuwe projecten. In januari 2022 viel dit echter weer sterk terug, naar nog maar (netto) 225 nieuwe projecten. Februari scoorde niet veel hoger, met netto 258 nieuwe aanmeldingen, en maart en april deden het ook weer slechter, met nog maar 234 resp. 232 exemplaren. Pas in mei werd het tot dan hoogste niveau in 2022 gehaald, met 264 nieuwe projecten. Juni viel weer tegen, met maar 219 exemplaren. Dat is het laagste niveau sinds december 2018. Juli kon aan deze magere groei, met 232 nieuwe projecten, niet veel veranderen.
De accumulatie is te zien aan de blauwe kolommen curve in bovenstaande grafiek. In de september 2019 rapportage is de grens van twintigduizend gecertificeerde zonnestroom projecten overschreden, in november 2021 werd de 30.000 piketpaal gepasseerd. Het totaal is inmiddels, met juli 2022 toegevoegd, uitgekomen op, voorlopig, 32.213 exemplaren.
Voor alle CertiQ data geldt: Netto effect = aantal bijschrijvingen minus het aantal uit de CertiQ databank verwijderde PV-projecten per maand. Normaliter werden jaarcijfers later bijgesteld, zoals ook voor voorgaande jaren is geschied (zie revisies voor de jaren 2018 en 2019, met de daar aan gelinkte gedetailleerde analyses). Die revisies worden echter niet meer gepubliceerd, en dus moest er naar een andere reconstructie techniek worden overgestapt. Zie daarvoor een eerste poging in paragraaf 9 in de analyse van het december 2021 rapport. Deze reconstructies worden in de meest recente analyse gecontinueerd en geactualiseerd. Al snel na publicatie van de officiële maandrapportages bij CertiQ, kunnen de waarden per maand namelijk al flink bijgesteld worden (analyse 4 november 2020). In de maandrapport besprekingen van, en de primaire grafieken bij Polder PV, wordt altijd dié inhoud als referentie aangehouden, en vergeleken met oudere maand rapportages, om in ieder geval die trends op een gelijkwaardige wijze met elkaar te kunnen vergelijken.
Grafiek met de variatie in de (netto) groei van de aantallen installaties per maand (rapport) bij CertiQ. De nieuwe volumes gerealiseerde projecten per maand zijn vanwege de enorme stapel aan SDE beschikkingen die al werd uitgevoerd in 2020 t.o.v. 2019 weer sterk toegenomen, ondanks de fikse beperkingen a.g.v. de Covid pandemie. Dit is te zien aan de horizontale stippellijnen, die het maandgemiddelde per kalenderjaar weergeven. 2021 kwam daarbij iets lager uit dan 2019 (bruine resp. gele stippellijn, 339 resp. 350 netto nieuw aantal installaties per maandrapport). 2020 blijft ongeslagen kampioen, met maar liefst 445 nieuwe installaties gemiddeld per maand, volgens de maandrapportages (blauwe stippellijn).
2022 begon, met slechts 225, 258, 234, 232, 264, 219 en 232 nieuwe installaties in de eerste 7 rapportages, weer op een bescheiden niveau (weergegeven in magenta kolommen, inmiddels gemiddeld 238 stuks per maand = stippellijn). Bij de capaciteit ligt die verhouding echter heel anders, zie paragraaf 2.
Tót 2018 was er een verwarrende periode van 4 jaar waarbij ook tijdelijk negatieve groei optrad, vanwege een combinatie van lang durende her-registratie verplichtingen, en mogelijk "natuurlijke uitval" bij CertiQ.
Ook deze volumes (evenals die voor de capaciteiten) zullen achteraf nog worden bijgesteld door wijzigingen in de primaire database van CertiQ. Deze revisies kunnen zowel positief (capaciteit 2015-2018, eerste jaar rapport 2020), als negatief uitpakken. In 2019 is bijvoorbeeld de bijstelling voor de capaciteit in negatieve zin uitgepakt, zoals we hebben gezien bij de jaarcijfers.
In 2020 zijn in de 12 maandrapporten 5.335 nieuwe projecten opgetekend door CertiQ. Een nieuw jaar record, wat 27,2% boven het kalenderjaar volume van de maandrapportages in 2019 (4.195 projecten) is komen te liggen. 2021 heeft in totaal in de maandrapportages 4.073 nieuwe projecten opgeleverd, 24% lager dan in 2020.
Revisies van de historische cijfers lieten, op basis van de actuele grafiek in het december 2021 rapport, zien, dat met de toen geldende status quo, de groei van het aantal nieuwe projecten in heel 2021 ongeveer 45% lager lag dan de aanwas in 2020 (3.049 t.o.v. 5.551 nieuwe installaties). De nieuwe jaargroei volumes voor 2021 zijn inmiddels echter alweer gewijzigd. Zie daarvoor paragraaf 6.
2. Capaciteit evolutie van gecertificeerde zonnestroom installaties
Voetnoot
bij grafiek: de cijfers voor september 2017 zijn na vragen van Polder
PV door CertiQ aangepast.
Voor de reden, zie analyse
herziening september 2017 rapportage ! Ook voor juli 2019 is het
aanvankelijk op 1 augustus 2019
verschenen maandrapport na interventie door Polder PV fors neerwaarts
gecorrigeerd in
een later gereviseerde versie.
Als klap op de vuurpijl resulteerde uit het april 2020 rapport een
bizarre
negatieve maandgroei van -108,5 MWp,
a.g.v. een "drie-nullen correctie" van een eerder (?) foutief
ingegeven installatie door een netbeheerder. Ook het cijfer in januari
2021 is door een foute
entry van een netbeheerder veel te hoog uitgepakt. Dit is gecorrigeerd
in februari, waardoor die maand een zeer lage "artificiële
groei" laat zien.
In vergelijking met de groei van de aantallen nieuw geregistreerde gecertificeerde PV projecten (vorige grafiek), gaat het bij de netto toegevoegde capaciteit al langere tijd om opvallende, gemiddeld substantieel grotere volumes dan wat we in eerdere jaren hebben gezien. Met name in 2018, 2019, 2020 en 2021. In november van 2019 werd een nieuwe record toevoeging van maar liefst 409,9 MWp geregistreerd. Het maandgemiddelde (horizontale stippellijn) eindigde voor de maandrapportages op 142 MWp in dat jaar, in 2020 en 2021 is dat gemiddelde verder toegenomen van 158 naar 191 MWp.
Desondanks is, op basis van de revisie van de maandrapport cijfers (paragraaf 9), de uitkomst voor het hele jaar nogal anders geworden dan gedacht: In 2020 is met de update van de geactualiseerde CertiQ grafiek in het juli 2022 rapport namelijk al een substantieel hogere jaargroei geconstateerd dan in 2021, een verhouding van, momenteel 2.370 MWp in 2020, en 2.110 MWp in 2021. Hierbij moet ook de disclaimer, dat, net als voor 2020, de cijfers voor 2021 alsnog flink verder kunnen gaan wijzigen in latere revisies van CertiQ.
2022 begon in de historische reeks bemoedigend, met 166,7 MWp in januari, 199,3 MWp in februari, waarbij het eerste kwartaal voorlopig werd afgesloten met een relatief beperkt volume van 159,7 MWp nieuwe capaciteit in maart. April 2022 viel tegen, met slechts 92,5 MWp, minder dan de helft van de 194 MWp in april 2021 en zelfs lager dan de aanwas in april 2019. Mei 2022 krabbelde weer op, met een toevoeging van, 231,2 MWp. Het tweede hoogste niveau voor die maand, maar nog wel 16% lager dan de toename in mei 2021. Juni liet een iets bovengemiddelde groei zien van 199,2 MWp, wat echter wel 23% lager lag dan de 259,2 MWp aanwas in juni 2021. Juli viel fors tegen, met maar 117,0 MWp (netto) nieuwbouw. Weliswaar 18% hoger dan het nog lagere volume van 95,5 MWp in juli 2021, maar beduidend lager dan het record voor die maand, 207,6 MWp, in juli 2020.
De 7 eerste rapportages in 2022 hebben momenteel 1.166 MWp toegevoegd, t.o.v. 1.369 MWp in dezelfde periode in 2021, bijna 15% minder. Hiermee lijkt er inmiddels een gemiddeld licht neerwaartse trend te zijn ingezet. Welke van de vigerende grote problemen daarbij de hoofdrol lijkt te spelen (beperkingen aanwezige netcapaciteit, personeelsgebrek, grondstof prijzen, hardware leveringsproblemen, etc.), is nog niet duidelijk.
3. Gemiddelde capaciteit nieuwe PV installaties juli 2022
Als we uitgaan van de CertiQ cijfers zoals nu gepubliceerd, deze als "correct" beschouwen, relatief weinig uitstroom van verwijderde projecten in de data bestanden veronderstellen, en de maandelijkse netto toevoegingen in de rapportages voor juli 2022 combineren met de toegevoegde capaciteiten in die maand, resulteert dit in een gemiddeld systeem vermogen van 504 kWp per stuk bij de nieuwkomers. Weliswaar beduidend lager dan in juni (910 kWp gemiddeld), maar nog steeds behoorlijk grote projecten betreffend. Dat geeft voor de maand juli een gemiddelde omvang van zo'n 1.326 zonnepanelen à 380 Wp per nieuw project.
Het evoluerende systeemgemiddelde bij de totale accumulatie in het CertiQ dossier is in juli iets verder toegenomen. Zie paragraaf 8.
4. Kwartaal cijfers CertiQ maandrapportages - eerste half jaar 2022 bekend
Groeicijfers per kwartaal volgens de oorspronkelijke maandrapportages. Het record volume per kwartaal is tot nog toe al in QIV 2020 gerealiseerd, met 874 MWp.
2021 liet een sterk wisselend beeld zien, met hoge toevoegingen in het 2e (728 MWp) resp. 4e kwartaal (672 MWp), gebaseerd op de maand rapportages. Voor 2022 zijn de eerste 6 maand rapportages cq. het eerste half jaar inmiddels bekend. 167, 199, resp. 160 MWp, totaal 526 MWp in het eerste kwartaal, 2,8% lager dan de 541 MWp in QI 2021. Maar wel al 73% hoger dan de 304 MWp toegevoegd in het hele eerste kwartaal in eerste Covid jaar 2020. En 68% hoger dan hetzelfde kwartaal in het "normale" jaar 2019 (314 MWp).
Het tweede kwartaal van 2022 liet een bijna identiek totaalbeeld zien als het voorgaande, met een aanwas van 523 MWp (laatste kolom). Dit is hoger dan voorspeld op basis van de 1e 2 maandrapportages, maar is desondanks sterk achtergebleven bij het record volume van QII 2021 (728 MWp), 28% minder volume. Het eerste resultaat voor het derde kwartaal vinden we achteraan, in de gearceerde kolom, waar nog 2 maandrapporten aan moeten worden toegevoegd. Als we met een gemiddelde rekenen voor de 1e zeven maanden (bijna 167 MWp), zou het derde kwartaal op slechts zo'n 450 MWp uitkomen, beduidend lager dan in de vorige drie kwartalen. De vraag is natuurlijk, of de licht dalende lijn verder wordt doorgetrokken, of dat er nog "verrassingen" uit de koker van de CertiQ statistieken zullen gaan komen.
5. Half-jaar cijfers CertiQ maandrapportages - eerste half-jaar afgerond
Groeicijfers per half-jaar. De Y-as geeft de nieuw gerapporteerde capaciteiten in MWp, volgens de maandrapportages in de getoonde half-jaren. Op de X-as per kolom de resultaten van de 6 maand rapportages uit de half-jaren (HI = jan. tm. juni; HII = juli tm. december) sinds 2010, tot en met 2e half-jaar van 2021, en, achteraan, de accumulatie van HI 2022, en het eerste resultaat voor HII 2022.
Het tweede half-jaar van 2020 heeft een nieuwe record capaciteit van 1.432 MWp laten zien, temidden van de mondiale Covid19 pandemie. Daarna zijn de halfjaar volumes in de maand rapportages stapsgewijs afgenomen, van 1.269 MWp in HI 2021, naar nog maar 1.026 MWp in de tweede jaarhelft van vorig jaar. Het eerste half jaar van 2022 deed het marginaal beter, met 1.049 MWp nieuwbouw.
Zoals hier boven reeds gesignaleerd, lijkt het er op, dat we inmiddels met een wat afkoelende projecten markt hebben te maken vanwege de blijvende, structurele problemen bij de realisatie van grote(re) PV installaties. Wel staan er in de projecten overzichten van Polder PV de nodige, reeds grotendeels gebouwde forse zonneparken klaar om aan het net gekoppeld te worden, dus mogelijk kan in de tweede helft van 2022 e.e.a. nog steeds worden "recht gebreid". Dat is echter nog steeds geen gegeven, het kan ook gaan tegenvallen. Het nieuwe volume voor juli, 117 MWp, is in ieder geval niet bemoedigend. Het is natuurlijk wel een vakantie maand, dus het wordt interessant om te zien hoe de ontwikkeling vanaf september zal zijn.
6. Kalenderjaar cijfers CertiQ maandrapportages & jaar-revisies - tm. juli 2022, inclusief revisie 2019, eerste jaar rapport cijfers 2020 en 2021, en meest recente herzieningen
Voor beschouwing van een vorige versie van deze grafiek, zie onder de bespreking van het april maand rapport van 2021. Nieuwe kalenderjaar volumes volgend uit de oorspronkelijke maand rapportages zijn hier weergegeven in lichtblauwe kolommen. De volumes die volgen uit de later verschenen oorspronkelijke, dan wel gereviseerde jaar rapportages zijn getoond in de donkerblauwe kolommen. Normaliter werden gearceerde kolommen later nog bijgesteld door CertiQ. Zoals in een vorige analyse besproken in paragraaf 9, worden er echter geen gereviseerde jaaroverzichten meer gepubliceerd door CertiQ, en moeten we de actuele cijfers proberen te reconstrueren. De gearceerde kolom voor 2020 is in ieder geval het gevolg van het verschil tussen het EOY volume in het gereviseerde jaar rapport voor 2019, en dat in het later niet meer gereviseerde eerste jaar rapport voor 2020. De kolom voor 2021 is het verschil tussen de EOY volumes in de twee niet meer gereviseerde jaar rapportages voor de jaren 2020 en 2021.
Het op basis van de maandrapportages bereikte niveau voor 2021, 2.295 MWp, is al 21% hoger dan de 1.897 MWp voor 2020 in de maandrapportages over dat jaar. En bijna 13% hoger dan het jaargroei cijfer in het eerste (niet meer gereviseerde) jaar rapport over 2020 (2.036 MWp). Het verschil tussen de jaar rapport cijfers is in 2020 en 2021 veel minder groot, 2.036 MWp in 2020, en 2.101 MWp in 2021 (3,2%), maar ook dat is gebaseerd op alweer achterhaalde cijfers. Helemaal rechts zien we, gearceerd, het eerste gecumuleerde resultaat voor 2022 staan (jan. - juli), 1.166 MWp. Waar nog 5 maand rapportages aan moeten worden toegevoegd.
Als de groei in het hele jaar constant zou blijven, zou de totale jaargroei theoretisch zo'n 2,0 GWp kunnen worden (alleen gecertificeerde capaciteit), maar dat is een nog veel te vroege speculatie, omdat de maand volumes dramatisch van elkaar kunnen verschillen. Er vaak in de tweede jaarhelft een forse toename is van capaciteit van netgekoppelde zonneparken. En dat oudere cijfers later nog steeds herzien kunnen worden. Daar tegenover staat, dat er ook nog tal van onopgeloste problemen zijn, zoals de zeer serieuze netcongestie, en gebrek aan kundig personeel in de zonnestroom markt in Nederland. Indien deze problemen zullen aanhouden, zal het groeitempo beslist verder gedrukt worden.
Revisie oudere jaargroei cijfers (ctd.)
In deze grafiek heb ik wederom twee opnieuw berekende jaarvolumes getoond, op basis van de in elk CertiQ maandrapport getoonde meest actuele grafiek, in 2 rood gekleurde horizontale lijnstukken. Ditmaal gebruik makend van de door CertiQ getoonde actuele evolutie grafiek in het juli 2022 rapport. De methode daarvoor heb ik toegelicht in paragraaf 9 van de analyse van het december 2021 rapport. Deze reconstructie methode is ingezet, omdat er géén herziene jaaroverzichten meer zijn verschenen bij CertiQ (sedert kalenderjaar 2020), en "officiële" gewijzigde historische cijfers voor die jaren vooralsnog ontbreken.
Met deze meest recente extrapolaties komt het jaarvolume voor de gecertificeerde capaciteit voor 2020 uit op 2.370 MWp (eerdere reconstructies: 2.540 MWp, 2.350 MWp, 2.310 MWp, 2.350 MWp, 2.360 MWp, resp. 2.550 MWp), en voor 2021 inmiddels op 2.110 MWp (voorgaande rapportages: 1.930 MWp, 2.070 MWp, 2.110 MWp, 1.828 MWp, 1.970 MWp, 1.855 MWp, resp. 1.588 MWp). Nog steeds / wederom wijken deze meest recente jaargroei cijfers sterk af van de volumes die volgen uit de accumulaties van zowel de maandrapport data, als van die gebaseerd op de jaar rapportages. Momenteel is de nu actueel bekende jaargroei in het CertiQ dossier in 2021 nog maar 11% lager geweest dan in 2020. In de vorige analyse was dat nog 24%, het verschil is dus wederom sterk afgenomen. Afhankelijk van de bijstellingen in komende maandrapportages kan dat weer toenemen, of kleiner gaan worden.
Met de meest actuele stand van zaken lijkt, bij de capaciteitstoename voor het jaar 2020 16,4% meer vermogen te zijn gerealiseerd dan was af te leiden uit de (voorlopige) jaaroverzichten. Voor 2021 is dat momenteel slechts 0,4 % meer t.o.v. in het voorlopige jaaroverzicht (huidige revisie op basis van grafiek in juli 2022 rapportage CertiQ). Bij de aantallen nieuwe projecten per jaar zijn deze relatieve verschillen 15,9% positief voor 2020, resp. 3,0% negatief voor 2021. De absolute jaargroei van de aantallen projecten zou in de huidige status update neerkomen op zo'n 5.550 exemplaren voor 2020, resp. 3.700 nieuw in 2021, een duidelijke afname van de groei.
Met name de cijfers voor 2021 kunnen in een later stadium nog fors worden bijgewerkt.
7. Accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit
De trendlijn in de grafiek is sedert de mei 2020 update, als gevolg van de aanvankelijk tegenvallende cijfers in 2020 (incl. de negatieve groei in april anomalie), aangepast t.o.v. het exemplaar in de voorgaande versies. De polynoom "best fit" curve is vervangen door een voortschrijdend gemiddelde trendlijn, waarbij het gemiddelde resultaat van de laatste drie maanden wordt weergegeven. De rode lijn laat, op enkele kort durende anomalieën na, een voortdurende flinke progressie zien. Vertikale blauwe stippellijnen geven vanaf de bespreking van de november 2020 rapportage het snijpunt van de bereikte 1.000 MWp piketpalen ("een GWp") met deze curve weer. De zevende piketpaal is eind november 2021 gepasseerd, de achtste piketpaal werd in het rapport van april 2022 gehaald. Met de toevoeging van de 7e maandrapportage van 2022 staat er nu bij CertiQ inmiddels alweer een geaccumuleerd gecertificeerd vermogen genoteerd van 8.583,4 MWp aan PV capaciteit.
Het inmiddels alweer bereikte volume van 8,58 GWp in het CertiQ rapport van juli 2022 is een factor 390 maal het volume eind 2009 (22 MWp). En al ruim 66 maal het volume in juni 2015 (129,5 MWp), vlak voordat de hoge groei bij CertiQ manifest werd. Deze fenomenale groei in de solar projecten markt is een van de grootste problemen voor de netbeheerders geworden, de laatste jaren. Voor een nieuwe prognose voor eind 2022, gebaseerd op o.a. dit diagram, zie de grafiek in paragraaf 9.
De verdere progressie hangt wederom van onzekere factoren af, met name de voortwoekerende netcapaciteit problemen, en de beschikbaarheid van kundig en gekwalificeerd technisch personeel. De SDE portfolio's zijn echter nog dermate groot (analyse 1 april 2022 update alhier), dat we nog veel volume kunnen gaan verwachten in de komende jaren, ondanks de ook al gesignaleerde, massieve uitval van beschikkingen voor zonnestroom projecten. Gezien de krappe tijdvensters waarbinnen SDE beschikte projecten gebouwd dienen te worden, en ondanks een jaar respijt vanwege de pandemie, is 2021 sowieso een prima jaar geworden. Zeker op het gebied van de realisatie van grotere, SDE "+" en "++" gesubsidieerde projecten.
8. Evolutie systeemgemiddelde capaciteit bij accumulaties CertiQ dossier
Met de aanhoudend sterke groei van de accumulatie van (gecertificeerde) zonnestroom capaciteit, bleef jaren lang ook de gemiddelde projectgrootte fors groeien in de cijfers van CertiQ. In twee korte periodes was er even een terugval (voorjaar 2020, en in februari 2021).
Er zijn eerder al twee piketpalen gepasseerd, in maart 2019 werd een gemiddelde van 100 kWp gehaald, in januari 2021 ging het al over de 200 kWp heen (bovenste 2 horizontale stippellijnen). De toename van het systeemgemiddelde was hoog in 2020, toen vele grote projecten werden toegevoegd. Weliswaar was de groei in 2021 minder sterk, en vlakte deze verder af in de eerste zeven maanden van 2022, maar bleef het systeemgemiddelde verder toenemen. Om eind juli 2022 te culmineren in 266,5 kWp. Het eind lijkt nog steeds niet in zicht.
Het maximale niveau eind juli 2022 is een hoge factor 46 maal het gemiddelde begin 2010. En een factor 17,8 maal zo hoog dan de minimum omvang waarvoor een SDE "+" project sedert SDE 2011 (volgens wettelijk voorschrift) wordt geaccepteerd door RVO (15 kWp, onderste horizontale blauwe stippellijn). Ook in deze grafiek is, vanwege de trendbreuk begin 2020, afgestapt van een polynoom trendlijn, en is deze vervangen door een voortschrijdend gemiddelde lijn, met gemiddelde waarden van de laatste drie maanden (rode curve).
De gemiddelde systeemgrootte van de netto toevoeging in de juli 2022 rapportage lag die maand op een niveau van 504 kWp (paragraaf 3). Dat het in de grafiek getoonde gemiddelde voor alle geaccumuleerde projecten normaliter (veel) lager ligt dan bij de maandelijkse toevoegingen, komt door het blijvend "drukkende effect" van de duizenden kleine residentiële PV installaties uit de eerste 3 SDE regelingen (vaak met een omvang van maar een paar kWp per stuk). De verwachting is, dat dit effect op het totale systeemgemiddelde nog lang zal aanhouden gezien hun volume. Pas als er continu véél, en ook zeer grote fysiek opgeleverde nieuwe SDE projecten gaan cq. blijven instromen bij CertiQ, zal dat effect (deels) worden opgeheven.
Daarbij dient men niet te vergeten dat de duizenden kleine residentiële installaties ook voor 15 jaar een SDE (2008-2010) beschikking hebben (zie grafiek met de actuele [overgebleven] aantallen per grootte categorie in het eerste jaar overzicht van 2020, en, ditto, met een andere categorie indeling, in het 1e overzicht voor 2021). Dus het gros daarvan zal beslist nog tot en met 2023 in dienst zijn, en geregistreerd blijven bij CertiQ. Zonder registratie immers géén (voorschot-betalingen voor) SDE subsidie meer. In een recent gevonden FAQ post van de TenneT dochter (Hoelang is mijn inschrijving voor mijn productie-installatie geldig?), wordt zelfs gerept van het volgende, over de geldende inschrijf duur van PV projecten:
"Uw inschrijving is 5 jaar geldig vanaf de datum van uw vaststellingsovereenkomst. Deze datum kunt u vinden in MyCertiQ. Een uitzondering geldt voor zonne-installaties met een vermogen van maximaal 0.015 MW. Deze installaties staan voor onbepaalde tijd ingeschreven, tenzij u CertiQ verzoekt om deze uit te schrijven."
Dit betekent dat, als de eigenaar van genoemde kleine PV projecten waarvan de SDE subsidie termijn is verlopen, géén actie onderneemt, de ooit geregistreerde (residentiële) installatie gewoon in de bestanden van CertiQ aanwezig zal blijven. Overigens vallen hier óók enkele grotere projecten onder, die van een gat in de wetgeving gebruik hebben kunnen maken onder de oudste SDE regelingen. Waar onder het Klepperstee veldproject in het Zuid-Hollandse Ouddorp, met tientallen SDE 2009 beschikkingen.
9. Totaal CertiQ volume - nieuws m.b.t. revisie cijfers en extrapolatie tm. juli 2022
Voor een uitgebreide analyse van gereviseerde cijfers voor de afgelopen twee jaren (2020 en 2021), zie paragraaf 9 in de bespreking van het december 2021 rapport.
Op basis van de actuele grafiek in het juli 2022 rapport van CertiQ heb ik de voor die jaren geldende eind cijfers (EOY) opnieuw bepaald. Deze heb ik reeds getoond en besproken in paragraaf 6; ze geven het meest actuele resultaat aan voor die jaren. De verwachting is dat deze resultaten nog lang niet definitief zijn, en met elk maandrapport nogmaals zullen worden bijgesteld. Die zullen dan ook in komende analyses direct worden meegenomen.
Nieuwe extrapolatie, voor eind 2022, op basis van maandrapportages
Hier onder ga ik opnieuw, wat alleen het CertiQ volume betreft (!), met een laatste extrapolatie, in op het accumulatie potentieel voor eind 2022. Dit, n.a.v. de groei bij de accumulatie van de capaciteit, inclusief de toevoegingen in de laatste maandrapporten. Vanaf de versie van juni 2022 wordt slechts een periode vanaf december 2015 getoond. De complete reeks tot en met mei 2022 is in de betreffende analyse voor die maand weergegeven.
Extrapolatie voor eind 2022
Het aanvankelijk zeer forse verschil tussen de eindejaars-volumes voor 2020 volgens het december rapport van dat jaar (5.123 MWp, blauw omkaderd), en de nieuw gereconstrueerde laatste omvang voor het eindejaars-volume, inmiddels 5.700 MWp, i.p.v. de eerder getoonde 5.317 MWp in het eerste jaaroverzicht voor 2020 (groen, gestreept omkaderd), is weer flink afgenomen. Het verschil tussen de twee waarden is in 2021 een stuk kleiner, 7.418 MWp volgens het 1e jaaroverzicht, en inmiddels zo'n 7.810 MWp in de huidige reconstructie van de meest recente evolutie grafiek van CertiQ. Voor de kalenderjaren tm. 2019 zijn gereviseerde jaar rapportages voorhanden, hun "eindwaarden" zijn weergegeven met de gesloten groene diamantjes. Echter, voor eind 2019 heb ik nog een kleine bijstelling gemaakt op basis van de meest recente grafiek gepubliceerd door CertiQ (dit had ook invloed op het nieuwe jaarvolume voor 2020).
In een nieuwe, "conservatieve" lineaire extrapolatie voor de mogelijke accumulatie in het CertiQ register, eind 2022 (zwarte lijn), heb ik in deze laatste korte termijn prognose wederom eind 2018 als begin referentie genomen (eerste vertikale blauwe stippellijn), en via het laatste maand resultaat, juli 2022, lineair ge-extrapoleerd naar eind 2022 (EOY '22, 2e vertikale blauwe stippellijn). Met deze extrapolatie komen we aan het eind van het huidige jaar inmiddels op een mogelijke accumulatie van zo'n 9.400 MWp uit, weergegeven rechts van de rechter Y-as. Deze is vrij stabiel in de laatste reconstructies.
Ten tweede. Gaan we uit van de best fit trendlijn door de maand resultaten, een (conservatieve) 3e graads polynoom (rode curve), en bepalen we daarvan het snijpunt met genoemde blauwe stippellijn, komen we ongeveer op hetzelfde niveau uit. Dit is het "minimale" niveau waar we nu van uit kunnen gaan voor eind dit jaar.
Gaan we nu uit van een "redelijk conservatieve" trendlijn door de (herziene en/of aangepaste) eindejaars-volumes in de groene curve (3e graads polynoom berekend door Excel), zou de extrapolatie voor EOY 2022 grofweg neerkomen op zo'n 10.700 MWp. Het gemiddelde van deze 2 prognoses geeft voor eind 2022 een potentieel van rond de 10 GWp aan gecertificeerde PV-capaciteit, niet veel verschillend van de vorige prognose.
Omdat met name voor 2021 en 2022 er nog steeds het nodige aan volume kan worden bijgeplust, is het "zoekgebied" voor het te verwachten volume eind 2022 in het bovenste deel van de ovaal met gestippelde rand in de grafiek.
Wel moet men blijven beseffen, dat CertiQ al enige tijd het grootste zonnestroom dossier in Nederland omvat. Maar dat dit alles nog exclusief de residentiële, nieuwbouw, huur- en andere marktsegmenten is, die niet, of nauwelijks zijn vertegenwoordigd in het - omvangrijke - CertiQ dossier. We zullen later aan de hand van nieuwe cijfers van het CBS meer zicht krijgen op de totale marktgroei in Nederland. Voor de meest recente data van peildatum eind mei, zie het artikel van Polder PV, van 7 juni jl.
10. Gecertificeerde zonnestroom productie tm. juni 2022 - wederom record volumes GVO uitgifte in 1 maand, resp. in 12 maanden tijd
De "gemeten" producties van gecertificeerde zonnestroom worden door CertiQ ook in hun maand rapportages weergegeven, en wel over de daar aan voorafgaande maand. Dit zijn, wederom, altijd minimum inschattingen, omdat er vaak nog de nodige productie cijfers "na worden geleverd". De grootste volumes zijn wel al bekend, in de rapportage maand, volgend op de verslag-maand.
In bovenstaande grafiek in magenta de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteit in de CertiQ databank, eindigend op 8.583 MWp in het juli 2022 rapport (geel omrand punt rechtsboven, referentie: linker Y-as). De productie curve is sedert het laatste dieptepunt, in december 2021 voorlopig een volume van 94,4 GWh (43% hoger dan december 2020) weer, als vanouds, rap gegroeid in het eerste half-jaar van 2022. Een beperkte stijging naar 115,1 GWh in januari (het was volgens het KNMI dan ook een vrij sombere maand). En al een fors hoger volume van 264,6 GWh in februari.
Maart brak alle records voor het eerste kwartaal, met 705,1 GWh, 78% hoger dan de eerst gepubliceerde cijfers voor maart 2021 (396 GWh). Ook april pakte hoog uit, met 818,3 GWh. Ook mei zette een nieuw record volume neer, van ruim 1.017 GWh. Zoals de verwachting was, is dat alweer naar de 2e plaats verwezen in de update van juli 2022, met een volume van 1.125,8 GWh voor de maand juni (blauw data punt met rode rand, rechtsboven in de grafiek). Dat is 37% meer dan de 822,5 GWh genoteerd voor juni 2021. Goed om te beseffen dat dit uitsluitend het gecertificeerde volume betreft, en dat dit nog opwaarts zal worden bijgesteld. Het is nu voor de 2e maal in de publicatie geschiedenis bij CertiQ, dat in een maand tijd al meer dan 1 TWh aan uitsluitend gecertificeerde, fysiek bemeten zonnestroom productie is geopenbaard.
Dit zal zeker in de zomermaanden meer gaan voorkomen. Juli dit jaar gaat zeker weer voor een record zorgdragen, het was volgens het KNMI immers "zeer zonnig" die maand. Dat, gecombineerd met de forse capaciteit toevoegingen die ook al zonnestroom hebben geproduceerd, zullen naar verwachting tot alweer een nieuw productie record gaan leiden. We gaan in het volgende maandrapport zien hoe hoog dat voor de gecertificeerde populatie heeft uitgepakt.
De 2 laatste december maanden met de laagste volumes zijn met 2 blauwe pijlen weergegeven, rechts onderaan. De producties in die winterse maanden worden elk jaar hoger. Een onherroepelijk gevolg van de enorme toename aan opgestelde capaciteit, waarvan de productie in de winter, hoe laag ook, wordt toegevoegd aan dat van de bestaande populatie.
De essentie van deze curve is vergelijkbaar met de berekende (totale) nationale productie, zoals Martien Visser van En-Tran-Ce die regelmatig publiceert op Twitter. Het laatste exemplaar wat hij toonde werd door hem op 12 juni gepubliceerd. Het verschil is, dat bovenstaande grafiek gebaseerd is op volledig gecertificeerd en geijkt bemeten installaties, met een volume wat al de grootste deel van de totale markt omhelst. Wel moet daar nog e.e.a. aan meetwaarden aan worden toegevoegd, revisies van die cijfers van voorgaande jaren vinden we nog wel terug in de jaaroverzichten die de TenneT dochter publiceert.
Totale gecertificeerde jaarproducties zonnestroom in 2020 en 2021
Zie hiervoor, en over eerste bespiegelingen over de totale "groene" en "grijze" stroomproductie in 2020, de uitgebreide bespreking in het januari rapport 2021. Ook in het detail overzicht van het eerste jaar rapport van 2021 ben ik dieper ingegaan op de groene stroom productie, import en export van GvO's. Het allereerst gepubliceerde gecertificeerde productie cijfer voor 2020 was voor zonnestroom bijna 3.749 GWh. In het eerste jaaroverzicht voor 2021 is dat opwaarts bijgesteld naar 3.937,4 GWh, 5% meer. Met deze bijstelling is de aanwas in 2020 t.o.v. de gecertificeerde productie in (voormalig record) jaar 2019 (2.047 GWh), nu al ruim 92%. Mogelijk kan dit nog wat hoger worden, maar het verschil is nu al respektabel te noemen. Zeker als we ons realiseren met welke problemen de installatiebedrijven werden geconfronteerd in het eerste Covid19 jaar 2020.
Volgens de nog zeer voorlopige opgave van de hoeveelheid afgegeven GvO's voor Nederlandse gecertificeerde zonnestroom tm. december 2021, is er alweer een kalenderjaar record volume van 5.632 GWh aan productie middels certificaten vastgelegd in 2021. Dat is alweer iets meer dan de 5.605 GWh gepubliceerd in het 1e jaar rapport over 2021, maar dat bevatte dan ook nog niet de productie in december. Genoemde 5.632 GWh is alweer 34% meer productie dan in 2020 (gereviseerde cijfers). En kan beslist nog fors meer gaan worden, als nog niet bekende data van geregistreerde PV projecten bij CertiQ aangemeld gaan worden. Een eerste teken aan de wand is het jaarverslag van CertiQ, waarin alweer gerept wordt van 5,9 TWh "issuance" van zonnestroom certificaten in 2021 (Annual Report 2021, zie download pagina). Wel is vreemd, dat in hetzelfde jaarverslag 3,8 TWh voor 2020 wordt verondersteld, wat niet in lijn is met de ruim 3,9 TWh vermeld in het eerste jaaroverzicht van 2021 voor dat jaar. Mogelijk betreft dat een - byzondere - neerwaartse bijstelling van de eerder gepubliceerde cijfers.
De tot nog toe geregistreerde productie van de twaalf maanden tot en met juni 2022 laat alweer een nieuw record volume voor de maand rapportages zien van 6.911 GWh (ruim 6,9 TWh). De netto nationale stroom productie was in 2021 ongeveer 118 TWh (lager dan in 2020, zie CBS tabel), zonnestroom is dus structureel impact aan het maken in de Nederlandse elektriciteits-mix, en het aandeel zal verder gaan toenemen.
11. Andere cijfers zonnestroom certificaten CertiQ
GvO import
CertiQ publiceert ook separate import- en export cijfers van GvO's voor zonnestroom. Door eerder gerapporteerde problemen met de registraties daarvan (verdwenen nieuwsberichten op de website), zijn de import cijfers mogelijk niet representatief voor de laatste maanden van 2021. In november dat jaar was het niveau relatief laag, slechts 25,5 GWh. In december is dat plots 410,5 GWh geworden, toen een record. Januari 2022 gaf echter alweer een nóg hoger volume te zien (mogelijk deels vanwege administratief inhaalwerk), 520,6 GWh. In februari viel het niveau weer terug naar 303,9 GWh. En groeide vervolgens in maart weer aan naar 361,3 GWh. In april klapte het volume in, er werd nog maar voor 1 GWh geïmporteerd (!). In mei was het 38 GWh, om weer toe te nemen tot 161 GWh in juni. Juli zat, met bijna 152 GWh, iets lager. Het hoogste volume in 2020, 94,1 GWh, werd genoteerd in mei van dat jaar. Het laagste niveau in 2021 was slechts 0,7 GWh in april.
GvO export
Gelijktijdig met de import van GvO's voor zonnestroom, werden er in juli 2022 ook weer zonnestroom GvO's ge-exporteerd, uit Nederland, naar buitenlandse opkopers onder de Europese paraplu. Na de hoge volumes in de eerste maanden van 2022, bereikte dat in juni een dieptepunt van slechts 11,1 GWh. In juli trok dat weer flink aan, naar ruim 118 GWh. Het export record werd gevestigd in september 2021 (176,9 GWh).
12 maand accumulaties
Voor de accumulaties van de laatste 12 maanden nam de import fors toe, van 418 (juli 2021), naar, wederom, een nieuw record volume van 2.371 GWh in juli dit jaar. Bij de 12 maandelijkse accumulatie voor de export werd in juli dit jaar een volume van 994 GWh bereikt. Dit is, wederom, een record volume, wat het vorige, in mei dit jaar (938 GWh) naar de 2e plaats heeft verwezen.
Afgezien van mogelijke fouten bij de ingaves bij CertiQ, komt de balans tussen de import- en export volumes van GvO's voor zonnestroom, na enkele maanden met positieve balansen, in april 2022 weer neer op een negatief volume van 12 GWh minder aan certificaten ge-importeerd dan het land uit ge-exporteerd. In mei was het weer krap positief, 4 GWh, in juni alweer fors hoger, 149 GWh. In juli was het nog maar 33 GWh. In september 2021 was er een negatief record van 170 GWh (meer export dan import), in januari een record overschot (ruim 428 GWh). Bij de 12-maandelijkse accumulaties is tm. juli 2022 weer een positief resultaat van 1.377 GWh behaald (meer import dan export), nog steeds flink verwijderd van het record van 1.771 GWh overschot in oktober 2018. In juli 2021 lag dat 12 maandelijks voortschrijdend gemiddelde nog op een record negatief niveau van -161 GWh (meer export dan import in die periode).
GvO maandgemiddeldes
De langjarige maandgemiddeldes voor de zonnestroom GvO's in de periode januari 2016 tm juli 2022 waren als volgt: 89,2 GWh/mnd (import) resp. 26,9 GWh/mnd (export). Dus blijvend veel meer (netto) import dan export, waarmee een nog steeds relatief klein deel van de dominant fossiele stroom consumptie "administratief wordt vergroend".
Januari 2022 blijft voorlopig de maand met de hoogste import volumes van zonnestroom GvO's (521 GWh), voor de export is dat nog steeds september 2021 (177 GWh). Bij de voortschrijdende 12-maand accumulaties is de record maand inmiddels juli 2022 (import, 2.371 GWh), en, wederom, juli 2022 (export, 994 GWh). Als we de "balans" van import minus export volumes van zonnestroom certificaten in een aaneengesloten periode van 12 maanden berekenen, zien we sedert het eerste datapunt (maart 2015) een zeer grote spreiding. Variërend van 1.771 GWh (oktober 2018 en 11 maanden daar aan voorafgaand) positief, tot 161 GWh negatief (meer export dan import van zonnestroom GvO's in die periode) voor juli 2021 en de daar aan voorafgaande 11 maanden.
Eind juli 2022 was de "voorraad" van nog niet aangesproken GvO's bij CertiQ (van groot naar klein: wind, biomassa, zon, water, en [nihil] geothermie GvO's) 22,47 TWh. Dat blijft, ondanks weer een geringe daling van de omvang, een opvallend hoog volume t.o.v. de 117,9 TWh verbruik in 2021 (CBS data), 19% van dat totaal. Die enorme voorraad blijft een aanzienlijke marktwaarde aan "groenheid" vertegenwoordigen. Een feit wat slechts weinigen in ons land beseffen.
12. Status thermische zonne-energie
Er is sedert de juni rapportage 1 thermisch zonne-energie project aan de database van CertiQ toegevoegd. De totale opgestelde capaciteit nam toe van 52,7 naar 52,9 MWth, dus waarschijnlijk een project van 0,2 MWth toegevoegd. De totale thermische capaciteit in het CertiQ register is inmiddels toegenomen naar 3.766 MTth, en wordt gedomineerd door biomassa projecten die warmte "uit hernieuwbare bronnen" produceren (3.179 MWth, ruim 84% van totaal volume "warmte" projecten).
13. Jaarverslagen en jaaroverzichten
Voor cijfers uit het jaarverslag over 2020 zie paragraaf 12 in de analyse van maart 2021.
Voor links naar besprekingen van de jaaroverzichten van 2020 en 2021, en de maandoverzichten vanaf 2021, zie bronnen overzicht hier onder.
Eerdere analyses van maandrapportages 2021-2022 op Polder PV
Huidige rapportage: juli 2022
Juni
2022
Mei
2022
April
2022
Maart
2022
Februari
2022
Januari
2022
December
2021
November
2021
Oktober
2021
September
2021
Augustus
2021
Juni
& juli 2021
Mei
2021
April
2021
Maart
2021
Februari
2021
Januari
2021
Detail analyse eerste jaar rapport 2021 van CertiQ (zonnestroom). Zie ook introductie (2 februari 2022)
Detail analyse eerste jaar rapport 2020 van CertiQ (zonnestroom). Zie ook introductie (6 maart 2021)
Bronnen:
Statistische overzichten CertiQ (per maand)
NB: de website van CertiQ is volledig vernieuwd op 20 september 2021. Aanvankelijk waren alleen de maandrapportages van 2021 toegankelijk. Eind oktober 2021 werden weer alle maandrapportages beschikbaar gemaakt via downloadbare zip-files per kalenderjaar, vanaf 2004 (archief pagina).
1 augustus 2022: Blijvend hoge zonnestroom productie in juni en juli 2022, bij Polder PV. In de zomermaanden juni en juli bleef onze productie van elektriciteit uit de zonnepanelen prima op orde. Sterker nog, deze was ver bovengemiddeld, en in de periode januari tm. juli hebben we de hoogste productie ooit gedraaid, afgezien van het extreem zonnige jaar 2003. Wel moesten de producties ge-extrapoleerd worden voor beide maanden, omdat we medio juni tot de 2e week van juli op vakantie waren en we geen continue monitoring van de oude PV installatie hebben. Dit werd gedaan op basis van de fysieke zoninstraling gemeten in nabijgelegen KNMI meetstation Voorschoten.
Hieronder worden de primaire productie gegevens voor de maanden juni en juli weergegeven, zoals gereconstrueerd uit de fysieke productie van de periode vlak voor onze vakantie tm. die bij terugkomst, waarna voor het bepalen van de standen begin juli gebruik werd gemaakt van het aandeel instraling in de resterende periode in juli (data uit metingen nabijgelegen KNMI station Voorschoten), en voor elke micro-inverter een afgeleide berekening kon worden gedaan die enigszins representatief zal zijn voor de werkelijke meetwaarden begin juli. Voor begin augustus zijn fysieke metingen / meterstanden bekend. Uit deze gereconstrueerde cq. afgelezen beginwaarden van deze maanden zijn de maandelijkse producties in juni en juli berekend. Data verkregen uit maandelijkse meterstand opnames van de 13 micro-inverters van onze deels 22 jaar oude PV installatie (netkoppeling 1e vier zonnepanelen: 13 maart 2000).
De tabel met de producties van de verschillende "sets" zonnepanelen van Polder PV. Bovenaan de (gereconstrueerde) data voor juni 2022, er onder die voor juli 2022. Links is de productie in de maand zelf weergegeven; rechts de cumulatieve productie van het eerste half jaar (jan. tm. juni, bovenaan rechts), resp. voor de eerste zeven maanden (januari tm. juli 2022, rechts onderaan). Naast het opgestelde vermogen in Wp wordt de productie per groep in Wattuur (Wh) vermeld, ernaast de belangrijke afgeleide specifieke opbrengst (in kWh/kWp, hetzelfde als Wh/Wp), waarmee de uit verschillende vermogens bestaande deelgroepjes goed vergeleken kunnen worden.
Wederom liet de oudste set van 4 stuks 93 Wp modules, op 1 augustus reeds 8.176 dagen productief sedert de netkoppeling in maart 2000, de beste specifieke opbrengsten zien in deze twee maanden. 131,7 kWh/kWp in juni, resp. 135,4 kWh/kWp in juli. Een aparte set van 2 stuks 108 Wp panelen (pal zuid geplaatst), gaf de "slechtste" prestaties te zien, met 118,1 resp. 119,8 kWh/kWp. Het kern-systeem van 10 panelen / 1,02 kWp (lichtgroene band) vertoonde relatief hoge opbrengsten van 129 resp. bijna 134 kWh, wat neerkomt op een specifieke opbrengst van bijna 127, resp. bijna 131 kWh/kWp in die maanden.
Het KNMI kwalificeerde juni 2022 als "Warm, nat en zeer zonnig", met 282 zonuren t.o.v. de langjarig gemiddelde 212 uur (gemiddelde berekend over periode 1991-2020). De Bilt had de op 2 na hoogste zonneschijnduur van de historische metingen in juni (282 zonuren). De kust gemeentes Hoek van Holland (ZH) en De Kooy (Den Helder, NH) zaten het hoogst in de boom, met maar liefst 307 zonuren. Eindhoven bracht het niet verder dan 260 zonuren.
Voor juli 2022 was het KNMI predikaat zelfs "Zeer droog, zeer zonnig en normaal qua temperatuur". Het gemiddelde aantal zonuren over heel Nederland was in deze maand 220 stuks, waarmee de zesde maand op rij als "zonnig" werd gekwalificeerd. In De Bilt werden 274 zonuren gemeten t.o.v. 214 "normaal' (referentie periode 1991-2020). Wat juli 2022 voor dat station op de 8e plek heeft doen belanden "zonnigste juli maanden". Vlissingen was weer eens kampioen, met 299 zonuren; Nieuw Beerta in Groningen moest het met slechts 199 zonuren stellen. Een fors verschil met Vlissingen.
Bij de cumulatieve specifieke productie in de eerste 6-7 maanden van het jaar zien we een vergelijkbare verhouding terug bij de producties tussen de verschillende sets panelen. De oudste set (93 Wp) panelen stak daar met 574 tot 709 kWh/kWp (tm. juni resp. juli) duidelijk boven uit. De set op pal zuid gerichte 108 Wp modules, deed het, samen met de kleine Kyocera zonnepanelen, met 530-532 kWh/kWp (tm. juni), resp. 650-653 kWh/kWp (tm. juli), het minst goed. Het oude kernsysteem van 10 panelen (1,02 kWp) blijft prima presteren, met 557 kWh/kWp in het eerste half-jaar, resp. 687 kWh/kWp in de eerste 7 maanden.
In deze grafiek alle maandproducties van het kern-systeem van 10 panelen (1,02 kWp) bijeen, met elk kalenderjaar een eigen kleur. Tot oktober 2001 waren er nog maar 4 panelen in het eerste systeem, en de producties daarvan zijn dan ook niet vergelijkbaar met de rest van de datapunten. Oktober 2010 was het hele systeem grotendeels afgekoppeld van het net, vandaar de zeer lage waarde voor die maand. Die wordt dan ook niet meegenomen in de berekening van het langjarige gemiddelde per maand, de dikke zwarte lijn in de grafiek.
Direct valt voor 2022 op dat, na de (zeer) matige producties in januari en februari, de curve als een raket omhoog is gegaan, waarbij er een nieuw, serieus record voor maart is gevestigd. Met, voor dit 1,02 kWp deelsysteem een spectaculaire opbrengst van 120,7 kWh. Dat ligt 14,5% hoger dan het vorige, al oude record van maart in 2003 (105,4 kWh), en zelfs een spectaculaire 43,6% hoger dan het langjarige gemiddelde voor deze maand (84,0 kWh). Genoemde productie is bijna even hoog als de gemiddelde hoogste producties in de zomermaanden ! Sinds deze record maand zijn de maandproducties tm. juli allemaal (ver) bovengemiddeld geweest, met vooral in mei en juli weer hoge waarden.
Voor de gereconstrueerde productie is juni 2022 uitgekomen op 129,3 kWh, bijna 6% hoger dan het langjarige gemiddelde voor die maand, 122,3 kWh. In juli werd een hoge gereconstrueerde productie gehaald van 133,5 kWh. Dat is zelfs 9,5% hoger dan het langjarige gemiddelde (bijna 122 kWh voor die maand). Het is vrij byzonder dat zo lang achter elkaar, van februari tot en met juli, er continu bovengemiddelde maandproducties worden behaald bij Polder PV.
De productie in juli 2022 was voor alle zonnepanelen in het systeem van Polder PV zelfs 26% hoger dan het flink tegenvallende resultaat in juli 2021.
In deze vergelijkbare grafiek zijn alleen de maandproducties van de laatste vier jaar getoond. Zelfs in zo'n relatief korte periode zijn de verschillen soms groot. Zoals in de maanden mei en juli. Voor mei lagen de productie resultaten twee maal onder, en twee maal (fors) boven het langjarige gemiddelde (zwarte lijn). In juni lag het in 2020 een stuk onder het gemiddelde (117 kWh), in de overige 3 jaar was het bovengemiddeld, tot max. 129 kWh in juni 2022. In juli stond tegenover het "gemiddelde" niveau in 2019, en de twee sterk ondergemiddelde resultaten in 2020 en 2021, weer een fors positief resultaat in juli 2022. Met 134 kWh zelfs hoger dan de juni productie dat jaar.
In deze grafiek geef ik de cumulatieve opbrengsten per kalenderjaar voor de maanden januari tot en met juli. De eerste twee jaren gelden niet voor het gemiddelde of de mediaan, omdat er toen grotendeels nog maar 4 panelen aanwezig waren en de producties dus veel lager dan met tien panelen. Het gemiddelde voor de eerste zeven maanden is in de laatste oranje kolom weergegeven en bedraagt (periode 2002-2022) 633 kWh voor dit deel-systeem. We zien dat er 7 jaren zijn die in de eerste 7 maanden hier duidelijk bovenuit steken. 2003 blijft daarbij record houder, met 723 kWh. 19 jaar later heeft 2022, vanwege de record opbrengst in maart, en de blijvend hoge prestaties in de - belangrijke - maanden april tm. juli, haar al eerder verworven respectabele 2e plaats bestendigd, met 701 kWh, bijna 11% hoger dan langjarig gemiddeld. Na deze 2 voorlopers, valt er duidelijk een "gat", waarbij de nummers 3 en 4, 2006 en 2018, producties van 655 resp. 654 kWh in de eerste 7 maanden laten zien. Daarna zijn de verschillen tussen de jaren onderling beduidend minder. 2005 kwam in die eerste 7 maanden niet verder dan 578 kWh; dit had deels te maken met enkele eerste hardnekkige problemen met micro-inverters die toen nog buiten onder de panelen waren gemonteerd. Die zijn in mei met een forse renovatie allemaal naar binnen in huis verplaatst (en deels vervangen).
In de eerste 7 maanden produceerde ons kern-systeem 13% meer zonnestroom dan in dezelfde periode in 2021.
In de grafiek is wederom de mediaan waarde voor de jaren 2002 tm. 2022 weergegeven, in de vorm van de horizontale, magenta streepjeslijn. Deze waarde ligt wat lager dan het gemiddelde, op een niveau van ruim 629 kWh.
In deze grafiek zijn de voortschrijdende cumulaties van de energie (stroom) productie van het 1,02 kWp basis-systeem te zien, met elk jaar een eigen kleur. We zien voor het jaar 2022 een zeer matig resultaat voor de cumulaties tm. januari en februari, maar vervolgens knikt de curve scherp omhoog, om eind record maand maart niet ver onder het (zeer hoge) cumulatie resultaat voor het zeer zonnige jaar 2003 uit te komen, op 187 kWh. Met de relatief hoge producties in de opeenvolgende maanden tm. juli (701 kWh, 2003 723 kWh), blijft de curve voor 2022 op een opvallend hoog niveau in vergelijking met voorgaande jaren. Als de zon op een redelijk niveau blijft schijnen, en er verder geen "eventualiteiten" optreden, kan 2022 dus voor zonnestroom liefhebbers een "byzonder aangenaam" jaar gaan worden.
Data Anton Boonstra (hier alleen juli behandeld, voor juni zie bronnen)
Boonstra publiceerde reeds op 1 augustus 4 kaartjes over de maand juli op Twitter (referenties onderaan bij bronnen). M.b.t. de horizontale instraling, was het landelijke gemiddelde in juli 2022 18,8% hoger dan in juli 2021, met 178,3 kWh/m². De spreiding was weer opvallend hoog, tussen de 158,8 kWh/m² in Groningen, en, verrassend, niet Zeeland, maar Zuid-Holland, met 188,3 kWh/m². Ook de relatieve verschillen lieten een forse spreiding zien, in vergelijking met juli 2021: in Friesland was het verschil maar een positieve 2,9%, in Zuid-Holland en Noord-Brabant liep dat op tot maar liefst 26,9%.
De gemiddelde specifieke productie van ruim 1.200 PV installaties in het PV Output.org portal was volgens Boonstra 135,4 kWh/kWp in juli, wat een forse 20% meer was dan de gemeten productie in juli 2021 (112,1 kWh/kWp). Zeeland bleef met kop en schouders boven de rest uitsteken, met gemiddeld 145 kWh/kWp, wat 20% beter is dan de rode lantaarn dragers Friesland en Groningen, waar gemiddeld slechts 121 kWh/kWp werd behaald. Zuid-Holland en Limburg bleven op dit punt ook hoog scoren, met 142-141 kWh/kWp. Dat is beduidend beter dan onze best presterende, 22 jaar oude set van 4x 93 Wp, die op 135 kWh/kWp bleef steken in die maand. Dit is het gevolg van hittestress problemen in de warme zomermaanden bij onze oude micro-inverters.
Boonstra liet ook weer de gemiddelde instraling van de eerste 7 maanden per provincie zien. Deze was 815,9 kWh/m² voor heel Nederland, wat een respectabele 8,6% is, boven het niveau van dezelfde periode in 2021. In absolute zin zijn hier Drenthe (763,5 kWh/m²), resp. Zeeland (848,3 kWh/m²) de extremen. Kijken we naar de procentuele verschillen t.o.v. jan. - juli 2021, liggen de extremen ditmaal bij Groningen (5,2% meer instraling dan in genoemde periode in 2021), resp. bij Utrecht (10,9% meer instraling in jan. - juli 2022).
Tot slot, presenteerde Boonstra de accumulerende specifieke opbrengst van de PV Output.org populatie in de eerste 7 maanden. Hierbij werd een gemiddelde gehaald van 677,5 kWh/kWp over heel Nederland, 11,5% beter dan in die periode in 2021. Hierbij werd een range vastgesteld van slechts 632 kWh/kWp in Friesland, tot 720 kWh/kWp in Zeeland. Zuid-Holland haalde 698 kWh/kWp in die periode. De meeste deelsystemen van Polder PV zitten daar onder, maar onze oudste deelsysteem, 4x 93 Wp, zit daar nog boven, met ruim 709 kWh/kWp (eerste tabel in dit artikel).
Siderea.nl
Rob de Bree van Siderea.nl stelde op zijn site: "De stroomproductie uit zonnepanelen was in juli 2022 circa 13% hoger dan normaal". Cijfermatig werd dit onderbouwd voor 5 lokaties in Nederland, voor optimale en gemiddelde oriëntaties, op de LOB opbrengstberekening pagina op deze monitoring website. De haalbare specifieke opbrengsten zouden liggen tussen 128 en 150 kWh/kWp (optimaal), resp. 126 - 148 kWh/kWp (gemiddeld).
Klimaatakkoord
Klimaatakkoord meldde op 1 augustus, dat er zo'n 23 petajoule (PJ) aan energie uit hernieuwbare bronnen zou zijn opgewekt in juli 2022, wat goed zou zijn voor 17% van het Nederlandse energieverbruik in die maand. Deze hoeveelheid is 18% meer dan de hoeveelheid in juli 2021, en komt daarmee op de derde plaats wat groei percentage betreft (feb. 2022 31%; juni 27% toename). 47% van de stroomproductie kwam in juli uit hernieuwbare bronnen (juli 2021: 38%). Met name zonnestroom was daarbij duidelijk kampioen, met bijna de helft meer berekende productie dan in juli 2021. Het totale aandeel van PV op de stroom productie was in juli 23,6% (inclusief "conventionele" bronnen).
In 5 van de 7 maanden dit jaar lag het aandeel hernieuwbare bronnen bij de stroomproductie boven de 45%, waarbij april met 49% de vaandeldrager was. In 2030 zou 75% haalbaar moeten zijn, volgens het Planbureau voor de Leefomgeving.
Energieopwek.nl
De brondata voor het Klimaatakkoord worden als vanouds berekend door de computers van En-Tran-Ce van Martien Visser (energieopwek.nl website). Er werden, in juli dit jaar, hoge gemiddelde "etmaal vermogens" berekend voor de output van zonnestroom in Nederland van, achtereenvolgens, 3,70 GW (4 juli), 3,77 GW (16 juli), 3,81 GW (17 juli), en, tot slot, 3,84 GW op 19 juli 2022. Dat laatste komt neer op een berekende zonnestroom productie van 3,84 (GW) x 24 (uren) = 92,2 GWh op die 19e juli. In de laatste anderhalve week van de maand werden weliswaar wel weer af en toe hoge gemiddelde producties gehaald, maar die lagen onder die van de 19e. De laagste gemiddelde output werd berekend voor 21 juli (828 MW, een dag productie van plm. 19,9 GWh aan zonnestroom).
Midden op de dag werd de hoogste momentane output piek voor zonnestroom door energieopwek.nl berekend op 10,76 GW op 24 juli. Dat is net iets onder het voorgaande door Polder PV gemelde record, 10,8 GW op 8 mei. Maar dat was op 22 juni, toen wij op vakantie waren, alweer met vlag en wimpel gebroken, met maar liefst 11,37 GW. Er is wel wat vreemds aan de hand met die curve, er ontbreken rond het middag-uur data (glitch bij het KNMI ?). Op 15 juni werd eerder al iets meer dan 11 GW gehaald.
Bronnen:
Meetdata Polder PV sedert maart 2000
KNMI:
Juni 2022. Warm, nat en zeer zonnig. (1 juli 2022, KNMI)
Juli 2022. Zeer droog, zeer zonnig en normaal qua temperatuur. (1 augustus 2022, KNMI, voorlopig seizoens-overzicht)
Anton Boonstra:
Data juli 2022
Instraling in horizontale vlak per provincie in juli en in verhouding tot juli 2021 (1 augustus 2022, Twitter)
Gemiddelde zonnestroom opbrengst ruim 1.200 PV installaties op PV Output.org in juli 2022 (1 augustus 2022, Twitter)
Instraling in horizontale vlak per provincie in periode januari tm. juli en in verhouding tot dezelfde periode in 2021 (1 augustus 2022, Twitter)
Gemiddelde zonnestroom opbrengst PV Output.org systemen in periode januari tm. juli 2022 (1 augustus 2022, Twitter)
Data juni 2022
Instraling in horizontale vlak per provincie in juni en in verhouding tot juni 2021 (3 juli 2022, Twitter)
Gemiddelde zonnestroom opbrengst ruim 1.200 PV installaties op PV Output.org in juni 2022 (3 juli 2022, Twitter)
Instraling in horizontale vlak per provincie in periode januari tm. juni en in verhouding tot dezelfde periode in 2021 (3 juli 2022, Twitter)
Gemiddelde zonnestroom opbrengst PV Output.org systemen in periode januari tm. juni 2022 (3 juli 2022, Twitter)
Siderea.nl nieuwsbericht juli, resp. LOB berekening juli 2022
Klimaatakkoord:
Bijna een vijfde meer hernieuwbare energie in juli (1 augustus 2022; samenvatting status energie / elektra uit hernieuwbare bronnen over de maand juli)
Halfjaar 2022: Groei hernieuwbaar bespaart 5% aardgas (5 juli 2022; samenvatting status energie / elektra uit hernieuwbare bronnen over het eerste half jaar van 2022 resp. juni)
Martien Visser / En-Tran-Ce:
In juli zou de marktwaarde van 2 TWh zonnestroom 540 miljoen Euro bedragen (Twitter, 1 augustus 2022)
Vraagtekens bij de al lang gehanteerde 875 kWh/kWp.jr specifieke opbrengst voor zonnestroom (Twitter, 28 juli 2022; Polder PV zet hier al jaren zeer kritische kanttekeningen bij)
24 juli 2022 even iets meer dan 100% zon & wind productie t.o.v. de vraag (Twitter, 25 juli 2022, zie ook deze tweet van de 24e)
Aandeel wind en zon in finale energiemix in 2022 boven de 7% komend (Twitter, 23 juli 2022)
Flinke spreiding in wind- en zonproductie op detail niveau (Twitter, 22 juli 2022)
Het bijna-monopolie van China in de productie van (onderdelen van) zonnepanelen (Twitter, 20 juli 2022)
Update berekende dagproductie curves zonnestroom in NL (Twitter, 18 juli 2022)
Cumulatieve jaarproducties berekend voor zon en wind (Twitter, 17 juli 2022)
De tijd dat smalend werd gedaan over zonnestroom is voorbij ... (grafiekje, Twitter, 13 juli 2022)
"Bijna elke dag raak deze zomer" - wind + zonproductie pieken > 10 GW (Twitter, 12 juli 2022)
Marktwaarde zonnestroom eerste half jaar 2022 (Twitter, 11 juli 2022)
"In juni geen worteltjes maar winterpenen" (Twitter, 1 juli 2022)
21 juli 2022. Kwartaal update zonnestroom capaciteit Alliander tm. Q2 2022. Hoogste kwartaalgroei sedert een jaar (356 MW), Gelderland meer dan 2 GW. Het grootste net-bedrijf, Alliander, heeft gisteren weer de toename van de zonnestroom capaciteit in het tweede afgeronde kwartaal van 2022* voor dochterbedrijf Liander gepubliceerd. De groei in het afgelopen kwartaal is, nadat deze in het eerste flink was terug gevallen (227 MW), weer op een relatief hoog niveau gekomen. En wel, op 356 MW in Q2 2022, het hoogste van de afgelopen vier kwartalen. Dat is wel nog steeds ruim 10% minder dan de 397 MW aanwas in Q2 2022. Door deze relatief hoge toevoeging is de totale accumulatie eind juni bij Alliander inmiddels ver boven de 5 GW uitgekomen. Er zou 5.317 MW aan capaciteit zijn geaccumuleerd. Provincie Gelderland doorbrak inmiddels als eerste provincie in Liander netgebied de 2 GW aan opgestelde PV capaciteit.
Interpretatie problemen blijven
Daarbij blijft de herhaalde waarschuwing staan, dat er eerder al grote interpretatie problemen van de capaciteits-ontwikkelingen bij deze netbeheerder zijn opgetreden. Een excessief nieuw volume voor Q2 2020 is het gevolg van het bijtellen van (extra) capaciteit in de periode Q3 2019 tot en met Q1 2020, in de kwartaal cijfers voor Q2 2020, waardoor de feitelijke data voor die kwartalen tm. Q1 2020 te laag zijn, en die voor Q2 2020 veel te hoog. In Solar Magazine werden 28 oktober 2020 nieuwe cijfers gepubliceerd over de toen kennelijk bijgestelde cijfers. Alliander heeft zelf nog steeds niet, met de huidige update haar officiële historische cijfers bijgewerkt, en blijven de bizarre hoge (kunstmatige) toename in Q2 2020, en de te lage data voor voorliggende kwartalen nog steeds publiek zichtbaar op de website staan. Ik ga voorlopig van hun "publieke data" uit, in de in dit artikel ververste evolutie grafieken, maar heb ook weer de al lang gereviseerde cijfers toegevoegd.
Een tweede, hardnekkig probleem betreft de onvergelijkbaarheid van de cijfers voor kleinverbruik en grootverbruik. De eerste geeft de DC generator capaciteit, universeel gebruikt als "opgesteld nominaal zonnestroom vermogen". Het zeer rap belangrijk wordende grootverbruik volume wordt in detail statistieken van de netbeheerder echter weergegeven als AC capaciteit die is gecontracteerd. Dit zal fors ónder het (DC) generator vermogen liggen, maar hoeveel zal per installatie kunnen verschillen. Deze twee "eenheden" optellen kan eigenlijk helemaal niet, geeft gegarandeerd verkeerde cijfers, en grote problemen bij de interpretatie daarvan.
Een derde probleem betreft het jaarvolume voor 2021. Zowel in de grafiek gepubliceerd door Alliander, als in het jaarverslag over 2021, wat 21 februari 2022 werd gepubliceerd, worden eindejaars-volumes van 3.444 MW (EOY 2020) resp. 4.734 MW (EOY 2021) benoemd. Hieruit resulteert impliciet een jaargroei van 1.290 MW (artificiële optelling van onvergelijkbare vermogens achter klein- en grootverbruik aansluitingen). Echter, in een maand eerder gepubliceerd nieuwsbericht over de status van zonnestroom bij deze netbeheerder (17 januari 2022), werd gewag gemaakt de volgende formulering: "De nieuwe panelen [in 2021] hebben samen een capaciteit van 1.169 megawatt (MW)". Dit is een nogal curieus verschil met de eerder genoemde data. De slechts een maand later gepubliceerde jaarverslag data zijn al 10,4% hoger. Onduidelijk is, of dit een correctie betreft, of dat er andersoortige data worden verstrekt in de verschillende publicaties. De discrepantie zou worden uitgezocht, maar ik heb hier verder nog niets over vernomen.
Wij blijven in de huidige analyse echter wederom "dom" uitgaan van de data zoals die nu zijn weergegeven in de meest recente update in het officiële data portal van Liander. Dat betekent dus ook, dat de al genoemde hoge toevoeging in Q2 2020 voorlopig nog steeds "blijft staan in de publiek zichtbare cijfers". Wel heb ik wederom de officiële correcties van de eindejaars-volumes en daar uit volgende jaargroei cijfers (zie analyse 29 oktober 2021) toegevoegd in de ververste grafieken. Het huidige artikel voegt de resultaten van Q2 2022 toe aan de eerdere updates tm. Q1 2022.
NB: KVB = kleinverbruik aansluitingen tm. 3x 80 ampère; GVB = grootverbruik aansluitingen, > 3x 80 A.
* Naar aanleiding van een vraag van Polder PV in een vorig bericht, is de omschrijving van de gepubliceerde cumulatie grafiek door Alliander aangepast. Deze luidt nu officieel: "Dit is een optelsom van kleinverbruik (vermogen van de zonnepanelen) en het gecontracteerde vermogen grootverbruik (het vermogen van de omvormer)."
Introductie
Alliander kwam op 20 juli jl. weer met een bijgewerkte accumulatie grafiek van de cijfers van het in hun netgebied opgestelde volume aan PV capaciteit, met de geaccumuleerde vermogens in MW aan het eind van elk kwartaal, en per deelregio. Ook nu weer heb ik alle historische cijfers volledig nagelopen. Deze bleken niet te zijn gewijzigd. De resultaten voor Q2 2022 zijn inmiddels toegevoegd aan de grafieken van Polder PV. De categorie "Overig" (waarschijnlijk capaciteit in grensregio die nog niet goed toegewezen kan worden) is ook gehandhaafd. Ik geef hier de "officiële" publiek bekend gemaakte cijfers van de netbeheerder weer, met daarbij uiteraard enkele kanttekeningen.
In bovenstaande grafiek de totale accumulatie van PV capaciteit bij Alliander aan het eind van elk kwartaal, met hierbij nieuw opgenomen de meest recente cijfers voor Q2 2022, in MW (rechter Y-as, oranje kolommen). Zoals al enige tijd bekend geworden zijn de cumulaties bij Liander kunstmatige optellingen van DC generator vermogen voor kleinverbruik (KVB), plus de gecontracteerde AC capaciteit van de grotere projecten die schuil gaan achter grootverbruik aansluitingen (GVB). Dat levert geen zuiver beeld op, en kan tot grote misinterpretaties leiden bij dergelijke statistieken. Maar we hebben het er mee te doen, zo lang niet duidelijk is, wat het daadwerkelijk geïnstalleerde DC generator vermogen bij de GVB projecten blijkt te zijn.
In de grafiek is met een blauw gestreepte curve de toename van de groei van kwartaal tot kwartaal weergegeven, in procent t.o.v. het volume aan het eind van het voorgaande kwartaal (linker Y-as). De laatste jaren schommelt de aanwas t.o.v. de eindstand van het voorgaande kwartaal tussen de 5 en 17%. Na een terugval naar 5% in Q1 2022, nam de aanwas weer toe naar 7% in Q2 2022 t.o.v. het voorgaande kwartaal. De hoge piek van 26% in Q2 2020 is volstrekt artificieel vanwege de "inhaalslag" die kennelijk met eerder opgeleverde capaciteit in die rapportage is gemaakt. Alliander formuleert dat sinds enige tijd ook officieel in een bijschrift bij hun oorspronkelijke grafiek:
"De grafiek toont een forse stijging in het tweede kwartaal van 2020. Oorzaak is een correctie in de brondata, waardoor de stijging in de periode van kwartaal 3 in 2019 tot en met kwartaal 2 in 2020 is opgenomen in de toename bij kwartaal 2 in 2020".
Vandaar dat ik de betreffende kolom voor Q2 2020 heb gearceerd, deze bevat volume wat reeds in voorgaande kwartalen is opgeleverd, zelfs uit de tweede jaarhelft van het voorgaande jaar. Ook die eerdere kolommen geven dus niet de "realiteit" weer. De volumes voor de tweede jaarhelft van 2019 zullen hier dus "ondergewaardeerd" zijn, en die voor de eerste jaarhelft 2020 "overgewaardeerd". Liander heeft in haar officiële grafiek deze kunstmatige verdeling nog steeds niet gecorrigeerd, maar eerder wel informeel (zie SM artikel van 18 oktober 2020). Het "officiële", publiek zichtbare eindcijfer voor 2019 is nog steeds 2.229 MW. De optelling van de kleinverbruik cijfers in gecorrigeerde data gepubliceerd door Solar Magazine (1.481 MWp) plus ditto de gecontracteerde AC capaciteit bij GVB (987 MW) gaf destijds al een (kunstmatig) resultaat van 2.468 "megawatt", maar liefst 11% hoger. Maar mijn recente detail analyse van 29 oktober 2021 komt, met wederom licht aangepaste data van Liander, voor eind 2019 alweer op 2.477 MW accumulatie, nog iets hoger dus. Voor eind 2020 volgde in die update ook een licht aangepast EOY resultaat, 3.521 MW. Deze bijgestelde eindejaars-volumes heb ik in bovenstaande grafiek weergegeven met twee donker rode korte lijnstukjes boven het betreffende vierde kwartaal van die jaren.
Het eerste kwartaal van 2022 liet weer een forse terugval zien t.o.v. de groei van 327 MW in Q4 2021, met 227 MW groei 31% minder dan in het voorgaande kwartaal. Q2, daarentegen, deed het weer opvallend beter, met 356 MW zelfs het beste resultaat van de laatste vier kwartalen, en 57% beter dan de aanwas in Q1.
5 GW opgestelde capaciteit inmiddels ruimschoots overschreden
Het eerste, nog niet officieel gereviseerde EOY cijfer voor 2021 is 4.734 MW. De verwachting is, dat ook dat cijfer nog achteraf zal worden bijgesteld. Eind Q1 2022 stond er 4.961 MW, en halverwege 2022 alweer 5.317 MW geaccumuleerde capaciteit. Zoals in de vorige analyse geventileerd, zijn we dus alweer ruimschoots over de 5 GW geaccumuleerde PV capaciteit heen (groene streepjeslijn). Vanwege de gebruikelijke forse onderdimensionering van AC vermogen t.o.v. finaal generator vermogen in het grootverbruik (GVB) segment, en het feit dat daar de laatste 2 jaar al veel meer aan AC capaciteit bijkwam dan DC generator vermogen in het KVB segment, zal er medio 2022 waarschijnlijk al veel meer dan 5,5 GWp aan PV capaciteit aanwezig kunnen zijn in Liander's netgebied.
Accumulatie PV capaciteit Alliander netgebied, per regio - evolutie in de loop van de tijd
In deze tweede grafiek ziet u de uitsplitsing per regio, in MW opgesteld vermogen (optelling ongelijkvormige KVB DC generator vermogens en gecontracteerde AC capaciteit bij GVB !) aan het eind van elk kwartaal, vanaf Q1 2011, inclusief af en toe doorgevoerde historische correcties. De resultaten voor Q2 2022 zijn rechts toegevoegd.
Gelderland brak al in Q2 2020 door de "magische" grens van 1 GW opgesteld vermogen heen, had eind dat jaar 1.248 MW, eind 2021 1.808 MW, en heeft inmiddels, medio 2022, al de 2e GW overschreden. Er zou in die provincie nu minimaal 2.042 MW aan PV vermogen staan. Een 2e "GW" lijn (rood) is inmiddels toegevoegd om die gebeurtenis te accentueren.
Ondanks deze prestatie, zal Gelderland Enexis provincie Noord-Brabant vér voor zich moeten blijven dulden, wat inmiddels waarschijnlijk nog veel verder zal zijn uitgelopen. Deze zuidelijke provincie had eind 2021 zelfs al 2.577 MWp aan PV capaciteit staan (nominaal DC generator vermogen), volgens de meest recente update van het CBS (31 mei 2022). Dat was toen al 41% meer geaccumuleerd volume dan in de grootste Liander provincie Gelderland (1.825 MWp), al is het verschil iets afgenomen t.o.v. de vorige update (45%).
Als de groei in 2022 vergelijkbaar zou zijn aan die van 2021, 713 MWp voor Noord-Brabant, en de verdeling over de toevoeging grofweg hetzelfde zou zijn in het 1e en 2e half-jaar, zou deze provincie medio 2022 al zo'n 2,9 GWp aan PV capaciteit kunnen hebben geaccumuleerd. Mogelijk zo'n 900 MWp meer dan Gelderland, waar echter nog een onbekende correctie op moet worden losgelaten voor de conversie van AC vermogen bij de installaties achter grootverbruik aansluitingen naar DC generator vermogen.
In de grafiek heb ik ook de evolutie van de kwartaal accumulatie cijfers voor Noord-Holland inclusief Amsterdam laten zien, omdat die niet als zodanig in het oorspronkelijke Alliander diagram wordt getoond. Deze provincie heeft aan het eind van Q2 2022 1.459 megawatt aan PV vermogen staan, 81 MW meer dan eind van het eerste kwartaal. Zonder de hoofdstad, heeft de provincie 1.283 MW geaccumuleerd in het tweede kwartaal van 2022. Zie voor Noord-Holland verder ook een vorige update voor een korte bespreking van de "casus Heemstede", die formeel toebehoort aan het verzorgingsgebied van de collegae van netbeheerder Stedin.
Alle provincies laten minimaal een stabilisatie of zelfs een versnelling (Flevoland) van het groei tempo zien in deze grafiek. Dat tempo blijft, ondanks alle problemen die we tegenkomen (netcapaciteit, leverings-problemen / logistiek, energieprijzen, personeelsgebrek, etc.) nog steeds verrassend hoog. Flevoland, altijd zeer actief met wind- en zonnestroom, maar naar verhouding vrij klein, heeft eind juni dit jaar, volgens Liander, 557 MW geaccumuleerd.
De plotselinge toename van de capaciteit in Q2 2021 kon niet helemaal goed verklaard worden met - bijvoorbeeld - een flinke toename van in dat kwartaal opgeleverde zonneparken. De drie grote exemplaren opgeleverd in dat jaar hebben een gezamenlijk vermogen van 62 MWp, en zouden zelfs veel minder bijgedragen hebben omdat hun veel lagere AC capaciteit in deze grafiek is opgenomen (bij 30% onderdimensionering dus zo'n 43 MW). De "sprong" in de grafiek is echter al een stuk groter, 73 MW. Een iets kleinere "sprong" vinden we tussen Q1 en Q2 van het huidige jaar, van 502 naar 557 MW (toename 55 MW), maar ook deze valt op t.o.v. de evolutie bij de andere regio van Liander.
Mijn eigen regio, Zuid-Holland "noord", het kleinere deel van de meest dicht bevolkte provincie van Nederland, heeft inmiddels weer een bescheiden 21 MW toegevoegd sedert eind vorig kwartaal, en blijft daarmee een gelijkmatige groei vertonen. De belangrijkste gemeentes zijn hier Alphen aan den Rijn (waar aan de zuidzijde structurele netproblemen zijn ontstaan in het poldergebied rond Hazerswoude / Boskoop), Leiden, en de Bollenstreek incl. Katwijk en Noordwijk. De accumulatie is eind Q2 dit jaar op 333 MW uitgekomen. Eind 2021 lag dat op 297 MW. Aangezien volgens het CBS medio 2021 in geheel Zuid-Holland ruim 1.242 MWp PV generator vermogen stond opgesteld is, zelfs bij aanname van onderdimensionering van het AC vermogen bij de GVB projecten, het aandeel van genoemd noordelijke deel van Zuid-Holland slechts in de orde van 20% van het totale opgestelde vermogen in de hele provincie. De grote volumes bevinden zich in de contreien van de havenstad Rotterdam (incl. Botlek, Maasvlakte), en, in de vorm van enkele grote zonneparken, op Goeree-Overflakkee. Die grote hoeveelheden zonnestroom capaciteit bevinden zich in het netgebied van collega netbeheerder Stedin.
De in Noord-Holland gelegen hoofdstad Amsterdam passeerde in Q3 2020 de 100 MW piketpaal, had eind 2020 124 MW, en eind 2021 161 MW. Daar is in het 1e half-jaar van 2022 15 MW aan toegevoegd, resulterend in een cumulatie van 176 MW. In de update van eind 2020 had ik het over de discrepantie tussen de Liander en de CBS cijfers omtrent de hoofdstad, wat mogelijk slechts deels te verklaren is vanwege de onvergelijkbare cijfers (CBS: generator vermogen; Liander: mix van AC en DC capaciteit).
De relatief steil lopende lijnstukken die Q1 en Q2 2020 met elkaar verbinden in de grafiek, en die gestippeld zijn weergegeven, moeten we bij de vergelijkingen buiten beschouwing houden, vanwege de bijschrijving van ook "oude volumes" in de Q2 2020 rapportage. Dat traject is dus niet representatief in het geheel.
Tot slot, heb ik de "categorie overig" weer meegenomen, die afgezien van het opvallende piekje in Q4 2017, slechts marginale volumes bevat (14 MW eind Q2 2022).
Eindejaars-accumulatie 2020: CBS versus Alliander per provincie en voor de hoofdstad
Zie detail bespreking van de discrepanties tussen de Alliander en de CBS cijfers in de update van juli 2021 !
Evolutie van nieuwe kwartaal volumes bij Alliander
In deze grafiek laat ik de nieuwe aanwas cijfers per kwartaal bij Alliander zien, zoals berekend uit de door hen publiekelijk getoonde accumulatie cijfers van de PV capaciteit aan het eind van elk kwartaal. De extreme piek in Q2 2020 (606 MW "nieuw" vermogen) wordt veroorzaakt door de al gememoreerde bijschrijving van ook oude volumes uit de twee laatste kwartalen van 2019, en de eerste 2 kwartalen van 2020, in die "rapportage". Het is dan ook niet vreemd, dat die drie kwartalen (Q3 2019 tm. Q1 2020) relatief lage groeicijfers laten zien t.o.v. de voorgaande drie kwartalen. De getoonde "dip" is dus kunstmatig, de kolommen horen in werkelijkheid hoger te zijn (en die van Q2 2002 natuurlijk veel lager). Derhalve, heb ik de kolommen voor Q3 2019 tm. Q2 2020 gearceerd, omdat ze niet de correcte volumes weergeven. Maar zo staan deze - afgeleide - volumes nog steeds, na al die tijd, op de publieke website van Alliander.
Wat ook opvalt, is de hoge kwartaalgroei van Q3 2020, 245 MW, die gezien bovenstaande echter nog niet goed vergeleken kan worden met het in de grafiek nog capaciteit missende Q3 2019 ("146 MW"), maar wel met het waarschijnlijk correcte cijfer voor Q3 2018. Dat ligt met 114 MW op minder dan de helft van de aanwas in Q3 2020, wat tale-telling is voor de vastgestelde groei in dat kwartaal. Het enige eerdere kwartaal waarvan het huidige groeicijfer betrouwbaar lijkt, en wat enigszins in de buurt komt van Q3 2020, is Q2 2019, met 230 MW.
Q4 2020, 222 MW groei opleverend, is ook niet goed vergelijkbaar met het waarschijnlijk nog bij te stellen volume van 144 MW in Q4 2019, maar wel met de 187 MW in Q4 2018. Dat ligt dus ook een stuk hoger dan het niveau van dat kwartaal, 19%. Ondanks de gevolgen van de Corona pandemie, is het niveau in het laatste kwartaal van dat jaar, dus nog beslist "op orde" geweest bij de grootste netbeheerder van Nederland.
Het eerste kwartaal van 2021 laat zich uiteraard ook weer slecht vergelijken met het artificieel "lage" volume in die periode in 2020 (142 MW), maar wel met Q1 2019 (205 MW). Het niveau in Q1 2021 is 60 MW hoger, een toename van 29%. Ook het tweede kwartaal van het huidige jaar is natuurlijk niet met Q2 2020 te vergelijken, omdat toen grote volumes uit eerdere periodes extra werden toegevoegd (totaal bijschrijving in dat kwartaal 606 MW). We hebben eerder gezien dat een deel van de data voor Q2 2021 opwaarts is bijgesteld, waardoor nu i.p.v. de eerder gemelde 316 MW, een "record" groei is vastgesteld van zelfs 397 MW. Dat laat zich het best vergelijken met de 230 MW in Q2 2019, en is t.o.v. dat volume dus zelfs al 73% meer. Een zeer forse toename, dus, in 2 jaar tijd.
Q3 2021 is, met een groei van 301 MW vergelijkbaar met de 245 MW in Q3 2020, en is daarbij 23% hoger geweest. Het volume van 146 MW in Q3 2019 was artificieel "te laag", en dus niet geschikt voor een goede vergelijking. In Q4 2021 werd de historisch 2e hoogste kwartaalgroei in de grafiek bereikt, 327 MW. Dat is ruim 47% hoger dan de toevoeging van 222 MW in Q4 2020.
2022
Sterk contrasterend daarmee, viel de aanwas in het eerste kwartaal van 2022 tegen. 227 MW i.p.v. de 269 MW in Q1 2021, een teleurstellende 16% minder. Gelukkig is dat in Q2 weer flink gecompenseerd, met het op 1 na hoogste aanwas cijfer, 356 MW in een kwartaal, maar nog wel ruim 10% onder het record van 397 MW in Q2 2021. Gezien de best wel forse schommelingen in de kwartaal overzichten, blijft het dus spannend hoe de cijfers zich zullen blijven ontwikkelen. Kan het nu weer hoge uitbouw niveau gehandhaafd worden de komende tijd ? De actueel beschikbare netcapaciteit zal daarbij voorlopig nog wel een tijd een van de dominante bepalende factoren blijven. Daarnaast spelen voldoende gekwalificeerd personeel, de hogere grondstof en energie kosten, en de stikstof uitstoot problematiek in de bouwfase (met name voor zonneparken) een rol bij het te behalen uitbouw tempo. Zeker voor SDE projecten zijn de smalle tijdvensters waarin gerealiseerd kan worden een extra kopzorg geworden. De hierdoor veroorzaakte uitval voor SDE 2020 ronde I beschikkingen was, bijvoorbeeld, ronduit dramatisch (analyse Polder PV, 14 april 2022).
Kwartaal gemiddeldes
In de grafiek heb ik met gekleurde stippellijnen ook verschillende gemiddeldes uitgezet voor diverse periodes, weergegeven in de legenda. De gemiddelde kwartaal groei in de periode 2013 tm. Q2 2022 (zwarte stippellijn) is 138 MW geweest, inclusief de artificiële verdeling in de periode Q3 2019 - Q2 2020.
Kijken we alleen naar de recente periode met hoge groei, 2018 tm. Q2 2022, ligt het gemiddelde op 246 MW groei per kwartaal (rode stippellijn). Bekijken we alleen de laatste vier jaargangen, zien we een stapsgewijze progressie: gemiddeld 153 MW per kwartaal in 2018 (magenta stippellijn), 181 MW per kwartaal in 2019 (groene stippellijn, vermoedelijk te laag ivm volume wat pas in Q2 2020 is bijgeschreven). 304 MW in 2020, wat echter niet representatief is gezien de vreemde administratieve bijschrijving in Q2 2020, deels ook nog volume uit 2019 bevattend (grijze stippellijn), en, tot slot, 2021, wat alweer een gemiddelde van 323 MW per kwartaal liet zien (lichtbruine stippellijn). Wat al ruim het dubbele is van het gemiddelde kwartaal volume in 2018 (vier kwartalen). In de eerste kwartalen van 2022 blijft dat gemiddelde, met 292 MW (geelbruine stippellijn), nog beduidend onder dat van het hele voorgaande jaar liggen (10%).
Jaargroei volumes zonnestroom capaciteit bij Alliander volgens Q2 update en revisies
Uit de accumulatie data in de publiek toegankelijke grafiek van Alliander zijn ook de jaarlijkse groei cijfers te bepalen. Zoals te doen gebruikelijk, heb ik deze weer laten zien als stapel kolommen met de belangrijkste contribuerende regio in 2021-2022 (Gelderland) onderop, en de categorie "overige" - in theorie althans - bovenaan (bijna niet zichtbaar). Uitzondering daar weer op vormt de jaargroei in 2018, die een negatieve groei van laatstgenoemde categorie liet zien (onderaan de X-as zichtbaar). Een gevolg van het vreemde verloop van de accumulatie cijfers van die "rest" categorie (piek eind 2017, daarna weer sterke afname, zie tweede grafiek in dit artikel).
Voor het "anomalie jaar 2020" zijn de kolom segmenten gearceerd weergegeven, omdat hierin door Liander (nog steeds) niet de werkelijke, uitsluitend aan dat jaar toe te delen groeivolumes zijn opgenomen, maar ook van 2 eerdere kwartalen in 2019. Zie de toelichting in het roodomlijnde kader. De dubbele rode pijl geeft weer, dat er volume "verschoven" dient te worden, van 2020 naar 2019. Het resultaat volgt uit de detail analyse van 29 oktober 2021, waaruit de werkelijk gerealiseerde eindejaars-cijfers voor die jaren konden worden gereconstrueerd, en die als bruin-rode horizontale lijntjes in de grafiek zijn opgenomen, voor de jaargroei volumes in 2018 tm. 2021. Zoals te verwachten was, liggen die werkelijke jaarlijkse aanwas cijfers tussen de "extremen" van de eerder gepubliceerde cijfers in. 2019 vertoonde niet een lage groei van 725 MW, maar 877 MW, 21% meer. 2020 daarentegen, had geen extreme aanwas van 1.215 MW, maar een veel lagere groei van 1.044 MW, 14% mínder. Maar nog steeds wel een gezonde 19% groei meer dan het gereviseerde jaarvolume in 2019.
De in een vorige update voorspelde "mogelijke" jaargroei van 1.284 MW in 2021 is met de nu bekende gegevens van Liander daadwerkelijk (ruim) gehaald, met de getoonde 1.290 MW. Gezien de statistiek historie zal dat echter nog steeds geen vaste waarde zijn, deze kan zeker nog aangepast gaan worden. Ook bij Liander verloopt het verwerken van grote hoeveelheden installatie data niet zo rap als we zouden willen, en het kan dus beslist zo zijn, dat er nog het nodige volume uit 2021 nog niet aanwezig is in de actuele installatie cijfers bij deze netbeheerder. Het belangrijkste is natuurlijk dat de eventueel "na-ijlende" registraties zorgvuldig worden verwerkt, en dat ze uiteindelijk de werkelijke status zullen tonen bij deze netbeheerder. Over eventuele aanpassingen van het jaarcijfer voor 2021 zullen we pas "later" iets gaan vernemen. Dit kan beslist een tijd gaan duren, wat te zien is aan een late correctie voor 2018, die alweer een iets opwaarts bijgesteld volume liet zien t.o.v. oudere cijfers (toename 635 i.p.v. 613 MW).
Curiosa voor de liefhebber
Ook in deze grafiek opgenomen is het hoogst curieuze jaargroei cijfer voor 2021 wat nota bene door de netbeheerder zelf werd geventileerd in hun "zonnestroom" persbericht van 17 januari 2022. Daarin werd namelijk "1.169 MW" groei voor 2021 genoemd, wat niet strookt met de nu bekende cijfers in hun eigen databank (zie blauwe horizontale streepjeslijn in de grafiek). Onduidelijk is, waar dat merkwaardige getal vandaan is gekomen. Het kan beslist niet de (DC) generator capaciteit zijn, want de 1.290 MW volgend uit de eindejaars-cijfers in hun data betreft, zoals eerder reeds benadrukt, een mix van DC generator capaciteit voor kleinverbruik, en AC aansluitvermogen van de omvormers bij de installaties achter GVB aansluitingen. Omdat de laatste altijd zijn ondergedimensioneerd t.o.v. de generator capaciteit, is het werkelijke aangesloten nominale PV vermogen bij Liander, beslist véél hoger dan genoemde 1.290 MW. Wat het verschil met het vreemde nieuwe cijfer in het persbericht alleen maar nóg groter maakt ... Nog steeds is er geen verklaring gegeven voor dat curieuze verschil.
Gelderland blijft de dominante provincie in Liander netgebied. Ze heeft in 2021 een voorlopig aandeel van 560 MW, ruim 43% van het totale jaargroei volume. In de hoofdstad Amsterdam werd, met 37 MW, 2,9% van het jaargroei volume behaald.
2022 - 1e cijfers eerste half-jaar
Helemaal achteraan staat het natuurlijk nog zeer incomplete stapeltje voor 2022 weergegeven, in de vorm van de aanwas in de eerste 2 kwartalen, 583 MW. Omdat het nog maar - puur theoretisch bezien - de helft van het totale jaarvolume zou kunnen zijn, en dus mogelijk resulterend in bijna 1.170 MW, is deze kolom gestippeld weergegeven, er komt nog heel veel volume bij. Het aandeel van Gelderland blijft daar uiteraard het hoogst, maar ligt op een iets lager niveau dan in 2021, 40% van het nieuwe volume in het eerste half-jaar.
Voor een uitgebreide beschouwing van het separate Alliander nieuwsbericht van 29 oktober 2021, over de status van diverse (zonnestroom) cijfers m.b.t. de energietransitie, zie mijn bespreking in de analyse van de data tm. Q3 2021.
Bron:
Onze actuele prestaties. Ontwikkeling energietransitie (website Alliander, status 20 juli 2022)
Intern
Analyse tm. Q1 2022 (26 april 2021)
Voor eerdere gedetailleerde besprekingen van de PV statistieken bij Liander, zie paragraaf bronnen in de analyse van de status van oktober 2021
16 juli 2022: SDE 2021 (tweede SDE "++"). Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "++" beschikkingen. In dit overzicht presenteer ik enkele kern parameters voor alle SDE - SDE "++" regelingen, zoals te doen gebruikelijk na publicatie van de finale beschikking data van de laatste regeling (in onderhavig geval, SDE 2021), door Min. EZK en haar uitvoerende instantie, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het eerste deel met de algemene cijfers voor alle opties onder die regeling heb ik op 14 juli gepubliceerd. In dit tweede artikel bekijken we de evolutie van enkele hoofd parameters, vanaf de eerste SDE 2008, tot en met de SDE 2021 regeling. Eerder deed ik dit al voor de status tot en met de najaarsronde van SDE 2020, de eerste officiële SDE "++" regeling (zie analyse in het artikel van 19 oktober 2021).
Oorspronkelijke allocaties budgetten voor alle SDE regelingen
In bovenstaande grafiek het totaal aan daadwerkelijk toegewezen oorspronkelijke budgetten voor alle SDE regelingen, voor als "hernieuwbaar" bestempelde energie opwek opties, dan wel CO2 besparings-techniek, tot en met SDE 2021. Laatstgenoemde regeling, de tweede onder het vigerende SDE "++" regime, waarbij CO2 reductie als drijvende kracht wordt ingezet, is begin juli "definitief" toegewezen, weergegeven in het laatste olijf-kleurige "najaars"-segment, met een ge-alloceerd budget van 4.075 miljoen Euro. Dat is bijna een miljard minder dan de ter beschikking gestelde 5 miljard Euro, maar vooral door het vervallen van alle 11 SDE beschikkingen voor het Aramis CCS project, waarvoor 6,1 miljard (!) Euro was aangevraagd, is deze laatste regeling dus "onderboden" bij de oorspronkelijke toekenningen. Voor de eerste SDE "++", SDE 2020-II, is het volledige budget plafond toegekend (5 miljard Euro). Ook in diverse eerdere regelingen is het budget plafond bij de beschikkingen niet bereikt: SDE 2020-I (voorjaar, laatste officiële SDE "+" regeling), SDE 2019-I, SDE 2018-I, en SDE 2017-I. Het budget plafond was van 2017-I tm. 2019-I 6 miljard Euro per regeling, vanaf SDE 2019-II 5 miljard Euro (Kamerbrief 24 juni 2020).
De eerste drie groene kolommen betreffen de gealloceerde (oorspronkelijke) budgetten voor de eerste drie SDE regelingen (2008-2010). De daar op volgende SDE "+" regelingen hebben van 2011 tm. 2015 slechts 1 ronde per jaar gehad. Van 2016 tm. 2020 zijn er telkens 2 jaarrondes geweest, een voorjaarsronde en een najaarsronde.
Vanaf SDE 2020-II is een compleet nieuw type regeling van kracht, waarbij niet meer energieproductie (uit hernieuwbare bronnen), maar de meest efficiënte CO2 reductie het selectie criterium is geworden (laagste geboden kostprijs per ton CO2 reductie). Met stippellijnen heb ik rechts aangegeven dat er binnen kalenderjaar 2020 van deze compleet nieuw type regeling gebruik is gemaakt (overstap van SDE "+" naar SDE "++"). De vorige "systeemwijziging" betrof de overstap van de oude SDE regeling naar de SDE "+", van 2010 naar 2011, links ook met een vertikale stippellijn aangegeven. SDE heeft het relatief kort, 3 jaren volgehouden, de SDE "+" 9 en een half jaar (met veel resultaat). Nog onduidelijk is of, en zo ja, hoe, de SDE "++" in de nieuwe vorm zal blijven bestaan. Aanvankelijk werd nog gedacht aan ondersteuning tot 2025, maar vanaf dat jaar zijn, mede vanwege nog verder aan te scherpen klimaat ambities, nieuwe subsidies onder een SDE-achtige regeling niet ondenkbaar. Veel zal afhangen van progressie bij de uitbouw, snelle oplossingen voor de overal gevoelde krapte bij de elektra netcapaciteit, het vinden van kundig personeel, en het optreden van eventuele nieuwe crises die zand in de molen zouden kunnen doen werpen. Als daarin ernstige vertragingen optreden voor de fysieke realisaties van projecten, en grote volumes beschikte projecten alsnog zouden wegvallen, moet dat wel worden opgevangen tegen die tijd.
In deze grafiek zijn ook (kleine) wijzigingen opgenomen van gealloceerde budgetten voor oudere regelingen, die in de kamerbrief van 24 juni 2020 in een historisch overzicht werden gegeven (figuur 1 in bijlage 1), en die ik in een vorige update voor SDE 2019-II reeds heb verwerkt (zie aldaar voor details van de wijzigingen).
Status overzicht RVO - verwachte kasuitgaven alle MEP en SDE regelingen
RVO geeft af en toe een update van de gerealiseerde resp. te verwachten "kasuitgaven" voor de diverse (MEP en) SDE regimes (alle technologie platforms). Zo ook in het laatste overzicht, met als peilmoment augustus 2021. De door hen gepubliceerde grafiek geef ik hier onder weer.
Goed is te zien, dat de totale te verwachten uitgaven voor de geaccumuleerde regelingen (MEP tm. SDE "++" projecten), jaarlijks toenemen van zo'n 600 miljoen Euro in 2011, tot een maximum van zo'n 3.250 miljoen Euro in 2024-2025. En dat ze dan weer dalen, in 2030-2031 flink verder zakkend, naar een niveau van uiteindelijk zo'n 2 miljard Euro laatstgenoemd jaar.
De cijfers
Alle nieuwe en recente cijfers staan in de eerste grafiek in dit artikel vermeld. Links van de eerste stippellijn de "oude" 3 SDE regelingen (bij zonnestroom gedomineerd door residentiële aanvragen en kleine installaties bij MKB, instellingen e.d.). Rechts alle SDE "+" regelingen, waarbij voor PV de ondercap op 15 kWp werd ingesteld, en er geen bovenlimiet meer was. Vanaf SDE 2016 zijn er telkens twee jaar rondes geweest (voorjaar, blauw, en najaar, oranje), die de toegewezen kalenderjaar budgetten enorm hebben doen "springen". Waren de jaar volumes tm. 2012 nog relatief bescheiden, tussen de 1.401 miljoen Euro (SDE 2008) en ruim 2,5 miljard Euro (SDE 2009, na ophoging van het budget), lagen de beschikte volumes in de drie jaar vanaf 2013 tussen de 3 en ruim 3 en een half miljard Euro. Vanaf 2016 ging "het gas" er op (2020 en Europese verplichtingen bleken angstwekkend dichtbij te zijn gekomen), met 9 miljard onder SDE 2016 toegewezen, een spectaculaire, bijna 11,9 miljard Euro in de twee jaar rondes van SDE 2017, en een hoge toewijzing van 9,8 miljard Euro onder SDE 2018. SDE 2019 viel nog verder terug, maar had dan ook "slechts" 5 miljard Euro, gemaximeerd per ronde. Die werd wel ingevuld onder de najaarsronde, maar binnen SDE 2019-I werd slechts 78% toegekend van de beschikbare 5 miljard Euro: 3.906 miljoen Euro aan toewijzingen. Het totaal onder SDE 2019 werd daarmee 8.906 miljoen Euro. Een toekenning wat op 91% kwam te liggen van het niveau van de beschikkingen onder SDE 2018. En wat zelfs nog iets lager lag dan de oorspronkelijk beschikte 9.012 miljoen Euro onder de 2 SDE 2016 sub-regelingen.
SDE 2020-I, de laatste officiële SDE "+" (voorjaars-)ronde, voegde nog eens 3.303 miljoen Euro aan allocaties toe. De compleet nieuwe SDE 2020-II, de eerste officiële SDE "++" (najaars-)ronde, mocht wederom 5 miljard Euro aan toewijzingen op haar conto bijschrijven. Vooral door het wegvallen van de CCS beschikkingen, is, tot slot, SDE 2021 (1 jaarronde met wederom gemaximeerd budget van 5 miljard Euro), er slechts 4.075 miljoen Euro aan beschikkingen oorspronkelijk toegekend.
Met deze laatste toevoeging is, sedert de eerste SDE regeling in 2008, er oorspronkelijk een totaal (maximaal) budget toegewezen van 71,2 miljard Euro. Een fors deel daarvan is echter al lang verloren gegaan, of zal niet besteed gaan worden, door een combinatie van grote hoeveelheden reeds uitgevallen (danwel alsnog af te voeren) beschikkingen. Kijken we in de groslijst die RVO heeft gepubliceerd voor alleen de SDE - SDE "++" regelingen, is er van genoemd oorspronkelijk beschikt volume begin juli 2022 nog maar 61,2 miljard over, 86 procent. Het overgrote merendeel van de budget allocaties is tm. 2021 naar elektriciteit opwekking uit hernieuwbare bronnen gegaan.
Zie voor het grote zonnestroom deel-dossier, het laatste overzicht in de analyse van 1 april 2022, de al verschenen juli update volgt nog bij Polder PV. We hebben al jaren te maken met allerlei problemen met projecten zoals krapte bij de regionale netcapaciteit, (tijdelijk) stil liggende energie producties door verschillende oorzaken, minder uit te keren subsidie hoeveelheden als de marktprijzen van energie stijgen, etc. Van bovengenoemd totaal bedrag is oorspronkelijk 5,9 miljard Euro aan de 1e 3 SDE regelingen toegekend, 56,2 miljard Euro voor de opvolgende 14 SDE "+" regelingen, en, inmiddels 9,1 miljard Euro voor de eerste 2 SDE "++" regelingen.
Aandeel zonnestroom op totale budget toewijzingen
In deze grafiek worden, uitgesplitst per jaar ronde de totale toegewezen totaal budgetten voor alle SDE modaliteiten (inclusief zonnestroom) van links naar rechts weergegeven in blauwe kolommen, van SDE 2008 tm. SDE 2010 links, in het grote middenstuk, van SDE "+" 2011 tm. SDE "+" 2020-I, en voor de eerste 2 SDE "++" rondes, SDE 2020-II resp. SDE 2021, helemaal rechts. In gele kolommen zijn de tm. SDE 2021 toegewezen budgetten voor uitsluitend zonnestroom projecten weergegeven (voor beide kolommen rechter Y-as raadplegen). Aangezien voor de zonnestroom allocaties geen eerdere correcties zijn gepubliceerd (i.t.t. voor de totaal budgetten), heb ik de volumes gepubliceerd in de desbetreffende kamerbrieven voor de aparte regelingen gebruikt in deze grafiek. In een lichtgroene stippellijn volgt het daar uit vastgestelde aandeel van die PV project allocaties t.o.v. de totale toekenningen in de betreffende jaar rondes. Dit, in procent, met als referentie de linker Y-as.
Zonnestroom kon lang, tot en met SDE 2012, nauwelijk een deuk in het pakje SDE boter slaan, met toewijzingen van maximaal 101 miljoen Euro onder SDE 2009, slechts 4% van de totale toewijzingen (voor dat jaar 2,55 miljard Euro). SDE 2013 gaf, met iets meer beschikt volume, de opmaat naar de uitzonderlijke SDE 2014 regeling, waarvoor het zeer lang duurde voordat de laatste fase in ging. En er massaal (voor die tijd) werd aangevraagd - en beschikt: Een volume van 1,3 miljard Euro, opeens 37% van het totaal aantal toegewezen budget van ruim 3,5 miljard Euro dat jaar. Toen was er weer een tijdelijke terugval vanwege enorme budget allocaties naar biomassa bijstook in steenkolen centrales, windenergie, en andere concurrerende opties. In de voorjaarsronde van SDE 2016 begon het tij weer definitief te keren voor zonnestroom. Aanvankelijk nog relatief bescheiden, met 172 miljoen Euro. Maar dat werd al 988 miljoen Euro onder de najaarsronde dat jaar (20% van totaal budget allocatie), veerde op naar bijna € 2,9 miljard onder SDE 2017 I (49%), en viel daarna weer terug naar een nog steeds respectabel niveau van ruim 2 miljard Euro onder SDE 2018-I. Desondanks was het toen het hoogste aandeel op de totale allocatie (53%), vanwege de zeer bescheiden toekenning van (bijgesteld) "slechts" 3,8 miljard Euro voor alle projecten.
SDE 2018-II liet een absoluut record in toegekend zonnestroom budget zien (bijna 3,3 miljard Euro), en daardoor kwam die regeling t.o.v. de totaal beschikte hoeveelheid van ruim 6 miljard Euro relatief bezien iets boven het niveau van de voorjaarsronde van dat jaar uit (55% i.p.v. 53%). Vanwege de enorme terugval in het toegekende budget binnen de voorjaarsronde van SDE 2019, slechts 3,9 miljard Euro totaal beschikt (er was 5 miljard Euro beschikbaar), én de blijvend hoge toekenning voor zonnestroom (ruim 2,5 miljard Euro), is het relatieve aandeel daarvan vervolgens naar een record hoogte gestegen van ruim 65% van het totaal.
De zeer fors overtekende najaarsronde van SDE 2019 werd door het enorme aanbod aan de goedkoopst "biedende", grootschalige project toewijzingen gekarakteriseerd, en liet daardoor een duidelijke "verslechtering" van het aandeel van de beschikkingen voor zonnestroom zien, resulterend in slechts 1.734 miljoen Euro op een gealloceerd totaal budget van 5 miljard Euro. Een forse "terugval" naar 35% van de totale budget claim. Gezien de enorme gegroeide stapel SDE beschikkingen die toen nog moesten wordt afgewerkt, was dat niet zo rampzalig, en resulteerde dat in wat (relatieve) "rust in de tent" bij installerend Nederland. De vele installateurs hadden met de enorme accumulaties al werk voor de nodige jaartjes, waarbij vakantie nemen eigenlijk een luxe was. Mede gezien de zeer krappe realisatie termijnen voor PV, tussen de anderhalf en drie jaar na ontvangst van de beschikkingen.
Maar "rust" kregen de zo'n 1.700 installerende partijen in Nederland, met de resultaten voor SDE 2020-I beslist niet. Er werd weer een spectaculair extra volume van MEUR 2.148 ge-alloceerd door RVO, op een zeer beperkte totale budget toewijzing van 3.303 miljoen Euro. Vanwege deze opvallende verhouding, was het aandeel van zonnestroom weer kort terug op het oude record niveau van de voorjaars-ronde van SDE 2019: op 65% van de totale budget allocatie.
De eerste SDE "++" regeling, SDE 2020-II liet weer een geheel nieuw speelveld zien, waarbij opgebokst moest worden met compleet nieuwe concurrenten als CCS en elektrische boiler aanvragen. Ondanks deze blijvend felle competitie, heeft PV het nog zeer goed gedaan, waarbij wel het waarschuwende vingertje geheven moet worden, dat de schaalvergroting verder heeft doorgezet, met een gemiddelde beschikking omvang van maar liefst 1 MWp, een niveau wat door talloze kleinere partijen nooit gehaald kan worden. In ieder geval is er met een totaal aan wederom 5 miljard Euro voor alle projecten een substantieel deel aan zonnestroom projecten toegevallen: 2.017 miljoen Euro, 40% van de totale allocatie. Dat is best respectabel, in een eerdere analyse werd nog gevreesd voor een te hoog competitie niveau, en een "mogelijk dramatisch omlaag vallend" aandeel voor PV project beschikkingen. Dat blijkt dus heel erg mee te vallen.
Hetzelfde geldt voor de laatst toegevoegde regeling, SDE 2021, waarbij het woord "meevallen" nog pessimistisch klinkt. Van de op een respectabel niveau blijvende toegewezen claim van 2.058 miljoen Euro voor zonnestroom projecten, was het aandeel weer zeer hoog, omdat de totale budget toekenning voor die regeling slechts op 4.075 miljoen Euro is uitgekomen. Derhalve, steeg het aandeel voor PV weer naar een hoge 51% van het totaal in deze laatste beschikte regeling.
Cumulatie
Als we alle oorspronkelijk beschikte volumes voor zonnestroom tussen SDE 2008 en SDE 2021 optellen, komen we op een accumulatie van 23.859 miljoen Euro, wat maar liefst 33,5% is van de totale allocaties voor alle projecten onder die regimes (71,2 miljard Euro). Tm. SDE 2020-II was dat aandeel op het oorspronkelijke totaal volume nog 32,5%. Inmiddels is hier echter al heel erg veel van afgevallen, met name in het PV dossier. Daar kom ik in een komende analyse met status update 1 juli bij RVO nog op terug.
Totaal aantal aanvragen SDE beschikkingen voor PV projecten, en overgebleven hoeveelheid
Voor het totaal aantal aanvragen die ooit zijn gedaan voor zonnestroom projecten, volgt hier onder een update t.o.v. het exemplaar in de analyse van oktober 2021. Hierbij heb ik, rechts in het diagram, SDE 2021 toegevoegd.
Het enorme aantal, grotendeels residentiële aanvragen voor SDE 2010 (de laatste officiële SDE regeling, voordat deze werd vervangen door de eerste SDE "+", SDE 2011), werd destijds grof door RVO afgeschat op "ruim 52.000", waarvan het allergrootste gedeelte toen direct in de virtuele papiershredders verdween wegens volstrekt ontoereikend budget. Om de cumulatie van de aanvragen verder te kunnen vervolgen in de tijd, heb ik die hoeveelheid destijds op 52.050 stuks gezet. Lange tijd bleef de curve zeer matig stijgen (relatief weinig toevoegingen per SDE regeling). Maar vanaf SDE 2016 is er een bijna rechtlijnige toename, en onder SDE 2019-II - SDE 2020-I zelfs weer een iets verhoogd tempo van aantallen aanvragen terug te zien. Daarna vlakt de groei echter weer iets af.
De accumulatie van ooit aangevraagde SDE beschikkingen voor zonnestroom, nam op het laatst toe van bijna 128 duizend, naar bijna 132 duizend stuks. Die cumulatie werd bereikt met een "relatief bescheiden" volume van 3.915 aanvragen onder SDE 2021. Het hoogste aantal aanvragen viel onder de SDE "+" 2020-I regeling, waarbij maar liefst 7.395 project verzoeken werden ingediend. Van de enorme historisch toegekende volumes is ondertussen ook alweer heel erg veel afgevallen. In de update van 1 april 2022 gaf RVO nog 33.783 overgebleven beschikkingen tm. SDE 2020-II op; in het recent gepubliceerde ververste RVO overzicht van begin juli is het volume tm. die voorlaatste regeling al verder gedaald naar 33.534 stuks. Dat is nog maar ruim 26% van het totaal volume aangevraagd tm. SDE 2020-II, wat de aantallen beschikkingen betreft. In de vorige analyse was dat aandeel nog 31%.
Gemiddelde omvang per aanvraag en per beschikking
Voor SDE 2015 - SDE 2016-II zijn, voor de oorspronkelijke aantallen aanvragen, geen bijbehorende capaciteiten in MWp bekend, wel van de overgebleven toegekende projecten. Van de wel bekende aantallen beschikkingen, en de bijbehorende capaciteiten, is de volgende grafiek gereconstrueerd, met de berekende gemiddelde capaciteit per aanvraag / beschikking, per jaar ronde, tot en met SDE 2021.
Links van de linker stippellijn wederom de 3 oude SDE regelingen, met zéér bescheiden gemiddelde project beschikkingen van maximaal 28 kWp bij de aanvragen (paars), en slechts 2 kWp (SDE 2008), tot 8 kWp (SDE 2009) bij de oorspronkelijk toegekende beschikkingen (groen). SDE 2011, de eerste SDE "+" regeling, waarbij de bovencap op de aan te vragen systeemgrootte was verwijderd, begon met een anomalie bij de gemiddeld aangevraagde project grootte ("2.445 kWp", laatste fase bij voorganger van RVO), maar bij de oorspronkelijke toekenningen bleef daar maar weinig van over: gemiddeld 74 kWp per beschikking.
Zowel bij de aanvragen als bij de oorspronkelijke toekenningen klommen vervolgens de volumes, naar gemiddeld 363 kWp per aanvraag onder SDE 2014, en 297 kWp bij de oorspronkelijke beschikkingen. Voor de drie rondes daarna is geen informatie voorhanden voor de aanvragen, maar bij de oorspronkelijke beschikkingen daalde het gemiddelde naar 215 kWp onder de voorjaarsronde van SDE 2016. Daarna gingen de vlaggen in de mast, met de enorme budget allocaties van SDE 2016-II tot en met SDE 2020-I onder het SDE "+" regime. Grote projecten werden aangevraagd, resulterend in hoge volumes per aanvraag, culminerend in 658 kWp onder SDE 2018-II, wat ook met een record gepaard ging bij de uiteindelijke toekenningen (669 kWp gemiddeld per oorspronkelijke beschikking). Wel is de algemene trend geweest, op SDE 2018-II na, dat er veel minder grote beschikkingen overbleven dan werden aangevraagd, door uitval van kennelijk met name grotere project aanvragen. De discrepantie was onder SDE 2018-I het grootste (588 kWp aangevraagd, doch gemiddeld slechts 453 kWp oorspronkelijk beschikt, 23% minder).
Ook bij de voorjaarsronde van SDE 2019 is bovengenoemde trend zichtbaar, al is die minder uitgesproken: de gemiddelde aanvraag van 564 kWp werd uiteindelijk bij de oorspronkelijke toekenningen een gemiddelde beschikking van 531 kWp, 6% minder. Er zijn minder zeer grote projecten aangevraagd en beschikt dan in de populaire en succesvolle najaarsronde van SDE 2018. Het niveau bij de beschikkingen daalde tussen die twee jaar rondes fors, met 21%.
Voor de zeer scheve verhouding die is opgetreden bij de SDE 2019-II ronde, 641 kWp gemiddeld per aanvraag, maar 1.982 kWp gemiddeld bij de overgebleven beschikkingen, zie de verklaring gegeven in de vorige update.
Deze verhouding tussen aangevraagd en beschikt is onder de ingelaste extra SDE "+" ronde, SDE 2020-I (budget: 4 miljard Euro) duidelijk weer genormaliseerd op het "pre-SDE 2019-II niveau". Er werd binnen die laatste SDE "+" regeling voor zonnestroom weer voor een zeer substantieel volume van 4 GWp aan projecten aangevraagd, waarvan de gemiddelde capaciteit 545 kWp was (artikel 21 april 2020). Maar, wederom, de gemiddelde capaciteit bij de oorspronkelijk toegekende beschikkingen werd weer iets lager, namelijk 500 kWp. Ruim 8% lager dan bij de aanvragen. Waarmee de "trend brekende", zwaar overvraagde SDE 2019-II, die vooral zeer grote PV project beschikkingen blijkt te hebben opgeleverd, wederom historie is, de situatie is onder SDE 2020-I weer vergelijkbaar aan die tm. SDE 2019-I.
SDE "++"
Bovengenoemde trend heeft zich bij de twee eerste SDE "++" regelingen herhaald, zei het op een veel hoger niveau dan onder de laatste SDE "+" regeling. Onder SDE 2020-II was het niveau gemiddeld 1.052 kWp bij de aanvragen, maar 4,9% minder, 1.000 kWp, bij de beschikkingen. Bij SDE 2021 waren de verhoudingen 1.055 kWp gemiddeld bij de aanvragen, en 1.020 kWp bij de toekenningen, 3,3% minder.
Kengetallen oorspronkelijk beschikte PV projecten tm. SDE 2021
In deze laatste grafiek van dit tweede deel over de zonnestroom beschikkingen uit de SDE 2021 subsidie ronde, de evolutie van drie kengetallen, van SDE 2008 tm. SDE "++" 2021. Let op, dat de Y-as logaritmisch is weergegeven voor alle drie de kengetallen. De blauwe kolommen geven de oorspronkelijk aantallen zonnestroom project beschikkingen weer*. De oudste 3 SDE rondes (links van de rode streepjeslijn) hadden grote aantallen (oorspronkelijk) toegekende beschikkingen, grotendeels voor particuliere daken en/of voor kleine bedrijven, scholen, e.d. Een substantieel deel daarvan is trouwens in de loop der jaren alweer afgevallen om diverse redenen (laatste overzicht zie hier).
SDE 2011-2013, de eerste drie SDE "+" regelingen, hadden beperkte aantallen beschikkingen voor PV, tussen de 110 (SDE 2012) en 678 (SDE 2011) exemplaren. SDE 2014 was uitzonderlijk omdat de laatste fase zeer lang op zich liet wachten, en er vele grotere project aanvragen beschikt konden worden, uiteindelijk zelfs 2.973 exemplaren. De terugval in SDE 2015 was opmerkelijk, met slechts 48 toekenningen. De oorzaak: heftige competitie met zowel windenergie, als de enorme deel-budgetten opslokkende steenkolencentrales met biomassa bijstook. Vanaf SDE 2016 is de lijn weer progressief, van 831 naar een voorlopig record van 4.386 stuks onder SDE 2017-I. Dan een lichte terugval, om in de voorjaarsronde van SDE 2019 opnieuw een record te vestigen (dat van SDE 2018-II verbrekend), met 4.738 oorspronkelijk toegekende aanvragen.
Uitzonderlijk is de daar op volgende zeer forse terugval naar nog maar 986 originele beschikkingen onder de najaarsronde van SDE 2019, ver onder het niveau van SDE 2016 II tm. SDE 2019-I. Dit is een gevolg van de combinatie "extreme overtekening" met 4 miljard Euro, én weer hevige competitie van andere modaliteiten, die hun project aanvragen goedkoper konden inzetten per fase. Wat resulteerde in wederom een ongekende, massieve uitval, van (kleinere) zonnestroom project aanvragen, en een zeer beperkt overgebleven contingent aan grotere PV project beschikkingen. De laatste SDE "+" ronde, SDE 2020-I liet daarna een toch wel verrassend nieuw record zien, van maar liefst 6.882 beschikkingen, wat het voorgaande record onder SDE 2019-I met maar liefst 45% overvleugelde, al was het wel met een iets kleinere gemiddelde omvang per beschikking (zie verder).
Ondanks de extra competitie met andere subsidies slurpende CO2 reducerende opties, bracht de eerste SDE "++" ronde, SDE 2020-II, het er beslist goed vanaf, met uiteindelijk 3.062 toegekende beschikkingen voor zonnestroom projecten. Daarmee destijds op de 7e plaats komend gerekend vanaf de eerste SDE "+" regeling (SDE 2011). SDE 2021 deed het zelfs wat beter, met alweer 3.716 beschikkingen.
In oranje kolommen worden de met de aantallen toewijzingen gepaard gaande beschikte capaciteiten in MWp weergegeven. Nog relatief laag in de eerste SDE (29 MWp SDE 2009) en SDE "+" regelingen (17 tot 134 MWp in SDE 2012 en SDE 2013). Al substantieel in de byzondere SDE 2014 (883 MWp). Tijdelijk terugvallend in de zeer mager resultaat hebbende SDE 2015 (11 MWp). En daarna weer gezwind aanzwellend, via 179 MWp onder SDE 2016 I, tot een voorlopig nieuw record onder SDE 2017 I (2.354 MWp), iets terugvallend naar 1.710 MWp onder SDE 2018-I, en weer aantrekkend tot een nieuw record van 2.953 MWp oorspronkelijk beschikt onder SDE 2018-II. De daar op volgende regeling, SDE 2019-I vestigde geen record, maar claimde toen de tweede plaats m.b.t. zonnestroom. Er werd 2.515 MWp beschikt.
Deze neergaande lijn werd verder doorgezet onder de zwaar overtekende SDE 2019-II, waarbij nog maar 1.954 MWp werd toegekend, vanwege de bovengenoemde redenen (zware overtekening, én felle competitie met andersoortige projecten). Hiermee kwam SDE 2019-II uit op een niveau tussen dat van de twee SDE 2017 regelingen. Hoe dit echter zal uitpakken bij de uiteindelijke realisaties, moeten we nog zien, want er kan alsnog massieve uitval plaatsvinden. Zoals we juist ook al voor genoemde SDE 2017, en later, de SDE 2018 deel-rondes hebben gezien.
De laatste SDE "+" ronde, SDE 2020-I had, naast het record aantal beschikkingen, aanvankelijk óók het record bij de (oorspronkelijk) beschikte capaciteit te pakken, 3.440 MWp. Dat is 16 en een half procent hoger dan het vorige record onder de najaars-ronde van SDE 2018. Maar dat was van relatief korte duur. De oorspronkelijk beschikte capaciteit onder SDE 2020-II overvleugelde dat alweer met 4,7%, en kwam uit op een nog hoger niveau van 3.603 MWp. En alsof dat nog niet genoeg is, verbrak SDE 2021 ook dát record alweer, en kwam het beschikte niveau voor die regeling uit op maar liefst 3.790 MWp (zichtbaar helemaal rechts in de grafiek).
* Het gaat hier dus feitelijk niet om "gemiddelde project omvang", maar om "gemiddelde omvang [in kWp] per SDE aanvraag of beschikking voor PV projecten". Het komt namelijk regelmatig voor, dat een en dezelfde adres locatie, en vaak zelfs hetzelfde dak, 1 of meer beschikkingen (meestal uit verschillende jaar rondes) heeft gekregen. Polder PV houdt dit zeer zorgvuldig bij, en heeft dan ook in zijn omvangrijke (gerealiseerde) projecten sheet, talloze single-site locaties staan waar 1 of meer SDE beschikkingen voor zijn afgegeven, en vaak ook al zijn ingevuld. Het is goed om dit cruciale verschil op het netvlies te krijgen, omdat daardoor verwarring kan ontstaan over gepercipieerde opgeleverde aantallen "projecten", en de capaciteit volumes die daarmee gepaard gaan.
Gemiddelde capaciteit per beschikking
Uit bovenstaande twee parameters kan een belangrijke afgeleide worden berekend, de gemiddelde grootte per project beschikking in kWp. Ook al, koloms-gewijs, getoond in de voorgaande grafiek. Dit gemiddelde vermogen per beschikking is weergegeven in de groene lijn. Deze start zeer laag rond de 2 kWp onder SDE 2008, neemt iets toe tot 8 kWp onder SDE 2009, zakt weer iets in naar 6 kWp onder SDE 2010, maar begint daarna hard omhoog te gaan. Wat natuurlijk veroorzaakt wordt door het weg slopen van de bovencap per beschikking (aanvankelijk 15 kWp, onder de "grote" deel regelingen van SDE 2009 en SDE 2010 naar 100 kWp). En er vanaf de eerste SDE "+" regeling de facto ongelimiteerd grote projecten aangevraagd konden gaan worden. Die voorlopig, onder het SDE "+" regime, meer specifiek, SDE 2020-I, is uitgemond in de grootste "enkelvoudige" beschikking van allemaal, bijna 148 MWp voor het Dorhout Mees project in Biddinghuizen (Fl.), van Solarfields. Dat is inmiddels grotendeels al gebouwd, maar de netkoppeling is nog niet bekend.
Grote projecten krijgen, afhankelijk van de project opzet, soms meerdere beschikkingen toegewezen, zoals het Vloeivelden Hollandia project op de grens van 1e Exloërmond en Nieuw-Buinen in de Drentse gemeente Borger-Odoorn, waar Polder PV - uiteraard - met de fiets "even" op bezoek ging in september 2020 (zie tweet van 23 september 2020). Dat nu nog grootste gerealiseerde zonnestroom project van Nederland werd in het eerste kwartaal van 2021 opgeleverd, en door Koning Willem-Alexander officieel geopend. Voor de grootste beschikkingen onder SDE 2021, zie de laatste paragraaf. 1 van de grootste toegekende deelprojecten die als "uitbreiding" kan worden gezien, is Zonnepark Aadijk II ten noorden van Almelo, wat naast het al veel eerder aangelegde deel I zal worden aangelegd (project van SolarEnergyWorks, verkocht aan het Deense investerings-bedrijf Obton). Als de beschikte omvang voor het vervolg project wordt gerealiseerd, zou die "bi-lokatie" een omvang kunnen bereiken van grofweg 95 MWp. SEW noemt het vervolg project zelf Zonnepark Aaboer.
De oorspronkelijk toegekende gemiddelde omvang per beschikking nam, zoals zichtbaar in de grafiek, toe, van 74 kWp onder SDE 2011, naar 297 kWp gemiddeld onder SDE 2014. Zakte toen weer in naar 215 kWp onder SDE 2016 I. Maar werd vervolgens weer een stuk hoger. Aanvankelijk naar 537 kWp (SDE 2017 I), licht inzakkend naar 453 kWp (SDE 2018-I), en wederom fors stijgend naar een tussentijds nieuw record niveau van 669 kWp onder SDE 2018-II. Om weer wat omlaag te gaan naar gemiddeld 531 kWp per beschikking onder SDE 2019-I.
De laatste twee SDE "+" regelingen lieten een heftige fluctuatie zien van deze belangrijke "ijk parameter". SDE 2019-II zorgde voor een nogal grote verrassing: het gemiddelde per beschikte aanvraag steeg plotsklaps extreem, naar maar liefst 1.982 kWp, een trendmatige ontwikkeling die op deze logarithmische schaal in visuele zin nog enigszins wordt "gedempt". Vooral grotere project beschikkingen bleken onder die extreem overtekende regeling te zijn toegekend. De talloze kleinere ontwikkelaars, waaronder ongetwijfeld veel energiecoöperaties en andersoortige lokale initiatiefnemers als gemeentes en midden- en kleinbedrijven, konden een afwijzing in de digitale brievenbus verwachten. Dat ging destijds vrijwel uitsluitend ten koste van talloze kleinere rooftop aanvragen, die het in dit mega geweld niet konden bolwerken t.o.v. de grote projecten bij menig projectontwikkelaar.
De laatste SDE "+" regeling, SDE 2020-I, liet de situatie weer in "rustiger" vaarwater terugkeren. Deze slechts licht overtekende regeling, die uiteindelijk bij de beschikkingen voor PV projecten 3,4 miljard van de beschikbare 4 miljard Euro toegewezen heeft gekregen, resulteerde in twee records bij zonnestroom, zowel voor de aantallen als bij de beschikte capaciteit. De combinatie van deze twee resulteerde in een gemiddelde omvang van 500 kWp per beschikking. Waarmee het niveau van SDE 2019-I iets werd onderboden. Ergo: "terug naar de normaal".
Zoals eerder reeds voorspeld door Polder PV, werd die tijdelijke trend alweer in de eerste SDE "++" regeling opwaarts bijgesteld. Bij een beduidend lager aantal overgebleven beschikkingen (3.602 stuks) en een toen record toegekende capaciteit van 3.603 MWp, resulteerde weer een zeer hoge (niet-record) gemiddeld toegekende capaciteit van 1.000 kWp per beschikking.
Bij de laatst afgeronde regeling, SDE 2021 is er niet wezenlijk veel veranderd bij de toekenningen voor PV. Er werden 3.716 beschikkingen afgegeven, met een (record) capaciteit van 3.790 MWp. Het gemiddelde per beschikking kwam daarmee op vrijwel hetzelfde niveau als bij de eerste SDE "++", 1.020 kWp per toekenning.
Ook voor deze parameter "gemiddelde capaciteit per beschikking" geldt weer: na verwijdering van door ontwikkelaars ingetrokken, of om wat voor reden dan ook niet tot realisaties komende project beschikkingen, is dat globale beeld voor de oudere SDE regelingen alweer gewijzigd, en zal dat nog steeds kunnen veranderen, afhankelijk van de verdere uitval binnen die regelingen. Dit geldt met name voor de recente "grote" regelingen, tussen SDE 2016 I en SDE 2021.
SDE 2021 - beschikte grote projecten gecontinueerd
In de SDE 2021 ronde is de grootste enkelvoudige beschikking voor het 100 hectares grote zonnepark plan van 4 lokale agrarische families, De Groene Energiecorridor tussen Zwanenburg en de A5/9/200 (Haarlemmermeer, NH). Voor dit project is een beschikking van 135,7 MWp afgegeven. Weliswaar ruim 8% kleiner dan de grootste beschikking ooit afgegeven onder enig SDE regime (Dorhout Mees Biddinghuizen), maar desondanks voor Nederlandse begrippen een zeer fors project, met een maximaal haalbare subsidie voor 65,2 miljoen Euro over een periode van 15 jaar (excl. eventueel "banking year"). Landschappelijke inpassing is uitgebreid aan de orde geweest, o.a. in samenspraak met de dorpsraad, er komt een hectare groot "rustpunt", en er zijn al drie vormen van participatie voor en door de omgeving opgetuigd (omgevingsfonds, groene stroom [certificaten] afname met vaste korting voor omwonenden, en een obligatielening met max. 5% rente.
NOP geweld nog groter
Op de 2e plaats komt binnen SDE 2021 wederom een beschikking voor 1 van de project delen van lintvormige zonneparken onder / nabij windturbines langs de dijken van de Noordoostpolder (NOP), met cablepooling als insteek. Ditmaal langs de Westermeerdijk, een deel voor een dochter BV van ontwikkelaar SolarEnergyWorks uit Utrecht. Deze beschikking heeft een omvang van 114,7 MWp. Eerder is er onder SDE 2020-II een 96,3 MWp grote beschikking voor een Solarfields dochter afgegeven voor de Westermeerweg, iets oostelijker, en een 108 MWp grote beschikking voor de Noordermeerdijk bij Rutten voor HVC. Er is ook nog een ander plan van SEW, Zonnepark NOP – Noordermeerdijk gedoopt, waarvan de (SDE) status nog niet duidelijk is. Als al die projecten doorgaan, gaat dat dus een flinke verzameling zonnepanelen worden langs de westkust van NOP. Een mooi doel voor een fietstocht, tegen die tijd ...
De derde grootste project beschikking betreft het al langer in de pen zittende Lanakerveld project noordelijk van Maastricht. Deze heeft een omvang van 71 MWp, en gaat gebouwd worden in opdracht van de bekende project ontwikkelaar Sunvest uit Utrecht.
Voor het allergrootste solar project in voorbereiding, Energielandgoed Wells Meer in de Limburgse gemeente Bergen (mogelijk 271 MWp groot wordend wat de PV component betreft), is inmiddels de eerste SDE "++" (2021) beschikking verzilverd, met een omvang van 999 kWp. Hiermee gaat Bergen waarschijnlijk voorzichtig beginnen, om te kijken hoe alles gaat lopen, na een zeer lange voorbereiding voor dit "on-Nederlands" grote PV project.
In de groslijst van RVO zijn nog 2 andere grote veldopstelling beschikkingen groter dan 50 MWp te vinden, het reeds genoemde Aadijk II project in Almelo, en een floating solar project van de organisatie Enerzjyk Skûlenboarch B.V. Waarvoor 52,6 MWp is toegekend, voor een drijvend PV project op een oude zandwinningsplas op de grens van de Friese dorpen Eastermar (Tytsjerksteradiel), en Drogeham (Achtkarspelen). Met zelfs een gepland "uitkijkpunt" voor het PV project ...
In de huidige regeling zijn er 64 beschikkingen afgegeven voor grote PV projecten vanaf 10 MWp per stuk, met een gezamenlijk vermogen van 1.628 MWp. Dat is een aandeel van 1,7% bij het aantal beschikkingen, maar al 43% van het totale capaciteit volume. Onder de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020-II, met 45 project beschikkingen vanaf 10 MWp (1.636 MWp), was dat nog 1,2% resp. ruim 45%.
Dit is deel 2 van de serie artikelen die naar aanleiding van het verschijnen van de SDE 2021 ronde beschikkingen is / zal worden gepubliceerd op Polder PV. Voor de overige artikelen zie:
SDE 2021 (tweede SDE "++"). Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "++" beschikkingen (16 juli 2022; huidige artikel)
SDE 2021 (tweede SDE "++"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (17 augustus 2022)
Voor overzicht van alle SDE "++" analyses, zie bronnen onder artikel van 14 juli 2022
Voor overzicht van een deel van de voorgaande SDE artikelen, zie bronnen onder artikel van 18 oktober 2021
Extern:
Kamerbrief stand van zaken SDE++ (MinEZK Rijksoverheid, 1 juli 2022; Kamerbrief definitieve resultaten SDE++ 2021, details 2022 en planning 2023, 10 pagina's, website Rijksoverheid)
Stand van zaken SDE aanvragen (website RVO met cijfers over alle SDE regelingen)
Feiten en cijfers SDE (+)(+) (idem)
|