zontwikkelingen
"oud" |
Nieuws P.V. pagina 118meest recente bericht boven Specials: 14 juli 2014 - 30 juli 2014 Voor belangrijke "highlights" voor ons PV-systeem, zie pagina nieuws_PVJSS22.htm
30 juli 2014: Beter laat dan nooit - deel 3 fietsvakantie 2013 met spectaculaire PV-systemen Vinschgau (It.). Getriggerd door de fotoreportage over de nog redelijk vers in het geheugen zittende wandelvakantie in de Italiaanse Vooralpen (intro, volledige reportage), heb ik eindelijk weer een klus afgemaakt. Die al lang voor een groot deel klaar was, maar er kwam van alles tussen bij de heftige verslaggeving over de extreme dynamiek van de Nederlandse markt sinds de herfst van 2013.
Ronduit
verbazingwekkende grote PV-installaties vonden we vlak bij elkaar in
het Ik heb de laatste bitjes van deel 3 van die memorabele fietsvakantie tussen Zürich en Stilfser Joch, in september 2013, inmiddels afgerond, en het hele stuk nog eens nagekeken (enkele verlopen links gecorrigeerd e.d). Je zou dit deel kunnen kwalificeren als het spectaculairste wat PV-installaties betreft. Want wat we in het industriegebiedje van Prad/Prato in het Obere Vinschgau in Zuid Tirol, en elders in deze contreien aantroffen, is eigenlijk met geen pen te beschrijven. Vandaar dan maar, speciaal voor u, de nodige bloeddruk verhogende foto's, inclusief een leuk exemplaar genomen tijdens de fantastische beklimming van Passo dello Stelvio...
30 juli 2014: Ook klein puzzelstukje (Al)Liander. In De Gelderlander en tegelijkertijd in Eindhovens Dagblad verscheen een piepklein stukje met een paar getallen over de status van PV-installaties ingeschreven in het PIR register van Alliander cq. hun regionale netbeheerder dochter Liander. Het vreemde is, dat er (nog) helemaal niets over deze cijfers op de sites van zowel het moederbedrijf, als op dat van Liander zelf zijn verschenen. Behalve het al eerder in het jaarverslag gepubliceerde aantal ingeschreven PV-installaties eind 2013. Ook wordt niet duidelijk gemaakt of het door Alliander overgenomen netgebied van Endinet (voor elektra: Eindhoven) hier bij wordt gerekend (ik vermoed van wel). Het jaarverslag over 2013 rept in ieder geval niet van "48.000 huishoudens", zoals nu in de artikelen gesteld, maar was, nauwkeuriger, 48.356 stuks "terugleverings-installaties" of "aantal aansluitingen" (dat was een groei van 136 procent t.o.v. het eindejaarsvolume in PIR Liander 2012, volgens jaarverslag 2013: 20.480). Derhalve is het groeipercentage van de nieuw opgegeven stand halverwege dit jaar, 63.000 "huishoudens", niet 31%, zoals opgegeven, maar moet dat in ruim 30% worden gewijzigd. Met als belangrijke aantekening daarbij dat daarin natuurlijk niet alleen huishoudens zitten, maar ook bedrijfsmatige PV-projecten, op gemeentelijke panden, kantoren van organisaties, etc. Mij is in het voorjaar in ieder geval telefonisch door een zegsvrouwe verzekerd dat Liander "grote" projecten toen niet in het PIR register had staan, maar mogelijk is dat beleid ondertussen ook weer gewijzigd. Als de groei bij Liander op een vergelijkbaar niveau blijft in de tweede jaarhelft, zou een jaarlijkse toename van bijna 30.000 installaties/aansluitingen, dik 60%, mogelijk kunnen zijn in 2014. Maar we moeten nog gaan zien, of dat ook daadwerkelijk gaat geschieden. Gemeld wordt dat genoemde 63.000 installaties (medio 2014) zou inhouden dat 2% van de 3,1 miljoen "klanten" zonnepanelen op het dak zou hebben liggen, waarbij geen specificatie van de omvang van dergelijke installaties werd gegeven. Ook daar moet een kleine relativering bij, want er zijn bedrijven, gemeentehuizen en andersoortige panden die meerdere "aansluitingen" hebben op hetzelfde adres. Dat kun je zelf bijvoorbeeld voor je eigen gemeentehuis checken door postcode en nummer in te voeren in het EAN-Codeboek (voorbeeld Gemeentehuis Leiden, 2311 EJ nr. 1 > VIER EAN aansluitingen elektra op zelfde postcode/adres!). Wat voor impact dat op genoemd percentage zou hebben is vooralsnog onduidelijk. Vermogen:
blijvende vraagtekens Dus ik verwacht later hopelijk, als de database van Liander nogmaals grondig is opgeschud, eindelijk eerste harde, enigszins betrouwbare cijfers over die voor internationale statistieken oh zo belangrijke capaciteits-data van de grootste netbeheerder van Nederland... Alliander:
in half jaar tijd 31% meer zonnepanelen (Gelderlander, 25 juli 2014) 29 juli 2014: Nieuwsbericht over PIR volgens Stedin. Bij de netbeheerder waar de status ook nog hoogst onzeker was, Stedin, voornamelijk actief in de provincies Utrecht en Zuid-Holland (behalve noordelijk deel en Westland), verscheen eindelijk een artikel over wat cijfers. Cijfers over de stand van zaken rond zonnestroom in hun netgebied. Daarbij wil ik wat opmerkingen plaatsen. Voor link naar het artikel, zie onderaan. "Anderhalf
keer zoveel klanten hebben zonnepanelen t.o.v. juli 2013". "Jaarlijks
wordt in het netgebied van Stedin ... zo'n 100 megaWatt elektriciteit
uit zon opgewekt. Dat staat gelijk aan het energieverbruik van ongeveer
30.000 huishoudens". Als de claim had moeten luiden "er stond halverwege 2014 in het netgebied van Stedin een capaciteit van ongeveer 100 MWp aan PV-installaties", dan had deze netbeheerder t.o.v. het door Klimaatmonitor gerapporteerde totale volume van bijna 843 MWp een aandeel van bijna 12% gehad. Maar zeker weten doen we het nog niet (nog even afgezien van het zelfs niet door Klimaatmonitor gerapporteerde "niet bekende" volume). "Consumenten
en bedrijven gebruiken de elektriciteit die uit zon wordt opgewekt voornamelijk
voor eigen gebruik". "De koploper
in Nederland en daarmee ook de grootste stijger is de stad Utrecht.
In één jaar tijd is het aantal adressen met geregistreerde
zonnepanelen ruim verdubbeld van 1342 naar 3151". Als we weer in het PIR register duiken, waar Stedin het over heeft, en we kijken naar groeipercentages van het aantal geregistreerde PV-adressen tussen eind 2013 en medio 2014 (registraties volgens Klimaatmonitor), komen we de volgende gemeentes tegen als best presterende "groeikanonnen": Tholen (verzorgings-gebied Delta netbeheer!), +111%, en de twee Stedin gemeentes Schiedam (+89%) resp. Krimpen ad IJssel (+88%). Utrecht zit bij die groeipercentages ver onder het midden, met slechts 15% toename van de aantallen adressen in het eerste half jaar van 2014. Vermogen
heel ander verhaal Gaan we eerst weer van het PIR register uit, vinden we Utrecht slechts terug in de subtop. Eind 2013 was, afgezien van het onwaarschijnlijke "probleem"geval Berkelland, Amsterdam kampioen met 6,6 MWp vermogen (in Liander netgebied), gevolgd door Hardenberg (6,3 MWp; Liander), Emmen (6,2 MWp; Enexis), en dan pas Utrecht (5,8 MWp; Stedin). Medio 2014 is Utrecht verder uit de subtop omlaag gezakt. De volgorde in het PIR register was toen (afgezien, wederom, van Berkelland), Amsterdam (8,3 MWp; Liander), Súdwest Fryslân (7,40 MWp; Liander), en Hardenberg (7,38 MWp; wederom Liander). Utrecht stond toen op de 7e plaats (6,85 MWp) in de rangschikking (excl. Berkelland). Bij de groeipercentages voor het vermogen in het PIR register (vlg. Klimaatmonitor) tussen eind 2013 en medio 2014 duikt alweer een ander beeld op in de top drie: Den Helder (Liander netgebied) +174%, Zoeterwoude (idem) +105%, resp. Krimpen ad IJssel (Stedin) +104%. Utrecht dwaalt daar ergens onderin de lange rij rond, met bijna 18% groei in PIR-KM t.o.v. eind 2013.
Screendump van Klimaatmonitor databank, status medio 2014 voor opgesteld PV-vermogen per gemeente in de synthese alle beschikbare (= niet alle) cq. bekende dossiers, inclusief het grootste, PIR. Afgezien van het aantoonbare "probleemgeval Berkelland", door mij met roze band gemarkeerd, staat Utrecht hier op de 5e plaats na Liander gemeente Amsterdam. Als we alle KM dossiers bij elkaar beschouwen, is ook daar Utrecht niet in de top 3 terug te vinden, zie screendump hier boven. KM "alle adressen met zonnepanelen" geeft namelijk medio 2014 voor de bekende vermogens het volgende rijtje (exclusief Berkelland): Amsterdam 10,3 MWp (Liander), Súdwest Fryslân 9,1 MWp (Liander), resp. Hollands Kroon 8,0 MWp (Liander). Utrecht, in Stedin gebied, komt (excl. Berkelland) op de 5e plaats, met 7,8 MWp. De groeipercentages in het synthese dossier "KM alle adressen" tussen eind 2013 en medio 2014 wijzen voor de toename in vermogen op deze volgorde: Den Helder +99% (Liander), Krimpen ad IJssel +96% (Stedin), resp. Maassluis +85% (Stedin). Utrecht staat ver onder het midden, op 15% groei in dit overzicht (Stedin gebied). Al met al kan dus beslist niet worden gesteld dat Utrecht "koploper" is (wel: een van de gemeentes in de hogere regionen van enkele rangschikkingen), en ook niet dat het "de snelste stijger" is bij de implementatie van (nieuwe) zonnestroom producerende installaties. Sluw Kassa De cijfers van Stedin gaan uitsluitend over de zonnestroom markt. Bovendien ligt het door Kassa gesuggereerde "185.000 locaties" 1,7% boven het laatst genoemde PIR deel-cijfer bij Klimaatmonitor (181.967, status 5 juni 2014). Maar ligt het "totaal aantal adressen met zonnepanelen in alle bij KM bekende dossiers inclusief PIR" inmiddels alweer op 201.050 (status 17 juli 2014). 8,7% hoger dan Kassa 11 dagen na die peildatum suggereerde voor het aantal niet als zodanig genoemde PV installaties in Nederland. Anderhalf
keer zoveel zonnestroom op elektriciteitsnetten Stedin (persbericht
28 juli 2014) 28 juli 2014: Fotoreportage solar encounters Italiaanse Vooralpen. Vandaag heb ik de fotoreportage afgerond van onze "ontmoetingen" met PV-installaties in de Italiaanse Vooralpen oostelijk van het Gardameer. Omdat we 3 weken lang te voet waren, meestal met een zware rugzak op de rug, is onze actieradius "beperkt", en kunnen we niet al te gekke lange uitstapjes en "zijsprongen" maken. Het was uiteraard vakantie, en mijn partner hoort al meer dan genoeg over zonnestroom. Dus u zult het er mee moeten doen. Ik had ook niet kunnen fotograferen, natuurlijk. En dan had u "niks" gehad... Gelukkig voor u, deed ik dat toch, tussen de bloemen en de uitzichten door. En ja, soms werden ook die pannelli fotovoltaico voor u digitaal vastgelegd. Zoals het exemplaar hier onder.
Ook
grootverbruikers lusten wel pap van zonnestroom in Bella Italia. En nog veel meer, uiteraard. Op de speciale fotopagina:
24 juli 2014: Zonnestroom in NL vanaf 2013, update 8. Detail update Netbeheer Nederland. Extrapolaties van mogelijke eindejaars-volumes voor 2014 op basis van nieuwste PIR data: mogelijk zo'n 1,2 GWp PV-vermogen en meer dan een kwart miljoen installaties. Om het heftige rondje "statistiek updates zonnestroom in Nederland" voorlopig af te sluiten volgt tenslotte het derde exemplaar (eerste twee hier en hier). En wel, een bijna gelijktijdig met de ververste Klimaatmonitor cijfers gepubliceerde update van de data bij Netbeheer Nederland. Deze werden 15 juli jl. in een nieuwsberichtje van deze organisatie in de vorm van een eerste gedetailleerde tabel met maandelijkse gegevens uit het PIR (Productie Installatie -) register (alle 8 regionale netbeheerders) ter beschikking gesteld aan geïnteresseerden. Eerder is er nog niet zo'n gedetailleerd overzicht verschenen. Kennelijk is door de fors gestegen activiteit bij Klimaatmonitor van Rijkswaterstaat, mijn gedetailleerde rapportages daarover, en specifieke vragen mijnerzijds aan de netbeheerders over data uit het PIR register, het besef bij de branche-organisatie doorgebroken dat hierover wat meer helderheid zou kunnen worden verschaft. Waarvoor uiteraard dank. Een zoveelste stapje op weg naar "volwaardiger" statistieken over de marktprogressie van zonnestroom in ons land. Overigens wordt in de berichtgeving van Netbeheer Nederland met geen woord gerept over de door mij gesignaleerde zeer heftige - meestal fors negatieve - recente ingrepen in de data bij de grootste regionale netbeheerder, Liander, m.b.t. de cijfers voor 2013. De gegeven huidige PIR update loopt, gezien de publicatie datum, tot en met medio 2014, maar bevat, curieus, ook al enkele data voor de maanden tot en met december van dit jaar. Onduidelijk is of dit bijvoorbeeld PV-installaties* betreft waarvan netbeheerders al "weten" in welke maand deze zullen worden opgeleverd cq. aangesloten op het net. Een verklaring werd niet gegeven.
De opgegeven tabel is beslist zeer interessant, omdat het gegevens per maand betreft. Data die daarvoor nooit bekend zijn gemaakt, of nog te onnauwkeurig geacht om te worden gepubliceerd. Tot nog toe waren het status updates op ogenschijnlijk willekeurige tijdstippen in het jaar (zie eerder overzichtje in artikel van 23 april 2014). Ik heb op basis van deze nieuwe data wederom de nodige interessante grafieken kunnen maken, die een mooie aanvulling zijn op de al tijdens The Solar Future gepresenteerde - deels "preliminary" - gegevens, en de recentere Klimaatmonitor updates. Ik doe op basis van deze eerste data ook een eerste - nog zeer voorzichtige - voorspelling voor het mogelijk haalbare "minimum" jaarvolume voor 2014. Alle data komen van Netbeheer Nederland of, indien van toepassing, van Klimaatmonitor of CBS. Uitwerking en samenstelling van de grafieken zijn van de hand van Polder PV. (1a) Evolutie PV-adressen per maand volgens PIR netbeheerders. Stapelgrafiek In bovenstaande eerste grafiek een exemplaar met stapelkolommen met de nieuwe "PIR" cijfers** voor de nieuwbouw per maand, gerangschikt per kalenderjaar, wat aantallen adressen met zonnepanelen betreft. Bovenaan de kolommen staat het nieuwe "PIR" jaarvolume vetgedrukt. Voor 2014 zouden de data voor het eerste half jaar als "redelijk betrouwbaar" kunnen worden geacht. Het is echter mogelijk dat met name in de laatste maanden van het eerste half-jaar nog "achterstallig onderhoud" zou kunnen worden gepleegd aan het PIR register (late aanmeldingen die met terugwerkende kracht moeten worden opgenomen, bijvoorbeeld). De data voor juli 2014 zijn sowieso niet volledig, omdat Netbeheer Nederland al op 15 juli het persbericht publiceerde, met de tabel waar ik de grafieken van heb gemaakt. De curieuze cijfers voor de overige maanden van 2014 moeten met een korrel zout worden genomen, omdat niet bekend is gemaakt wat die precies voorstellen (het gaat daarbij trouwens om lage volumes, behalve voor juli). Uiteraard zal er gezien de historische trend (en geen "schokken" in de marktgroei door "eventualiteiten") veel meer worden geplaatst in de tweede jaarhelft. Ergo, het getal van 37.874 nieuwe adressen met PV voor 2014 zal nog veel hoger worden. Mogelijk zelfs dubbel zo hoog, op een vergelijkbaar niveau als voor 2013. De eerste kolom bevat alle "nieuwbouw" voor het jaar 2010 en alle voorgaande jaren, en kan dus niet 1 op 1 worden vergeleken met de "volledige getoonde kalenderjaren" 2011-2013.
In ieder geval kunnen al de volgende zaken worden vastgesteld. In 2011 is een relatief gering volume van bijna 9.500 nieuwe adressen met PV genoteerd in het PIR register volgens de netbeheerders (niet zijnde het totale volume in ons land, zie **). Voor 2010 is dat niet bekend, omdat ook de adressen van eerdere jaren er bij zijn geteld. Klimaatmonitor geeft voor het PIR deel-dossier slechts cijfers vanaf 2012. 2012 liet al een explosie aan nieuwe PV-installaties cq. adressen zien, ruim 45.000 stuks. Een factor 4,8 maal het volume in het voorgaande jaar volgens Netbeheer Nederland. Uiteraard voornamelijk het gevolg van de nationale subsidie regeling voor particulieren die 2 juli van dat jaar officieel startte. Wat goed is te zien aan de dikke kolomsegmenten, met name vanaf augustus 2012. De trend zette uiteraard door in 2013, bereikte het hoogtepunt in juni 2013 (9.344 nieuwe installaties in PIR), en leidde in augustus van dat jaar tot een terugslag nadat op 7 augustus de laatste subsidiecenten waren opgesoupeerd. Echter, na 2 "relatief magere" maanden september en oktober van dat jaar (die echter beslist niet als "verloren" mogen worden beschouwd i.t.t. sommige berichten daar over), krabbelde de markt toch weer op, en liet beslist acceptabele groeicijfers zien tot en met juni 2014. Zelfs in de "winter"maanden januari en februari (meestal "winterslaap" voor de sector). In "topjaar 2013" kwamen er in het PIR register 73.869 nieuwe PV-installaties bij, een factor 1,6 maal het nieuwe volume in 2012, en zelfs 7,8 maal zoveel dan in 2011. De eerste helft van 2014 (inclusief nog lage bijgeschreven volumes voor de tweede jaarhelft) telt alweer 37.874 nieuwe installaties, bijna de helft van het jaarvolume voor topjaar 2013. Het groeitempo lijkt weliswaar sinds april wat afgenomen (zie de "dikte" van de maandsegmenten in de kolommen), maar er kan beslist achteraf nog volume worden bijgeschreven voor de laatste maanden. Van een "afzet crisis" in de Nederlandse PV-sector lijkt volgens deze update van de PIR data dan ook nog beslist geen sprake. Dit zal gedeeltelijk te maken hebben met de sinds 20 juni 2013 geldende "btw teruggaveregeling vanwege het Fuchs arrest", maar er zijn beslist ook andere factoren die een rol spelen. Er zijn gewoon ongelofelijk veel marktspelers die "het licht hebben gezien", en die nemen een deel van de blijvende marktgroei in PV volume afzet voor hun rekening. (1b) Lijngrafiek adressen In deze grafiek in essentie vergelijkbare informatie als in de vorige, maar nu zijn de maandelijkse nieuwbouw cijfers wat aantallen PV-installaties betreft in een lijndiagram weergegeven. Daarin zijn de resultaten per maand en per jaar met lijnen zijn verbonden, zodat per maand (elk in andere kleurstelling) de ontwikkeling van jaar tot jaar goed is te zien. Uiteraard is de dalende lijn tussen "2010 of eerder" en "2011" een artefact omdat de eerste ook de nieuwbouw in de voorgaande jaren omvat. Van "2011" naar "2012" is de groei echter beslist reël, met hoge uitschieters per maand sinds de nationale subsidie regeling op 2 juli van dat jaar officieel van start ging (wel met de nodige opstart problemen). De nieuwe aantallen vanaf juli van dat jaar, tot en met het einde van de regeling (formeel 7/8 augustus 2013) zijn van een groen gestreept kadertje voorzien. In beide jaren liggen de maandelijkse nieuwbouw volumes tijdens die lucratieve subsidie regeling bijna allemaal in de hoogste regionen. De grote "sprong" in aantallen tussen juni en juli 2012 is opvallend, typisch voor het in de markt "gooien" van een nieuw - wederom tijdelijk - subsidie instrument (max. EUR 650 per adres zonder kwalitatieve verplichtingen behalve het kopen van een PV-installatie). Een regeling die, zoals bekend, niet was "gewild" door de Nederlandse PV-sector, maar die er desondanks toch kwam, omdat GroenLinks vanwege het Lenteakkoord op dit punt "politiek mocht scoren". Ook duidelijk wordt, dat tot en met juli 2013 deze onstuimige groei per maand flink doorzette, zichtbaar in de grafiek in de vorm van de steilst hellende gekleurde lijnen. Daarnaast wordt ook de "relatieve instorting" van de maandelijkse groei vanaf augustus van dat jaar duidelijk. Goed zichtbaar bij de (hellingshoek van de) lijnen voor de laatste 5 maanden van dat jaar, die de exemplaren voor eerdere maanden in 2013 met een - soms zeer scherpe - hoek snijden. Augustus 2013 gaf slechts iets meer groei te zien dan in dezelfde maand in 2012, waarschijnlijk vanwege een naijlend effect van de nog even voortdurende implementatie van de begin die maand gestopte subsidieregeling bij de aanvragers (roodbruine lijn). September en oktober laten de meest opvallende "negatieve" ontwikkeling t.o.v. 2012 zien. Maar ook is duidelijk, dat die negatieve spiraal in november alweer fors minder werd, en dat in december 2013 alweer ongeveer evenveel nieuwe installaties in het PIR werden opgevoerd als in het voorgaande jaar (horizontale oranje lijn). Dit luidde een marktherstel in, al werden natuurlijk niet meer de groeipercentages gehaald die onder de nationale subsidieregeling werden getoond. Zelfs niet met de "nieuwste incentive", de mogelijkheid (uiteraard geen "plicht") om btw over de aanschaf van de PV-installatie terug te halen bij de Belastingdienst a.g.v. het beruchte "Fuchs-arrest" (formeel ingaand 20 juni 2013). We kunnen zelfs stellen, gezien de getoonde evolutie voor de PIR data van de netbeheerders, dat de mogelijkheid tot terugvordering van btw niet de hoge impact genereert die de subsidie regeling in 2012-2013 heeft opgeleverd. Ook al zijn de eerste resultaten voor 2014 al bekend bij de netbeheerders, toch heb ik de lijnen voor de reeds "verlopen" maanden gestippeld weergegeven omdat ik vermoed dat er nog wel wat installaties met terugwerkende kracht aan die maanden kunnen worden toegekend. Duidelijk is al de enorme terugval van de voormalige "top"maand juni 2013 (van record van 9.344 in 2013 naar - voorlopig - 5.702 stuks, een afname van 39%). Eerdere maanden in de eerste jaarhelft van 2014 verloren veel minder t.o.v. de nieuwe registraties in dezelfde maand vorig jaar. De resultaten voor februari en maart lijken een stabilisatie van de maandvolumes te laten zien (bijna horizontale stippellijnen). Sterker nog, januari 2014, wat beslist niet de geschiedenis in zal gaan als "wintermaand", en bovenmatig zonnig was (maandrapport KNMI), liet zelfs nog een groei zien van 11% t.o.v. januari 2013 (4.280 >> 4.739 nieuwe installaties in PIR). Voor juli 2014 heb ik nog geen stippellijn aangegeven omdat het persbericht op 15 juli werd gepubliceerd en de opgegeven waarde (2.922 installaties, in rood) nog lang niet het maandvolume kan betreffen. Met een rode cirkel en een vraagteken heb ik de curieuze opgaves voor de nog komende maanden tm. december 2014 weergegeven, met als uitschieter "al 387 PV-installaties voor de maand augustus geclaimd"... (1c) Evolutie accumulatie installaties volgens PIR - NN Uit de door Netbeheer Nederland gepubliceerde nieuwbouw resultaten per maand heb ik ook de accumulatie cijfers aan het eind van elke maand berekend en in deze laatste grafiek getoond. Ik heb daartoe de afgebeelde periode, eind 2010 tm. juli 2014, gesplitst in drie belangrijke tijdvakken: (1) evolutie tot en met juni 2012 (nog geen high impact hebbende nationale subsidieregeling, rood), (2) juli 2012 tm. juli 2013 (subsidie periode, budget op 7 aug. 2013 overschreden, groen, in lichtgroen doorzichtig kader), en (3) vanaf augustus 2013 (violet). Per tijdvak heb ik een lineaire trendlijn laten berekenen door Excel, en deze in dezelfde kleurstelling weergegeven. De bij de trendlijn behorende formules zijn linksboven vermeld. Uit de grafiek is bij de aantallen installaties direct duidelijk, dat deze drie periodes scherp van elkaar zijn te onderscheiden. Wat met name door de hellingshoek van de erbij horende trendlijnen nog duidelijker wordt: een lage groei in de eerste periode, een zeer hoge groei in de periode dat er subsidie aan particulieren viel te vergeven, en tenslotte een minder sterke groei dan tijdens voornoemde subsidie periode. Als we naar de gemiddelde maandelijkse groei in de 3 tijdvakken kijken, liggen de verhoudingen wat het aantal nieuwe installaties betreft op 1.077, 6.512, resp. 5.353 per maand. Terug gerekend naar de eerste periode neerkomend op 1 : 6 : 5. Vanaf augustus 2013 tot en met medio 2014 ligt de groei op een beduidend hoger niveau dan in de periode voor de subsidie pot open ging (vergelijk hellingshoeken van de bijbehorende trendlijnen, paars versus rood). En dit alles, mind you, in een periode dat er een minimum prijs voor Chinese import modules is afgesproken onder druk van de Europese Commissie (bestendigd dd. 3 dec. 2013). Rechtsonder in de grafiek is met een violette pijl de mogelijke impact van het Fuchs arrest weergegeven, wat tot een "btw teruggaaf mogelijkheid" heeft geleid (formeel vanaf 20 juni 2013, tenzij particulieren zich eerder al hadden aangemeld als "btw ondernemer"). Gezien de lagere hellingshoek van de trendlijn vanaf augustus 2013 kan al worden geconcludeerd dat er weliswaar - naast klassiek salderen - een extra incentive in de markt is. Maar dat deze beslist niet de hoge impact van de opgeheven subsidie regeling heeft kunnen kopiëren. Ook lijkt hier uit duidelijk te worden dat er nog geen opvallend negatief effect lijkt te zijn van aankondigingen van Henk Kamp van MinEZ, dat de salderingsregeling voor zonnestroom installaties per 2020 op de helling zou gaan (eerste signalen al eind 2013). Het getal voor juli 2014 (184.929) is met een open symbool weergegeven: het is immers beslist nog niet de eindwaarde voor het PIR register in die maand. (2a) Evolutie PV-vermogen per maand volgens PIR netbeheerders. Stapelgrafiek Vergelijkbare figuur als voor aantallen installaties (zie boven onder 1a), maar ditmaal voor het vermogen in MWp, in het PIR register. Wederom staan de jaarvolumes in vetdruk bovenaan de "jaarkolommen" vermeld. Het beeld is vergelijkbaar aan dat voor de aantallen installaties. In 2011 werd in het PIR register nog ruim 39 MWp toegevoegd, in 2012 was dat een factor 4,6 maal zo veel, ruim 180 MWp. Met name de maand september laat een hoog volume zien (groen). 2013 deed er nog een schep bovenop, met ruim 321 MWp nieuwbouw in het PIR register, een factor 1,8 maal het volume in 2012 (meer impact dan bij de aantallen installaties, waar die factor 1,6 was). In 2013 was binnen de PIR registraties de maand juli (vlak voor uitputting van het subsidiebudget van de nationale regeling voor residentiële installaties) de grootste contribuant: ruim 40 MWp, 12,5% van het totale volume in dat jaar (blauw), en net iets meer dan in de voorgaande maand, juni (bruin). Tot nog toe is juli 2013 de maand met het hoogste nieuwbouw volume geweest in de geregistreerde historie van het PIR register. Erna zakte het maandelijkse uitbouw tempo fors in, maar van een "instorting" van de markt kan, wederom, beslist niet worden gesproken. Dat is vooral goed te zien aan een vergelijking tussen de kolommen voor 2013 en 2014. Die gaan in het eerste halve jaar zelfs redelijk gelijk met elkaar op. Pas vanaf mei 2014 begint het tempo terug te vallen. Met daarbij de aantekening dat er best nog met terugwerkende kracht voor die maand nog kan worden bijgeplust door de netbeheerders. Met de verder niet toegelichte - kleine - volumes voor de maanden tm. december opgeteld, komt 2014 in deze update van 15 juli al tot een vermogen van ruim 171 MWp. (2b) Lijngrafiek PV-vermogen Ook voor het vermogen heb ik een grafiek gemaakt vergelijkbaar met die getoond onder (1b) voor de aantallen installaties. Ook al zijn de details iets verschillend, deze grafiek voor de evolutie van de nieuw gerapporteerde PV-vermogens per maand lijkt veel op die eerder getoond voor de aantallen installaties. Ook hier is het enorme effect van het invoeren van de nationale subsidieregeling per 2 juli 2012 duidelijk zichtbaar. Evenals de forse terugval in nieuwbouw toen de regeling weer was stopgezet. In augustus 2013 is echter nog een duidelijk "na-ijl effect" van de regeling te zien, met nog steeds een behoorlijke groei (bruin). Terwijl november nog een licht negatieve stemming liet zien, was in december de markt weer hersteld bij het nieuwe vermogen, met wederom duidelijke groei (oranje). In de eerste helft van 2014 vallen vooral de relatief positieve groeicijfers voor de eerste "winterloze" maanden januari en februari op. Maart tm. mei konden het enorme tempo van 2013 niet bijhouden, en vielen wat nieuw toegevoegd vermogen in 2014 behoorlijk terug. Met juni tot nog toe als grootste "verliezer" (van 39,4 MWp in 2013 naar 24,7 MWp in 2014, een terugval van 37%). Over juli is nog niets te zeggen, waarschijnlijk moet daar nog minimaal de helft worden bijgeplust (voorlopig resultaat tm. 15 juli: 12,4 MWp, in rood). Wederom zijn er niet toegelichte cijfers voor de nog komende maanden tm. dec. 2014 beschikbaar (rode cirkel met vraagteken). (2c) Evolutie accumulatie vermogen PV-installaties Ook voor de vermogens de accumulatie per maand weergegeven in bovenstaande grafiek. Wederom zijn de duidelijk van elkaar te onderscheiden periodes zichtbaar, zoals reeds besproken onder sectie (1c). De periode vanaf augustus 2013 lijkt de groei tijdens de in groen kader weergegeven nationale subsidie regeling tijdvak te continueren, echter op een lager niveau. De groei is echter veel hoger dan de in rood weergegeven periode vóór de subsidie regeling (in rood). Als we naar de gemiddelde maandelijkse groei in de 3 tijdvakken kijken, liggen de verhoudingen op 5, 27, resp. 24 MWp per maand. Terug gerekend naar de eerste periode neerkomend op een factor 1 : 5,4 : 4,8. De nog steeds behoorlijk hoge groei na het overtekenen van de nationale subsidieregeling houdt in dat de markt, zelfs zonder "directe" subsidie regeling, maar uiteraard wel met lucratief salderen van zonnestroom ("indirecte subsidie"), al dan niet in combinatie met (niet verplichte) btw teruggave claim op een "hoger plan" lijkt te zijn beland. De vraag is of deze lijn kan worden gecontinueerd. Zeker als het Ministerie van Financiën cq. de Europese Unie een streep gaat / zou kunnen zetten door de basis van het - sowieso fragenswürdige - "btw teruggaaf principe" voor PV-installaties bij particulieren. Het laatste cijfer gegeven voor de nog niet gecompleteerde maand juli (open symbool rechtsboven) is ruim 755,1 MWp voor het PIR register. Er stond toen natuurlijk al veel meer capaciteit. De laatste update van Klimaatmonitor (KM, waar PIR het grootste deeldossier van is, en ook nog steeds niet "alles" omvat) gaf alweer bijna 843 MWp op. Wat aangeeft, dat de registraties in het PIR register nog steeds een forse onderwaardering geven van het - onbekende - totale volume in ons land. Op dat tijdstip, medio juli 2014 volgens de gegevens van de netbeheerders een forse 10 procent minder dan bij KM. Daarbij wederom er van uitgaand, dat zelfs KM niet alle systemen cq. adressen en PV-capaciteit in de cijfers heeft staan... (3) Vergelijking eindejaars-accumulatie PV-vermogen volgens 4 data bestanden Met de recente update van Klimaatmonitor voor het PIR deel-dossier, de er direct op volgende KM update van het totaal van alle deel-dossiers, de nieuwste gegevens van Netbeheer Nederland (dit artikel), en de al op 26 mei 2014 gepubliceerde eerste CBS cijfers voor 2013, komen we tot bovenstaande grafiek voor de eindejaars-accumulaties bij de vermogens. In groen de CBS gegevens, ontleend aan belrondes bij de aanbieders door medewerkers van het statistiek bureau (vastgestelde "aanbodzijde" van de PV-markt voor eindverbruikers). In rood de recente KM-PIR update. De nieuwste data voor alle deel-dossiers bij KM in paars. Tot slot, in blauw de in dit artikel besproken update van het PIR van de netbeheerders, via hun branche organisatie. De PIR-update van KM refereerde aan peildatum februari 2014, met laatste wijziging op 5 juni 2014. Die gegevens liggen dus iets achter op de recenter gepubliceerde data van de netbeheerders zelf. Alhoewel er nog wel een fors verschil is voor de cijfers voor 2012, die mogelijk nog moet worden "recht getrokken". Mogelijk dat het opvallende verschil voor dat jaar te maken heeft met de heftige, nog niet geheel verwerkte negatieve bijstellingen bij bijna alle gemeentes in het netgebied van Liander. Uiteraard zijn de data voor 2014 nog lang niet compleet, ze tonen de facto de eerste gegevens voor het eerste halfjaar. Vandaar dat ik deze met een licht doorzichtige kolom heb weergegeven. Verder is er nog niets bekend van CBS cijfers over 2014, die komen op zijn vroegst in mei 2015 in de vorm van een eerste, later mogelijk nog bij te stellen afschatting. Het CBS cijfer voor 2013, weergegeven met een sterretje, geeft zo'n eerste afschatting weer, en kan aan het eind van dit jaar (mogelijk november) nog worden bijgesteld. De afgelopen twee jaar zijn forse bijstellingen naar boven toe gepubliceerd door het CBS, op basis van leverancierslijst updates die ik naar hen heb verstuurd (15 MWp voor 2011, 25 MWp voor 2012). Ook blijkt uit deze figuur, dat er nogal wat verschil zit tussen "Klimaatmonitor alles" en de laatste stand van zaken volgens de PIR gegevens van Netbeheer Nederland, behalve voor het jaar 2012. De verschillen zijn 40% (2010), 26% (2011), 2% (2012), 17% (2013), resp. 11% (eerste jaarhelft 2014). Dit heeft natuurlijk te maken met het feit dat er in het bestand "Klimaatmonitor alles" meer dossiers zitten dan alleen het PIR. Daarnaast is KM afhankelijk van het aanleveren van data door derden zoals Netbeheer Nederland, en verschijnen die gegevens vaak later dan bij genoemde "data leverancier". Ook kunnen er fouten ontstaan bij het "ontdubbelen" van installaties op een zes-cijferige postcode, zoals bij Klimaatmonitor geschiedt (die in hun database feitelijk "adressen met PV-installaties" weergeeft). Dit gebeurt omdat er meerdere installaties op een adres kunnen zijn geplaatst (installaties in verschillende deel-dossiers). Een typisch Nederlands verschijnsel vanwege de chaos aan incentives en tijdelijke subsidie regimes die wij al hebben gehad in ons land. Een 6-cijferige postcode omvat vaak een blok huizen in een straat, dus bij het ontdubbelen van installaties op "adres niveau" zijn zeker fouten mogelijk. Nog belangrijker is het nog steeds bestaande verschil tussen "Klimaatmonitor alles" en de CBS cijfers. Laatstgenoemde data liggen tot nog toe steeds boven die van KM "alles". In deze vergelijking: 26% (2010), 20% (2011), 33% (2012), resp. 4% (2013) hoger. Het verschil voor met name 2013 kan nog wijzigen, als er een (significante) update van CBS komt voor dat jaar. Genoemde verschillen worden extra verduidelijkt in de volgende lijngrafiek: In bovenstaande grafiek kunnen beslist nog aanpassingen komen n.a.v. toekomstige updates bij met name Klimaatmonitor en CBS. Voor het hoogste cijfer in deze grafiek, 843 MWp volgens Klimaatmonitor, medio 2014, staat een equivalent van ruim 210.000 installaties genoteerd, en derhalve een gemiddelde systeem grootte van ruim 4 kWp. De verwachting is overigens dat het lang door residentiële installaties gedomineerde systeemgemiddelde (verder) gaat toenemen, omdat er steeds meer grotere PV-projecten op bedrijven, utiliteitsbouw, flats, en gemeentelijke panden worden gerealiseerd. (4) Extrapolaties mogelijke jaarvolumes 2014 Uiteraard dringt zich, met de eerste - voorlopige - data voor het eerste halfjaar van 2014, de vraag op wat het mogelijke gevolg voor de eindejaars-capaciteit zal zijn. En dus ook, wat het nieuwe jaarvolume "zou kunnen gaan worden". Ik benader dat met verschillende typen extrapolaties. Een grafische extrapolatie. Een die uitgaat van de reeds gepubliceerde eindejaars-cijfers. En een waarbij de gepubliceerde nieuwe jaarvolumes het uitgangspunt zijn. Daarbij ga ik dus uit van "historische trends" zonder rekening te houden met "eventualiteiten" die genoemde trends in extremo verstoren. (4a)
Grafische extrapolatie PIR maand data Extrapolatie van de trendlijn voor de data vanaf augustus 2013 (paars) geeft als indicatie voor het eind van het jaar 2014 (pijl) ruim 210.000 installaties in het PIR register. Afgebeelde PIR data vanaf juli 2014 (open ruitjes) dienen als "niet representatief" cq. "onmogelijk laag" te worden beschouwd, aangezien daar nog helemaal geen actuele data voor zijn. Aangezien CBS geen aantallen installaties opgeeft (wordt daar niet bijgehouden), is onbekend wat het werkelijke aantal (vertaald als: "adressen met zonnepanelen") zou kunnen zijn, omdat de verhouding PIR/CBS niet bekend is, ook niet voor eerdere jaren. Gaan we van Klimaatmonitor data uit, status momenteel 178.055 adressen voor 2013 ("alle dossiers"), en we leggen de meest recente PIR data daar naast, 147.569 eind 2013, bevatte PIR eind van dat jaar dus 83% van het volume gemeld door KM. Vertalen we dit naar de ruim 210.000 installaties prognose voor PIR, eind 2014, zouden er dan minimaal zo'n 253.300 adressen met zonnepanelen kunnen zijn in ons land, dik een kwart miljoen. Dat zou betekenen dat Nederland alleen op het vlak van "aantallen" installaties Vlaanderen zou kunnen voorbijstreven in 2014, wat er tot nog toe volgens VREG inmiddels 232.273 zou hebben (status 10 juli 2014). Echter, daarbij moet goed beseft worden dat er enorm veel grote PV-projecten op bedrijfsdaken zijn bij de zuiderburen, wat maakt dat met het geaccumuleerde volume van bijna 2,14 GW (AC) vermogen de Vlamingen een systeemgemiddelde hebben van 9,2 kW (AC), waarschijnlijk ruim 10 kWp (DC) per installatie. De door kleine residentiële installatied gedomineerde Nederlands markt komt bij lange na niet aan dat gemiddelde, wat blijft steken op minder dan de helft (zie verder). Overigens stonden er in heel België volgens Apere eind 2012 al veel meer installaties, ook door een record jaar nieuwbouw in Wallonië: totaal al ruim 315.000 PV-installaties, ongeveer 1 op 15 Belgische gezinnen had toen al een zonnestroom opwekkend systeem op het dak (Hernieuws maart 2013). Evolutie
aantal adressen/huishoudens met PV volgens MinEZ In bovenstaande grafiek zijn de cijfers in de tabel van MinEZ opgenomen. Deze werden vanaf het jaar 2014 gegeven, enerzijds voor de prognose van het aantal huishoudens met zonnepanelen die "klassiek salderen" (blauw). Anderzijds voor de veronderstelde ontwikkeling voor gebruikers van de - beruchte - postcoderoos die voor tien jaar (gegarandeerd) een "verlaagd energiebelasting tarief" van 7,5 Eurocent/kWh (ex btw) tegemoet zouden kunnen zien (Energieakkoord afspraken; oranje/rode lijn onderaan). Omdat er kennelijk van een "rechtlijnige" ontwikkeling werd uitgegaan gezien het verloop van de curves, heb ik voor het niet door MinEZ opgegeven jaar 2013 met terugwerkende kracht terug gerekend voor de klassieke "salderende" medelanders, waarbij je uitkomt op 140.000 huishoudens. Echter, Klimaatmonitor heeft volgens de laatste update (15 juli 2014) al 178.055 "ontdubbelde" adressen met zonnepanelen in hun database staan (groen diamantje, vetdruk) voor eind 2013. En ook de KM database heeft niet alle adressen daar in staan. De KM data liggen t.o.v. het berekende "EZ-scenario" volume van 140.000 huishoudens al 27% hoger, en dat kan alleen maar een "minimum" zijn. Voor de "postcoderoos" is geen terug gerekende waarde voor 2013 opgegeven omdat deze pas begin 2014 officieel is ingegaan. De voorspelde trend is een groot vraagteken, gezien de talloze problemen die projectontwikkelaars al op hun weg zijn tegengekomen. Ook heb ik in de grafiek de hier boven berekende "mogelijke eindejaars-accumulatie" voor het aantal installaties (= adressen = huishoudens, aanname) opgenomen voor 2014 (ruim 253.300 installaties). Als dat volume bij benadering zou worden gehaald, ligt dat nog steeds 15% boven het volume wat MinEZ voor de "klassieke" salderende PV-huishoudens) heeft geprognosticeerd (220.000). Of er bovenop dat aantal daadwerkelijk 25.000 huishoudens zullen gaan komen die eind dit jaar al harde contracten in een postcoderoos constructie zullen hebben getekend, mag beslist ernstig worden betwijfeld. Bovendien is ook nog niet bekend of zonnepanelen "op een vreemd dak" wel fysiek aan verschillende financieel participerende eindverbruikers zal worden toegerekend in statistieken zoals bij KM (zelfs al worden ze contractueel eigenaar van een paar zonnepanelen op dat dak). Immers, die modules staan allemaal achter één - apart voor de PCR regeling opgetuigde - fysieke aansluiting. Ook PV-projecten op overkoepelende flat daken worden niet aan de onderliggende adressen toegerekend, zo is mij te kennen gegeven. Ook die staan meestal op slechts een aansluiting gekoppeld (hetzij de bestaande voor de gemeenschappelijke voorzieningen, hetzij via een separate, speciaal voor het PV-project in het leven geroepen nieuwe aansluiting). De vraag is dus "op welke wijze" postcoderoos projecten straks in de statistieken zullen worden opgenomen. NB: uitzonderingen op dit soort "regels" zijn er altijd in ons op dit vlak verbijsterend slecht cq. ingewikkeld gereguleerde landje. Er zijn oudere SDE projecten op een dak/lokatie (mogelijk zelfs onder 1 postcode vallend) met tientallen beschikkingen, die elk waarschijnlijk een eigen EAN aansluit nummer toegewezen hebben gekregen (zie toelichting CertiQ). Enkele van dat soort projecten zijn de schansen van Heuvelrug Wonen in Driebergen (SDE 2008 "klein"), NS werkplaats Tilburg (idem), resp. de vrijeveld installatie bij Klepperstee in Ouddorp (SDE 2009 "klein"). Ondanks de tientallen SDE beschikkingen, zullen deze projecten bij Klimaatmonitor waarschijnlijk, vanwege "ontdubbeling" op 6 tekens hebbende postcode, slechts aan een adres, en als één installatie zijn toegekend. Nogmaals: ook het door mij berekende getal (minimaal 253.300 installaties/adressen eind 2014) zal waarschijnlijk een minimum zijn. Het gaat wat de aantallen installaties (en, hoogstwaarschijnlijk, de daar aan gekoppelde, doch verder niet door MinEZ uitgewerkte vermogens) betreft, ondanks de blijvende onduidelijkheden en problemen rond postcoderoos projecten, veel harder dan de autoriteiten in de herfst van vorig jaar nog leken te denken. Grafische
extrapolatie vermogen eind 2014 Ditmaal leidt de grafische extrapolatie van de trendlijn voor de "post-nationale subsidie periode" voor eind 2014 tot een minimum opgesteld vermogen van bijna 880 MWp in - uitsluitend - het PIR register. Uitgaande van 82% van totaal vermogen "volgens CBS 1e cijfer voor 2013" in PIR register (zie berekening onder c), zou dat een absoluut minimum geaccumuleerd vermogen van 1.073 MWp kunnen inhouden voor "alle" installaties. Maar andere, nog steeds relatief conservatieve berekeningen komen al een stuk hoger uit dan deze zuiver "grafische extrapolatie", lees daartoe verder. (4b)
Uitgaand van nieuwbouw vermogen per jaar PIR / CBS (4c)
Uitgaand van eindejaars-accumulatie PIR / CBS Bijstelling
groeitempo achter de hand Als het realisatie tempo van de SDE ("plus") beschikkingen versneld zal plaatsvinden in de tweede jaarhelft van dit jaar, kan er beslist minstens 10 MWp bovenop het totale volume komen, en gaat de jaargroei voor 2014 al zeker over de 425 MWp heen met deze veronderstellingen. En dan hebben we het nog niet gehad over de fors toegenomen activiteit van belangrijke marktspelers als de agrarische sector, de huursector, en bij de gemeentes. Dat alles kan, bij elkaar genomen, best een paar 10-tallen extra MWp toevoegen bovenop de groei voor de "klassieke" residentiële markt. (4d)
Uitgaand van nieuwbouw vermogen per jaar KM / CBS (4e)
Uitgaand van eindejaars-accumulatie KM / CBS Scenario
4c minst onwaarschijnlijk? Grafiek getoond tijdens The Solar Future NL VI (26 mei 2014), toen er nog niets bekend was over realisatie data voor 2014, en ik slechts kon volstaan met een speculatieve extrapolatie van de historische trend van CBS cijfers (inclusief de 1 dag voor de conferentie gepubliceerde eerste cijfers voor 2013) middels een vierdegraads polynoom trendlijn (donkergroen gestippeld). Deze komt neer op een speculatief eindejaar vermogen van zo'n 1,3 GWp voor 2014 (groene pijl). Getoond worden de eindejaars-volumes voor het vermogen (MWp) in stapelkolommen per kalenderjaar. In 2014 wordt gegarandeerd eindelijk de eerste GWp behaald (groene cirkel), wanneer dat precies zal gaan gebeuren is onbekend, mogelijk (laatste inzichten) in de nazomer. Rood geeft de destijds laatst bekende gegevens voor CertiQ weer (gecertificeerd volume, MEP + SDE), lichtgroen het niet gecertificeerde volume (allergrootste gedeelte van de markt). Gestippeld geel kolomsegment 2013: grof afgeschat volume van alle bekende inkoopacties eind 2013 (geschatte omvang 127 MWp, 41.000 installaties). Blauw (idem): waarschijnlijk definitieve volume nationale subsidie regeling voor particulieren 2012-2013, volgens opgave data in Klimaatmonitor, afkomstig van RVO.nl (272 MWp, 87.506 installaties). Aangezien deze laatste 2 marktincentives voor particulieren konden worden "gedubbeld", zullen deze gestippelde kolom segmenten "in elkaar moeten worden geschoven", en niet - zoals afgebeeld - "gestapeld". Hoe groot het "gedubbelde" volume (ook nog naast klassiek salderen als meest lucratieve incentive voor particulieren) is, is niet bekend. Maar het zal een behoorlijk groot vermogen hebben betroffen. Het in de grafiek ook weergegeven "PIR" cijfer van 651 MWp (accumulatie) was het toen laatst bekende cijfer, met peildatum 1 april 2014. Dat is inmiddels echter alweer bijgesteld. De update van Netbeheer Nederland (15 juli 2014) leidt namelijk tot een geaccumuleerd vermogen van ruim 661 MWp voor eind maart 2014, anderhalf procent meer. In de voor mijn TSF bijdrage geconstrueerde grafiek kwam een 4e graads polynoom trendlijn nog op een volstrekt speculatieve 1.300 MWp uit, op basis van de historisch bekende trend (die geen garantie geeft dat in een opvolgend jaar die "trend" ook in vergelijkbare mate zal doorzetten). Al met al kunnen we misschien voorzichtig stellen, dat de waarheid mogelijk weer ergens in het midden zal komen te liggen. En dat we dus wellicht in de buurt zouden kunnen uitkomen van zo'n 1,2 GWp, eind 2014. Beslist geen "marktverdubbeling", zoals vorig jaar nog geschiedde (eindejaars-accumulatie van 365 naar 722 MWp, en een jaargroei van 220 naar 360 MWp volgens eerste schattingen van CBS). Maar een groei van de eindejaars-accumulatie van zo'n 60-70% zou haalbaar kunnen zijn. U moet ook niet gek staan te kijken als het eindejaars-volume toch hoger wordt dan genoemde 1,2 GWp. Dat in combinatie met dik een kwart miljoen installaties (paragraaf 4a) geeft een mooi perspectief en uitgangspunt voor het komende jaar, 2015. Als u een betere "educated guess" heeft voor 2014, hoor ik dat natuurlijk gaarne, via info at polderpv punt nl. Tot
slot Een kwestie van maanden: Op naar 1 GW solar in NL (video presentatie bijdrage Polder PV op The Solar Future NL VI, 26 mei 2014) PV in NL vanaf 2013 updates reeds gepubliceerd:
Weer meer zonnepaneelinstallaties geregistreerd (15 juli 2014, bericht Netbeheer Nederland, met bijbehorende maand tabel) Diffusion of installations (Youtube link naar geinige animatie van groei PV-vermogen van 1 juni 2005 tot "7 november 2014" [volgens toelichting echter van 2010 - medio 2014] volgens het PIR register, dus niet volgens het grotere KM databestand, upload 17 juli 2014 door van Sark van Copernicus Instituut, RU, zie ook Tweet) 18 juli 2014: Zonnestroom in NL vanaf 2013, update 7. Klimaatmonitor update inclusief eerste jaarhelft 2014. De voorbereidingen voor mijn uitgebreide vorige update waren nog in volle gang toen er alweer een nieuwe uitbreiding op de Klimaatmonitor website werd gezet. De eerste resultaten voor de eerste jaarhelft van 2014 zijn bekend, vlak nadat Netbeheer Nederland eerste cijfers had gepubliceerd op hun website (daar kom ik nog op terug). Daarbij is de in het vorige artikel weergegeven "status tot en met 2013" wederom van een behoorlijke uitbreiding voorzien. Geïntegreerd weergegeven zijn de nieuwe PIR (Productie Installatie Register) data met de overige dossiers, "ontdubbeld op adres" en wel. Deze update heb ik wederom omgezet in enkele grafieken. In eerste instantie weer voor het provinciale niveau: Ontwikkeling van het vermogen per provincie volgens de KM update van 17 juli 2014, met de eerste data voor de eerste jaarhelft van 2014 (gestippelde verbindingslijnen). T.o.v. de recente update hebben Noord- en Zuid-Holland wederom stuivertje gewisseld bij de opgestelde capaciteit, medio 2014 (in KM database). En heeft mijn provincie nu krap iets meer capaciteit staan, al is het "afgerond voor de komma" (NH 94,7 MWp; ZH 95,2 MWp). Drenthe is iets meer richting Utrecht gekropen (Dr. 46,5 MWp; Ut. 48,1 MWp). Verder is er in de rangorde niets gewijzigd. Blijvend "nieuwe kampioen", Provincie Noord-Brabant, heeft in absolute zin (135,9 MWp) een factor 5,2 maal zoveel capaciteit staan dan buurprovincie Zeeland (26,2 MWp), wat veel meer zoninstraling ontvangt per jaar. Als we naar de groeipercentages kijken bij het vermogen in de eerste 6 maanden van 2014 (hellingshoek stippellijnen), zijn de hoogste absolute ratio's te vinden bij Noord-Brabant, Gelderland, Zuid- en Noord-Holland, en in Overijssel. In de andere provincies is het groeitempo gematigder, maar groei is er, dat is duidelijk. Kijken we naar de relatieve groei percentages t.o.v. het eindejaarsvolume van 2013, blijkt Flevoland in de eerste jaarhelft van 2014 de beste prestatie te tonen (+ 27,5%), Limburg de "slechtste" (+ 14,9%). Goed om bij dit alles te beseffen dat zelfs de nieuwste Klimaatmonitor update niet alle (nieuwe) volume van de markt bevat / hoeft te bevatten. En dat die groeipercentages dus absoluut niet als definitief mogen worden beschouwd. In de rangorde bij de aantallen adressen met zonnepanelen is er niets gewijzigd, alleen zijn de getallen medio 2014 natuurlijk fors hoger geworden. Op dit vlak blijft Zuid-Holland kampioen met 34.297 bij KM geregistreerde ("ontdubbelde") adressen met PV-modules. Een factor 5,7 maal zo veel dan de 6.069 stuks in Flevoland (die iets minder adressen met PV in de KM database heeft staan dan Zeeland). ZH, NH, NB, Gelderland en Overijssel lijken de hoogste absolute toenames te hebben in het eerste halfjaar van 2014. Pakken we er weer de relatieve groei bij sinds eind 2013, had Overijssel bij de toename van het aantal adressen met PV in de KM databank (alle dossiers) de lead (+ 22,6%), en was wederom Limburg rode lantaarn drager (+ 12,5%). Relatieve
aandelen - andere provinciale kampioenen
In deze tabel de volgende data. Tweede kolom: aantal inwoners per provincie, eind 2013 volgens CBS StatLine (link onderaan). 3e kolom: nieuwste data vermogen per provincie volgens Klimaatmonitor (KM) "alle beschikbare dossiers geïntegreerd", in kWp. 4e kolom in lichtgeel: uit vorige twee berekend aandeel Wp per inwoner aan zonnestroom capaciteit in KM. 4e kolom de daar uit volgende rangorde voor opgesteld vermogen per inwoner voor de 12 provincies. Hieruit wordt kristalhelder, dat niet Noord-Brabant, maar juist het inwoner arme Drenthe dominant op kop staat met 95 Wp/inwoner, gevolgd door Friesland (84) resp. Flevoland (82 Wp/inwoner). Noord-Brabant vinden we pas - vast wel teleurstellend voor de feestvierders daar - op de 9e plaats terug, met 55 Wp/inwoner, 58% van het niveau van "de echte kampioen" Drenthe. Onze dichtbevolkte provincie Zuid-Holland sluit de rij met slechts 27 Wp/inwoner, een factor 3,5 lager dan Drenthe. In het tweede blok (adressen), kolom 6: aantal adressen met PV per provincie volgens de KM update van 17 juli 2014. In kolom 7 het daarvan afgeleide aantal adressen per 10.000 inwoners per provincie (afgeleid van het inwonersaantal in kolom 2). Met in de 8e kolom de daar uit volgende rangorde. Hier weer een ander beeld. Ook hier niet kampioen bij de "absolute aantallen" Noord-Brabant, die vinden we pas terug op positie 10 (zelfs nog 1 lager dan bij de in KM opgevoerde capaciteit), met 116 adressen met PV per 10.000 inwoners. Ditmaal is provincie Friesland kampioen met maar liefst 185 adressen per 10.000 inwoners met zonnepanelen. Een factor 1,6 maal dat bij Noord-Brabant. Op de 2e en 3e plaats volgen de dunbevolkte provincies Drenthe met 178 en Zeeland met 167 PV-adressen per 10.000 inwoners. Hekkensluiter is wederom mijn provincie Zuid-Holland, die op dit vlak "strategische voordelen" ontbeert. Slechts 96 adressen met PV-modules op de 10.000 in 's lands provincie met het hoogste inwoner aantal, 1,9 maal zo weinig dan in Friesland. Echter, aan Polder PV "hep het niet geleguh". Ik heb hier in een complex met 16 "adressen" voor 4 exemplaren met PV-modules gezorgd (zelf al sinds het jaar 2000), of deze door promotie "bevorderd". Nu de rest van de provincie nog... Conclusie van deze tabel: met de laatste stand van zaken bij Klimaatmonitor mogen champagne kurken knallen in zowel "absoluut kampioen" Noord-Brabant (provincie kantoor te Den Bosch), en de "relatieve kampioenen" Drenthe ("vermogen per inwoner", idem in Assen) resp. Friesland ("adressen met PV per inwoner", idem te Leeuwarden). Bij mijn weten heeft van deze drie kampioenen alleen het provinciale hoofdkantoor in Assen een relatief bescheiden installatie met 144 zonnepanelen op een klein stuk van het grote dak (goed zichtbaar in birdview BingMaps). Voor het exemplaar in Den Bosch is wel in 2011 door D'66 een motie ingediend, maar die is weer ingetrokken n.a.v. niet nader gespecificeerde "toezeggingen door de gedeputeerde". Het Friese Provinciehuis ligt in de binnenstad en is in grootse historische stijl gerenoveerd (oplevering nov. 2011; fotoreportage), helaas volgens mijn info zonder toepassing van PV-modules. U mag voor u zelf bepalen wie "de grootste" winnaar is in deze leuke competitie... Grafisch
- winner takes all In de figuur heb ik ook de gemiddelde waarden voor de twee door mij berekende modaliteiten opgenomen (rose kolom met zwarte rand). Voor Nederland halverwege 2014 in de laatste KM update neerkomend op 50 Wp per inwoner, resp. 125 adressen met zonnepanelen op 10.000 inwoners. Gemeentes Amsterdam wordt in de huidige, laatste rating (alle dossiers incl. PIR bij KM) gevolgd door Súdwest Fryslân (Friesland, 8,1 MWp, grootste gemeente van Nederland qua oppervlakte) resp. Hollands Kroon (NH, bijna 8,0 MWp). De rangorde in de top is weer heel anders dan in het vorige "PIR overzicht" voor eind 2013. In die lijst waren het, na Amsterdam (netgebied Liander), wat alleen het PIR register betreft, Hardenberg (Overijssel) resp. Emmen (Drenthe), beiden in het verzorgingsgebied van Enexis. Mijn gemeente Leiden zou inmiddels, medio 2014, in het complete KM register op ruim 1,7 MWp zitten. Eind 2013 zou dat nog 0,3 MWp lager hebben gelegen. Er lijkt dus niet heel erg veel te zijn bijgekomen, als de update tenminste een goede benadering van de realiteit zou weergeven. Bij de aantallen adressen met zonnepanelen is het momenteel het op dit vlak de laatste jaren behoorlijk actieve Den Haag aan top. Medio 2014 in KM, met 4.245 adressen met PV. Gevolgd door 2 andere randstedelijke agglomeraties, Utrecht (3.324) resp. Amsterdam (2.587). De eerste 2 steden liggen in Stedin gebied, Amsterdam zoals genoemd in Liander contreien. Mijn woonplaats Leiden telt op tot "slechts" 906 adressen met PV. Stand
van zaken Nederland: nog even te gaan naar de GWp De blauwe curve (data rechter Y-as) laat het aantal adressen met PV bij KM zien, inmiddels opgelopen tot 210.050 stuks medio 2014. 31.995 meer dan eind 2013 (stijging: bijna 18%). De 178.055 voor eind 2013 is een aantal van 1.072 stuks meer dan de KM opgave gedaan begin juni van dit jaar. CBS heeft géén informatie over het aantal PV-systemen dan wel adressen in ons land. Daarom zijn we afhankelijk van de Klimaatmonitor database om een vinger aan de pols te houden. Maar nu alweer fors meer dan tweehonderdduizend adressen is al een mooi "begin" om met gezwinde spoed de tweede jaarhelft in te gaan en de "beloftes" van een fors jaarvolume te gaan verzilveren. Overigens: Economische Zaken ging voor eind 2014 uit van "220.000 huishoudens met zonnepanelen" in hun begroting voor dit jaar (plaatje getoond als dia 21 in mijn presentatie voor The Solar Future in Amsterdam). Als er verder geen gekke dingen gebeuren met de cijfers bij KM, kan met de tweede jaarhelft van dit jaar dat volume met de vingers in de neus worden gehaald, en mogelijk fors overschreden... Miniblog http://klimaatmonitor.databank.nl Een kwestie van maanden: Op naar 1 GW solar in NL (video presentatie bijdrage Polder PV op The Solar Future NL VI, 26 mei 2014) PV in NL vanaf 2013 updates reeds gepubliceerd:
17 juli 2014: Zonnestroom in NL vanaf 2013, update 6. Liander schoont PIR op, verschuivingen bij Klimaatmonitor. In mijn TSF presentatie van 26 mei jl. heb ik uit de Klimaatmonitor (KM) databank gedestilleerde overzichten laten zien met de onderlinge verhoudingen wat betreft aantallen adressen met PV en het totale vermogen per provincie. Uit die eerste plaatjes, nog niet eerder in Nederland vertoond, kwamen twee eerste voorzichtige, voorlopige conclusies naar boven. Namelijk, dat mijn provincie Zuid Holland de hoogste aantallen adressen met zonnepanelen zou hebben, eind 2013, gevolgd door Noord-Holland en Gelderland. Maar dat er een kopgroep van drie bijna even goed presterende provincies zou zijn bij de totale geaccumuleerde capaciteit (volgorde: Noord-Holland, Noord-Brabant, Gelderland, met elk bijna 100 MWp), waar onze provincie ver buiten zou vallen, met toen nog maar ruim 67 MWp. Véél minder dan de drie genoemde, elkaar in de nek hijgende koplopers. Dat beeld wordt in dit artikel bijgesteld. Revisie
Liander De huidige wijzigingen hebben voor het allergrootste deel te maken met een kennelijke aanzienlijke revisie van de PIR (Productie Installatie Register) data van de grootste netbeheerder in Nederland, Liander. Deze netbeheerder had eind 2013 volgens het jaarverslag bijna 3 miljoen aansluitingen voor elektriciteit. Ik kon voor mijn TSF voordracht helaas, ondanks herhaalde verzoeken, van hen en van een andere netbeheerder, geen actuele data krijgen over de adressen met zonnepanelen. Zowel in het jaarverslag (feb. 2014) als in het jaarbericht (juni 2014) zijn geen detail gegevens over de evolutie van adressen met PV en de capaciteits-ontwikkeling bij Liander terug te vinden. Een enige opmerking, 28.000 nieuwe klanten met zonnepanelen in 2013 (toename 137% t.o.v. 2012), is het enige tipje van de sluier in het jaarverslag van moeder holding Alliander. Over vermogens cq. capaciteit wordt niet gerept en de evolutie in de loop der jaren bij de grootste netbeheerder van ons land is ook nog steeds niet duidelijk. Misschien zijn die expliciete verzoeken bij Liander wel de trigger geweest om eens kritisch naar het eigen databestand in het PIR register te kijken. Een operatie die bij de collegae van Enexis al lang serieus is opgetuigd (zie ook resulterende grafiek en bespreking van hun data in het vorige overzicht). De gevolgen van de huidige revisie bij Liander zijn in ieder geval nogal fors geweest voor het totale databestand (incl. PIR dossier) bij Klimaatmonitor, zoals ik in dit artikel uit de doeken ga doen. En die bij sommige partijen wellicht tot teleurstelling zal leiden (in casu Amsterdam), in andere gevallen mogelijk champagnekurken zal doen lanceren (provincie Noord-Brabant). Het gaat een les worden voor iedereen die probeert zicht te krijgen op de Nederlandse cijfers over PV-capaciteit en aantallen adressen: voorlopig zullen we nog blijven rondzwemmen in onzekerheid, en dienen al te harde uitspraken over de stand van zaken te worden vermeden. (Forse) bijstellingen blijven nog steeds mogelijk. Ik heb op 14 juli jl. data tot en met 2013 uit Klimaatmonitor gedownload. Daarvan heb ik overzichten per provincie gemaakt. Ook heb ik een vergelijking gemaakt van het grootste deeldossier, het PIR van de netbeheerders (waarvoor binnenkort nog een update komt), met het bestand (details tot op gemeente niveau), zoals ik dat in februari dit jaar bij dezelfde databank aantrof. Hieruit zijn vergelijkingscijfers tot stand gekomen die ik hierbij als eerste presenteer. (1) Wijzigingen PIR registraties gemeentes februari > 14 juli 2014 In de hier onder weergegeven tabellen (spreadsheet screendumps) ten eerste 28 gemeentes met de grootste negatieve wijzigingen bij de opgestelde capaciteit in het PIR register zoals weergegeven in Klimaatmonitor. 28 gemeentes zitten op negatieve bijstellingen van meer dan 1 MWp. Er zijn er veel meer met lagere bijstellingen, zie verderop. Ten tweede de 11 gemeentes met de hoogste positieve wijzigingen bij de opgestelde capaciteit.
Direct wordt al duidelijk uit bovenstaande tabellen, dat exclusief bij de grootste negatieve bijstellingen, het in het netgebied van Liander is geweest waar deze hebben plaatsgevonden. Liander zit vooral in NW en centraal Nederland (kaartje), met als zwaartepunten Friesland, Noord-Holland, noordelijk deel Zuid-Holland, Flevoland en Gelderland. Daarnaast is het netgebied van Endinet overgenomen in Eindhoven (incl. transport gas in groter gebied in Noord-Brabant). De grootste klap is bij Liander gevallen in de hoofdstad, Amsterdam, waar maar liefst bijna 9,6 MWp (!) aan capaciteit is weg gestreept uit de boeken, daar waar het in het vorige overzicht van februari 2014 nog maar liefst 16,2 MWp had staan!* Een gigantische "hypothetische aderlating" voor de hoofdstad, maar wel leidend tot een veel realistischer volume. Als we ook de overige dossiers in Klimaatmonitor erbij nemen telt dat volume voor 2013 in Amsterdam momenteel op tot 8,8 MWp (inclusief 6,6 MWp in PIR dossier). En dat, het zal u wellicht niet verbazen, is een veel betere match met de 6,96 MWp die de op het gebied van zonne-energie zeer actieve gemeente vandaag in hun lopende overzicht opgeeft. Het verlies aan "adressen met zonnepanelen" is voor Amsterdam als gevolg van deze heftige opschonings-operatie veel "draaglijker" geweest, "slechts" 472 adressen minder (23%), culminerend in momenteel 1.550 stuks in het PIR register. Amsterdam geeft zelfs 2.242 PV-installaties in totaal binnen de gemeentegrenzen (dd. 17 juli 2014). * (toegevoegd 15 sep. 2014) Zelfs een wereldberoemd gremium als de hooggeschatte collega's van Photon hebben gezien hun recente berichtgeving nog steeds niet in de gaten dat er enorme wijzigingen in reeds gepubliceerde data kunnen optreden. Photon berichtte namelijk op 21 februari 2014 op hun nieuws site "the Dutch city with the highest installed PV capacity is Amsterdam, with 16.1 MW". In latere berichten wordt door Photon echter niets gezegd over de enorme negatieve bijstellingen door Liander, resulterend in het weer "afpakken" van bijna 9,6 MWp van de PV-capaciteit in de hoofdstad. Cijfers die dan ook alleen door mij zijn gepubliceerd in het huidige artikel... Overigens is wat adressen betreft niet Amsterdam, maar Almere in Flevoland de hoogste negatieve uitschieter geweest: 531 aanvankelijk vermeende "adressen met zonnepanelen" moesten door die enorme groeistad in het centrum van het land weer worden "ingeleverd" binnen het PIR dossier, aldus de bevindingen van Liander. Een verlies van maar liefst 26% van het oorspronkelijke aantal van 2.060 stuks in de februari update van KM-PIR... Ook onze stad, Leiden, in "klassiek" Liander gebied gelegen, moest een vette veer laten. Volgens de huidige update stonden er in het PIR register volgens KM eind 2013 niet 2,9 MWp verdeeld over 707 PV-systemen (data februari 2014). Maar nog maar ruim 1 MWp resp. 483 installaties. Een "administratieve aderlating" van maar liefst 64% (vermogen), resp. 32% (adressen)! Ondanks die enorme ingrepen, is door de nog veel heftiger gemiddelde updates van cijfers van andere gemeentes, en de grote KM update na toevoeging van de nationale subsidie regeling data voor 2013, Leiden nu opgestoomd naar positie 203 (op een totaal van 408 gemeentes). Dat was in de vorige update nog positie 349. Dus dat is uiteindelijk toch een beetje een leuke opsteker voor de Sleutelstad aan de oude Rijn... Ook
positief nieuws Spraakwater
Berkelland Zelfs al weten we dat er "plannen" zijn voor een groot 1,8 MWp postcoderoos project in deelgemeente Borculo, deze stijging van verondersteld fysiek gerealiseerde capaciteit binnen de overkoepelende gemeente Berkelland is te onwaarschijnlijk voor woorden en veel te groot. En zal waarschijnlijk tot een extra heftige na-correctie moeten gaan leiden, wederom bij Liander. Want mij zijn nog geen - voor Nederlandse begrippen - gerealiseerde enorm grote (vrijeveld) PV-projecten bekend uit dat gebied. Of ik moet enkele enormiteiten over het hoofd hebben gezien. Dat kan ook. Het blijft immers een chaotische, nauwelijks te overziene markt. Naast het genoemde Voorschoten en het "onwaarschijnlijke geval" Berkelland zijn ook nog Opsterland (+ 755 kWp) en het Waddeneiland Vlieland (+ 0,91 kWp) de enige positieve uitzonderingen geweest in de PIR wijzigingen bij netbeheerder Liander, wat het vermogen betreft. Ten derde, toon ik een synthese van nog meer cijfermatige bevindingen die uit de aanzienlijke wijzigingen tussen februari en medio juli 2014 zijn op te maken. Opmerkingen over bij Klimaatmonitor geregistreerde aantal adressen en het vermogen voor 2013 in het PIR register, per gemeente: In totaal is er dus tussen de twee updates (netto) 87,512 MWp uit het PIR register bij KM verdwenen voor het kalenderjaar 2013. Grotendeels het gevolg van bijna 105 MWp geschrapte capaciteit, waar slechts ruim 17 MWp nieuwe capaciteit tegenover stond. Bij het aantal adressen met zonnepanelen is de netto balans 16.918 minder, gedomineerd door de negatieve bijstelling van ruim 18.000 adressen, met slechts een bescheiden aantal van nog geen anderhalf duizend stuks "bijgeplust". Dit zijn aanzienlijke wijzigingen, grotendeels toe te schrijven aan de zeer forse negatieve bijstellingen bij de gemeentes in het netgebied van Liander. Iets meer inzoomend op de tabellen, blijkt dat in de gesorteerde lijst met negatieve bijstellingen van het vermogen, de eerste "niet-Liander" gemeente, pikant, het van onze aardgaswinning bekende Slochteren in Groningen te zijn, in Enexis gebied. Voor deze "niet-Liander gemeente" werd 236 kWp cq. 4 adressen met PV minder vastgesteld in de update van 14 juli 2014. Positie van Slochteren in die lijst: de 102e plaats in de rangschikking. Ergo: ruim 100 Liander gemeentes bleken in die 408 gemeentes tellende lijst bovenaan te staan bij de negatieve groei cijfers voor de vermogens (met nog hogere negatieve bijstellingen per gemeente, tot het record van minus 9,6 MWp bij Amsterdam aan toe). (2) Resulterende capaciteit/adressen best presterende gemeentes KM-PIR 14 juli 2014 Het resultaat van alle wijzigingen leidt ertoe dat we voor de PIR registraties nieuwe - maar beslist nog geen "definitieve" - rangschikkingen bij de gemeentes kunnen opstellen. Eentje voor het opgestelde vermogen in het PIR, en eentje voor de aantallen adressen met zonnepanelen. Peildatum KM-PIR: 14 juli 2014. Eerst het vermogen, met bijbehorende grafiek: Eerste staatje (tabel) met 20 "beste" gemeentes wat opgestelde capaciteit betreft, van hoog naar laag gesorteerd. Ernaast het aantal PIR adressen. In de laatste twee kolommen de verschillen met de opgaves in februari 2014, blauw negatieve bijstelling, rood positieve bijstelling. We stuiten bovenaan meteen al op het reeds gesignaleerde probleem "Berkelland", wat beslist géén 11 MWp aan "PIR" installaties op haar (grotendeels agrarische) grondgebied kan hebben staan, vandaar de vraagtekens. De gemiddelde "PIR" projectgrootte voor zonnestroom installaties zou in Berkelland daardoor zo'n 21 kWp bedragen. Dat is veel hoger dan de gemiddeld 5,5 kWp per adres bij de overige 19 gemeentes in dit top-lijstje (het hoogste gemiddelde bij die 19 heeft het van veel grote boerderijen met PV-installaties bekende Zeewolde, met 19,6 kWp per "PIR adres", op grote afstand gevolgd door Hollands Kroon [NH] met 7,7 kWp). De rest kan representatief zijn, al staat er per gemeente in totaal meer, omdat dit alleen de PIR registraties betreft. Exclusief Berkelland staat "Liander" gemeente Amsterdam bovenaan als vanouds, maar "back to reality" wat volume betreft, bijna twee keer zo weinig dan in februari 2014 nog werd gerapporteerd voor PIR in 2013. Emmen, in Enexis gebied gelegen, zelfs met 1,3 MWp bijgeplust t.o.v. de cijfers van februari, is hier een relatieve verrassing. Niet in de Randstad liggend maar - Berkelland voorlopig even op de reservebank zettend - theoretisch op de derde plaats, na Hardenberg (waar al langer veel activiteit is geweest, geholpen door flinke subsidies van Provincie Overijssel). Emmen stond in het overzicht van februari 2014 nog op een 15e plaats, Hardenberg op de 6e. Haarlemmermeer, in februari nog op de 2e plaats staand na Amsterdam, is door een heftige, negatieve "Liander correctie" van 3,7 MWp in het KM-PIR terug verwezen naar de 12e plek in deze lijst. In het laatste staatje hierboven de tien gemeentes met de meeste adressen met zonnepanelen in het PIR volgens peildatum 14 juli 2014. Hier geen verschuivingen in de top 3 t.o.v. februari 2014, wel switches van positie iets lager in het lijstje. Utrecht bljft de leiding nemen ondanks een bescheiden verlies aan 123 adressen, op de voet gevolgd door de residentie, Den Haag. Almere is terug gezakt naar de zevende plaats door een forse terugval van 531 adressen in KM-PIR. In de verschuivingen bij de posities verder niet echt grote verrassingen. (3) Status wijzigingen in geregistreerde PV-installaties per provincie na PIR update 14 juli 2014 Terug komend op de beginnende opmerkingen in deze analyse, wenden we ons nu naar het provinciale niveau. Daar zijn enkele belangrijke verschuivingen opgetreden. Ook omdat het om een groot gebied gaat, heb ik dit keer alle installaties genoemd in de laatste Klimaatmonitor update voor de cijfers voor 2013 meegenomen, en daarbij ook rekening gehouden met latere wijzigingen t.o.v. de status van februari 2014. Daartoe heb ik de 14 juli KM update vergeleken met de cijfers gedownload op 6 mei. Naast het grootste dossier PIR (dominant), zitten er nog enkele andere registratie overzichten in (NOVEM, EPR, Sunpower, SDE [laatste jaren nog zeer onvolledig], nationale subsidie regeling 2012-13). Deze data worden door de KM beheerder met het PIR op adresniveau (6-cijferig postcode niveau) "ontdubbeld". Uiteraard hebben de hierboven op gemeentelijk niveau vastgestelde grote wijzigingen ook op de totale volumes bij de provincies een hoge impact gehad, zoals ik laat zien in de volgende twee figuren. In bovenstaande grafiek de absolute wijzigingen in aantallen adressen met zonnepanelen en totaal gerapporteerde capaciteit per provincie in het "hoogste niveau" van de Klimaatmonitor databank (alle dossiers incl. PIR tezamen, ontdubbeld). Ook hieruit wordt de enorme verschuiving duidelijk die de revisie van Liander heeft veroorzaakt. De vier grote provincies in Liander gebied vertonen allemaal heftige negatieve bijstellingen (blauwe cijfers), tot zelfs 23 MWp in Noord-Holland aan toe. Wat aantallen betreft vallen die wijzigingen nog relatief mee, ook al is Gelderland 2.710 "hypothetische" adressen met PV kwijtgeraakt met de huidige opschoningsronde. Alle andere "niet-Liander" provincies zijn er in de huidige revisie op vooruit gegaan, dus ook andere netbeheerders lijken hun registers flink te hebben opgeschoond, maar dan in positieve zin. Qua capaciteit ditmaal Noord-Brabant (waarin trouwens ook het door Liander overgenomen Endinet gebied in ligt), met een plus van bijna 15 MWp. Ook Limburg mocht een aardig volume extra van bijna 8 MWp in de boeken bijschrijven. Drenthe en Overijssel 5,5 resp. ruim 5 MWp. Dit betreft "klassieke" Enexis netgebieden. Wat de adressen betreft steken hier wederom Noord-Brabant (plus 1.611), en Zeeland (verrassend, Delta netbeheer gebied) en Overijssel (Enexis) met bonussen van 1.269 resp. 1.018 extra boven de rest uit. Balans De gemiddelde installatie grootte die hier uit voortvloeit is slechts 3,9 kWp nation-wide, met uitschieters naar 2,6 kWp bij de gemiddeld genomen klein-behuisde Henk en Ingrid in Zuid-Holland, tot 5,4 kWp in "plattelands-provincie" Drenthe, met haar talloze boerderijen. Ook hier weer een waarschuwing: van minstens 2 netbeheerders heb ik al vernomen dat de grootste PV-projecten (mogelijk) niet in hun PIR registraties voorkomen (afgrenzing, definitie, policy en eventuele wijzigingen daarin niet duidelijk). Dus dat kan een verwrongen beeld van die gemiddelde installatie-grootte blijven geven. Heel erg veel installaties zal dat trouwens waarschijnlijk niet betreffen. Relatieve wijzigingen Tot slot in bovenstaande grafiek de relatieve wijzigingen van de data in de 14 juli update t.o.v. de stand van zaken op 6 mei 2014, in procent. In negatief opzicht wederom de typische "Liander" provincies, met als hoogste uitschieters voor capaciteit Noord-Holland met minus 23% (denk aan de halvering van Amsterdam in het PIR dossier!) en verliezen van (bijna) 11% voor Flevoland en Gelderland voor aantal adressen. In positief opzicht valt Zeeland op met voor zowel capaciteit en adressen een toename van maar liefst bijna 32%. Zowel drie "Enexis" provincies (Drenthe, Noord-Brabant en Limburg), als door "Stedin" beleverd Utrecht hebben ook relatief hoge opwaarderingen van de capaciteiten opgeleverd in de huidige Klimaatmonitor update. Checks and balances van de opgewaardeerde data voor de afzonderlijke provincies bij elkaar optellend, komt het eindresultaat (laatste kolommen-paar) neer op een toename van 2% voor het vermogen in Nederland, en voor de aantallen adressen met PV een verhoging van een beperkte 0,6%. (4) Status provincies alle dossiers Klimaatmonitor 2013, dd. 14 juli 2014 Als gevolg van alle wijzigingen kunnen we 3 nieuwe status overzichten laten zien voor de provincies, waaruit een duidelijke verschuiving blijkt t.o.v. 2 plaatjes die ik tijdens The Solar Future liet zien in mei dit jaar. In deze grafiek de evolutie van de aantallen adressen met PV volgens de synthese van alle Klimaatmonitor deeldossiers incl. PIR, per provincie, en status 14 juli 2014. Afgebeeld de periode vanaf 2008 (Klimaatmonitor heeft geen data voor de "Grote Brinkhorst Droogte" periode 2005-2007, evolutie daarvóór is slechts historisch interessant). Nog steeds neemt Zuid Holland hier de leiding, maar moet Noord-Holland nu (i.t.t. in de grafiek tijdens mijn TSF presentatie) flink inleveren t.o.v. Zuid-Holland. Noord-Brabant en Gelderland hebben verder stuivertje gewisseld sinds de vorige update, erna valt een flink gat. Verder zijn de veranderingen bij de overige provincies niet schokkend bij de aantallen adressen. Met name de groei van het aantal adressen met zonnepanelen in Noord-Brabant is aanzienlijk geweest in de afgelopen twee jaar (blauwe curve) Vergelijkbaar plaatje als eerder getoond, maar nu wat betreft de geaccumuleerde vermogens in de "totaal" overzichten van Klimaatmonitor (incl. PIR). Ook hier enkele significante wijzigingen t.o.v. het plaatje getoond tijdens The Solar Future. Nu zien we niet een ongeveer even grote hoeveelheid vermogen, eind 2013, bij drie provincies, maar een duidelijke winnaar, genaamd Noord-Brabant, met maar liefst bijna 114 MWp op haar grondgebied volgens (het nog steeds niet perfecte) Klimaatmonitor overzicht. De "Liander provincies" Gelderland (91 MWp) en, vooral, Noord-Holland (77 MWp) hebben fors geleden onder de opschoning van de database. Laatstgenoemde is zelfs 23% in eind 2013 in KM genoteerd vermogen terug gevallen. Zuid-Holland heeft weliswaar meer vermogen dan in de mei update, en is dichter naar het zwaar getroffen Noord-Holland "gekropen", maar ook deze dichtbevolkte, rijke provincie blijft op een relatief bescheiden niveau van 75 MWp staan. Ook "Liander provincie" Friesland heeft een forse tik omlaag gekregen (45 MWp nieuw, was 51 MWp). Het effect bij Flevoland is iets minder heftig geweest (van 29 naar 26 MWp). Verder blijkt duidelijk de "dubbele" versnelling in groei per provincie in de jaren 2012 en 2013 uit deze grafiek. Koplopers wat groei in 2013 betreft zijn - wederom - Noord-Brabant, en ook Gelderland gooide er in dat jaar een schepje extra bovenop (zie hellingshoek van de verbindingslijnen). In 2012 waren ook de provincies Limburg en Overijssel (beiden Enexis gebied) snelle groeiers: beide provincies hadden toen nog (zeer) lucratieve subsidieregelingen lopen. Gemiddelde installatiegrootte In deze laatste grafiek geef ik de gemiddelde installatiegrootte weer zoals die is afgeleid uit de beschikbare vermogens- en adressen data van de bijgewerkte Klimaatmonitor gegevens (alle beschikbare dossiers geïntegreerd) sinds 2008. Globaal genomen is het gemiddelde systeem vermogen in deze vijf jaar continu gestegen, wat natuurlijk vooral te maken heeft met het feit dat steeds meer bedrijven en instanties met voldoende dakoppervlak steeds grotere PV-installaties zijn gaan realiseren. Dat is een belangrijke factor die zowel het provinciale, als het nationale gemiddelde ophoogt. Deze ontwikkeling kreeg in 2011 een enorme boost omdat in dat jaar vooral grote SDE projecten uit de lucratieve SDE 2009 resp. 2010 werden gerealiseerd/opgeleverd. Die tot 100 kWp groot per stuk waren (destijds een - bezopen - maximering in de regelingen). Daarna zakten de gemiddeldes weer in (relatief weinig bijbouw van grote projecten t.o.v. het totale jaarvolume), maar de trend blijft: gemiddeld genomen nog steeds groter wordend. Ook particulieren hebben, door de aanzienlijke daling van de systeemprijzen, en ook door de slagroomsubsidies in de jaren 2012-2013 (nationale subsidie regeling bovenop salderen, vaak ook nog inkoopactie kortingen getoucheerd), zeer sterk uitgepakt. Omdat de sector nog steeds gedomineerd wordt door residentiële installaties, hebben deze effecten gezamenlijk de gemiddelde installatie grootte omhoog gestuwd. Uiteraard zijn er verschillen tussen de provincies onderling. Eind 2013 varieert het systeemgemiddelde derhalve tussen de 2,61 kWp in de dichtbevolkte, door de bank genomen klein behuisde provincie Zuid-Holland, en 5,39 kWp gemiddeld in de plattelands-provincie Drenthe. Het landelijke gemiddelde (dikke zwarte lijn) bereikte een niveau van 3,90 kWp eind 2013. Met daarbij de aantekening dat het iets hoger kan liggen als blijkt dat de grootste commerciële projecten (deels) niet in de KM data zouden zitten (is nog niet duidelijk). Het - tijdelijke - maximum werd bereikt in 2011 door Drenthe, 10,69 kWp. Bijna 8 maal zo hoog dan het systeemgemiddelde in Zuid-Holland in dat jaar. Tot slot blijkt uit de grafiek, dat de ontwikkeling "stabiel en matig voortkruipend" is geweest in de Randstad provincies Noord- en Zuid-Holland. De forse opwaarderingen in 2011 hebben vooral plaatsgevonden in het zuiden en oosten van het land. Waar de meeste grotere SDE projecten, "zonnepanelen voor asbest" installaties, en sowieso de grootste agrarische projecten zijn gerealiseerd. Ook Gelderland kende lang een trage ontwikkeling, maar is in 2013 in een versnellingsfase bij grotere projecten gekomen. Dit heeft zijn weerslag gehad op een flinke bijstelling van de hellingshoek van de lijn voor de gemiddelde systeemgrootte (oranje). Tot
slot http://klimaatmonitor.databank.nl (rijke bron, maar nog steeds "niet alles"...) Een kwestie van maanden: Op naar 1 GW solar in NL (video presentatie bijdrage Polder PV op The Solar Future NL VI, 26 mei 2014) PV in NL vanaf 2013 updates reeds gepubliceerd:
15 juli 2014: Enkele andere facetten zonnestroom in jaar rapport SDE/MEP 2013. In het vorige bericht heb ik al wat zaken aangestipt over het op 30 juni 2014 gepubliceerde jaar rapport van RVO.nl over het resultaat van de SDE en de door Joop Wijn in 2006 afgeschoten voorloper MEP subsidieregeling voor duurzame energie. Ik bespreek hier nog enkele in dat omvangrijke rapport voortkomende zaken over zonnestroom. Waaronder de minimale specifieke opbrengst van de oudere projecten. Detail data
MEP en SDE regelingen Met deze twee datasets komen we op het volgende overzicht. Ik heb daarbij tevens een pro forma afgeleide berekening gedaan om de minimaal behaalde specifieke opbrengst (Duits: spezifischer Ertrag, in kWh/kWp.jaar) te kunnen berekenen per "subsidiejaar populatie". Waarom "minimaal"? Omdat niet alle door RVO weergegeven eindejaars-capaciteit het hele jaar kan hebben gewerkt (in de loop van het jaar wordt continu wat capaciteit toegevoegd). En de opgegeven jaarproductie dus onterecht door een "te groot getal" (eindejaars-capaciteit) wordt gedeeld. Als dat getal in de noemer feitelijk kleiner zou moeten zijn, wordt de uitkomst groter.
(1) Beschikkingen (toegekende capaciteit) volgens de oorspronkelijke vaststellingen van (de voorlopers van) RVO.nl. Voor de gemaximeerde output van deze volumes is subsidiegeld gereserveerd. Dat wordt echter nooit "op" gemaakt, omdat er in de loop van de tijd nog beschikkingen uitvallen, waar RVO.nl en haar voorgangers zelden meer over reppen ("zand erover"). (2) Overgebleven beschikte PV-capaciteit, zoals opgevoerd in het jaarverslag MEP/SDE over 2013. In de derde data kolom de uit de vorige twee kolommen berekende percentages van verloren gegane beschikkingen (diverse redenen mogelijk), die dus ook niet meer zullen worden ingevuld. Vanaf SDE 2011 zijn de percentages zeer waarschijnlijk nog niet definitief (in grijs weergegeven). Voor eerdere SDE regelingen is de status waarschijnlijk wel uitgekristalliseerd, omdat de realisatie termijnen voor die beschikkingen al lang zijn verlopen. (3) SDE 2008-2010 uit gedetailleerde opgaves Klimaatmonitor databank Rijkswaterstaat, peildatum 1 maart 2013 / wijziging 25 mei 2014. De rest komt uit de flink daarvan afwijkende opgaves in het SDE/MEP jaarrapport (afgeronde cijfers voor de komma). Voorbeeld: Klimaatmonitor opgave voor realisatie SDE 2011 is momenteel 7,642 MWp, het SDE/MEP jaarrapport van 30 juni 2014 geeft echter al 16 MWp op. * SDE 2014 kwam nog helemaal niet voor in het SDE/MEP 2013 jaar rapport. Volgens de laatste stand van zaken bij RVO.nl (peildatum 3 juli 2014) zijn er inmiddels 25 aanvragen voor PV-installaties beschikt, goed voor een op 1.000 kWh/kWp.jaar gemaximeerde te subsidiëren productie van 45 GWh in 15 jaar. Ergo: 3 MWp aan beschikt vermogen (voor ongeveer 4,4 Eurocent/kWh). Gemiddelde projectgrootte: 120 kWp. Een waarschuwing bij dat tabelletje past op zijn plaats. De wijze van "meten" van productie van MEP en SDE projecten is nog steeds in nevelen gehuld, dus hoe de opgegeven productie getallen precies tot stand zijn gekomen is nog volstrekt onduidelijk. Die getallen kunnen ook schattingen cq. extrapolaties van netbeheerders hebben betroffen van meterstanden die niet het kalenderjaar afdekken (opnames van bruto productiemeters bij particulieren geschieden sowieso willekeurig, door het jaar heen). Gezien de fors variabele (gemiddelde) maandelijkse productiecijfers bij zonnestroom kunnen daar best vreemde resultaten uit tevoorschijn komen als niet "meterstanden van eind cq. begin van het kalenderjaar" als standaard uitgangspunt worden genomen voor alle projecten. De cijfers vanaf SDE 2011 zullen ook nog de nodige bijstellingen behoeven, omdat projecten pas (veel) later dan het subsidiejaar kunnen worden gerealiseerd, zeker als ze (eenmalig) uitstel hebben gekregen van - destijds - Agentschap NL. Het kan best zijn dat dergelijke projecten bijvoorbeeld pas halverwege 2013 zijn opgeleverd. Wat betekent dat er nooit een heel kalenderjaar productie kan zijn gedraaid door "alle" eind van dat jaar geïnventariseerde SDE (danwel MEP) projecten. Derhalve zijn ook de uit de opgegeven productie volumes berekende specifieke opbrengsten (waarin het eindejaarsvolume voor 2013 in de noemer is opgenomen) vanaf dat jaar als (nog) niet als een serieuze benadering te beschouwen en heb ik ze in grijs weergegeven. Succes SDE? Opvallend is ook de nog zeer lage "score" voor SDE 2011, 32%, in het verslag over 2013 (eindstand beschikkingen / vol geclaimd budget bereikt op 27 januari 2012). Ik ben benieuwd of daar nog structureel verandering in gaat komen. Zo niet, kan ook dat eerste "SDE+ jaar" voor zonnestroom als verloren worden beschouwd wat de nationale subsidies betreft. De cijfers voor SDE 2012 en 2013 kunnen als nog niet representatief worden beschouwd, daar die regelingen nog in volle omvang in de "realisatie fase" verkeren. De 3 miljard Euro subsidie gereserveerd voor SDE+ 2013 werd pas na 391 dagen na de officiële start van die regeling "vol beschikt", op 30 april 2014. Overigens was daarvan slechts MEUR 121 voor zonnestroom, uit te betalen over een periode van 15 jaar. Dat is slechts 4% van het totale beschikte bedrag. Specifieke
opbrengst - details Bij deze productie cijfers ook een tweede waarschuwing: die omhoog gaande trend bij de specifieke opbrengsten bij SDE (833 > 923 kWh/kWp in 2013) is niet representatief te achten voor het totale, veel grotere volume in de Nederlandse markt, omdat deze gedomineerd blijft worden door gemiddeld genomen veel minder efficiënt werkende installaties in de residentiële sector. Een efficiëntie verbetering van de nieuw verkochte PV modules in de loop van de tijd zal daar denk ik niet een aanzienlijke, maar waarschijnlijk wel een kleine verbetering in hebben kunnen brengen. De voorlopig minimale specifieke opbrengsten voor SDE 2011 en 2012 lijken fors ondergewaardeerd met slechts 824-844 kWh.kWp in 2013 (in grijs weergegeven in de tabel). Daar moet ook nog een onbekende afwijking bij worden gerekend omdat er van afgeronde capaciteits-cijfers uitgegaan moest worden voor die subsidiejaren, volgens opgave in het SDE/MEP jaarrapport. Het lijkt er op, dat de installaties uit deze subsidie toekennings-jaren deels pas later in kalenderjaar 2013 zijn opgeleverd, en dus niet dat hele jaar zullen hebben gedraaid. We zullen het jaar rapport voor 2014 moeten afwachten, of bijvoorbeeld de gemiddelde specifieke opbrengst van alle installaties binnen de SDE 2011 regeling in dit jaar op een - verwacht - hoger niveau zal komen te liggen. Opbrengsten
"MEP installaties" bizar laag * In het door mij verkregen cijfermateriaal van CertiQ (peildatum update 1 mei 2014), werd voor 1 april 2008 nog een volume "gecertificeerde" PV-installaties opgegeven van 12,309 MWp (zie screendump). Dat kan uitsluitend MEP installaties hebben betroffen, of er zijn - zeer onwaarschijnlijk - ook PV-installaties aangemeld bij CertiQ die geen MEP subsidie konden claimen... Genoemd volume correspondeert in ieder geval niet met de 9 MWp (afgerond) die RVO.nl de laatste twee jaar hanteert voor "realisatie MEP" (jaarberichten 2012 en 2013). Het eerste SDE/MEP rapport, van 2008-2010, repte nog van 14 MWp beschikt en 13 MWp gerealiseerd vermogen voor de MEP regeling. Er is dus zeker alweer 4 MWp van die oorspronkelijk gerealiseerde capaciteit "verdwenen", de productie is stopgezet, of dat gerealiseerde PV volume is om een andere reden van het netvlies van RVO.nl verdwenen. Screendump met meest recente "historische data" (1 mei 2014) voor de bij CertiQ ingeschreven hoeveelheid gecertificeerde participanten (2e kolom), opgesteld PV-vermogen (4e kolom), resp. de gecertificeerde productie (6e kolom) per maand. In geel gemarkeerd maart 2008. Per 1 april van dat jaar ging de eerste SDE regeling in. Verondersteld wordt, dat de rood omkaderde vakjes het eind maart bij CertiQ geregistreerde aantal "MEP-installaties", resp. het opgestelde vermogen moet hebben betroffen (619 installs, 12,309 MWp vermogen). Andere
facetten zonnestroom Productie
per jaar De totale - middels MEP en SDE - gesubsidieerde zonnestroom productie bedroeg 61,5 GWh in 2013. Let op dat nog steeds (een fors deel van de) MEP productie vanaf 2010 niet "formeel is vastgesteld" door RVO.nl (lichtblauw). Neem s.v.p. goed nota van het feit, dat dit plaatje de ENIGE betrouwbare bron is voor "fysieke productie van een klein deel van de zonnestroom output in Nederland". En dat van bijna 90 procent van het resterende gerealiseerde, niet bij CertiQ bekende PV volume dergelijke nationale data ontbreken. Er kan alleen maar "intelligent gegist" worden naar de resterende, grootste productie volumes. Geografische
spreiding gesubsidieerde zonnestroom productie Daarbij ook een ietwat cryptische opmerking "De geografische spreiding van zonnestroomprojecten is minder groot dan voor andere hernieuwbare-energiecategorieën". Dat is een wat merkwaardige constatering, want PV is de meest decentrale optie die er is, waarvan je juist "maximale geografische spreiding" zou verwachten, fijnmazig verdeeld tot in de kleinste hoeken van het land... Afgezien daarvan, hoeft het plaatje natuurlijk gezien het bescheiden volume van MEP/SDE (79 MWp vlg. jaarrapport 2013 op een totaal van 722 MWp volgens eerste cijfers CBS) beslist niet representatief te zijn voor Nederland. In dat plaatje lijkt namelijk te worden gesuggereerd dat "de" zonnestroom productie in Noord Brabant het hoogst zou zijn (9,3 GWh voor SDE + MEP projecten in 2013). In mijn laatste presentatie voor The Solar Future bleken met de toen laatst bekende update van de Klimaatmonitor databank de provincies Noord-Holland, Noord Brabant, resp. Gelderland (in die volgorde) de hoogste capaciteiten op hun grondgebied te hebben staan, elk bijna 100 MWp eind 2013 (dia 15 in presentatie). Met de meest recente update, waarin alweer de nodige wijzigingen zijn gekomen, blijkt Noord Brabant inmiddels het hoogste volume te hebben (113 MWp eind 2013 volgens laatste inzichten), staat Gelderland nu op de 2e plaats met bijna 91 MWp, en kan Noord-Holland met 77 MWp nog net haar "aartsrivaal" Zuid-Holland (75 MWp) voor blijven (gevolg van forse data correcties). Maar nog steeds is met die verdeling nog niet gezegd of Noord Brabant ook de hoogste totale zonnestroom productie voor haar rekening zal (blijken) te nemen. Die is sowieso onbekend, want van het grootste deel van de PV-capaciteit in Nederland wordt de productie niet gemeten. Noord-Holland ligt - met het relatief laag volume hebbende Zeeland (22 MWp, laatste plaats bij capaciteit accumulatie in 2013), en prov. Zuid-Holland - in de hoogste instralings-zone van ons land. In het "MEP/SDE" overzichtje getoond door RVO.nl komt Gelderland er niet best vanaf, met een productie die nog iets lager ligt dan de SDE/MEP opbrengst in Friesland. En dat, terwijl met de laatste Klimaatmonitor update, Friesland slechts op de zevende van de 12 posities staat wat het opgestelde vermogen betreft (<45 MWp). Minder dan de helft van het volume in Gelderland... EIA en Groenprojecten
regeling zonnestroom In deze grafiek zijn voor zowel de EIA als de Groenprojecten regeling twee parameters uitgezet. Op de linker Y-as de door RVO.nl toegekende investeringsbedragen waarover EIA mocht worden toegepast, respectievelijk het toegekende projectvermogen binnen het Groenprojecten programma (in miljoenen Euro's, MEUR). De daarbij behorende symbolen zijn met gekleurde ruitjes weergegeven. Op de rechter Y-as het aantal betreffende meldingen voor EIA cq. het aantal afgegeven Groenproject (GP) verklaringen (symbolen in open vierkantjes). Beide parameters zijn voor de EIA aanzienlijk gestegen (CAGR 2009-2013 voor investeringen 97,3%/jr), met een afwijking in het tempo tussen investeringsbedrag en het aantal projecten in 2012. In 2013 werden 5.879 meldingen geaccepteerd goed voor een totale investering van 215 miljoen Euro in PV-installaties. Dat bedrag was in 2009 nog slechts ruim 14 miljoen Euro. De Groenprojecten regeling had een opvallend maximum in project vermogen in 2011 (20 miljoen Euro, in 2013 slechts MEUR 14,2). Verder is er niet een extreme stijging geweest bij deze regeling sinds 2009. In deze grafiek (Y-as "TEUR" = 1.000 Euro) is het gemiddelde geaccepteerde investerings- (EIA) dan wel project bedrag (GP) uitgezet. Gemiddeld genomen is dat voor EIA iets afgenomen. Van 48,6 [Euro-]ton in 2009 naar 36,6 ton in 2013. 37.000 Euro zou goed kunnen zijn voor installaties van gemiddeld zo'n 30 kWp, als er gemiddeld genomen voor "EU prijsafspraak jaar" 2013 met systeemprijzen van maximaal zo'n € 1,25/Wp incl. btw wordt gerekend voor deze categorie (zie ook Stichting Zonnestroom oktober 2013, p. 45). De Groenprojecten regeling liet een merkwaardige piek zien in 2011, toen een gemiddelde projectgrootte werd gerealiseerd van maar liefst 1,4 miljoen Euro. Extreem veel hoger dan het gemiddelde in de overige jaren. Dat kan bijna alleen maar te maken hebben gehad met een, of een paar - voor Nederlandse begrippen - zeer grote PV projecten, gezien de omvang ervan. Niet bekend is, welk(e) project(en) dat is dan wel zijn geweest. Rapportage hernieuwbare energie. Deel 1 Implementatie 2003-2013 + jaarberichten SDE+, SDE, OV-MEP & MEP 2013 (RVO.nl, 30 juni 2014) |
|