Nieuws zontwikkelingen "oud"
links
PV-systeem
basics
grafieken
graphs
huurwoningen
nieuws
index
 

SOLARENERGYERGY

Nieuws P.V. pagina 162

meest recente bericht boven

Specials:
CertiQ juni 2020: record aantal (465) nieuwe installaties, goede groei van 149 MWp
SDE 2019 najaarsronde. Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken
SDE 2019 najaarsronde. Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "+" beschikkingen
SDE 2019 najaarsronde eindelijk bekend. Deel 1. Beschikkingen - 1.954 MWp PV
SDE 2019 najaarsronde. Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "+" beschikkingen
RES segmentatie en status grondgebonden zonneparken Nederland: meest actuele CBS versus Polder PV data

22 juni 2020 - 14 juli 2020


 
^
TOP

9 juli 2020: Gecertificeerde zonnestroom cijfers juni 2020 - ruim 149 MWp netto capaciteit toegevoegd met record aantal nieuwe installaties. Accumulatie 3.691 MWp, wederom record hoeveelheid garanties van oorsprong in mei 2020.

Na een op tijd verschenen rapport over mei ook een snelle publicatie van het juni rapport van de hand van TenneT dochter CertiQ, over de wijzigingen in de capaciteits-data tm. die maand en garanties van oorsprong tm. mei dit jaar. Ten opzichte van mei is een toegenomen capaciteits-groei te zien van 149,4 MWp, verdeeld over een nieuw maand record van 465 netto nieuw geregistreerde gecertificeerde PV projecten. De gemiddelde maandelijkse capaciteits-toename in het eerste half jaar van 2020 ligt hiermee bijna 24% onder de gemiddelde maandgroei in dezelfde periode in 2019. Dit zal voor een groot deel aan de gevolgen van de Corona pandemie hebben gelegen, al is nog onduidelijk wat de eerder gesignaleerde "kunstmatig negatieve groei in april" precies voor effect op de historische evolutie heeft gehad, en wat dus "een normale, fout-vrije" reeks had laten zien. Naast een record aantal nieuwe installaties in juni, is ook wederom een nieuwe record hoeveelheid garanties van oorsprong uitgegeven voor in Nederland opgewekte - gecertificeerde - zonnestroom, ruim 452 GWh in de maand mei.

* Disclaimer: Status officiële CertiQ cijfers volgens maand rapportages !

I.v.m. omvangrijke toevoegingen sedert 2018 aan dit dossier (vrijwel exclusief gedreven door grote hoeveelheden, SDE gesubsidieerde, en steeds groter wordende PV projecten), in combinatie met inmiddels al 3 ernstige data "incidenten" bij CertiQ (september 2017, juni 2019, resp. april 2020), die Polder PV meldde aan de TenneT dochter (waarna substantiële correcties werden gepubliceerd), sluit de beheerder van de PPV website niet uit, dat de huidige status bij CertiQ niet (volledig) correct zal kunnen zijn.

Met name foute capaciteit opgaves van netbeheerders voor "kleinere" projecten kunnen, ondanks aangescherpte controles bij CertiQ, aan de aandacht blijven ontsnappen en over het hoofd worden gezien. Maar ook cijfermatige incidenten met opgaves van volumes van grotere projecten kunnen nog steeds niet uitgesloten worden. Deze laatsten zullen, indien onverhoopt optredend, hoge impact hebben op het volume aan maandelijkse toevoegingen, en ook, zei het in relatieve zin beperkter, invloed hebben op de totale accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit aan het eind van de betreffende maand rapportage.

Het overzicht met de cijfers over juni (en voor de GvO's tm. mei) 2020 verscheen bij CertiQ op 8 juli 2020.

In de detail analyse hier op volgend wordt ingegaan op de wijzigingen en aanvullingen, deels grafisch verbeeld. Voor uitgebreide toelichting ter referentie, gebruik s.v.p. daarvoor het eerder gepubliceerde artikel met analyse van het augustus 2019 rapport van de TenneT dochter.

1. Ontwikkeling van aantallen gecertificeerde zonnestroom installaties

Nieuwe aantallen installaties in bovenstaande grafiek, rode curve, met als referentie de linker Y-as. In juni 2020 werd eindelijk, na het reeds ver in het geheugen liggende vorige record (juli 2017, met 445 stuks), een hoogst aantal netto bijschrijvingen bij CertiQ gerapporteerd, en wel 465 exemplaren, 20 projecten meer (oude en nieuwe records aangegeven in de grafiek). Deze record toevoeging is niet vreemd, gezien het al hoog opgetrokken niveau in de laatste maand rapportages. Wat heeft te maken met de feitelijke oplevering van duizenden SDE beschikkingen die in relatief korte tijd zijn geaccumuleerd. En die ondanks de corona pandemie relatief veilig op veel grote(re) daken, en enkele malen ook "in danwel op het veld", kunnen worden gebouwd.

De accumulatie is te zien aan de blauwe kolommen curve in bovenstaande grafiek. In de september 2019 rapportage is de piketpaal van twintigduizend gecertificeerde zonnestroom projecten gepasseerd. Het totaal is eind juni 2020 gekomen op, voorlopig, 23.562 exemplaren (gemarkeerd datapunt rechtsboven, eind mei was dit nog 23.097). Dit is weliswaar nog steeds een zeer gering aandeel op het totaal aantal PV systemen in Nederland, wat mogelijk deze zomer al rond zo'n 1 miljoen stuks zou kunnen worden (dominant residentieel). Maar bij de capaciteit heeft de projecten markt al in 2019 de residentiële sector stevig ingehaald, gezien de meest recente CBS data, in diverse artikelen besproken door Polder PV, met name de eerste grafiek in het 1e artikel van 19 juni 2020.

Voor alle CertiQ data geldt: Netto effect = aantal bijschrijvingen minus het aantal uit de CertiQ databank verwijderde PV-projecten per maand. Bovendien geldt ook, dat alle huidige "eerste cijfers" voor 2020, en ook die voor 2019, later nog zullen worden bijgesteld, zoals ook voor voorgaande jaren is geschied (wijzigingen voor 2018 zijn in de revisie van het CertiQ rapport over dat jaar besproken, zie ook de daar gelinkte detail analyse). Voor de eerste jaar resultaten van 2019, zie het voorlopige rapport, waarvan we later waarschijnlijk nog een forse revisie kunnen gaan verwachten.

Grafiek met de variatie in de (netto) groei van de aantallen installaties per maand (rapport) bij CertiQ. De nieuwe volumes gerealiseerde projecten per maand zijn vanwege de enorme stapel aan SDE beschikkingen die wordt uitgevoerd in 2020 t.o.v. 2019 al weer sterk toegenomen. In 2019 (gele kolommen) was er op dit punt al duidelijk een versnelling zichtbaar.

Na een relatief rustige start in januari 2020, zijn de groei volumes in de daar op volgende vier maanden bovengemiddeld hoog geweest, aanvankelijk culminerend in een hoge melding van 433 nieuwe projecten in april, gevolgd door 399 stuks in mei. In juni volgde dan eindelijk de langverwachte doorbraak, met een nieuw maandelijks bijschrijf record van 465 installaties. 20 meer dan bij het nu naar de annalen verwezen vorige record, alweer van juli 2017. Hierdoor is het nieuw vastgestelde maandgemiddelde voor 2020 toegenomen naar een niveau van 404 nieuwe installaties per maand (horizontale blauwe stippellijn). Het hoogste niveau tot nog toe, ruim 15% hoger dan het kalenderjaar gemiddelde in 2019 (horizontale gele stippellijn). Tot 2018 was er een verwarrende periode van 4 jaar waarbij ook tijdelijk negatieve groei optrad, vanwege een combinatie van langdurende her-registratie verplichtingen, en mogelijk "natuurlijke uitval" bij CertiQ.

Het maand gemiddelde in het eerste half jaar van 2020 is ruim een factor 1,9 maal het kalenderjaar gemiddelde in 2018 (210 stuks/mnd), bijna 2,6 maal dat van 2017 (158 stuks/mnd), resp. bijna 3,9 maal dat van 2016 (105 stuks/mnd). Die kalenderjaar gemiddeldes zijn met de eigen "jaar kleur" ook in gestippelde horizontale lijnen weergegeven.

Ook deze volumes (evenals die voor de capaciteiten) zullen achteraf nog worden bijgesteld door wijzigingen in de primaire database van CertiQ. De revisie voor 2017 gaf, bijvoorbeeld, gemiddeld 143 nieuwe installaties per maand (1.717 nieuwe installaties in 2017). 9,5% lager dan uit de oorspronkelijke maand rapportages afgeleid kon worden. In de revisie voor 2018 zijn de meest recente EOY cijfers in de revisie tabel 14.706 (EOY 2017) resp. 17.399 (EOY 2018), waaruit een jaargroei resulteert van 2.693 nieuwe PV projecten (afgerond gemiddeld 224 per maand). Vergelijken we die met de cijfers volgend uit de veel eerder gepubliceerde oorspronkelijke maand rapportages (14.430 resp. 16.946), was die groei aanvankelijk 2.516 exemplaren (gemiddeld 210 per maand). Met de gecorrigeerde EOY cijfers bij CertiQ zijn er dus netto 177 nieuwe projecten bijgekomen in 2018, 7% méér (ditto bij het daar van afgeleide maandgemiddelde).

Het nieuwe jaarvolume voor 2017 kwam volgens de maandrapporten uit op 1.898 installaties. In 2018 was dat 2.516 stuks. 2019 zit inmiddels op 4.195 exemplaren netto, 67% meer volume dan in dezelfde periode in het voorgaande jaar. Als de groei in de tweede jaarhelft van 2020 op een vergelijkbaar niveau ligt als in het eerste half jaar, zou het totaal dit jaar al richting de 4.800 nieuwe projecten kunnen gaan. Op het vlak van aantallen is er dus ook een zeer duidelijke groei. Wederom hierbij het voorbehoud, dat totale volumes per jaar achteraf kunnen - en zullen - worden bijgesteld door CertiQ.

2. Capaciteit evolutie van gecertificeerde zonnestroom installaties


Voetnoot bij grafiek: de cijfers voor september 2017 zijn na vragen van Polder PV door CertiQ aangepast.
Voor de reden, zie analyse herziening september 2017 rapportage ! Ook voor juli 2019 is het aanvankelijk op 1 augustus 2019
verschenen maandrapport na interventie door Polder PV fors neerwaarts gecorrigeerd in een later gereviseerde versie.
Als klap op de vuurpijl resulteerde uit het april 2020 rapport een bizarre negatieve maandgroei van -108,5 MWp,
a.g.v. een "drie-nullen correctie" van een eerder (?) foutief ingegeven installatie door een netbeheerder.

In vergelijking met de groei van de aantallen nieuw geregistreerde gecertificeerde PV projecten (vorige grafiek), gaat het bij de netto toegevoegde capaciteit al langer om opvallende, substantieel grotere volumes dan wat we in eerdere jaren hebben gezien. Met name in 2018 en 2019. Na de heftige revisie van het nieuwe netto volume voor juli 2019 volgde een nieuw, met nog wel wat vraagtekens omgeven historisch record van 270,9 MWp in augustus, wat het vorige record in februari van dat jaar (165,0 MWp) naar de annalen verwees. In november van 2019 werd wederom een verpletterend nieuwe record toevoeging van maar liefst 409,9 MWp geregistreerd. Ook december pakte hoog uit, met 156,2 MWp.

2020 Begon met name in februari voortvarend, met het hoogste historische maandvolume in het eerste kwartaal, 204 MWp. Daarna kwam er zeer fors de klad in. Met een zwaar tegenvallende groei van 43,4 MWp in maart 2020, wat zelfs onder de toename lag in maart 2018 (70,9 MWp), en minder dan de helft van het volume in maart 2019 (97,6 MWp), is daarmee voor het eerst het kwartaalgemiddelde voor QI nu een stuk ónder dat van het voorgaande jaar komen te liggen: 101,4 MWp in 2020, t.o.v. 104,6 MWp in 2019. De bizarre negatieve maand "groei" in april kwam daar overheen (verkeerd doorgegeven project door een netbeheerder, met verregaande consequenties). Daar kon de redelijk groei van 120,1 MWp in mei, en de opvolgende nog hogere toename van 149,4 MWp in juni nog wel wat aan "corrigeren", maar duidelijk is, dat in het eerste half jaar de toename op een fors lager niveau is komen te liggen dan in 2019 (zie grafiek verderop).

Het maandgemiddelde is in 2020 nu substantieel lager dan het kalenderjaar gemiddelde in 2019, al is het gelukkig weer wat bijgetrokken door het flink positieve resultaat in juni (blauwe t.o.v. gele stippellijn, bijna 78 MWp t.o.v. 142 MWp), waar dat in het februari rapport er nog marginaal onder lag. Het ligt inmiddels weer boven het maandgemiddelde in het hele kalenderjaar 2018 (paarse stippellijn). De verwachting is, dat dit de komende maanden beslist verder kan gaan bijtrekken, maar er moeten "wonderen" gebeuren, wil het totaal volume in 2019 zelfs maar ge-evenaard gaan worden. De vraag is of die "wonderen" wel zullen gaan komen. Voor de mogelijke oorzaken van de fors afgenomen toenames van de capaciteit bij CertiQ, zie ook de aparte alinea daar aan gewijd in de bespreking van de cijfers over maart dit jaar (paragraaf 2). Bemoedigend is echter wel, dat de maandelijkse groei in mei én in juni, in 2020 reeds boven de toenames in die maanden in 2019 liggen (vergelijk de blauwe kolommen met de gele).

3. Gemiddelde capaciteit & absolute volumes PV projecten (tot en met) juni 2020

Voor bespreking tot en met 2019 verwijs ik naar een vorige rapportage met november en december 2019. Als we uitgaan van de CertiQ cijfers zoals nu gepubliceerd, en "relatief weinig uitstroom" van verwijderde projecten in de data bestanden, en de maandelijkse netto toevoegingen in juni 2020 combineren met de toegevoegde capaciteit, resulteert dit in een gemiddeld systeem vermogen van 321 kWp per stuk in deze zesde maand van het nieuwe jaar. Dit is alweer bijna 7% meer dan de 301 kWp voor de nieuwe toevoegingen in het mei rapport (voor april kunnen we dat niet "vaststellen", i.v.m. de extreme negatieve groei van de capaciteit in die maand, bij een hoog aantal toevoegingen van het aantal nieuwe installaties).

Voor evoluerend systeemgemiddelde bij de totale accumulatie in het CertiQ dossier, zie paragraaf 8.

4. Kwartaal cijfers CertiQ maandrapportages - laatste maand QII toegevoegd


Groeicijfers per kwartaal. De volumes voor alle vier de kwartalen in 2019 gaven allen nieuwe records t.o.v. de vergelijkbare periodes in 2018 te zien. Achtereenvolgens QI 314 MWp (89% meer volume dan in QI 2018), QII 295 MWp (43% meer dan in QII 2018), resp. QIII, aanvankelijk een nieuw record kwartaal volume, 440 MWp. Wat 115% hoger ligt dan in QIII 2018 (205 MWp). Het laatste kwartaal van 2019 sloeg wederom alle records, met 653 MWp nieuw toegevoegde capaciteit. Een spectaculaire factor 2,4 maal de 274 MWp in QIV van 2018. En ook nog eens anderhalf maal zoveel volume dan in het voorgaande record kwartaal, QIII 2019.

Het eerste kwartaal van 2020 laat meteen alweer een forse trendbreuk zien. Voor het eerst sedert het derde kwartaal van 2019 is er geen toename, maar meer dan een halvering t.o.v. het voorlaatste (weliswaar: record) kwartaal, QIV 2019, te zien. QI 2020 liet een groei in de maandrapporten zien van slechts 304 MWp. Dit is zelfs iets (ruim 3%) minder dan in QI 2019, toen 314 MWp nieuw verscheen in de eerste drie maand rapportages.

QII laat, zelfs met het prima resultaat voor de laatst toegevoegde maand juni, nog steeds een zeer laag volume zien van slechts 161 MWp, wat natuurlijk ligt aan het feit dat april een bizarre negatieve capaciteit "toename" gaf te zien van -108,5 MWp. De merkwaardige negatieve groei in april is zelfs op nog hogere niveaus terug te zien, zie paragrafen 5 en 6. Derhalve, heb ik ook ik deze grafieken een nieuwe disclaimer opgenomen (wit veld met rode rand), om op die bizarre, officiële april ingave te wijzen.

De Corona pandemie lijkt hier sowieso reeds "diepe sporen" achter te laten. Ondanks de toevoeging van ruim 149 MWp in juni, blijft QII steken op genoemde 161 MWp, wat slechts 55% is van de groei in QII 2019 (295 MWp). Ook QII in 2018 kwam op een hoger niveau uit, 206 MWp.

5. Half-jaar cijfers CertiQ maandrapportages - tm. juni 2020


Groeicijfers per half-jaar. De Y-as geeft de nieuw gerapporteerde capaciteiten in MWp, volgens de maandrapportages in de getoonde half-jaren. Op de X-as per kolom de resultaten van de 6 maand rapportages uit de half-jaren (HI = jan. tm. juni; HII = juli tm. december) sinds 2010, tot en met het tweede afgeronde half-jaar voor 2019. Met een voorlopig nieuwe, spectaculaire record capaciteit van 1.094 MWp. Die het voorgaande half jaar record, HI in 2019 608 MWp) alweer aan diggelen sloeg, met een factor 1,8 maal zo veel toegevoegde capaciteit in dat tweede half-jaar.

Helemaal rechts is het nu afgeronde resultaat voor HI 2020 getoond, met het totaal volume van de eerste 6 maand rapporten van dit jaar. Goed moet hierbij beseft worden, dat de hoge "negatieve groei" in het april rapport ook zit besloten in de getoonde 465 MWp groei voor 2020 HI. Daardoor komt die groei op slechts ruim 76% van het hoge volume in 2019 HI (608 MWp). Wel is de toename in 2020 HI inmiddels 25% hoger geworden dan de gerapporteerde aanwas in 2018 HI. Zelfs als er later eventueel voor april 2020 gecorrigeerd zou gaan worden, is de vraag is of het tot nog toe "record eerste half jaar" van 2019 ge-evenaard zal gaan worden, met de blijvende actuele problemen. Met name m.b.t. de impact van de Corona pandemie én de sterk toegenomen krapte op het stroomnet, vermeerderd met problemen met het vinden van voldoende geschoold en kundig personeel (zowel bij netbeheer als bij de vele grote project ontwikkelaars en installatie bedrijven). Waardoor sowieso veel projecten vertraagd opgeleverd zullen kunnen worden. De hoop blijft natuurlijk, dat de tweede jaarhelft van 2020 veel zal kunnen compenseren van de matige groei in de eerste 6 maanden.

6. Kalenderjaar cijfers CertiQ maandrapportages & jaar-revisies - tm. juni 2020


Deze laatst toegevoegde nieuwe grafiek heb ik in een eerdere analyse opgenomen om het verschil te laten zien tussen de nieuwe kalenderjaar volumes volgend uit de oorspronkelijke maand rapportages (lichtblauwe kolommen), en de volumes die volgen uit de later gereviseerde jaar rapportages (donkerblauwe kolommen). Laatstgenoemde bijgestelde "definitieve" jaargroei cijfers vindt u ook in de inset van de belangrijke verzamelgrafiek in het eerste jaaroverzicht van 2019, die ik begin dit jaar heb opgesteld. De eerste resultaten voor 2019 zijn gearceerd weergegeven, omdat de verwachting is, dat in de komende revisie (mogelijk pas in de nazomer van 2020 of zelfs later), het EOY cijfer voor zowel dat, als voor het voorgaande jaar nog zal worden bijgesteld. En, voor 2019, mogelijk ook nog in een later rapport van CertiQ kan wijzigen. Dit naar aanleiding van vergelijkbare bijstellingen van de CertiQ cijfers in voorgaande jaren. De jaar volumes zijn de laatste jaren allemaal opwaarts bijgesteld, in 2018 ging het om maar liefst 7,5% meer jaargroei (915 i.p.v. 851 MWp), dan volgde uit de oorspronkelijke maand rapportages.

De cumulatie van de eerste 6 maandrapportages voor 2020 (inclusief "negatieve groei"-maand april) is rechts uiteraard weer gearceerd weergegeven, daar moet nog heel veel volume, voor de tweede jaarhelft, bij worden geschreven. Getoonde 465 MWp is weliswaar teleurstellend laag, maar wel al ruim 70 procent meer dan het hele jaarvolume volgend uit de maandrapportages in het jaar 2017 (273 MWp). Als we van een veel te pessimistisch scenario "evenveel groei in de tweede als in de eerste jaarhelft" zouden uitgaan, zou je maar op 930 MWp groei komen in 2020. Wat dik 9% hoger dan de jaargroei volgens de maandrapportages in 2018 zou zijn (851 MWp). Maar wel slechts 55% van de zeer hoge groei volgens de maandrapportages in 2019 (1.702 MWp). De verwachting is echter, dat de tweede jaarhelft van 2020 een flink groter volume zal laten zien. Hoe groot, dat moeten we nog afwachten.

7. Accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit


De trendlijn in de grafiek is sedert de mei update, als gevolg van de tegenvallende cijfers in 2020, aangepast t.o.v. het exemplaar in de voorgaande versies. De polynoom "best fit" curve is vervangen door een voortschrijdend gemiddelde trendlijn, waarbij het gemiddelde resultaat van de laatste drie maanden wordt weergegeven. Mede vanwege de bizarre "negatieve maandgroei in april 2020", vlakt deze curve sterk af, rechts bovenaan in de grafiek. Waarna de groei weer doorzet door de relatief hoge volumes genererende maanden mei en juni. Vertikale blauwe stippellijnen geven het snijpunt van de bereikte 500 MWp piketpalen ("een halve GWp") met deze curve weer. De zevende piketpaal werd afgelopen maand bereikt.

In 2018 vond er een duidelijke versnelling van de gerapporteerde capaciteiten plaats, culminerend in een record toevoeging in december. In 2019 ging het rap verder met de toevoegingen, van ruim 51 MWp in januari, tot nieuwe maand records van, achtereenvolgens, 165 MWp in februari, bijna 271 MWp in augustus, en, tot slot, de spectaculaire, goed zichtbare bijna 410 MWp nieuwe capaciteit in november. Januari en februari 2020 voegden ook weer voor die maanden record hoeveelheden toe, 57 resp. 204 MWp. Daarna kwam, o.a. door de gevolgen van de Corona crisis, én de merkwaardige negatieve groei in april 2020, de klad er tijdelijk in. Of dat later dit jaar gecompenseerd zal gaan worden, hangt wederom van onzekere factoren af. Zelfs al zou er later dit jaar een versnelling van de uitbouw van SDE projecten kunnen plaatsvinden, het is maar zeer de vraag of die de enorme "klap" in het eerste half jaar zal kunnen opvangen.

Eind juni 2020 bereikte de zonnestroom databank van CertiQ in ieder geval een geaccumuleerde gecertificeerde capaciteit van 3.690,5 MWp. Het bereiken van de eerste "gecertificeerde" GWp kostte sinds eind 2009, toen er nog slechts 22 MWp PV capaciteit bij CertiQ bekend was (gecertificeerd), 8 een een half jaar. De tweede GWp heeft minder dan een jaar gekost. De derde GWp is al binnen een periode van 6 maanden toegevoegd (tussen mei en november 2019). Het is een van de belangrijkste redenen, waarom de netbeheerders op talloze plekken in ons land in de problemen zijn gekomen met de beschikbare netcapaciteit: ze zijn compleet overvallen door het enorme tempo van de nieuwbouw van met name de grote PV projecten. En, wat de grote zonneparken betreft: vaak in dunbevolkte gebieden met een historisch verklaarbare "krappe netcapaciteit".

Het bereikte volume van bijna 3,7 GWp in het juni rapport is een factor 168 maal het volume eind 2009 (22 MWp). En al 28,5 maal het volume in juni 2015 (129,5 MWp), vlak voordat de hoge groei bij CertiQ manifest werd. De tussenpozen tussen het bereiken van de nieuwe "500 MWp" piketpalen bij de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteiten zijn de afgelopen drie jaar steeds korter geworden, al is die trend in het eerste half jaar van 2020 weer gebroken. Voor een nieuwe prognose voor eind 2020, gebaseerd op dit diagram, zie de grafiek in paragraaf 9.

CertiQ vs. RVO
Als we het huidige accumulatie cijfer vergelijken met de meest recente status van het SDE dossier bij RVO, enige tijd geleden in detail uit de doeken gedaan door Polder PV, zien we het volgende beeld. Status eind juni 2020 vlg. CertiQ: 3.690,5 MWp (alle voor het verkrijgen van Garanties van Oorsprong gecertificeerde capaciteit, inclusief een onbekend, waarschijnlijk gering volume "niet SDE gesubsidieerde" PV projecten*). RVO status 6 april 2020 3.318,7 MWp, een recentere update is nog niet beschikbaar. Dat laatste is de accumulatie van uitsluitend onder SDE regimes vallende projecten, en omvat grotendeels alleen de toegekende beschikte volumes. Fysieke realisaties (die wel bij CertiQ worden gemeld) kunnen sterk afwijken van de door RVO gehanteerde capaciteiten. Polder PV heeft daar vele honderden voorbeelden van in zijn overzichten staan ! RVO past daarnaast de laatste tijd ook regelmatig het volume van de beschikte capaciteit van een toenemend aantal projecten aan in haar overzichten. Dat is altijd in neerwaartse richting. Polder PV kent daarnaast talloze projecten die (soms fors) groter zijn uitgevoerd dan dat er door RVO is beschikt bij de SDE toekenning.

Dat daargelaten: CertiQ heeft eind juni 372 MWp (11,2%) meer PV volume fysiek gerealiseerd en gecertificeerd staan, dan RVO in haar altijd flink op de actualiteit achter lopende cijfers voor uitsluitend de beschikte hoeveelheden "met ja vinkje" heeft geaccumuleerd, begin april. Dit soort verschillen zal niet verdwijnen, het niveau van het gesignaleerde verschil verandert per status update van een van de beide instanties.

* NB: Hardnekkige claims, dat de CertiQ databanken alleen maar projecten "met SDE+ subsidie" (beschikkingen) zouden bevatten kloppen absoluut niet. Een groot volume bij de aantallen betreft kleine projecten met oude SDE beschikkingen, zoals hier ook voor de zoveelste maal gemeld. Maar daarnaast zijn er ook projecten zónder SDE of SDE "+" subsidie, die via diverse groencertificaten platforms instromen. Het aantal of het volume daarvan (in MWp) is echter niet publiekelijk bekend, omdat dat onderscheid in de CertiQ data niet wordt gemaakt.

8. Evolutie systeemgemiddelde capaciteit bij accumulaties CertiQ dossier


Met de aanhoudend sterke groei van de accumulatie van (gecertificeerde) zonnestroom capaciteit, bleef jaren lang ook de gemiddelde projectgrootte fors groeien in de cijfers van CertiQ. Maar daar is inmiddels duidelijk de klad in gekomen, sedert de piek in februari 2020 (159,5 kWp). In maart kregen we te maken met een "unicum", de gemiddelde systeemcapaciteit van het totale geaccumuleerde volume nam af. Door continue instroom van behoorlijk veel nieuwe projecten, maar beperkte hoeveelheden nieuwe capaciteit, én de "april anomalie" (negatieve capaciteits-groei), is het systeemgemiddelde voor het eerst in zeer lange tijd korte tijd achteruit gegaan. Vanaf mei is er weer een toename te zien, en belandde dit eind juni op 156,6 kWp per project, wat echter nog wel onder het maximum in februari ligt. Het bereikte niveau eind juni is nog steeds een hoge factor 27 maal het gemiddelde begin 2010. En een factor 10,4 maal zo hoog dan de minimum omvang waarvoor een SDE "+" project sedert SDE 2011 (volgens wettelijk voorschrift) wordt geaccepteerd door RVO (15 kWp, horizontale blauwe stippellijn). Ook in deze grafiek is, vanwege de trendbreuk begin 2020, afgestapt van een polynoom trendlijn, en is deze vervangen door een voortschrijdend gemiddelde lijn, met gemiddelde waarden van de laatste drie maanden (rode curve). Deze buigt nog steeds omlaag, rechtsboven in de grafiek.

In het maand rapport van maart 2019 is de gemiddelde systeemgrootte bij de accumulatie aan gecertificeerde PV installaties bij CertiQ voor het eerst boven de 100 kWp gekomen. In het december rapport van 2019 is de 150 kWp piketpaal gepasseerd.

De gemiddelde systeemgrootte van de netto toevoeging in de juni 2020 rapportage lag op een fors hoger niveau, van 321 kWp (paragraaf 3), wat weer vergelijkbaar is met de situatie over een lange periode hier aan voorafgaand, en "brekend met de tijdelijke trendbreuk in maart".

Dat het in de grafiek getoonde gemiddelde voor alle geaccumuleerde projecten normaliter een stuk lager ligt dan bij de maandelijkse toevoegingen, komt door het blijvend "drukkende effect" van de duizenden kleine residentiële PV installaties uit de eerste 3 SDE regelingen (vaak met een omvang van maar een paar kWp per stuk). De verwachting is, dat dit effect op het totale systeemgemiddelde nog lang zal aanhouden gezien hun volume. Pas als er continu véél, en ook zeer grote fysiek opgeleverde nieuwe SDE projecten gaan cq. blijven instromen bij CertiQ, zal dat effect (deels) worden opgeheven. Daarbij s.v.p. niet vergeten dat de duizenden kleine residentiële installaties ook voor 15 jaar een SDE (2008-2010) beschikking hebben (zie grafiek met de actuele [overgebleven] aantallen per grootte categorie in het eerste jaar overzicht van 2019). Dus het gros daarvan zal beslist nog tot en met 2023 in dienst zijn, en geregistreerd blijven bij CertiQ. Zonder registratie immers géén (voorschot-betalingen voor) SDE subsidie meer.

9. Totaal CertiQ volume - extrapolatie tm. eind 2020 inclusief versie "revisie jaar cijfers"

De verwachting, dat Nederland in 2019 weer een record jaar tegemoet zou gaan zien, is met de voorlopige cijfers voor de projecten markt - in casu CertiQ data - volledig uitgekomen. Een belangrijke vervolg vraag is natuurlijk: hoe "groot" wordt het CertiQ volume in Corona pandemie jaar 2020 ?

Lange tijd werd er in 2019 - voor wie dat aandurfde - over mogelijk 2 GWp nieuwbouw voor heel Nederland gesproken, inclusief de gecertificeerde volumes (bijna uitsluitend SDE projecten), en de grote volumes aan residentiële en niet, of anderszins gesubsidieerde projecten. De groei is substantieel hoger geworden dan "slechts" 2 GWp", al moeten we tot eind dit jaar wachten voordat het CBS daar definitief duidelijkheid over kan verschaffen. Een laatste inschatting van het CBS ligt weer lager dan tijdens de eerste publicatie: 2.402 MWp is nu nog maar 2.265 MWp groei geworden. Dit kan later beslist nog steeds worden aangepast. Voor 2020 deden aanvankelijk nog zeer grove speculaties van "mogelijk 3 GWp" de ronde. Dat was echter vóórdat een akkefietje als "de gevolgen van een Coronavirus pandemie" de ronde deed... En dat zien we nu alweer duidelijk terug in de eerste cijfers voor dit jaar.

Hier onder ga ik daar wat alleen het CertiQ volume betreft (!) andermaal op in, met een nieuwe extrapolatie, voor eind 2020. Dit, n.a.v. de blijvende, doch ook weer afvlakkende groei bij de accumulatie van de capaciteit, inclusief de wijzigingen in de laatste maandrapporten. Ook in deze versie tm. de juni 2020 rapportage wederom een afschatting op basis van een extrapolatie van de gereviseerde EOY jaar cijfers van CertiQ.


Eerder maakte ik een dergelijke extrapolatie grafiek voor het eindejaars-volume van 2018 op basis van het november rapport dat jaar, waarbij ik destijds uitkwam op - zeer conservatief geschat - zo'n 1.470 MWp eind van het jaar. Het werd in het voorlopige (eerste) jaar rapport van CertiQ zelfs 1.523 MWp (weergegeven in de grafiek op basis van de maand rapportages, gele kolommen), dus ik was toen inderdaad "conservatief". In een recente versie heb ik ook de gereviseerde EOY jaarcijfers opgenomen in de vorm van een curve met groene diamantjes, waar doorheen een best fit curve (4e graads polynoom trendlijn) en prognose "de toekomst in" is getrokken (bijbehorende groene stippellijn). EOY 2018 is zelfs alweer opgewaardeerd naar 1.644 MWp door CertiQ, wat alweer 12% meer volume is dan ik aan de hand van de extrapolatie op basis van het november rapport voor dat jaar had afgeschat.

Dit, om aan te geven dat de wijzigingen van die cijfers behoorlijk kunnen oplopen. En dat daar altijd rekening mee gehouden dient te worden. Daar staat tegenover, dat er ook tegenslagen kunnen komen. Gezien de laatste maand rapportages, is daar inmiddels in 2020 duidelijk sprake van, in de vorm van de impact van de Corona pandemie, én een curieuze negatieve maandgroei in het april rapport.

In een nieuwe, "conservatieve" lineaire extrapolatie (zwarte lijn), ben ik niet meer uitgegaan van medio 2015 als startpunt, omdat de groei daarna zeer sterk is toegenomen. Voor een vergelijkbare extrapolatie heb ik eind 2018 als begin referentie genomen (eerste vertikale blauwe stippellijn), en via het laatste maand resultaat (juni 2020) lineair ge-extrapoleerd naar eind 2020 (2e vertikale blauwe stippellijn). Dit geeft een veel "logischer" conservatief scenario, dan op basis van de niet meer realistische extrapolatie over een veel langere periode, toen de "oude" groeicijfers op een véél lager niveau lagen. Met deze extrapolatie komen we inmiddels op een mogelijke accumulatie, eind 2020, van zo'n 4.360 MWp uit, weergegeven rechts van de rechter Y-as. Daarbij natuurlijk de aanname, dat er niet nog meer nare verrassingen uit de goochelhoed worden getoverd, dit jaar.

Ten tweede. Gaan we uit van de best fit trendlijn door de maand resultaten, nog conservatiever dan voorheen, 3e graads polynoom (rode curve), en bepalen we daarvan het snijpunt met genoemde blauwe stippellijn, komen we op een fors hoger niveau, 4.590 MWp. Als we van deze twee extrapolaties weer, conservatief, het gemiddelde nemen, komen we op ongeveer 4.475 MWp als voorlopige "educated guess" voor het geaccumuleerde CertiQ volume, eind 2020 (300 MWp minder dan in de vorige update). Waarbij nog steeds het uitgangspunt is, dat in de tweede jaarhelft een forse inhaalslag "kan" worden gemaakt om het verlies in de eerste jaarhelft (deels) te kunnen compenseren. Ook, omdat er duizenden SDE beschikkingen een relatief korte realisatie periode hebben, en er weliswaar een jaar verlenging is toegezegd, a.g.v. een aangenomen motie van vd Lee / Sienot. Maar dat ene jaar nog steeds als (te) krap kan worden gezien door de ontwikkelaars, en men haast wil maken om zoveel mogelijk projecten toch nog "op tijd" gerealiseerd te krijgen.

Zouden we bovengenoemde 4,5 GWp EOY 2020 voor haalbaar houden, zou dit t.o.v. het nog voorlopige EOY cijfer voor 2019 (3,2 GWp) een jaargroei kunnen opleveren van ongeveer 1,3 GWp aan (alleen) gecertificeerde PV capaciteit in 2020.

Gaan we, een stuk riskanter, gezien de veel langere prognose periode vanaf het laatst bepaalde, bekende "harde" datapunt (EOY 2018 - 1.644 MWp) van de trendlijn door de EOY cijfers voor de door CertiQ gereviseerde cijfers (groene punten, ditmaal een best-fit 4e graads polynoom curve), zouden we op basis van die prognose nog veel hoger uitkomen, rond de 5.110 MWp (groen cijfer rechts). Vanwege de grote onzekerheden rond de langer durende impact van de Corona virus pandemie, houden we voorlopig het conservatievere scenario (4.475 MWp EOY 2020) aan. Waarbij de realiteit uiteraard altijd nieuwe verrassingen, zowel in opwaartse, als in neerwaartse zin, zal kunnen tonen.

10. Gecertificeerde zonnestroom productie tm. juni 2020 - wederom nieuw record voor mei

De "gemeten" producties van gecertificeerde zonnestroom worden door CertiQ ook in hun maand rapportages weergegeven, en wel over de daar aan voorafgaande maand. Dit zijn, wederom, altijd minimum inschattingen, omdat er vaak nog de nodige productie cijfers "na worden geleverd". De grootste volumes zijn wel al bekend, in de rapportage maand, volgend op de verslag-maand. Na het laatste historisch record volume in juni 2019, vielen de productie cijfers stapsgewijs weer terug, in het ritme van de seizoenen. Met de inmiddels toegevoegde (eerste) resultaten tot en met mei 2020 hebben we inmiddels wederom, na het record volume in april, een nieuw productie record te pakken. Wat, gezien de combinatie van zeer zonnig weer in het voorjaar (KNMI over mei 2020: "zeer zonnig"), én de capaciteits-toevoegingen in de maanden januari tm. april, beslist geen verrassing is.

In bovenstaande grafiek in magenta de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteit in de CertiQ databank, cumulerend in, voorlopig, 3.690,5 MWp in het juni 2020 rapport (geel omrand punt rechtsboven, 2 maanden na de bizarre "dip" in april, referentie: linker Y-as). Het tweede record is een nieuw exemplaar, volgend op dat voor april dit jaar (394,4 GWh). Nooit eerder werden zoveel garanties van oorsprong (GvO's) in een maand toegekend voor gecertificeerde zonnestroom dan ooit tevoren in Nederland, 452,2 GWh in mei 2020*. Zie het rood omrande datapunt in de blauwe curve, rechts bovenaan (referentie: rechter Y-as, in GWh garanties van oorsprong toegekend per maand). Mei 2020 heeft daarmee dus al 63% meer GvO's toegekend gekregen dan in juni 2019 (record maand in dat jaar, met 278,1 GWh) ! Zoals reeds opgemerkt, kan dat volume in latere bijstellingen nog gaan toenemen, omdat er altijd vertraging zit in de verstrekking van GvO's, met name voor de kleinere installaties. Het ligt in de lijn der verwachting, dat de volumes aan GvO's uit te geven voor juni tm. juli 2020 daar alweer in substantiële mate overheen zullen gaan, als het weer een beetje meezit. Aangezien er tegen die tijd wederom een forse hoeveelheid nieuwe capaciteit bij is gekomen, waarvan de extra productie meegenomen gaat worden...

Rechts onderaan in de grafiek zijn de vier meest recente, herkenbare "winter-dips" zichtbaar (blauwe pijlen). Deze worden steeds "hoger", vanwege de continu toenemende capaciteiten, en de daarmee gepaard gaande - relatief geringe winterse - producties in die maanden, die bovenop de producties van de al langer bestaande installaties worden gestapeld. De logische verwachting is, dat december 2020 en januari 2021 weer op een veel hoger niveau zullen eindigen, dan de recent gerapporteerde resultaten voor die wintermaanden in 2019 / 2020.

Nagekomen (9 juli 2020)

In de grafiek die CertiQ in het juni rapport van 2020 heeft geplaatst voor de evolutie van (gecertificeerde) zonnestroom capaciteit zien we het volgende beeld:


^^^
Grafiek uit juni 2020 maand rapport van CertiQ

Dit is kennelijk een bijgewerkte grafiek. Want we zien hier in de rode curve voor de accumulatie van het vermogen (opgestelde capaciteit in MW, rechter Y-as) inderdaad een kleine "dip" (tijdelijke negatieve groei). En die "dip" vinden we niet, zoals aanvankelijk gedacht, in de maand april. Maar in februari 2020. Dit lijkt een logischer maand waarin het kennelijk "fout" is gegaan met de ingave van een klein als een "zeer groot" project, door een niet met naam benoemd netbeheerder. Want in februari werd aanvankelijk een hoog volume van 204 MWp gemeld, zie mijn eigen grafiek met de capaciteits-ontwikkeling op basis van de officiële maand rapportages (paragraaf 2). Daarmee is echter nog niet met zekerheid te zeggen, wat nu de correcte maandcijfers zouden moeten zijn in het eerste halve jaar, met name niet voor februari en april. Sowieso worden álle CertiQ cijfers achteraf nogmaals aangepast, op basis van nagekomen en/of gecorrigeerde gegevens.

* In die extreem zonnige maand, mei 2020, behaalde Polder PV een "uniek" maand productie record met zijn 19-20 jaar oude kern-installatie, zie bericht van 1 juni 2020.

Bron:

Statistische overzichten CertiQ (per maand)


8 juli 2020: SDE 2019 najaarsronde. Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken. In twee eerdere berichten heb ik reeds gerapporteerd over de eerste resultaten uit de kamerbrief over de najaarsronde van SDE 2019. In deel twee volgde een nadere analyse van de verhoudingen tussen de beschikkingen en aanvragen in die regeling, met de evolutie van enkele extra belangrijke parameters van alle regelingen sedert SDE 2008.

Dit derde deel behandelt, naar analogie van de analyse van de beschikkingen voor de voorjaarsronde van SDE 2019, meer specifieke parameters van de zonnestroom beschikkingen in de RVO lijst, en in groter detail. Aandacht wordt hierbij gegeven aan indeling in grootte klasses, in type installatie (voor zover RVO daar kijk op heeft gekregen en er correcte meldingen zijn verstrekt), en in het beschikte potentieel aan de zonneparken. En worden er wat financiële details samengevat. Omdat het in de najaarsronde om een grote hoeveelheid zonneparken is gegaan, en ik diverse andere bezigheden had, was het uitzoek-werk daarvoor nogal tijdrovend, ook omdat veel informatie is geanonimiseerd door RVO. Maar inmiddels zijn alle relevante data, voor zover te vinden, beschikbaar. Van alle beschikkingen voor door RVO als zodanig gemarkeerde grondgebonden projecten is stuk voor stuk nagezocht wat voor (extra) informatie boven tafel gehaald kon worden.


(1) Verdeling beschikkingen SDE 2019-II over grootte klasses

Ten eerste de verdeling van de in totaal 986 beschikkingen voor PV projecten. Met in totaal 1.954,4 MWp aan toegekende capaciteit, goed voor een maximaal uit te keren budget van MEUR 1.734 over een periode van 15 jaar (afgezien van mogelijkheid van extra jaar d.m.v. "banking"). Deze grafiek verschilt qua karakter en onderlinge verhoudingen nogal van die voor de voorjaarsronde van SDE 2019 (met maar liefst 4.738 toegekende beschikkingen resp. 2.515 MWp capaciteit en max. MEUR 2.544 budget toegewezen).


In deze stapel grafiek staan drie parameters getoond, aantallen beschikkingen voor PV projecten binnen SDE 2019-II (linker kolom), de daarmee gepaard gaande beschikte project capaciteit in MWp (middelste kolom), en het maximale te vergeven subsidiebedrag voor dat toegekende volume, over de "klassieke" subsidie periode van 15 jaar (rechter kolom). Per kolom is onderscheid gemaakt in de eerder door mij al afgebakende 7 project grootte categorieën (zie bijvoorbeeld indeling van grondgebonden projecten, artikel van 19 februari 2019). Deze indeling houd ik standaard aan voor alle analyses van SDE projecten.

Bij de aantallen is, net als in de voorlaatste regelingen (SDE 2018-II, SDE 2019-I) de "typische rooftop" categorie PV projecten vanaf 50 tot 500 kWp blijvend heer en meester, met 623 van de 986 beschikkingen (aandeel van 63,2%). Maar dat niveau ligt inmiddels wel een stuk lager dan de 77,5% onder SDE 2019-I. De kleinste categorie 15 tot 50 kWp, en de project beschikkingen met een omvang van 1 tot 5 MWp per stuk volgen ditmaal met bijna gelijke aantallen (113 resp. 112 beschikkingen, bijna 11,5% van totaal per categorie). I.t.t. de nummer 2 onder SDE 2019-I, categorie 500 tot 1.000 kWp, volgt deze nu op afstand met maar 57 exemplaren. Ook categorie 5-15 MWp heeft, verrassend, nog behoorlijk wat project beschikkingen, maar liefst 48 stuks. De rest van de projecten betreft relatief geringe hoeveelheden aanvragen per stuk groter of gelijk aan 15 MWp.

Wel beslist opvallend is, dat het aantal beschikkingen per stuk groter dan 5 MWp, onder de najaarsronde van SDE 2019 beduidend groter is dan onder de voorloper regeling in het voorjaar. Toen waren het nog "maar" 49 beschikkingen, in de najaarsronde alweer 81 exemplaren. Dat is zelfs 14% meer dan in de najaarsronde van de succesvolle SDE 2018 regeling, toen er 71 van dergelijke grote beschikkingen werden afgegeven. Ondanks de in de voorgaande analyse gesignaleerde afzwakking van het aantal grote projecten, mogelijk als gevolg van de toen al fysieke problemen met de beschikbare capaciteit op het net, heeft dat in de zwaar overtekende najaarsronde van SDE 2019 kennelijk geen effect gehad op (a) het enthousiasme op het doen van aanvragen voor dergelijke grote, meestal grondgebonden projecten, en (b) al te veel afwijzingen bij RVO. Dit heeft deels ook te maken, met het feit, dat vooral grote projecten zeer laag lijken te hebben ingezet op de fase bedragen, wat onder SDE 2019-II ten koste is gegaan van de door RVO gedumpte kleinere, kostentechnisch "te dure" PV-installaties. Die - grotendeels rooftop - projecten zijn massaal "gewipt" onder SDE 2019-II, en vooral de goedkoopste - meestal de grote - installatie beschikkingen (lees: zonneparken) zijn overgebleven.

Capaciteit - compleet andere verhoudingen dan onder SDE 2019-I !

Als we nu de beschikte capaciteiten nader onder de loep gaan nemen, blijken de hierboven geuite vermoedens duidelijk uit te kristalliseren. Een compleet andere beeld dan bij de voorjaarsronde komt hier op het netvlies (vergelijk de grafiek met het exemplaar voor SDE 2019-I - in een separaat tab-blad). Bij de capaciteit blijkt de destijds nog omvangrijkste categorie 50-100 kWp (872 MWp) nu naar de vijfde (!) plaats te zijn verwezen, met 129,5 MWp (met slechts zo'n 15% van het volume toegekend onder SDE 2019-I). De grootste hoeveelheid toegekende capaciteit vinden we nu bij de grootste project beschikkingen, per stuk 30 MWp of zelfs hoger. Bij de slechts 15 beschikkingen onder deze grootste categorie vinden we een hoog volume terug van 704,6 MWp, een heftige factor 5,4 maal meer dan in voornoemde categorie kleine beschikkingen tussen 50 en 100 kWp (die 42 maal zoveel beschikkingen heeft !). Dit volume van bijna 705 MWp maakt maar liefst 36% uit van de totale beschikte capaciteit aan zonnestroom onder SDE 2019-II (ruim 1.954 MWp). Onder de voorjaarsronde van SDE 2019 claimde de grootste project categorie maar 8,6% van het totale beschikte volume (2.515 MWp), terwijl destijds de kleine categorie 50-100 kWp (rooftop domein) 35% van het totaal toegekende volume claimde. Hier heeft dus een duidelijke verschuiving in de vorm van een sterke schaalvergroting plaatsgevonden.

De grootte klasse 5-15 MWp volgt op enige afstand van genoemde categorie >= 30 MWp, met 464,6 MWp (bijna 24% van totaal). En is daarmee duidelijk in belang toegenomen t.o.v. de situatie onder SDE2019-I, toen daar binnen nog maar 302,5 MWp viel, slechts 12% van totaal volume. Dit ligt o.a. aan de nodige grondgebonden projecten binnen die categorie. Er zijn maar 13 project beschikkingen voor rooftop projecten vanaf 5 MWp terug te vinden in de RVO lijst, de rest is allemaal grondgebonden. Het zal u dan ook niet verbazen, dat de derde omvangrijkste categorie, die beschikkingen tussen de 15 en 30 MWp omvat, met totaal 360,4 MWp, ook al 18,4% van het totale beschikte volume van alle PV projecten claimt. Deze wordt in omvang gevolgd door weer een categorie met grote beschikkingen, tussen 1 en 5 MWp per stuk, en met 112 exemplaren ditmaal goed voor 246,3 MWp, 12,6% van totaal beschikt volume.

Dan volgt pas de in de voorgaande ronde omvangrijkste categorie 50-500 kWp, en vervolgens zijn er nog wat "kruimels" om te verdelen. 45,2 MWp voor categorie 500 - 1.000 kWp, met 57 beschikkingen. En, tot slot, wederom een marginaal volume, 3,7 MWp, voor de kleinste categorie projecten (113 beschikkingen), tussen 15 en 50 kWp (0,2% van totaal toegekend volume). Dat is alweer veel minder dan de 9,4 MWp toekenningen onder SDE 2019-I, voor de kleinste projecten. Desondanks worden er in Nederland talloze PV projecten van dergelijke omvang (PV installaties van 50 - 165 zonnepanelen à 300 Wp) gerealiseerd, maar (a) men neemt de moeite niet (meer) om daarvoor SDE subsidie aan te vragen, en/of (b) als men dat al gedaan zou hebben, vallen ze buiten de boot door de felle concurrentie van kostentechnisch bezien goedkopere projecten, en moest RVO ze door de virtuele papiershredder heen halen.

Budget claims per categorie

Niet veel anders dan voor de beschikte capaciteiten, luidt het verhaal voor de totale (maximale) budget claim die deze volumes hebben veroorzaakt, met slechts geringe relatieve verschillen tussen de project categorieën onderling. Wel is opvallend, dat er een relatief verschil is in de totale project subsidie, tussen de twee SDE 2019 regelingen. Voor de voorjaarsronde werd 2.514,6 MWp toegekend, met een maximale beschikking van 2.543,8 miljoen Euro, derhalve gemiddeld 1,01 Euro per Wattpiek maximale subsidie (uiteindelijk waarschijnlijk een stuk lager uitpakkend). In de najaarsronde is die verhouding, met 1.954,4 MWp toegekend en max. 1.734 miljoen Euro subsidie over 15 jaar, nog maar maximaal 0,89 Euro per Wattpiek geworden. De druk op de (geboden en) uiteindelijk beschikte projecten blijkt hier fors te hebben uitgewerkt in neerwaartse zin: de toegekende projecten zijn een stuk, ruim 12%, goedkoper dan in de voorjaarsronde. Vandaar ook, dat de kleinere installaties, met een relatief ongunstige financieringsverhouding bij de kleine capaciteiten, hier het onderspit hebben gedolven. Leidend tot een massale hoeveelheid afwijzingen, ver over de zesduizend, en 58% van het aangevraagde volume van 4,6 GWp voor zonnestroom, wat niet is toegekend.

De grootste categorie van beschikkingen per stuk >= 30 MWp claimt maximaal 615,4 miljoen Euro exploitatie subsidie in 15 jaar tijd (ruim 35% van totaal - maximaal - beschikt voor PV, 1.734 miljoen Euro). De verhoudingen bij de overige categorieën zijn grofweg 24% (5-15 MWp), ruim 18% (15-30 MWp), bijna 13% (1-5 MWp), bijna 7% (50-500 kWp), en 2,4% (500-1.000 kWp). De kleinste project categorie (15-50 kWp) claimt slechts max. 3,5 miljoen Euro over een periode van 15 jaar (0,2% van totale claim).


(2) Verdeling beschikkingen SDE 2019-I over type opstelling

Disclaimer.
RVO heeft in de laatste updates van haar overzichten een "typering" van de projecten opgenomen, en had aanvankelijk alleen een categorie "veldopstelling" ingevoerd. Die kwalificatie is beslist niet altijd voldoende, en soms zelfs fout. Polder PV kent meerdere SDE beschikte projecten die in zijn geheel of deels als grondgebonden project zijn uitgevoerd, maar die geen "ja vinkje" hebben gekregen van RVO voor de eerder gehanteerde typering "veldopstelling". En die zijn dus onterecht ondergebracht in de grootste categorie, "daksysteem". Bovendien zijn er behoorlijk wat - meestal kleinere - veldopstellingen gerealiseerd zonder SDE beschikking, die helemaal niet bij RVO zijn terug te vinden (voor een eerste vergelijking tussen RVO en Polder PV data, zie deze analyse van begin 2019). Daaronder zitten onder andere Postcoderoos projecten, maar ook andere installaties die niet in publiek toegankelijke dossiers zijn terug te vinden. Polder PV kende eerder al ook enkele projecten met "ja" vinkje achter "veldopstelling" bij RVO die dat beslist niet zijn (rooftop installaties).

Later is ook een extra kwalificatie voor drijvende projecten (floating solar) ingevoerd, maar ook daarvoor gelden vergelijkbare waarschuwingen: zeker van oudere projecten is die kwalificatie helemaal niet meegenomen, soms is een floating solar installatie (slechts) een onderdeel van een groter project on-site (mengvormen met veldopstelling en/of rooftop op hetzelfde erf), etc. Ergo: we moeten blijven oppassen dat we projecten niet in de verkeerde categorieën (laten) belanden, en ons daar door laten leiden. Alleen exacte, individuele project kwalificaties, zoals Polder PV al jaren bijhoudt, kunnen de precieze toedeling garanderen. Het is evident, dat de RVO lijsten niet 100% voldoen aan deze vereiste. Daar heeft ondergetekende in de loop der jaren meerdere voorbeelden van ontdekt. Van zeer veel projecten heb ik detail informatie, en vaak ook fotografische documentatie in archief.

Voor de grafieken in dit artikel is echter gebruik gemaakt van de kwalificaties zoals RVO die opgeeft. Die dus niet een compleet en helder beeld geeft van de werkelijke verdeling. Al blijft rooftop solar natuurlijk in alle opzichten bij de aantallen SDE projecten het grootste stempel drukken. Overigens zijn er onder SDE 2019-II géén nieuwe drijvende zonnepark projecten als zodanig geïdentificeerd door RVO, onder de voorjaars-regeling van die jaar ronde waren er 7 nieuwe beschikkingen met dat stempel.

Wel lijkt de kwalificatie bij RVO kennelijk steeds beter en gedisciplineerder gehanteerd voor nieuwe projecten, omdat daar ook naar wordt gevraagd in de aanvraag formulieren op de website. Zo ook onder de SDE 2019 jaar rondes, waar nu naast "daksysteem" (nog steeds allergrootste hoeveelheid projecten) ook standaard "veldsysteem" is verschenen in de overzichten. Die rap in belang toegenomen categorie heeft onder SDE 2019-II, in tegenstelling tot de situatie bij de voorjaarsronde, met vlag en wimpel het aandeel overgenomen bij de capaciteit, en bij de budget toewijzingen.

Verder gaat de "uitsplitsing" van RVO nog steeds niet. Dus er is ook geen - zeer belangrijke, en dus nog node missende - uitsplitsing van byzondere projecten als geluidswallen met PV (een byzonder type "veld systeem"), carports, trackers, fassade systemen, en wat dies meer zij. Die Polder PV ook al jaren wel separaat in zijn overzichten opvoert.


Uitsplitsing van de 986 PV beschikkingen over "type installatie", volgens de RVO toewijzingen aan 2 project categorieën (ditmaal géén drijvende installaties geoormerkt, al is dat geen garantie dat die er echt niet bij zouden zitten). Ook deze grafiek is qua karakter "dramatisch verschillend" van die voor de voorjaarsronde van SDE 2019. Uiteraard het overgrote merendeel blijvend rooftop projecten, of "andere categorie niet zijnde veldopstelling of drijvend" betreffend, die niet als zodanig door RVO zijn geïdentificeerd. 865 van de 986 opgevoerde PV beschikkingen, 88% van het totaal aantal beschikkingen valt onder de categorie dakopstelling. Waarmee ook weer direct wordt aangetoond, dat het merendeel van het aantal project beschikkingen naar rooftop installaties blijft gaan. Al is het beslist minder dan de 98% bij zowel SDE 2018-II als SDE 2019-I.

Ditmaal is weer een toegenomen aantal van 121 project beschikkingen naar zogenaamde "veldopstellingen" gegaan, beduidend meer dan in de voorgaande regelingen (SDE 2018-II: 105, SDE 2019-I: 85). Maar nog steeds veruit de minderheid.

Kijken we echter naar de beschikte capaciteiten, is de realiteit beslist zeer sterk gewijzigd t.o.v. de voorgaande regeling. Er is beduidend veel méér capaciteit toegekend voor grondgebonden projecten, 1.503,6 MWp, dan voor rooftop installaties, 450,8 MWp. Een factor 3,3 in het voordeel van de veldopstellingen. Die verhouding lag onder SDE 2019-I juist in het voordeel van de rooftop projecten (1.882,3 MWp dakgebonden, 632,2 MWp grondgebonden resp. drijvend, verhouding 3 staat tot 1). Dit heeft met de enorme overschrijding van het aangevraagde budget onder SDE 2019-II te maken, en met de voortschrijdende schaalvergroting bij de aangevraagde, en uiteindelijk door RVO beschikte grote projecten, met name de veldopstellingen. Hierdoor is het grootste deel van de omvangrijke stapel (kleine) rooftop projecten kansloos geweest, en is dat afgewezen.

Big rooftops

De grootste beschikking voor een rooftop project valt, onder SDE 2019-II, ditmaal toe aan een nog te ontwikkelen project (waaronder kennelijk ook een hotel met 200 kamers) op het 36 hectare grote voormalige Nedstaal terrein aan de Noord in het Zuid-Hollandse Alblasserdam. Dat uitgestrekte terrein werd, na het faillissement van Nedstaal begin 2017, eind 2018 overgenomen door groot vastgoed ontwikkelaar SVE Group uit Hilversum. Die ene beschikking op hun naam is maar liefst 16,3 MWp groot, nog onduidelijk is echter op welke daken dit uitgevoerd zal gaan worden, mogelijk zelfs ook op nieuwe rooftops op deze lokatie (er wordt ook veel gesloopt). Er is nog steeds een groot staalbedrijf aanwezig op het uitgestrekte terrein, Fnsteel, wat vanaf de brug over de Noord goed is te zien. Het is overigens beslist niet de grootste "rooftop beschikking" die we kennen. Dat is het door GroenLeven uit te voeren kas project bij Royal Pride in het Noord-Hollandse Middenmeer. Die beschikking (SDE 2018 najaarsronde) is zelfs ruim twee maal zo groot, 35,6 MWp ... NB: enkele andere beschikkingen met kwalificatie "daksysteem" bij RVO zijn zelfs nog groter, maar die zijn verkeerd gevlagd door het agentschap, dat zijn drijvende zonnepark projecten ...

De nummer twee bij de grote rooftop beschikkingen van SDE 2019-II is het nieuwe distributie centrum annex strijkcentrum van Spaans textiel gigant Inditex op industrieterrein Larserbos van Lelystad (Fl.), 15,1 MWp. Al langer bekend staat op de derde positie het grote dakproject van voormalig aluminium smelter Aldel in Farmsum / Delfzijl, wat sedert het laatste faillissement door nieuwe eigenaar Klesch is omgedoopt in DAMCO Aluminium Delfzijl. Ecorus kondigde het complexe project al op 7 november 2019 aan, waarbij toen nog sprake was van 8 tot 12 MWp voor een groot rooftop project van mogelijk zo'n 50.000 m². Recent, in een uitgebreider bericht op 20 juni 2020, werd door ontwikkelaar Ecorus gewag gemaakt van een nog groter en complexer project, 9 MWp rooftop, én 11 MWp grondgebonden installatie (8,6 ha) op / bij Damco. Met als uitdrukkelijke insteek hulp bij het aansluiten van nabijgelegen grote PV projecten (Gebr. Borg overslag, Bronnen van Ons / Wirsol / Groningen Seaports zonnepark), en stabilisering van het lokale distributienet door slim te schakelen met de - enorme hoeveelheden stroom vretende - aluminium productie on-site. Onder SDE 2019-II blijkt nu een "rooftop" beschikking te zijn afgegeven voor 14 MWp, op het erf van Damco. Onduidelijk is, of daarmee het plan voor alleen het dak-systeem nogmaals is opgewaardeerd, of dat een deel van die beschikking (ook) wordt ingezet voor een eerste deel voor het geplande zonnepark op de grond. Er zijn geen andere beschikkingen bekend voor de Damco lokatie (ook niet onder "Farmsum").

Helemaal tegenover dit "grote rooftop geweld", staan nog steeds een serie kleine project beschikkingen voor daken in de SDE 2019-II lijst, zelfs een dertien-tal installaties kleiner dan 20 kWp. De kleinste, een anoniem exemplaar in Groenekan, Utrecht, zelfs op de laagst aan te vragen project grootte, exact 15 kWp. Maar de aantallen beschikte kleine projecten blijven bescheiden. Zelfs tot 50 kWp zijn die hoeveelheden verder afgenomen. 113 stuks tussen 15 en 50 kWp in de huidige besproken najaars-regeling. Onder SDE 2019-I was dat nog 288 stuks, onder SDE 2018-II 303 exemplaren.

De bandbreedte in beschikte rooftop projecten is onder SDE 2019-II dus een factor 1.084 tussen de grootste en de kleinste afgegeven beschikking.

Ook grote bandbreedte project-beschikkingen veldopstellingen

De range van de project beschikkingen in de categorie grondgebonden PV installaties loopt onder SDE 2019-II over een enorme bandbreedte van minimaal 90 kWp, tot zelfs een beschikking van bijna 148 MWp, een factor 1.642 maal zo groot. In de bandbreedte voor SDE 2019-I was het verschil ook groot, factor 1.231, maar dus wel een stuk kleiner. Het verschil in brandbreedte t.o.v. dat bij de rooftop beschikkingen (factor 1.084), is echter nog steeds beduidend groter.

De kleinste beschikking voor een veld-opstelling vinden we binnen de SDE 2019-II regeling terug in Zwolle, waar in de nieuwbouw wijk met, bij voorkeur, "NOM" woningen, Stadshagen II - Breezicht, in de nabijheid van de Milliger Plas, een centraal projectje, met beschikking voor 90 kWp, gerealiseerd moet gaan worden wat de verlichting en de rioolgemalen van solar prik moet gaan voorzien (als de zon voldoende schijnt). Overwogen wordt een mogelijke carport, wat dit meteen tot een "byzonder", niet "typisch grondgebonden" project zou maken. Maar daarover is nog niet definitief beslist. Mocht het inderdaad een carport gaan worden, zal ik hem zelf in die separate categorie gaan onderbrengen, en dus niet in het veel grotere overzicht voor klassieke grondgebonden opstellingen.

De grootste beschikking is ditmaal - hoe kan het ook anders - voor het 125 MWp grote grondgebonden project, het al langer in de "pending" lijst van Polder PV opgenomen Dorhout Mees project van Solarfields, op het grootste deel van het uitgestrekte, gelijknamige golfterrein benoorden de Strandgaperweg te Dronten (Fl.), wat niet meer rendabel valt te exploiteren. Het is tot nog toe de grootste project beschikking voor 1 ontwikkelaar in Nederland. Volgens de laatst bekende cijfers (die bij dit soort enorme projecten nogal "fluïde" zijn, en beslist kunnen wijzigen in een later stadium), zouden er 282.240 kristallijne zonnepanelen geplaatst moeten gaan worden op het uitgestrekte, bijna 1,2 vierkante kilometer grote perceel. Waarbij er trouwens een tweetal flinke bospercelen en een weide onbebouwd zouden blijven. Het reuzenproject, wat grenst aan een ander project met zeer forse potentie (Flevonice, meerdere deel installaties, gefaseerd uit te bouwen), zou een geclaimde CO2 besparing van zo'n 62 en een half duizend ton per jaar moeten gaan opleveren. Het is een belangrijk project voor het invullen van de klimaatambities van provincie Flevoland. Zie ook de laatste grafiek voor verdere verfijning van deze project categorie.

Ik ben behoorlijk wat tijd kwijtgeraakt aan het uitzoeken van het karakter, en exacte lokatie van de talloze beschikkingen voor veldopstellingen onder SDE 2019-II. Er zitten ditmaal veel anonieme beschikkingen tussen, wat veel werk heeft opgeleverd. Maar van een substantieel deel daarvan heb ik inmiddels de werkelijke lokaties kunnen ontrafelen, aan de hand van eerder mij bekend geworden info uit de enorme "pending" lijst, aangevuld met nieuwe data, deels uit omgevingsvergunningen, etc. Opvallend aan deze ronde, is het behoorlijke aantal uitbreidingen van bestaande projecten en/of van reeds geplande, eerder beschikte project lokaties.

Ik heb dat, en diverse andere opmerkelijke zaken, nog even op een rijtje gezet, de resultaten leggend naast alle mij bekende reeds opgeleverde en geplande grondgebonden zonnepark projecten en lokaties. En kom daarbij tot de volgende bevindingen over deze zeer belangrijk geworden categorie binnen SDE 2019-II:

  • Totaal 121 (nieuwe) beschikkingen voor "veldsystemen" (terminologie: RVO).

  • De grootste drie project beschikkingen zijn (1) voor het reeds genoemde Dorhout Mees, Dronten Fl. (147,8 MWp), (2) het segment voor Waterschap Noorderzijlvest van het Fledderbosch bi-lokatie project in Ten Boer Gr. (61,6 MWp, het andere deel, voor melkveehouder Wierda, staat, separaat beschikt, op de vierde plek, met 48,4 MWp), resp. (3) een geanonimiseerde 60,0 MWp beschikking voor Hoek (gemeente Terneuzen, Zld). Die laatste betreft hoogstwaarschijnlijk het zonnepark project "Valuepark Terneuzen" op de Mosselbanken lokatie, westelijk van de Braakmanhaven resp. het Dow chemie complex in Zeeuws Vlaanderen. Dat zou voor Dow en de lokale havenautoriteit, North Sea Port, gebouwd moeten worden door Gutami Holding.

  • Vermoedelijk zijn van bovengenoemde 121 beschikkingen voor "veldsystemen", zo'n 38 (voor Polder PV) nieuwe zonnepark projecten / lokaties. Hiervan zijn er echter nogal wat anonieme, dus het kan best zijn dat daarvan nog een klein deel mogelijk uitbreidingen van bestaande dan wel al langer geplande projecten betreft. Het geeft eens te meer aan, dat zelfs voor Polder PV, die zeer veel tijd besteedt aan het zo nauwkeurig mogelijk bijhouden van alle grondgebonden PV project realisaties en plannen in Nederland, er nog steeds verrassingen uit de goochelhoed tevoorschijn worden getoverd. En dat de activiteit in de markt voor grondgebonden PV projecten nóg groter is, dan ondergetekende al jaren signaleert.

  • De overige project lokaties betreft reeds eerder bij Polder PV bekend geworden zonnepark "sites", die al langer in het grote overzicht "pending" waren opgenomen. Soms zijn hierbij details aangevuld op basis van nieuw onderzoek naar die projecten. Veel van deze "oudere" sites zullen sowieso zelfs bij veel specialisten onbekend zijn geweest, omdat er tot nog toe nauwelijks over is gerapporteerd. Deze nieuw beschikte projecten zijn nu door Polder PV overgeheveld uit het overzicht "pending zonder", naar "pending met SDE beschikking(en)".

  • Opvallend is het grote aantal beschikkingen voor uitbreidingen. Deze zijn soms door RVO gemarkeerd met de toevoeging "xl", maar in de meeste gevallen wordt hier niets over vermeld. Ik tel minimaal 20 (!) beschikkingen voor dergelijke uitbreidingen (hetzij van reeds opgeleverde projecten, hetzij voor al langer geplande, maar nog niet gerealiseerde project sites).

  • De vermoedelijke reden van dat behoorlijke aantal beschikkingen voor uitbreidingen, wat ik eerder beslist nog niet in deze mate heb gezien, is, dat er waarschijnlijk, vanwege de zeer rappe stijging van het gemiddelde nominale vermogen van moderne kristallijne zonnepanelen, er in latere stadia van planning van reeds met SDE beschikkingen "verzilverde" project sites, er gekozen is om het geplande vermogen - soms fors - te verhogen. En waarvoor kennelijk met succes een separate extra vervolg beschikking is toegekend door RVO. Ergo: in plaats van de ooit geplande, relatief laag vermogen hebbende modules, zullen zonnepanelen worden geplaatst met een fors hogere capaciteit. Was dat vermogen nog slechts kort geleden nog iets van 260-270 Wp (rond 2017), zie ik nu al - aangepaste - project plannen voorbij komen met zonnepanelen met een vermogen van 400 Wp per stuk of meer. Het opvallende is, dat ik dergelijke uitbreidings-beschikkingen binnen SDE 2019-II bij verschillende projectontwikkelaars ben tegengekomen. Kennelijk zingt deze mogelijkheid al enige tijd rond in dat wereldje, en zien we daar nu de concrete, en nogal opvallende invulling daarvan.

  • 1 project heeft 2 beschikkingen (in dezelfde ronde), maar voor 2 gescheiden grondgebonden installaties op dezelfde lokatie. Veel vaker komt een dergelijke situatie voor met 2 (of meer) beschikkingen uit verschillende SDE jaargangen. Formeel is het niet toegestaan om meer dan 1 beschikking voor hetzelfde "adres" aan te vragen binnen een en dezelfde SDE ronde. Dus mogelijk is daar slim gebruik gemaakt van het voorhanden zijn van meer dan 1 officiële adres "lokatie", of wellicht verschillende aansluit mogelijkheden (EAN nummers), on-site.

    Meerdere beschikkingen voor 1 en dezelfde project lokatie ben ik al vaak tegengekomen, zelfs bij grotere rooftop projecten. Ik heb daarover al regelmatig gerapporteerd. Zowel met beschikkingen uit verschillende jaar rondes, als met beschikkingen uit een en dezelfde SDE regeling. Een recent voorbeeld voor een groot grondgebonden project, was het Puttershoek project van de Suiker Unie in de Hoeksche Waard (ZH), wat maar liefst 7 separate beschikkingen onder SDE 2018-I kreeg toebedeeld (zie bespreking van de consequenties).

  • Het al langer bekende project Fledderbosch in Ten Boer (provincie Groningen) heeft nu 2 separate beschikkingen. Deze horen bij 2 verschillende eigenaars, het grootste voor het betrokken waterschap (Noorderzijlvest, gelegen op grondgebied van Garmerwolde / Ten Boer), met een grote beschikking voor 61,6 MWp, en een oostelijk deel voor de betrokken melkveehouder uit Ten Boer, ook nog "goed" voor 48,4 MWp. Waarschijnlijk worden beide deel projecten ontwikkeld door Ecorus, (deels) in samenwerking met Bronnen van Ons. Als je de twee deel-projecten kunstmatig als "een project" zou beschouwen, zou de totale lokatie op - beschikt - 110 MWp kunnen komen, een van de grootste zonnepark lokaties van Nederland. Of het daadwerkelijk tot dat volume gaat komen in de realisatie is "vers twee". Dat hangt van verschillende factoren af, dus het te realiseren eindresultaat kan best behoorlijk afwijken wat betreft het beschikte vermogen.

    Iets vergelijkbaars is aan de hand met het enorme Hollandia Vloeivelden project op de grens van de dorpen 1e Exloërmond en Nieuw-Buinen (beiden: gemeente Borger-Odoorn) in Drenthe, met meerdere SDE beschikkingen. Dat complexe geheel is ook opgesplitst over 2 ontwikkelaars - eigenaren, en die houdt Polder PV derhalve ook op dat punt separaat. Net als ik SDE en Postcoderoos projecten op dezelfde lokatie gescheiden van elkaar houd, vanwege verschillend eigenaarschap, en fysiek gescheiden netkoppeling situaties.

    Dit soort problemen met "indelen" van grotere projecten wordt daarnaast verergerd, omdat het kan voorkomen dat delen van dergelijke lokaties door de ontwikkelaar op termijn zelfs weer separaat doorverkocht kunnen worden aan verschillende investeerders, fondsen e.d. Zo is het bekende Groene Hoek project, in 2 fases opgeleverd op dezelfde lokatie in Hoofddorp, naar 2 verschillende investeerders gegaan, maar liggen de betreffende percelen van de ene aan weerszijden van de centrale delen voor de andere (nieuwe) eigenaar. Polder PV blijft die ook fysiek te scheiden delen vanwege de wezenlijk verschillende eigendoms-verhoudingen, apart bijhouden in zijn overzichten. Dergelijke indelings-perikelen komen in de PV wereld in Nederland zelden of nooit ter sprake. Er wordt meestal blind van beschikkingen uitgegaan, alsof het allemaal "unieke, op zichzelf staande projecten" betreft. Ook op een nog omvangrijker niveau, "concentraties van zonneparken" steken dat soort indelings-perikelen af en toe de kop op in de internationale PV markt. Met gerelateerde vragen als "wat is het grootste zonnepark", en wat is precies de definitie daarvan ? Zie o.a. dit exemplaar uit een interessante serie artikelen op PV Magazine International over dat thema (11 juni 2019).

  • Van vijf opgegeven dorps-namen klopt de naam niet in de RVO lijst voor SDE 2019-II. Dit komt ik vaker tegen, waardoor je, als je er niet op bedacht bent, het spoor bijster raakt. Inmiddels ben ik de correcte lokaties op het spoor gekomen, en heb ze onder de correcte toekenningen in mijn pending lijsten opgenomen.

  • 1 project bestaat uit overkappingen boven een fruitteelt lokatie. Dat is beslist geen "klassieke" grondopstelling, en deze deel ik dan ook al sedert enige tijd in, in een aparte categorie (vrijstaande overkappingen, inclusief carports e.d.).

  • Wederom heeft de eerde al populair geworden categorie zonneparken / veldjes op rioolwaterzuiveringen (dan wel gesloten lokaties) een nieuwe boost gekregen. In totaal werden onder SDE 2019-II binnen deze categorie maar liefst 14 beschikkingen toegevoegd aan de al forse portfolio voor dergelijke projecten. Het zijn meestal niet zeer grote projecten, wegens de vaak relatief beperkte ruimte op dergelijke lokaties. De kleinste is een project beschikking voor 94 kWp op RWZI Feerwerd van waterschap Noorderzijlvest (Gr.). De grootste, bijna 3 MWp, is voor RWZI Sleeuwijk (gem. Altena, NB). Regelmatig worden opleveringen van zonneparkjes op RWZI's gepubliceerd, dan wel kenbaar gemaakt. Recentelijk nog voor Wetterskip Fryslân (deels al bekend bij Polder PV). Daarbij moet ook goed worden beseft, dat een deel van die project lokaties óók rooftop installaties kunnen bevatten. Voor een zuiver beeld van de impact van "zonneparken op het terrein van RWZI's", dienen die natuurlijk weer te worden afgetrokken van het totaal volume. Als je niets weet over de omvang daarvan, overschat je de daar gerealiseerde capaciteit aan veldopstellingen. Polder PV probeert dit zo scherp mogelijk in de gaten te houden, om correcte cijfers op papier te krijgen. Elders wordt er nooit iets zinnigs over gepubliceerd.

 

Substantiële wijziging karakter SDE 2019-II

Het aandeel aan rooftop (dak) installaties is onder de laatste SDE "+" rondes ge-evolueerd van 67% van totaal bij de capaciteit onder SDE 2018-II, via 75% onder SDE 2019-I, naar nog maar 23% onder SDE 2019-II. Wat een substantiële verandering is in de impact van laatstgenoemde regeling. De rest is immers grondgebonden, bestaat uit "relatief weinig", maar daarom ook "gemiddeld zeer grote" projecten.

Bij de verdeling over de toe te kennen maximale budgetten exploitatie subsidies over een periode van 15 jaar voor deze projecten, exclusief optioneel "banking jaar", is een vergelijkbare verhouding terug te vinden: rooftop 415,7 miljoen Euro, op een totaal van (max.) 1.734 miljoen Euro budget onder SDE 2019-II (1.318,3 miljoen Euro max. beschikt voor de veldopstelling beschikkingen). Dit resulteert in een verhouding van 24% rooftop t.o.v. 76% grondgebonden projecten voor de aandelen. Dit is weer een enorme verschuiving in het nadeel van rooftop solar. Onder SDE 2019-I was de verhouding nog 77% rooftop t.o.v. 23% andere opstellingen (dominant grondgebonden, relatief laag volume drijvende zonneparken). Precies andersom, dus.

Bij de aantallen projecten blijven de aandelen voor grondgebonden parken nog steeds bescheiden. Bij de ingebrachte capaciteiten, is echter het leeuwendeel al toegevallen aan de veldopstellingen. Dit heeft geleid tot een forse, verdere schaalvergroting onder de hier besproken regeling, wat eerder ook al duidelijk werd a.g.v. het flink toegenomen gemiddelde vermogen per beschikking (deel 2 van deze serie). En die omvangrijke projecten kunnen alleen "getrokken" worden door grote, kapitaalkrachtige investeerders, met voldoende financiële backing. Daarbij delven de vele honderden lokale energiecoöperaties door de bank genomen het onderspit, tenzij ze in staat zijn om samen te werken met genoemde grote partijen, en een stuk(je) uit de grote taart voor hun rekening kunnen nemen. Om dat te bereiken is verregaande professionalisering van de "beweging van onderop" essentieel, anders krijgt die dat nooit voor elkaar, en blijven ze achter het net vissen. Al helemaal binnen de aankomende eerste "SDE ++" regeling (openstelling uitgesteld tot periode 24 november tm. 17 december 2020), waarbij de competitie nog feller zal worden, met nieuwe, krachtige spelers, die op de laagste kosten per vermeden ton CO2 emissies kunnen gaan inzetten.

Mocht de huidige trend, veel meer capaciteit beschikt in grote zonneparken onder SDE 2019-II, zijn doorgezet in de nog niet inhoudelijk bekende verdeling onder de inderhaast ingelaste voorjaars-ronde "SDE 2020 +", en ook daarbinnen rooftop solar een marginale rol zal hebben gekregen, zal Minister Wiebes ongetwijfeld met nogal kritische kamervragen worden overladen, omdat hij had beloofd, dat de aantrekkelijkheid voor zon op daken juist zou toenemen, i.p.v. afnemen, binnen het SDE "circus".


(3) Verdeling beschikkingen SDE 2019-II bij de veldopstellingen (grondgebonden zonneparken)

Tot slot geef ik voor uitsluitend genoemde zeer belangrijke categorie grondgebonden projecten in de laatste grafiek een verdere uitsplitsing op basis van grootte categorie binnen dit nu belangrijkste geworden markt segment binnen de SDE regelingen voor zonnestroom, onder SDE 2019-II.

In deze grafiek wederom hetzelfde stramien als in de vorige twee, maar nu uitsluitend voor de belangrijke, veel capaciteit inbrengende categorie veldopstellingen. Zoals "afgevinkt" door RVO, waarbij er door Polder PV voorlopig vanuit wordt gegaan dat die 100 procent "de lading dekt" van alle projecten onder SDE 2019-II. Totdat het tegendeel bewezen is, maar dat vergt nader onderzoek, met name bij de "anonieme" installatie beschikkingen waarvan nog vrijwel niets bekend is (gemaakt).

In de linker kolom ziet u wederom, dat het bij dit soort grote projecten cq. beschikkingen altijd om zeer geringe aantallen gaat. Ditmaal weliswaar meer dan de 105 exemplaren onder SDE 2018-II, en de 85 beschikkingen onder SDE 2019-I. Maar nog steeds zijn de 121 stuks beschikt onder SDE 2019-II beperkt in aantal. Alleen omdat er massieve hoeveelheden aanvragen zijn verdwenen, en er in totaal maar 986 beschikkingen (rooftop en veld-opstelling) zijn overgebleven, is het aandeel t.o.v. dat totaal wel fors toegenomen. Die relatieve aandelen bij de overgebleven totale hoeveelheden project beschikkingen waren voor de veldopstellingen nog 2,4% onder SDE 2018-II, en zelfs maar 1,8% onder SDE 2019-I. Maar vanwege de sterk uitgedunde totaal populatie onder SDE 2019-II, is het relatieve aandeel van de beschikkingen voor veld-opstelling fors toegenomen, naar maar liefst 12,3% van het totaal.

De verdeling over de door Polder PV gehanteerde project grootteklassen is wel weer redelijk evenredig, maar er zijn 2 grootteklassen die er nu bovenuit steken: 37 beschikkingen onder de categorie 5-15 MWp, en 34 voor de categorie 1-5 MWp. Zelfs de grootste project categorieën hebben "relatief veel" beschikkingen, 16 voor het traject 15-30 MWp, en nog steeds een ferme 15 exemplaren voor de grootste categorie, >=30 MWp. De kleinste categorieën hebben "maar" 7 (500-1.000 kWp), resp. 12 exemplaren (50-500 kWp). De kleinste categorie (15-50 kWp) komt al langer niet meer voor onder de veldopstelling beschikkingen. Ze waren veel te "duur" om te kunnen concurreren binnen de aangescherpte voorwaarden van de SDE "+". Vooral de toename onder de categorie 5-15 MWp is opvallend. Onder SDE 2019-I waren er nog maar 13 beschikkingen in die categorie, binnen SDE 2018-II 17 stuks.

Capaciteit - dominant naar grote projecten

In de tweede kolom de verdeling over de project categorieën voor veld-opstellingen bij de capaciteit. Hier is de eerder al duidelijk geworden "scheefgroei", onder SDE 2019-I verder versterkt. We zien zeer weinig volume in de kleinste project categorieën (2,4 MWp resp. 5,5 MWp), al een substantieel volume in de categorie 1-5 MWp (93,3 MWp), en hoge volumes in de grotere project categorieën. Hierbij is de volgorde niet meer "opklimmend", zoals onder SDE 2019-I, maar komt eerst het segment 15-30 MWp (dat zijn al behoorlijk grote zonneparken), 329,1 MWp. Vervolgens segment 5-15 MWp, 368,7 MWp. En, tot slot, maar liefst 704,6 MWp in de grootste project categorie, beschikkingen van minimaal 30 MWp per stuk (47% van capaciteit claim voor alle grondgebonden installaties in deze SDE ronde, 1.503,6 MWp). Dat zijn maar 15 beschikkingen, met dus een hoge gemiddelde omvang van maar liefst 46 MWp per beschikking. Dat lag bij deze grootste project categorie nog hoger onder de voorjaars-ronde van SDE 2019 (54 MWp gemiddelde, 4 beschikkingen). Onder SDE 2018-II was dat gemiddelde bijna 49 MWp (8 toekenningen). Deze zeer grote projecten slurpen een aanzienlijk deel van de toegekende subsidie miljoenen, als ze worden uitgevoerd. Wat zeer waarschijnlijk is, gezien de stevige belangen. Onder de huidige SDE 2019-II regeling is dat al ver over de 0,6 miljard Euro (maximaal).

Van de 15 grootste beschikkingen zijn er maar liefst 6 aan lokaties in - het zal u niet verbazen - provincie Groningen vergeven, 3 exemplaren zijn in zowel Flevoland, als in Zeeland, en telkens 1 in provincies Gelderland, Noord-Brabant, en Friesland gesitueerd. Onder SDE 2019-I vonden we in de grootste categorie slechts 4 beschikkingen (215,1 MWp, 36% van totale capaciteit veldopstellingen). De 8 parken beschikt binnen SDE 2018-II hadden zelfs een volume van 388,6 MWp (40,9% van totaal veldopstellingen).

Kijken we naar de relatieve aandelen van de grootste project categorieën onder de veld-opstellingen bij de laatste drie SDE regelingen, komen we tot het volgende "impact lijstje" (berekeningen Polder PV):

In de 1e kolom staat de betreffende SDE "+" regeling vermeld, in de 2e kolom het totale beschikte vermogen voor de veldopstellingen voor zonnestroom in de onderhavige regelingen. De derde kolom is de optelling van alle beschikkingen voor veldopstellingen, per stuk groter of gelijk aan 1 MWp, en de procents-kolom ernaast het aandeel van die capaciteit t.o.v. de totale beschikte capaciteit voor grondgebonden zonneparken. Datzelfde wordt rechts, in kolommen 5 en 6 herhaald, voor de totale hoeveelheid beschikkingen, per stuk groter of gelijk aan 5 MWp (inclusief, helemaal rechts, het aandeel daarvan t.o.v. totaal beschikt voor veldopstellingen binnen de onderhavige regeling).

We zien aan de resultaten van de berekeningen, dat er een ongeveer even groot aandeel van 97-98% was voor alle beschikkingen voor veldopstellingen per stuk groter of gelijk aan 1 MWp in de twee voorgaande regelingen, maar dat dit al dominant 99,5% is geworden onder SDE 2019-II (bijna alle project beschikkingen minimaal 1 MWp, wat neerkomt op minimaal zo'n 3.125 kristallijne panelen à 320 Wp voor 1 enkele beschikking). Voor de grotere project beschikkingen, per stuk minimaal 5 MWp (laatste 2 kolommen), was het aandeel ruim 90% onder SDE 2018-II, zakte dat terug naar bijna 85% onder SDE 2019-I, maar is het weer sterk toegenomen naar een hoog aandeel van 93,3% onder SDE 2019-II. Dat zijn gemiddeld genomen zeer grote project-beschikkingen, per stuk minimaal 15.625 moderne kristallijne PV-modules à 320 Wp (van grofweg 1,6 vierkante meter). Hiermee wordt duidelijk, dat de schaalvergroting weer verder is toegenomen, omdat het hierbij om totale volumes en relatieve aandelen daarvan op de totaal beschikte hoeveelheden gaat bij de veld-opstellingen. De ruimteclaim van dergelijke projecten van minimaal 5 MWp kan uiteraard sterk verschillen, sterk afhankelijk van de gekozen opzet van het betreffende project. Bij uitgangspunt van gemiddelde realisaties, grofweg 925 kWp opgestelde capaciteit per hectare (berekeningen van Polder PV van daadwerkelijk gemeten vrijeveld projecten waarvan het project vermogen goed bekend is), kan dat gemiddeld ongeveer neerkomen op minimaal 5,4 hectare per beschikking van 5 MWp of groter.

Maximale subsidie beschikkingen

De maximale subsidie beschikking bij de grondgebonden installaties geeft een vergelijkbaar beeld als bij de toegekende capaciteiten. Er is voor maximaal 1.318,3 miljoen Euro voor veldopstellingen beschikt over 15 jaar (excl. "banking" jaar). Waarbij tussen de 2,2 miljoen Euro voor de kleinste categorie (beschikkingen van 50-500 kWp, 0,2% van totaal) en 615,4 miljoen Euro voor het grootste segment (15 beschikkingen per stuk groter dan, of gelijk aan 30 MWp, 47%) beschikbaar is gesteld. Onder SDE 2019-I claimde dat grootste marktsegment bij de veldopstellingen nog maar 35% van het totale toegekende budget voor grondgebonden zonneparken. Deze grote projecten krijgen dus steeds meer impact op de totale verdeling van het SDE subsidie geld voor zonnestroom installaties. De kleintjes vissen achter het net.


(4) Maximale subsidie bedragen SDE 2019-II

Ik heb net als vorige keer, voor SDE 2019-I, ook voor de najaars-regeling van dat jaar weer gekeken naar de maximaal haalbare (beschikte) subsidie bedragen voor alle projecten (rooftop en grondgebonden). Zoals terug gerekend vanuit de toegekende budgetten en de maximale subsidies die over 15 jaar zullen worden toegekend. De "range" tussen die bedragen blijft relatief klein, met minima van (max.) 5,5 ct/kWh in de project categorie van 1-5 MWp (factor 2,3 maal zoveel rooftop dan veldopstelling beschikkingen). Tot maxima van 6,54 ct/kWh in de 2 kleinste project categorieën. Deze bedragen lagen onder SDE 2019-I nog op niveaus van 5,2 ct/kWh, resp. 7,6 ct/kWh. Onder SDE 2018-II waren die extremen 6,1 ct/kWh, resp. 8,4 ct/kWh. Wat aangeeft dat er wederom, in ieder geval wat de maxima betreft, een lichte kosten reductie is bereikt, maar het beeld blijft niet homogeen.

Uit de berekeningen volgt voor de twee onder SDE 2019-II vallende project "types" het volgende:

  • Dakopstellingen gemiddeld (max. subsidie) 6,46 ct/kWh, minimum 5,50 ct/kWh, maximum 6,54 ct/kWh
  • Veldopstellingen gemiddeld (max. subsidie) 6,20 ct/kWh, minimum 5,90 ct/kWh, maximum 6,50 ct/kWh
  • Alle projecten gemiddeld 6,43 ct/kWh, minimum 5,50 ct/kWh, maximum 6,54 ct/kWh
  • Voor detail cijfers onder SDE 2018-II zie hier, ditto onder SDE 2019-I zie hier.

Aan de gemiddeldes voor de project categorieën is te zien dat de veldopstellingen weliswaar iets beter scoren ("goedkoper zijn") dan de overige typen installaties, wat niet vreemd is gezien de gemiddelde omvang ervan. Maar de verschillen blijven nog steeds relatief klein, en het gevonden minimum (5,9 ct/kWh) ligt weer duidelijk hoger dan het minimum aangetroffen bij de rooftop installaties (5,5 ct/kWh). Tussen de uitersten bij de gemiddelde waarden voor alle projecten is de spread 1,07 cent per kWh. Die ligt beslist lager dan de spread onder 2019-I (2,4 cent/kWh). Hoe de uitvoering van de verschillende projecten zal zijn / worden blijft natuurlijk het geheim van de smid. Er kan en zal beslist opportunistisch zijn ingezet bij de aanvragen. En er kan beslist vaak veel goedkoper worden gerealiseerd dan dat er is "ingezet". Anders zou er beslist niet zoveel - blijvende - belangstelling voor zonneprojecten onder de diverse SDE regimes zijn. Al is die - massale - belangstelling onder de zwaar overtekende SDE 2019-II dus zwaar afgestraft met een enorme stapel afwijzingen, waar mogelijk al veel werk, tijde, en geld in is gestoken door de aanvragers.

Dit is deel 3 in de serie artikelen die naar aanleiding van het verschijnen van de SDE 2019 najaars-ronde beschikkingen is / zal worden gepubliceerd op Polder PV. Voor de overige artikelen zie:

(1) SDE 2019 najaarsronde eindelijk bekend. Deel 1. Beschikkingen - 1.954 MWp PV, slechts 42% van aangevraagd volume. Portfolio beschikt totaal bij PV: 13,4 GWp (25 juni 2020)

(2) SDE 2019 najaarsronde. Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "+" beschikkingen (29 juni 2020)

(3) huidige artikel

Bron:

Stand van zaken SDE aanvragen (website RVO)


 
^
TOP

7 juli 2020: Wederom lichte aanpassing CBS cijfers zonnestroom productie. De CBS cijfers buitelen over elkaar heen, dit jaar. Ik heb in vorige overzichten al diverse malen nieuwe, en bijgestelde cijfers gepubliceerd. CBS heeft nu eind juni ook een kleine opwaartse bijstelling gedaan van de (berekende) productie van zonnestroom in kalenderjaar 2019. Ook dat cijfer is nog niet definitief, en kan nog steeds worden bijgesteld. De nieuwe cijfers voor de berekende producties (ongewijzigd tm. 2018), en de aandelen in de productie t.o.v. het binnenlandse verbruik van elektra heb ik wederom in deze aangepaste grafiek opgenomen, voor "de voorlopig laatste stand van zaken voor het jaar 2019":

Voor 2019 is de wijziging in de berekende jaarproductie gering geweest, van 5.159 GWh (status 29 mei 2020) naar, nu, 5.170 GWh, een toename van 0,2%. Ook het relatieve aandeel in het binnenlandse stroomverbruik nam daardoor voor dat jaar licht toe, van 4,22 naar nu 4,23%. Zowel voor de berekende, als voor de volgens Europese standaarden "genormaliseerde" bruto producties kwamen de nieuwe aandelen voor zonnestroom op dat percentage uit. Voor het aandeel op de netto elektriciteits-productie, kwam, met de nu laatste aanpassing, dat aandeel van zonnestroom uit op 4,36% (dat was in de voorgaande update nog 4,35%).

De cijfers voor de opgestelde capaciteit waren eerder al gewijzigd, voor EOY 2019 leidde dit met de laatste wijziging tot 6.874 MWp opgesteld vermogen. Waarbij voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis officieel ook het capaciteits-volume bij "niet-woningen" dat in de residentiële sector voorbij is gestreefd. Ook die cijfers zijn nog beslist niet in beton gegoten, en kunnen nog wijzigen. De huidige bijstelling van de berekende energie productie is waarschijnlijk een laat gevolg van de meest recente capaciteit bijstellingen bij het nationale statistiek instituut.

Laatste artikel over CBS statistieken zonnestroom en links naar de voorlaatste publicaties m.b.t. CBS stats, op Polder PV, hier

Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen - Gewijzigd op: 29 juni 2020 (CBS Statline)


 
^
TOP

1 juli 2020: Tegenvallende productie juni, maar blijvend zeer hoge hoeveelheid zonnestroom in eerste half jaar bij Polder PV. Na het toch wel weer spectaculaire productie record van mei 2020, kon het niet anders, dan dat juni daarbij wat zou tegenvallen. Het werd letterlijk "een domper", een sub-gemiddelde opbrengst voor die maand, maar ondanks die tegenvaller is, gecombineerd met fors bovengemiddelde opbrengsten in maart tm. mei, de conclusie nog steeds positief: het eerste half jaar van 2020 heeft het 19 tot 20 jaar oude kern-systeem van Polder PV, op het record jaar 2003 na, het beste gepresteerd.

Dit toon ik als gebruikelijk in de "totaal" grafiek voor ons kern systeem, met 10 panelen goed voor een opgesteld (oorspronkelijk) nominaal STC vermogen van 1,02 kWp:

In deze grafiek staan alle maand opbrengsten van ons "kern" systeem bij elkaar. Tot oktober 2001 nog slechts met 4 panelen (donkerblauwe en magenta curves), vanaf november met 10 PV modules, 1,02 kWp, tot op de dag van vandaag (producties van andere, latere toevoegingen, hier niet verder meegenomen, om vergelijkbare resultaten van een en hetzelfde systeem te laten zien).

De maand producties voor 2020 (turquoise curve) culmineren in de "extreme" opbrengst in mei (bijna 151 kWh), maar vallen vervolgens flink terug naar een sub-gemiddeld niveau in juni 2020, met een opbrengst van ruim 117 kWh. Dat komt neer op een specifieke maand opbrengst van bijna 115 kWh/kWp. Het is beslist niet het slechtste resultaat voor juni, in 5 eerdere jaren waren de resultaten nog (fors) minder, culminerend in de zeer lage, ruim 103 kWh, in de beruchte juni 2016. Die maand was niet alleen "zeer nat, somber en warm" volgens het KNMI, maar vertoonde op de 23e ook nog eens de extreme mega-hagel in zuid-oost Nederland uit een "supercell", die majeure schade heeft veroorzaakt, ook aan een forse hoeveelheid PV systemen in de smalle zone met de grootste hagelstenen in die regio.

De tot nog toe hoogste productie werd voor juni bij het kern-systeem van Polder PV behaald in het in meerdere opzichten record jaar 2003, toen de productie voor die maand piekte op ruim 139 kWh. Het gemiddelde voor juni is in de periode 2002-2020 (volledig bemeten 1,02 kWp deel-systeem) 121,8 kWh geweest (119,4 kWh/kWp).

Mede door het "maximum" in mei, en de relatief sub-gemiddelde opbrengst in juni, krijgt de jaar-curve in 2020 weer een zeer grillig verloop. Dit is "relatief normaal", de meeste jaren vertonen ook pieken en dalen bij de maand-producties, zoals bijvoorbeeld ook in extreme mate bij 2006 het geval is geweest (piekend in juli, zeer laag in augustus, weer hoger in september, waarna de lagere opbrengsten in de winter de curve weer omlaag trekken). De zwarte lijn middelt al die pieken uit, en geeft het maandgemiddelde over de volledig bemeten periode (voor het 1,02 kWp kern-systeem: november 2001 tm. juni 2020) weer. Bij die maand-gemiddelde curve "dipt" juni iets tussen de wat hogere opbrengsten in mei en juli, maar het verschil blijft marginaal, en kan met elk "extreem" in een van die drie maanden weer een licht gewijzigd beeld gaan vertonen. Standaard blijft: bij Polder PV's kern-systeem, blijven de gemiddelde maandproducties in mei tot en met juli "ongeveer op een gelijk, en hoog niveau".

KNMI (toegevoegd na publicatie van eerste versie van dit artikel)

Het KNMI bestempelde juni 2020 met de kwalificatie "maand met twee gezichten". Het was zeer warm, én zonnig, én nat. In het klassieke maandoverzicht (voorlopig overzicht) wordt gerept van landelijk bepaald 232 zonuren t.o.v. het gemiddelde van 201, wat de maand het predikaat "zeer zonnig" opleverde. De verschillen waren echter groot, van slechts 207 zonuren in Eelde (Drenthe) tot zelfs plaatselijk 260 zonuren in Zeeland. De Bilt lag bovengemiddeld, met 228 t.o.v. 194 zonuren over de historisch gemiddelde meetreeks (1981-2010). Met een etmaalgemiddelde temperatuur van 17,5°C tegen 15,6°C normaal in De Bilt was juni zeer warm, volgens het KNMI. Dat is een van de belangrijkste redenen, dat onze installatie in Leiden "sub-gemiddeld" presteerde, ondanks het hoge aantal zonuren. Dit, omdat de micro-inverters, in huis geplaatst, het dan zwaar hebben. Ik heb regelmatig "drop-outs" gezien in juni, omdat deze oude apparaatjes hun warmte niet goed kwijt konden, ondanks geforceerde koeling. Dit, gecombineerd met het relatief lage omzettings-rendement van deze micro-inverters, maakt dat onder dergelijke omstandigheden, de installatie niet "op de max" kan presteren.

In deze tweede grafiek toon ik wederom alleen de maandelijkse producties in de laatste vier jaar, en het langjarige gemiddelde (zwarte lijn) voor het 1,02 kWp kern-systeem van Polder PV. Hier is duidelijk het opvallende verschil in "prestatie" te zien tussen de eerste twee sub-gemiddelde, en de 3 opvolgende maanden in 2020, met (veruit) bovengemiddelde opbrengsten. Waarna juni de curve weer sterk omlaag trok naar het sub-gemiddelde niveau van 117 kWh. De fluctuaties per maand zijn opvallend groot. Juli 2018 vestigde net geen maand record (zie eerste grafiek: juli 2006 toen nog op 1). De nieuwe record houder bij Polder PV, mei 2020, toonde een productie die maar liefst 22% boven het gemiddelde voor deze maand lag, voor het kern-systeem van 10 panelen (124 kWh, zwarte lijn). De gemeten productie in juni ligt bijna 4% ónder het gemiddelde.

Het kalenderjaar 2003 had continu zeer hoge opbrengsten, en steekt nog steeds, met de accumulatie van de maandelijkse producties in januari tm. juni, met kop en schouders boven de rest uit. En wel, met 591 kWh in die eerste 6 maanden. De tweede plaats wordt sedert het mei rapport door het huidige jaar, 2020, ingenomen, met een accumulatie van 544 kWh productie van januari tm. juni. Vooral de record opbrengst van mei, aangevuld met de hoge producties in maart en april, heeft het huidige jaar, ondanks de hoge ouderdom van onze installatie, van dit fraaie resultaat voorzien.

Het verschil met het langjarige gemiddelde van de accumulatie, in april nog 5,7%, en in mei zelfs 10,9%, is nu, inclusief de wat tegenvallende productie in juni, weer wat terug gevallen naar nog steeds een respectabele 7,5% (t.o.v. langjarig gemiddeld 506 kWh, oranje kolom achteraan en horizontale stippellijn).

In deze grafiek is het magere resultaat tm. juni in 2005 te verklaren door het feit dat we destijds te maken hadden met nog buiten hangende micro-inverters, waarvan er enkelen al in het voorjaar langdurige drop-outs begonnen te vertonen, en die langere tijd niet vervangen konden worden (een "artificiële dip", dus).

In deze 2e versie van de in het vorige overzicht geïntroduceerde nieuwe grafiek heb ik de voortschrijdende accumulaties van de maandelijkse zonnestroom producties per kalenderjaar uitgezet voor het 1,02 kWp kern-systeem. Tot en met december (= kalenderjaar productie voor het betreffende jaar). Dit alleen voor volledig bemeten jaren, voor deze kern-installaties zijn dat de jaren 2002 tm. 2019. Waarbij er 2 uitzonderingen zijn. 2020 is ook al toegevoegd, maar natuurlijk slechts tot en met juni bekend (blauwe curve, lijn dikker aangezet om het jaar wat duidelijker te laten zien). Voor 2010 zijn de accumulaties vanaf september te laag, omdat het complete systeem in sep. - okt. dat jaar volledig van het net was gekoppeld i.v.m. een dakrenovatie. En de rest van dat jaar dan ook als niet representatief beschouwd kan en mag worden vanwege derving van "normale productie" (derhalve laatste stuk van de curve gestippeld weergegeven).

Duidelijk is te zien, dat 2003 bij de maandelijkse accumulaties absoluut record jaar is, en waarschijnlijk zal blijven bij Polder PV. Dat jaar eindigt op een kalenderjaar productie (1.070 kWh), die ver uitkomt boven die van andere jaren. 2018 kwam op "slechts" 963 kWh uit. 17 jaar later werd er, tot en met juni 2020, een 2e plaats bereikt, met een reeds véél oudere installatie. Het slechtste "normale" jaar was tot nog toe voor ons 2012, wat op een "dieptepunt" belandde van slechts 885 kWh aan het eind van het jaar. Wat trouwens ongeveer even laag was in 2013.

Oudste vier panelen

Zie de mei rapportage voor de totale maand grafiek voor het aller-oudste deel-systeem (4x 93 Wp, net-gekoppeld in maart 2000), met record waarde voor dat oude deel-systeem die maand.

Voor alleen de maand juni heb ik ook een aparte grafiek voor deze oudste set van 4 zonnepanelen gemaakt, met het verloop van de producties in die maand:

Maandreeks voor productie in de maand juni in de jaar reeks 2000 - 2020 van ons ruim 20 jaar oude PV deel-systeem (4x 93 = 372 Wp). Het gemiddelde voor die maand is over de getoonde periode 44,1 kWh (donkere kolom rechts en horizontale zwarte stippellijn), iets lager dan het lang-jarige gemiddelde voor mei (45,3 kWh, zie vorige maand overzicht). Juni 2020 kwam krap boven het gemiddelde uit, met 44,3 kWh (weer een stuk lager dan de 45,6 kWh in juni 2019). Voor deze oudste sub-groep derhalve een specifieke opbrengst van 44,3/0,372 = 119 kWh/kWp, die maand.

De hoogste waarden vinden we nu in het begin van de historie, met voor juni 2001 maar liefst 49,8 kWh (13% hogere productie t.o.v. gemiddeld), en ook in juni 2003 (48,8 kWh) een hoog niveau tonend. Degelijke hoge waarden vinden we later niet meer terug. De verklaring hiervoor is, dat onze toen nog vrij nieuwe micro-inverters tot en met voorjaar 2005 onder op de zonnepanelen waren gemonteerd (zo werden destijds de sogenaamde "Sunpower" pakketten met 4 tot 6 "AC-panelen", door de energiebedrijven, bij ons EWR, verkocht). In onze sterk ge-exponeerde opstelling, op open frames, boven op het platte dak van de vierde verdieping, werden daardoor deze apparaatjes goed, continu, natuurlijk gekoeld door convectie. In 2005 werden, door toenemende problemen met die micro-inverters, deze na interventies door Polder PV naar binnen in ons appartement op de begane grond verplaatst (en de complete bekabeling vernieuwd, van dak naar begane grond gewijzigd van AC naar DC bekabeling). Binnen in huis hebben ze daarbij nauwelijks meer "natuurlijke" koeling, en worden ze behoorlijk warm. Dat is een negatieve factor in het totale systeemrendement. Ook omdat die micro-inverters inmiddels al hoogbejaard zijn, koel ik ze de laatste jaren geforceerd met computer ventilatortjes als het zeer warm is. Maar de huidige systeem opzet laat, zelfs bij gemiddeld hoge instraling, bij warm weer en relatief hoge temperaturen in huis, zeer hoge "piek" producties niet meer toe. Mei 2020 was daarop een uitzondering, het was die maand sowieso veel koeler dan juni, en het was dan ook in alle opzichten een "zeer byzondere maand" (zie vorige rapportage).

De zeer lage waarde in juni 2020 (36,1 kWh) wordt veroorzaakt door langdurige uitval van een micro-inverter, waarvan het lang duurde voordat deze vervangen kon worden. Juni 2007 was "nat en somber" volgens het KNMI. Idem voor juni 2012, juni 2016 was, zoals reeds gezegd zelfs "zéér nat en somber". Omdat de productie in juni normaliter hoog kán zijn, vallen dergelijke dips, bij sterk tegenvallend "zomerweer" altijd direct op.

De meterstand van onze enkeltarief Ferrarismeter is ten opzichte van de beginstand van 1 juni 2020 wederom 72 kilowattuur terug gedraaid, ondanks het feit dat we continu thuis zijn en werken, en de productie van zonnestroom die maand wat tegenviel ten opzichte van "gemiddeld".

Bronnen

Intern:

Maandelijkse productie metingen Polder PV sedert maart 2000

Stralend licht uit de prehistorie: Na 166 maanden nieuw maand productie record voor Polder PV (record maand productie in mei 2020)

Extern:

Junimaand met twee gezichten (KNMI, 1 juli 2020)

Juni 2020 - Zeer warm, zeer zonnig en nat (KNMI, 1 juli 2020, voorlopige rapportage)

Tweet Bertus Douma (1 juli 2020), heeft 9 stuks 18 jaar oude IBC Solar 120 Wp panelen (1,08 kWp), nota bene op het oosten liggen, en stelt vast dat hij vergelijkbare stabiele resultaten ziet (op een zonnige dag plm. 5,5 kWh)


 
^
TOP

29 juni 2020: SDE 2019 najaarsronde. Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "+" beschikkingen. Na een verdiend weekend kamperen in onze provincie, waarbij we tijdens het fietsen nog een leuk randstedelijk zonneparkje bezochten, pakken we de draad weer op met de analyses van de najaars-regeling van SDE "+" 2019, waarvan het eerste deel op 25 juni jl. werd gepubliceerd. In dit tweede artikel in de reeks gaan we weer kijken naar de evolutie van enkele hoofd parameters, vanaf de eerste SDE 2008, tot en met de SDE 2019-II regeling. Eerder deed ik dit al voor de status tot en met de voorjaarsronde van SDE 2019 (zie analyse in artikel van 13 november 2019).

Oorspronkelijke allocaties budgetten voor alle SDE regelingen

In bovenstaande grafiek het totaal aan daadwerkelijk toegewezen oorspronkelijke budgetten voor alle SDE regelingen, voor als "hernieuwbaar" bestempelde energie opwek opties, tot en met SDE 2019-II. Er zijn twee wijzigingen t.o.v. de in de vorige analyse gepresenteerde grafiek. SDE 2019-II is nu "definitief". De beschikbare 5 miljard Euro aan budget is daadwerkelijk ingevuld ("ge-alloceerd"), i.t.t., bijvoorbeeld, het beschikbare vergelijkbare budget voor de voorjaarsronde van SDE 2019, wat daar bijna 1,1 miljard Euro onder is gebleven.

Ten tweede, zijn er enkele oudere cijfers gewijzigd. De oorspronkelijke, in de vorige versie gepresenteerde data heb ik uit de eerste kamerbrieven over de desbetreffende regelingen gehaald. In de kamerbrief van 24 juni 2020, werd echter een historisch overzicht gegeven (figuur 1 in bijlage 1), met de nu kennelijk geldende deel-budgetten toegewezen aan alle aparte regelingen. Die zijn (iets) verschillend voor de volgende jaargangen:

  • 2012 oorspronkelijk MEUR 1.700 >> is MEUR 1.715 geworden
  • 2014 oorspr. MEUR 3.500 >> MEUR 3.536
  • 2015 oorspr. MEUR 3.500 >> MEUR 3.543
  • 2016 I oorspr. MEUR 4.000 >> MEUR 4.001
  • 2016 II oorspr. MEUR 5.000 >> MEUR 5.011
  • 2018-I oorspr. MEUR 3.563 >> MEUR 3.798
  • 2018-II oorspr. MEUR 6.000 >> MEUR 6.004
  • 2019-I oorspr. MEUR 3.905 >> MEUR 3.906

In totaal telt het aantal wijzigingen t.o.v. de oorspronkelijke volumes op tot een extra 346 miljoen Euro, wat neerkomt op bijna 0,6% meer dan aanvankelijk was gepubliceerd. Vooral de wijziging voor SDE 2018-I is opvallend (die regeling was enorm "onder beschikt" t.o.v. het toen nog geldende deel budget van 6 miljard Euro, een combinatie van lage "vraag", én forse uitval van foute of weer ingetrokken aanvragen). Met het huidige door Min. EZK gepubliceerde cijfer is er voor die regeling 6,6% meer toegekend dan aanvankelijk was gepubliceerd, Mogelijk heeft dit te maken met latere wijzigingen rond, bijvoorbeeld, in een laat stadium ingetrokken SDE beschikkingen, waarvoor in de plaats nieuwe zijn gekomen, of gealloceerde capaciteiten zijn na publicatie van de kamerbrief gecorrigeerd door RVO. Hier wordt echter niets over gezegd door Min. EZK.

Alle nieuwe cijfers staan nu in deze ververste grafiek vermeld. Links van de rode stippellijn de "oude" 3 SDE regelingen (bij zonnestroom gedomineerd door residentiële aanvragen en kleine installaties bij MKB, instellingen e.d.). Rechts alle SDE "+" regelingen, waarbij voor PV de ondercap op 15 kWp werd ingesteld, en er geen bovenlimiet meer was. Vanaf SDE 2016 zijn er telkens twee jaar rondes geweest (voorjaar, blauw, en najaar, oranje), die de toegewezen kalenderjaar budgetten enorm hebben doen "springen". Waren de jaar volumes tm. 2012 nog relatief bescheiden, tussen de 1.401 miljoen Euro (SDE 2008) en ruim 2,5 miljard Euro (SDE 2009, na ophoging van het budget), lagen de beschikte volumes in de drie jaar vanaf 2013 tussen de 3 en ruim 3 en een half miljard Euro. Vanaf 2016 ging "het gas" er op (2020 en Europese verplichtingen bleken angstwekkend dichtbij te zijn gekomen), met 9 miljard onder SDE 2016 toegewezen, een spectaculaire, bijna 11,9 miljard Euro in de twee jaar rondes van SDE 2017, en een hoge toewijzing van, inmiddels, 9,8 miljard Euro onder SDE 2018. SDE 2019 viel nog verder terug, maar had dan ook "slechts" 5 miljard Euro, gemaximeerd per ronde. Die werd wel ingevuld onder de najaarsronde, maar binnen SDE 2019-I werd slechts 78% toegekend van de beschikbare 5 miljard Euro: 3.906 miljoen Euro aan toewijzingen. Het totaal onder SDE 2019 werd daarmee 8.906 miljoen Euro. Een toekenning wat op 91% kwam te liggen van het niveau van de beschikkingen onder SDE 2018, en zelfs nog iets lager lag dan de oorspronkelijk beschikte 9.012 miljoen Euro onder de 2 SDE 2016 sub-regelingen.

Met de definitieve toekenning van het budget voor SDE 2019-II is, sedert de eerste SDE regeling in 2008, inmiddels een totaal (maximaal) budget toegewezen van 58,8 miljard Euro. Een fors deel daarvan zal echter nooit besteed gaan worden, door een combinatie van grote hoeveelheden reeds uitgevallen (danwel alsnog af te voeren) beschikkingen, allerlei problemen met projecten, tijdelijk stil liggende energie producties door verschillende oorzaken, minder uit te keren subsidie hoeveelheden als de marktprijzen van energie stijgen, etc.

Aandeel zonnestroom op totale budget toewijzingen

In deze grafiek worden, uitgesplitst per jaar ronde de totale toegewezen (oorspronkelijke, cq., hierboven bijgestelde) totaal budgetten voor alle SDE modaliteiten (inclusief zonnestroom) van links naar rechts weergegeven in blauwe kolommen, van SDE 2008 tm. SDE 2019-II. In gele kolommen zijn de toegewezen budgetten voor uitsluitend zonnestroom projecten weergegeven (voor beide kolommen rechter Y-as raadplegen). Aangezien voor de zonnestroom allocaties geen correcties zijn gepubliceerd (i.t.t. voor de totaal budgetten), heb ik de volumes gepubliceerd in de desbetreffende kamerbrieven voor de aparte regelingen gebruikt in deze grafiek. In een lichtgroene stippellijn volgt het daar uit vastgestelde aandeel van die PV project allocaties t.o.v. de totale toekenningen in de betreffende jaar rondes. Dit, in procent, met als referentie de linker Y-as.

Zonnestroom kon lang, tot en met SDE 2012, nauwelijk een deuk in het pakje SDE boter slaan, met toewijzingen van maximaal 101 miljoen Euro onder SDE 2009, slechts 4% van de totale toewijzingen (voor dat jaar 2,55 miljard Euro). SDE 2013 gaf, met iets meer beschikt volume, de opmaat naar de uitzonderlijke SDE 2014 regeling, waarvoor het zeer lang duurde voordat de laatste fase in ging. En er massaal (voor die tijd) werd aangevraagd - en beschikt: Een volume van 1,3 miljard Euro, opeens 37% van het totaal aantal toegewezen budget van ruim 3,5 miljard Euro dat jaar. Toen was er weer een tijdelijke terugval vanwege enorme budget allocaties naar biomassa bijstook in steenkolen centrales, en naar windenergie. In de voorjaarsronde van SDE 2016 begon het tij weer definitief te keren voor zonnestroom. Aanvankelijk nog relatief bescheiden, met 172 miljoen Euro. Maar dat werd al 988 miljoen Euro onder de najaarsronde dat jaar (20% van totaal budget allocatie), veerde op naar bijna 2,9 miljard onder SDE 2017 I (49%), en viel daarna weer terug naar een nog steeds respectabel niveau van ruim 2 miljard Euro onder SDE 2018-I. Desondanks was het toen het hoogste aandeel op de totale allocatie (ruim 53%), vanwege de zeer bescheiden toekenning van (bijgesteld) "slechts" 3,8 miljard Euro voor alle projecten.

SDE 2018-II liet een absoluut record in toegekend zonnestroom budget zien (bijna 3,3 miljard Euro), en daardoor kwam die regeling t.o.v. de totaal beschikte hoeveelheid van ruim 6 miljard Euro relatief bezien iets boven het niveau van de voorjaarsronde van dat jaar uit (55% i.p.v. 53%). Vanwege de enorme terugval in het toegekende budget binnen de voorjaarsronde van SDE 2019, slechts 3,9 miljard Euro totaal beschikt (er was 5 miljard Euro beschikbaar), én de blijvend hoge toekenning voor zonnestroom (ruim 2,5 miljard Euro), is het relatieve aandeel daarvan naar een record hoogte gestegen van ruim 65% van het totaal.

De najaarsronde van SDE 2019 liet een duidelijke "verslechtering" van het aandeel van de beschikkingen voor zonnestroom zien, resulterend in slechts 1.734 miljoen Euro op een gealloceerd totaal budget van 5 miljard Euro. Een forse "terugval" naar 35% van de totale budget claim. Maar, gezien de enorme gegroeide stapel SDE beschikkingen die nog moeten wordt afgewerkt, wellicht niet slecht, om weer wat "rust in de tent" te krijgen bij installerend Nederland. Die hebben al werk voor de nodige jaartjes, waarbij vakantie nemen eigenlijk een luxe zal zijn. Mede gezien, de zeer krappe realisatie termijnen voor PV, tussen de anderhalf en drie jaar na ontvangst van de beschikkingen (tm. SDE 2019-II).

Mijn voorspelling in de voorgaande update (13 november 2019, SDE 2019-I finaal), dat we voor de resultaten voor SDE 2019-II "nog enkele maanden" moesten wachten, is in ieder geval een nogal onderkoeld statement gebleken. Tussen die datum, en de feitelijke publicatie van de najaarsronde van SDE 2019 zaten maar liefst 7,4 maanden, dus het geduld is wel aardig op de proef gesteld ...

Totaal aantal aanvragen SDE beschikkingen voor PV projecten, en overgebleven hoeveelheid

Voor het totaal aantal aanvragen die ooit zijn gedaan voor zonnestroom projecten, volgt hier onder een update t.o.v. het exemplaar in de analyse van april 2019. Hierbij heb ik SDE 2019-II toegevoegd.

Het enorme aantal aanvragen voor SDE 2010 werd destijds grof door RVO afgeschat op "ruim 52.000", waarvan het allergrootste gedeelte toen direct in de virtuele papiershredders verdween wegens volstrekt ontoereikend budget. Om de cumulatie van de aanvragen verder te kunnen vervolgen in de tijd, heb ik die hoeveelheid destijds op 52.050 stuks gezet. Lange tijd bleef de curve zeer matig stijgen (relatief weinig toevoegingen per SDE regeling). Maar vanaf SDE 2016 is er een bijna rechtlijnige toename, en onder SDE 2019-II zelfs weer een iets verhoogd tempo van aantallen aanvragen terug te zien. De accumulatie van ooit aangevraagde SDE beschikkingen voor zonnestroom, nam op het laatst toe van ruim 109 duizend, naar bijna 116 en een half duizend stuks. Die cumulatie werd bereikt met 7.251 aanvragen onder SDE 2019-II. Van deze enorme volumes is ondertussen ook alweer heel erg veel afgevallen. In de update van april 2020 gaf RVO nog 31.333 overgebleven beschikkingen tm. SDE 2019-I op. Met de nu toegekende 986 exemplaren van SDE 2019-II, komen we dan op een resterende hoeveelheid van 32.319 beschikkingen voor zonnestroom (minus de nog niet gekende hoeveelheid die sedert april dit jaar alweer is verdwenen uit de RVO bestanden). Dat is nog slechts bijna 28% van het totaal volume ooit aangevraagd. Een monumentale verspilling van tijd en geld, die talloze partijen hebben gestoken in alle reeds verloren gegane beschikkingen ...

Gemiddelde omvang per aanvraag en per beschikking

Voor SDE 2015 en SDE 2016 ronde I zijn, voor de oorspronkelijke aantallen aanvragen, geen bijbehorende capaciteiten in MWp bekend, wel van de overgebleven toegekende projecten. Van de wel bekende aantallen beschikkingen, en de bijbehorende capaciteiten, is de volgende grafiek gereconstrueerd, met de berekende gemiddelde capaciteit per aanvraag / beschikking, per jaar ronde, tot en met SDE 2019-II.

Links van de stippellijn wederom de 3 oude SDE regelingen, met zéér bescheiden gemiddelde project beschikkingen van maximaal 28 kWp bij de aanvragen (paars), en slechts 2 kWp (SDE 2008), tot 8 kWp (SDE 2009) bij de oorspronkelijk toegekende beschikkingen (groen). SDE 2011, de eerste "SDE+" regeling, waarbij de bovencap op de aan te vragen systeemgrootte was verwijderd, begon met een anomalie bij de gemiddeld aangevraagde project grootte (laatste fase bij voorganger van RVO), maar bij de oorspronkelijke toekenningen bleef daar maar weinig van over: gemiddeld 74 kWp per beschikking.

Zowel bij de aanvragen als bij de oorspronkelijke toekenningen klommen vervolgens de volumes, naar gemiddeld 363 kWp per aanvraag onder SDE 2014, en 297 kWp bij de oorspronkelijke beschikkingen. Voor de twee rondes daarna is geen informatie voorhanden voor de aanvragen, maar bij de oorspronkelijke beschikkingen daalde het gemiddelde naar 215 kWp onder de voorjaarsronde van SDE 2016. Daarna gingen de vlaggen in de mast, met de enorme budget allocaties van SDE 2017 tot en met SDE 2019-II. Grote projecten werden aangevraagd, resulterend in hoge volumes per aanvraag, culminerend in 658 kWp onder SDE 2018-II, wat ook met een record gepaard ging bij de uiteindelijke toekenningen (669 kWp gemiddeld per oorspronkelijke beschikking). Wel is de algemene trend geweest, op SDE 2018-II na, dat er veel minder grote beschikkingen overbleven dan werden aangevraagd, door uitval van kennelijk met name grotere project aanvragen. De discrepantie was onder SDE 2018-I het grootste (588 kWp aangevraagd, doch gemiddeld slechts 453 kWp beschikt, 23% minder).

Ook bij de voorjaarsronde van SDE 2019 is bovengenoemde trend zichtbaar, al is die minder uitgesproken: de gemiddelde aanvraag van 564 kWp werd een gemiddelde beschikking van 531 kWp, 6% minder. Er zijn minder zeer grote projecten aangevraagd en beschikt dan in de populaire en succesvolle najaarsronde van SDE 2018. Het niveau bij de beschikkingen daalde tussen die twee jaar rondes fors, met 21%.

Breekpunt SDE 2019-II m.b.t. toegekende gemiddelde capaciteit

Weer een compleet ander beeld zien we onder de nu bekende beschikkingen van de najaarsronde van SDE 2019. Lag de gemiddelde omvang per beschikking bij de aanvragen, 641 kWp, nog tussen de "normale" niveaus van SDE 2018-II (658 kWp) en SDE 2019-I (564 kWp) in, is het verschil extreem in positieve zin omgeslagen bij de uiteindelijke beschikkingen, zichtbaar in de groene kolom. Nooit eerder is er zo'n hoog gemiddelde per beschikking bereikt als onder SDE 2019-II, waarvoor ik zelfs de Y-as flink heb moeten aanpassen. Een gemiddelde project beschikking binnen de najaarsronde van SDE 2019 kreeg door RVO oorspronkelijk een capaciteit van 1.982 kWp toegekend ! Niet alleen is dit véél groter dan het gemiddelde bij de aanvragen (een factor 3,1 maal niveau aangevraagd, 641 kWp), wat inhoudt, dat enorm veel beschikkingen voor kleine projecten niet zijn toegekend, maar geprullebakkeerd. Maar ook is dit zeer hoge gemiddelde per beschikking een factor 3 hoger dan het hoogste tm. SDE 2019 behaalde niveau bij de oorspronkelijke toekenningen: 669 kWp onder SDE 2018-II. Het betekent onherroepelijk, dat veel partijen met slechts "kleine" PV projecten van, pak hem beet, een paar 100 kWp op een plat dak, in de najaarsronde van SDE 2019 naast het potje hebben gepiest. Juist de categorie, die kennelijk zo "gewild" is, ook vanwege de flink bediscussieerde "maatschappelijke acceptatie" van zonnestroom, heeft dus een enorme kans gemist binnen SDE 2019-II.

De grote vraag is natuurlijk of die verhouding tussen aangevraagd en beschikt onder de ingelaste "extra SDE + ronde", SDE 2020 I (budget: 4 miljard Euro) weer zal zijn genormaliseerd op het "pre-SDE2019-II niveau", of dat ook onder die ronde de Grote Jongens hun kansen maximaal zullen blijken te hebben verzilverd. Er is binnen die meest recente regeling voor zonnestroom weer voor een zeer substantieel volume van 4 GWp aan projecten aangevraagd, waarvan de gemiddelde capaciteit 545 kWp is (artikel 21 april 2020).

Uiteraard zijn bij de overgebleven beschikkingen, na forse hoeveelheden uitval, de parameters wederom gewijzigd bij de eerdere SDE regelingen. Voor de exacte stand van zaken in de update van 6 april jl. (tot en met SDE 2019-I), verwijs ik u naar de uitgebreide analyse daarvan (met name de cijfers in de tabel). Daaruit blijkt, dat bij de toen bekende actuele status de gemiddelde omvang van de beschikkingen bij de overgebleven PV-projecten nog slechts 366 kWp per toekenning was (alle overgebleven projecten tm. SDE 2019-I). En dat bij de toen bij RVO bekende gerealiseerde project beschikkingen het gemiddelde nog maar op 167 kWp per beschikking lag. Met daarbij de belangrijke voetnoot, dat veel van de "zeer grote" projecten nog niet zijn gerealiseerd. Die, als ze daadwerkelijk worden opgeleverd, wat gezien de belangen in de meeste gevallen zeer waarschijnlijk zal zijn, daarbij onvoorziene calamiteiten terzijde schuivend, dat laatstgenoemde gemiddelde weer flink kunnen verhogen. Het blijft afwachten, hoe zich dit zal ontvouwen, want ik heb al van enkele grotere projecten capaciteit realisaties gezien die fors lager zijn dan de volumes waarvoor ze zijn beschikt. De waarschijnlijk belangrijkste reden: structurele problemen met de beschikbare netcapaciteit in de betreffende regio.

Kengetallen oorspronkelijk beschikte PV projecten tm. SDE 2019 ronde II

In deze laatste grafiek van dit tweede deel over de zonnestroom beschikkingen uit de SDE 2019-II subsidieronde, de evolutie van drie kengetallen, van SDE 2008 tm. SDE "+" 2019-II. Let op, dat de Y-as logaritmisch is weergegeven voor alle drie de kentallen. De blauwe kolommen geven de oorspronkelijk beschikte aantallen zonnestroom projecten weer*. De oudste 3 SDE rondes (links van de rode streepjeslijn) hadden grote aantallen (oorspronkelijk) toegekende beschikkingen, grotendeels voor particuliere daken en/of voor kleine bedrijven, scholen, e.d. Een substantieel deel daarvan is trouwens in de loop der jaren alweer afgevallen om diverse redenen (overzicht zie hier). SDE 2011-2013, de eerste drie SDE "+" regelingen, hadden beperkte aantallen beschikkingen, tussen de 110 (SDE 2012) en 678 (SDE 2011) exemplaren. SDE 2014 was uitzonderlijk omdat de laatste fase zeer lang op zich liet wachten, en er vele grotere project aanvragen beschikt konden worden, uiteindelijk zelfs 2.973 exemplaren. De terugval in SDE 2015 was opmerkelijk (slechts 48 toekenningen, vanwege toen heftige competitie met zowel windenergie, als de enorme deel-budgetten opslokkende steenkolencentrales met biomassa bijstook). Vanaf SDE 2016 is de lijn weer progressief, van 831 naar een voorlopig record van 4.386 stuks onder SDE 2017 I. Dan een lichte terugval, om in de voorjaarsronde van SDE 2019 opnieuw een record te vestigen (dat van SDE 2018-II verbrekend), met 4.738 oorspronkelijk toegekende aanvragen.

Uitzonderlijk is, tot slot, de zeer forse terugval naar nog maar 986 originele beschikkingen onder de najaarsronde van SDE 2019, ver onder het niveau van SDE 2016 II tm. SDE 2019-I. Dit is een gevolg van de combinatie "extreme overtekening" met 4 miljard Euro, én weer hevige competitie van andere modaliteiten, die hun project aanvragen goedkoper konden inzetten per fase. Wat resulteerde in wederom een ongekende, massieve uitval, van (kleinere) zonnestroom project aanvragen.

In oranje kolommen worden de met de aantallen toewijzingen gepaard gaande capaciteiten in MWp weergegeven. Nog relatief laag in de eerste SDE (29 MWp SDE 2009) en SDE "+" regelingen (17 tot 134 MWp in SDE 2012 en SDE 2013). Al substantieel in de byzondere SDE 2014 (883 MWp). Tijdelijk terugvallend in de zeer mager resultaat hebbende SDE 2015 (11 MWp). En daarna weer gezwind aanzwellend, via 179 MWp onder SDE 2016 I, tot een voorlopig nieuw record onder SDE 2017 I (2.354 MWp), iets terugvallend naar 1.710 MWp onder SDE 2018-I, en weer aantrekkend naar het nu laatst bekende record, 2.953 MWp oorspronkelijk beschikt onder SDE 2018-II. De daar op volgende regeling, SDE 2019-I, heeft geen record gevestigd, maar de tweede plaats veroverd m.b.t. zonnestroom. Er werd 2.515 MWp beschikt.

Deze neergaande lijn werd verder doorgezet onder de zwaar overtekende SDE 2019-II, waarbij nog maar 1.954 MWp werd toegekend, vanwege de bovengenoemde redenen (zware overtekening, én felle competitie met andersoortige projecten). Hiermee kwam, voorlopig, SDE 2019-II uit, op een niveau tussen dat van de twee SDE 2017 regelingen. Hoe dit echter zal uitpakken bij de uiteindelijke realisaties, moeten we nog zien, want er kan alsnog massieve uitval plaatsvinden. Zoals we juist ook al voor genoemde SDE 2017 deel-rondes hebben gezien.

Gemiddelde capaciteit per beschikking

Uit bovenstaande twee parameters kan een belangrijke afgeleide worden berekend, de gemiddelde grootte per project beschikking in kWp. Ook al, koloms-gewijs, getoond in de voorgaande grafiek. Dit gemiddelde vermogen per beschikking is weergegeven in de groene lijn. Deze start zeer laag rond de 2 kWp onder SDE 2008, neemt iets toe tot 8 kWp onder SDE 2009, zakt weer iets in naar 6 kWp onder SDE 2010, maar begint daarna hard omhoog te gaan. Wat natuurlijk veroorzaakt wordt door het weg slopen van de bovencap per beschikking (aanvankelijk 15 kWp, onder de "grote" deel regelingen van SDE 2009 en SDE 2010 naar 100 kWp). En er vanaf de eerste SDE "+" regeling de facto ongelimiteerd grote projecten aangevraagd konden gaan worden.

De oorspronkelijk toegekende gemiddelde omvang per beschikking nam toe, van 74 kWp onder SDE 2011, naar 297 kWp gemiddeld onder SDE 2014. Zakte toen weer in naar 215 kWp onder SDE 2016 I. Maar werd vervolgens weer een stuk hoger. Aanvankelijk naar 537 kWp (SDE 2017 I), licht inzakkend naar 453 kWp (SDE 2018-I), en wederom fors stijgend naar een tussentijds nieuw record niveau van 669 kWp onder SDE 2018-II. Om weer wat omlaag te gaan naar gemiddeld 531 kWp per beschikking onder SDE 2019-I.

SDE 2019-II, tot slot, zorgde toch weer voor een nogal grote verrassing: het gemiddelde per beschikte aanvraag steeg plotsklaps extreem, naar maar liefst 1.954 MWp, een trendmatige ontwikkeling die op deze logarithmische schaal in visuele zin nog enigszins wordt "gedempt". Vooral grotere project beschikkingen blijken te zijn toegekend. De talloze kleinere ontwikkelaars, waaronder ongetwijfeld veel energiecoöperaties en andersoortige lokale initiatiefnemers als gemeentes en midden- en kleinbedrijven, konden een afwijzing in de digitale brievenbus verwachten. SDE wordt, bij voortzetting van deze trend, derhalve steeds meer een "spel" van de beter gesitueerden en de grote partijen, die kapitaalverschaffers een groot deel van de risico's voor omvangrijke projecten kunnen laten lopen. Een slechte zaak, waar het draagvlak voor (gesubsidieerde) zonnestroom betreft.

Ook voor deze parameter "gemiddelde capaciteit per beschikking" geldt weer: na verwijdering van door ontwikkelaars ingetrokken, of om wat voor reden dan ook niet tot realisaties komende project beschikkingen, is dat globale beeld weer gewijzigd, en zal dat nog steeds kunnen veranderen. Met name voor de recente "grote" regelingen, tussen SDE 2016 I en SDE 2019-II.

* Eigenlijk dient hiervoor te worden gelezen "gemiddelde omvang [in kWp] per SDE aanvraag of beschikking voor PV projecten". Het komt namelijk regelmatig voor, dat een en dezelfde adres locatie, en vaak zelfs hetzelfde dak, 1 of meer beschikkingen (meestal uit verschillende jaar rondes) heeft gekregen. Polder PV houdt dit zeer zorgvuldig bij, en heeft dan ook in zijn omvangrijke (gerealiseerde) projecten sheet, talloze single-site locaties staan waar 1 of meer SDE beschikkingen voor zijn afgegeven, en vaak ook al zijn ingevuld. Het is goed om dit cruciale verschil op het netvlies te krijgen, omdat daardoor verwarring kan ontstaan over opgeleverde aantallen "projecten", en de capaciteit volumes die daarmee gepaard gaan.

Dit is deel 2 van de serie artikelen die naar aanleiding van het verschijnen van de SDE 2019 najaarsronde beschikkingen is / zal worden gepubliceerd op Polder PV. Voor de overige artikelen zie:

(1) SDE 2019 najaarsronde eindelijk bekend. Deel 1. Beschikkingen - 1.954 MWp PV, slechts 42% van aangevraagd volume. Portfolio beschikt totaal bij PV: 13,4 GWp (25 juni 2020)

(2) huidige artikel

(3) SDE 2019 voorjaarsronde. Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (8 juli 2020)

Extern:

Kamerbrief uitvoering stimulering hernieuwbare energie en CO2-reductie (25 juni 2020)

Stand van zaken SDE aanvragen (website RVO, de project lijst voor alleen SDE 2019-II verscheen pas 25 juni 2020 op deze pagina)


 
^
TOP

25 juni 2020: SDE 2019 najaarsronde eindelijk bekend. Deel 1. Beschikkingen - 1.954 MWp PV, slechts 42% van aangevraagd volume. Portfolio beschikt totaal bij PV: 13,4 GWp. Dik 7 maanden na de publicatie van het eindresultaat van de voorjaarsronde van SDE "+" 2019 (12 nov. 2019), en zo'n 6 en een halve lange maand wachten na de publicatie van de enorme berg aanvragen voor de najaars-regeling van die ronde (10 december 2019), is dan eindelijk het definitieve resultaat van SDE2019-II, zoals ik die afkort, gisteren verschenen op de altijd bomvol kamerbrieven staande website van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Zoals was te verwachten, gezien de extreme overtekening (met dik 4 miljard Euro boven het budget plafond van toen nog 5 miljard Euro), heeft een ware slachting plaatsgevonden onder alle aanvragen, nadat RVO eindelijk alle project aanvragen heeft door-gevlooid, en met veelvuldig hanteren van een rode pen massale hoeveelheden heeft doen "afvloeien". Het volume voor de aangevraagde PV capaciteit werd gedecimeerd van maar liefst 4.649 MWp tot slechts 1.954 MWp in de beschikkingen (42% van aangevraagd volume). I.t.t. de voorjaarsronde, toen een vijfde van het totale beschikbare budget niet werd besteed, is nu wel het "volle pond" van 5 miljard Euro toegekend. Ondanks de enorme verliezen, blijft zonnestroom daarbij nog steeds kampioen, met bijna 35% van het geclaimde budget. Wat wel opvallend lager lag dan de 65% toekenning binnen de voorjaarsronde. Wel heeft windenergie in deze ronde weer, i.t.t. SDE 2019-I, de hoogste claim op het gebied van maximaal toegekende energie productie (8,2 PJ/jaar, zonnestroom 6,7 PJ/jaar, niet ver daar achter geothermie en biomassa opties). In dit eerste artikel een analyse van de status van alle beschikkingen, bij alle technologie platforms, met nadruk op zonnestroom.

SDE 2019-II

Hier onder volgt de stand van zaken rond de reeds op 14 november 2019 gesloten SDE 2019-II (najaars-) ronde. Hiervoor was ook, i.t.t. de 6 miljard Euro voor de beide SDE 2018 rondes, net als onder SDE 2019-I, "slechts" 5 miljard Euro budget gereserveerd. In tegenstelling tot de voorjaarsronde van SDE 2019, waaronder uiteindelijk 1,1 miljard Euro niet werd geclaimd, vanwege én sub-budget plafond aangevraagd volume, en nog eens forse uitval van nogal wat projecten, was, gezien de extreme overtekening van het budget onder SDE 2019-II (9.063 miljoen Euro, ruim 4 miljard Euro overvraagd), de verwachting, dat het budget plafond zelfs na massale uitval van aanvragen overeind zou blijven. Dat blijkt inderdaad zo te zijn, de beschikbare 5 miljard Euro is overeind gebleven ("100 procent beschikt"). Maar dat, uiteraard, wel ten koste van een spectaculaire hoeveelheid uitgevallen projecten en daarmee gepaard gaande geclaimde volumes. In onderstaande tabel heb ik de data voor alle aangevraagde en toegekende opties, zoals gebruikelijk weer koloms-gewijs naast elkaar gezet. Links telkens de data bij de aanvragen, er naast de resultaten bij de oorspronkelijke beschikkingen in de kamerbrief van 24 juni 2020, en daar weer naast de "score" in procent van beschikt t.o.v. aangevraagd.


^^^
Klik op plaatje voor tabel in separaat venster

SDE 2019-II massieve uitval, "komt goed onder SDE 2020 I extra ronde"

SDE 2019-II is "vol beschikt" t.o.v. het beschikbare budget van 5 miljard Euro (groene veldje; de optelling van de afzonderlijke modaliteiten komt iets hoger uit, er onder weergegeven - afrondings-verschil). Omdat er destijds voor 9.063 miljoen Euro was aangevraagd, is er dus voor maar liefst 4 miljard Euro aan aanvragen verloren gegaan (!). Slechts 1.160 projecten kregen een positieve beschikking, maar 15,4% van het totaal aantal oorspronkelijke aanvragen (7.525 stuks). Alle moeite die in die project aanvragen is gestoken, in heel veel gevallen zelfs mét de voor de najaarsronde van SDE 2019 voor het eerst verplichte, van de netbeheerder te verkrijgen transportindicatie, is - voor deze jaar ronde - verloren gegaan. Wiebes vangt dat handig af, door te suggereren, dat voor de "extra SDE + 2020 voorjaarsronde" er voor 4,1 miljard Euro is aangevraagd, op een beschikbaar budget van 4 miljard Euro, en dat een groot deel van die uitgevallen projecten alsnog kans zouden hebben gehad voor die nieuwe - ingelaste - ronde, en alsnog een beschikking zullen kunnen (hebben) verzilveren. Maar dat is nog maar afwachten of die verwachting ook uitkomt. Onbekend is hoeveel aanvragers de handdoek in de ring hebben gegooid, en die vervolgens dus niet een nieuwe aanvraag hebben gedaan (ze kunnen immers vervangen zijn door aanvragen van andere ontwikkelaars / indieners).

In ieder geval, is na al die maanden van aanvragen uitvlooien door RVO, een gigantische hoeveelheid project uitval ontstaan. In totaal is een volume van maar liefst 6.365 (!) projecten afgewezen t.o.v. de status bij de (oorspronkelijke) aanvragen (7.525 stuks), een ware massa-slachting. Wiebes claimt dat er van het oorspronkelijke volume aanvragen slechts 117 projecten zijn afgewezen. Ten eerste vanwege inhoudelijke gronden (onjuiste vergunning, dubbele aanvraag, geen toestemming van perceel cq. dak eigenaar), 18 stuks. 65 projecten zouden een onvolledige aanvraag hebben ingediend, en 34 projecten zijn al rap door de aanvragers ingetrokken om onduidelijke redenen. Als je die 117 van de 7.525 oorspronkelijke aanvragen aftrekt, houd je 7.408 overgebleven aanvragen over. Volgens de tabellen zijn er daarvan maar 1.160 toegekend. Dan zijn er in totaal dus maar liefst 6.248 aanvragen wegens budget overschrijding afgewezen, een monumentaal aantal. De grootste slachting vond plaats onder, dat kon je op je klompen aanvoelen, de hyper-populaire optie zonnestroom.

Zonnestroom record houder - wederom, maar zowel bij de plussen als bij de minnen

Zoals ook bij de vorige rondes (SDE 2018-II, SDE 2019-I), is wederom het meeste (beschikte) geld naar PV gegaan, maar in nogal fors gewijzigde verhoudingen dan onder die voorgaande regelingen. Er werden "slechts" 986 zonnestroom projecten goedgekeurd door RVO. Wat 13,6% is van de 7.251 aangevraagde projecten, de laagste score van alle opties, op waterkracht na, die geen van de 2 aangevraagde projecten kreeg toegekend. Ter vergelijking, onder de qua toegekend budget fors óndervraagde SDE 2019-I werden er oorspronkelijk nog 4.738 PV projecten toegekend, onder SDE 2018-II 4.411 exemplaren. Hier is dus een dramatische terugval te zien bij het aantal toekenningen. Dit heeft ook op een ander, verontrustend vlak haar beslag gekregen, zie verder.

Voor zonnestroom is onder SDE 2019-II een budget claim van 1.734 miljoen Euro toegekend (slechts 39% van de aangevraagde ruim 4,4 miljard Euro), wat wel, in absolute zin, nog steeds het hoogste aandeel is van alle opties, 35% (van maximaal toegekend budget van 5 miljard Euro). Maar ook hier is het beduidend minder dan de 2.544 miljoen Euro beschikt onder SDE 2019-I, wat destijds ruim 86% was van het aangevraagde volume voor zonnestroom, en maar liefst 65% (!) van het toen geclaimde budget.

Voor SDE 2019-II gaat deze budget claim voor zonnestroom gepaard met een maximaal beschikte (lees: te subsidiëren) zonnestroom productie van 6,7 petajoule (PJ) per jaar, over een subsidie periode van 15 jaar (excl. "banking year"). Het hoogste beschikte energie volume is deze ronde echter niet voor zonnestroom, maar ditmaal weer voor windenergie, wat maximaal 8,2 PJ/jaar claimt. Onder SDE 2019-I lagen die verhoudingen compleet anders, toen werd nog max. 8,6 PJ/jaar voor zonnestroom, en maar 1,8 PJ/jaar voor windenergie ingeboekt. Geothermie en biomassa warmte & WKK volgen, onder SDE 2019-II, zonnestroom op de voet, met toegekende maximale hoeveelheden voor 5,9 resp. 5,6 PJ/jaar. De rest blijft "klein bier" (0,8 PJ voor biomassa gas, 0,1 PJ voor thermische zonne-energie).

In ieder geval komt de huidige toegewezen maximale hoeveelheid te subsidiëren extra hoeveelheid zonnestroom onder SDE 2019-II, 6,7 PJ, overeen met een productie van ongeveer 1.861 GWh/jaar (ongeveer 53% van de gemiddelde productie die kernsplijter Borssele in de periode 2009-2018 heeft gedraaid, 3.535 GWh/jr). In 1 SDE ronde erbij.

Uitval niet toegekende vermogens

In de laatste kolom vinden we de t.o.v. de oorspronkelijke aanvragen massieve uitval van aangevraagde, doch afgewezen capaciteiten terug. Zonnestroom is hier wederom recordhouder, met 2.695 MW(p) niet toegekend (58% van oorspronkelijk aangevraagd volume). In SDE 2019-I was de uitval voor PV nog "slechts" 406 MWp. Biomassa gas verloor ook aardig wat capaciteit (152 MW niet toegekend, verdeeld over 5 niet beschikte aanvragen), en verder werden voor de overige modaliteiten nog enkele tientallen megawatten per optie afgevoerd richting de virtuele papier-shredder, zie de tabel voor details. In totaal is er voor alle modaliteiten een spectaculair volume van ruim 3 gigawatt aangevraagde capaciteit afgewezen. Onder de voorgaande regeling was dit nog "maar" 570 MW. Wiebes suggereert dat dit onder de inderhaast ingelaste, en van een fors extra budget voorziene "SDE 2020 + ronde I" mogelijk goed gaat komen - al die afwijzingen zouden tot "voldoende" nieuwe aanvragen onder die ronde hebben moeten leiden (verdere invulling Klimaatakkoord onder druk van de Urgenda uitspraak).

Opvallend: toegekende systeemgemiddelde vermogens

Het toegekende vermogen leidt, met het aantal beschikte zonnestroom projecten, tot een gemiddelde capaciteit van maar liefst 1.982 kWp per beschikking (!) onder SDE 2019-II. Dit is maar liefst een factor 3,1 maal de aangevraagde systeemgemiddelde capaciteit, 641 kWp per beschikking. En het is substantieel verschillend van de situatie onder SDE 2019-I, waarbij de toekenningen resulteerden in een gemiddelde van slechts 531 kWp per beschikking, niet wezenlijk verschillend van het gemiddelde bij de aanvragen (564 kWp). Die gemiddelde capaciteit is t.o.v. de voorgaande ronde dus met een factor 3,7 toegenomen bij de toekenningen ! Genoemde 1.982 kWp is zelfs voor de huidige Nederlandse begrippen "een zeer fors (gemiddeld) PV project", goed voor, grofweg, zo'n 6.200 PV modules van 320 Wp per stuk. Daar kun je een aardig afvalbergje, klaverblad perceel, slecht productieve akker, danwel een groot plat dak van een distributiecentrum mee vullen. Als je als ontwikkelaar het geld er voor hebt, of bij elkaar kunt sprokkelen.

Onder de voorgaande ronde was de gemiddelde capaciteit per beschikking afgenomen t.o.v. dat van SDE 2018-II, toen nog 669 kWp gemiddeld per beschikking overbleef bij de toekenningen. Maar SDE 2019-II laat dus een beduidend ander, nogal heftig beeld zien: vooral de gróte project beschikkingen zijn toegekend, en een massieve hoeveelheid kleinere project beschikkingen zijn afgevoerd. Dit is slecht voor het draagvlak voor gesubsidieerde zonnestroom projecten, omdat er al forse weerstand is tegen, onder anderen grondgebonden zonneparken. Maar het betekent onherroepelijk ook, dat vooral de grote rooftop projecten zijn toegekend, en een enorme hoeveelheid kleine projecten op daken, die bijvoorbeeld voor lokale energie coöperaties nog "haalbaar" zouden zijn, beslist niet. Ook dit zal de verhoudingen in het maatschappelijke veld verder op scherp zetten. Er gaat te veel geld naar, vooral, "de grote projecten". En dus ook: naar de grote ontwikkelaars (al dan niet van nationale of internationale huize), de banken, investeerders, en andere grote financierende partijen.

Met de huidige 1.954 MWp aan toegekende extra zonnestroom projecten, komt het totaal aan toekenningen in de SDE historie, in samenhang met de nog overgebleven "stapel" van 11.456 MWp (derde grafiek in SDE update van 6 april 2020), op maar liefst 13.410 MWp. Een wederom blijvend spectaculair volume van bijna 13,5 GWp! Ook al zal daar beslist nog wel het een en ander van gaan afvallen (mede gezien de zeer grote, structurele problemen rond de netcapaciteit in steeds meer gebieden, waardoor mogelijk alsnog beschikkingen niet op tijd kunnen worden ingevuld), er blijft, met deze recente toevoegingen onder SDE 2019-II, enorm veel capaciteit over om in te vullen. Het is bijna het dubbele volume van de al in vele jaren geaccumuleerde eindejaars-capaciteit in 2019, volgens de meest recente cijfers van het CBS voor ons land (6.874 MWp).

Bij CertiQ stond eind mei 2020 3.541 MWp aan realisaties van gecertificeerde PV capaciteit in de boeken, het overgrote merendeel daarvan is SDE beschikt volume. Dat is nog maar ruim 26% van de nu bekende accumulatie van (overgebleven) toegekende capaciteit onder alle SDE - SDE "+" regimes, tot en met SDE 2019-II.

Totale impact

Het totaal aantal overgebleven toegekende projecten (incl. PV) is voor deze ronde slechts 1.160 exemplaren, een "schim" van de 4.864 toekenningen onder SDE 2019-I (en van de 4.618 exemplaren die oorspronkelijk onder SDE 2018-II werden beschikt). De te subsidiëren maximale jaarlijkse productie is 27,2 PJ/jr. Wat inmiddels wel fors méér is dan de 17,6 PJ/jr onder SDE 2019-I, maar die regeling had dan ook slechts 3.905 miljoen Euro aan beschikkingen opgeleverd, wat 78% is van de beschikte 5 miljard Euro onder SDE 2019-II. Wel opvallend is, dat onder SDE 2018-II, met een budget van een destijds "vol beschikte" 6 miljard Euro, er oorspronkelijk voor max. 26,3 PJ/jr aan duurzame energie productie was vergeven. Ergo: met 1 miljard Euro mínder maximaal te besteden geld, zou er in theorie zo'n 3,5% méér energie opwek gesubsidieerd kunnen gaan worden dan de vergelijkbare vorige najaarsronde. Dat is natuurlijk ook uitdrukkelijk altijd de bedoeling geweest, maximale "kosten-efficiëntie", waarbij er steeds meer energieproductie voor steeds minder subsidie per energie eenheid mag worden vergeven, een van de kern-doelen van de hele SDE "kermis". In de huidige ronde lijkt dat echter ten koste te zijn gegaan van talloze, met name kleinere PV projecten, die de subsidies voor een substantieel deel aan hun neus voorbij hebben zien gaan, gezien de monumentale uitval voor deze populaire modaliteit. Waarschijnlijk omdat ze te hoog hebben ingezet, en dus "te duur" t.o.v. de concurrentie zijn uitgepakt.

Nota bene: De werkelijke invulling van de uit te geven subsidie volumes hangt vervolgens weer van diverse parameters af, zoals marktprijzen op o.a. de stroombeurs. Ook zal er onherroepelijk weer veel uitval komen van nu toegekende projecten, Wiebes verwacht daarom ook minder uitgaven dan er nu maximaal zijn ingeboekt (genoemde 5 miljard Euro). Maar de "kosten reductie" t.o.v. de (maximaal) te produceren energie volumes lijkt onder de huidige "afgesloten" SDE 2019-II ronde weer goed door te zetten. Wel, met "a price to pay", het maatschappelijke draagvlak. Burgers betalen immers dit jaar de helft van de SDE heffingen, maar zien er bijna niets van terug bij eventuele participaties, omdat juist de kleinere projecten steeds minder kansen krijgen. Alleen participeren in "grote" projecten kan dan nog wat financiële verdiensten opleveren, het grote geld gaat naar de ontwikkelaars en/of de opkopers van dergelijke projecten (er zijn al de nodige grote projecten, op land, en rooftops, in handen van krachtige Nederlandse partijen, of in buitenlandse handen). Dat kun je slechts met een hersenkronkel "lokale participatie" noemen, iets waar de RES regio overleggen hoog op inzetten.

Thermische zonne-energie

Thermische zonne-energie is in deze SDE ronde een grotere rol toebedeeld dan voorheen, maar moet nog steeds het succes krijgen wat velen er van hopen. Er waren ditmaal 84 aanvragen, maar er zijn er maar 19 van toegekend. Wel gaat het daarbij om relatief "grote" projecten, waarbij ruim de helft van het aangevraagde volume is toegekend (46 MWth van 83 MWth aangevraagd). Er is 32 miljoen Euro toegekend voor die 19 aanvragen, de maximaal toegekende energie productie is klein (0,1 PJ, 0,4% van totaal toegekend voor alle modaliteiten, en slechts 1,5% t.o.v. de 6,7 PJ toegekend voor Grote Zus, zonnestroom).

In de vorige - SDE 2019-I - ronde werden 29 kleinere thermische zonne-energie projecten (totaal capaciteit 14 MWth) toegekend. Het gemiddelde vermogen per beschikking is ook hier zeer sterk toegenomen, van 483 kWth onder SDE 2019-I, naar maar liefst ruim 2,4 MWth onder SDE 2019-II, een ver-vijfvoudiging van de beschikte (gemiddelde) capaciteit. Ook daaruit blijkt duidelijk een forse schaalvergroting, om nog kans te maken op "een" toekenning. Alleen kapitaalkrachtige partijen zullen dit soort projecten kunnen trekken. Kleine ondernemers beslist niet. En dat is zeer jammer, en slecht voor het draagvlak.


^^^

1 van de vier grafische bijlagen bij de kamerbrief over, onder anderen, de SDE 2019-II, met het "verplichtingen budget" per jaar ronde, vanaf SDE "+" 2011 tm. de najaarsronde van 2019. Zon domineert de laatste jaren de budget claims in zeer sterke mate (oranje vakjes), maar is qua budget claim onder SDE 2019-II weer sterk teruggevallen. Een sterke toename is nu te bespeuren bij, met name, windenergie (blauwe vakjes), en, opvallend, geothermie (paarse vakjes). Ook de complexe, veel deel opties omvattende component biomassa (waar onder houtpellets e.a. "groen" verstokende, maatschappelijk flink ter discussie staande kleinere centrales), is t.o.v. de voorgaande twee SDE regelingen weer wat toegenomen bij de beschikte budgetten (groene vakjes). NB: budgetten zijn maxima. Uitgegeven wordt er vrijwel altijd veel minder, afhankelijk van de marktomstandigheden, en van de (soms massieve) uitval van project beschikkingen.

SDE 2020 I (laatste SDE "+" ronde, extra)

De sedert SDE 2019-II verplichte transportindicatie heeft volgens Wiebes bij de netbeheerders voor 92% van de aangevraagde projecten voor SDE 2020 I tot succes geleid. Dat zijn er 9.064 in totaal, maar bekend was al, dat deze zeker niet allemaal leiden tot een daadwerkelijke aanvraag. Er zijn maar 7.562 aanvragen binnengekomen bij RVO, en ook daarvan zal een nu nog onbekend aantal projecten om wat voor reden dan ook gaan afvallen.

Overige onderwerpen incl. SDE 2020 "++"

De kamerbrief bevat nog het nodige aan andere onderwerpen, wat een afspiegeling is van de hectische tijden rond de volop in gang gezette energietransitie, die nu ook nog gehinderd wordt door de effecten van de corona pandemie, en de maatregelen die daar uit zijn voortgevloeid.

Wat dat laatste betreft, zijn nu vooral de stokkende procedures bij de aanvragen voor omgevingsvergunningen bij gemeentes een bottleneck. Dat is een van de redenen, dat Wiebes de eerste SDE "++" ronde, waarbij CO2 reductie (en niet meer duurzame energie productie) nu maatvoerend zal zijn, 8 weken heeft uitgesteld. Deze totaal nieuwe SDE subsidie aanpak gaat nu op 24 november 2020 pas in, waarna vier fasen worden afgewikkeld, die piketpalen hebben van 70, 85, 180, resp. 300 Euro per ton te realiseren CO2 reductie. De laatste fase gaat 14 december dit jaar in, de regeling moet dan op 17 december in de namiddag afgerond worden voor de indiening van aanvragen.

Wiebes stelt trouwens dat ook het werk aan het verkrijgen van goedkeuring van de nieuwe regeling bij de Europese Commissie (wegens potentiële onterechte Staats-steun) bijgedragen heeft aan het uitstellen van de startdatum voor de SDE "++". In augustus verwacht Wiebes de, vanwege alle complexiteiten rond deze totaal nieuwe aanpak, ongetwijfeld omvangrijke en ingewikkelde zoveelste regeling in de Staatcourant te gaan publiceren.

Wiebes gaat verder ook nog in op de volgende onderwerpen, waarvoor ik u naar de Kamerbrief verwijs (link onderaan):

  • Effecten van negatieve elektriciteitsprijzen op de (Europese) markt
  • Verbreding van de zogenaamde HER subsidie module (energie innovatie subsidies, "het voorportaal van de SDE++")
  • EIA en "free-rider"-gedrag (zie ook rapport op Rijksoverheid site)
  • Opslag Duurzame Energie (onderzoeken gestart naar forse stijgingen van SDE heffingen - "ODE" - bij bedrijfsleven, ter voorbereiding van vaststelling van tarieven voor de "ODE" in 2021, ultimo met Prinsjesdag vast te stellen).

Dit is deel 1 in de serie artikelen die naar aanleiding van het verschijnen van de SDE 2019 najaarsronde beschikkingen zal worden gepubliceerd op Polder PV. In afwachting van gegevens te publiceren door RVO (in tegenstelling tot de claim van Wiebes, in de kamerbrief van 24 juni 2020, in de ochtend van 25 juni nog niét op de website van het agentschap gepubliceerd), zal, als vanouds, nader op de cijfers worden ingegaan door Polder PV analist Segaar.

Dit is deel 1 in de serie artikelen die naar aanleiding van het verschijnen van de SDE 2019 najaarsronde beschikkingen is / zal worden gepubliceerd op Polder PV.

(1) huidige artikel

(2) SDE 2019 najaarsronde. Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "+" beschikkingen (29 juni 2020)

(3) SDE 2019 voorjaarsronde. Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (8 juli 2020)

Extern:

Kamerbrief uitvoering stimulering hernieuwbare energie en CO2-reductie (kamerbrief ondertekend door Eric Wiebes, van 24 juni 2020. bevat 4 grafische bijlagen over de status van alle MEP, SDE, SDE "+", en wind-tenders, tm. SDE 2019-II).

Stand van zaken SDE aanvragen (website RVO, nog geen update aanwezig bij publicatie van dit artikel op Polder PV)


 
^
TOP

22 juni 2020: CBS update (4). Oude en nieuwe indelingen voor RES data; status grondgebonden zonneparken, Polder PV versus "officiële nationale statistiek". In de voorgaande 3 analyses n.a.v. nieuwe zonnestroom data van het CBS ben ik achtereenvolgens ingegaan op de algemene landelijke trends en primaire segmentatie, segmentaties voor capaciteit bij bedrijven en woningen per gemeente, en de segmentatie van de berekende productie van zonnestroom per RES regio. In een van de onderliggende publieke cijfer overzichten werd inzage gegeven in een verdeling van de capaciteit over de RES regio, in grote lijn becommentarieerd in de derde analyse. Interessant is, dat in dat detail overzicht ook een uitsplitsing is gemaakt naar de capaciteit in 3 sub-categorieën: de nieuw door CBS samengestelde categorie rooftop installaties tm. 15 kWp, ditto projecten groter dan 15 kWp, én projecten "op veld". In dit artikel ga ik in eerste instantie in op de wijzigingen in de (oude) hoofd-segmentatie voor het jaar 2018, en de eerste officiële cijfers voor 2019. Vervolgens behandel ik de segmentaties van de cijfers volgens de nieuwe indeling. Ik besluit deze analyse met een vergelijking tussen de status cijfers van het CBS en Polder PV over de grondgebonden zonneparken tm. 2019. Zoals vanouds, heeft Polder PV substantieel meer capaciteit aan veld-installaties staan in zijn overzichten, dan het CBS in haar laatste update. Het nationale data instituut loopt zeker op dat belangrijke punt structureel achter.

(1) Hoofd-segmentaties "oude" indeling van zonnestroomprojecten bij het CBS


^^^
Klik op plaatje voor uitvergroting (verschijnt in apart tab-blad)

NB I: deel-optellingen komen niet noodzakelijkerwijs uit op door CBS opgegeven eind totalen, dit betreft afrondingsverschillen.
NB II: De "444 MWp opgestelde capaciteit in de vorm van zonneparken" volgens het oude cijfer van het CBS voor EOY 2018, vinden we ook terug op pagina 15 van de Kamerbrief van het Ministerie voor Binnenlandse Zaken en Koninksrijksrelaties over het "NOVI", genaamd "Regie en keuzes in het nationaal omgevingsbeleid (NOVI)", gedateerd 23 april 2020. Ook die van Rijkswege verstrekte gegevens zijn uiteraard, gezien de hier onder weergegeven bevindingen van Polder PV, alweer sterk verouderd.

Deze tabel is een uitbreiding van het exemplaar getoond in het artikel van 26 april 2019, met toen nog voorlopige resultaten voor kalenderjaar 2018, en "definitieve" voor 2017. De meest recente data volgens de oude indeling (rooftop [RT] woningen, rooftop niet-woningen, grondgebonden [GG] installaties, en de totalen voor bedrijven en "alles") worden in het huidige overzicht getoond. Waarbij onder de oude data voor 2018 ("2018 o") ter vergelijking de meest recente zijn geplaatst ("2018 n"), en de eerste resultaten voor 2019 volgens deze indeling zijn toegevoegd ("2019* n"). De nieuw toegevoegde jaarvolumes in het tweede tabelletje, zijn voor 2018 uiteraard berekend volgens de nieuwste data voor dat jaar.

Eindejaars-accumulatie woningen vs. bedrijven

Het eindejaars-volume (EOY) voor woningen in 2018-Is licht opwaarts aangepast, van 2.307 naar 2.329 MWp, een toename van bijna 1%. Voor de categorie bedrijven "totaal" is de aanpassing, van 2.106 naar 2.281 een stuk substantiëler geweest, 8,3%, wat alles te maken heeft met de - soms extreme - vertragingen bij het zetten van "officiële ja-vinkjes" bij RVO, die vele maanden op zich kunnen laten wachten. CBS benoemt dit nogal eufemistisch "Bekend is dat registraties naijlen waardoor voorlopige cijfers het opgesteld vermogen in dat jaar kunnen onderschatten". Nieuwe deel-cijfers voor "rooftop projecten niet woningen" en "GG zonneparken" (kolommen B en C) zijn niet gegeven, en de vraag is of die nog zullen komen. CBS heeft namelijk updates voor de basis tabel met deze specifieke indeling per direct gestaakt, omdat ze, vanwege het "RES-gebeuren", zijn overgestapt op een andere indeling (zie verder).

De totale toevoeging aan de (oude) cijfers van 2018, 4.413 MWp, was 196 MWp, een verschil van 4,4%, waarmee het nieuwe EOY cijfer voor dat jaar op 4.609 MWp is gekomen.

De eerste cijfers voor 2019 zijn onderaan het 1e deel-tabelletje toegevoegd (deze zullen beslist nog gaan wijzigen), accumulatie 3.237 MWp voor PV op woning daken, resp. 3.637 MWp op / bij / van bedrijven, optellend tot een totaal van, voorlopig, 6.874 MWp.

De aandelen van de eindejaars-volumes op het totaal, zijn opvallend gewijzigd. Was het aandeel voor woningen nog 57,8% in 2017, daalde dit naar 50,5% in 2018, en zakte het verder naar slechts 47,1%, met de nu bekende voorlopige cijfers voor 2019. Het aandeel van PV systemen op / bij / van bedrijven nam juist toe, van 42,2% in 2017, via 49,5% in 2018, naar, voorlopig, 52,9% in 2019. Dit is een belangrijke piketpaal in de geschiedenis van het zeer lang zwaar op (bijna uitsluitend) residentiële zonnestroom leunende Nederland. Vanaf 2019 gaat het projectvolume wat niet op woningen ligt "the lead" nemen in ons land, want, ook al blijft de residentiële markt groot, ze zal deze achterstand, ondanks een forse groei in 2019, niet meer kunnen goedmaken, en zelfs steeds meer terrein verliezen.

Jaargroei woningen vs. bedrijven

In het 2e sub-tabelletje heb ik uit de hierboven gegeven EOY volumes voor 2018 en 2019 de nieuw toegevoegde jaarvolumes berekend. Voor alleen PV systemen op woningen, was de toename in 2018 (definitief) 647 MWp, wat zelfs nog sterk verder is gegroeid naar 908 MWp nieuw, met de voorlopige nu bekende cijfers voor 2019. Wat een toename van het jaarlijkse groei volume inhoudt, van ruim 40% (!). Het PV volume op / bij / van bedrijven is ook flink toegenomen, van 1.052 MWp in 2018, tot al 1.356 MWp in 2019. Een stijging van de jaarlijkse aanwas, van 29%. Omdat het daar al om een veel hoger uitgangs-volume ging, dan voor residentiële capaciteit, is het niet vreemd, dat dat relatieve groei percentage lager ligt, maar het houdt wel een fors hoger absoluut volume in.

De aandelen van de twee hoofd segmenten t.o.v. de nieuwe totale jaarvolumes zijn voor installaties op woningen in 2019 ruim 40% (was in 2018 bij de jaargroei ruim 38%), en voor de bedrijfsmatige projecten bijna 60% in 2019 (was in 2018 62%). Ook hiervoor geldt: in ieder geval kunnen de cijfers voor 2019 nog veranderen.


(2) Nieuwe indeling "geschikt gemaakt voor RES regio"

Zoals reeds eerder gemeld, is het CBS bij haar segmentaties weer op een andere systematiek overgestapt, om basis data te kunnen aanleveren voor de plannen voor, en monitoring van de 30 RES regio in ons land. Daarvoor is niet meer belangrijk het onderscheid woningen / bedrijven, maar is de verkozen piketpaal "projecten tot en met 15 kWp" resp. "groter dan 15 kWp" de leidende onderscheidende factor. Omdat voor de veelbesproken "35 TWh duurzame energie op land doelstelling voor 2030" alleen de installaties meetellen groter dan 15 kWp. Hiertoe heeft het CBS een nieuwe tabel opgetuigd, zowel voor 2018 als voor 2019, met segmentatie naar RES regio, provincie, én, voor zonnestroom, in 2 categorieën: PV installaties <= 15 kWp ("klein vermogen"), resp. PV projecten groter dan 15 kWp ("groot vermogen"), welke weer zijn onderverdeeld in installaties "op dak", resp. "op veld" (ergo: grondgebonden projecten).

In die tabellen vinden we ook hier verder niet besproken data terug voor wind op land, kleinschalige waterkracht, en biomassa, die ook bijdragen aan genoemde 35 TWh doelstelling. De tabellen zijn verder gesplitst in een deel voor de opgestelde capaciteit, en een deel met de daar uit berekende producties voor de diverse "typen opwek installaties" hierboven genoemd. CBS stelt, dat deze nieuwe tabellen tot stand zijn gekomen in het kader van Vivet (verbetering van de informatievoorziening van de energietransitie). Een onderzoeks-rapportage met verbeterings-voorstellen is opgesteld door het CBS, het Kadaster, het Planbureau voor de Leefomgeven (PBL), de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), en Rijkswaterstaat, op verzoek van, en gefinancierd door de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat, MinEZK, en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, MinBiZa. Dat rapport is ook te vinden op de website van het CBS.


^^^
Klik op plaatje voor uitvergroting (verschijnt in apart tab-blad)

NB: deel-optellingen komen niet noodzakelijkerwijs uit op door CBS opgegeven eind totalen, dit betreft afrondingsverschillen.

Deze nieuwe tabel bevat gegevens voor de kalenderjaren 2018 en 2019. Omdat ze nu het "15 kWp criterium" als uitgangpunt hebben, zijn ze niet meer 1 op 1 vergelijkbaar met de oude opzet (paragraaf 1), die van het verschil tussen "woningen" en "bedrijven" (volgens opvattingen bij het CBS) is uitgegaan.

Dit zien we terug, als we de volumes voor 2018 van de oude en de nieuwe opzet, bij de categorie "woningen" (oude opzet), en "RT klein vermogen tm. 15 kWp" (rooftop installaties in nieuwe opzet) met elkaar vergelijken. Die volumes zijn 2.329 MWp (gereviseerd cijfer, paragraaf 1), respectievelijk 2.480 MWp (RT "klein vermogen" nieuwe opzet), een verschil van 151 MWp, wat 6,5% meer is dan het volume "op woningen". Er zijn dus nogal wat installaties, niet zijnde "woningen" volgens de definitie van het CBS, die binnen die "kleine rooftop categorie" vallen. Dat kan van alles zijn, zoals kleinere installaties op gemeentelijke gebouwen, scholen, op daken van instellingen, MKB met kleinverbruik aansluiting, kerken, en dergelijke. Al dat "spul" valt buiten de reikwijdte van (de 35 TWh opdracht voor) de RES-en.

In 2019 is het verschil tussen PV volume "kleine rooftops" (3.421 MWp) en "op woningen" (3.237 MWp) in absolute zin groter dan in 2018 (184 MWp), maar in relatief opzicht iets kleiner (5,7% meer t.o.v. het - voorlopig vastgestelde - volume op woningen). Gaarne hierbij beseffen, dat cijfers voor 2019 nog kunnen wijzigen in latere overzichten van het CBS.

Drie deelsegmenten inclusief grondgebonden zonneparken

Gaan we naar de vergelijking tussen 2018 ("definitief") resp. 2019* ("voorlopig") in de nieuwe indeling kijken, onderscheiden we nu 3 deel categorieën waarvoor cijfers beschikbaar zijn.

Het opgestelde vermogen van de kleine rooftop projecten tm. 15 kWp nam toe van 2.480 MWp (2018) tot 3.421 MWp (2019), een groei van 941 MWp (sub-tabel onderaan: jaargroei), wat 38% groei is t.o.v. het EOY volume van 2018. Het EOY volume van de grote rooftop projecten >15 kWp nam toe van 1.596 MWp (EOY 2018) naar 2.559 MWp (EOY 2019), een aanwas van 963 MWp, en daarbij een fors hoger groei percentage tonend t.o.v. EOY 2019, ruim 60%. De grondgebonden grotere projecten >15 kWp lieten EOY 2018 > 2019 een groei zien van 533 naar 894 MWp, een toename van 361 MWp. Althans, volgens het CBS (zie ook verderop, paragraaf 3 !). Daarbij werd van deze drie onderscheiden categorieën de hoogste groei getoond: 68% t.o.v. het eindejaars-volume van 2018 !

Kijken we naar de relatieve aandelen van de geaccumuleerde volumes bij de verschillende categorieën t.o.v. de totale jaar accumulaties, zien we het volgende:

  • Aandeel van het volume aan "klein vermogen" nam in de jaren 2018 - 2019 af, van 53,8 naar 49,8% t.o.v. het totale eindejaars-volume in die jaren.
  • Volume "groot vermogen op daken" nam in dezelfde periode t.o.v. het totaal toe, van 34,6 naar 37,2%.
  • Volume "groot vermogen op veld" nam t.o.v. het totaal volume EOY 2018 verder toe van 11,6 naar 13,0%
  • Uit bovenstaande volgt, dat het "volume groot vermogen" installaties, per stuk groter dan 15 kWp, al net aan meer dan de helft van het totale volume is geworden, eind 2019. Dat was in 2018 nog 46,2%.

Als we nu, zie het laatste sub-tabelletje onderaan bovenstaand overzicht, ons concentreren op de nieuwe jaarvolumes in kalenderjaar 2019 (voorlopige cijfers), zien we bij de nieuw toegevoegde hoeveelheden een nog sterkere verschuiving richting de grotere projecten, met name naar de grondgebonden projecten. Het relatieve aandeel van de jaar toenames in de onderscheiden catergorieën, is t.o.v. de totale aanwas in dat jaar, 2.265 MWp, als volgt. 41,5% van die jaargroei valt toe aan de "kleine installaties maximaal 15 kWp per stuk". Al iets meer volume, 42,5% valt in de categorie grote dakprojecten, per stuk >15 kWp. En al 15,9% van het nieuwe jaar volume is in de grondgebonden projecten (groter dan 15 kWp) gaan zitten, volgens het CBS. In totaal zit bij de jaarlijkse aanwas in 2019 dus al 58,5% van de nieuwe capaciteit in de projecten, per stuk groter dan 15 kWp.


(3) Vergelijking volumes grondgebonden projecten CBS versus actuele stand van zaken bij Polder PV

In paragraaf 2 ben ik ingegaan op de nieuwe indeling van de capaciteit volumes bij het CBS. Daar komt, meer specifiek, reeds het opvallend verder toegenomen volume van de grondgebonden projecten (groter dan 15 kWp) boven tafel.

Het CBS heeft naar aanleiding van hun nieuwe cijfers zoals te doen gebruikelijk een toelichting gepubliceerd, die ik u hier niet wil onthouden m.b.t. dit steeds belangrijker wordende onderwerp:

"De indicatie van een veldopstelling van zonnestroominstallaties is gebaseerd op de SDE, en voor de grotere installaties vanaf 1 megawatt op aanvullende controles. Het is mogelijk dat er meer veldopstellingen zijn, maar die zijn nog niet op basis van de gebruikte databronnen aan te wijzen. Deze vallen nu nog onder 'dak'-opstelling."

Deze voor velen wellicht opmerkelijke toelichting is voor Polder PV in ieder geval beslist niet opmerkelijk. Ik houd namelijk als een van de weinigen in Nederland zeer nauwgezet bij wat er in ons land daadwerkelijk aan grondgebonden installaties wordt opgeleverd, zoek daarbij zoveel mogelijk project details na, en/of vraag ze op (als die verzoeken tenminste worden beantwoord), weet van alle mij bekende gerealiseerde projecten de exacte lokatie, heb van de meeste projecten fotomateriaal tot mijn beschikking, reken ik diverse gevonden data opgaves door op correctheid (bijvoorbeeld: de verondersteld gemiddelde module capaciteit), en ga ik bij de samenstelling van mijn overzichten niet over een nacht ijs. Regelmatig stel ik project volumes bij op basis van de laatste inzichten, details, publicaties (vaak uit obscure, soms niet publieke bronnen), beschikbaar (gekomen) foto materiaal, etcetera. Ik meen, derhalve, dat ik een van de beste overzichten van alle veldopstellingen in Nederland heb. Dit, natuurlijk exclusief de netbeheerders, die dergelijke informatie ook, naar we mogen aannemen, "zouden moeten hebben", maar die publiceren geen (diepe) segmentaties over de aangesloten installaties in hun desbetreffende netgebieden (hoogstens op provinciaal niveau, bij Liander ook een enkele stad als Amsterdam).

Het mag u gezien bovenstaande dan wellicht ook niet verwonderen, dat ik al veel meer gerealiseerd volume in grondgebonden opstellingen heb staan, dan het CBS (tot nog toe) heeft "gevonden". Ik heb daarover eerder al het nodige gepubliceerd, in artikelen van 7 januari 2019 (vergelijking realisatie data zonneparken RVO versus Polder PV), een update daarvan op 19 februari 2019, paragraaf 3 van artikel over deze materie op 21 november 2019, en, tot slot, vergelijkingen met de cijfers van zowel RVO als van het CBS, in mijn artikel met het bericht over het bereiken van de eerste GWp aan opgeleverde zonnestroom capaciteit in de vorm van grondgebonden opstellingen in ons land (dd. 9 december 2019).

Een deel van de verschillen is terug te voeren op ronduit foute project kwalificaties door RVO, en van zeer late registraties bij het agentschap van "opleveringen", van projecten die al lang geleden (soms vele maanden eerder) daadwerkelijk aan het net zijn gekoppeld. Een ander deel is niet bekend om onduidelijke redenen. Misschien, omdat de nieuwe wijze van het maken van syntheses van verschillende databestanden door het CBS onvoorziene data bugs opleveren, en/of dat bij dergelijke data extracties zaken verkeerd lopen, waardoor veel volume in - fysiek aantoonbaar opgeleverde - grondgebonden projecten onterecht niet als zodanig wordt geïdentificeerd. Feit is, dat de kennis over talloze specifieke (grondgebonden) projecten waarschijnlijk niet aanwezig is bij het data instituut. Wat ook weer niet vreemd is, omdat ze dagelijks vele complexe cijfer reeksen (moeten) publiceren, en er daar helemaal geen tijd noch budget is om dit thema scherp op het netvlies te krijgen.

Actueel overzicht status veld-opstellingen CBS versus Polder PV

Hier onder geef ik in het meest actuele overzicht, de verschillen in de laatst bekende bevindingen van het Centraal Bureau voor de Statistiek, en mijn meest recente cijfers over de realisaties van grondgebonden zonneparken, waar het de opgeleverde capaciteiten betreft, in de kalenderjaren 2017 tm. 2019.

Uit deze grafiek blijkt overduidelijk, dat Polder PV voor de afgelopen drie jaar (nog exclusief het nog lang niet voltooide, derhalve ook niet getoonde jaar 2020) voor uitsluitend klassieke grondgebonden zonneparken in ons land al veel meer opgeleverde capaciteit heeft staan, dan het CBS - tot nog toe - voor mogelijk heeft gehouden. Hierbij ook nog de kanttekening, dat Polder PV alle capaciteit bij byzondere projecten als drijvende zonneparken, installaties op geluidswallen, trackers, carports en dergelijke "vrij staande constructies niet simpel onder te brengen onder de categorie 'rooftop'", nog buiten deze analyse heeft gehouden. Die projecten zitten dus niet verwerkt in deze grafiek. De status van die projecten, waar inmiddels ook al "de nodige megawatten" in zijn verzameld, is bij het CBS nog volstrekt onduidelijk. Het zou kunnen zijn, dat ze die (deels) ondergebracht zouden kunnen hebben binnen hun categorie "grote projecten >15 kWp op veld". Dit moet uiteraard nog uitgezocht worden, maar er is bij het CBS überhaupt geen informatie over die specifieke byzondere categorieën te vinden. Eerder is het bij Polder PV al zeer duidelijk geworden, dat een belangrijk wordende categorie, drijvende zonneparken, bij RVO zeer slecht zijn aangeduid, waardoor veel volume onterecht onder de, uiteraard, totaal niet van toepassing zijnde "vuilnisbak categorie rooftop" blijkt te zijn ondergebracht ...

Dit alles laat onverlet, als we uitgaan van "alles van CBS in het laatste overzicht onder de kolom 'op veld' is klassiek grondgebonden", en we concentreren ons daar op (oranje kolommen in de grafiek), zien we een forse toename van 98 MWp eind 2017, via 533 MWp, eind 2018, tot, voorlopig, 894 MWp, eind 2019. Met daarbij de blijvende aantekening, dat met name het laatste jaar later nog zou kunnen worden bijgesteld (waarschijnlijk opwaarts).

Kijken we naar de volumes die Polder PV als "netgekoppeld opgeleverd tot en met het aangegeven jaar" tot nog toe, met heel veel project details waar die beschikbaar zijn, heeft geregistreerd (blauwe kolommen), is in alle drie de jaren dat volume beduidend, tot zelfs substantieel groter, dan wat het CBS tot nog toe heeft gevonden. Tot en met 2017 vond Polder PV al 135 MWp aan netgekoppelde PV capaciteit in klassiek grondgebonden PV projecten in ons land, 38% meer dan de 98 MWp die het CBS rapporteerde. Eind 2018 had ondergetekende al 579 MWp staan, wat - nog steeds, ondanks opwaarts aangepaste cijfers van het CBS - 9% meer is dan het volume in hun laatste rapportage. En eind 2019 heeft Polder PV weer substantieel meer volume staan dan de huidige, recentste cijfers van het nationale statistiek instituut: 1.091 MWp, maar liefst 22% meer volume, dan het CBS "kent", tot en met dat jaar (894 MWp).

Jaarlijkse toenames grondgebonden capaciteit

Bij de jaarvolumes, zijn de toevoegingen resulterend uit de CBS cijfers 435 MWp toename in 2018, resp. 361 MWp in 2019. Volgens de cijfers van Polder PV, zijn de bij benadering "betere" jaargroei toenames 444 MWp, resp. 512 MWp. Vooral de jaargroei in 2019 is dus veel groter dan wat het CBS tot nog toe meldt, en sowieso groter dan het jaarvolume in 2018. Wat ongetwijfeld grotendeels heeft te maken met de fors achter de realiteit aan lopende registraties van diverse grote projecten bij RVO.

Zouden we momenteel uitgaan van een groot volume, wat het CBS (nog) niet als "grondgebonden project" herkent, maar wat wel in de eindejaars-accumulatie van 6.874 MWp zou zitten, zou dit betekenen, dat met Polder PV's "1.091 MWp EOY 2019 in grondgebonden zonneparken" al een aandeel van bijna 16% zou kunnen zijn bereikt in ons land, in plaats van de 13% waar de huidige CBS data op wijzen (tabel paragraaf 2). Zouden we echter veronderstellen, dat (een deel van) die capaciteit nog niet eens in genoemd eindejaars-volume zou zitten bij het CBS, moeten we er van uitgaan, dat het totale EOY accumulatie cijfer nog (flink) opwaarts bijgesteld zou moeten gaan worden. Wat dan het aandeel van grondgebonden projecten weer zou verkleinen t.o.v. het totaal volume. Later zal moeten blijken, wat de eind totalen voor zowel alle capaciteit, als die voor de veld-installaties zullen zijn geworden in 2019. En kan er een "harder" oordeel over het werkelijke aandeel van deze grondgebonden installaties op de totale volumes worden geveld.

Kristalhelder is echter, dat vrijwel iedereen de impact van het volume aan grondgebonden PV projecten structureel, en stelselmatig onderschat: er staat al veel meer vermogen, en de productie uit die installaties, die het CBS in hetzelfde overzicht afschat op 658 GWh in 2019, is vermoedelijk "een schromelijke onderschatting van de realiteit". De invulling van de RES-doelen, zou derhalve sneller gaan, dan nu "officieel gedacht", op het vlak van de gewilde "productie van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen op land" (invulling van een zeer belangrijk punt van het Klimaatakkoord).

CBS heeft in een apart blok in de meest recente publicatie voor de afzonderlijke RES regio, vanuit de gereconstrueerde capaciteiten, ook de daardoor vermeend opgewekte energie hoeveelheden in 2018 en 2019 gepubliceerd. Voor de door CBS berekende zonnestroom producties per RES regio, zie het 3e artikel in dit vier-luik.


Tot slot

De geconstateerde verschillen in PV capaciteit in veld-opstellingen tussen de beschikbare data van het CBS en van Polder PV mogen beslist opmerkelijk worden genoemd, want je zou er toch op moeten vertrouwen dat in ieder geval in de Nationale Statistiek databanken "bij benadering" de zaken op orde zouden zijn, op dit ook maatschappelijk bezien gevoelige thema. Dat blijkt dus niet zo te zijn. Al mogen we verwachten dat die cijfers later nog kunnen verbeteren, het is op zijn zachtst gezegd hoogst merkwaardig, dat een invidueel burger in ons land betere actuele data heeft op het gebied van grondgebonden solar projecten, dan het statistiek instituut, wat het bronmateriaal zou moeten leveren voor een van de grootste veranderingen in ons land, de energietransitie.

Andere publicaties in deze mini-serie:

Wederom een CBS update met cijfers zonnestroom Nederland - 2018 & 2019 data gewijzigd, 2019 eerste segmentatie cijfers (19 juni 2020)

CBS update (2). Lokale segmentaties zonnestroom capaciteit bedrijven vs. woningen (19 juni 2020)

CBS update (3). Nieuwe contributie aan Klimaatakkoord - segmentatie zonnestroom productie per RES regio (19 juni 2020)

Bronnen:

Diverse PV projecten overzichten van Polder PV, met o.a. separate opgaves van (details over) grondgebonden zonneparken, vrijwel dagelijks van updates voorzien (overzichten zijn niet publiek, binnen niet al te lange tijd volgt een nieuwe synthese van de actuele status, met veel details van de status van "grote PV projecten in Nederland")

Hernieuwbaar op land naar RES-regio, 2018 en 2019 (CBS maatwerk tabel, 19 juni 2020)

 
 
 
© 2020 Peter J. Segaar / Polder PV, Leiden (NL)
^
TOP