zontwikkelingen
"oud" |
Nieuws P.V. pagina 147meest recente bericht boven Specials: 1 juli - 31 juli 2018
31 juli 2018: 4e revisie CBS cijfers Nederlandse zonnestroom markt - eerste resultaten compleet nieuwe aanpak. Van het CBS kreeg Polder PV de cijfers door die volgen uit de compleet nieuwe aanpak van hun onderzoek, om de nationale zonnestroom statistiek te verbeteren (bespreking PPV). Er zijn dit jaar al drie nieuwe cijfers voor de eindejaars accumulaties voor 2016 en 2017 genoemd (2 maart 2018, 8 mei 2018, en het voorlaatste artikel van 30 mei 2018). Met deze vierde update, worden de eerste nieuwe cijfers bekend gemaakt die volgen uit de compleet andere onderzoeksmethode om tot nationale en, vooral ook, regionale statistieken te komen. Deze cijfers zijn nog steeds niet in beton gegoten, en kunnen beslist eind dit jaar nog gaan wijzigen. Maar gezien de uitgebreide rapportage van het CBS over hun onderzoeks-methodiek (25 pagina's), en hun bevindingen dat de nieuwe methode geen zeer grote verschillen oplevert t.o.v. de resultaten van de "oude berekenings-wijze", concluderen zij dat de nieuwe aanpak waardevoller is dan de gevestigde methodiek. En gaan ze overstappen op de nieuwe cijfer methodiek. De "oude" berekenings-methode maakte onder anderen gebruik van de uitgebreide leverancierslijst updates van Polder PV (laatste van augustus 2017), waar het CBS de importerende partijen uit destilleerde, en na het nodige bel en rekenwerk, een totaal verkocht landelijk PV volume uit haalde. De nieuwe methodiek, waarvan talloze deel aspecten uitvoerig worden besproken en tegen het licht gehouden in het CBS rapport, maakt gebruik van gedetailleerde databanken. Waar het CBS, met de nodige aannames, vervolgens een synthese van maakt. De belangrijkste dossiers die die enorme reken partij voeden, zijn: productie installatie register netbeheerders (PIR, met als "instroom" website www.energieleveren.nl, data verstrekt via EDSN), databank van CertiQ (bijna uitsluitend SDE beschikkingen), btw teruggaaf Belastingdienst (NB: voor diegenen die dat dus daadwerkelijk hebben gedaan, dat zijn echter beslist niet alle particulieren en/of zelfstandigen, zie voetnoot* onderaan !), data van de slechts ongeveer 1 jaar durende "Lenteakkoord" subsidie voor particulieren verkregen van RVO (uitgebreide analyses Polder PV in aparte sectie op de website), en data van de EIA regeling (die sedert SDE 2012 niet meer "gestapeld" mocht worden met projecten met SDE beschikking), ook via RVO. Daarnaast heeft het CBS gebruik gemaakt van de basis administratie gebouwen (BAG), de standaard regio indeling van het CBS, het standaard basis register voor de indeling van bedrijven (SBI), etc. Diverse van die bestanden zijn gebruikt om allerlei tekortkomingen te corrigeren, data over en weer te checken, en, met diverse aannames, reconstructies te maken over "missende" volumes bij het vergelijken van bovengenoemde deel dossiers. De klassieke methodiek van Klimaatmonitor van Rijkswaterstaat, waar Polder PV als geen andere regelmatig over heeft gerapporteerd (laatste van 16 april 2018), is niet gevolgd, omdat deze geen toegang meer kreeg tot het belangrijkste deel dossier, het PIR van de netbeheerders. Wat alles had te maken met aanscherping van de wet op persoonsgegevens, maar waar het CBS verder niet van rept. Resultaten - nationaal De eerste resultaten van het onderzoek van het CBS (auteurs: Anne Miek Kremer en Reinoud Segers) laten enkele verschillen van de eindejaars-accumulaties per jaar zien, en daaruit resulterende wat opvallender verschillen bij de jaargroei cijfers. De voorlopige nieuwe accumulatie eind 2017 is volgens die nieuwe methodiek 2.873 MWp (voorgaande update: 2.864 MWp, dus slechts 0,3% meer). Die voor 2016 is nu 2.135 MWp (voorgaande update: 2.049 MWp, dus 4,2% meer volume). Hieruit volgt een nog zeer voorlopig (nieuw) jaargroei cijfer voor 2017 van slechts 738 MWp (op basis van voorgaande EOY cijfers was dat 815 MWp, dus een forse 10,4% meer). CBS verwacht dat dit nieuwe cijfer voor de jaargroei in 2017 desondanks toch nog fors omhoog bijgesteld zal gaan worden. Voor kalenderjaar 2016 geldt in ieder geval een fors hogere jaargroei, van inmiddels 609 MWp. Dit was op basis van de "oude" EOY cijfers nog slechts 534 MWp, dus die jaargroei is met de nieuwe onderzoeks-methodiek 14% hoger dan voorheen aangenomen! De absolute verschillen tussen de twee onderzoeks-methodieken heb ik hier onder grafisch weergegeven. Voorlopig gelden "officieel" dus, mede gezien het feit dat CBS zelf al aangeeft op de nieuwe aanpak over te stappen, de cijfers volgens die nieuwe methodiek. In de grafieken donkerblauw voor de eindejaars-accumulaties. En donker oranje voor de uit die EOY cijfers berekende jaargroei data (YOY). De nieuwe cijfers zijn door CBS voorlopig alleen voor de jaren 2012 tm. 2017 (her)berekend. In de grafieken heb ik tevens de data laten zien zoals ze al jaren middels de klassieke methodiek tot stand zijn gekomen. Ergo: via een door CBS georganiseerde uitvraag van verkochte capaciteiten door de paar honderd importerende PV leveranciers in Nederland, recent met noodzakelijke toevoeging van direct importerende partijen die grote projecten on-site beleveren (o.a. lijsten door Polder PV aangeleverd). Eindejaars-accumulaties volgens CBS "oud" en "nieuw" Bij de eindejaars-accumulaties zijn de verschillen tussen de twee onderzoeksmethodieken van het CBS door de bank genomen "relatief bescheiden" geweest, maar ze zijn er beslist, met name in de eerdere jaargangen. In 2012 zou er nu slechts 287 MWp zijn geaccumuleerd i.p.v. de eerder "bevonden" 369 MWp, een fors verschil van minus (!) 22%. Ook in 2013 is er een behoorlijk negatief verschil (650 i.p.v. 746 MWp, minus 13%). Dan volgen 2 jaren met weinig verschil t.o.v. de oorspronkelijke cijfers (1.008 MWp nieuw 2014, 4% minder dan "oud", resp. 1.526 MWp nieuw 2015, 0,7% méér dan "oud"). 2016 heeft nu 2.135 MWp eindejaar volume (ruim 4% méér dan de "oude" 2.049 MWp). CBS wijt de grote verschillen in de eerdere jaargangen aan mogelijke non-registratie van oudere installaties in "de registers" (met name: PIR), of aan een mogelijk onjuist opgegeven jaar van in gebruik name. De auteurs stellen echter ook: "Omdat het in absolute zin om een relatief beperkte hoeveelheid gaat hebben we besloten om hier geen verdere aandacht aan te schenken". Derhalve worden die forse verschillen wel door het CBS opgemerkt, maar omdat het niet om zeer grote volumes gaat t.o.v. de enorme capaciteits-groei in de afgelopen jaren, worden die verschillen verder niet uitgediept. Voor afgelopen jaar, 2017, is het verschil met de voorlaatste afschatting, waarbij al van de nieuwe onderzoeks-methodiek gebruik werd gemaakt, 2.864 MWp, in de laatste afschatting van het CBS (aanscherpen van voorgaande cijfer), licht gestegen naar 2.873 MWp. Slechts 9 MWp (0,3%) meer. Wel is deze nieuwe 2.873 MWp voor eind 2017 een stuk hoger dan de aller eerste afschatting van het CBS, begin maart. Toen werd nog met de "oude methodiek" (en een reeds wat verouderd leveranciers bestand als basis) 2.749 MWp afgeschat. Dat is met de nieuwe aanpak dus al 4,5% meer geworden. Nog steeds, echter, ligt het nieuwste EOY cijfer voor 2017 van het CBS, nog onder dat van de in het Solar Trendrapport 2018 (STR2018) gemelde 2.914 MWp. Die ook weer op een nieuwe onderzoeks-methodiek berustte, nl. uitvraag van verkochte volumes aan hardware van de (bekende) "BOS" (balance of system) leverende partijen in Nederland (zie mijn commentaar en analyse van die nieuwe cijfers, die oorspronkelijk werden gepubliceerd door Good! / Solar Solutions). STR2018 zit t.o.v. de nieuwste CBS data nog steeds 41 MWp hoger, maar in absolute termen bezien is dat maar een verschil van 1,4%. Dit verschil is relatief gering, maar dat bij de jaargroei cijfers is een stuk groter (zie onder volgende grafiek). Voor alle verschil cijfers, zie de onder de volgende grafiek weergegeven tabel. Afgeleide jaargroei cijfers volgens CBS "oud" en "nieuw" Uit de voorgaande grafiek zijn de afgeleide jaargroei (YOY) cijfers te berekenen, hier weergegeven voor de "oude" methodiek van het CBS (licht oranje kolommen), resp. voor de "nieuwe" onderzoeks-methode (donker oranje kolommen). Voor alle jaren tm. 2011 zijn slechts de "oude" jaargroei cijfers getoond (nog niet berekend volgens de nieuwe methodiek), met het "klassieke" topje met 20 MWp groei in 2003, toen de EPR/EPA/MAP subsidie stapeling haar climax had (en vervolgens door het kabinet, met van Geel destijds nog als verantwoordelijk staatssecretaris voor VROM, werd ge-elimineerd). Voor het jaar 2012 kon de jaargroei volgens de nieuwe methode niet worden bepaald omdat EOY 2011 niet bekend is volgens die systematiek. Daarvoor is het "oude" cijfer genomen. Wat waarschijnlijk bijgesteld moet worden, gezien de wijzigingen die er in latere jaren zijn geschied. Vandaar dat die kolom in deze grafiek met gestreepte rand is weergegeven (status onduidelijk, uit verschilsom zou jaargroei van 138 MWp volgen, waar dus een vraagteken bij moet worden gezet). Tabel met oude en nieuwe cijfers, en procentuele verschillen nieuw t.o.v. oud Tabel met de verschillen tussen de eindejaars-accumulatie (EOY), linker deel, en de jaargroei cijfers (YOY, rechter deel), voor de "oude" cijfer operatie, en de "nieuwe" benadering van het CBS, met telkens in een derde kolom het verschil van de nieuwe t.o.v. de oude cijfers, in procent. Absolute cijfers zijn in megawattpiek (MWp). De oude cijfers zijn zelfs vanaf 1990 beschikbaar (getoond in grafieken, niet in tabel). Omdat EOY 2011 "nieuw" niet door CBS werd opgegeven, kon jaargroei voor 2012 "nieuw" niet worden bepaald. Hier is het verschil tussen EOY 2011 "oud" en EOY 2012 "nieuw" genomen, wat dus een fout zal opleveren (omdat EOY 2011 waarschijnlijk ook nog bijgesteld moet gaan worden). Daarom is jaargroei 2012 in grijs weergegeven (niet reëel op basis van huidige inzichten). Oudere jaren waarvoor nieuwe cijfers bekend zijn gemaakt hebben behoorlijk veel minder volume dan eerder gedacht, zowel in de eindejaars-accumulatie, als, iig voor 2013, bij de jaargroei cijfers. De meest recente 3 jaar hebben ongeveer vergelijkbare volumes als bij de oude berekeninging, met uitzondering van 2016, die 4,2% volume meer heeft staan in de nieuwe cijfers. De jaargroei cijfers van 2014 tm. 2016 zijn fors opwaarts bijgewerkt (bijna 19% meer jaarvolume in 2014 dan eerder gedacht, 11% voor 2015, 14% voor 2016). Jaargroei in 2017 is echter fors minder dan eerder becijferd (91% van oude volume). Maar CBS geeft al aan dat dat nog in positieve zin kan wijzigen, een forse opwaartse bijstelling van deze nieuwe cijfers wordt nog voor het eind van het jaar verwacht ... Opvallende correctie voor 2014 De laatste grafiek toont duidelijk dat de afgeleide jaargroei voor 2013 lager is geweest dan oorspronkelijk. "Oud" 377 MWp is nu vervangen door 363 MWp, 3,7% minder. Spectaculair is de bijstelling voor 2014. Met de nieuwe methode is juist fors méér jaargroei vastgesteld dan langdurig gedacht, 358 i.p.v. 302 MWp (18,5% meer). Hierdoor is de "nieuw vastgestelde jaargroei" voor dat jaar zelfs in de buurt gekomen van dat in 2013 (slechts 5 MWp, 1,4% minder). En is de tot nog toe langdurig in de nationale statistieken zichtbare "dip" voor 2014 de facto bijna verdwenen! Dit is beslist iets nieuws, wat lang niet is opgemerkt. Maar waar ik al in mijn presentatie voor The Solar Future 2015, voor de toen eerste lage schatting van het CBS (aanvankelijk 275 MWp groei in 2014) al de nodige twijfels over had geuit (PPV: "Ik vind het CBS cijfer namelijk veel te laag"). De toch wat teleurstellende latere bijstelling omhoog naar 302 MWp (eind 2015 door CBS) verklaarde Polder PV toen nog door een mogelijk tegenvallend effect van de btw teruggaaf regeling (in 2014) t.o.v. de "tijdelijk meters makende" toevoegingen a.g.v. de nationale "aanschaf subsidie" voor particulieren in 2012-2013. Gezien de nieuwe CBS cijfers, lijkt dat "tegenvallende effect" van de btw teruggaaf regeling (met dank aan Oostenrijker Fuchs) achteraf bezien wat 2014 betreft dus toch nog behoorlijk te zijn meegevallen: de jaargroei kwam op een vergelijkbaar niveau als het vorige ("toen") record jaar ... Recentere data van zowel netbeheerders Stedin, als die van Liander, lieten eerder al zien dat die langdurig zichtbare "relatief diepe 2014 dip" in de CBS grafieken slecht verklaarbaar leek op basis van hun eigen cijfers. Het PIR register liet voor Stedin géén "dip" zien voor de nieuwe PV capaciteit (6e figuur in PPV artikel). En, met de grootverbruik capaciteiten toegevoegd, liet de totale jaargroei bij Stedin ook géén "dipjaar 2014" zien (8e figuur in PPV artikel). Uit recent door Polder PV uitgewerkte cijfers van de grootste netbeheerder, Liander, wordt ook daar duidelijk, dat 2014 géén "dip" in jaargroei volume heeft gekend, zoals weergegeven in de grafiek die ik recent van hun data heb gemaakt. De data geven een totale jaarlijkse PV-capaciteitsgroei van 112 MWp voor 2013, 114 MWp voor 2014, en 159 MWp voor 2015 te zien. Alleen bij Enexis blijkt er in 2014 t.o.v. het voorgaande jaar, met eerder gepubliceerde (niet meer op hun website te vinden) gegevens, een tijdelijke terugval te zijn geweest bij kleinverbruik (van 53 naar 43 MWp in 2014, 2015 weer 46 MWp). Bij grootverbruik waren destijds de jaarvolumes van 2013 en 2014 vergelijkbaar (bron: data die ik begin dit jaar op aanvraag heb mogen inzien). In totaal bezien, lijkt het er echter op, dat met de nieuwe cijfers van het CBS, de tot nog toe gesignaleerde "duidelijke dip" in 2014 voor het hele land is afgevlakt (nu: "in 2014 ongeveer even hoge groei als in 2013"). Waarna de groei pas echt kon gaan beginnen, met name gestimuleerd door een hard aantrekkende (grotendeels SDE gesubsidieerde) projecten markt. 2015 en later In 2015 is er duidelijk meer groei geweest, zoals de grafiek laat zien. En met de nieuwe cijfers van het CBS is er zelfs weer fors extra volume bijgekomen in dat jaar: 467 werd 518 MWp (10,9% meer). De jaargroei in 2016 is zelfs spectaculair omhoog bijgesteld, van 534 naar maar liefst 609 MWp (14,0% meer, goed voor 75 MWp "nieuwe" capaciteitsgroei in dat jaar, zeg maar ruim 288 duizend 260 Wp panelen). Voor 2017 is de bijstelling echter "heftig negatief" geweest. 815 MWp werd nog maar 738 MWp (77 MWp, 9,4% mínder dan eerst berekend). Maar CBS geeft al aan dat, zoals gebruikelijk, verder bij te stellen cijfers hoger kunnen gaan uitpakken, zelfs voor dat jaar, zie verderop. Sowieso is al lang duidelijk dat 2017 een nieuw record jaar was. En dat zeker nog helderder gaat worden als de ultieme cijfers zullen worden gepubliceerd. Voor zo lang als dat duurt, want 2018 zal 2017 weer doen verbleken, ook dat is al lang kristalhelder. Zowel op basis van ontwikkeling van de CertiQ data, als kan worden geconcludeerd uit de nieuwste gegevens van Liander. Al met al is er in het verloop van de "oude" en "nieuwe" jaargroei curves beslist wat veranderd, met name in verband met de "fake dip" van 2014. De groei in de laatste drie jaar (met nog een niet bekende opwaartse correctie voor 2017 in het achterhoofd houdend) is zeer hoog. Dit correspondeert met de zeer hoge groeicijfers van de volumes in de projecten markt, zoals in de CertiQ grafiek die Polder PV maandelijks publiceert goed is te zien. Daar is de groei sedert de zomer van 2015 spectaculair toegenomen. Zie laatste grafiek voor juni dit jaar. Die verder explosief gaat toenemen gezien de cijfers voor het eerste halve jaar bij CertiQ, zie artikel hier boven gelinkt. Verschil met Solar Trendrapport 2018 weer groter - maar kan nog worden gecorrigeerd ... Door de forse neerwaartse bijstelling van de jaargroei van 2017, nu 738 MWp volgens het CBS, is het verschil met de zeer hoge voorspelling van 853 MWp waar het STR2018 mee kwam, fors geworden, 115 MWp, 13,5% minder bij het CBS! Dat percentage was 4,5% lager voor de 815 MWp die door CBS eerder was bepaald via de klassieke analyse (op basis van door leveranciers afgezette PV volumes). Het CBS zegt hier zelf het volgende over: "Op basis van een inventarisatie onder leveranciers van montagematerialen hebben Solar Solutions en Good! (2018) berekend dat het bijgeplaatst zonvermogen in Nederland in 2017 850 MW was ... De CBS-enquete onder importerende leveranciers van zonnepanelen leidde tot een bijgeplaatst vermogen van 815 megawatt. De nieuwe methode leidt vooralsnog tot een bijgeplaatst vermogen voor 2017 van 738 megawatt, aanmerkelijk minder dus. Echter, belangrijk om te realiseren is dat de cijfers volgens de nieuwe methode voor 2017 nog voorlopig zijn en waarschijnlijk nog naar boven worden bijgesteld met enkele tientallen of misschien wel 100 megawatt, omdat de ervaring met 2016 data leerde dat het regelmatig voorkomt dat installaties vertraagd in de registers komen". CBS verwacht dus, als gebruikelijk, nog "forse" bijstellingen. Met 10-tallen tot wellicht zelfs 100 MWp, voor de verkochte cq. nieuw geplaatste volumes in 2017. Polder PV heeft bijgehouden wat die jaarlijkse bijstellingen zijn geweest, voor het laatste bekende "afgeronde" (doch nu ook weer bij te stellen) jaar 2016. Zie de tweede tabel in mijn artikel van 21 december 2017. Wat die "vertraagde opname" van installaties in registers betreft: dat is schering en inslag bij de talloze grote SDE projecten. Die vertraging werkt op twee manieren door: de hardware kan al lang zijn verkocht aan de ontwikkelaar ("oude" statistiek CBS), maar de installatie is (nog lang) niet aan het net gekoppeld. En zal dan ook nog steeds niet bij CertiQ bekend zijn. Maar ook het vervolg traject, een "ja vinkje" bij RVO, kan nog vele maanden duren, tot zelfs langer dan een half jaar. Bij Polder PV zijn talloze grote PV project realisaties bekend, die nog niet als "opgeleverd" worden beschouwd door RVO. Dus er zullen nog forse volumes bij de cijfers van 2017 kunnen gaan komen. Ik vind om de haverklap nog steeds "nieuwe" installaties die al lang in dat jaar zijn opgeleverd. Dus wie weet, komt zelfs het CBS uiteindelijk nog "in de buurt" van het door velen bevonden "zeer hoge groeicijfer" voor 2017 in het STR2018 ... We gaan in spanning afwachten, wat die alweer te verversen cijfers zullen gaan opleveren. En ik ga proberen het uit te leggen als buitenlandse journalisten me radeloos bellen of mailen van welke "officiële nationale PV cijfers" ze nu weer moeten uitgaan ... Tot slot CBS lijkt content met de resultaten tot nog toe, en dat het dus "mogelijk is om cijfers te maken over zonnestroom die op landelijk niveau minstens even nauwkeurig zijn als cijfers volgens de oude methode". Daarom gaat het instituut overstappen op de nieuwe methode. Met als grote bijkomende voordelen: (1) de administratieve lastendruk voor bedrijven wordt veel kleiner. Geen rapportages van verkochte volumes meer, dus ook geen nieuwe leverancierslijsten van Polder PV, waarvoor deze trouwens hartelijk wordt bedankt in een e-mail van het CBS, en geciteerd op pagina 6 van het huidige rapport. (2) er is met de nieuwe aanpak een gedetailleerde markt segmentatie te maken voor diverse deelsectoren - en regio - in Nederland. Hier is zeer veel vraag naar ontstaan, onder anderen vanuit de forse klimaat ambities bij taloze gemeentes. En ligt dan ook ten grondslag aan het door 40 gemeentes, en door Netbeheer Nederland betaalde onderzoek van het CBS naar een nieuwe systematiek aanpak. Overigens worden, volkomen terecht, de inspanningen van Gert Nijsink en Simon Lubach van Rijkswaterstaat, om deze nieuwe methodiek van de grond te krijgen, geprezen. Met hun belangrijke basis werk aan de Klimaatmonitor databank worden deze heren door het CBS in de inleiding van het rapport expliciet bedankt "voor hun belangrijke bemiddelende rol bij het tot stand komen van dit project". Ook wordt gemeente Groningen bedankt voor haar data bijdrage van hun unieke jaarlijkse foto tellingen van het aantal zonnepanelen binnen hun gemeentegrenzen (laatste melding op 22 juni 2018, gemeente site). Waarmee het CBS relevante basis kenmerken van de door haar gecheckte deel bestanden kon verifiëren. Met daarbij de waarschuwing: dat is nog maar 1 gemeente, dus dat zou eigenlijk moeten worden verbreed om daar hardere conclusies aan te kunnen verbinden. CBS heeft op basis van haar eigen onderzoek bepaald dat de oude onderzoeksmethode een onzekerheids-factor oplevert van zo'n 10 à 15 procent. De nieuwe methodiek zou, voor de bijgeplaatste PV capaciteit in 2017, een onzekerheid hebben "groter dan 10 procent". Daarbij blijven er nog steeds veel andere onzekerheden in de nieuwe methodiek. Waarbij als speciaal aandachtspunt uiteraard het nog steeds voorlopige cijfer voor 2017 geldt. Dit vooral ook, omdat aanpassingen van cijfers in de zonnestroom cijfers doorwerken in de nationale energie statistieken. Waarvoor CBS (internationale ) rapportage verplichtingen heeft (cijfers gaan o.a. naar het Eurostat, en naar IEA, voor de nationale rapportages daar. Als die basis cijfers niet correct zijn, zijn ook de internationaal geciteerde energie statistieken - met een knetterhard groeiende nationale zonnestroom markt - niet meer op orde. CBS besluit haar onderzoek in de samenvatting van het rapport dan ook met de volgende mededeling: "Om het doorwerken [PPV: van de nieuwe zonnestroom cijfers] op een consistente wijze te bewerkstelligen heeft het CBS nog wat tijd nodig. Naar verwachting is de aanpassing van de energiestatistieken aan de nieuwe methode voor zonnestroom aan het eind van het jaar gereed". Goede job, kan alleen maar beter worden Ik heb, al grasduinend door het rapport, beslist meerdere vragen en kritische kanttekeningen bij de vele aannames die het CBS doet in haar analyses. Zo zullen bijvoorbeeld beslist niet alle particulieren btw teruggaaf hebben gevraagd, en zijn er zeker nog erg veel particulieren en wellicht stichingen en bedrijven die hun installaties nooit hebben aangemeld bij www.energieleveren.nl. En die nooit ergens subsidie voor hebben aangevraagd. En dus "niet staan geregistreerd". Verder zijn er beslist veel bedrijven die zowel geen SDE, als geen EIA hebben aangevraagd voor hun - gemiddeld genomen steeds groter wordende - PV projecten. Bij nieuwbouw wordt PV vaak in de bouwsom verrekend, zonder SDE subsidies of EIA. En ook die volumes zouden aan de aandacht van het CBS kunnen ontsnappen. Ook zie ik niets genoemd staan over de duizenden particuliere SDE beschikkingen voor kleine residentiële installaties, die geregistreerd staan in de CertiQ databank, waarover alleen in termen van "bedrijven" e.d. wordt gesproken (voor de aantallen installaties beslist relevant, voor de capaciteit echter niet). Maar door de bank genomen lijkt het CBS weer een mooie methodiek te hebben ontwikkeld om meer orde te brengen in de chaos van de verschillende ondersteunings-regimes in ons "gezegende" land. Om in ieder geval daarmee ook andere sectoren in ons land te kunnen bedienen. Met regionale / gesegmenteerde statistieken. Waar ik uiteraard nog op terug zal komen. Alleen dat al is veel waard, want het heeft er, vanwege de problemen met de Klimaatmonitor databank van Rijkswaterstaat, jaren aan ontbroken. Eindelijk weer betere (deel) statistieken, dus. Het zou tijd worden. Complimenten aan het CBS en aan de data providers ! *Voetnoot (nagekomen, 23 sep. 2018). Met Prinsjesdag werd, als onderdeel van het Belastingplan 2019 (en verder), ook een wetsvoorstel voor aanpassing van de KOR regeling (Kleine Ondernemersregeling) aan de Koning verstuurd door staatssecretaris Snel, "Wet modernisering kleineondernemersregeling". Hierin wordt o.a. gesteld dat er eind 2017 circa 204.000 "zonnepaneelhouders" die beroep hebben gedaan op de oude KOR regeling, en na het eerste jaar vrijstelling van administratieve verplichtingen hebben gekregen, stonden geregistreerd bij de Belastingdienst. Eind 2017 zouden er volgens de nieuwe cijfers van het CBS (vervolg artikel) ongeveer 516.000 woningen met zonnepanelen zijn geweest. Dit betekent, dat met deze cijfers maximaal zo'n 40% van de huishoudens (NB: incl. ZZP-ers) beroep hebben gedaan op de belasting-teruggaaf volgend uit het (beruchte) Fuchs Arrest. Min. Fin. verwacht overigens dat dit aantal eind 2019 zou kunnen toenemen tot 330.000 "kleine ondernemers met zonnepanelen incl. huishoudens". Dat zou slechts een groei van 63.000 nieuwe huishoudens met PV per jaar zijn in 2018-2019. De CBS cijfers (nieuw) lieten zien dat het aantal huishoudens met zonnepanelen in kalenderjaar 2017 met bijna 120.000 is gestegen, en kleinverbruik cijfers van Enexis en Stedin, en totale volumes bij Alliander (KVB + GVB), laten hoge groei cijfers voor de eerst bemeten periodes in 2018 zien. Ergo: met alleen btw aangifte volumes bekijken mis je sowieso zeer omvangrijke volumes aan huishoudens met zonnepanelen, mogelijk zelfs de helft ... Zonnestroom (onderzoek CBS naar nieuwe cijfers PV statistieken Nederland, 22 juni 2018) 26 juli 2018: Nieuwe cijfers Alliander geplaatste zonnestroom capaciteit - afstevenend op nieuw record jaar, 1 GWp reeds ver overschreden. Implicaties voor nationale volumes. Polder PV heeft al meermalen voorspeld dat 2018 op het gebied van nieuwbouw van zonnestroom capaciteit in alle opzichten een top-jaar gaat worden. Dat heeft grotendeels te maken met extreme activiteit op het gebied van de talloze spelers in de projecten markt, die zeer grote volumes realiseren, met voor miljarden Euro's aan reeds vergeven SDE ("+") subsidie beschikkingen op zak. Maar er zijn ook al diverse tekens, dat de residentiële, huur-, én de nieuwbouw sectoren grote volumes afzetten. En dat daar geen structurele wijziging in is gekomen. Nieuwe cijfers van de grootste netbeheerder Alliander (in casu dochter bedrijf Liander) bevestigen dit beeld, als ze (uiteindelijk) bij benadering zullen blijken te kloppen. Ik had eerder dit jaar al de eerste kwartaal cijfers van het netbedrijf gespot, en daarbij reeds een opmerkelijke groei vastgesteld t.o.v. de historische trend. Maar die groei kon natuurlijk ook een tijdelijk fenomeen zijn geweest. Echter, met het verschijnen van de accumulatie cijfers van de eerste jaarhelft van 2018 is de voortgezette trend kristalhelder: als er geen gekke dingen gebeuren (niet de verwachting van Polder PV), gaat dit jaar inderdaad "met stip" een record jaar worden op het gebied van implementatie van elektriciteit opwekkende zonnepanelen. Dit wordt in grafieken en begeleidende tekst voor u uit de doeken gedaan in dit artikel. De centrale bevindingen in deze bijdrage: (1) Alliander had het tweede kwartaal van 2018 al meer dan 1 GWp aan PV capaciteit in haar netgebied. (2) Het netbedrijf koerst mogelijk af op een eindejaars-accumulatie van ruim 1,4 GWp, en (3) mogelijk een jaargroei van zo'n 545 MWp. (4) Een voorzichtige extrapolatie naar de potentiële nationale volumes laat zien dat 1,2 GWp nieuwe capaciteit in 2018 minimaal haalbaar is, en zelfs een paar 100 MWp meer tot de mogelijkheden behoort als alles mee zit. Wat 2018 als "boom jaar" zal kwalificeren (voorlopig groeicijfer 2017 vlg. CBS: 815 MWp). (5) Eind 2018 zou het Nederlandse PV potentieel mogelijk al richting een accumulatie van 4,1, of, in het uiterste geval, zelfs richting de 4,4 GWp aan opgestelde capaciteit kunnen gaan. Belangrijk voorbehoud hierbij: als de huidige cijfers van Liander blijken te kloppen en niet achteraf (aanzienlijk) zullen worden bijgesteld. Introductie Alliander publiceert nog niet zo heel lang een progressie grafiek met de geaccumuleerde totaal (!) capaciteiten voor PV, per provincie, en voor het "byzondere geval" Amsterdam in hun netgebied. Belangrijk om te benadrukken: dus niet alleen kleinverbruik (wat bij andere netbeheerders, als ze al data verstrekken, soms uitsluitend wordt getoond, en waar ik nog op terugkom). Maar inclusief de oh zo belangrijke, enorme nieuwe volumes opleverende projecten markt. Die meestal (doch niet exclusief !) schuil gaat achter grootverbruik aansluitingen. Sedert SDE 2012 is een grootverbruik aansluiting zelfs verplicht om kans te maken op een SDE beschikking (zie kamerbrief van 3-11-2011 van destijds nog Minister Verhagen). Deze categorie "projecten markt" maakt, dat de uitbouw van nieuwe zonnestroom capaciteit in ons land al sedert de zomer van 2015 in een forse stroomversnelling is geraakt. Zoals ook geïllustreerd in mijn maandelijks ververste grafiek van de accumulatie van gecertificeerde capaciteit bij TenneT dochter CertiQ (vrijwel alles met SDE beschikking, zie update juni 2018). In de hier onder weergegeven grafiek de data van Alliander op een iets andere wijze weergegeven, met segmentatie per deelgebied van deze netbeheerder. Hierna genoemd (dochter) Liander. Belangrijk om te vermelden: Het noordelijke deel van Zuid-Holland valt onder het netgebied van Liander. Het - veel grotere - zuidelijke deel echter valt onder netbeheerder Stedin, waarvan we de gegevens (nog) niet kennen. Dit om zeer forse interpretatie verschillen m.b.t. de positie van de meest dichtbevolkte provincie te voorkomen. De grijze curve geeft derhalve een totaalbeeld van slechts een kleiner deel van provincie Zuid-Holland weer! En is dan ook niet zomaar te vergelijken met "Noord-Holland incl. Amsterdam", of de andere "compleet gedekte" provincies. In de grafiek zijn per deelgebied van Liander accumulatie lijnen voor de capaciteit per deelgebied uitgezet (in MWp), per kwartaal. De eindstand van het laatst bekende kwartaal (Q2 2018, dus eerste jaarhelft), is rechts weergegeven, met de daarbij behorende getallen. In de oorspronkelijke presentatie van Liander is naast Amsterdam ook "Noord-Holland zonder Amsterdam" als gebied weergegeven. Ik heb een lijn toegevoegd met "Noord-Holland inclusief Amsterdam" om evt. deel-effecten van de hoofdstad van Nederland op het provinciale totaal te kunnen weergeven (donkerblauwe curve, eindigend met 344 MWp, Q2 2018, voor Amsterdam was dat 39 MWp, voor NH zonder Amsterdam dus 305 MWp). Ik benadruk enkele aspecten die opvallen in deze zeer interessante grafiek. (1) In eerste instantie is er een versnelling zichtbaar rond Q3 2012, toen gezamenlijke effecten van de implementatie van de eerste SDE regelingen (die niet zoveel impact hadden, omdat ze vooral waren gefocust op kleine - meestal residentiële - PV installaties), in combinatie met de nieuwe aanschafsubsidie voor particulieren volgend uit het Lenteakkoord, de groei aanzwengelden. Vooral het effect op de grote, dichtbevolkte provincie Gelderland is opvallend. Die in het netgebied van Liander vanaf eind 2012 de leiding nam met geaccumuleerde capaciteit in de hier weergegeven deelgebieden van deze netbeheerder. En die medio 2018 eindigde op een geaccumuleerde PV capaciteit van 421 MWp. Gelderland is echter geen nationale kampioen op dit gebied. Dat blijft, als er verder geen vreemde zaken geschieden, Noord Brabant (liggend in Enexis gebied). Wat met een enorm agrarisch potentieel, plús de nodige grote, en actieve steden, waarschijnlijk nog wel even landskampioen blijft bij de provincies (grafiek in laatste Klimaatmonitor update van Rijkswaterstaat). (2) Een tweede opvallend aspect is de extra versnelling die zichtbaar wordt vanaf het eerste kwartaal van 2018. En die doorzet in het tweede kwartaal. Een zeer duidelijke vingerwijzing dat, bij "normale, incident-vrije" verdere markt ontwikkeling, 2018 een echt "boom-jaar" gaat worden. Zie verderop voor verdere bespiegelingen op dit punt. Alle deelgebieden bij Liander vertonen begin 2018 een duidelijk opwaartse knik in de curves, het gaat hard dit jaar, met de uitbouw. (3) Door de harde groei in met name "fikse potentie hebbende", grotere deelgebieden, worden ook de verschillen tussen die regio in relatieve zin groter. Het verschil tussen, ex aequo, Gelderland en Noord-Holland incl. Amsterdam (23 MWp) en Amsterdam (3 MWp) was eind 2012 nog een factor 7,7. Medio 2018 is dat verschil wat Gelderland betreft (421 MWp) t.o.v. de hoofdstad van Amsterdam (39 MWp) toegenomen tot een factor 10,8. De curves groeien dus progressief uit elkaar. Natuurlijk is een vergelijking van een hele provincie met een (internationaal bezien nog steeds relatief kleine) stad niet echt eerlijk. Maar het geeft wel weer, dat hoog-urbane omgevingen slechts "beperkt" kunnen groeien qua PV capaciteit in vergelijking met niet-urbane contreien zoals een grote provincie met veel "vrije", dan wel "andersoortige" ruimte. Dat heeft alles met ruimte sec, beschikbare dak ruimte, en, wat Amsterdam betreft al helemaal, geschikte daken, te maken. De groei in niet urbane omgevingen zal voorlopig alleen maar harder gaan dan in steden. Dat is een "normale" ontwikkeling, die je ook overal elders op deze aardkloot ziet. En als je dat "anders" zou willen zien, bijvoorbeeld omdat je om wat voor reden dan ook "tegen zonneparken" zou zijn, zul je gigantische politieke druk moeten gaan uitoefenen om een ander type evolutie (massale volumes PV op daken in de steden) hard af te gaan dwingen. Vanzelf gaat dat beslist niet, dat is een weg die geplaveid is met talloze versperringen, valkuilen, en vergezeld van doodlopende zijstraten. Ik hoop dat u dat in uw oren wilt knopen ! (4) Voor de goede waarnemer is er nog iets opvallends aan de deelcurves te zien. Die voor provincie Flevoland maakt in de periode eind 2015 - eerste kwartaal 2016 een zeer opvallende sprong omhoog. Het groei tempo was daarvoor - voor de relatief kleine, dunbevolkte provincie wat Flevoland is - relatief gezapig, ongeveer 15 MWp in 2015. Dus gemiddeld genomen minder dan 4 MWp/kwartaal. Opeens nam dat in het eerste kwartaal van 2016 toe van 38 naar 62 MWp, een groei van 24 MWp, ruim 6 maal zo veel! Hoe kan dat, wat is er voor byzonders geschied in die periode? Een enorm grote lokale inkoop actie die in 1 kwartaal is afgeraffeld ? Een flink zonnepark wat stiekem is aangelegd, en waar we geen weet van hebben? Nee, niets van dat alles. Dit is louter terug te voeren op een "ordinaire", doch zeer wezenlijke administratieve correctie. Liander en Enexis hebben begin 2016 delen van hun enigszins versnipperde, en niet logisch liggende netgebieden uitgeruild. De Noordoostpolder was tm. 2015 onderdeel van Enexis netgebied. Het werd begin 2016 overgedaan aan Liander (waardoor heel Flevoland onder hun beheer kwam), evenals kleine delen van Enexis netgebied in "Liander provincie" Friesland. Enexis kreeg bij deze grote "ruilverkaveling" het netgebied van Endinet (enige tijd onder beheer van Liander) in handen, geconcentreerd rond Eindhoven e.o. Laatstgenoemde "aparte" netbeheerder is per 1 jan. 2017 geheel opgegaan in de bedrijfsvoering van Enexis. Het is Polder PV al lang bekend, dat de Noordoostpolder (NOP) een aanzienlijke concentratie grote agrarische bedrijven bevat met enorme dak complexen, die voortvarend zijn "gevuld" met vaak zeer forse PV installaties. Dat was al zo toen NOP nog onderdeel was van Enexis gebied. De gemeente was door de snelle groei van met name die agrarische PV daken zelfs tijdelijk nationaal kampioen geworden, eind 2015, m.b.t. de geregistreerde PV capaciteit in het Productie Installatie Register van de netbeheerders (artikel 13 april 2016, nog net boven Zwolle ge-eindigd). De "overdracht" van NOP aan Liander heeft dus een nogal forse impact gemaakt op de statistiek ontwikkeling voor de hele provincie Friesland, zoals goed te zien is aan de grafiek. Het is uiteraard een compleet "kunstmatig" effect vanwege de overgang van NOP naar een andere netbeheerder. Maar het wijst ons voor de zoveelste maal op het feit dat dergelijke vreemde zaken de statistieken binnen kunnen sluipen, die tot nogal bizarre - en onjuiste - gevoltrekkingen zouden kunnen leiden, voor diegene die de achtergronden niet kent. Deze "administratieve ingreep" heeft verder ook duidelijk effect gehad op de jaargroei volumes, zoals we in een de laatste grafiek in dit artikel zullen zien. NOP is, in de Klimaatmonitor databank van Rijkswaterstaat, in 2017 nog steeds de Nederlandse gemeente met de hoogste opgestelde PV capaciteit. De daar vermelde ruim 45 MWp voor NOP zou t.o.v. de cijfers van Liander voor héél Flevoland, eind vorig jaar (102 MWp) een respectabele 44% van het provinciale totaal hebben uitgemaakt. Genoemde 45 MWp voor NOP is ruim 4 MWp hoger dan de numero 2, Delfzijl, met bijna 41 MWp. Maar die heeft haar tweede positie louter en (vrijwel) alleen te danken aan het eind 2016 aan het net gekoppelde Sunport zonnepark van bijna 31 MWp ... De uitruil van de Friese lokaties (van Enexis naar Liander) lijkt nauwelijks effect gehad te hebben op de trend in de curve voor die provincie, begin 2016. Waarschijnlijk was de reeds geaccumuleerde capaciteit van PV in die deel-lokaties te mager om significant invloed te hebben op het verloop van die curve. In grote tegenstelling tot "PV grootheid Noordoostpolder". Wel heeft ook Friesland een forse groei doorgemaakt in 2018, wat beslist deels te wijten zal zijn aan de toevoeging van enkele zonneparken aan de statistieken (volgens projecten lijst Polder PV minimaal 39 MWp toegevoegd in Friesland in de periode 2017-2018). Deels zijn er zelfs alweer nieuwe Friese zonneparken gebouwd, maar nog niet (of: niet bekend) aan het net aangesloten. Het is echter niet duidelijk hoe netbeheerders met die data omgaan in hun statistieken (lees: wat is voor hen het "ijkpunt" om zo'n groot project op te nemen als "gerealiseerd" ?). Voorlopig eindigt Friesland medio 2018 op 226 MWp. Met uiteraard fors potentieel voor verdere groei, er staat enorm veel capaciteit in de planning, alleen al op het gebied van grondgebonden zonneparken. Genoemde 226 MWp is in ieder geval nu al 45% van de m.i. te bescheiden "ambitie" om (pas in 2020, dus over 2 en een half jaar !) 500 MWp PV capaciteit op het Friese grondgebied te hebben staan volgens de provinciale beleids-notitie "Romte foar Sinne" (NB: dat is uiteraard inclusief rooftop). (5) In 2018 is te zien, dat de groei van de curve voor Flevoland als geheel wat minder sterk is geworden dan in de andere grote gebiedsdelen van Liander (excl. noordelijk Zuid-Holland en Amsterdam). Kennelijk begint er in 2018 een lichte mate van "verzadiging" van PV uitbouw plaats te vinden in die vooruitstrevende nieuwe polders in ons land ? Toch is een geaccumuleerd volume van 135 MWp medio 2018 voor zo'n klein gebied beslist respectabel. Een zeer groot volume daarvan ligt (deels al lang) op agrarische daken. (6) De verzamelde capaciteit in het noordelijk deel van Zuid-Holland (waartoe ook ons deels al 18 jaar oude, "1,34 kWp kleine" PV systeem in Leiden behoort, Liander gebied) is te bescheiden om over naar huis te schrijven. Ook hier nemen de volumes vanaf 56 MWp eind 2017, in 2018 licht toe. Maar de 75 MWp in Zuid-Holland's Liander gebied medio dit jaar zal waarschijnlijk slechts een klein deel bevatten van het totaal voor de hele provincie. Het grootste volume ligt immers in het dichtbevolkte, en ruimtelijk veel omvangrijkere zuidelijke deel van onze provincie, in Stedin gebied (Den Haag, Delft, Rotterdam, Drechtsteden). En dat zal alleen maar verder fors toenemen door de nieuwbouw van grote grondgebonden PV projecten op het grote Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee. Zoals het door ons net bezochte, waarschijnlijk dit jaar al op te leveren, bijna 38 MWp groot wordende exemplaar in de afgelopen week (zie ook 1 van de trafo stations). Volgens de Klimaatmonitor databank zou Zuid-Holland eind 2017 als geheel 297 MWp moeten hebben gehad aan PV capaciteit. Het bij Liander geregistreerde deel van 56 MWp in het noordelijk deel van onze provincie is dus slechts 19% van het totale volume geweest, minder dan een vijfde van het provinciale totaal ! (7) Amsterdam, jarenlang Nederlands kampioen bij de geaccumuleerde PV capaciteit per gemeente, maar al geruime tijd ingehaald door gemeentes met veel grond oppervlak en/of grote industrieterreinen (in 2017 op de 7e plaats beland in Klimaatmonitor databank, met bijna 31 MWp), mag zich nog steeds ondanks de vele beperkingen beslist tevreden tonen met de medio 2018 bereikte 39 MWp (nieuwbouw eerste jaarhelft 2018: 12 MWp, groei van 44% t.o.v. de 27 MWp eind 2017). De ambities blijven torenhoog daar, en er zal beslist in, o.a., het havengebied het nodige gebouwd gaan worden, met SDE "+" subsidies. Maar of de maar liefst 160 MWp (!) geambieerde PV capaciteit in het jaar 2020 ("Schaalsprong zon 2016-2018" program) zal worden gehaald mogen vraagtekens bij worden gezet. Zélfs met actief opererende organisaties als de Zoncoalitie, zeer succesvol crowdfundings-platform Zonnepanelendelen, Stichting Schooldakrevolutie, en talloze andere actieve spelers aan boord... (8) Andere "onregelmatigheden" in het verloop van de curves kunnen tijdelijke gunstige of ongunstige condities voorstellen per regio. Zo was er een tijdelijke "oprisping" in het tweede kwartaal van 2017 voor Gelderland, waarna de curve weer even minder hard groeide. Dit kunnen bijvoorbeeld opname van 1 of meer zonneparken zijn geweest in de statistieken. Maar gezien de fors toegenomen totaal volumes (steiler wordende hellingshoek alle curves), zullen alleen in hele kleine gebieden opnames van (zeer grote) zonneparken nog voor "rimpelingen" in de grafieken zorg kunnen dragen. Anders "verzuipen" dergelijke toevoegingen in de rest van de PV capaciteit die wordt toegevoegd. De algehele boodschap van deze grafiek blijft luiden: gezonde groei over de hele linie, en in 2018 zelfs afkoersend op een opvallend record jaar bij afwezigheid van (politieke) calamiteiten. Impact jaargroei totaal - bij Liander, en extrapolatie excercitie voor heel Nederland Van de nieuwe Liander data heb ik ook een totaal grafiek gemaakt, met daarin de relatieve wijzigingen van de progressie van PV capaciteit per kalenderjaar, voor het hele netgebied. In de oranje curve (referentie: rechter Y-as) de totale accumulatie van zonnestroom producerende capaciteit in het hele netgebied van Liander. Data punten per kwartaal. De eindejaars-accumulaties zijn weergegeven in vetgedrukte cijfers boven de betreffende data punten (Q4 van elk jaar). Was eind 2011 nog maar 29 MWp bekend bij deze netbeheerder, is dat eind 2014 al 296 MWp geworden, en eind 2017 874 MWp. Medio 2018 is bij Liander inmiddels een opgestelde PV capaciteit bekend van maar liefst 1.201 MWp. De 1 GWp drempel werd reeds het eerste kwartaal in 2018 overschreden. In blauwe kolommen heb ik de relatieve toename van de kalenderjaar capaciteit t.o.v. het eindejaars-volume van het voorgaande jaar getoond, uitgedrukt in procent van dat volume (voorbeeld eind 2012: [(70-29)/29]*100% = 141% groei). Als referentie dient voor deze variabele de linker Y-as. Jaargroei cijfers in 2012 en 2013 waren spectaculair, 141-159% t.o.v. EOY volumes in het voorgaande jaar, vanwege de toen geldende, zeer riante Lenteakkoord subsidie voor particulieren (max. EUR 650 in het handje bij aanschaf zonnepanelen, verder geen verplichtingen, medio 2013 was het budget compleet vergeven). Maar ook daarna bleven die relatieve percentages hoog, al werden ze na de kort durende euforie van 2012-2013 (en het volledig op souperen van het cadeautjes-budget) een stuk lager. En werd, bij hoge voortschrijdend geaccumuleerde volumes eind van elk jaar, het natuurlijk steeds "moeilijker" om dat percentage hoog te houden. Derhalve namen die, ondanks voortgaande jaargroei cijfers, per jaar af. Van 63% eind 2014 tot 34% eind 2017. Overigens: nog steeds een zéér respectabel volume. Als we nu de stand van eind Q2 2018 nemen, 1.201 MWp, en deze vergelijken met die van eind 2017, 874 MWp, is er in het eerste halve jaar van 2018 alweer 38% relatieve groei gerealiseerd (327 MWp) t.o.v. die eindejaars-accumulatie. Dat is al méér dan in het hele kalenderjaar 2017 (34%) ! Dit wijst er op, dat 2018 een absoluut record jaar gaat worden, als de groeicurves niet substantieel van koers zullen wijzigen in de tweede jaarhelft (voetnoot: hóógst onwaarschijnlijk). Mogelijke impact op totale jaargroei PV in Nederland 2018 Als we nu, vergelijkbaar met de voorzichtige extrapolaties die ik voor de mogelijke eindejaars-cijfers van CertiQ heb gedaan, de lijn(en) voor eind 2018 doortrekken, en nog een derde, mogelijk nauwkeuriger rekenmethode hanteren om het potentieel voor heel Nederland te becijferen, kom ik op de volgende bevindingen. (1) Met een "best-fit" 6e graads polynoom trendlijn berekent Excel voor eind 2018 een mogelijke cumulatie van zo'n 1.675 MWp eind 2018 in Liander gebied (op basis van de beschikbare data). Dit is echter een riskante extrapolatie, omdat dit uitgaat van steeds snellere groei. De curve verloopt al steil, in 2018. Als je in de basis je aannames verkeerd hebt, kom je met dergelijke extrapolaties waarschijnlijk veel te hoog uit. Dus je kunt dat zien als een "maximale" mogelijkheid voor Liander gebied. (2) Nemen we echter de trend die we waarnemen in het laatste halve jaar, en trekken we de lijn tussen de datapunten van eind 2017 via medio 2018 rechtlijnig door ("gelijkblijvende trend in heel 2018"), komen we ongeveer op zo'n 1.525 MWp uit. Als we conservatief blijven, en we middelen deze 2 "extremen" uit, komen we op een potentie van zo'n 1,6 GWp geaccumuleerde PV capaciteit uit in Liander gebied, eind 2018. Nog steeds is dat een zeer aanzienlijk volume, waar vraagtekens bij mogen worden gezet. (3) Een derde vorm van extrapolatie lijkt iets verstandiger. We kijken daarbij naar de trend van de door Liander gemelde volumes in het laatste half jaar in de afgelopen jaren. En nemen deze over voor het nog onbekende jaar 2018. Daaruit volgt het volgende staatje:
Cijfers voor 2017 zijn nog niet zeker, en kunnen nog worden bijgesteld. Die voor 2018 zijn speculatieve extrapolaties. We zien hierin behoorlijk wisselende percentages aandeel van de 2e jaarhelft op de totale jaar groei. 2012 was exceptioneel, omdat toen de "Lenteakkoord subsidie" full-swing was. Daarna zijn de percentages een stuk lager (de 2e jaarhelft van 2013 was de subsidie al lang op). Het aandeel ligt sinds 2013 op zo'n 47 tot 57%. 2017 is daarbij een belangrijke uitzondering, want het aandeel is een stuk lager: 40%. Dit kan een seizoens-gerelateerd effect zijn, toeval, of, dat is ook een mogelijkheid, er moet nog e.e.a. aan data worden bijgewerkt bij Liander voor die periode. Als we desondanks 2017 als meest recent bekende "referentie jaar" aannemen, en dus 40% aandeel van de 2e jaarhelft op het totaal cq. 60% aandeel voor de eerste jaarhelft, zou je met deze aanname, en de eerder gevonden aanzienlijke (1.201 - 874 =) 327 MWp groei in het netgebied van Liander in de eerste jaarhelft van 2018 nemen, zou onder dit derde extrapolatie "model", er bij Liander zo'n 545 MWp bij kunnen komen in het hele jaar. En dus zo'n 218 MWp in de 2e jaarhelft. Waarmee de eindejaars-capaciteit op (874 + 545 =) 1.419 MWp zou kunnen komen. Let wel: als "minimum" optie van de drie reken scenario's hier gepresenteerd (laagste raming, de voorgaande 2 lagen op nóg hogere volumes, 1.675 MWp resp. 1.525 MWp). Deze "laagste raming" voor de eindejaars-capaciteit bij Liander, dit jaar, is nog steeds erg hoog. Maar, als er geen grove fouten in de door deze netbeheerder gepresenteerde cijfers zitten, moeten we er voorlopig van uitgaan dat, op basis van die aanname, "eind 2018 mogelijk 1,4 GWp", resp. "jaargroei 2018 mogelijk 545 MWp" in Liander gebied toch een "best guess" is. Er daar bij van uitgaand dat eventuele met terugwerkende kracht geldende correcties van Liander van de huidige cijfers (met name die voor 2017) beperkt zullen blijven. Betekenis Liander cijfers voor totale potentieel Nederland Zoals eerder reeds aangegeven (analyse gegevens Stedin tm. 2017), moeten we voorzichtig blijven met extrapolaties op basis van de data van 1 netbeheerder, zelfs al is het in het onderhavige geval de grootste. Met, volgens het laatst beschikbare Energietrends rapport (2016), 2.938.787 van de in totaal 8.102.109 aansluitingen voor elektra. Dus (toen) 36,3% van het totaal omvattend. Enexis zat toen op zo'n 32,7% van het totaal, de andere netbeheerders hebben veel kleinere netgebieden. Desondanks kunnen we, met deze waarschuwing in het achterhoofd, voorzichtig gaan proberen om in ieder geval een "zoekrichting" te bepalen voor het nationale potentieel. En wel op basis van het voorgaande: aanname "1,4 GWp in Liander gebied eind 2018 is mogelijk op basis van extrapolatie van hun eigen data". En op basis van de historische evolutie van de tot nog toe bekende jaargroei cijfers van zowel Liander (volgend uit hier geciteerde data), als die van het CBS (laatst bekende cijfers *: zie artikel PPV van 30 mei 2018). Jaargroei data voor 2017 kunnen later in 2018 nog met terugwerkende kracht bijgesteld gaan worden, zowel voor die van het CBS, als voor die van Liander **. Voor de jaargroei data van Liander, zie ook laatste grafiek in dit artikel, onderaan.
(Relatieve wijziging jaargroei PV capaciteit Liander t.o.v. die in het voorgaande jaar, in procent, toegevoegd) Cijfers voor 2017 zijn nog niet zeker, en kunnen nog worden bijgesteld. Die voor 2018 zijn speculatieve extrapolaties. Ook in deze tabel weer behoorlijke fluctuaties bij de reeds "historische" aandelen van de groei van de jaar volumes bij Liander t.o.v. die van heel Nederland (CBS). Voor 2011 is de jaargroei bij Liander niet goed bekend, voor 2012 wel (19% van totaal), en die is relatief laag. Ik kan daar geen goede verklaring voor geven, tenzij de "Lenteakkoord subsidie" in de Liander regio dat jaar relatief weinig effect heeft gehad (en in de rest van Nederland veel meer). Of mogelijk "mist" Liander in hun historische bestand nog veel volume in het PIR register voor dat jaar. In 2013 was die verhouding beduidend verschillend, Liander had 30% van het aandeel van de totale jaargroei in dat jaar. Wat, gezien hun aandeel aan elektra aansluitingen op het totaal, een "logischer" volume lijkt dan daarvoor. De aandelen zijn in de "representatieve jaren" 2014-2016 weer fors hoger, 34-38%. Toen zowel de residentiële als de door SDE subsidies gestuwde projecten markt behoorlijk begonnen aan te trekken. Voor 2017 zijn er nog de nodige onzekerheden m.b.t. de definitieve cijfers. CBS is nog bezig met evaluatie van hun nieuwe onderzoeks-techniek, waar beslist nog de nodige aanpassingen uit kunnen voortvloeien, zeker voor dat nog lang niet "afgeronde" jaar. Ook de cijfers van Liander kunnen best nog wel aangepast worden voor 2017. Derhalve is de uit de voorlopige cijfers komende 27% aandeel van Liander op het totaal nog erg onzeker. Zeker gezien de percentages in de voorgaande jaren. Nemen we de "gesettelde" jaren 2014-2016 als representatief (2013 had de eerste helft nog te maken met de "unieke" hoge impact hebbende "Lenteakkoord aanschaf subsidie voor particulieren"), volgt hieruit een ongeveer gemiddeld aandeel van 36% van de jaargroei van Liander t.o.v. het totaal. Als we die 36% op het in de vorige tabel berekende 545 MWp jaargroei cijfer van Liander toepassen, en extrapoleren naar het mogelijk daar uit volgende nationale volume, komen we op een nog steeds verrassend hoge 1.513 MWp uit, grof afgerond op 1,5 GWp, voor de mogelijk (maximale ?) totale jaargroei aan PV in ons land, in 2018. Als dat voor velen onwaarschijnlijke niveau daadwerkelijk materialiseert, zou eind dit jaar een geaccumuleerd volume van wellicht zelfs bijna 4,4 GWp aan PV kunnen staan (laatste regel in de tabel). Als eventuele ingrepen van CBS in de "bestaande" cijfers voor 2017 (en mogelijk eerder) zeer fors zullen zijn, zullen die volumes ook nog behoorlijk aangepast kunnen gaan worden. Is 1,5, of zelfs 1,2 GWp "hoog" voor de PV markt Nederland in 2018? Velen zullen bovengenoemde 1,5 GWp, dan wel het daar uit volgende geaccumuleerde eindejaars-volume van bijna 4,4 GWp, of, bij "slechts" 1,2 GWp jaargroei, bijna 4,1 GWp, "erg hoge" getallen vinden. Echter, ook op basis van andere berekeningen, trends, de gigantische portfolio's aan verstrekte SDE ("+") beschikkingen, die aan steeds strakkere tijd frames worden gekoppeld voor uiterlijke oplevering, en het keiharde feit dat de projecten markt al enige tijd daadwerkelijk massieve PV volumes fysiek oplevert (zie grafieken CertiQ data !), heb ik eerder al voor de voorbereidende bijeenkomst van The Solar Future, en op de tiende versie van de door Solar Plaza georganiseerde conferentie zelf, voorzichtige cijfers laten vallen tussen de 1,2 en 1,6 GWp "potentieel" nieuwbouw voor Nederland. Mits, zeer belangrijk, er geen kinken in de kabels gaan komen m.b.t. "vindbare" mankracht (met installatie certificatie en bijbehorende eisen), en/of bij de capaciteit van de netbeheerders om talloze grote PV projecten "op tijd" aan het net aan te sluiten. Als aan beide voorwaarden wordt voldaan, zijn er op installatie-technisch vlak geen principiële onmogelijkheden om zulke grote volumes daadwerkelijk gerealiseerd te krijgen. Zelfs als het op dat vlak allemaal fors gaat tegenvallen (met name de netkoppeling van de vele grote projecten is een zorgenkind), is de "onderkant" van dat traject, 1,2 GWp, nog steeds veel meer dan de soms geuite, zuinigjes gestelde "1 GWp markt" die we af en toe in berichten van (buitenlandse) analisten bureaus tegenkomen (voorbeeld, zie ook commentaar PPV in artikel van PV Magazine van 5 maart jl.). Het gaat, gezien de huidige stand van zaken, beslist fors méér dan 1 GWp worden volgens mijn voortschrijdend inzicht. En de huidige analyse en extrapolatie van de Liander data lijken voorlopig inderdaad in die richting te wijzen. Een "boom jaar" is het nu sowieso al. Jaargroei cijfers Liander in grafiek - incl. eerste half jaar 2018 Tot slot geef ik u de uit de accumulatie cijfers van Liander te halen jaargroei cijfers voor de afzonderlijke gebieden in grafiekvorm. Zie ook de eerste grafiek in dit artikel (accumulaties per kwartaal). De grafiek is met logarithmische Y-as weergegeven om ook de totalen te kunnen laten zien voor het hele netgebied van Liander (bruine kolommen). Voor de groei van de volumes in het eerste halve jaar van 2018 zijn de kolommen ongevuld en met gestreepte periferie weergegeven: de nog onbekende volumes in de tweede jaarhelft van dit jaar moeten daar straks nog bij worden opgeteld. Ter vergelijking met de jaargroei cijfers in 2017 zijn de huidige volumes (eerste half jaar 2018) aangegeven. Ze tonen allemaal, alle deelgebieden, al volumes die - soms zelfs fors - hoger zijn dan genoemde jaarvolumes in 2017. Wat, wederom, aangeeft dat 2018 een "boom-jaar" wordt voor PV. De grafiek toont de groeicijfers per jaar in MWp, op een logarithmische Y-as, en per deelgebied. Noord-Holland* is getoond inclusief Amsterdam. De hoofdstad is daarnaast ook apart getoond (NB: volume groei in 2012 was 1 MWp, is dus niveau van de X-as). Hieruit blijkt, dat in 2016 in Amsterdam een - beperkte - "dip" is opgetreden bij de jaargroei (2015 5 MWp, 2016 4 MWp, alweer goed gemaakt in 2017, met 7 MWp nieuwbouw bekend). Wat de nationale cijfers betreft, is tot nog toe het jaar 2014 sedert de start van de SDE regelingen (2008) een duidelijk "dip" jaar geweest bij de nieuw toegevoegde volumes, volgens het CBS (grafiek in dit artikel: 2013 377 MWp, 2014 302 MWp, 2015 467 MWp). Toch lijkt in ieder geval wat de deel- en totaal cijfers die Liander presenteert, 2014 grotendeels overeen te komen met het voorgaande jaar qua volumes (114 MWp i.p.v. 112 MWp in 2013). In Amsterdam kwam er zelfs iets meer volume bij in dat jaar (5 i.p.v. 3 MWp), maar dat kan ook gezien het lage totaal volume een artefact zijn geweest. Ook in Flevoland was er in 2014 groei, van 9 MWp in 2013, naar zelfs 15 MWp in 2014. De algehele conclusie lijkt te moeten zijn, dat de "nationale trend" (2014 duidelijk dipjaar) in het netgebied van de grootste netbeheerder, Liander, niet lijkt te zijn opgetreden. Of er ontbreken ergens nog relevante gegevens. Nota bene: ook bij het kleine zusje Stedin, is 2014 géén "dip-jaar" geweest, zoals uit de laatste grafiek van hun statistiek data blijkt in mijn recente analyse van hun data tm. 2017 (optelling kleinverbruik & grootverbruik aansluitingen). Dit zou kunnen betekenen, dat de trend voor 2014 bij de op een na grootste netbeheerder, Enexis, significant anders is geweest, dan bij de nu genoemde voorbeelden bij Liander en Stedin. Dat is op zich wel vreemd, of er is meer aan de hand met de data dan we nu kunnen bevroeden. De eerder in dit artikel vermelde "administratieve aberratie" bij Flevoland is in het jaar 2016 ook zeer goed te zien. Er is toen een "kunstmatig hoge" groei geweest van maar liefst 40 MWp, terwijl 2015 maar 15 MWp aanwas liet zien. Dat komt door de overheveling van de toen al zonnepanelen rijke Noordoostpolder (NOP) van Enexis naar Liander, waardoor een fors potentieel aan capaciteit "ontbreekt" in de eerdere data voor Flevoland bij Liander. Gebaseerd op gemiddelde groeicijfers, en de historische trend in de provincie als geheel, is het met een rode accolade weergegeven deel - waarschijnlijk het "overgehevelde" volume voor NOP - in de grafiek weergegeven. Dat is dus geen "normale" groei geweest, maar een administratieve aanpassing. Liander noch Enexis reppen over deze toch wel opvallende "glitch" in hun PV statistiek cijfers. In de cijfers voor 2017 is de situatie weer genormaliseerd, en werd een jaargroei van 24 MWp vastgesteld voor Flevoland, bij Liander. Dat ook bij Liander in het nieuwe jaar (2018) "alle remmen los" zijn gegaan laat de laatste kolommen groep zien, "2018 H1". Alle volumes in het eerste halve jaar zijn - soms zelfs al fors - groter dan de toename van de capaciteiten in het hele vorige kalenderjaar. De factoren "eerste halve jaar groei 2018 t.o.v. complete kalenderjaar 2017" zijn als volgt:
En bij die eerste half jaar volumes voor 2018 moeten straks dus de tweede jaarhelft cijfers voor dit jaar nog bij worden opgeteld. I said so: "2018 booming solar for the Netherlands" ... Ontwikkeling zonne-energie (evolutie PV capaciteit in netgebied Alliander; status update tm. Q2, 2018) Disclaimer 14 juli 2018: Status update "officiële" stand van zaken realisaties SDE regelingen voor zonne-energie (8 juni 2018) - (2) grondgebonden zonneparken. Zie ook nagekomen onderaan artikel (28 juli 2018). In het uitgebreide eerste artikel over de meest recente update van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), heb ik u als vanouds gedetailleerd uit de doeken gedaan wat de progressie is geweest in de - altijd achter de feiten aan lopende - cijfers van het agentschap voor de SDE regelingen. Een belangrijk aspect heb ik in dat artikel nog niet benoemd. Een noviteit. Want voor het eerst in de geschiedenis heeft RVO ook een datumveld in de groslijst projecten opgenomen, waarin staat of een bepaald project een "veldopstelling" betreft. Gezien het feit dat grondgebonden parken al langere tijd een bovenmatige interesse hebben bij Polder PV, omdat deze vaak (soms zéér) grote volumes PV capaciteit inbrengen, die een hoge impact op de totaal cijfers hebben, was mijn belangstelling natuurlijk meteen gewekt. Polder PV houdt immers als geen ander in ons land zo goed en kwaad als dat gaat bij, wat er aan grote projecten wordt gerealiseerd. En wát er dan daadwerkelijk wordt opgeleverd. En hij is de enige die gedetailleerd, en regelmatig over zijn eigen bevindingen rapporteert, met behoud van bescherming van zijn bronnen. De laatste keer dat dit in detail geschiedde was in het speciale onderdeel "Gerealiseerde grondgebonden vrijeveld installaties" in mijn project update van 25 februari dit jaar. Meer recent heb ik nauwkeurig weergegeven, wat het aandeel grondgebonden projecten is geweest t.o.v. de dominante meerderheid aan rooftop installaties, bij de aanvragen voor de voorjaars-ronde van SDE 2018 (artikel 11 juli 2018). Volumes waar trouwens nog het nodige van gaat afvallen. Niet beschikt cq. afgewezen wegens vorm-fouten, onvolledig aangeleverde dossiers, of anderszins. Nu heeft RVO dus ook wat cijfers laten zien voor de al langer lopende, oudere SDE cq. SDE "+" regelingen. Als je die cijfers "koud voor waar" aanneemt, kun je blind data gaan extraheren en grafieken maken van de resultaten. Dat heb ik dan ook gedaan in de grafieken in dit artikel, om in ieder geval de "trends" visueel te maken. Maar er zijn beslist wel de nodige "issues" en structurele problemen met deze nieuwe door RVO gepubliceerde cijfers. Die behandel ik puntsgewijs, na de reeds aangekondigde grafieken. Grafieken op basis van "hitlijst" RVO Beschikte volumes (met SDE / SDE "+" subsidie toekenning) In deze eerste grafiek, ge-extraheerd uit de nieuwe data van RVO, heb ik per grootte categorie, de volumes aan door RVO met SDE (dan wel SDE "+") subsidie beschikte projecten weergegeven, die een stempel "veldopstelling" hebben gekregen (zie echter de diverse opmerkingen en kritiek in broodtekst artikel). In de legenda van de grafiek vertaald door "gg zonneparken" (gg = grondgebonden). Voor de categorie indeling, in de grafiek met 7 klassen, ben ik uitgegaan van mijn eigen indeling van de grondgebonden zonnestroom project realisaties die ik in de update van februari 2018 heb weergegeven (bespreking en grafieken alhier). Zowel de aantallen projecten (eigenlijk: "beschikkingen"), als de daarmee gepaard gaande geaccumuleerde beschikte capaciteiten zijn in aparte kolommen getoond. Wat de aantallen betreft zijn - en blijven - deze zeer beperkt. RVO geeft er momenteel 243 op met een SDE subsidie beschikking, waarbij het zwaartepunt ligt rond de grootte klassen 1-5 resp. 5-15 MWp (89 resp. 58 beschikkingen). Ook is er nog een piekje voor de categorie 50-500 kWp (49 exemplaren). Typisch het domein van een klein zonneveldje op het erf van het bedrijf, of lokaal gedreven initiatieven die niet "groots" kunnen uitpakken. Al was het alleen maar vanwege de beperkte inzet van vrijwilligers, en de te verkrijgen financiering voor dergelijke "grotere kleine" projecten. Kijken we echter naar de capaciteiten die zijn beschikt, volgt een compleet ander beeld. Hier liggen zeer hoge pieken in de categorie 5-15 MWp (527 MWp totaal) en, vooral, in de grootste project categorie, zonneparken groter of gelijk aan 30 MWp. Zeg maar de "Sunport categorie" voor de grote investeerders, waar banken en zowel binnenlandse als buitenlandse investerings-vehikels veel belangstelling voor blijken te hebben. Daarin ligt een potentieel van maar liefst 624 MWp te wachten op realisatie... Verder stelt alleen nog de grote categorie 15-30 MWp iets voor (totaal 215 MWp). De kleinste drie klassen doen alleen voor spek en bonen mee, met maximaal 17 MWp voor de klasse 500-1.000 kWp. Alles bij elkaar optellend (inset in de grafiek), zouden als "veldopstelling beschikt", volgens de indeling op het conto van RVO, tot en met de najaarsronde van SDE 2017, er nu 243 beschikkingen met een verzameld vermogen van 1.627 MWp klaar staan om (grotendeels) uitgevoerd te gaan worden. Dat betekent een gemiddelde capaciteit van maar liefst 6,7 MWp per beschikking. Dat zijn ongeveer 24.000 moderne kristallijne 280 Wp panelen per toegekende subsidie. Bij de grootste categorie is het gemiddelde zelfs, voor de twaalf beschikkingen die daarvoor tot nog toe zijn uitgegeven, een spectaculaire 52 MWp ... Vergelijken we de volumes van de door RVO gemarkeerde "veldopstellingen" t.o.v. de totalen voor alle beschikkingen (veruit gedomineerd door rooftop projecten), is het aandeel slechts 1% bij de aantallen (totaal beschikte projecten: 23.470 stuks), en een veel hoger, doch nog steeds relatief klein aandeel van 27% bij de capaciteiten voor alle SDE beschikkingen (SDE 2008 tm. SDE 2017 II totaal beschikt: 6.035 MWp). Ergo: lieden die continu langs de zijlijn staan te schreeuwen dat er geen zonneparken "mogen" komen, maar "dat de daken vol moeten" worden al vele jaren op hun wenken bediend. Waarschijnlijk zonder dat ze het weten, omdat ze de harde cijfers niet kennen. Driekwart van de totale beschikte capaciteit (en dus indirect ook de te genereren volumes zonnestroom, die met die installaties opgewekt zullen gaan worden), waar ze ook middels de SDE heffing (ODE) aan meebetalen, komt niet "op de grond", volgens deze cijfers van RVO ... Gerealiseerde volumes Duidelijk blijft, dat het qua aantallen projecten die het label "veldopstelling" hebben verkregen van RVO zeer bescheiden is - en zal blijven. Bij de realisaties is dat tot nog toe zelfs zéér weinig (let op de veel minder hoge impact makende Y-as, in vergelijking met de grafiek van de beschikte volumes). Al mist RVO zeer veel aan de linkerkant van de grafiek. In mijn veel oudere update had ik in februari al 89 gerealiseerde puur grondgebonden projecten staan tot 1 MWp, RVO nu pas (in een reeds overkokende PV markt) 17 (!) exemplaren. Vooral de kleinere projecten hoeven beslist geen SDE subsidie aangevraagd te hebben, daaronder ook enkele tientallen met capaciteiten (ver) over de 15 kWp. Ik had in februari al 49 grondgebonden projecten staan in de grootteklasse 15-50, die non-existent is in de gepubliceerde gegevens van RVO. Desondanks hebben 8 daarvan toch een SDE beschikking ... Maar zelfs in de tweede categorie, die al "aardig grote" projecten kent, had ik al 35 grondgebonden projecten. RVO heeft er een kwartaal later nog maar 12 als "gerealiseerd" opgegeven in die klasse. Ik heb al het dubbele van dat volume mét SDE beschikking in die klasse staan als gerealiseerd. Alleen bij de categorie zonneparken van 1 tot 5 MWp zit er bij RVO enige beweging van betekenis, met 18 realisaties. Ik heb er 1 meer (en nog 1 zonder SDE beschikking). Gevolgd door nog eens 8 bij de al hoge impact makende categorie 5-15 MWp in de RVO cijfers (PPV: 12). En 3 nog grotere projecten, ook al in de lijst bij Polder PV, waarvan Sunport nog enige tijd de scepter zal zwaaien, met haar 30,8 MWp aan opgestelde capaciteit. Ook hier is de verdeling van de gecumuleerde capaciteit zeer verschillend van die van de aantallen gerealiseerde projecten (volgens RVO). Hier piekt de categorie 5-15 MWp duidelijk boven alles uit (68 MWp totaal), drie categorieën zitten op een ongeveer even hoge niveau tussen 31 en 35 MWp (klassen 1-5 MWp, 15-30 MWp, >=30 MWp). Het geaccumuleerde volume in de klassen 50-500 kWp resp. 500-1.000 kWp is zeer mager (3 resp. 4 MWp). De totalen van alle klassen bij elkaar vindt u in de inset van de grafiek: volgens RVO zouden er slechts 46 "veldopstelling" beschikkingen tot de update van begin juni zijn opgeleverd. Met een verzamelde capaciteit van 172 MWp. En derhalve een gemiddelde omvang hebbend van zo'n 3,7 MWp per beschikking. Dat het gemiddelde zo hoog ligt, wordt vooral bepaald door de hoge volumes in de grotere project klassen. Maar het ligt nog steeds op slechts 55% van de 6,7 MWp bij de beschikkingen. Er moeten dus nog veel "grote" projecten worden opgeleverd, om ook maar een beetje in de buurt van laatstgenoemd gemiddelde te kunnen komen. Vergelijken we de volumes van de door RVO gemarkeerde gerealiseerde "veldopstellingen" t.o.v. de totalen voor alle tot de juni update door RVO als opgeleverd beschouwde beschikkingen, is het aandeel slechts 0,3% bij de aantallen (46 stuks, realisatie totaal beschikte projecten: 13.914 stuks), en een nog steeds relatief bescheiden volume van 19% bij de capaciteiten voor alle SDE beschikkingen (SDE 2008 tm. SDE 2017 II realisatie "veldopstellingen vlg. RVO" 172 MWp, van totaal projecten gerealiseerd: 889 MWp). De suggesties dat er "veel te weinig" op de daken zou gebeuren zijn onterecht. De grootste volumes worden daar nog steeds gerealiseerd. En: de sector komt op dat punt al handen te kort tegenwoordig. Realisatie graad grondgebonden gedeelte Kijken we uitsluitend naar het aandeel realisaties van "veldopstellingen" (volgens cijfers RVO), zijn de opleverings-percentages wat de aantallen betreft in de laatste update van juni (46 van 243) 19%. En wat de capaciteit aan gaat (172 van 1.627 MWp) bijna 11%. Daar moet dus nog wel het een een ander aan gebeuren, voordat daar "substantiële" volumes uit gaan komen. Vanzelf gaat het beslist niet. Status Polder PV Bovenstaande was de status bij RVO, begin juni dit jaar. Althans, wat zij dus als "veldopstelling" beschikkingen kwalificeren. Waar de nodige problemen mee zijn, zie de teksten in dit artikel. Polder PV houdt al lang bij wat er expliciet is opgeleverd aan "echte grondgebonden projecten" in Nederland, en doet veel moeite om de status zo actueel mogelijk te krijgen - en te houden. De laatste stand van zaken: 149 projecten van 15 kWp of groter, met een gezamenlijke capaciteit van 237 MWp reeds opgeleverd en aan het net gekoppeld. Zouden we alles onder de 50 kWp (hoogstwaarschijnlijk in de meeste gevallen geen SDE beschikking) wegstrepen, houd ik nog steeds 88 grondgebonden PV projecten over, met een gezamenlijke capaciteit van 236 MWp. Daarnaast zijn er nog 2 grote parken waarvan de netaansluiting nog steeds niet zeker is, maar die al lang zijn gebouwd en figuurlijk "uit hun neus staan te eten". Als je die 2 grote knapen meetelt, zouden we al ver over de 250 MWp kunnen zitten. Er zijn meerdere grote projecten in bouw of al bijna af. Elk moment kan er weer een flinke knaap toegevoegd gaan worden aan de realisatie portfolio, als de lokale netbeheerder het allemaal een beetje bij kan houden ... Ik heb in deze verzameling nog niet eens de diverse - soms al zeer grote - carports zitten, die ik apart houd, en die nog het nodige aan extra volume zouden kunnen toevoegen, als je die al zou willen meetellen (wat ik niet doe). Ook tel ik hierbij niet mee een vijftien-tal grotere en kleine drijvende zonneparken, en geluidswal projecten met PV, die er al langer staan - cq. "drijven". De realisaties in deze drie categorieën zouden bij elkaar nog eens een dikke 12 MWp kunnen toevoegen aan het totaal. Conclusie: Polder PV heeft al veel meer aantallen én capaciteiten als gerealiseerd staan voor het veelbesproken (en slecht begrepen) fenomeen grondgebonden zonneparken sensu lato, in Nederland, dan de uitvoerende dienst van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Beschikkingen iets minder - wordt aan gewerkt Bij de project beschikkingen voor grondgebonden zonneparken heeft Polder PV tot nog toe wel iets minder lokaties staan, 212 projecten (inclusief enkele carports). Dat is een twintigtal minder dan in de RVO lijst, maar er zijn ook problemen met sommige als "veldinstallatie" gemarkeerde projecten, die beslist géén grondgebonden installaties kunnen zijn (zie broodtekst). Ik zal sowieso alle opgaves gaan nalopen en invoegen in mijn eigen projecten lijst, als het stempel "veldinstallatie" mijn goedkeuring heeft. De verschillende "floating solar" project beschikkingen (de meeste van Fries ontwikkelaar GroenLeven) hebben géén aparte code gekregen in de lijst van RVO (en verzuipen dus in de enorme pool aan rooftop installaties). Polder PV houdt die zeer specifieke categorie beslist ook apart van de talloze "klassieke rooftop" systemen, die de meerderheid blijven houden in alle opzichten. In het licht van al het bovenstaande dienen opmerkingen als "11 procent van de grondgebonden zonneparken met een actuele SDE+-beschikking is reeds gebouwd" (Solar Magazine, 12 juli 2018) te worden "geplaatst". Het is te makkelijk om dit soort data in een simpele mededeling neer te zetten. Er zit veel meer achter, soms zelfs een heel verhaal. Dit komt door de twijfelachtige "toekenning" van het "veldopstelling label" van RVO. Weliswaar werd de "vertraging" van het moment van realisatie van een zonnepark tot een "ja" vinkje bij RVO door Solar Magazine gemeld (met betrekking tot de recente oplevering van Zonnepark Hoogveld Uden, in Volkel, NB). Maar er speelt veel meer mee wat bij die cijfers absoluut vermeld dient te worden. Daar ga ik in de volgende deliberaties nader op in. Wat is "een veldopstelling"? Dat is een goede vraag. Dat begrip wordt helemaal niet gekwalificeerd door RVO, in hun SDE project overzichten, en er zijn geen eenduidige definities voor vastgesteld. Dus daar kun je nog de nodige kanten mee op. Natuurlijk kennen we inmiddels wel "de grondgebonden PV installatie" als algemeen fenomeen (foto hier onder), maar er zijn ook byzondere projecten zoals carports, projecten op of tegen afvaldepots, geluidswallen, etc., die lastiger zijn in te delen. En waar op inconsequente wijze mee omgesprongen lijkt te worden.
Horen zogenaamde carports met "vrijstaande PV daken" wel of niet bij de "veldopstelling pool"? Dan stuiten we bij de door RVO opgevoerde "gerealiseerde" projecten ("ja vinkje") meteen al op een probleem: bij de enkele tientallen door RVO als opgeleverd beschouwde "projecten met veldopstelling" vinden we al een pure carport boven een geasfalteerde parking, waar Polder PV in september 2016 al een bezoekje heeft gebracht (foto). Dit zijn beslist twijfelgevallen, want als je die in context met de veelbesproken "grondgebonden vrije-veld projecten" d'r bij gaat slepen, heb je het over appels en peren. Sterker nog, sommige "tegenstanders" van grondgebonden parken suggereren juist als alternatief van zonneparken op landbouwgrond genoemde carports e.d. fenomenen. Onder anderen vanwege het "dubbele ruimtegebruik". RVO gooit ze kennelijk op een hoop. Althans, dat lijkt de suggestie, als je alleen op dit als opgeleverde "veldopstelling" gekwalificeerde exemplaar afgaat. Wat naast de nodige "klassieke" projecten (deels op voormalige landbouw grond) staat in de RVO lijst.
Maar: RVO doet het indelen van "carports" ook weer niet consequent! Want in de lijst met opgeleverde "rooftop" projecten (projecten die onder het datum veld veldopstelling "nee" hebben gekregen, de overgrote meerderheid) heb ik al méérdere soms al lang geleden opgeleverde pure carport installaties gevonden in mijn projecten lijst, soms met een veel "opener" constructie, dan in het hierboven geïllustreerde voorbeeld. Maar die "vindt" RVO kennelijk dan weer niet onder "veldopstelling" vallen? Daarnaast heb ik ook al de nodige grotere (in theorie beslist SDE subsidiabele, dus groter dan 15 kWp capaciteit hebbende) carport projecten in mijn lijst, waarvoor helemaal geen SDE beschikking is afgegeven. Die waarschijnlijk anderszins zijn gefinancierd, en die RVO dus al helemaal niet ziet. Maar als je het afgebeelde "voorbeeld" ("veldopstelling volgens RVO") ziet, zouden die dus allemaal ook in die categorie opgenomen moeten worden. Maar ze staan er niet tussen. Van een rijksdienst verwacht je ook bij categorisering van projecten rechtlijnig, eenduidig, helder, en "strak" beleid. Dat is er dus niet. Categorie "n.b." Er is naast "Ja" of "Nee" in de lijst onder het datumveld "veldopstelling" ook nog een niet gespecificeerde categorie "n.b." Ik neem aan dat daar "niet bekend" mee wordt bedoeld. Dat is een zeer aanzienlijke verzameling. Van de in totaal 23.470 records tellende spreadsheet van RVO (SDE 2008 tot en met SDE 2017 II) beslaat die categorie "n.b." maar liefst 46% van het aantal. Weliswaar is het maar 2,2% (133 MWp) van het totale beschikte vermogen (ruim 6 GWp in de lijst), maar er kunnen hier dus beslist nog de nodige verrassingen "veldopstelling" in verstopt zijn. Zeker als je beseft, dat RVO bij opgeleverde SDE projecten die als zodanig worden gekwalificeerd meerdere projecten onder de 250 kWp heeft staan. Er zijn zat projecten in de rest van de lijst die "n.b." hebben gekregen, die als pure grondgebonden veldopstellingen gezien dienen te worden. En die "mis" je dus als je alleen als focus "ja" onder "veldopstelling" in de lijst van RVO hebt. De eerste foto in dit artikel illustreert dit probleem: een grondgebonden PV installatie mét SDE beschikking, al lang gerealiseerd, maar kennelijk nog steeds "niet bekend" bij RVO als "veldopstelling" ... Er is beslist méér opgeleverd dan RVO met dat nieuwe datum veld suggereert. Als we er van uitgaan dat de lijsten van RVO altijd achterlopen, kunnen we sowieso zelfs in dat datum veld de nodige reeds opgeleverde projecten missen. Maar als we coulant zijn, en eind 2017 als peildatum nemen, blijkt er in mijn projectenlijst met grondgebonden zonneparken (inclusief die op afval depots, wat eigenlijk ook als een aparte categorie gezien moet worden) qua realisaties eind 2017 nu onverbiddelijk opgeleverd al een volume te staan van 70 grondgebonden projecten. Veel meer dan de 46 die RVO begin juni van het huidige jaar (2018) opgeeft. Ook grondgebonden zonneparken hoeven niet per definitie altijd een SDE beschikking te hebben. Ze zijn schaars, het zijn meestal de "kleintjes", maar als uitzondering op de regel toon ik u hieronder een fors exemplaar, wat met een andere financieringsregeling tot stand is gekomen (en waar het nodige over te doen is geweest).
... en zelfs harde "Nee" bij "beslist veldopstelling" Maar zelfs als je de categorie "n.b." als twijfelachtig beschouwt, weet RVO ook harde gevallen die alleen maar met een ondubbelzinnige "ja" zijn te kwalificeren in het tegendeel om te zetten. Het volgende grondgebonden zonnepark in westelijk Nederland krijgt van RVO, ondanks dat ze het er mee eens zijn dat het al lang is opgeleverd ("Ja" onder kolom "Gerealiseerd"), en het dus beslist hun aandacht zou moeten hebben, een harde "Nee" onder de kolom "veldopstelling" !
... en zelfs harde "Ja" bij "beslist rooftop" Het omgekeerde komt, helaas, ook voor in de net gepubliceerde lijst van RVO. Met name in de onderste regionen van de "ja" labels die zijn toegekend onder de kolom "veldopstelling". Als vanouds heb ik alle 46 entries hard, individueel ge-crosscheckt met mijn eigen data. Bij onzekerheid over de gevonden info heb ik (nogmaals) on-line de lokaties via diverse satelliet foto platforms bezocht. Mijn harde conclusie: er zitten in de lijst met door RVO gekwalificeerde "veldopstellingen" helaas minimaal 3 (7%), en mogelijk zelfs 4 harde "rooftop" projecten. Zonnepanelen op daken, dus. En beslist niet in de verste verte te bestempelen als "grondgebonden veldopstelling"... Er zitten dus onherroepelijk forse fouten bij dit door RVO toegekende "label". Er blind van uitgaan dat deze informatie klopt, is vragen om problemen. ... Ja, grondgebonden project, reeds opgeleverd, maar nog niet bekend bij RVO Weer een andere situatie bij het hier onder getoonde grondgebonden project. We kwamen dat bij stom toeval tegen in centraal Nederland, toen we naar buiten keken uit de voortrazende trein.
Ik kon dit project perfect terugvinden met een lokatie speurtocht, en kamer van koophandel data. Ik vond al rap een opleverings-bericht van de installatie in een persbericht van de eigenaar van begin dit jaar. En vond het project uiteindelijk terug in de SDE lijsten van RVO. Zelfs met een keurig vinkje "ja" onder "veldinstallatie". Maar het project had nog geen "ja vinkje" in het betreffende datumveld onder Realisatie. Conclusie: grondgebonden zonnestroom project, reeds een tijdje opgeleverd. Maar vanwege forse vertragingen in het administratieve circus tussen de project ontwikkelaar / SDE beschikking houder, CertiQ, en RVO: nog niet gemeld als stroom leverend ... Beschikt volume is niet hetzelfde als gerealiseerd ! Hier heb ik al meermalen aandacht aan besteed in mijn analyses van SDE project beschikkingen en realisaties. Ik heb tal van bronnen die regelmatig project data aanleveren, of waar ik data kan vinden. Ik kan die vergelijken met de cijfers in de RVO overzichten. Ik heb al talloze malen vastgesteld dat project data zoals de capaciteit van de PV generator (lees: formele realisatie) flink kunnen afwijken van de door RVO opgevoerde cijfers in de beschikkingen lijsten. De capaciteit van een opgeleverd project kan (fors) ónder, "ongeveer vergelijkbaar met", of (aanzienlijk) bóven de door RVO weergegeven capaciteit van de beschikking liggen. RVO geeft dus voor een belangrijk deel geen "actuele project data". Ik zie tegenwoordig wel wat vaker (alleen maar neerwaartse !) bijstellingen van beschikte capaciteiten in nieuwe lijsten. Maar dat is vrij incidenteel, en beslist niet structureel. Ik heb in het lijstje met door RVO opgegeven "gerealiseerde veldinstallaties" de door mij gevonden project data (feitelijk gerealiseerd volume) er naast gezet. Ik vind regelmatig opleveringen die in de buurt liggen van de beschikking. Maar ook meerdere malen flink afwijkende cijfers. De grootste afwijkingen waren realisaties met 25% minder capaciteit gerealiseerd dan beschikt, resp. 30% groter gerealiseerd dan toegekend door RVO (zoals weergegeven in de juni update). Van de 46 project realisaties voor "veldopstellingen" daar weergegeven week de gerealiseerde capaciteit bij 11 projecten meer dan 5% af van de beschikte volumes, een score van 24%! De boodschap: Als je de beschikking kent, ken je het project in veel gevallen nog niet (of: nog niet goed). Zo blijkt wel uit deze opvallende cijfers. Meerdere beschikkingen per project en gescheiden bouw van project delen Waar je ook erg voor moet oppassen, is dat je de hoeveelheid beschikkingen in de RVO lijsten niet gelijk gaat stellen aan "aantal projecten". Er zijn namelijk nogal wat projecten die meerdere beschikkingen hebben, ik heb er talloze in mijn oplevering spreadsheet staan. Dat gebeurt frequent bij rooftop installaties (verschillende gebouwen op 1 erf / onder 1 BV vallend met elk hun eigen beschikking). Maar ik heb ook al bij diverse grondgebonden installaties al dan niet nauw samenhangende projecten en lokaties gezien die meer dan 1 SDE beschikking hebben. Meestal van verschillende jaar rondes. Het kan ook voorkomen dat wat als "1 project" wordt opgevoerd door de ontwikkelaar, en als zodanig in de media wordt gecommuniceerd, in de RVO lijsten apart wordt vermeld onder separate beschikkingen voor de verschillende project delen. Ik heb bij de realisaties in de huidige RVO lijst al een zo'n voorbeeld gezien, en het zal vaker gaan voorkomen. Ook komt het voor dat verschillende onderdelen van een "project" op verschillende tijdstippen worden uitgevoerd, o.a. omdat de financiering voor het geheel niet op tijd kon worden geregeld. Er kan soms een behoorlijke tijd zitten tussen opleveringen van dergelijke project delen, die onder een en dezelfde beschikking vallen. Of, en dat kan ook gebeuren, de beschikte capaciteit kon niet in eerste instantie worden gerealiseerd, maar slechts een kleiner deel. Later is alsnog het totale beschikte volume vol gemaakt. Het kan best zo zijn dat het later gerealiseerde gedeelte buiten de beschikkings-termijn van de SDE subsidie is opgeleverd. Waardoor het dus geen financiële claim meer kan maken voor die subsidie. Toch gebeurt het in Nederland vaak, dat er later "wordt uitgebreid". De registratie van dergelijke uitbreidingen is een totale nachtmerrie, die is de facto non-existent. Alleen als je later nieuwe foto's ziet van zo'n lokatie kun je er achter komen dát er is uitgebreid. Soms zelfs aanzienlijk. En vaak: zonder SDE beschikking. Conclusie van bovenstaande. Gelieve in de oren te knopen: "PV project" is niet altijd identiek aan "SDE beschikking". Project opgeleverd is nog (lang) niet netgekoppeld Waar Polder PV tot slot ook op blijft hameren, is het feit dat je wel al een zonnepark "fysiek opgeleverd" kunt hebben. Maar dat betekent nog niet dat het is aangesloten aan het net. Er zijn talloze problemen met die netkoppeling, er zijn capaciteitsproblemen in de meest attractieve provincies voor (plannen voor) zonneparken (Groningen, Drenthe en Friesland), en dat je een installatie hebt opgeleverd betekent beslist niet dat er al stroom geleverd kan worden. Tot dat moment zal er ook géén melding bij CertiQ worden gedaan, die immers over de Garanties van Oorsprong gaat, en die géén GvO's zal boeken als er nog geen productie is. Als CertiQ nog geen melding binnen heeft van productie, volgt er automatisch ook géén doormelding naar RVO, dat het subsidie circus rond de SDE beschikking(en) van start kan gaan (lees: géén voorschot betalingen aan de ontwikkelaar of de [nieuwe] project eigenaar / beschikking houder).
Polder PV zijn meerdere parken bekend die al lang fysiek zijn opgeleverd, maar waar nog géén netkoppeling is gerealiseerd. Of waarvan die nog niet bekend is gemaakt. En/of die nog niet hebben geleid tot een "ja vinkje" bij RVO. Parken waar je als argeloze toeschouwer van zou kunnen denken "leuk, de klimaatdoelstellingen komen weer een stukje dichterbij nu ik dit fraais zo zie". Dan moet die argeloze toeschouwer wel ook even zijn/haar oren spitsen als hij/zij bij een trafostation staat van zo'n zonnepark. Wat Polder PV uiteraard deed bij het hier boven afgebeelde, heftige exemplaar in noordoost Nederland. Waarvan al in februari een bericht de burelen van Polder PV bereikte, dat het zou zijn "opgeleverd". En waarbij hij desondanks, toen hij dik een maand later ter plekke poolshoogte kwam nemen, moest concluderen: "Hartstikke gaaf, dit prachtige zonnepark. Maar nu nog steeds zo dood als een pier, ik hoor helemaal niets, begin april dit jaar". U raadt het al: in de lijst van RVO van begin juni, dik 3 maanden later dan de datum van het bericht "het park is opgeleverd", staat het grote PV project nog steeds vermeld als "niet gerealiseerd" in de officiële SDE lijst ... Nagekomen - floating solar inconsequent behandeld door RVO (28 juli 2018) Bij het nader uitvlooien van de nieuwste projecten lijst van RVO kwam ik op 28 juli alweer een nieuwe inconsequentie tegen. Het begin juni 2018 opgeleverde "Next Garden" floating solar project in Bergerden in de Gelderse gemeente Lingewaard (zie de eigen website), wordt door de ambtenaren van een "ja" stempel voorzien onder de categorie "veldopstelling". OK, daar lijkt enige logica achter te zitten. Maar diverse ándere pure floating solar project beschikkingen hebben merkwaardigerwijs het stempel "Nee" gekregen. Inconsequentie numero zoveel, waardoor het blind hanteren van het RVO data veld "veldopstelling" door derden nog meer statistiek problemen zal opleveren dan het op basis van de rest van de hier gesignaleerde "aberraties" al deed. Ik houd sowieso de categorie "drijvende zonneparken" apart van de "klassieke" grondgebonden projecten. Ze zouden bij RVO eigenlijk ook een apart label moeten krijgen om verdere verwarring te voorkomen ... Feiten en cijfers SDE(+) Algemeen (RVO met cijfer materiaal over de SDE subsidie regelingen, incl. beschikking lijst, status 8 jni 2018) Voor deel 1 "update RVO SDE data" zie vorige artikel van 12 juli 2018 12 juli 2018: Status update "officiële" stand van zaken realisaties SDE regelingen voor zonne-energie (8 juni 2018) - (1) flinke progressie. Door RVO is een nieuwe status update gepubliceerd van de (overgebleven) beschikkingen en de realisaties van de SDE subsidie regelingen. Het betreft helaas wel een vrij oude peildatum (ruim een maand geleden). Derhalve, is deze informatie wel al behoorlijk gedateerd, gezien de zeer snelle progressie van de uitrol van SDE gesubsidieerde projecten. Voor de meest actuele status van het al fors omvangrijkere CertiQ dossier, per maand door Polder PV becommentarieerd, zie het juni rapport van de TenneT dochter. Dit artikel behandelt in ieder geval de status update voor zonnestroom (en, kort, thermische zonne-energie), gedateerd 8 juni 2018. Een analyse van recente updates vindt u onder 19 april 2018, 13 februari 2018, en voor 2017 onder 18 november, 4 september, 31 augustus, en 31 mei 2017. In deze meest "recente" update is bij de opgeleverde capaciteit, als "officieel" SDE beschikt zonnestroom volume opgeleverd door RVO 889,2 MWp, verdeeld over 13.914 projecten, opgegeven. SDE 2014 realisatie was op dat moment 67% van de oorspronkelijke aantallen beschikkingen (1.982 gerealiseerde projecten), en bijna 59% bij de beschikte capaciteit (520 MWp). En is daarbij wat relatieve invulling betreft de tot nog toe succesvolste SDE "+"regeling gebleven (inmiddels ook voor aantallen opgeleverde projecten geworden in de laatste update). Er is in totaal al 543 MWp aan beschikte SDE capaciteit, verdeeld over 8.256 projecten, voor zonnestroom verloren gegaan om diverse redenen. Gelieve voornoemde artikelen te raadplegen voor achtergronden van de getoonde data. In het huidige artikel presenteer ik zoveel mogelijk de harde, actuele, "officiële" cijfers, mijn commentaar, en interpretaties. Update van de grafiek in de eerdere presentatie van april 2018, die een korter tijdsframe heeft t.o.v. dat voorgaande exemplaar, dan tot nog toe te doen gebruikelijk bij RVO. Normaliter verschijnen daar sedert medio 2016 nieuwe data eens in de drie maanden. Wederom is een nieuwe kolom toegevoegd ter rechterzijde ("RVO status 8 juni 2018"). Bovenaan de kolommen begint het volume aan gerealiseerde PV beschikkingen uit de twee SDE 2016 rondes al rap toe te nemen (in deze update 68 resp. 106 MWp), en is ook voor SDE 2017 ronde I inmiddels al een aardig volume aan realisaties ontstaan (57 MWp). Tot slot is een kleine hoeveelheid, 1,6 MWp aan beschikkingen, voor de najaars-ronde van SDE 2017, reeds als gerealiseerd bekend bij RVO (met "ja vinkje" in hun lijsten). De Y-as is weer aangepast vanwege de verder gegroeide totaal kolom. Ik heb voor het huidige overzicht wederom de fysieke optelling genomen van de beschikte volumes (!) van alle gerealiseerde projecten in de volledige, net gepubliceerde spreadsheet van RVO. Sedert de voorlaatste update van april 2018 (767 MWp) is er weer een fors volume aan capaciteit bijgekomen. Achtereenvolgens waren die nieuwe volumes in 2017 50 MWp (jan.-apr.), 49 MWp (apr.-juli), 72 MWp (juli-okt.), 69 MWp (okt. 2017-jan. 2018), en in jan.-apr. 2018 zelfs 133 MWp. In de laatste update (tm. 8 juni 2018) kwam er 122 MWp beschikte capaciteit bij, in een korter tijds-bestek. Daarmee is wederom een record gebroken. Want terug gerekend naar het aantal dagen tussen de peildata, lag dat tempo in de april update nog op gemiddeld 1.494 kWp/dag sedert de voorgaande datum. In de korte laatste periode, tussen 3 april en 8 juni 2018, is het zelfs 1.852 kWp gemiddeld per dag geworden Alles bij elkaar opgeteld is er inmiddels voor een beschikt volume van 889 MWp aan "officieel gerealiseerde" PV-projecten bekend bij RVO, die een (of meer) SDE beschikking(en) hebben. SDE 2014
blijvend kampioen Dat volume van 520 MWp was op de laatst bekende peildatum dus ruim 58% van het totale "officieel gerealiseerde SDE volume" wat toen werd bereikt. Dat is weer iets lager lager dan de 59% (laatste), en fors lager dan de 65% in de voorlaatste update. Wat aangeeft, dat de progressie van de op SDE 2014 volgende SDE "+" regelingen, met name SDE 2016 (2 rondes) en de eerste SDE 2017 ronde, harder gaat. Wat logisch is, want daar zitten nog zeer grote volumes aan beschikkingen in, en de SDE 2014 begint op haar laatste beentjes te lopen gezien de maximaal haalbare opleverings-datum. Wat de inmiddels gerealiseerde (beschikte) capaciteit betreft, is op de peildatum begin juni dit jaar 58,9% van de oorspronkelijk beschikte hoeveelheid van bijna 883 MWp voor SDE 2014 nu daadwerkelijk geïmplementeerd. Dat percentage lag nog op 51,7% in de voorgaande update. Dat het, ondanks alle problemen bij de uitvoering, toch al zo ver heeft kunnen komen was niet de verwachting van diverse spelers op de zonnestroom markt. De voorheen "succesvolste" SDE "+" regeling, SDE 2013 bleef bij de capaciteit invulling steken op 44,7%. Daar valt verder niets meer van te verwachten, er staat nog (steeds) maar 1 beschikking voor die regeling open. SDE 2014 zal echter nog behoorlijk verder kunnen uitlopen, omdat er nog steeds anno 2018 de nodige grote projecten worden gebouwd met zo'n beschikking. De "pending" lijst bij Polder PV staat nog vol met een forse hoeveelheid projecten met SDE 2014 beschikking, waarvan is aangekondigd dat die daadwerkelijk gebouwd gaan worden, of waarvan de bouw al (ver) gevorderd is. Voor alle andere absolute en relatieve prestaties per SDE resp. SDE "+"regeling, zie de tabel verderop. Polder
PV cijfers SDE 2016 lijken achter te lopen op die van RVO, maar schijnt
bedriegt In vorige updates had ik aanvankelijk veel minder projecten uit de SDE 2016 regelingen "gescoord". Dat is nog steeds zo. Momenteel heb ik in mijn eigen PV projecten lijst zelf waarschijnlijk positief geïdentificeerd bijna 500 individuele SDE 2016 projecten. Ik heb dus veel minder projecten dan RVO opgeeft, wat niet vreemd is omdat over lang niet alle nieuwe installaties iets in de media wordt gerapporteerd, met name over de kleinere projecten niet. Wederom heb ik desondanks al veel meer capaciteit staan als opgeleverd (netgekoppeld) voor SDE 2016, maar liefst 218 MWp, zo'n 25% meer. Dat is terug te voeren op het feit dat ik met name realisaties van grote, inclusief grondgebonden projecten actueel probeer te houden, waar uiteraard veel meer volume in zit dan in veel kleine projecten. Bovendien is mijn eigen spreadsheet veel actueler dan de nu vrijgegeven RVO cijfers. Talloze projecten die bij RVO nog niet als gerealiseerd bekend staan, zijn al opgenomen in mijn spreadsheet netgekoppelde installaties die al stroom leveren. Het kan verder ook nog zo zijn, dat wel degelijk al veel van de door RVO met "ja" aangevinkte projecten in mijn lijst zullen staan, maar dat ik ze nog niet "herken", omdat er wellicht anonieme beschikkingen zijn verstrekt, die zeker in grotere gemeentes niet zijn te traceren. SDE is namelijk beslist niet het enige segment in mijn lijst, de impact bij de capaciteit bij de single-site projecten is inmiddels opgelopen tot bijna 82% van het totaal. Ergo: bijna een vijfde deel heeft geen (traceerbare) SDE beschikking. Bij de aantallen projecten is dat veel minder, 44 procent van de aantallen projecten in mijn single-site sheet heeft een SDE beschikking. Veel van de ogenschijnlijk "niet-SDE" projecten in mijn lijst kunnen echter best zo'n beschikking hebben, die anoniem blijkt te zijn. Aan de andere kant, als ik kijk naar het totaal aan alleen al de >=15 kWp single-site projecten wat ik tot op de dag van vandaag lijk te hebben gevonden met SDE beschikking, ruim 866 MWp, is en blijft dat een zeer substantieel volume. Als we namelijk de gerealiseerde volumes voor SDE 2008 en SDE 2009 en SDE 2010 "klein" (totaal bijna 29,5 MWp, installaties minder dan 15 kWp per stuk) aftrekken van het totale volume van 889 MWp volgens RVO, houden we "maar" 860 MWp over (ergo: projecten van 15 kWp of groter). Dan zou ik dus mogelijk nog steeds met SDE gesubsidieerde projecten die al lang zijn opgeleverd, maar die voor een klein deel nog geen "ja" vinkje bij RVO hebben gekregen, op een 6 MWp hogere capaciteit dan genoemd "rest" volume van het agentschap kunnen zitten. En dat alleen al met de zgn. "single-sites" (multi-sites nog niet meegerekend). Kennelijk is mijn deels onafhankelijk tot stand gekomen projecten lijst dus, ondanks de sterk toegenomen gerealiseerde capaciteiten, en de forse groei in het RVO dossier, behoorlijk representatief voor wat de instanties tot nog toe hebben gerapporteerd. Uiteraard is het wel ongelofelijk veel werk om de markt bij te benen, er gebeurt gigantisch veel in ons land op het vlak van zonnestroom. RVO cijfers
lopen echter fors achter op realiteit bij CertiQ Afvallers Ook voor de "nog lopende" regelingen zijn weer project beschikkingen afgevallen, soms zelfs substantieel, zie details in de tekst onder de tabel hier onder. De totale uitval bij de beschikkingen is sedert 3 april 2018 gekomen op 408 stuks, met een geaccumuleerde verdwenen project capaciteit van 110 MWp. Dat is, wederom, een zeer fors volume (vorige update: 69 MWp verlies met 237 projecten). Alle moeite die in die projecten is gestoken is voor niets geweest. Realisaties Let wel bij de laatstgenoemde capaciteit (122 MWp "groei") op, dat dit beslist niet het fysiek gerealiseerde volume is. RVO geeft dat namelijk helemaal niet op. Ik heb van talloze projecten met SDE subsidies fors verschillende opgeleverde capaciteiten in mijn spreadsheet staan, die soms wel tot 30% kunnen afwijken van het getal getoond in de RVO lijsten. Zowel afwijkend naar boven, als naar onder. Voor de details van alle wijzigingen en "overgebleven" aantallen bij de verschillende categorieën, en de verschillende SDE regelingen, zie de volgende tabel hier onder. Progressie bij de deel-dossiers van de SDE regelingen Voor uitgebreide toelichting bij de (inhoud van de) tabel, zie artikel met analyse status 3 april 2017.
In deze tabel alle relevante bijgewerkte cijfers voor de aantallen en Megawatten voor alle (bekende) SDE regelingen, tot en met de beschikkingen voor de tweede ronde van SDE 2017 (nieuw opgenomen in overzicht). Links de oorspronkelijk beschikte volumes, in rood de actuele status van wat RVO met de huidige update nog in portfolio heeft staan, in blauw de daar uit resulterende verloren gegane hoeveelheden t.o.v. oorspronkelijk toegekend. In groen volgen de fysieke volumes, volgens administratieve normen van RVO geldende "opgeleverde" (gerealiseerde) projecten. De laatste vier kolommen betreffen de overgebleven hoeveelheden, nog in te vullen (of t.z.t. af te voeren) beschikkingen van de betreffende SDE regimes. De beschikkingen voor SDE 2017 ronde II ("najaars-ronde") zijn toegevoegd in de tabel. Zowel voor de aantallen als voor de beschikte capaciteit, zijn dat volumes die weer onder de nieuwe record hoeveelheden van de voorjaars-ronde van dat jaar (rode kaders) liggen. Vóór die regeling was dat bij de aantallen SDE 2014 (2.973 projecten oorspronkelijk beschikt). En bij de beschikte capaciteit was het de najaars-ronde voor SDE 2016 (oorspronkelijk 970,7 MWp beschikt). Bij de oudere "SDE" voorgangers waren de aantallen maximaal bij SDE 2008 (8.033 oorspronkelijke beschikkingen), bij de capaciteit was het SDE 2009, die voor de twee varianten bij elkaar ("klein" resp. "groot" categorie) 29,0 MWp kreeg beschikt (rode kaders). (a) Verloren gegane beschikkingen t.o.v. de oorspronkelijk toegekende volumes (blauwe sectie in tabel) Er is t.o.v. de accumulatie status getoond in de vorige update weer wat extra volume verloren gegaan (beschikkingen om wat voor reden dan ook ingetrokken of alsnog ongeldig verklaard door RVO). Voor SDE 2014 is inmiddels een capaciteit van 240,1 MWp verspeeld (784 projecten, 90 exemplaren verdwenen t.o.v. de update van april 2018), bijna 54 MWp meer dan in de vorige update. Het verlies is opgelopen tot ruim 27% (aantallen: ruim 26%) van oorspronkelijk beschikt. Naast een marginaal verlies bij de SDE 2015 regeling (1 project), werden er voor de SDE 2016 voorjaarsronde 11 beschikkingen weggestreept (1,4 MWp verlies), en voor de najaarsronde zelfs 233 projecten met een capaciteit van 41,9 MWp. Geaccumuleerd raakten deze 2 SDE 2016 regelingen sedert de vorige update al 244 beschikte projecten kwijt. En in totaal al 640 stuks, "goed" voor bijna 140 MWp aan beschikte capaciteit. Dat is al ruim 12% van het oorspronkelijk beschikte volume voor deze twee regelingen (1.149,5 MWp). SDE 2017 verloor tot nog toe in totaal al 129 beschikkingen (waarvan 6 voor de najaars-ronde), met een geaccumuleerde - niet gerealiseerde - capaciteit van 23,1 MWp. Voor alle SDE regelingen bij elkaar telt alle verloren beschikte capaciteit inmiddels op tot 542,8 MWp, ruim 109 MWp meer dan de 433,6 MWp in de update van april 2018 (verdeeld over 414 teloor gegane beschikkingen, incl. die voor de najaarsronde van SDE 2017). NB: dat verloren gegane volume van bijna 543 MWp ligt al boven het niveau van de mogelijk totale Nederlandse nieuwbouw aan PV capaciteit in het jaar 2016 (534 MWp volgens waarschijnlijk nog bij te stellen de CBS cijfers). Het totale verlies is ruim 9% van de oorspronkelijk beschikte volumes voor al die regelingen (inclusief pas recent op gang komende najaars-ronde voor SDE 2017, dus "geflatteerd beeld"). Maar bij dat verloren volume kan beslist nog "het nodige" worden toegevoegd, gezien de vele "riskante" grote project beschikkingen van de afgelopen rondes in 2016-2017. M.b.t. de aantallen is het verlies al fors groter, 7.842 projecten, 28% van oorspronkelijk toegekend door RVO en haar voorgangers. Dat ligt vooral aan de enorme verliezen bij de oude SDE regelingen. Die staan boven de stippellijn in de tabel, het betreft veelal beschikkingen voor particulieren, maar ook woningbouw projecten die niet zijn doorgegaan of om andere redenen. (b) Fysieke realisaties per SDE jaar-ronde "volgens de officiële RVO cijfers" (groene sectie in tabel) Onder het SDE 2014 regime is weer de nodige groei geweest: 1.982 (apr. 1.831, jan. 2018 1.652, okt. 2017 1.568, juli 2017 1.419) projecten volgens RVO directieven tot nog toe "officieel" opgeleverd, met een gezamenlijke capaciteit van bijna 520 MWp (apr. 456 MWp, jan. 2018 410 MWp, okt. 2017 377 MWp, juli 2017 335 MWp). By far het hoogste absolute realisatie volume tot nog toe, van alle SDE jaarrondes. Met een gemiddelde systeemgrootte van inmiddels alweer 262 kWp per project. In april 2017 was dat zelfs nog maar 231 kWp. De opgeleverde projecten van die belangrijke regeling worden dus gemiddeld groter. Daarmee is SDE 2014 volgens de - uiteraard niet actuele - RVO cijfers op een realisatie van bijna 59% gekomen t.o.v. de oorspronkelijk beschikte capaciteit (jan. 2018 46%, juli 2017 38%). Bij de aantallen beschikkingen is het zelfs al bijna 67% (jan. 2018 56%, juli 2017 48%). In mijn huidige projecten lijst heb ik momenteel een fors minder groot aantal gevonden SDE 2014 realisaties (een 350-tal minder). Dat kan verschillende oorzaken hebben. Het zullen waarschijnlijk de wat "kleinere" projecten zijn die nauwelijks meer worden gerapporteerd, en die ik "dus" nog niet heb gezien, of waar ik nog niet aan toegekomen ben. Projecten waarvan een beschikking ID niet was te achterhalen (geanonimiseerd bij RVO). Of, en dat moet ook niet vergeten worden: het kan liggen aan het feit dat nogal wat (SDE 2014) projecten meerdere beschikkingen op "een lokatie" hebben. Die lokatie kan dan bijvoorbeeld verschillende adres nummers hebben, waar slim van gebruik is gemaakt bij de aanvragen (er mocht maar 1 aanvraag per adres, eigenlijk "EAN nummer" worden gedaan). Ondanks bovenstaande, heb ik inmiddels wel al een ongeveer even groot volume opgeleverde "SDE 2014 capaciteit" staan in mijn projecten overzicht. Een tweede signaal, dat ik dus al de nodige in de tussentijd opgeleverde "grotere" projecten uit die regeling heb gevonden als "fysiek opgeleverd en netgekoppeld", ondanks de achterstand bij de kleinere projecten. Grote projecten, die in de laatste update echter nog geen "ja" vinkje bij RVO hebben gekregen. Grote, grondgebonden projecten en installaties op distributiecentra e.d. hebben immers een forse impact op het totaal aan bereikte capaciteit binnen een SDE regeling. Als je dergelijke projecten (nog) niet in het geheel hebt zitten, mis je een fors volume. In totaal is er tot deze officiële RVO update een volume van 889,2 MWp "SDE beschikt" opgeleverd, verdeeld over 13.914 projecten (juli 2017 492,9 MWp, 12.469 projecten). Een zeer substantieel deel van dat "aantal" komt uit de oude SDE regelingen, toen duizenden particulieren mee konden doen. Het aandeel SDE op totaal realisatie "SDE + SDE+" bedroeg 10.018 (overgebleven) beschikkingen = 43% bij de aantallen (inclusief opgenomen SDE 2017 II regeling). Dat aandeel zal stapsgewijs blijven dalen, naarmate er meer SDE"+" projecten zullen worden opgeleverd. Het aandeel van opgeleverde SDE beschikkingen is slechts bijna 50 MWp op een totaal van momenteel 889 MWp = 5,6% (dit was nog zonder SDE 2017 II in de april update 6,4%; in juli 2017 was het nog ruim 10%). Wezenlijk verschillend, dus. Dat heeft alles te maken met de enorme schaalvergroting onder het SDE "+" regime, waar onder de "bovencap" van, ooit, 100 kWp is ge-elimineerd, en er enorm grote projecten werden beschikt, en inmiddels mondjesmaat zijn opgeleverd. Sunport 30,8 MWp tot nog toe voorlopig een tijdje als grootste, en voorlopig, tot eind dit jaar, "uniek in zijn soort". Al heeft het reuzen project inmiddels gezelschap gekregen van enkele andere netgekoppelde, forse grondgebonden installaties. Die echter zelfs in de huidige, recente update van RVO, deels nog niet officieel een "ja-vinkje" hebben gekregen ... Kijken we bij de realisaties naar de percentages t.o.v. de oorspronkelijke beschikkingen, duiken andere "record houdende SDE jaarrondes" op: Voor de "oude SDE" was dat SDE 2009 voor zowel aantallen en capaciteiten (67 resp. 77 procent van oorspronkelijk beschikt). Hierin zal geen wijziging meer komen, die regelingen zijn al lang "afgerond". Voor het "SDE+ regime" is dat inmiddels voor zowel de aantallen (67%) als de capaciteit (59%) de SDE 2014 regeling. Daarmee is op het vlak van capaciteit eerder al SDE 2013 naar de 2e plaats verwezen. Bij de aantallen inmiddels ook SDE 2011. Opvallend is de zeer slechte prestatie voor de (ook reeds afgeronde) SDE 2012: slechts 32% van aantal oorspronkelijke beschikkingen opgeleverd, en zelfs maar 28% van de capaciteit. Uiteraard was er ook maar heel weinig beschikt (oorspronkelijk 17,1 MWp, waarvan er echter maar 4,8 MWp is overgebleven), anders had dat een "ramp-subsidie-jaar" geworden. Latere regelingen kunnen uiteraard nog forse realisatie toenames laten zien. Voor SDE 2014 projecten gaat echter de tijd dringen: de laatste in bouw zijnde projecten moeten, eventueel met een eenmalige verlenging op zak, echt dit jaar nog aan het net gaan, anders dreigen de vele overblijvende beschikkingen te worden ingetrokken. Het is dan ook niet vreemd dat ik de laatste maanden nog steeds regelmatig project realisaties zie voorbijkomen met zo'n "oude" SDE 2014 beschikking. En diverse grote projecten, ook op de grond, inmiddels volop in de bouwfase zijn beland. Die gaan, nog steeds, "het nodige" aan MWp-en toevoegen aan de implementatie van die succesvolle SDE "+" regeling. (c) Actuele portfolio aan overgebleven SDE beschikkingen voor PV (zwarte sectie in tabel) Dit alles (oorspronkelijk beschikt minus verloren gegane beschikkingen cq. realisaties) leidt tot een "overgebleven" pool aan beschikte projecten die nog opgeleverd moeten gaan worden. Of, als de Nornen in een kwade bui zijn, tot extra verlies om wat voor reden dan ook. Begin juni 2018 waren er bij RVO nog 1.677 beschikkingen tm. SDE 2016 (rondes I en II) over (apr. 2.276, jan. 2018 2.806, okt. 2017 3.229, juli 2017 3.671), met een gezamenlijk volume van 963 MWp (apr. 1.154 MWp, jan. 2018 1.336 MWp, okt. 2017 1.439 MWp, juli 1.532 MWp). Met de (overgebleven) beschikkingen van SDE 2017 I, en de nieuw toegevoegde van SDE 2017 II er bij geteld komt het totale aantal "nog in te vullen" op 9.556 stuks, resp. 5.146 MWp. Een enorm volume voor een land wat inmiddels mogelijk nog slechts rond de 3,4 GWp aan geaccumuleerde PV capaciteit heeft staan. Voor de resterende 123 MWp uit de SDE 2014 regeling (14% van oorspronkelijk beschikte capaciteit, 19% van overgebleven beschikte volume, 642,5 MWp) gaat de tijd dringen. Er gaat gegarandeerd nog het nodige volume van afvallen. Hoeveel, dat blijft nog even de vraag. (d) Ratio SDE+/SDE Onderaan twee velden in de tabel heb ik ook nog de ratio berekend tussen de officieel overgebleven beschikte volumes voor alle SDE+ resp. de oude SDE regelingen (rode veld), en dit herhaald voor de reeds door RVO als opgeleverd beschouwde projecten (groene veld). Die verhouding ligt, vanwege heftige toevoegingen van beschikkingen onder de twee SDE 2017 rondes, inmiddels rond de 1,3 (in juli 2017 was dat nog 0,6) voor de beschikte hoeveelheden. De SDE werd door duizenden particuliere toekenningen gedomineerd, en die was tot nog toe bepalend voor deze inmiddels aardig "recht getrokken" verhouding. Bij de realisaties is die verhouding echter veel schever (slechts 0,4), omdat veel grote projecten uit latere "SDE +" regelingen nog niet zijn opgeleverd, en de vele reeds afgeronde oude SDE micro projectjes die som nog zwaarder "onder druk zetten". Bij de capacititeiten is de verhouding precies andersom, omdat "SDE +" gedomineerd wordt door talloze zeer grote projecten. Bij de overgebleven beschikkingen, incl. de toegevoegde SDE 2017 regelingen, is die factor opgelopen tot een heftige factor 120 : 1. Bij de realisaties een stuk lager, inmiddels bijna 17 : 1 (in de april update was dat nog 14 : 1). Met dezelfde oorzaak: veel zeer grote projecten in de beschikkingen zijn nog niet opgeleverd, inclusief de grote volumes uit SDE 2017 I en II. Tot slot, bij de gemiddelde systeemgrootte vinden we die trend wederom terug. "SDE +" staat tot SDE bij de beschikkingen 90 : 1, maar bij de realisaties nog "maar" een factor 43 : 1. Ook deze verhoudingen kunnen wijzigen, naar gelang er een fors aantal grote "SDE + projecten" daadwerkelijk alsnog gerealiseerd zal gaan worden. Echter, omdat deze verhoudingen t.o.v. de voorgaande update relatief gering zijn gewijzigd, moeten daarvan eerst grote volumes opgeleverd gaan worden. Dat kan nog wel "even" gaan duren, al blijven tegenwoordig SDE beschikkingen niet erg lang geldig. Zeker voor de kleinere projecten niet, waarvoor de realisatie termijn is terug geschroefd naar nog maar anderhalf jaar ... Thermische zonne-energie In dit kleine andere zonne-energie dossier is er ditmaal weer relatief weinig gewijzigd. T.o.v. de april 2018 update zijn er weer 5 projecten uit de najaars-ronde van SDE 2016 afgevoerd (thermisch vermogen 5,6 MWth). Daarnaast zijn er ook weer 5 nieuwe thermische zonne-energie project beschikkingen uit de najaars-ronde van SDE 2017 bijgekomen, met een totaal vermogen van 1 MWth. Ook zijn er fysiek 3 nieuwe projecten als opgeleverd doorgekomen bij RVO, uit drie SDE rondes (SDE 2014, voorjaars-ronde SDE 2016, en voorjaars-ronde SDE 2017). Deze hebben een gezamenlijk toegevoegde (beschikte !) capaciteit van slechts 0,56 MWth. In totaal resteert er nu ruim 66 MWth aan beschikte zonnewarmte capaciteit, verdeeld over 70 overgebleven cq. nieuwe project beschikkingen, waarvan er 22 onder SDE 2017 ronde I. Als we kijken naar de "officiële realisaties", volgens de richtlijnen van RVO, zijn daarvan tot nog toe 15 projecten opgeleverd (21%), met een beschikt totaal thermische vermogen van 4,1 MWth (6%). 7 daarvan (bijna 1,8 MWth totaal) hebben een SDE 2014 subsidie beschikking. Al met al blijft dit alles teleurstellen, en erg kleinschalig. Byzonder is bovendien, dat het grootste thermische zonne-energie project van Nederland (bij Tesselaar Freesia in Heerhugowaard), niet met de veel besproken SDE subsidie, maar met hulp van incentives vanuit de EU en vanuit de provincie wordt gerealiseerd (zie onder bespreking CertiQ rapportage, een na laatste paragraaf). Andere opties energie uit hernieuwbare bronnen RVO publiceert eens in het half jaar een update met een grafiek voor de stand van zaken van de progressie van de gerealiseerde (lees: beschikte !) capaciteit bij alle energie opwek opties die gebruik maken van hernieuwbare bronnen. Dit is de grafiek met datum stempel 1 juni 2018. Zie het status rapport voor de betreffende cijfers voor alle technieken. Let op dat in de grafiek de (eigenlijk onvergelijkbare) capaciteiten van PV en thermische zonne-energie bij elkaar zijn opgeteld (paarse kolom). Uiteraard wordt die kolom in extreme mate gedomineerd door de explosieve ontwikkeling bij fotovoltaïsche opwekking van elektriciteit. Inmiddels is die geaccumuleerde capaciteit zelfs dat van afvalverbranding (blauwe kolom) gepasseerd, en op de derde plaats terecht gekomen (na een biomassa verzamelpost resp. windenergie op land). Al moeten we dat natuurlijk met een korrel zout nemen, omdat zonnestroom alleen overdag opgewekt kan worden. Maar geinig is het wel... Zie ook het vervolg op dit artikel m.b.t. nieuwe data voor grondgebonden zonneparken (14 juli 2018) Zie ook andere recente SDE 2016-2017 analyses: Status update "officiële" stand van zaken realisaties SDE regelingen voor zonne-energie (3 april 2018) (19 april 2018; voorlaatste update SDE van RVO) Status update "officiële" stand van zaken realisaties SDE regelingen voor zonne-energie (4 januari 2018) (13 februari 2018) Status update "officiële" stand van zaken realisaties SDE regelingen voor zonne-energie (18 november 2017) Wederom nieuw record fotovoltaïsche projecten SDE regime: SDE 2017 ronde II overtreft voorjaars-ronde, 3,2 GWp aangevraagd (12 nov. 2017) Verdeling aantallen projecten en vermogens over grootte categorieën SDE 2016 tm. SDE 2017 ronde I (5 sep. 2017) Data SDE 2017 ronde I bekend - record toegekend budget en capaciteit voor PV (4 sep. 2017) Nieuw record aanvragen fotovoltaïsche projecten SDE regime SDE 2017 - > 2,6 GWp (6 april 2017) Status update stand van zaken realisaties SDE regelingen voor zonne-energie (3 juli 2017) (31 augustus 2017) Feiten en cijfers SDE(+) (RVO, extern) 11 juli 2018: Tussenstand beschikkingen SDE 2018 ronde I (voorjaar). Het regent documenten en kamerbrieven rond energie, tegenwoordig. Deels heeft dat met het reeds begonnen zomer reces te maken, waarbij ambtenaren overuren draaien om alle kamerbrieven beantwoord te krijgen en gedane toezeggingen te hebben verstuurd aan het parlement. Deels met de versnelling van de energie transitie, die nu full swing gaat in ons land. En die nog een flinke dot gas er bovenop kreeg met de publicatie van het Klimaatakkoord rapport en diverse zeer uitgebreide bijlagen (vorige artikel). Een van de andere, "heftige" dossiers is uiteraard het al sedert 2008 lopende "SDE traject". Wiebes stuurde 10 juli wederom een brief, van 12 kantjes. Met o.a. een tussenstand (of eigenlijk: 2) van de voorjaars-ronde van SDE 2018. En enkele opmerkingen over de aankomende najaars-ronde. Polder PV gaat in dit artikel in op enkele aspecten van de status van de voorjaars-ronde. In de kamerbrief stelt Wiebes in de broodtekst dat op peildatum 21 juni 2018 er door RVO reeds 2.157 van het oorspronkelijke aantal van 4.535 aanvragen van een beschikking zijn voorzien (bijna 48% van aantallen), ter waarde van 1,9 miljard Euro (36% van aangevraagde volume, 5.297 mln Euro, het budget plafond van 6 miljard Euro werd voor het eerst structureel onderboden in deze regeling). Dit zouden "voornamelijk" PV projecten zijn, al wordt een deel-bedrag daarvoor nog niet genoemd. 454 projecten (alle technologie platforms) zouden reeds zijn afgewezen (10% van aantallen). Die een aangevraagde (maximale) subsidie waarde vertegenwoordigden van een half miljard Euro (dik 9% van aangevraagd budget). 1.924 aanvragen zouden toen nog in behandeling zijn, wat gezien het aangevraagde budget nog steeds de grootste volumes in die regeling moet betreffen (budget claim: 3,4 miljard Euro, ruim 64% van totaal gevraagd). In de kamerbrief wordt echter ook een tabel getoond met een latere stand van zaken, die ook is uitgesplitst naar technologie (zie tabel hier onder).
Uit die bijna 3 weken jongere tussenstand dan hier boven genoemd, blijkt, dat er op 3 juli dit jaar al 2.401 aanvragen zijn beschikt (53% van totaal aangevraagd), en er alweer 24 projecten meer zijn afgewezen, 478 (bijna 11% van totaal aantallen aanvragen). Nog 1.656 stuks zouden in behandeling zijn, 37%. Wiebes stelde in de kamerbrief dat hij verwacht dat eind juli alle aanvragen verwerkt zouden moeten zijn, waarover na het zomer reces nog een brief uitgestuurd zou gaan worden. In bovenstaande tabel staan weliswaar wel segmentaties per techniek vermeld, maar weer niet de totale toegekende capaciteiten, noch de (maximale) subsidie bedragen. Gezien de nog grote hoeveelheid te behandelen aanvragen, én de verhouding qua budget claim in de voorgaande update, verwacht ik dat er nog erg veel geld toegekend moet worden. De ervaring leert dat vooral de kleinere projecten eerst worden beschikt. De gróte projecten, inclusief de "niet PV aanvragen", volgen gemiddeld genomen later, omdat de beoordeling voor dergelijke projecten een stuk complexer blijkt te zijn. Uit bovenstaande tussenstand van 3 juli blijkt in ieder geval dat van de 4.369 aanvragen voor PV projecten (ruim 96% van totaal aantal aanvragen) er inmiddels 2.314 zijn gehonoreerd met een beschikking (bijna 53% van totaal aantal aanvragen voor PV projecten, ruim 96% van totaal aantal projecten die reeds waren toegekend). In behandeling waren nog 1.587 PV project aanvragen (ruim 36% van aantal PV aanvragen, wederom 96% van totaal aantal aanvragen / alle technieken). 468 aanvragen voor zonnestroom projecten zijn al afgewezen (bijna 11% van de PV aanvragen), alsmede een zevental projecten voor biomassa warmte / WKK, en telkens 1 voor windenergie, thermische zonne-energie, en biomassa gas. Als we genoemde beschikkingen voor PV projecten (2.314) optellen bovenop het totaal aan overgebleven (!) beschikkingen geaccumuleerd in de april update van RVO (SDE 2008 tm. SDE 2017 I: 19.939 exemplaren), en de toevoeging van 3.945 beschikkingen voor PV onder SDE 2017 II, komen we voor de status begin juli 2018 uit op een totaal van zo'n 26.198 exemplaren. Uiteraard zal er ondertussen wel weer wat van zijn afgevallen (oudere beschikkingen ingetrokken, bijv. vanwege overschrijding maximale realisatie termijn), maar de resterende volumes blijven natuurlijk extreem hoog voor de Nederlandse zonnestroom sector. En die komt nu al handen tekort ... Omdat de verhoudingen van de capaciteiten cq. de met de verschillende opties gepaard gaande maximale subsidie bedragen niet bekend zijn gemaakt, kan er alleen maar gegokt worden wat de "subsidie waarde" van betreffende teloor gegane 468 PV projecten is geweest. Zeker omdat er mogelijk hoge impact hebbende windenergie en biomassa gas projecten bij de afwijzingen hebben gezeten. Status
update realisaties SDE / SDE+ Interessante
bijlage - segmentatie PV aanvragen Ten eerste moet gewezen worden op het feit dat niet alle aanvragen opgenomen kunnen zijn in die tabellen. Rooftop en grondgebonden tellen daarin namelijk op tot 4.048 projecten. Er zijn oorspronkelijk in totaal 4.369 aanvragen voor PV gedaan, dus er staan 6,5% minder aanvragen in die tabel. Er is een volume van 2.288,6 MWp opgevoerd. Oorspronkelijk is er voor 2.750 MWp aangevraagd, dus er is voor bijna 17% minder opgevoerd qua capaciteit in deze tabellen ... Mogelijke redenen waarom deze totale volumes fors lager zijn dan oorspronkelijk opgegeven door RVO:
Aanwijzingen voor de juiste denkrichting worden niet gegeven in de kamerbrief. Curieus is het verschil met de oorspronkelijke aantallen beslist, zie ook tweede punt onder "opvallende zaken" ! Wiebes' ambtenaren concluderen op basis van die tabellen dat "ongeveer de helft van de projecten een vermogen hebben onder de 250 kWp" (NB: rooftop 51%, grondgebonden 13%, totaal in tabellen ruim 50%). Dat "het overgrote merendeel daksystemen zijn" (inkoppertje, dat is altijd zo geweest, rooftop is in de tabellen maar liefst 98% bij de aantallen PV projecten). En, "dat de totale subsidie claim voor daksystemen aanzienlijk groter is dan voor veldsystemen". Meer specifiek: 2.118,6 miljoen Euro versus 563,3 miljoen Euro, 79% resp. 21% van totaal getoond in de tabellen (bijna 2,7 miljard Euro, er was voor bijna 3 miljard Euro oorspronkelijk aangevraagd voor PV). Opvallende
zaken Een ander opvallend punt betreft met name de hoogste drie categorieën voor rooftop (2,5 tot 5 MWp, 5 tot 10 MWp, en groter of gelijk aan 10 MWp). Die zouden gemiddelde (!!) capaciteiten van maar liefst 3,4, 6,8, en 19,8 MWp per aanvraag bevatten in die categorieën. Bij veldsystemen is dat nog wel voor te stellen, die kunnen zéér groot worden (tot meerdere tientallen MWp-en per stuk aan toe). Maar gemiddeld bij dak installaties ??? Zeker voor de twee grootste categorieën mag dat sowieso als fragenswürdig worden verondersteld. En voor de grootste categorie, met gemiddeld 19,8 MWp voor de in die categorie zittende 10 projecten ? Ik geloof er niets van dat dat in die aanvragen zou zitten. Het grootste nu opgeleverde rooftop project is momenteel Scania in Zwolle (meerdere geschakelde cq. tegen elkaar aan gebouwde loodsen/daken op 1 site/erf). En dat is 6,4 MWp groot. Er is mij slechts 1 rooftop plan bekend wat in bouw is, wat ruim 1 MWp groter gaat worden. Andere projecten die in de planning staan (en soms al een recentere SDE beschikking hebben) betreffen meerdere loodsen of distributie centra met meerdere grote daken op een (grote) lokatie. Maar tien stuks van gemiddeld bijna 20 MWp "rooftops" in de voorjaars-ronde van SDE 2018? Dat lijkt mij vrij onwaarschijnlijk ! Dak complexen waarop maar liefst bijna 20 MWp is ingepast zijn vooralsnog non-existent in Nederland. Van implementatie bij Tata Steel, 22 MWp verdeeld over talloze loodsen op het uitgestrekte Hoogoven terrein, hebben we nog steeds niets gehoord (zou deze zomer gerealiseerd moeten zijn). Mogelijk dat bij de beschikkingen voor de voorjaars-ronde van SDE 2018 projecten zoals die van Econnetic kunnen zitten, die voor meerdere megawatten in enkele gemeentes op bedrijfsterreinen succesvol SDE subsidies heeft aangevraagd. Maar dan nog: het gaat altijd om meerdere bedrijven, verspreid over een groot gebied, met altijd een aanvraag cq. beschikking per pand. De grootste mij bekende beschikte tender is 17 MWp (Westelijke Dordtse Oever), andere zijn echter véél kleiner, slechts een paar MWp. Ik kan die cijfers zeker voor rooftop dus niet goed rijmen met de realiteit. Bovenstaande doet vermoeden, dat in de getoonde tabellen meerdere rooftop projecten onder 1 "aanvraag" zijn gelumpt door RVO of door MinEZK. Systeemgemiddelde
capaciteit rooftop vs. grondgebonden fors verschillend Voor rooftop plus grondgebonden is het systeemgemiddelde vermogen per aanvraag in de voorjaars-ronde van SDE 2018 560 kWp. Bij de oorspronkelijke aanvragen was dit nog 588 kWp (grafiek in artikel met bespreking aanvragen). Ook hier dus een discrepantie tussen de getoonde status in de kamerbrief, en de oorspronkelijke volumes. De subsidie claim, terug gerekend naar aangevraagd PV vermogen, komt in de tabellen voor het geheel neer op 1.204 Euro per kWp, verdeeld over een subsidie periode van 15 jaar (max. 16 jaar bij tegenvallende opbrengsten). Van de verstrekte tabellen (met dus mogelijk deels, hetzij missende, hetzij gelumpte data) heb ik de volgende grafieken gemaakt. Alleen de totalen, en de volumes voor grondgebonden projecten zijn weergegeven in cijfers (zie verder kamerbrief voor details). Bij het aantal aanvragen ligt als vanouds het zwaartepunt op de kleinere systemen, zoals altijd al "het gebruik" is. Al zijn die "kleinere" systemen de afgelopen jaren gemiddeld genomen beslist wel groter geworden. De "top" lag volgens de opgevoerde tabellen rond de installaties tussen 250 en 500 kWp (1.292x, daarvan slechts 11 grondgebonden), ongeveer evenveel in de klasse 100 - 250 kWp (1.274 / 4), en ruim de helft in de kleinste klasse (15 - 100 kWp, 777 stuks, waarvan 7 grondgebonden). De twee volgende grootte klassen bevatten ook nog de nodige projecten (422 resp. 216 stuks, waarvan 8 resp. 18 grondgebonden), tot 2,5 MWp. Daarboven is het aantal aanvragen beduidend minder, tussen de 51 en 24 projecten, waarvan grondgebonden exemplaren een substantieel aandeel claimen (13, 12, resp. 14 projecten in de hoogste 3 grootte klassen). In totaal zijn in de tabellen 87 grondgebonden systemen opgevoerd, en 3.997 rooftop installatie aanvragen. Relatieve percentages t.o.v. het totaal aantal aanvragen (4.084): 2,1 resp. 97,9%. Bij de capaciteits-verdeling in de tabellen in de kamerbrief van MinEZK is de verdeling compleet anders dan bij de aantallen projecten. Hier zijn twee strict gescheiden cumulaties te vinden. De eerste onder een "relatief kleine" categorie, 250 - 500 kWp, met 492 MWp, waarvan slechts 4 MWp grondgebonden projecten betreft. En de nog hogere piek in de aller grootste categorie (groter of gelijk aan 10 MWp per aanvraag), met 522 MWp. Waarvan het merendeel, 323 MWp, geclaimd door slechts 14 aanvragen (eerste grafiek) grondgebonden projecten betreft. Per stuk dus zeer groot, en compleet onvergelijkbaar met de omvang van de gemiddelde rooftop projecten. Dat er toch nog een substantieel deel "rooftop" onder die hoogste categorie valt (blauwe stuk onderaan), heeft mogelijk te maken met het "lumpen van meerdere aanvragen van dezelfde ontwikkelaar of SDE aanvragende partij". En/of met omvangrijke rooftop clusters op een en dezelfde (industriële) lokatie. Voorts zien we wat rooftop betreft hogere concentraties bij aanvragen van 500 kWp tot 2,5 MWp (totaal volumes 307 - 336 MWp, ondergeschikt deel daarvan grondgebonden). En bij de grondgebonden aanvragen nog vrij hoge concentraties in de project categorieën tussen 2,5 en 10 MWp (48 resp. 83 MWp aanvragen voor veld-systemen). De kleinste categorie, 15 - 100 kWp, bevat slechts een ondergeschikt deel (2%) van het totaal aangevraagde volume, 46 MWp (waarvan slechts 0,3 MWp grondgebonden). In totaal zijn in de tabellen capaciteiten van 500,3 MWp grondgebonden systemen opgevoerd, en 1.788,3 MWp aan rooftop installatie aanvragen. Relatieve percentages t.o.v. het totale volume bij de aanvragen (2.288,6 MWp): 21,9 resp. 78,1%. Vergelijkbaar met de grafiek voor capaciteit, is bij de geclaimde (maximaal haalbare) subsidies de trend hetzelfde. Wat te maken heeft met de relatie met de gevraagde (maximale) hoeveelheid te produceren energie, die rechtlijnig samenhangt met de opgestelde capaciteit (er wordt standaard in SDE 2018 met 950 kWh/kWp.jr specifieke opbrengst gerekend). Er zijn echter wel subtiele verschillen, de piek voor de categorie 250 - 500 kWp is nu hoger (!) dan die voor de grootste project categorie, 594 vs. 578 miljoen Euro (MEUR)! Waar dit vreemde verschil aan ligt wordt niet duidelijk, en heeft mogelijk (ook) te maken met eventueel lumpen van rooftop projecten onder "een aanvraag" zoals beschreven in de hoofd tekst van dit artikel. Duidelijk blijft ook hier, dat de impact van "slechts enkele" grondgebonden zonnepark aanvragen een flinke impact heeft bij de aangevraagde subsidies. In de grafiek: 359 miljoen Euro voor 14 aanvragen. Ongeveer een vergelijkbaar volume aan de 363 miljoen Euro voor maar liefst 414 aanvragen voor rooftop installaties. In totaal zijn in de tabellen maximaal aangevraagde subsidies 563,3 miljoen Euro voor grondgebonden systemen opgevoerd, en 2.118,6 miljoen Euro voor rooftop installatie aanvragen. Relatieve percentages t.o.v. het totale volume bij de aanvragen (MEUR 2.681,9): 21,0 resp. 79,0%. Uiteraard zijn dit allen nog maar "aanvragen". We weten nog niet wat hiervan gaat overblijven aan beschikkingen, al zullen dat er, gezien de huidige status update, nog steeds erg veel zijn / worden. Ook weten we natuurlijk nog niet hoeveel dáárvan om wat voor reden dan ook in komende jaren niet opgeleverd zal gaan worden. Budget
plafond niet bereikt, geen gevolgen voor nieuwe budgetten Wiebes stelt dat er een gezonde balans wordt gezocht tussen de [PPV: ambitieuze] doelen van het Energieakkoord "en de concurrentieprikkel voor projectontwikkelaars". Hij stelt ook dat de "onderuitputting" (bij de aanvragen) in het juiste perspectief gezet moet worden. Hij gaat daarbij in op de enorme internationale kosten reducties bij, met name wind (off-shore !) en PV, en dat, gezien de lange ontwikkelingstrajecten, "het voor de hand ligt om het verplichtingenbudget in de jaren voor 2020 te laten pieken, zodat optimaal gebruik kan worden gemaakt van de daling in kostprijs". Dat is ook mede de reden dat er gewoon weer 6 miljard Euro maximaal te besteden budget plafond voor de najaars-ronde van SDE 2018 gaat komen. Wel stellen Wiebes zijn ambtenaren dat "de verhouding tussen beschikbare projecten en beschikbaar budget scherper wordt". En dat er dus een grotere kans bestaat dat er (weer) een of meer keren "onderuitputting" zal gaan komen in komende regelingen. "Er is immers geen oneindig aanbod aan projecten, capaciteit en projectontwikkelaars". Wat dat laatste betreft, heb ik al, tongue in cheek, gesuggereerd dat voor PV er wellicht een paar blikken van de alomtegenwoordige buitenlandse ontwikkelaars opengetrokken zouden kunnen worden. Er zijn er meer dan genoeg op onze aardkloot, die leuke projecten willen realiseren. Waar dan ook op de aardbol. En die het kapitaal daarvoor bij grote partijen weten aan te trekken... Na het zomer reces (5 juli tot en met 3 september 2018) volgt de "definitieve" stand van zaken rond de aanvragen en daar uit voortkomende beschikkingen voor de voorjaars-ronde van SDE 2018. Kamerbrief over openstelling SDE+ najaarsronde 2018 (Kamerbrief Wiebes / MinEZK, dd. 10 juli 2018) 10 juli 2018: Klimaatakkoord - prognose ontwikkeling zonnestroom capaciteit op de langere termijn in context. Na veel vergaderen is er een "Nederlands Klimaatakkoord", volgend uit het wereldwijd beklonken "Parijs Akkoord" (Verenigde Naties: "Paris Agreement"), gesloten tussen 197 landen. Waarvan er inmiddels 178 het akkoord hebben geratificeerd. Nederland heeft in diverse "overleg tafels" getracht haar eigen ontwikkelings-lijnen uit te zetten, hoe dat akkoord in eigen land moet materialiseren. Daarbij ook rekening houdend met de extreem ambitieuze doelstelling van Rutte III om reeds in 2030 49% van de broeikgas gas uitstoot van van 1990 ingeperkt te hebben (Regeerakkoord). Voor de uitgebreide rapportages en deel-doelstellingen verwijs ik gaarne naar de betreffende Klimaatakkoord website van de hand van het Klimaatberaad. Wat betreft zonne-energie heeft Solar Magazine al een fraaie update gegeven in een serie van 5 artikelen, die ik hier niet verder over hoef te doen. Het stuk over, specifiek, zonnestroom, vindt u hier. In de rapportages vindt u naast talloze andere zelfs voor veel insiders verbazingwekkende horizonten op het gebied van energie tevens nieuwe - hoogst ambitieuze - doelstellingen voor zonnestroom. Waarvan de 21-23 GWp "gewenst" PV vermogen in 2030 wel de opvallendste genoemd mag worden. In dat jaar zou met die opgestelde capaciteit een hoeveelheid elektriciteit uit zonnepanelen gegenereerd moeten gaan worden van maar liefst 21 tot 22 terawattuur. Goed om daarbij te beseffen, dat met de laatst bekende, nog niet definitieve cijfers van het CBS voor het afgelopen jaar 2017, m.b.t. een zeer grove berekenings-methodiek (die hopelijk in de toekomst veel beter gaat worden), er een productie is geschat van 2.149 GWh. M.a.w., over 12 en een half jaar zou er een factor 9,8 tot 10,2 maal zoveel zonnestroom in eigen land geproduceerd moeten gaan worden dan afgelopen jaar. Genoemde hoeveelheid komt overeen met een factor 5 tot 5 en een half maal de maximale jaarlijkse productie van kerncentrale Borssele (die in 2033 op z'n laatst definitief van het net zou moeten gaan). Of een factor 3,8 tot 4,2 maal de maximale jaar productie van de poederkool stokende Hemweg 8 centrale van Vattenfall (630 MW max. capaciteit, jaar productie max. 5,5 TWh indien draaiend in volcontinu bedrijf). Ik heb de zonnestroom capaciteit ambitie voor 2030 (Klimaatakkoord) in een prognose grafiek gezet met de historische CBS cijfers (NB: data voor 2017 kunnen nog enigszins gewijzigd worden), én de piketpalen die in de "Roadmap PV Systemen en Toepassingen" door Topsector Energie - TKI zijn gezet tot en met het verre jaar 2050. Ook heb ik in de grafiek de twee "oude" doelstellingen van het destijds door mij niet als ambitieus bevonden eerste Nationaal Actieplan Zonnestroom (plan 2011, "4 GWp in 2020"), en de eind 2015 door DNV-GL gepubliceerde bijstelling naar 10 GWp in het jaar 2023 opgenomen. We zien in deze, nota bene, met een logarithmische Y-as uitgeruste grafiek links, in geel, de historische ontwikkeling volgens gepubliceerde data van het CBS. 2017 is nog niet definitief, de laatste opgave voor de eindejaars-accumulatie van PV capaciteit was 2.864 MWp. TKI (Topsector Energie, gebouwde omgeving) heeft eind 2017 een rapportage gepubliceerd met hun "Roadmap" met enkele piketpalen (groene datapunten) voor de mogelijke, of, zo u wilt, "gewenste", ontwikkeling van zonnestroom tot en met het ver in de toekomst liggende jaar 2050 ("Nederland fossielvrij" ???). Een globaal door mij verbindende curve van de datapunten is in een stippellijn ingetekend. Uit die curve wordt ook meteen duidelijk, dat het "ambitie niveau" van de Klimaatakkoord spelers lager is dan dat van TKI, want de twee datapunten (rood, 21-23 GWp eind 2030) liggen beduidend lager dan de groene curve. Eerder al was de eerste prognose van het Nationaal Aktieplan Zonnestroom (4 GWp voor 2020, voorspeld in 2011, blauwe datapunten) veel te laag gebleken. Dat gaan we, als alles meezit, waarschijnlijk eind 2018 al halen. Realistischer is de nieuwe, eind 2015 gepubliceerde afschatting van DNV-GL, voor het jaar 2023, die op 10 GWp is komen te liggen. Al gaat TKI daar met een GWp extra nog een streepje overheen voor dat jaar. De verwachting van TKI mag beslist als zeer ambitieus worden gezien. Technisch onmogelijk is hij zeker niet, zoals talloze groeimarkten al jaren lang hebben laten zien op onze planeet. Als er obstakels zullen komen, zullen die met name van politieke aard zijn. Laten we hopen dat dat niet gaat gebeuren, en dat de nu heftige ambities in het Klimaatakkoord minimaal gehaald zullen gaan worden. En, wellicht, als iedereen z'n stinkende best doet, blijken zelfs de ambities van TKI en partners misschien op termijn zelfs wel te conservatief ? Nederland staat aan het begin van een renaissance op het gebied van duurzame energie in het algemeen. En met zonnestroom in het byzonder. Ik wens u vele mooie jaren toe met de "echte verduurzaming" van ons energie intensieve land! Bronnen: CBS, DNV-GL (NAZ), TKI, Klimaatakkoord documentatie, Solar Magazine Website Klimaatakkoord (uitgebreide documentatie van de "sector tafels") Bijdrage van de Sectortafel Elektriciteit aan het Voorstel voor hoofdlijnen van het Klimaatakkoord. De transitie naar een CO2-vrij elektriciteitssysteem (76 pagina's tellend document op website van het Klimaatakkoord, 10 juli 2018. Nadere uitwerking van de voorstellen is voorzien in de tweede helft van 2018) Hoofdlijnen Klimaatakkoord: 21 tot 23 gigawattpiek zonnepanelen in 2030 (10 juli 2018, andere artikelen over Klimaatakkoord daar gelinkt) ROADMAP PV Systemen en Toepassingen (SEAC / ECN / TNO / Univ. Utrecht / TKI Urban Energy, i.o.v. RVO, december 2017; 46 pagina's) 8 juli 2018: CertiQ juni rapportage 2. Aanmaak, import en export van groencertificaten, warmte dossier. Dit artikel beschrijft de evolutie van de uitgifte en import / export van garanties van oorsprong (GvO's) voor duurzame elektriciteit en warmte, volgens de CertiQ rapportages over juni 2018. Voor de aparte analyse van de evolutie van gecertificeerde zonnestroom capaciteit, en productie, zie deel 1. De unieke dynamische grafiek die de variërende contributie van GvO's voor elektra per land, voor import Nederland in toont, is weer bijgewerkt. Import / export GvO's Hier onder vindt u de import- en export staatjes voor GvO's van CertiQ, met de door mij berekende aandelen per optie (percentages in geel, bovenaan), en per land (idem in blauw/rood, rechts), t.o.v. de totalen aan geïmporteerde resp. ge-exporteerde GvO's. Er is in juni 2018 weer meer volume aan GvO's Nederland in ge-importeerd dan in mei. Toen ging het nog om 2.177 GWh , in juni is er volgens CertiQ voor 2.481 GWh aan groene papierwaren ingevoerd ter vergroening van grotendeels in Nederland geproduceerde en geconsumeerde grijze stroom. 14% meer. In maart was het echter nog fors meer, 4,1 TWh. Dat lijkt gemiddeld genomen dus een gunstige trend. Er wordt stapsgewijs steeds meer "echte groene stroom" geproduceerd in NL, en stapje voor stapje is de (al dan niet kunstmatig gecreeërde) "vraag" naar groene papierwaren minder opvallend aan het worden. In juni 2017 lag het niveau trouwens nog fors lager dan in dezelfde maand in 2018: 1.897 GWh. Dus in dat opzicht minder prettig nieuws.
De landen die als "grootste GvO exporteur naar Nederland" kunnen worden bestempeld wijzigen meestal met de maand. In juni was het echter, net als in de vier voorgaande maanden, wederom nieuwe "kampioen" Italië (19,1%). Ditmaal was Zweden tweede, met 15,5% van de aan Nederlandse handelaren verkochte GvO's. Denemarken volgde met 13,7%. Deze eerste drie landen namen in juni 48% van het totaal van de import van NL voor hun rekening. In mei was dat voor de eerste drie nog 69%, dus de verdeling over de herkomst landen is iets meer verspreid. In juni werden GvO's geïmporteerd voor 4 getoonde energie modaliteiten, met ditmaal wederom windenergie vooraan in de rij, op bijna 57% (grootste contribuant Denemarken, met bijna een kwart van dat volume), en nog eens 10 andere landen als leverancier - in sterk wisselende omvang. Waterkracht (hydropower) volgde met bijna 31%, met ditmaal, bijna ex aequo, Zweden (243,5 GWh) resp. het niet aan het Europese stroomnet gekoppelde mid-Atlantische IJsland (242 GWh). Beiden met bijna een derde deel van het totaal aan geleverde GvO's. 4 andere landen droegen redelijke (Noorwegen, Finland), tot zeer kleine hoeveelheden bij aan het totaal volume waterkracht GvO's. Zonnestroom volgde met een opvallend hoog aandeel van 12% (Italië met 82% aandeel, Tsjechië met bijna 17%, met een rest beetje uit, nota bene, België en Denemarken). Biomassa had ditmaal een laag aandeel van slechts 0,9%. Het grootste deel (91%) geleverd door Italië, en nog een beetje uit Denemarken. In totaal waren er maar 12 contribuerende landen bij de export van GvO's naar Nederland. Duitsland, groene stroom kampioen van Europa, was weer eens de grote, opvallende afwezige bij de verstrekking van 0 groene stroom certificaten aan ons land. Voor de reden daarvan, zie toelichting in een vorige update. Het hoge totaal volume aan Nederland in geïmporteerde zon-GvO's, 296,7 GWh in juni, zou, bij 2.910 kWh/HH.jr (plm. gemiddeld 243 kWh/HH.mnd), theoretisch bezien, in die maand ongeveer het stroomverbruik van maar liefst 1,22 miljoen (!!) normaliter 100% "grijze stroommix" afnemende huishoudens kunnen hebben "vergroend". Dit komt nog eens bovenop het volume van 0,42 TWh wat in Nederland met eigen PV installaties zou zijn opgewekt in die maand, volgens de berekeningen van En-Tran-Ce (maand rapportage). Totaal "eigen opwek" + "zonnestroom GvO import" in juni: 717 GWh, wat puur theoretisch bezien het stroomverbruik van bijna 3 miljoen huishoudens heeft kunnen vergroenen. Ook al trokken al die huishoudens de hele maand lang grijze stroommix uit hun vele stopcontacten. Totale import GvO's Absoluut bezien is de import van GvO's t.o.v. de voorgaande maand weer met 14% toegenomen, na een terugval van het hoge volume in januari (van 6,0 naar 3,3 in februari) een tussentijdse stijging naar 4,1 TWh in maart, en fors minder in april en mei (2,3 - 2,2 TWh). Zie ook discussie in de bespreking van het december 2017 rapport). In historisch perspectief bezien waren de - soms fors fluctuerende - totale import volumes per maand als volgt (jan. 2016 - juni 2018):
* Tot en met mei 2016 waren hierin ook nog in NL aangemaakte certificaten die eerder Nederland uit ge-exporteerd werden en later weer werden ge-importeerd bij inbegrepen. Die zijn er vanaf juni 2016 uit gehaald door CertiQ, dus vanaf die datum alleen nog maar echt uit het buitenland afkomstige GvO's (certificaten gebaseerd op aldaar geproduceerde duurzame elektriciteit). De 7,1 TWh aan import van groene papierwaren in "record maand" december 2017 is het equivalent van bijna 6% (!) van de fysieke jaarlijkse stroom consumptie in ons land (laatst bekend, voorlopig cijfer: 119,9 TWh in 2017). Om een andere vergelijking te gebruiken: die 7,1 TWh aan groene papier import was het equivalent aan een factor 1,8 maal de normale totale jaarproductie van kernsplijter Borssele. Ook al is het in de eerste zes maanden van 2018 fors lager (gemiddeld 3,4 TWh/mnd), de volumes blijven hoog. Dit heeft ongetwijfeld te maken met het rap "vergroenen" van bestaande (fysiek grijze) stroom contracten. Niet alleen bij burgers (die ontwikkeling is al jaren gaande). Maar vooral, bij het bedrijfsleven. En daar gaat het niet om maar een paar duizend kWh per jaar, maar al gauw om tienduizenden tot vele malen meer kilowatturen. Dan gaat het hard bij de "druk" op de beschikbare GvO's. En dus "moet" er massaal extra "groen" worden geïmporteerd. Want die tover je niet zomaar ineens uit je goochelhoed, zelfs al zijn de volumes "echt groen geproduceerde stroom van Hollandse bodem" aan het toenemen ... In bovenstaand taartdiagram het exemplaar voor juni 2018, met daarin de aandelen van de landen die GvO's "verscheepten" naar Nederland in de laatste 12 maanden. Italië, wat al langer de eerste plaats ten koste van Noorwegen heeft ingenomen, heeft weer wat ingeboet op haar voorsprong t.o.v. het record in mei (26,3%), en zit nu op 24,4% van het totaal (dat was nog 16,9% in december 2017). Het aandeel van Noorwegen, in de juli 2017 rapportage voor het eerst niet meer het hoogste aandeel, is verder gedaald tot 15,3% (was 0,2 procent-punt hoger in mei). Denemarken won weer een klein beetje aandeel extra en kwam op 14,0%. In dec. 2016 was dat nog 16,3%, (mei 13,7%, april 14,1%, maart 14,5%, feb. 15,4%). Spanje heeft sedert haar late start, via 1,1% (januari 2016), een sterke evolutie doorgemaakt. Het land had in juli 2017 Finland ingehaald. Wel viel het weer terug t.o.v. de 12,9% in het december 2017 rapport, naar een niveau van 10,5% (feb.: 12,5%), waarmee het weer na Zweden kwam in de rangorde. In april echter haalde het land dat weer in, en nam het aandeel verder toe naar, inmiddels, 11,7% in de juni rapportage, op de vierde plek. Zweden, inmiddels door CertiQ eindelijk opgenomen in de legenda (na opmerking van Polder PV per e-mail), ging aanvankelijk van 7,5% (januari 2016) naar 10,2% in november 2017, wist Frankrijk bij te halen met een gelijke 11,4%, eind 2017, en is inmiddels weer op dat niveau terug in juni (mei 10,8%, april 11,0%, maart 11,2%, feb. 10,8%). Frankrijk had Finland weer ingehaald in de mei rapportage, maar viel weer 0,1% terug naar 5,7% van het totaal. Finland heeft al langer veren gelaten sedert het hoogste niveau in juli 2017 (7,5%), en eindigt momenteel op 5,2%, (identiek aan status in mei dit jaar). De andere landen zitten onder de 5% aandeel op het totaal. België (3,8% in juni 2018, een terugval van de 5,2% in november 2017), IJsland met 0,6% gestegen t.o.v. mei, naar 3,2%. Estland groeide een tiende procentpunt t.o.v. mei, naar 1,3%. Tsjechië, links bovenaan zichtbaar geworden als smal segment, groeide, sedert haar introductie in de rapportages in juni 2017, door naar een "nieuw-historisch" hoog niveau van 1,0%. Slovenië verloor een tiende procentpunt, en eindigde in die maand ook op 1,0%. Europees groene stroom productie kampioen Duitsland blijft steken op 0,8% (was in april 2018 nog 1,2%). Ook Duitsland's zuider-buur Oostenrijk blijft op dat niveau hangen (0,8%). Ierland en Kroatië verdelen de laatste kruimels, met 0,3 resp. 0,1%. Verschuiving GvO import naar land van herkomst Het continue verschuiven in de verdeling van de GvO's over de landen had Polder PV in de januari bijdrage van 2017 voor het eerst grafisch al verder uitgediept. Zie aldaar voor de (statische) grafieken en toelichting. Sinds de februari rapportage van 2017 is Polder PV nog een stapje verder gegaan, door de resultaten in de loop van de tijd in de vorm van een dynamische grafiek te presenteren in alle opvolgende updates. Polder PV heeft van de afgelopen 25 maandelijkse rapportages, waarbij Nederland als "zelf-importerend land" uit de basis cijfers is gegooid door CertiQ (sedert het juni 2016 rapport), een animatie gemaakt. Tsjechië, nieuw ingetreden bij CertiQ, is voor het eerst in de update van juli 2017 toegevoegd. Het filmpje is als een oneindige "loop" getoond, met een pauze aan het eind van de reeks. De rangschikking is met België telkens bovenaan beginnend (blauw), en kloksgewijs de landen volgorde alfabetisch afwerkend, via Italië onderaan (donkergrijs), uiteindelijk eindigend met Zweden (geel): Voor een uitgebreide toelichting op de jaarcijfers van CertiQ, import, export, en "consumptie" van groene stroom certificaten in eigen land ("afboekingen"), zie de details in een vorige bespreking. Goed is in de animatie te zien dat Noorwegen haar langjarige leiders-positie in juli 2017 kwijt raakte aan Italië, en dat het aandeel van laatstgenoemde gemiddeld genomen verder is toegenomen. Dat Zweden haar aanvankelijk prominente plaats zag afzwakken in de loop van de tijd, maar recent weer iets aangroeide. Verder is goed de groei van Denemarken en, later, van Spanje te zien als belangrijke nieuwe contribuanten aan de GvO import, Nederland in. Frankrijk, lang een significante GvO leverancier, fluctueerde fors qua absoluut aandeel en is inmiddels opvallend ver terug gevallen. In de afgelopen 12 maanden inclusief juni 2018 werd volgens CertiQ voor een volume van maar liefst 39.016 GWh aan GvO's Nederland in geïmporteerd, anderhalf procent meer dan het 12-maandelijkse import volume tm. mei (38.432 GWh). Over de afgelopen 18 maanden heb ik de wijzigingen in die import van een aaneengesloten periode van een jaar op een rijtje gezet (omvang import Garanties van Oorsprong, afgerond in TWh). Per maand is de verandering t.o.v. de voorgaande maand weergegeven, in procent.
In de periode van 12 maanden tm. mei 2018 werd er, met nog voorlopige cijfers voorhanden, slechts voor ruim 16,1 TWh fysiek aan eigen opwek (op eigen bodem, inclusief de Noordzee) van stroom uit hernieuwbare bronnen gerealiseerd. Een equivalent van slechts 42% van het volume aan import GvO's tm. mei werd in eigen land opgewekt. Zelfs al moet er nog het nodige volume aan fysieke opwek bijgeschreven worden in toekomstige updates, en stijgt de eigen opwek traag verder: het gat tussen eigen groene productie, en de import van GvO's voor het vergroenen van onze voornamelijk gas/steenkolen gevoedde stroommix, blijft onverminderd groot. Export Het "detail" plaatje voor de export van GvO's in juni 2018. Veel simpeler dan dat voor de import. In juni 2018 werd weer een hoger volume aan GvO's Nederland uit ge-exporteerd dan in mei, 248 (mei) resp. 259 GWh (juni). In maart lag het volume op een veel lager niveau, 67 GWh. Voor de progressie in de loop van de tijd, zie de tabel hier onder. Tijdens het regelmatig stuivertje wisselen tussen de lange tijd enige overgebleven "export kandidaten" was het in juni nota bene groene stroom productie kampioen Duitsland (22,3 TWh record productie zonnestroom in eerste half jaar, productie elektra uit alle hernieuwbare bronnen 41,5% van totale consumptie !), wat het grootste deel van de groene papierwaren mocht ontvangen van Nederland. 114 GWh, 44% van het totaal. Noorwegen ontving iets minder certificaten, 108,9 GWh, goed voor 42%. Voor België bleef slechts 36,4 GWh over, 14% van het totaal. Nota bene: fysiek bezien was Nederland in het eerste half jaar de grootste stroom afnemer uit het frequent overschotten producerende Duitsland, omdat de op een ernstig conflict afkoersende coalitie onder leiding van Merkel daar weigert om bruinkolen centrales versneld te sluiten, die vrijwel permanent blijven doordraaien. En dus feitelijk de echter probleem veroorzaker zijn in de afgeremde energie transitie bij de oosterburen. Ditmaal waren wederom windstroom certificaten veruit in de meerderheid, ruim 67% van totaal (65% naar Duitsland, de rest naar België resp., iets minder, naar Noorwegen). Bijna 33% van totaal betrof biomassa certificaten, die allemaal naar Noorwegen gingen. Er werd ook nog een marginaal aandeel, 0,04% zonnestroom certificaten (door)verkocht aan België, goed voor slechts zo'n 100 MWh. De ratio export / import van GvO's is in juni 2018 ongeveer gestabiliseerd, en nog steeds hoog: 10,4%. Hoe deze - soms sterk wisselende - verhoudingen in 2018 en in het het afgelopen jaar zijn geweest, toon ik in de volgende tabel (percentages berekend met aangegeven waarden, hoeveelheden weergegeven in Terawattuur; 1 TWh = 1.000 GWh):
Onderaan in de tabellen / figuren het taartdiagram voor de laatste 12 maanden, waarbij het aandeel van Noorwegen weer licht is afgenomen. Het nam in de reeks vanaf november 2016 toe van 48% naar ruim 81% in december 2017. Daarna zakte het weer in, via 79% (januari) naar nog maar bijna 67% in juni 2018. Het aandeel van België daalde van 54% (oktober 2016) naar ruim 11% in december 2017. Daarna steeg het weer tot ruim 15% in het april rapport, en zakte weer naar ruim 14% in juni. Duitsland klom de afgelopen 12 maanden snel omhoog naar een aandeel van bijna 15% van het totaal. Vooral veroorzaakt door de "machtsgrepen" in februari, en april tot en met juni. Dit ging ook ten koste van de positie van Zweden. Die aanvankelijk op de derde plaats kwam vanwege de contributie in augustus 2017, (7,1% van totaal), maar sindsdien fors daalde naar een aandeel van nog maar 4,1%. Over de laatste 12 maanden gemeten is het aandeel van alle andere landen (vrijwel) nihil gebleven. In die periode van een jaar is het export volume tm. juni 2018 3.077 GWh geweest. Wat nog steeds een zeer bescheiden deel is t.o.v. de totale import van GvO's in dezelfde periode (39.016 GWh; tweede tabel in dit artikel): 7,9%. Dat was in mei nog 7,6%, april 7,3%, maart 6,8%, in februari 6,6%, in januari 6,2%, in december 2017 6,7%, in november 4,8%, in oktober 5,4%, in september 5,2%, in augustus 4,8%, in juli 4,3%, in juni 4,1%, in mei 4,0%, in april 3,7%, en in januari 2017 was het 4,2%. Dus zelfs al is die ratio gemiddeld genomen beslist wel verder gestegen: Nederland blijft, uniek in Europa, nog steeds massaal netto importeur van "papieren groenheid" op het gebied van (verduurzaming van) grotendeels fossiel opgewekte elektriciteit. Warmte incl. thermische zonne-energie In het separaat verschenen "warmte equivalent" maandrapport van juni blijken de aantallen projecten biomassa verwerkende installaties met 2 exemplaren te zijn toegenomen, tot 277 stuks. Netto bezien ging dat echter wederom, net als eerder dit jaar, gepaard met een afname van 148,3 MWth aan duurzame warmte producerende capaciteit (daling van ruim 2.367 MWth naar 2.219 MWth). Het lijkt er dus op, dat er minstens 1 of 2 grotere projecten zijn uitgeschreven, en tegelijkertijd 2 of 3 ingeschreven met een gezamenlijk kleinere capaciteit. En/of de capaciteit van 1 of meer bestaande installaties is (fors) aangepast in de CertiQ databank. Dat laatste is niet onmogelijk, ik zie in de beschikkingen lijsten van RVO voor de door mij intensief gevolgde zonnestroom projecten steeds vaker naar beneden aangepast capaciteiten bij soms reeds lang geleden afgegeven beschikkingen. Dat kan dus bij de warmte projecten beslist ook gebeuren (dit heb ik verder wegens een te grote werkdruk niet onderzocht). Verder heb ik geen wijzigingen kunnen ontdekken, de aantallen en capaciteiten van de geothermische en thermische zonne-energie projecten zijn niet veranderd t.o.v. de voorlaatste update. Met de 2 (netto) toegevoegde biomassa projecten, komt bij de geaccumuleerde opgestelde thermische capaciteiten in juni 2018 de verdeling uit op 89,2% voor biomassa, 10,8% voor geothermie, en nog een verwaarloosbaar aandeel voor thermische zonne-energie projecten (0,2%). NB: dit betreft uiteraard alleen de gecertificeerde (grotere) installaties. Er staat in Nederland natuurlijk veel meer zonnecollector capaciteit: zie de bijgewerkte statistiek van het CBS voor de kleine installaties tot 6 m², en de totale impact op de energie productie, in vergelijking met de evolutie bij PV (zonnestroom). Grootste
thermische zonne-energie project Nederland in bouw Productie
"warmte uit HE bronnen" (Voorgaande) analyses van maand rapportages CertiQ, door Polder PV: 2018: 2017: 2016-2015: zie links onderaan november rapportage 2017; zie verder voor oudere artikelen overzichten via index (vrijwel altijd aan begin van de maand bespreking nieuwe CertiQ maandrapport) Statistische overzichten CertiQ (extern) 6 juli 2018: Prognose evolutie CertiQ volume zonnestroom capaciteit tm. EOY 2018. Nu de eerste - voorlopige - half jaar cijfers voor 2018 bekend zijn bij CertiQ, waagt Polder PV een prognose te doen wat de evolutie van de volumes aan gecertificeerde zonnestroom capaciteit de rest van dit jaar kan gaan opleveren. Dit is uiteraard een riskante operatie, we weten niet hoe de markt zich ontwikkelt, ook al omdat Nederland zeer slechte statistieken kent waar van alles aan blijft rammelen. Het blijft gevaarlijk om historische trends door te trekken naar "de toekomst", zelfs al is het maar een half jaar. Maar om een "beeld van de potentie" te krijgen is het beslist verleidelijk om zo iets te proberen. Dit heb ik gedaan door twee trendlijnen in de reeds gepubliceerde accumulatie grafiek "door te trekken naar eind 2018". Zoals in de volgende grafiek: In bovenstaande prognose grafiek heb ik de bestaande realisaties tot en met juni 2018 gebruikt als basis voor twee "mogelijke trends". Een rechtlijnige, door de progressie balken van vóór de serieuze versnelling (juni 2015 - 129,5 MWp gecertificeerd vermogen geaccumuleerd) tot en met de laatste data voor juni 2018 (1.044,4 MWp) te verbinden (zwarte lijn), en het lijnstuk (rechtlijnig) door te zetten naar (eind) december 2018. Dan kom ik ongeveer (zie de blauwe "ijklijnen") uit op een potentie van ongeveer 1.180 MWp eind dit jaar. Minimaal, want we zien aan de enorme progressie (gele balken = maandrapportages CertiQ), dat de laatste jaren een enorme groei wordt gerealiseerd. Gaan we nu uit van de best match trendlijn door de historische data punten, een 6e graads polynoom berekend door Excel (rode lijn), en laten we die "doorzetten" naar eind 2018, komen we op een spectaculair volume van al zo'n 1.425 MWp uit. Nu is het altijd gevaarlijk om sterk expanderende trends te extrapoleren. Er kan van alles mis gaan, zeker in de nog steeds dominant door politiek ingrijpen beïnvloedde fragiele Nederlandse duurzame energie markt. Daarbij komen ook nog eens steeds pregnanter wordende problemen. Zoals de volgende drie exemplaren. (1) Tekort aan professionele, gecertificeerde "handjes" om de enorme stortvloed aan - vaak gecompliceerde - grote(re) PV projecten binnen een redelijke tijd opgeleverd te krijgen. Zeker als er tijdnood is om binnen de gestelde SDE termijn te leveren, kan dat een zeer groot probleem worden, want RVO zal niet oneindig talmen om een beschikking te vernietigen bij gebleken "non-delivery". En dan zal het project beslist niet gerealiseerd gaan worden. (2) Capaciteitsproblemen op het elektriciteits-net. Daar zijn al wat aanwijzingen voor, met name in noord-oost Nederland. TenneT en Enexis zijn druk bezig met het tackelen van de enorme stortvloed aan plannen voor (grote) zonneparken in Groningen en Drenthe. Liander heeft zelfs een voorlopig moratorium voor (nieuwe) aansluitingen voor zonneparken op enkele lokaties in Friesland aangekondigd. Als netversterking / verzwaring, wat bij dergelijke netten altijd veel tijd kost (vooral op het gebied van tijd vretende procedures) te lang op zich laat wachten, en er is al een SDE beschikking verkregen, kan ook die op een gegeven moment verlopen. Vergeet het dan maar dat het project dan op kortere termijn gerealiseerd zal worden. Er zal een nieuwe beschikking aangevraagd moeten gaan worden, en ook dat zal steeds meer aan restricties worden gebonden (en sowieso onder minder gunstige financiële voorwaarden). Vooral omdat dergelijke projecten veel subsidie budget claimen. Wat niet aan andere projecten uitgegeven kan gaan worden. (3) Steeds meer verzet tegen plannen en realisaties van grote grondgebonden zonneparken, die zeer veel capaciteit claimen van het totaal. Als om wat voor reden dan ook van rechtswege reeds beschikte zonnepark plannen uitgesteld worden, zal dat een forse impact op de realisaties in de rest van het jaar kunnen hebben. De uitvoering wordt steeds meer uitgesteld, voorspellen wat het effect zal zijn op de totale volumes blijft echter glazenbollen werk. Feit is, dat bij een zeer substantieel deel van de project plannen die ik zie, zélfs bij de nodige rooftop projecten, de aanvankelijk geplande opleverdatum bij lange na niet wordt gehaald. Ook
positieve markt signalen Tongue-in-cheek
prognose CertiQ EOY 2018 en mogelijke (totale) marktgroei Dit ondersteunt mijn claim, eerder gedaan tijdens de voor-ronde, en de feitelijke 10e Solar Future conferentie eerder dit jaar, dat ik een nieuw totaal PV volume van 1,2-1,4 GWp in Nederland in 2018 niet onmógelijk acht. Of het dat ook zal gaan worden staat nu nog in de sterren geschreven en hangt van de nodige factoren af. Maar vergeet nooit: in het verleden hebben zelfs professionele branche organisaties in hard groeiende zonnestroom markten bijna altijd de feitelijke groei in eigen land onderschat ... Bron: CertiQ data (bewerking en interpretaties: Polder PV) 6 juli 2018: (Voorspelde) mijlpaal bij CertiQ - eind juni geaccumuleerd gecertificeerd PV vermogen ruim over 1 GWp. Zoals al enkele malen voorspeld, gezien de snelle progressie van de omvang van het gecertificeerde zonnestroom vermogen bij TenneT dochter CertiQ, is de piketpaal "1 GWp" inmiddels gepasseerd. Met een netto toevoeging van 184 nieuwe projecten, die netto een forse hoeveelheid van 75,4 MWp nieuwe capaciteit toevoegden, werd eind juni een geaccumuleerd, gecertificeerd volume van maar liefst 1.044,4 MWp bereikt. Een historisch moment. In dit artikel de grafische en numerieke weergave van deze progressie, als vanouds elke maand voor u samengesteld door Polder PV. In het op 5 juli dit jaar over de maand juni gepubliceerde maandrapport van TenneT dochter CertiQ worden de volgende data gepresenteerd in historische context. Wat de maandelijkse toevoegingen (of: tijdelijke afnames) van aantallen installaties betreft in bovenstaande grafiek, rode curve, met als referentie de rechter Y-as, zijn er in juni "netto" 184 nieuwe PV projecten bij gekomen (mei rapport 197, dus in juni 7% minder). Dat blijft fors minder dan het opvallende maand record van (netto) 445 nieuwe PV projecten in juli 2017, maar wat voortschrijdend gemiddelde per kalenderjaar betreft zit er beslist al langer weer een stijgende lijn in. In 2016 was dat bij de (deels verouderde) maand rapportages nog gemiddeld 105 nieuwe projecten per maand, in 2017 158, en het gemiddelde in de eerste jaarhelft van 2018 ligt op 182 stuks per maand. Overigens worden de aantallen later in jaarlijkse revisies bijgewerkt, voor 2017 lag deze in het voorlopige jaar rapport op 120 installaties gemiddeld nieuw per maand, dus een stuk lager dan uit de maand rapportages afgeleid kon worden. Zie de volgende grafiek voor de trends per jaar bij de aantallen installaties / projecten, op basis van de maand rapportages. NB, voor alle CertiQ data geldt: Netto effect = aantal bijschrijvingen minus het aantal uit de CertiQ databank verwijderde PV-projecten per maand. De accumulatie is te zien aan de gele curve in bovenstaande grafiek (referentie: linker Y-as) die, na het "plateau" in 2013-2015, de laatste 3 jaar weer opvallend is gaan stijgen. De curve geeft eind juni 2018 een accumulatie van 15.524 gecertificeerde PV projecten in de database van CertiQ (gemarkeerd data punt rechts bovenaan). De 15.000 stuks werd, zoals al in een vorige analyse voorspeld, in april dit jaar overschreden. Grafiek met de variatie in de (netto) groei van de aantallen installaties per maand (rapport) bij CertiQ. De fluctuaties kunnen fors zijn. Het gemiddelde installatie niveau is sedert 2011 behoorlijk terug gevallen, werd in de grafiek door de her-registratie operatie in 2013-2015 flink vertroebeld, maar trekt zeker het laatste jaar weer aan. De eerste zes maanden van 2018 laten weer een gezonde maandelijkse groei van de aantallen nieuwe registraties zien. Dat er weer "aardige" groei volumes van de aantallen bij CertiQ geregistreerde projecten zijn te zien is voor een aanzienlijk deel te wijten aan de lopende realisaties van omvangrijke volumes onder de diverse SDE "+" regelingen beschikte PV projecten (voor overzicht beschikkingen en "officiële" realisaties, zie meest recente analyse van RVO cijfers van 3 april jl.). De grootste groei zit hem echter niet in het "aantal" installaties, maar met name in de opgestelde productie capaciteit, wat daarmee wordt ingebracht. Dat stijgt ronduit spectaculair, zoals we hier onder zullen zien. Dat heeft alles te maken met het feit dat het om (gemiddeld en absoluut) véél grotere PV projecten gaat dan wat enkele jaren geleden "gebruikelijk" was voor Nederland. Hier bovenop zijn de nu daadwerkelijk fysiek gebouwde grondgebonden zonneparken gekomen. Die stuk voor stuk bij CertiQ worden aangemeld - en die met hun enorme capaciteit volumes in de databank worden opgenomen. Voetnoot bij grafiek: de cijfers voor sep. 2017 zijn na vragen van Polder PV door CertiQ aangepast. Voor de reden, zie analyse herziening september 2017 rapportage ! In vergelijking met de groei van de aantallen nieuw geregistreerde gecertificeerde PV projecten (vorige grafiek), gaat het bij de netto toegevoegde capaciteit nu echt om substantieel grotere volumes dan wat we in eerdere jaren hebben gezien. Het verloop van de kolommen in 2018 is sterk verschillend van de situatie bij de "aantallen" projecten! Voor 2018 (paarse kolommen) heb ik voor het vierde jaar op rij alweer een nieuw capaciteits-bouw record voorspeld voor de totale Nederlandse markt (o.a. tijdens de informele winter-sessie van SolarPlaza, en recent nog in artikelen in Energeia, en bij SolarPlaza / The Solar Future). Het was derhalve niet vreemd dat ook in de sub"markt" van het CertiQ dossier, in januari dit jaar, alweer netto 38,6 MWp nieuwe capaciteit werd toegevoegd. Februari volgde direct met een nieuw record voor CertiQ, met 56,6 MWp. En, waarschijnlijk de reden dat het zo lang duurde voordat het maart rapport door CertiQ werd geopenbaard: er werd in die maand alweer een record van netto 70,9 MWp gecertificeerde PV capaciteit bijgeschreven, een kwart meer dan in februari, en bijna het dubbele volume van dat in de eerste maand van het jaar. Maar ook dat record was een kort leven beschoren. April 2018 ging daar, met maar liefst 79,6 MWp alweer fors overheen (met ruim 12%). Daarmee werd het record voor kalenderjaar 2017 (45,7 MWp nieuwbouw januari) al met 74% verpletterd. In mei viel de toevoeging wat terug naar 51,3 MWp. Ook in juni is er weliswaar geen record toevoeging geweest, maar werd er toch een voor Nederlandse begrippen zeer substantiële, inmiddels de op een na grootste qua historische updates toevoeging gerealiseerd. Er werd voor maar liefst 75,4 MWp aan netto nieuwe PV capaciteit toegevoegd aan de databank van CertiQ in die maand. Een factor 3,9 maal het netto nieuwe volume in juni 2017 (19,5 MWp). En slechts 4,2 MWp (5,3%) minder dan het record in april (79,6 MWp). In de eerste jaarhelft van 2018 is nu door CertiQ in de maand rapportages maar liefst 372,4 MWp netto nieuwe gecertificeerde PV capaciteit gerapporteerd. Dat was in 2017 nog slechts 134,3 MWp, dus dat is al een factor 2,8 maal zo hoog! Genoemd volume voor de eerste 6 maanden in 2018 is zelfs al een factor 4,9 hoger dan de 75,6 MWp in die periode in het jaar 2016. De groei in het opgeleverde project vermogen gaat onvervaard door, dat mag duidelijk zijn. Dit laat het volgende grafiekje zien, van de aanwas cijfers van het eerste half jaar volgens de maand rapportages van CertiQ, in de jaren 2010-2018. Per kalenderjaar zijn de netto toevoegingen van de capaciteiten van de eerste 6 maand rapporten opgeteld en in bovenstaande grafiek weergegeven. Duidelijk is, dat er weinig progressie was tot en met het jaar 2014, met volumes die niet boven de 11 en een halve MWp uit kwamen in de eerste 6 maand rapportages. In 2015 werden de eerste realisaties van de succesvolle SDE 2014 regeling (883 MWp beschikt) zichtbaar (16,1 MWp in de eerste jaarhelft). De versnelling zette echter pas in 2016 in, met een 4,7 maal zo groot volume in dezelfde periode (75,6 MWp). Wederom een - bijna - verdubbeling in de eerste 6 maanden van 2017 (134,3 MWp). Maar Nederland ging pas echt "los" in de maanden januari tot en met juni 2018, toen er maar liefst 372,4 MWp nieuw gecertificeerd volume werd gerapporteerd in de maand rapportages van de TenneT dochter. Dat is alweer 2,8 maal zoveel dan in dezelfde periode in het voorgaande jaar. En het is een factor 5,2 maal het gemiddelde in het eerste halve jaar, over de periode 2010-2018 (71,2 MWp). Let in de titel op de voetnoot: volumes in maand rapportages kunnen altijd achteraf worden bijgesteld. Die worden niet openbaar gemaakt door CertiQ, alleen revisies van de kalenderjaar volumes komen pas - veel later - t.z.t. beschikbaar. Het maandelijkse gemiddelde van januari - juni 2018, 62,1 MWp/mnd (paarse stippellijn in de vorige grafiek), weer gestegen t.o.v. het gemiddelde tm. mei (59,4 MWp/mnd), komt hiermee ver (172%) uit boven het maandelijkse gemiddelde voor 2017, (bijna 22,8 MWp/mnd, groene stippellijn). Het gemiddelde over 2016 (rose stippellijn) lag nog veel lager, rond de 16 MWp/mnd, zo'n 30% minder dan in 2017. De reden dat de volumes in de eerste zes maanden van 2018 weer zo hoog liggen, kan haast niet anders liggen aan het feit dat er, naast de "reguliere", nu al regelmatig gerapporteerde grote SDE rooftop projecten, waarschijnlijk "enkele" grondgebonden installaties doorgedrongen moeten zijn tot de CertiQ databank. Druppelsgewijs voeg ik ook meer opleveringen van dergelijke projecten toe aan mijn eigen projectenlijst. Zonnepark Ameland, bij de oplevering, eind 2015 nog het grootste netgekoppelde PV project van Nederland, is inmiddels al lang van de 10e plek in de rating verdwenen. En is zelfs inmiddels ingehaald door het grootste netgekoppelde integrale single-site rooftop project van ons land, Scania Zwolle, met 6,4 MWp "schoon aan de haak" ... Er zijn reeds enkele grondgebonden parken opgeleverd in de eerste jaarhelft, en er komen er nog de nodige bij in de tweede jaarhelft. Waarvan Scaldia op de grens van Vlissingen/Borssele, het nu grootste Nederlandse zonnepark (fysiek) in bouw, gepland is om voor het eind van 2018 (netgekoppeld) opgeleverd te worden. Zoals hierboven reeds gemeld: Bovenstaande is het beeld op basis van de cijfers uit de maand rapportages. Die kunnen echter achteraf worden bijgesteld, en dat is tot nog toe ook daadwerkelijk altijd geschied. Voor een korte discussie over de (nog te verwachten) bijstelling voor 2017, zie een voorgaande artikel. Hierin ook mijn verwachting, dat in die maand fysiek opgeleverde zonneparken mogelijk niet in december, maar pas in januari zouden kunnen worden bijgeschreven bij CertiQ. Of wellicht zelfs nog later. De bovenstaande grafiek is dan ook vooral een vergelijkings-maatstaf voor de trend door de jaren heen. Deze zal in werkelijkheid iets kunnen afwijken van het gepresenteerde beeld, maar de trend zal beslist overeind blijven: een enorme schaalvergroting tekent zich af in de jaren 2016-2018. Gemiddelde capaciteit PV projecten in juni Als we uitgaan van "relatief weinig uitstroom" uit de CertiQ bestanden, en de maandelijkse netto toevoeging van 184 nieuwe installaties, met genoemde 75,4 MWp netto nieuwe capaciteit combineren, zou hier uit resulteren dat een "netto nieuw toegevoegd project" in de juni 2018 update een gemiddeld systeem vermogen zou hebben van zo'n 410 kWp per stuk. Dat is ondanks het forse volume nog een stuk lager dan in een vorige (record) update van april (460 kWp gemiddeld). Aangezien het hier om een gemiddelde gaat, zitten er natuurlijk ook (veel) grotere projecten bij, zoals de ook in juni waarschijnlijk bijgeschreven, een of meer zonneparken op de grond, en waarschijnlijk ook de nodige grote rooftop projecten. Die per stuk al enkele megawattpieken groot kunnen zijn tegenwoordig. CertiQ geeft geen informatie over individuele projecten, dus die kunnen niet als zodanig "getraceerd" worden in de geopenbaarde cijfers. Voor het overige blijven er stapsgewijs grote grondgebonden zonneparken opgeleverd worden, er staat een enorme capaciteit klaar, deels al met SDE beschikking, in mijn pending lijst. Zie daarvoor mijn recente analyse van de projecten sheets in eigen beheer. Waarvan over niet al te lange tijd waarschijnlijk een update gaat komen. Naast de paar grote grondgebonden installaties verschijnen ook regelmatig kleinere veld projectjes, die, wat hun opgestelde capaciteit betreft, nauwelijks opvallen tussen de talloze rooftop systemen. Al dit soort grotere PV projecten stuwen de maandgemiddeldes inmiddels flink omhoog. Als ze tenminste als "administratief opgeleverd" in de betreffende maand worden opgenomen in het CertiQ register. Daar kan beslist een vertraging van een maand, of wellicht zelfs langer in zitten. Dit is voor het publiek echter "onzichtbare materie". We kennen immers in het geheel geen verplichte registratie zoals in Duitsland, waar zelfs de inbedrijfstellings-datum openbaar wordt gemeld (die is immers doorslaggevend voor het betreffende feed-in tarief wat die installaties gaan krijgen) ... Na het bereiken van de halve GWp aan gecertificeerde zonnestroom capaciteit in het rapport van mei 2017 ging de groei verder, en na de heftige "correctie" t.a.v. het september rapport, op een behoorlijk consistent, gemiddeld hoog niveau in de laatste maand rapportages. De eerste zes maanden van 2018 gaven bovenop die recente trend weer een zeer flinke - record - "boost" te zien. De Y-as van deze grafiek werd "daartoe gebruikelijk" diverse malen aangepast. En, een primeur, zoals reeds enkele malen voorspeld dat 'ie er aan zat te komen: In het juni rapport is nu eindelijk de eerste "Gieg" in de CertiQ annalen bereikt voor zonnestroom capaciteit. De enorme versnelling in het CertiQ dossier, sedert de nazomer van 2015 (juni: 129,5 MWp), is kristalhelder in deze al jaren door Polder PV geactualiseerde grafiek. De gecertificeerde PV capaciteit, bij CertiQ in januari nog de zevende "100 MWp piketpaal" gepasseerd, ging met de toevoeging in maart over de 8e, en in het april rapport over de negende mijlsteen heen. In het laatste - juni - maandrapport is bij CertiQ inmiddels al een omvang bereikt van ruim 1.044 MWp. Een factor van 47 maal het volume eind 2009 (22 MWp). En al 8,1 maal het volume in juni 2015 (129,5 MWp), vlak voordat de hoge groei bij CertiQ manifest werd. De tussenpozen tussen het bereiken van een nieuwe "100 MWp" grens bij de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteiten zijn de afgelopen drie jaar in ieder geval steeds korter geworden (afstand tussen de vertikale blauwe stippellijnen in de grafiek). En er zal nog heel veel op bovenstaande gaan volgen, gezien de grote hoeveelheid SDE beschikkingen die er op het vlak van zonnestroom al eerder zijn afgegeven door RVO. Verhevigd door de enorme toevoeging van de eerste SDE 2017 ronde (4.386 beschikte projecten met een nieuwe record omvang van 2.354 MWp, analyse Polder PV hier). De recent gepubliceerde extra hoeveelheid van de najaars-ronde in dat jaar (nog eens 3.945 toegekende projecten, totaal volume 1.911 MWp). En de nog niet bekende volumes die uit de eerste ronde voor SDE 2018 beschikt zullen gaan worden (voor aanvragen zie hier). We mogen hopen dat de "tweede GWp" bij CertiQ binnen veel kortere tijd gehaald zal gaan worden dan de eerste. De rode lijn in de grafiek is de "best match" bepaald via Excel, met een 4e graads polynoom trendlijn. CertiQ
is niet alles Voor bespiegelingen over nog mogelijke bijstellingen van - met name - capaciteiten in gecorrigeerde jaarcijfers, zie bespreking van december 2017. Aandeel CertiQ t.o.v. "CBS totale PV capaciteit" sterk gegroeid sedert 2014 In de "hernieuwbare energie rapportage" voor heel Nederland publiceerde En-Tran-Ce voor juni, waarin een record percentage "hernieuwbaar" bij de totale energie productie werd vastgesteld (8,6%, waarbij alleen elektra uit hernieuwbare bronnen een aandeel van 15,4% haalde op de totale stroom consumptie), weer de nieuwe "potentiële" capaciteits-data voor PV. Hierbij is met terugwerkende kracht het destijds eerst afgeschatte cijfer van het CBS voor eind 2017 genomen (afgerond 2.750 MWp, pers. comm.*). En wordt er - mogelijk zelfs nog conservatief - van uitgegaan dat er gemiddeld dit jaar 100 MWp per maand bijgebouwd zou kunnen worden in 2018. Vorig jaar nog werd de maandelijkse groei van 40 naar 50 MWp opgehoogd, en dit - theoretische - volume is in 2018 dus alweer verdubbeld. Derhalve wordt door En-Tran-Ce nu voor begin juni verondersteld dat er 3.250 MWp zou staan opgesteld in ons land, voor eind juni zal dat 3.350 MWp gaan worden. In het CertiQ rapport gepubliceerd 5 juli stond voor eind juni 1.044 MWp geaccumuleerd. Derhalve zou er bij de TenneT dochter eind van juni dus mogelijk al ruim 31% van die veronderstelde nationale capaciteit daar bekend staan als "gecertificeerd vermogen". Als de nationale groei in 2017 nog hoger zou zijn geweest, zoals Solar Trendrapport suggereert, is het aandeel echter kleiner op het totaal. * Inmiddels alweer opgewaardeerd naar 2.864 MWp (derde CBS cijfer voor voorgaand jaar). Als we december 2014 als ijkpunt van vóór de versnelling bij CertiQ gebruiken (118,6 MWp volgens gereviseerd jaar rapport 2014, wat 4,6% hoger ligt dan de 113,4 MWp in de eerder gepubliceerde, "voorlopige" december rapportage voor dat jaar), en het officiële (internationaal erkende) CBS cijfer ernaast leggen (1.048 MWp, zie grafiek in mijn recentste artikel over CBS stats), komen we voor dát jaar op een verhouding van slechts ruim 11% uit! Ergo: eind juni 2018, 3 en een half jaar later, is dat aandeel van CertiQ capaciteit bij zonnestroom met een factor 2,8 toegenomen, een ronduit opmerkelijke groei. Een trend die waarschijnlijk gaat doorzetten, als de residentiële markt "relatief matig" groeit / blijft groeien (zie 2e grafiek in artikel over markt segmentatie). En de (grote) projecten markt daarentegen versneld groter zal gaan worden. Uiteraard meestal met forse SDE "plus" beschikkingen op zak, die in grote hoeveelheden zijn toegekend de afgelopen twee jaar (tabel in het gelinkte artikel). Systeemgemiddelde
capaciteit De gemiddelde systeemgrootte van de netto toevoegingen in de juni rapportage lag, zoals gebruikelijk, op een nog véél hoger niveau, 410 kWp. Dit hoge niveau wordt structureler, omdat er steeds meer zeer grote (druppelsgewijs ook grondgebonden) projecten worden opgeleverd. Dat het in de grafiek getoonde gemiddelde voor alle geaccumuleerde projecten bij elkaar een stuk lager ligt dan bij de maandelijkse toevoegingen, komt door het blijvend "drukkende effect" van de duizenden kleine residentiële PV installaties uit de eerste 3 SDE regelingen (vaak met een omvang van maar een paar kWp per stuk). De verwachting is, dat dit effect op het totale systeemgemiddelde nog lang zal aanhouden gezien hun volume. Pas als er continu véél, en ook zeer grote fysiek opgeleverde nieuwe SDE projecten gaan cq. blijven instromen bij CertiQ, zal dat effect (deels) worden opgeheven. Daarbij s.v.p. niet vergeten dat de duizenden kleine residentiële installaties ook voor 15 jaar een SDE (2008-2010) beschikking hebben. Dus het gros daarvan zal beslist nog tot en met 2023 in dienst zijn, en geregistreerd blijven bij CertiQ. Zonder registratie immers géén (voorschot-betalingen voor) SDE subsidie meer. "Niet
SDE projecten" bij CertiQ Gecertificeerde productie seizoens-gerelateerd naar een spectaculair nieuw record
De accumulatie van de (gecertificeerde) PV capaciteit (magenta curve) is terug te vinden op de linker Y-as. Het voorgaande record volume van 69,5 GWh aan Garanties van Oorsprong door CertiQ aangemaakt voor zonnestroom in juli 2017 heeft het lang volgehouden. Maar in het mei 2018 rapport was dat voor de afgegeven hoeveelheid in april 2018 met vlag en wimpel naar de historische annalen verwezen. Mei 2018 heeft dat vervolgens weer "verpletterd". Met het nu laatst bekende cijfer, de (voorlopig bepaalde) productie in de voorjaars-maand mei 2018, is een nieuw historisch record geboekt van maar liefst 132,1 GWh aan gecertificeerde productie (gemarkeerd blauwe data punt met rode rand). Dat is alweer 54% (!) hoger dan het vorige record voor april (85,9 GWh). De blauwe curve loopt steil omhoog in deze zeer productieve "voorzomer maanden". Dit alles, nadat in dec. '17 / jan. '18 het laatste "winterse dieptepunt" werd bereikt met maar 13,8 GWh/maand. In deze maanden wordt normaliter al minder zonnestroom geproduceerd dan in de voorgaande zomerse maanden (zie begin 2018 ververste procentuele overzicht van het kern-systeem bij Polder PV). De cijfers liggen voor die wintermaanden echter wel alweer een stuk hoger dan het laagste niveau's in de winters van 2015/2016 en 2016/2017 (januari 2016 4,5 GWh; december 2016 10,4 GWh). Deze "winterdips", steeds hoger wordend qua output, zijn in de grafiek met blauwe pijltjes weergegeven. De resultaten voor de door CertiQ uitgegeven Garanties van Oorsprong vindt u terug in de blauwe curve (referentie: rechter Y-as, in GWh per maand). De steeds hogere niveaus van de aangegeven "winter-dips" zijn het resultaat van de forse tussentijdse groei van de gecertificeerde PV capaciteit, en de meer-productie van die nieuwe installaties bovenop de output van de al bestaande projecten. Te verwachten valt dat, door de reeds door CertiQ gepubliceerde, als nog te verwachten, aanzienlijke komende capaciteits-toevoegingen in 2018, die "winter dip" in de komende koude periode (winter 2018-2019) alweer flink hoger zal komen te liggen. Let op dat de GvO productie grafiek een maand achter loopt bij die voor de toegevoegde capaciteiten. En ook, dat zeker de recenter gepubliceerde volumes achteraf altijd nog - meestal relatief bescheiden - aangepast kunnen gaan worden. De vorm van de curve kan dan ook nog enigszins gaan wijzigen (in ieder geval: een gladder verloop krijgen). Idealiter, zou die curve ongeveer de vorm moeten krijgen van de prachtige grafiek die Martien Visser van En-Tran-Ce maakte voor de berekende nationale zonnestroom productie (in GWh per dag), op basis van de databank, die ook gebruikt wordt voor de inmiddels aardig bekende energieopwek.nl website. De site waarop het ene na het ander dagelijkse - berekende - momentane output, en dag productie record werd vermeld, de laatste maanden. Waarover Polder PV regelmatig twittert. Verwacht mag worden dat de komende maand rapportages alweer nieuwe record volumes aan uitgegeven zonnestroom GvO's getoond zullen gaan worden, zoals reeds tijdens de bespreking van een voorgaand rapport werd voorspeld. Die voorspelling is voor april en mei in ieder geval al - op spectaculaire wijze - uitgekomen, zoals de cijfers hier laten zien. Voor juni worden zowel door het KNMI, als vanuit de solar community weer voor die maand "normale" (= hoge) instraling cq. producties gerapporteerd en gemeld. Er zijn afgelopen juni 213 "uren zon" t.o.v. langjarig gemiddeld 201 gemeten door het KNMI, met zuidwest Nederland weer eens als kampioen (Vlissingen: 251 uur). De nieuwe record - gecertificeerde - zonnestroom productie van 132,1 GWh in mei, is het equivalent van het gemiddelde maandelijkse stroom-verbruik van bijna 545.000 gemiddelde Nederlandse huishoudens (2.910 kWh/HH.jr anno 2016 volgens Open Data van CBS, dat is nog exclusief het op landelijk totaal bezien nog relatief lage eigen verbruik van zonnestroom). Uiteraard is het gecertificeerde volume tot nog toe slechts een onderdeel van de totale, onbekende Nederlandse zonnestroom productie. Die inmiddels mogelijk (maximaal) het 3 tot 4-voudige van de productie bekend bij CertiQ zou kunnen omvatten, dus het equivalent van het (elektra) verbruik van zo'n 1,6 tot ruim 2 miljoen Nederlandse huishoudens. Echter, de capaciteit toename van de CertiQ bijschrijvingen groeit al lang, en snel, zoals we dit maandrapport voor de zoveelste maal hebben kunnen vaststellen. Het is te voorzien dat een steeds groter aandeel van de totale fysieke zonnestroom productie in ons land afkomstig zal zijn van die rap groeiende, bij CertiQ bekend wordende populatie van - soms zéér grote - SDE gesubsidieerde PV projecten. Gecertificeerde PV capaciteit en gecertificeerde zonnestroom productie per jaar volgens (gereviseerde) jaar overzichten CertiQ In een vorige maand overzicht heb ik ook de eerste resultaten voor het hele kalenderjaar 2017 weergegeven, n.a.v. het eerste verschenen jaar rapport van CertiQ. Die data gaan nog bijgesteld worden medio 2018. Voor een korte beschouwing van de eerste jaarcijfers, met bijbehorende, tale-telling grafiek, zie de bespreking in het artikel van 15 januari jl. Landelijke
zonnestroom en andere duurzame productie - berekend
* Voorlopig hoogste resultaat (begin) juli 2018 vóór publicatie van dit artikel. Januari 2018 was erg somber, zonder extreem zonnige dagen. Vandaar dat het resultaat onder dat van januari 2017 bleef steken, ondanks de tussentijdse groei van de capaciteit. Februari was een prachtige, zonnige, en koude maand. De 25e werd een spectaculair record voor die maand gevestigd, met een tijdelijke maximum output van 1.168 MW aan PV vermogen in Nederland. België piekte, met nog een veel groter basis bestand aan PV capaciteit, zelfs op 2,17 GW op die dag. Sowieso waren er meer mooie zonnige dagen in februari. April kende met name in de derde week prachtig zonnig weer, culminerend in het momentane output record voor die maand, berekend voor de 21e. In mei was het zeer zonnig, met o.a. een prachtige eerste week. De record output werd echter berekend op de 21e, een voorlopig maximum berekend resultaat van - kort durend - 2.155 MW. Juni liet meerdere nieuwe records zien, maar wachtte tot de laatste dag om het puntje op de i te zetten (met 2.373 MW). Dat werd nog even wat verder aangescherpt op de 2e juli, die mogelijk het nieuwe jaar record voor 2018 zal gaan optekenen: 2.394 MW berekende momentane output midden op de dag. Voor een uitgebreider intermezzo "stroom productie records" van het energieopwek.nl portal, zie de bespreking bij januari 2018. Het vorige record voor het totaal aan berekende output voor windstroom, zonnestroom, en elektra opwek uit biogas was gevestigd op 2 mei dit jaar. Door een combinatie van met name harde wind en stralend zonnig weer, werd voor die dag kort (berekend) een gezamenlijke output van 5.522 megawatt genoteerd door Energieopwek.nl (Tweet Polder PV). Maar dat is nota bene op de langste dag van 2018, 21 juni, alweer verbroken. Wederom door een combi van stralend weer met veel wind, werd toen een momentane output gehaald van maar liefst 5.990 MW (bijna 6 Gigawatt) door deze drie modaliteiten. Alleen 1 juli kwam daar nog enigszins - onder vergelijkbare omstandigheden - in de buurt, met max. 5.863 MW. Dagelijkse energie productie records voor juni 2018 op het Energieopwek.nl portal:
**
De borgingscommissie van het Energieakkoord (SER) ging in hun tweede
kwartaal rapportage voor 2018 (gepubliceerd op 2 juli 2018) in de
fout door te claimen "De beste zonnedag op 6 juni was goed
voor 21 GWh". Dat moet dus 30 juni worden, met een hoger volume
aan GWh (nog niet gepubliceerd) ...
De berekeningen van het Groningse onderzoeks-instituut En-Tran-Ce zijn gebaseerd op o.a. aannames over de opgestelde capaciteit in ons land, zeker wat het opgestelde PV vermogen betreft. Bij windstroom en biogas zijn de cijfers makkelijker en zeer actueel te verkrijgen, het gaat daarbij om relatief geringe aantallen. Zonnestroom capaciteit is een compleet ander verhaal: er zijn enkele honderdduizenden installaties (zie ook analyse, en de daar op volgende op basis van nieuwe Klimaatmonitor data voor het jaar 2016), en de groei blijft ook op dat vlak fenomenaal. Het is jarenlang nauwelijks mogelijk geweest om daar een accuraat beeld van te krijgen, gezien de brakke cijfers over zonnestroom. Er lijkt recent echter eindelijk beweging te zijn gekomen in de opzet van betere solar statistieken in Nederland, gezien het recente bericht van CBS, besproken door Polder PV op 30 mei 2018. De laatst bekende berekeningen van En-Tran-Ce lieten voor de maanden mei resp. juni 2018 zonnestroom producties zien van ongeveer 0,48 resp. 0,42 TWh, voor heel Nederland (1 TWh = 1.000 GWh = 1 miljard kWh). De 0,48 TWh voor mei zou volgens hun eigen (historische) berekeningen maar liefst 71% hoger hebben gelegen dan het niveau in mei 2017 (0,28 TWh). Het was dan ook een zeer goede maand wat aantal zonuren betreft volgens het KNMI (landelijk 36% meer "zonuren" dan het langjarig gemiddelde). De berekende opbrengst in juni 2018 ligt 40% hoger dan de 0,30 TWh bepaald voor juni 2017. De werkelijke producties zullen in 2017 (en wellicht ook in 2018) mogelijk wat hoger hebben gelegen. Recente ophoging van de voorlopige cijfers voor het markt volume door CBS suggereert dat er in 2017 mogelijk meer capaciteit stond dan waar En-Tran-Ce nog van uit gaat. Genoemde 0,48 TWh voor mei is nog steeds een factor 3,6 maal de 132,1 GWh aan GvO's die (tot nog toe bekend / gepubliceerd) door CertiQ zijn afgegeven voor de bij hen bekende gecertificeerde PV installaties in deze voorjaars-maand. De relatieve volumes bekend bij CertiQ nemen in ieder geval gemiddeld genomen verder toe t.o.v. oudere rapportages. Wat logisch is, want de met SDE subsidies gebouwde grote projecten van tegenwoordig, produceren relatief bezien zeer grote volumes gecertificeerde zonnestroom, en nemen een steeds groter deel in van de totale nationale productie. Voor de uitgebreide maand rapportages van En-Tran-Ce, zie de website. Data: CertiQ maandrapportages (maandelijkse analyse updates door Polder PV), Energieopwek.nl (landelijk berekend voor Energieakkoord), en "Renewable Energy in The Netherlands" maand rapportages (En-Tran-Ce / Energy Transition Centre, Groningen) Goed kwartaal voor zonne-energie, wind doet het minder (2 juli 2018, website borgings-commissie Energie Akkoord / SER, met incorrect statement 6 juni 2018 als beste "zonnedag") 1 juli 2018: Productie zonnestroom Polder PV in juni tegenvallend, 1e half jaar iets bovengemiddeld. Polder PV produceerde in juni een ondergemiddelde hoeveelheid zonnestroom met het kern-systeem van 10 zonnepanelen, mogelijk omdat het erg warm was, en onze 17 tot 18-jarige installatie componenten bevat die daar niet zo goed tegen kunnen. Toch was de productie in de eerste jaarhelft iets bovengemiddeld, en houden we flinke overschotten over t.o.v. de stroomconsumptie in dat eerste halve jaar. In juni werd door onze kern-installatie van 10 Shell Solar panelen (sedert oktober 2001 functionerend, 1,02 kWp) ruim 120 kWh geproduceerd (laatste licht-oranje datapunt in grafiek). Mensen die mogelijk het "gevoel" hebben gehad dat het bovenmatig zonnig is geweest, vooral vanwege de zeer zonnige laatste week, zijn mogelijk teleurgesteld dat KNMI in hun maandrapportage over juni voor de Bilt slechts heeft geconstateerd: "Met gemiddeld over het land ca. 210 uren zon tegen 201 normaal week de maand niet veel af van het langjarig gemiddelde. Vooral halverwege de maand liet de zon zich minder zien". Wel constateert KNMI daarbij een opvallend verschil tussen het noordoosten (vaak veel bewolking wat langdurig bleef hangen, 190 "zon-uren"), en het zuidwesten van NL, waar het het zonnigst zou zijn geweest (plm. 250 "zon-uren"). De Bilt was iets bovengemiddeld, 205 "zon-uren" t.o.v. gemiddeld 194 (waarbij de "normaal" is: "langjarig gemiddelde over het tijdvak 1981-2010"). Gezien deze verhoudingen, zou je verwachten dat in mijn standplaats Leiden in westelijk Nederland het bovengemiddelde zonnig zou moeten zijn geweest. Dat weerspiegelt zich niet in de feitelijke zonnestroom opbrengst, die voor die maand zelfs "iets ondergemiddeld" is geweest (gemiddelde 2002-2018: bijna 122 kWh, de juni 2018 opbrengst is daarmee ongeveer 1,4% lager dan langjarig-gemiddeld). Dit heeft vermoedelijk te maken met de temperatuur. Ondanks bewolking is het regelmatig (zeer) warm en in ieder geval "extreem droog" geweest (zie aparte bericht KNMI). Onder dergelijke condities is sowieso de negatieve temperatuur coëfficiënt van kristallijn silicium een wat drukkende factor op de output. Voor onze oude Shell Solar panelen is die coëfficiënt -0,4% per graad Celsius (cel-temperatuur) t.o.v. het oorspronkelijk geflashte nominale (STC) vermogen, wat bij een cel-temperatuur van 25 graden C wordt vastgesteld. Zonnepanelen kunnen onder condities zoals met name in de afgelopen zeer zonnige week overdag heet worden. 50 graden is geen uitzondering, zeker op schuine daken zijn temperaturen van 60 graden beslist niet ondenkbaar, waarschijnlijk nog hoger bij slecht geventileerde BIPV ("inbouw") systemen. Gelukkig staat er bij ons tegenover dat de panelen op open frame constructies staan, op het ge-exponeerde dak van de vierde verdieping, dus goed "natuurlijk geventileerd", wat dit effect weer wat drukt. Maar dat het een rol speelt staat buiten kijf. De tweede, voor onze installatie meer specifieke reden is uiteraard de ouderdom van de installatie. Degradatie van het systeem is zeker bij oudere systemen gewoon te verwachten, de prestatie zal stapsgewijs afnemen. Maar de voor ons waarschijnlijk meest belangrijke factor zijn de in huis hangende, totaal in-courante micro-inverters van NKF. Die beslist niet beter zullen omzetten dan zo'n 92% van de DC stroom die er in ingevoed wordt. Het gevolg: zeker met dit warme weer, waarbij ook nog eens de interne huistemperatuur vrij hoog ligt, worden deze kleine apparaatjes aardig heet, omdat het niet omgezette deel aan zonnestroom als warmte dissipeert. Uiteraard is dit een negatieve extra factor voor de totale systeemprestatie. En ook de micro-inverters, waarvan het merendeel al vele jaren lang in ons systeem hangen, zullen steeds minder goed gaan presteren. De inverters hangen bij ons wel "vrij van de muur", met een forse luchtspleet voor natuurlijke ventilatie, maar zijn niet actief gekoeld. En worden dus zeker in de zomer regelmatig warm tot heet. Alles in aanmerking nemend: er valt geen of zelden meer een "top prestatie" van onze oude installatie te verwachten. Alhoewel extreem zonnig en koud februari daarop gelukkig weer een uitzondering was (waarbij onze installatie zelfs bovengemiddeld scoorde in de Tweakers lijst voor Zuid-Holland van Anton Boonstra). Zeker in hete zomer maanden blijkt ons systeem achter te blijven qua relatieve prestatie op andere, modernere systemen (die vaak ook omvormers bevatten met zeer hoge efficiënties, soms tot zo'n 98%, en die dus ook in die topmaanden optimaal blijven presteren). Dat laat onverlet, dat de prestatie desondanks nog redelijk in de buurt van het langjarige gemiddelde blijft liggen. We houden op jaarbasis stroom over, dus wat ons betreft: nog steeds geen probleem. In deze tweede grafiek heb ik alleen de laatste vier jaar getoond, om deze goed met elkaar te kunnen vergelijken. Elk jaar heeft haar eigen "typische maand productie karakteristiek", die dus meestal licht kan afwijken van een ander jaar. Maar voor 2018 zien we wel een erg grillig verloop van de maand opbrengsten t.o.v. het langjarige maand gemiddelde (dikke zwarte lijn). Februari opvallend extreem (topmaand), maart en april zwáár tegenvallend, mei weer zeer fors bovengemiddeld, en juni iets onder het gemiddeld liggend. Dat maakt deze curve erg grillig t.o.v. de exemplaren in voorgaande jaren. Voor meer commentaar op deze grafiek, zie de bespreking van de resultaten voor mei. Productie deelsystemen In juni resp. de eerste jaarhelft werden door onze deel installaties de volgende hoeveelheden zonnestroom geproduceerd. Tussen haakjes de specifieke opbrengst, terug gerekend naar kWh/kWp ("genormeerde opbrengst"). Juni 2018:
Eerste jaarhelft 2018 (jan. tm. juni):
Wederom blijkt uit bovenstaande dat de 2 laatst toegevoegde, in serie op 1 OK4 micro-omvormer aangesloten Kyocera panelen het verreweg het beste blijven doen, als je naar de relatieve genormeerde specifieke opbrengst kijkt (549 kWh/kWp eerste jaarhelft, bijna 10% boven de prestatie van alle panelen bij elkaar, 501 kWh/kWp). De 6x 108 Wp groep, toegevoegd in oktober 2001, blijft "het zorgenkindje", met waarschijnlijk wat slechter presterende OK4 omvormers, en sowieso in de wintermaanden wat last van schaduw effecten hebbend op de achterste rij panelen. Resulterend in een achterblijvende specifieke opbrengst van 493 kWh/kWp in de eerste jaarhelft. Omdat we toch stroom "over" hebben op jaarbasis, maken we ons daar verder niet zo druk over. Vergelijking met data Tweakers forum door Anton Boonstra (nagekomen) Boonstra blijkt ook al rap de maandopbrengsten van ruim 850 PV installaties bij elkaar te hebben gebracht in zijn uitmuntende productie kaartjes overzicht. Voor juni (kaartje) komt hij landelijk bezien op een gemiddelde gemeten opbrengst van 124 kWh/kWp. De door KNMI gemelde hoogste aantal zonuren in ZW Nederland lijkt niet helemaal te verenigen met deze data, op het postcode gebied zuidelijk Zuid-Holland na (met 133 kWh/kWp hoogste van alle deelgebieden). In dat overzicht scoort juist Limburg het laagst in juni (117 kWh/kWp), Groningen zit daar met 121 kWh/kWp nog wat boven. Maar Zeeland met Noord & West Brabant deed het met 122 kWh/kWp niet veel beter. Het noordelijk deel van Zuid-Holland, waar mijn woonplaats Leiden in ligt, scoorde op 1 na hoogst, met 129 kWh/kWp in juni. Dat werd bij de installatie van Polder PV lang niet gehaald, al deed de altijd goed werkende combi Kyocera zonnepanelen / OK4 micro-inverter het net iets beter. Eerste jaarhelft 2018 - waar staan we? Als we de producties van de voorgaande 6 maanden bij elkaar optellen, komen we aan de totalen voor het eerste halve jaar van 2018. Die heb ik in bovenstaande grafiek voor het kern-systeem (1,02 kWp) weer voor u uitgezet. En dan blijkt 2018 het helemaal niet "slecht" te doen. Met 508 kWh stroomproductie in januari tm. juni ligt dit jaar zelfs 0,4% hoger dan het langjarige gemiddelde, weergegeven door de achterste oranje kolom, en de horizontale stippellijn (506 kWh/jaar gemiddeld). Er zijn 7 jaren onder-gemiddeld geweest, en 10 jaren bovengemiddeld. In 2004 en 2005 hadden we nog regelmatig uitvallers van omvormers die toen nog buiten onder de panelen waren bevestigd (sedert mei 2005 alles naar binnen gehaald), 2012, 2013 en 2016 hadden matig zonrijke eerste jaarhelften. Daar staat tegenover dat er diverse jaren "iets bovengemiddeld" zonneschijn toonden in de eerste jaarhelft. Met als constant terug kerende, exceptioneel record houder, het jaar 2003. Toen er maar liefst 591 kWh werd geproduceerd. Maar liefst 17% boven het langjarige gemiddelde voor de eerste jaarhelft ... Vergelijking met data Tweakers forum Anton Boonstra (1e jaarhelft; nagekomen) Op Twitter toonde Boonstra de eerste half jaar gegevens van de Tweakers verzameling (zie ook juni data hier boven). Hierin werd een landelijk gemiddelde van 523 kWh/kWp getoond (3% hoger dan de 508 kWh/kWp bij onze oude kern-installatie). En voor Zuid-Holland "noord" (incl. Leiden) iets lager, 522 kWh/kWp. Over die tijdspanne lopen de prestaties uiteen van 509 kWh/kWp voor de regio zuidelijk Gelderland, tot maar liefst 540 kWh/kWp in de reeds genoemde zuidelijke regio van Zuid-Holland (inclusief zonnig Goeree Overflakkee, waar inmiddels ook enkele grote zonneparken worden gebouwd). Effect op stroom balans Helemaal rechts in deze bijgewerkt grafiek met netto stroom consumptie en productie per maand juni 2018 toegevoegd, met wederom een fikse negatieve uitschieter: stroom over wat het net op is gegaan, en direct weer door onze buren via hun meters is verbruikt. Deze kolom had nog extremer negatief kunnen zijn geweest, omdat we het grootste deel van juni vakantie hadden gepland, en al treintickets hadden gekocht. Helaas is dat door omstandigheden niet doorgegaan, en waren wij de hele maand thuis. Derhalve hebben wij nog het nodige van de eigen productie overdag kunnen consumeren. Als we op vakantie hadden geweest, had uitsluitend de mechanische ventilatie op de basis stand aan gestaan, de rest van elektra verbruikers is bij ons dan van het net gekoppeld. Omdat de zonnestroom productie natuurlijk gewoon door blijft gaan, had bij langdurige afwezigheid in juni, de piek onder de X-as véél lager geeindigd (zoals in sommige voorgaande jaren in zomerse maanden dat we op vakantie waren). Ondanks onze "thuis consumptie" in juni, hebben we een forse hoeveelheid zonnestroom meer opgewekt (overdag), dan dat we hebben geconsumeerd (overdag, en netstroom uiteraard altijd 's avonds). De enkel tarief Ferrarismeter van de netbeheerder gaf 1 juli 's ochtends 70 kWh minder op het ene fysieke telwerk aan, dan aan het begin van juni. Sterker nog: sedert 1 januari staat de Ferrarismeter zelfs 98 kWh "in het rood". Maar we hebben eerst nog wat "zomerse maanden" voor de boeg, waardoor die negatieve balans nog groter zal gaan worden ... We gaan vol goede moed de tweede jaarhelft van 2018 in. Met een antiek zonnestroom systeem wat het nog steeds gezien haar ouderdom prima blijft doen... Bron: meetdata Polder PV sedert maart 2000 Tweakers overzicht maand- en jaar producties in kWh/kWp van Anton Boonstra (voor juni zie plaatje linksboven onder 2018) |
|