CBS
solar NL - cijfers tm. 1e jaarhelft 2021 |
CBS & zonnestroom NL - nieuwe statistieken†Evolutie PV installaties per provincie, gemeente en RES regio, tm. 1e helft 2021*,**Basisgegevens
© CBS, status update
10 december 2021 †
Cijfers
gebaseerd op nieuwe onderzoeks-methodiek CBS Voor uitgebreide introductie en samenvatting van de analyses op deze volledig ververste webpagina, zie bijdrage van 30 december 2021 Op 22 juli 2021 heb ik een voorlaatste detail overzicht van de toen bekend geworden cijfers over zonnestroom tot en met de eerste resultaten voor 2020 van het CBS gepubliceerd. Deze is, zoals gebruikelijk gebaseerd op de compleet nieuwe onderzoeks-systematiek van het CBS (alhier besproken door Polder PV), en gaf de stand van zaken weer op 9 juli 2021. Waarbij de definitieve detail resultaten voor kalenderjaar 2019 werden weergegeven, alsmede de eerste cijfers voor 2020. Op 10 december 2021 is een nieuwe serie datasets gepubliceerd door het nationale statistiek instituut, waarin voor het eerst gewijzigde details gegeven worden over genoemd kalenderjaar 2020. En, voor het eerste in de statistiek historie, tevens nog zeer ruwe, eerste cijfers, over het eerste half jaar van 2021. Ik heb reeds voor de meest recente globale wijzigingen in de nationale totaal volumes tot en met 2020 op 12 december 2021 een eerste analyse met grafieken gepubliceerd. De cijfers voor kalenderjaar 2020 zijn in die update weer fors gewijzigd t.o.v. het eerdere detailoverzicht van medio dit jaar, en kunnen in een later stadium nog steeds worden bijgesteld ("nader voorlopige" cijfers in de terminologie van het CBS). De huidige detail analyse doet op diverse lagere statistiek niveaus, op het gebied van provincies, gemeentes, en ook op het niveau van de RES (Regionale Energie Strategie), met een compleet nieuwe set grafieken verslag van de wijzigingen op die niveaus, met soms verrassende veranderingen. Voor het eerst worden nu ook de nog zeer ruwe cijfers voor het eerste half jaar van 2021 getoond, waarvan de verwachting is dat die nog zeer grof zijn, en in een later stadium nog fors zullen worden gewijzigd, vanwege diverse details die zichtbaar zijn geworden in de beschikbare data. Polder PV vermoedt, dat er nog behoorlijk grote aantallen installaties en capaciteit-volumes zullen worden bijgeschreven voor dat eerste half jaar. Onduidelijk is echter nog hoe groot de schaal gaat worden van de te verwachten aanpassingen. Noord-Brabant is inmiddels wederom / nog steeds, na eerder al de "1 GWp grens" in 2019 als eerste te zijn gepasseerd, met stip kampioen, met halverwege 2021 al, als enige provincie, ver over de 2 GWp geaccumuleerde PV capaciteit. Nederland had in de tweede jaarhelft van 2020 al een totale capaciteit van 10 GWp bereikt, en kan in het vierde kwartaal van 2021 reeds de 15 GWp zijn gepasseerd. Een vijfde deel van de totale markt capaciteit wordt door het CBS medio 2021 al toebedeeld aan het marktsegment "energievoorziening". Byzonder is, dat door de blijvend zeer hoge groei van de zonnestroom projecten in ons land, er medio 2021 al een capaciteit van 715 Wp per inwoner zou zijn bereikt. Waarmee voormalig wereldkampioen Duitsland binnen de EU nu definitief - voor enkele jaren ? - naar de 2e positie zou zijn verwezen, met 5,6% meer relatief volume in Nederland. Bij lagere regio indelingen zijn zeer grote variaties op dat gemiddelde nationale volume mogelijk, waarbij, medio 2021, de 1,7 kWp gemiddeld per inwoner in provincie Groningen een sprekend voorbeelden is. Verder is er reeds een nieuw productie record bekend, tot en met september 2021 is er al 10,08 TWh aan zonnestroom productie berekend door het CBS, 26% meer dan in dezelfde periode van voormalig record jaar 2020. De penetratie van het aantal woningen met zonnepanelen is eind 2020 verder opgelopen naar 15,8%. Medio 2021 zou bijna 23% van het totale aantal woningen met zonnepanelen al in de huursector zijn te vinden. 2020 is het eerste jaar dat er in Nederland al meer dan 1 GWp aan nieuwe capaciteit op woningen is gerealiseerd (1.153 MWp). Daar staat tevenover, dat in dat jaar ook voor het eerst in de geschiedenis ver over de 2,5 GWp aan nieuwe installaties in de rest van de markt ("economische activiteiten", 2.570 MWp) werd gerealiseerd. De Compound Annual Growth Rate van de PV capaciteit was tussen 2012 en 2020 gemiddeld (!) 58% per jaar, voor de woning sector 49%/jaar, en in het bedrijfs-segment zelfs 68%/jaar. Medio 2021 hebben reeds zeven provincies meer dan 1 GWp aan PV capaciteit binnen hun grenzen staan. Noord-Brabant heeft, als enige, reeds ver over de 2 GWp geaccumuleerd. Op gemeente niveau laten de cijfers van het CBS zien, dat halverwege 2021 er al 21 gemeentes waren met meer dan 100 MWp PV capaciteit op hun grondgebied. De gemiddelde systeemgrootte blijft ook in de eerste jaarhelft van dit jaar verder groeien, net zoals in voorgaande jaren, waarmee de forse schaalvergroting van de projecten zichtbaar wordt. In 2020 is bijvoorbeeld de gemiddelde omvang van alle nieuwe projecten (residentieel + de bedrijfsmatige "niet-woning" installaties) al een factor 2,8 maal zo groot dan de systeemgemiddelde omvang bij nieuwe projecten in 2013. Ratings van afzonderlijke gemeentes worden vooral bij de capaciteit zeer sterk beïnvloed door netkoppeling van slechts 1 of een paar (zeer) grote projecten, wat ook weer goed in de cijfers voor 2020, en deels ook in die van de eerste helft van 2021 is terug te zien. Ook bij de terugrekening van capaciteit per inwoner, heeft deze schaalvergroting een dominant effect op de onderlinge verhoudingen. Kijken we binnen de groep van 25 meest impact makende gemeentes bij het geaccumuleerde vermogen, met Midden-Groningen (Gr.) als ongeslagen kampioen (257,5 MWp halverwege 2021), en rekenen we in die groep de vermogens terug naar de beschikbare oppervlakte in die gemeentes, komt, voor velen mogelijk verrassend, Eindhoven (NB) op nummer 1, met medio 2021 een accumulatie van 1.302 kWp/km². Wederom wordt in een deel-analyse ingegaan op separaat door CBS verstrekte cijfers over de RES regio, 30 (deels volstrekt kunstmatige) gebieden, onderverdeeld in 40 sub-regio, die voor de Regionale Energie Strategieën in het leven zijn geroepen om daar de energietransitie verder vlot te trekken. Waar bij de totale PV capaciteit Groningen eind 2020 nog steeds ver op kop gaat (943 MWp accumulatie), ook resulterend in het hoogste PV vermogen per inwoner op provinciaal niveau. Daarnaast blijft een van de meest opvallende "kampioenen" in het RES gebeuren, het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee, wat op het gebied van opgestelde PV-capaciteit per inwoner vér boven alle andere regio uitsteekt (2.498 Wp/inwoner). Bij de gemeentes was eind 2020 Midden-Groningen in absolute zin kampioen bij de opgestelde capaciteit, maar deze is inmiddels, medio 2021, ingehaald door het Drentse Borger-Odoorn. Schiermonnikoog heeft medio 2021 bij het gemiddelde aantal installaties per 10.000 inwoners de eerste plaats bezet (dat was eind 2020 nog Harlingen, Fr.). Wederom niet verrassend, gezien het daar opgeleverde grootste project van Nederland, werd het dunbevolkte Borger-Odoorn medio 2021 kampioen bij de belangrijke relatieve maatvoering Wp per inwoner. Deze Drentse gemeente bereikte toen al een zeer hoog niveau van 7,2 kWp/inwoner, en liet daarbij Westerwolde (Gr.), eind 2020 de eerste gemeente op dit punt, en het ook Groningse Stadskanaal, ver achter zich. Verder is ook al langer duidelijk, dat de langjarig grootste sector waarin zonnepanelen al jaren met veel ambitie worden toegepast, de landbouw, al sedert 2020 ruimschoots is gepasseerd door de zeer hard gegroeide categorie "energie voorziening", en het verschil alweer fors groter is geworden in het eerste halfjaar van 2021. Hiertoe worden ook de grondgebonden (en floating solar) projecten gerekend, waarbij zoveel nieuw volume is toegevoegd, dat dit het grootste marktsegment is geworden van allemaal (voorlopig resultaat medio 2021: 2,5 GWp). Wat capaciteit betreft, claimde de energiesector (volgens indeling van het CBS), medio 2021, al 20% van het totale nationale volume. Het bedrijfsmatige segment heeft, tot slot, ook al enige tijd "afscheid" genomen van de langjarige steunbeer van de Nederlandse markt evolutie, de residentiële markt. In 2020 werd meer dan het dubbele volume bijgebouwd op bedrijfsdaken, utiliteit, op de grond, en op het water, dan op woningen (2,6 t.o.v. 1,0 GWp). De accumulatie in het bedrijfs-segment is medio 2021 al opgelopen tot 7,6 GWp, op woningen was toen "slechts" 5,0 GWp aan zonnepaneel capaciteit aanwezig. De totale accumulatie, zeer waarschijnlijk later nog serieus bij te stellen, gezien de soms forse historische bijstellingen bij het CBS, medio 2021: 12,52 GWp. Nationale trends
Ontwikkelingen op het gebied van hoofd-regio, en van provincies (tm. 2021 H1*)
Evolutie van PV installatie aantallen en capaciteiten in bedrijfs-sectoren (SBI index) - 3 eerder gepubliceerde grafieken (geen recentere details beschikbaar) Afgeleide grafieken
Ontwikkelingen op het niveau van gemeentes (tm. 2021 H1*)
Grafieken en kaartjes RES sub-regio (2018 tm. 2020**)
Ontwikkelingen op het gebied van nieuwe deel-segmentaties, per provincies (2019 - 2021 H1*)
Intermezzo's
En verder
Ik heb in een eerdere reeks artikelen al stilgestaan bij de allereerste, en later aanzienlijk gewijzigde cijfers voor 2020 bij het CBS, en nog zeer voorlopige data voor 2021. Gelieve u daar te vervoegen voor de details.
In eerste instantie, geef ik hieronder de meest relevante grafieken weer met de laatste versie van de nationale zonnestroom statistiek cijfers, in december 2021 voorzien van de laatste updates. Hierin de gewijzigde volumes voor 2020, en, voor het eerst in de CBS statistiek historie, nog zeer ruwe, voorlopige cijfers voor het eind van het eerste half jaar van 2021. Deze zijn achteraan in de grafiek toegevoegd. Aantallen installaties (a) Einde-jaars accumulatie (EOY) aantal zonnestroom installaties in Nederland volgens CBS (status 10 december 2021) in blauwe kolommen. Cijfers tm. 2019 definitief, "nader voorlopig" voor 2020, en nog zeer voorlopig voor de eerste helft van 2021. Het eindejaars-volume in 2020 is in deze meest recente CBS update uiteindelijk weer licht opwaarts bijgesteld, en is 1.374.708 installaties geworden (0,4% hoger dan in de update van 9 juli dit jaar). Het nog zéér voorlopige eindresultaat voor de eerste jaarhelft van 2021 is volgens het CBS 1.534.658 installaties - al een aardig eindje over de anderhalf miljoen projecten dus. (b) Uit EOY data zijn de afgeleide jaargroei cijfers (YOY) bepaald en weergegeven in oranje kolommen. De jaargroei in 2019 is uitgekomen op 274.430 exemplaren. De nader voorlopige jaargroei in 2020 staat momenteel alweer op 312.443 installaties, 1,8% hoger dan in de update van 9 juli dit jaar. Ten opzichte van de jaarlijkse aanwas in 2019 is dat een respectabele groei van ruim 38 duizend installaties. De aanwas in het eerste half jaar van 2021 is voorlopig 159.950 installaties. Twee maal de groei in de eerste jaarhelft van 2021 is nu al 2,4% meer dan de nu "nader voorlopig" vastgestelde toename in 2020. Het is echter wel zo, dat het groeicijfer nog significant kan worden bijgesteld, én dat het aantal nieuwe installaties in de tweede jaarhelft fors kan afwijken van dat in het eerste half jaar. Voor zowel EOY als YOY volumes s.v.p. de rechter Y-as ter referentie raadplegen. (c) Uit de jaargroei cijfers is ook het verschil percentage met de jaargroei in het voorgaande jaar berekend, en weergegeven in de grijze curve (referentie: linker Y-as). De jaargroei in 2017 en in 2018 was 45% t.o.v. de toename van het PV volume in 2016 resp. 2017. In 2019 nam de jaarlijkse aanwas ruim 33% toe t.o.v. het nieuwe jaarvolume in 2018. De (nog nader voorlopige) groei in 2020 ligt 13,9% hoger dan de al imposante aanwas in het jaar 2019, volgens de huidige CBS data. Dit relatieve percentage kan ook nog wijzigen, als CBS cijfers voor 2020 weer aanpast.
Zonnestroom capaciteit (d) Einde-jaars accumulatie (EOY) PV capaciteit in Nederland volgens CBS (status december 2021) in blauwe kolommen. Het eindejaars-volume in 2020 is in de meest recente CBS update uiteindelijk weer fors bijgesteld, en is 10.949 MWp geworden (2,2% hoger dan in de update van 9 juli dit jaar). Het ligt zelfs een spectaculaire 736 MWp (7,2%) hoger dan de eerste afschatting van het CBS voor dat jaar. En kan nog steeds verder worden bijgesteld. De nieuwe ophoging (o.a. resulterend in 2,2 Petajoule, 8% meer berekende opbrengst uit zonnestroom) werd separaat ook in een artikel van het CBS gepubliceerd over bijstelling van cijfers over het "aandeel hernieuwbare energie" in Nederland, die door het data instituut naar de Europese koepel organisatie Eurostat is verstuurd (10 december 2021). Het nog zéér voorlopige eindresultaat voor de eerste jaarhelft van 2021 is volgens het CBS 12.521 MWp. Dit volume zal later ongetwijfeld nog (meermalen) fors worden bijgesteld. (e) Uit EOY data zijn de afgeleide jaargroei cijfers (YOY) bepaald en weergegeven in oranje kolommen. De jaargroei in 2019 is uitgekomen op 2.617 MWp. Dat was bij de allereerste afschatting van het CBS nog maar 2.402 MWp. De nader voorlopige jaargroei in 2020 staat momenteel alweer op 3.723 MWp, 6,6% hoger dan in de update van 9 juli dit jaar. Ten opzichte van de jaarlijkse aanwas in 2019 is dat een aanzienlijke groei van 1.106 MWp ! De aanwas in het eerste half jaar van 2021 is voorlopig 1.572 MWp. Twee maal de groei in de eerste jaarhelft van 2021 (resulterend in 3.144 MWp) is 15,5% mínder dan de nu "nader voorlopig" vastgestelde toename in 2020, dit bij een beduidende toename van het aantal nieuwe installaties in de eerste jaarhelft van 2021. Het is echter wel zo, dat dit groeicijfer nog zeer fors kan worden bijgesteld, én dat het aantal nieuwe installaties in de tweede jaarhelft sterk kan afwijken van dat in het eerste half jaar. De afgelopen jaren werd er veel meer capaciteit in de 2e dan in de 1e jaarhelft opgeleverd, dus deze verschillen kunnen beslist nog naar elkaar toe groeien. Bovendien is al lang duidelijk, dat het nodige aan zonnepark volume in de eerste jaarhelft ontbreekt, wat het verschil verder zal verkleinen. Voor zowel EOY als YOY volumes s.v.p. de rechter Y-as ter referentie raadplegen. (f) Uit de jaargroei cijfers is ook het verschil percentage met de jaargroei in het voorgaande jaar berekend, en weergegeven in de grijze curve (referentie: linker Y-as). De jaargroei in 2018 was 119% t.o.v. de toename van het PV volume in 2017. De aanwas in 2019 was 54% hoger dan de groei in 2018, en de (nader voorlopige) groei in 2020 ligt alweer 42,3% hoger dan het al hoge nieuwe jaarvolume in 2019, volgens de officiële nationale statistieken. Voor eerder inhoudelijk commentaar op deze 2e grafiek, zie ook het artikel "Fors aangepaste jaarcijfers CBS over kalenderjaar 2020 - eerste update", van 13 juli 2021. (g) Zonnestroom productie - per kalenderjaar en per maand Voor de door het CBS berekende zonnestroom productie, die in voorgaande jaren pas enige tijd volgde na vaststelling van opgestelde capaciteiten, is op 10 december jl. ook al een status update verschenen, die de situatie tm. 2020 weergeeft (nader voorlopige cijfers). En die ook alweer flink opgewaardeerde cijfers bevat, voor laatst-genoemd jaar: De berekende jaarproductie nam toe van 5.399 GWh in 2019 (definitief) tot alweer 8.765 GWh in 2020 (nader voorlopig), een toename van ruim 62% (!). Ten opzichte van het binnenlandse stroomverbruik, is het aandeel van de zonnestroom productie gestegen van 4,42% (2019), naar alweer 7,25% (2020, rode lijn in de grafiek). Zouden we als referentie de netto stroom productie nemen, dus minus het eigen verbruik van elektriciteits-centrales, zou het aandeel in 2020 zelfs al op 7,46% zijn gekomen. Maandelijkse zonnestroom productie (berekend) - nieuw In een separate CBS tabel, "Elektriciteitsbalans; aanbod en verbruik", houdt het CBS de producties per energie modaliteit bij, in dit geval voor elektriciteit genererende technieken zoals ook zonnestroom. In de update van 17 december 2021 zijn de door het CBS berekende maandelijkse nationale zonnestroom producties weer ververst. Waarbij de cijfers over heel 2019 nu "definitief" zijn geworden, die voor 2020 "nader voorlopig", en de nog zeer voorlopige resultaten tot en met september 2021 openbaar zijn gemaakt. Deze resultaten heb ik in een eerder gepubliceerde grafiek opgenomen, tot en met de - nog zeer voorlopig berekende - maandproductie voor september dit jaar. Deze grafiek werd voor het eerst in de korte bespreking van het jaaroverzicht "Hernieuwbare Energie" van het CBS over 2020 gepresenteerd. Ze bevat inmiddels weer gecorrigeerde en enkele nieuwe maand data. Zoals te verwachten is, gebaseerd op een zeer snelle uitbouw van de capaciteit van PV installaties in ons land, worden de daar uit berekende (maandelijkse) producties ook steeds hoger, van jaar tot jaar. In 2015 bleven deze nog onder de 200 GWh per maand steken, in juli 2018 werd al de eerste maandproductie bereikt hoger dan 600 GWh. Juni 2019 ging door de 800 GWh heen. In de exceptioneel zonnige maand mei 2020 werd al iets meer dan 1,4 TWh geproduceerd, volgens de tegenwoordig ook op KNMI instralingsdata gebaseerde berekeningen van het CBS. De voorlopige "max." werd in juni 2021 bereikt, met een spectaculaire, ruim 1,8 TWh op de calculator, 42% hoger dan de productie in juni 2020. Uiteraard namen daarna de producties weer af richting de nieuwe winterperiode, en werd in september voorlopig een niveau van 1.087 GWh bereikt. Maar dat is wel alweer 30% meer dan in september 2020. De verwachting is dat alle maand records weer spoedig verbroken gaan worden, gecorreleerd aan de enorme groei die ons nog te wachten staat met nieuwe PV capaciteit in Nederland. De maxima in de zomermaanden zullen daarbij sterker groeien, dan de productie volumes in de wintermaanden, op deze absolute schaal. Op basis van de gepresenteerde maand resultaten in de laatste update van het CBS, is er in januari tot en met september 2021 alweer 26% meer zonnestroom geproduceerd dan in dezelfde periode in 2020. Er is reeds een nieuw record volume van 10,08 TWh in die periode ingeboekt door het CBS. Dat is het equivalent van 2,6 maal de volledige jaarproductie van kernsplijter Borsele in 2020 (3.865 GWh). Evolutie eindejaars-accumulaties De direct hier onder volgende grafiek updates volgen de nieuwste ontwikkelingen met betrekking tot de voortschrijdende accumulaties. In paragrafen k, l, en m, heb ik daarvan wederom afgeleide grafieken getoond, die de progressie van de (nieuwe) jaarvolumes weergeven. Voor de segmentatie met de provinciale bijdrages, zie vanaf sectie 5 voor de eindejaars-accumulaties, resp., voor de jaargroei volumes vanaf sectie 11. (h) Evolutie van geaccumuleerde aantallen PV installaties (Y-as, x 1.000) volgens markt-segmentatie "woningen", "bedrijven", en "totaal" volumes volgend uit de nieuwe onderzoek-systematiek van het CBS. Weergegeven zijn de nieuw gepubliceerde data van 10 december 2021, incl. aanpassingen aan de cijfers voor 2020, en nieuwe voor de eerste jaarhelft van 2021 (separate punten helemaal rechts). Eind 2020 zouden er volgens het CBS in totaal nu 117.886 installaties op panden met, formeel "alle economische activiteiten" (niet zijnde "woningen", hier simpelweg gesteld als "bedrijven") zijn geweest. Bijna 16 duizend meer dan EOY 2019 (ruim 102 duizend installaties op "bedrijven"). Dit is wel een fikse neerwaartse aanpassing t.o.v. het in de vorige update "bevonden" volume van ruim 127 duizend bedrijfsmatige projecten. Kennelijk heeft het CBS heel veel panden met zonnepanelen aanvankelijk van een verkeerd label voorzien, en zijn dat mogelijk residentiële installaties geworden ? Hier laat het data instituut zich in ieder geval in het geheel niet over uit. Daarnaast zouden er reeds 1.256.822 woningen met PV systemen zijn geaccumuleerd, EOY 2020, bijna 300 duizend meer dan in 2019, en reeds vér over het eerste miljoen exemplaren opleverend aan het eind van het jaar. Het zijn er grofweg zo'n 15 duizend meer dan in de update van 9 juli dit jaar nog werd gemeld door het CBS. Nazomer 2021 rond de anderhalf miljoen woningen met zonnepanelen ? In de eerste jaarhelft van 2021 ging de groei onstuimig verder, en staan er voorlopig bij het CBS nu 126.610 bedrijfsmatige installaties genoteerd, en maar liefst 1.408.048 installaties op woningen. Vroeg in 2020 moeten er al meer dan een miljoen installaties op woningen moeten hebben gelegen, veel vroeger dan de branche destijds heeft gesuggereerd (DSE Research, de makers van het Nationaal Solar Trendrapport 2021, dachten dat die mijlpaal pas in de zomer van 2020 was bereikt). Daar tegenover staat, dat op de website van het Klimaatakkoord recent werd geclaimd, dat op 30 augustus 2021, op een woning van huur corporatie, Woningstichting Eigen Haard in Aalsmeer, "het 1,5 miljoenste huis in Nederland van [zonne]panelen werd voorzien". Dat doet een beetje denken aan een vergelijkbare claim van de organisatoren van het "miljardste Wattpiek" feestje bij een voetbalclub in Elinkwijk bij Utrecht, waar Polder PV destijds, 13 september 2014, een special aan heeft gewijd. Op basis van een extrapolatie van de trendlijnen van de officiële CBS cijfers, kom je in de buurt van die afschatting van Klimaatakkoord, voor eind augustus. Maar kijken we naar de werkelijk opgegeven huidige CBS cijfers voor medio 2021, liggen die alle drie iets onder de langjarige trendlijnen (zie Intermezzo 1 voor grafische verbeelding en commentaar). En zou het gevolg daarvan zijn, dat "le moment suprême" iets later moet zijn geschied. Daar staat weer tegenover, dat de cijfers voor medio 2021 nog zéér prematuur zijn, en nog wezenlijk kunnen veranderen. Wat het moment van het bereiken van anderhalf miljoen woningen met zonnepanelen in de tijd zal gaan verschuiven. Wanneer "het" moment is geweest, zullen we natuurlijk nooit te weten gaan komen, omdat er géén centrale registratie van alle PV installaties bestaat in Nederland, en we continu moeten afschatten en interpoleren, met alle risico's van dien. Bedrijfsmatige projecten bijgestelde aantallen in 2020, mogelijk wat hoger tempo in 2021 Wel ook opvallend is, dat na een "boost" van nieuwe bedrijfsmatige installaties in 2019, het tempo weer wat is ingezakt in 2020. Dit heeft deels te maken met een forse neerwaartse bijstelling van het aantal projecten, van 127 duizend in de update van 9 juli, naar inmiddels nog maar 118 duizend. Hieruit resulteert een jaargroei van minder dan 16 duizend installaties. In de eerste jaarhelft van 2021 zijn er 8.724 exemplaren bijgekomen. Zou de groei vergelijkbaar zijn in de tweede jaarhelft, zou dat resulteren in bijna 17 en een half duizend nieuwe bedrijfsmatige installaties in heel 2021, wat weer een stuk meer zou zijn dan voor 2020. Dit blijft voorlopig nog even afwachten, een vergelijkbare neerwaartse bijstelling zoals geschied voor 2020 kan ook weer met de cijfers voor 2021 gaan gebeuren, dus het kan op dit punt nog alle kanten op gaan. Totaal aantal installaties medio 2021 Tezamen resulteren deze twee grote segmenten, zonnepanelen op woningen en op "niet-woningen", medio 2021 al in een volume van dik 1,5 miljoen PV installaties, preciezer, 1.534.659 projecten. Dat is al bijna 160 duizend meer dan eind 2020, waarbij uiteraard de grootste groei in de residentiële sector plaatsvond, als vanouds: een spectaculaire toename van ruim 151 duizend nieuwe installaties in het eerste half jaar (!). Zou de tweede jaarhelft hetzelfde volume gaan brengen, zit je dan op een potentiële jaargroei van ruim 300 duizend nieuwe installaties op woningen. In 2019 werden er "nog maar" 240 duizend nieuwe installaties in de residentiële sector toegevoegd, in 2020 al 297 duizend, resulterend in respectabele jaargroei cijfers van 25%, resp. bijna 24%. Als de cijfers voor de tweede jaarhelft vergelijkbaar zijn als in de 1e van 2021, zou de groei nog iets hoger kunnen gaan worden (met blijvend in het achterhoofd rekening houdend met eventuele latere bijstellingen van de CBS cijfers). Dit alles, ondanks regelmatig in de pers verschijnende berichtgeving over de per 2023 aangekondigde afbouw van de voor de kleinverbruik sector zeer belangrijke salderings-regeling. Onder de categorie "bedrijven" vallen ook alle maatschappelijke instellingen met KvK nummer, gemeentelijke daken, scholen, zelfstandige ondernemers met bedrijf aan huis, etc. Het is dus een zeer ruim begrip, en dient dan ook als zodanig te worden opgevat bij de beschouwing van deze CBS statistieken. Wat de Compound Annual Growth Rates (CAGR) betreft, komen de resultaten in de grafiek neer op een gemiddelde jaargroei van ruim 43% voor de sector woningen, 37% voor de sector "bedrijven", en op 42,6% voor de totale volumes in de periode van 2012-2020. Voor 2021 zijn nog lang geen jaarcijfers bekend, en heeft het nog geen zin om een dergelijk percentage te berekenen. In de update van eind 2020 werden hierover al enkele opmerkingen gemaakt. In de afwijkende meetperiode van de SHAERE rapportages van branche organisatie Aedes wordt gewag gemaakt van een groei van 67 duizend huurwoningen die in de periode medio 2020 tm. medio 2021 van zonnepanelen zijn voorzien. Dat zouden er zo'n vijfduizend minder zijn dan in de voorgaande rapportage (medio 2019 - medio 2020). Getallen over vermogens blijven kennelijk het geheim van de smid daar, die worden niet gepubliceerd. Er zouden medio 2021 reeds in totaal 317 duizend huurwoningen zonnepanelen hebben. Ten opzichte van de net door het CBS gepubliceerde eerste half-jaar cijfers, met 1,408 miljoen woningen die eind juni 2021 reeds zonnepanelen zouden hebben, zou het aandeel van huurwoningen dus al ongeveer zijn opgelopen tot 22,5% van het totale bestand "zonnehuizen". Cijferstaatje Sungevity (aangepast n.a.v. nieuwe cijfers) Voor een eerdere discussie over het bereiken van de "1 miljoen woningen met zonnepanelen verwijs ik hier naar de detail analyse van Polder PV in de update van 19 juni 2021. Ik heb in de huidige analyse in het aangepaste kader onder Intermezzo 1 een nieuwe grafiek toegevoegd om het bereiken van deze historische mijlpaal nader te preciseren, en om de volgende piketpaal, anderhalf miljoen woningen met zonnepanelen nader toe te lichten. Sungevity stelde dat het aantal woningen met zonnepanelen eind 2019 goed zou zijn geweest voor 11% van het totale woningen volume dat jaar (CBS Statline tabel "Voorraad woningen; eigendom, type verhuurder, bewoning, regio"). Gaan we hierbij echter uit van het in een vorige analyse gebruikte bijgestelde aantal van 960.248 woningen met zonnepanelen volgens de huidig actuele CBS cijfers voor 2019, is dat t.o.v. het totale volume in 2019 (7.891.786 woningen totaal = woningvoorraad op 1 januari 2020) al een penetratie van 12,2% van het complete bestand geweest. Voor 2018, waarvoor Sungevity een penetratie van PV op woningen van 9% opgaf, was dat in dat jaar, met het meest recente, hogere CBS cijfer voor dat jaar, achter de komma al een wat hoger percentage, 9,3%. Voor begin 2021 / eind 2020 is het woningen bestand volgens het CBS inmiddels opgelopen naar 7.966.331 exemplaren. Samen met het nog nader voorlopige cijfer van het aantal PV installaties op woningen voor eind 2020 (bijna 1,26 miljoen), komen we voor 2020 al op een maximum penetratie van 15,8% uit. Gezien de blijvend hoge groei in de residentiële sector in 2021, zal voor dat jaar de penetratie graad verder omhoog zijn gegaan, maar hoe hoog zullen we nog even moeten afwachten. Bedrijven in relatie tot CertiQ volumes Als we naar de categorie bedrijven ("rest-categorie") kijken, en we betrekken daarbij het aantal geaccumuleerde gecertificeerde PV projecten bij CertiQ (verwachting in 2020: bijna uitsluitend SDE gesubsidieerde projecten), komen we op de volgende getallen. We beperken ons daarbij tot installaties van 15 kWp of groter, om de vele residentiële projecten onder de 3 oude SDE regelingen uit te sluiten, en we gebruiken daarbij de in februari 2021 gepubliceerde eerste, voorlopige cijfers over 2020. Dan komen we op een totaal van 15.489 installaties in de 2 grootste project categorieën vanaf 15 kWp volgens CertiQ eind dat jaar, op een totaal van 26.736 (alle projecten incl. kleine installaties met SDE beschikking). Genoemde 15.489 "grotere" gecertificeerde projecten is t.o.v. de hierboven genoemde 117.886 "niet-woningen" van het CBS, eind van 2020, een nog steeds zeer beperkt aandeel van 13,1% (in de revisie voor 2019 was dit bijna 11%, in 2018 nog 10%, en in 2017 zelfs nog maar 8%). Dit komt hoogstwaarschijnlijk door (a) een zeer hoog aandeel zelfstandigen met zonnepanelen op hun eigen (bedrijfs-) woning, en (b) een substantieel aandeel projecten op bedrijven waarvoor nooit SDE subsidie is aangevraagd. Maar bijvoorbeeld wel EIA, KIA, VAMIL of een van de talloze andere regelingen die er zijn. Ook zie ik al regelmatig nieuwbouw projecten met zonnepanelen, waarbij geen SDE beschikking gevonden kan worden, en de PV generator mogelijk gewoon in de bouwkosten is meegenomen. Er kan, daarnaast, beslist ook zonder subsidie zijn geplaatst (vermoeden: vooralsnog relatief beperkt). Al die "bedrijfsmatige" installaties zijn niet bekend bij CertiQ, omdat er in het grootste deel van de gevallen geen Garanties van Oorsprong voor worden aangemaakt noch verhandeld. Aan de andere kant kan het aantal "installaties" bij CertiQ overschat zijn, omdat er nogal wat projecten zijn die meerdere SDE beschikkingen hebben, die in theorie allemaal separaat bemeterd moeten worden, en derhalve kunnen resulteren in meer dan 1 inschrijving op hetzelfde adres. Kijken we naar de jaargroei bij de 2 grootste categorieën van CertiQ in 2020, voorlopig 4.572 exemplaren, ligt dat t.o.v. de (fors neerwaarts bijgestelde) 15.869 groei in de CBS totaal categorie "bedrijven" in dat jaar al op een duidelijk hoger niveau: 28,8% (in 2019 was dat nog bijna 14%, in 2018 10%, en voor 2017 was dat ruim 13%). Het is bovendien een - beperkte - 4,3% meer dan het CertiQ volume van de nieuwe installaties in die 2 categorieën in 2019 (4.383 exemplaren nieuw). Daarmee is de groei wat de aantallen projecten betreft t.o.v. 2019 niet zeer groot geweest, maar bij de toegevoegde capaciteiten is dat wezenlijk anders (zie verderop). Bovendien kunnen de cijfers voor 2020 nogmaals worden aangepast, zoals we in het verleden hebben gezien. Zowel voor de CertiQ data, als bij het CBS. Helaas heeft Polder PV recent te horen gekregen, dat er géén revisie rapportages meer zullen worden gepubliceerd (deze ontbreekt voor het eerst voor het jaar 2020), al zou er op een andere wijze een mouw aangepast gaan worden. Tot die tijd, is het dus niet mogelijk om op detail niveau de resultaten van CertiQ met die van het CBS te vergelijken ... Het totaal aantal nieuwe installaties zou volgens het CBS in 2020 nu liggen op 312.443 exemplaren (woningen en "niet-woningen"). Dit houdt in dat er weer een respectabele groei is geweest van bijna 14% van het nieuwe jaar volume in 2020, t.o.v. de al zeer hoge aanwas in 2019 (274.430 nieuw), toen de groei t.o.v. het nieuwe volume in 2018 zelfs op een hoog niveau lag van ruim 33%. In 2018 werden 205.784 nieuwe installaties gemeld. Die toename lag zelfs nog hoger, bijna 45%, dan de aanwas in 2017 (142.015 nieuwe installaties). De groei in het eerste half jaar van 2021 is, in totaal, 159.950 exemplaren geweest. Zou de groei vergelijkbaar zijn in het tweede half jaar, zou dat kunnen neerkomen op bijna 320 duizend projecten in heel 2021. Dat zou een toename van zo'n 2,4% kunnen worden. Hierbij wederom de waarschuwing dat een combinatie van factoren, een ongelijke groei in de twee jaarhelften, eventueel nog forse bijstellingen in alle cijfers door het CBS (zowel in die van 2020 als die voor 2021), hier nog significante invloed op kunnen en zullen gaan uitoefenen. Voor de vorige status update voor 2020, zie deze paragraaf in de analyse van medio 2021. (i) Evolutie van geaccumuleerde PV-capaciteit (in MWp), volgens markt-segmentatie "woningen", "bedrijven", en "totaal" volumes volgend uit nieuwe onderzoek-systematiek van het CBS. Naar analogie van de grafiek voor de aantallen installaties onder (h) het volgende. Eind 2020 zou er volgens de laatst bekende, wederom bijgestelde CBS data in totaal 6.559 MWp aan PV capaciteit op "bedrijven" zijn geaccumuleerd, en, reeds aanzienlijk minder, 4.390 MWp op woningen. Tezamen resulterend in een spectaculair volume van 10.949 MWp. De eindejaars-capaciteit voor 2019 is in een eerdere update ook wat verhoogd, en definitief vastgezet op 3.989 MWp. Het volume voor het woningen segment is toen terechtgekomen op 3.236 MWp in dat jaar. Het totale volume is uiteindelijk vastgesteld op 7.226 MWp, een stuk hoger dan in de update van juni 2020 (toen nog 6.874 MWp). Reeds lang van tevoren voorspeld, en ook in de vorige updates weer aangehaald, heeft de "niet-residentiële" markt definitief, al begin 2019 het stokje van de woning sector overgenomen, en zal dat marktsegment alleen maar verder uitlopen, gezien de monumentale hoeveelheden SDE beschikkingen die er voor grote projecten zijn afgegeven. Tot en met status update RVO van 1 oktober 2021: 6,4 GWp aan realisaties onder SDE beschikte projecten bij ruim 18 GWp aan totaal - overgebleven - beschikt PV volume tm. SDE 2020 II. Hier gaat weliswaar het nodige - uitgevallen - volume weer van af, maar er zal een aanzienlijke hoeveelheid projecten daadwerkelijk gerealiseerd gaan worden. Uit de nieuwe statistiek data van het CBS volgt wederom, dat de jaargroei voor deze segmenten in 2019 en 2020 (afgerond) bijna 908 MWp / ruim 1.153 MWp bij woningen, en 1.709 MWp / 2.570 MWp bij de categorie "bedrijven" zou zijn geweest (zie ook grafiek onder paragraaf l). Capaciteits-cijfers in de huursector zijn helaas niet bekend (al jaren tot groot verdriet bij Polder PV), dus we kunnen niet zoveel zinnigs zeggen over de impact op dat vlak. Wel is het zo, dat gemiddeld genomen in de huursector substantieel minder zonnepanelen per dak worden geplaatst, dan bij een gemiddelde (eigen) woning. Onder anderen, vanwege vermindering van risico's (voor de huurder), mocht de klassieke salderings-regeling er (uiteindelijk) "aan gaan". Vaak zien we slechts 4-8 zonnepanelen op huurwoningen, al komt het af en toe ook voor dat er meer worden geplaatst (vaker 10, en enkele malen reeds 12 modules per dak bij sommige projecten met huurwoningen gezien). De impact op het totaal volume in de hele woning sector zal iig bescheidener zijn dan bij de aantallen installaties (= woningen met PV). Wat de Compound Annual Growth Rates betreft, komen de resultaten in de grafiek voor de groei van het opgestelde PV-vermogen neer op een gemiddelde jaargroei van 49% voor de sector woningen, maar liefst 68% voor de sector "bedrijven", en op 58% voor de totale volumes in de getoonde periode van 2012-2020. Nog zeer voorlopige volumes voor eerste half jaar 2021 Met de aller-eerste cijfers voor het eerste half-jaar van 2021, zijn de volumes toegenomen naar 7.566 MWp voor "bedrijven", 4.955 MWp voor woningen, en een totaal volume van 12.521 MWp. Er is vooralsnog een toename van 1.572 MWp in het eerste half jaar, en bij het uitgangspunt "zelfde volume in het tweede half jaar" zou je op "slechts" 3.144 MWp groei komen. Wat 579 MWp minder zou zijn dan de nieuwe (bijgestelde) aanwas van 3.723 MWp in 2020. Echter, het is zeer waarschijnlijk dat nog grote volumes toegevoegd moeten gaan worden aan de cijfers voor het eerste half jaar. Voor kalenderjaar 2020 zijn ook zeer substantiële hoeveelheden capaciteit toegevoegd, in totaal maar liefst 737 MWp bovenop de eerst gerapporteerde jaarcijfers. De verwachting is, dat dit wederom zal gaan gebeuren voor het jaar 2021. Uiteraard is nog lang niet bekend, hoe groot de bijstellingen bij CBS zullen gaan worden voor 2021, maar we moeten er ernstig rekening mee gaan houden. Er is dus, op basis van die nog zeer onzekere resultaten, vooralsnog weinig te zeggen over het "potentieel" aan groei in 2021 t.o.v. dat in 2020. Vergelijkbare overwegingen gelden voor de data van netbeheerder Liander, waar zeer waarschijnlijk ook nog grote volumes voor het jaar 2021 in de statistieken "missen", die later bijgesteld moeten gaan worden (zie analyse tm cijfers eind oktober 2021). CertiQ - capaciteit in relatie tot CBS Wederom op basis van de CertiQ cijfers voor geaccumuleerd en toegevoegde capaciteit in 2020, eerste voorlopige cijfers tm. 2020) enkele opmerkingen over capaciteit bij bedrijven. Bij de opgestelde, gecertificeerde capaciteit komen we voor eind 2020 voorlopig op een totaal van 5.270 MWp in de 2 grootste project categorieën vanaf 15 kWp volgens CertiQ. Eind 2019 was dat nog 3.235 MWp, en eind 2018 slechts 1.600 MWp in die 2 categorieën, de groei is dus wederom fenomenaal geweest. Eind 2020 stond er alweer een factor 3,3 maal het volume van wat eind 2018 nog stond genoteerd. Dit alles dient te worden beschouwd op een totaal gecertificeerd volume van 5.317 MWp (alle projecten incl. kleine installaties met SDE beschikking. Eind 2019 was dat nog 3.280 MWp, en eind 2018 slechts 1.644 MWp. Eind 2020 was er dus alweer een factor 3,2 maal zoveel capaciteit als eind 2018. Er daarbij uitgaand dat die volumes uitsluitend "bedrijven" (sensu lato) betreffen. Dat is dus al een zeer fors aandeel van ruim 99% van het totaal. De kleinere gecertificeerde installaties hebben inmiddels nog maar marginaal invloed op het totaal volume. Genoemde 5.270 MWp aan "grotere" gecertificeerde projecten is t.o.v. de hierboven genoemde, opwaarts bijgestelde 6.559 MWp bij het segment "bedrijven" van het CBS, eind van het jaar, reeds een zéér substantieel aandeel van 80,3%. Tm. 2019 was dat aandeel nog 81% (3.235 / 3.989 MWp), tm. 2018 70% (1.600 / 2.281 MWp), en tm. 2017 zelfs nog maar 56% (684 / 1.229 MWp). De met SDE subsidies gedreven projecten markt (CertiQ) krijgt dus al zéér veel impact op de totaal volumes in het niet residentiële markt segment (CBS). Veel groter dan de magere, ruim 13% bij het aantal installaties (paragraaf 0-h). Dit komt uiteraard door de enorme schaalvergroting die in korte tijd in met name de SDE gesubsidieerde deel-markt is opgetreden. Zowel bij de rooftops, als, met name, bij de reeds behoorlijke hoeveelheid grote grondgebonden zonneparken die zijn opgeleverd, en die al een hoge impact op de totaal volumes maken. (j) Evolutie van systeem-gemiddelde PV-capaciteit (in kWp), afgeleid uit de voorgaande twee grafieken, volgens markt-segmentatie "woningen", "bedrijven", en "totaal" volumes volgend uit nieuwe onderzoek-systematiek van het CBS. Met de opname van 2018 liet deze grafiek reeds een hoge impact zien t.o.v. de voorgaande update, ondanks het feit dat het om een afgeleid criterium gaat. Met de gereviseerde cijfers voor 2019 en de nog voorlopige data voor 2020 is te zien dat die impact fors is toegenomen. Het systeemgemiddelde bij woningen ging tussen 2018 en 2020 "beperkt" omhoog, van 3,23 kWp, via 3,37 kWp, naar 3,49 kWp. Bij bedrijven ("niet-woningen") is weer een enorme sprong opwaarts te zien, van 33,9 kWp (2018), via 39,1 kWp (2019), naar een al zeer hoog systeemgemiddelde van, inmiddels, 55,6 kWp voor alle niet residentiële projecten, eind 2020. Dat is, voor een gemiddelde, wederom een forse sprong opwaarts, een toename met 42% in het laatste jaar. Ook al wordt het totale systeemgemiddelde van alle installaties door de vele honderdduizenden installaties op woningen dominant beïnvloed, die dat gemiddelde fors onder druk blijven zetten, vanwege de enorme opwaartse druk bij de gemiddelde systeem omvang in de projecten markt, is ook de totaal curve (zwart) weer behoorlijk omhoog gedrukt. Deze nam al in 2017-2018 toe van 5,0 tot 5,9 kWp gemiddeld (NB, dat is incl. alle residentiële installaties !), een toename van 18%. In 2019 ging er weer een flinke schep van ruim 15% bovenop, en werd een totaal systeem gemiddelde van 6,8 kWp bereikt. Dat is verder aangezwollen, met de voorlopige cijfers voor 2020, naar 8,0 kWp. Maar liefst 18% meer dan het niveau eind 2019. CAGR systeemgemiddelde capaciteit 2012-2020 Kijken we naar de Compound Annual Growth Rate (CAGR) voor de systeemgemiddelde capaciteiten, komen we ook tot respectabele gemiddelde jaargroei cijfers over de periode 2012 tm. 2020:
Eerste half jaar 2021 De nog zeer voorlopig cijfers voor het eerste half jaar van 2021 laten in ieder geval al verdere progressie zien. De gemiddelde project omvang van PV installaties op woningen nam toe van 3,49 naar 3,52 kWp. In het segment "bedrijven sensu lato" was de toename weer opvallend, van 55,6 naar 59,8 kWp. Waarbij de waarschuwing hoort, dat deze cijfers nog kunnen wijzigen bij toekomstige aanpassingen van de CBS brondata. Vooral het gemiddelde voor de niet-woning projecten kan daarbij nog flink worden aangepast. Het gemiddelde voor alle projecten bij elkaar is medio 2021 nogmaals toegenomen, van 8,0 naar 8,2 kWp (zwarte curve). De verwachting is dat bij woningen er relatief weinig in het gemiddelde zal gaan veranderen. Er kunnen immers niet veel meer modules op een gemiddeld dak, en alleen een - geringe - stijging van de capaciteit per paneel kan opwaartse druk uitoefenen. Die stijging is weliswaar nog steeds gaande, moderne panelen gaan al zo'n beetje richting de 400 Wp per stuk, en eerste commerciële modules van ver over de 400 Wp per stuk zijn al een tijdje te koop (en worden soms al ingezet, zelfs in zonneparken). Met om de haverklap spectaculaire aankondigingen van nog veel hogere vermogens in aantocht (die helaas nogal onhandelbaar zijn op woningen, omdat het veel grotere panelen betreft). Het aantal producenten wat dergelijke "high-power" panelen in de wereldmarkt aanbieden neemt ook rap toe. Maar de blijvende boodschap is, dat t.o.v. de totale geaccumuleerde populatie een eventuele verdere verhoging van het paneel vermogen slechts zeer bescheiden impact zal hebben. De crux is, en blijft, de verandering (lees: schaalvergroting) in de niet-residentiële markt. Het beeld is totaal anders bij de categorie bedrijven. Daar zal de schaalvergroting, zwaar gestimuleerd door de duizenden (zeer) grote SDE beschikkingen voor PV projecten, de komende jaren nog een forse opwaartse beweging gaan geven aan de blauwe lijn. Dat, terwijl de rode curve (alleen woningen) bijna horizontaal zal komen te liggen, en de zwarte lijn (alle installaties) slechts - in relatief bescheiden mate - opwaarts zal worden gedrukt vanwege het te verwachten sterk opwaartse effect bij de bedrijfs-installaties. (k) Jaarlijkse groei van totaal aantal PV installaties, segmenten en totalen In deze grafiek, een variant op de accumulatie curve getoond in paragraaf 0-h, en met de Y-as in duizend-tallen, de afgeleide jaargroei cijfers van het aantal nieuwe PV-installaties, in de segmenten "bedrijven" (blauw), "woningen" (donker-rood), resp. de totalen (zwarte kolommen). Weergegeven inclusief de nader voorlopig (bijgestelde) resultaten voor 2020, en de nog zeer voorlopige cijfers voor de eerste jaarhelft 2021, helemaal rechts, gearceerd weergegeven. Het bedrijfs-segment blijft natuurlijk klein t.o.v. het dominante aantal residentiële installaties, en bleef redelijk stabiel tot en met 2017 (tussen de 7 en 10 duizend nieuwe projecten per jaar). Vanaf 2018 groeide dat volume, van zo'n 14 duizend, tot een voorlopig record aanwas van 34.704 nieuwe installaties in 2019. Dat aantal is in 2020 weer substantieel minder hoog geworden, vermoedelijk omdat er in 2019 een hausse aan kleinere SDE gesubsidieerde rooftop projecten is opgeleverd. En 2020 mogelijk Covid maatregelen roet in het eten hebben gegooid bij de progressie. Daar kwam ook nog eens in de laatste update een zeer forse negatieve aanpassing van het CBS overheen, die de aanvankelijk door het data instituut gemelde 25.115 nieuwe projecten deed verschrompelen naar nog maar 15.869 nieuw dat jaar (een bizarre negatieve bijstelling van maar liefst 37% !). CBS heeft geen publieke uitspraak geventileerd over deze zeer forse ingreep in de aantallen projecten voor dat jaar. In de in november 2021 "afgesloten" tabel met de regio indeling van 2019 werd, voor de update van 9 juli 2021, nog gewag gemaakt van de volgende toelichtende frases: "In de tabel waren een aantal cellen onterecht onderdrukt, deze worden nu alsnog vrijgegeven. Ook is een aantal dubbele registraties van installaties ontdekt en hersteld". Echter, in de huidige tabellen is van dergelijke opmerkingen niets terug te vinden. Naar de oorza(a)k(en) van deze zeer forse neerwaartse bijstellingen voor 2020 kunnen we dus alleen maar gissen. Ondanks de zeer duidelijke teruggang in het aantal projecten in 2020, is dit beslist niet het geval bij de daarmee gepaard gaande capaciteiten, die flink door zijn blijven groeien (zie volgende grafiek). Ook bij de woningen is er een tijdje enigszins sprake geweest van stagnatie bij de nieuwe aantallen per jaar, tussen de 70 en 91 duizend nieuwe woningen per jaar tm. 2016. Vanaf 2017 gaat het echter continu hard omhoog, van 132 duizend nieuw in dat jaar, via 192 duizend in 2018, tot nieuwe record volumes van 240 duizend installaties in 2019 (definitieve cijfers), tot zelfs, opwaarts bijgesteld, 296.574 nieuwe PV systemen op woning daken in 2020. Als de eerste jaarhelft van 2021, met alweer ruim 151 duizend nieuwe projecten volgens de nog zeer voorlopige cijfers, representatief zou zijn voor het hele jaar, zou, met toevoeging van de tweede jaarhelft, wederom een nieuw record gevestigd kunnen gaan worden. Met dik over de 300 duizend nieuwe PV installaties op Nederlandse woningen ... De totale volumes worden uiteraard sterk gedomineerd door genoemde residentiële installaties, culmineren rond zo'n 100 duizend installaties in 2015-2016, maar nemen snel toe. Om in 2020 een nieuw record volume, inclusief bedrijfsmatige systemen, te bereiken, van 312.443 nieuwe installaties. Dat is een factor 3,7 maal zoveel nieuw jaar volume, dan in 2013. De jaargroei ligt bij de totale nieuwe aantallen installaties in Covid jaar 2020 inmiddels 13,9% hoger dan in 2019. In 2019 was de jaargroei zelfs 33% hoger dan in het voorgaande jaar. De cijfers voor 2020 kunnen nog steeds worden bijgesteld. Als de nog zeer voorlopige 8.724 nieuw bedrijfsmatige systemen geregistreerd door het CBS (blauwe, gearceerde kolom achteraan) representatief zouden zijn voor het hele jaar, zouden er zo'n 17 en een half duizend projecten in het hele jaar bij kunnen komen in dat segment. Wat duidelijk hoger is dan het flink neerwaarts bijgestelde nieuwe volume in 2020. Dit is echter geen gegeven, ook omdat het volume voor de eerste jaarhelft nog zeer voorlopig is, en ook nog flink kan worden bijgesteld. Voor meer licht op deze ontwikkeling zullen we latere updates van het CBS moeten afwachten. (l) Jaarlijkse groei van PV-capaciteit bij de 2 segmenten, en totalen Een compleet ander beeld als bij de aantallen nieuwe installaties per kalenderjaar, krijgen we te zien als we in een vergelijkbare grafiek de daarmee gepaard gaande capaciteiten uitzetten (Y-as in MWp capaciteit). Waren die nieuwe capaciteiten in de eerste twee getoonde jaren inderdaad nogal bescheiden (114-117 MWp nieuw) bij de bedrijfsmatige systemen, groeide dit al door naar 218 MWp in 2015, 320 MWp in 2016, en al 355 MWp in 2017. Vanaf 2018 is het pas echt "bal" met de bedrijfs-matige systemen: het nieuwe residentiële volume werd meteen verpletterd, met 1.051 MWp nieuwbouw op bedrijfsdaken in 2018, alweer 1.709 MWp nieuw in 2019 (801 MWp meer dan op woningen, flink bijgesteld in de laatste updates), en meer dan het dubbele (nieuwe) volume, met de weer fors opwaarts bijgestelde data voor 2020: een nieuw record van 2.570 MWp (vorige update nog 2.399 MWp), t.o.v. de (ook al record) nieuwbouw van 1.153 MWp (juli 2021 update nog 1.093 MWp) op residentiële daken. Dat bedrijfs-volume in 2020 is ruim 50% meer nieuw jaarvolume dan in dit segment in 2019. Dit, volgend op de bijna 63% groei van 2019 t.o.v. de aanwas in 2018. De residentiële volumes begonnen op een aanmerkelijk hoger niveau, 249 MWp in 2013, vanwege de toen hoge impact makende beruchte Lenteakkoord subsidies voor residentiële systemen. Deze deelmarkt groeide licht verder tot 301 MWp in 2015, en viel zelfs tijdelijk iets terug naar 289 MWp, iets onder het bedrijfs-matige segment, in 2016. In 2017 deed residentieel het weer beduidend beter (420 versus 355 nieuw bedrijfs-matig volume). Maar in 2018 gaf het woningmarkt segment vermoedelijk voor zeer lange tijd de Pijp aan Maarten: met 647 MWp in 2018, 908 MWp in 2019, en, met, bijgesteld sedert de vorige update, 1.153 MWp in 2020 bleven die nieuwe volumes, ook al zijn ze ook fors gegroeid, ver achter bij de nieuwe volumes in de "bedrijfs"-sector. De verhouding in de nieuw jaar volumes bij bedrijven en bij woningen is in deze 8 jaar tijd gewijzigd in een factor 1 : 2,18 (2013) naar een compleet omgedraaide ratio van 2,23 : 1 (2020). De totale nieuwe capaciteiten per kalenderjaar evolueerden van 363 MWp in 2013, via 609 MWp in 2016, tot een alweer flink opwaarts bijgesteld record volume van, voorlopig, 3.723 MWp in 2020 (vorige update nog 3.491 MWp). Ergo, een factor 10,3 maal zo veel nieuw jaarvolume in 2020, dan in 2013. 2,8 maal zo veel toename, dan bij de nieuwe aantallen installaties per jaar (factor 3,7 toegenomen in dezelfde periode, vorige grafiek). Ook hieruit blijkt weer kristalhelder de voortgaande schaalvergroting van gerealiseerde bedrijfsmatige projecten in Nederland. Eerste resultaten eerste half jaar 2021 Als we de nog zeer voorlopige nieuwe volumes voor de eerste jaarhelft van 2021, in de achterste drie gearceerde kolommen in de grafiek, verdubbelen, om een volstrekt hypothetisch nieuw jaarvolume te krijgen, komen we op hoeveelheden van 1.132 MWp voor woningen, 2.012 voor "bedrijven", resp. 3.144 MWp voor het totaal. Dit lijkt te suggereren, dat 2021 afstevent op negatieve groeicijfers van 1,8% (woningen), 21,7% (bedrijven), resp. 15,6% voor het totaal volume, t.o.v. de aanwas cijfers in 2020. Dit is echter beslist niet zeker, en zelfs vrij onwaarschijnlijk, vanwege het feit dat er nog zeer forse aanpassingen gedaan kunnen gaan worden aan deze eerste cijfers. Zoals we hebben gezien voor 2020, toen het CBS voor het totale marktvolume maar liefst 737 MWp aan capaciteit toevoegde t.o.v. hun allereerste afschatting in februari 2021, voor het jaar 2020. Ook hiervoor is het prudent, om latere statistiek updates af te wachten. Mede in het licht van het feit dat alleen al het jaarvolume van CertiQ nu al groter is dan dat in 2020, terwijl december 2021 nog moet worden toegevoegd. En er geen tekenen zijn, dat de residentiële markt structureel is afgezwakt. Jaargroei CBS versus CertiQ Kijken we naar de jaargroei bij de 2 grootste project categorieën vanaf 15 kWp bij CertiQ in 2020, was dat in het eerste jaar rapport al een zeer hoog volume van 2.035 MWp (in 2019 1.635 MWp, in 2018 914 MWp, en in in 2017 nog slechts 302 MWp nieuw volume). Het bijgestelde CertiQ volume was t.o.v. de toen al fors gewijzigde, 2.399 MWp jaar-groei in de CBS totaal categorie "bedrijven" in het jaar 2020 een fractie van 85% geworden. In 2019 was dat nog 82%, in 2018 lag het op een hoog aandeel van ruim 91%, en in 2017 was het bij de jaargroei cijfers 84%. Helaas kan er nog niets gezegd worden over diepere segmentaties, omdat CertiQ publicatie van gereviseerde jaarcijfers vanaf 2020 heeft gestaakt. Wel weten we dat het referentie groei volume bij bedrijven in het CBS dossier inmiddels alweer fors opwaarts is bijgesteld, naar 2.570 MWp in 2020, waarmee het aandeel van CertiQ dus sowieso lager is geworden. Omdat we echter de meest recente detail (segmentatie) cijfers van CertiQ nog niet kennen voor dat jaar, weten we de exacte verhoudingen daarmee nog steeds niet. Hopelijk komt daar in een later stadium nog verandering in. Wel kunnen we iets zeggen over de verhouding van het totale CertiQ dossier t.o.v. het totaal volume bij het CBS. In een poging tot grafische reconstructie van het nieuwe jaarvolume voor 2020, kwam Polder PV recent tot ongeveer 2.350 MWp voor de CertiQ data (bij een nieuwe EOY accumulatie van 5.630 MWp). Ten opzichte van het nieuwe jaarvolume bij het CBS, 3.723 MWp, is dat al een aandeel van 63%. Zouden we de twee grootste categorieën bij CertiQ nu op een aandeel van 90% t.o.v. totaal stellen, zou je voor die twee op 2.115 MWp komen. Dat zou neerkomen op een opwaartse bijstelling voor deze 2 categorieën van 80 MWp t.o.v. het eerste jaar rapport van CertiQ over 2020. Maar dat blijft natuurlijk speculatie. Het totaal aan nieuwe PV capaciteit in 2020 zou volgens het CBS momenteel liggen op 3.723 MWp (woningen en "niet-woningen"), een volume wat flink opwaarts is bijgesteld t.o.v. de 3.491 MWp in de update van 9 juli dit jaar. In 2019 lag dat niveau op een groei van 2.617 MWp, in 2018 1.698 MWp, en in 2017 776 MWp. T.o.v. de al hoge jaargroei in 2019 is de - voorlopige - aanwas in 2020 ruim 42% toegenomen. Dit was ook al zeer hoog in 2019 t.o.v. 2018 (54%). In 2018 was de groei t.o.v. de toename in 2017 zelfs een spectaculaire 119%. De totale marktgroei is in de afgelopen jaren dan ook ronduit fenomenaal geweest. (m) Evolutie van de systeemgemiddelde capaciteit van nieuwe PV projecten per jaar, segmenten en totalen In deze laatste grafiek van dit belangrijke drieluik geef ik de systeemgemiddelde capaciteit van de jaarlijkse toevoegingen voor de 2 marktsegmenten, en voor de totalen weer, zoals berekend uit de data voor de voorgaande twee grafieken, ontleend aan officiële, en voor 2020 weer verder aangepaste, CBS cijfers. Ook deze grafiek heeft weer een geheel ander karakter, dan de vorig twee. De Y-as geeft de gemiddelde systeemcapaciteit per nieuwe installatie weer in de betreffende kalenderjaren, in kWp opgesteld DC generator vermogen. Bedrijfsmatige installaties (blauwe kolommen) zijn dominant aanwezig in deze grafiek, wat natuurlijk logisch is, omdat het om veel grotere projecten gaat dan op woningen (of op de grond, of drijvend op water). De groei van het systeemgemiddelde per nieuw contingent per kalenderjaar is daarbij rap gestegen, van 13,2 kWp in 2013, naar 37,3 kWp in 2016. Dit zakte in 2017 iets in, naar 34,1 kWp bij de nieuwe installaties. En nam zéér sterk toe naar 73,7 kWp in 2018, vooral veroorzaakt door de nodige grote zonneparken die toen on-line kwamen, en sowieso een zeer sterke groei van het aantal bedrijfsdaken met zonnepanelen. In 2019 is het niveau nog steeds hoog, maar beduidend afgenomen t.o.v. het gemiddelde voor 2018: in 2019 had een gemiddelde "niet-op-woning" installatie volgens de afgeleide CBS cijfers een gemiddelde omvang van 49,2 kWp. Zoals al in een eerdere update was voorspeld, vermoedde Polder PV dat dit gemiddelde in 2020 beslist weer zou kunnen stijgen, omdat er nogal wat grote zonnepark plannen tot uitvoer zouden worden gebracht. Dit is volledig uitgekomen, het systeemgemiddelde vermogen van de nieuwe installaties heeft in dat jaar een nieuw record niveau bereikt van 161,9 kWp, ruim het drie-voudige niveau van de gemiddelde toevoegingen in het voorgaande jaar, en een factor 2,2 maal zo hoog dan het voorgaande record bereikt in 2018. Het is zelfs t.o.v. de update in juli dit jaar zeer fors verder gestegen, het was toen nl. nog 95,5 kWp (!). Het systeemgemiddelde is in 2020 momenteel een factor 12,3 maal zo groot dan het gemiddelde in 2013. Sterk afhankelijk van de mix aan nieuwe kleine en grote projecten in latere revisies, kan dat gemiddelde nog verder worden aangepast. Compleet anders is het beeld bij de residentiële installaties (rode kolommen), die, ook al groeien ze gemiddeld genomen iets wat omvang betreft, gewoon relatief klein zullen blijven. Het systeemgemiddelde van de nieuwe populaties per kalenderjaar nam toe van 3,31 kWp in 2013 tot 3,41 kWp in 2014, daalde vervolgens naar 3,19 kWp in 2017. En nam vervolgens weer toe, van 3,38 kWp in 2018, via 3,79 kWp in 2019, tot, inmiddels, 3,89 kWp bij de nieuwe woning installaties in 2020. Dat is 17,5% hoger dan in 2013, 7 jaar eerder. Een relatief bescheiden verhoging, dus in vergelijking met de niet-residentiële projecten hierboven uitgelicht. Met de nog zeer voorlopige resultaten voor het eerste half jaar in 2021 is het gemiddelde een stuk minder bij de nieuwbouw volumes, 3,74 kWp per installatie. Dit kan zeker nog wijzigen bij latere bijstellingen van de brondata door het CBS, en bij de later te publiceren kalender jaar volumes. Zwaar gedomineerd door het effect van de paar honderdduizend nieuwe residentiële projecten, wordt de gemiddelde systeem capaciteit van alle installaties bij elkaar (residentieel en bedrijfs-matig) natuurlijk sterk beïnvloed door de lage capaciteit van de woning installaties. Vandaar dat de zwarte curve ook lage systeemgemiddeldes heeft, evoluerend van 4,3 kWp voor de nieuwe systemen in 2013, groeiend tot 6,2 kWp in 2016, even licht afnemend in 2017 (5,5 kWp), om door te groeien naar 8,3 kWp (2018), via 9,5 kWp in 2019, tot een gemiddelde van, momenteel, 11,9 kWp in 2020. Dat is een factor 2,8 maal het nieuwe systeemgemiddelde in 2013. Ook voor de totale gemiddeldes geldt, dat de eerste cijfers voor 2021 duiden op een lager gemiddeld vermogen van alle installaties, 9,8 kWp. Maar dat is zoals, gezegd, beslist geen gelopen race. Het kan nog behoorlijk wijzigen, zeker voor het kalenderjaar volume. In het bericht met de algemene wijzigingen van de totale volumes tot en met 2019 in de voorlopige CBS cijfers voor dat jaar heb ik destijds twee extra grafieken opgenomen. Zie daarvoor de bijdrage van 30 juni 2021 op Polder PV. De grafieken zijn bijgewerkt met de laatst bekende data voor 2020 en de voorlopige cijfers voor de eerste jaarhelft van 2021. Ze geven achtereenvolgens de evolutie weer van de systeemgemiddelde capaciteit van alle installaties (sectie n), en een vergelijkbare grafiek voor de situatie bij uitsluitend woningen (sectie o). (n) Volgens de meest recente cijfers van het CBS, met de eerste detail cijfers voor 2021 H1 toegevoegd, blijken de "nader voorlopige" data voor 2020 ook weer iets te zijn gewijzigd als gevolg van de aangepassingen in de brondata. In de volgende grafiek de huidige stand van zaken m.b.t. de systeemgemiddelde capaciteit evoluties, voor alle projecten. Bij de eindejaars-accumulaties (EOY, blauwe kolommen) is de systeemgemiddelde capaciteit van alle projecten gestaag gestegen, van 3,56 kWp eind 2012, tot 6,80 kWp eind 2019. Met de nader voorlopige cijfers voor 2020 is dit alweer gevorderd tot 7,96 kWp, een factor 2,2 maal zo hoog. Goed is te zien, dat bij de jaarlijkse toevoegingen (oranje kolommen), het proces sneller gaat, wat een zoveelste vingerwijzing is voor de voortdurende schaalvergroting van projecten in de solar sector. Dat gemiddelde nam, van 2013 tm. 2016, toe van 4,33 naar 6,21 kWp, zakte weer iets in in 2017 naar 5,46 kWp, en ging vervolgens rap in de versnelling, van 8,25 kWp in 2018 naar 9,53 kWp in 2019. De nader voorlopige resultaten voor 2020 doen daar weer een forse schep bovenop, met nieuwe projecten van gemiddeld 11,92 kWp. Dat zijn installaties gemiddeld 2,8 maal zo groot dan de toegevoegde exemplaren in 2013. In de twee gearceerde kolommen achteraan zien we de nog zeer voorlopige resultaten voor het eerste half jaar van 2021 terug. Voor het geaccumuleerde volume is er weer een toename te zien van de gemiddelde capaciteit, 8,16 kWp. Voor de toevoeging in het eerste half jaar is de gemiddelde capaciteit echter afgenomen, naar 9,83 kWp. Omdat het echter om de aller-eerste resultaten gaat, die sowieso voor het eerste half jaar nog fors aangepast kunnen worden, en we nog niets weten over de tweede jaarhelft, kunnen beide cijfers voor het hele jaar volume nog substantieel wijzigen. (o) Jaarlijkse evolutie van de systeemgemiddelde capaciteit en ditto voor de eindejaars- accumulaties van PV installaties in Nederland voor uitsluitend woningen, in de periode 2012-2020**, en, in het laatste kolommen paar, voor de eerste jaarhelft van 2021*, volgens de meest recente cijfers van het CBS.
Bij uitsluitend woningen blijft er ook progressie zichtbaar in de evolutie van de systeemgemiddelde capaciteiten, maar deze is - uiteraard - veel minder uitgesproken dan de ontwikkeling in de complete markt waar schaalvergroting al jaren aan de gang is, en grote projecten de totale capaciteit evolutie zijn gaan domineren. Bij de eindejaars-capaciteiten (blauwe kolommen) ontwikkelde het gemiddelde residentiële systeem zich volgens de meest recente CBS cijfers van een installatie van 2,56 kWp eind 2012, tot een project van gemiddeld 3,37 kWp, eind 2019. In de nader voorlopige cijfers voor 2020 volgde wel een aanmerkelijke sprong voorwaarts naar een gemiddelde van 3,49 kWp, wat ruim 36% hoger ligt dan het niveau eind 2012. 3,49 kWp is vergelijkbaar met een gemiddelde residentiële installatie van 11 zonnepanelen van elk 315 Wp in dat jaar. Ook bij de nieuwe jaarvolumes (oranje kolommen) zijn de toevoegingen gemiddeld al wat groter dan bij de eindejaars-accumulaties. Was dat in 2013 nog een gemiddelde van 3,31 kWp voor de nieuwe residentiële projecten (t.o.v. EOY accumulatie gemiddeld 2,95 kWp), zakte het verschil naar bijna nihil in, tm. 2017 (YOY gemiddeld 3,19 kWp bij EOY gemiddelde accumulatie van 3,18 kWp). Daarna namen de gemiddelde nieuwe capaciteiten per jaar echter rap toe, een marktontwikkeling die vooral het gevolg is van het beschikbaar komen van véél krachtiger (ook nog op woning daken hanteerbare) modules vanaf 2018. In dat jaar was het gemiddelde bij de nieuwe installaties al toegenomen naar 3,38 kWp, in 2019 was dat fors gestegen naar 3,79 kWp. En de nader voorlopige cijfers voor 2020 laten alweer 3,89 kWp zien voor de nieuwe toevoegingen, 17,5% hoger dan de gemiddelde aanwas in 2013. Dat zijn nieuwe installaties van, zeg maar, gemiddeld 11 panelen à 350 Wp. Ook in 2021 (gearceerde kolommen achteraan) is de gemiddelde capaciteit bij alle residentiële systemen verder door gestegen, naar 3,52 kWp. Hier is op provinciaal niveau goed zichtbaar, dat Noord Brabant, met haar talloze grote huizen (met veel zonnepanelen), een flinke opwaartse druk uitoefent bij dat gemiddelde. Want daar is het gemiddelde al 3,89 kWp per woning. In buurprovincie Zeeland is het het laagst, 3,08 kWp per woning. Ook belangrijk bij de aantallen woningen is Gelderland, waar het gemiddelde tevens hoog ligt (3,66 kWp/woning). Bij de aanwas in de eerste jaarhelft, is het landelijke gemiddelde echter weer wat gezakt, naar 3,74 kWp. We zullen nieuwe CBS cijfers moeten afwachten, hoe de vlag er bij zal hangen aan het eind van het jaar, en de CBS cijfers enigszins zullen zijn gestabiliseerd. Ontwikkelingen op het gebied van hoofd-regio, en van provincies (1) - (4) Niet gereviseerd. Zie grafieken in eerste publicatie met deze grafieken (status 18 juli 2018). Het belang van deze kunstmatige indeling wordt niet hoog geacht, en wordt dus niet verder vervolgd. (5) Evolutie van PV installaties per provincie
Zie
ook exemplaar
cijfers tm. 2020 (9 juli 2021; data 2020 in huidige exemplaar aangepast,
2021 H1 toegevoegd) In deze eerste van een serie vergelijkbare stapel-grafieken is altijd de sorteervolgorde gebaseerd op het meest recent getoonde kalenderjaar, helemaal rechts (in deze serie is dat de eerste jaarhelft van 2021). Waarbij de meest impact makende provincie altijd onderaan staat, en de minst contribuerende bovenaan. Daar bovenop komt nog het segment "onbekend", en helemaal bovenaan wordt het totale jaarvolume getoond. Voor het laatst getoonde kalenderjaar, en voor H1 van 2021, zijn ook de waarden voor de afzonderlijke provincies zichtbaar gemaakt. De kolommen van de eerdere jaren worden "mee gesorteerd" (de kleur / provincie volgorde is overal hetzelfde), en kunnen dus een andere rating volgorde laten zien dan in het laatste jaar, omdat er regelmatig verschuivingen in de ratings optreden, van jaar tot jaar. De mate van verschuivingen hangt ook van de getoonde parameter af, sommige geven een stabiel beeld, andere wijzigen frequenter en/of forser van jaar tot jaar. In deze grafiek wordt de verdeling van de aantallen installaties over de provincies getoond, zoals CBS die heeft berekend via hun nieuwe cijfer systematiek. De totalen per jaar zijn vetgedrukt boven de kolommen weergegeven. Detail- en totaal cijfers voor 2020 zijn bijgesteld t.o.v. de voorgaande versie van 9 juli 2021 (2020: 1.369.064 > 1.374.708 installaties, een lichte stijging), maar nog steeds met het CBS predikaat "nader voorlopig". De nog zeer voorlopige detail data voor het eerste half jaar van 2021 zijn rechts toegevoegd. Er zijn medio 2021 dus al ruim 1,5 miljoen PV installaties bekend, bij het CBS. Bij dit criterium is de rating volgorde bij de provincies niet gewijzigd t.o.v. de voorgaande update. Van onder naar boven bezien, zijn vier provincies degenen met de grootste aantallen PV projecten. Noord-Brabant (kampioen, ruim 244 duizend medio 2021, 15,9% van totaal volume), Zuid-Holland (bijna 212 duizend, 13,8%), Gelderland (ruim 207 duizend, 13,5%), resp. Noord-Holland (bijna 193 duizend, 12,6%). Deze eerste vier grote provincies, allen met forse stedelijke agglomeraties, claimen gezamenlijk ruim 856 duizend installaties, bijna 56% van het totaal. De rest van de provincies heeft aandelen van 8,7% (Limburg) tot slechts 2,7% (Flevoland). De verhouding van Noord-Brabant t.o.v. Flevoland is ruim een factor 5,9 bij de aantallen PV installaties (dit was in 2020 nog een factor 5,7, in 2019 5,3, in 2018 4,7, in 2017 nog 4,4). Het verschil tussen de 2 extremen wordt dus gaandeweg groter. We zullen verderop zien, dat de verhoudingen bij de capaciteiten nogal anders liggen (sectie 6). De Compound Annual Growth Rate (CAGR) voor de aantallen installaties is in de periode 2012 tm. 2020 inmiddels neergekomen op gemiddeld 42,5% per jaar voor heel Nederland. Waarbij er verschillen tussen de provincies zijn opgetreden tussen de 38,9% (Zuid-Holland) en 46,7% (Noord-Brabant). 407 PV installaties konden, medio 2021, door het CBS om onduidelijke redenen nog niet worden toegekend aan 1 van de 12 provincies (klein oranje segmentje bovenaan). Ratings in voorgaande jaren kunnen anders zijn geweest. De kleurcodes in deze grafieken zijn gekoppeld aan de provincies, de rating van het laatst getoonde jaar (in dit geval 2021 H1) wordt hier als uitgangspunt gebruikt voor de sortering van groot (onder) naar klein (boven). (6) Evolutie van PV capaciteit per provincie Zie ook exemplaar cijfers tm. 2020 (9 juli 2021; data 2020 in huidige exemplaar aangepast, 2021 H1 toegevoegd) De detailcijfers en totaal volumes voor 2020 zijn gewijzigd t.o.v. het exemplaar van 9 juli 2021, de voorlopige resultaten voor medio 2021 zijn rechts toegevoegd, waarbij de absolute aandelen per provincie zichtbaar zijn gemaakt. Er zijn bij de geaccumuleerde capaciteiten geen volgorde wijzigingen bij de provincies geweest tussen 2020 en medio 2021. De totale capaciteit voor EOY 2020 is nogmaals 2,2% opgehoogd, van 10.717 MWp, naar 10.949 MWp (ruim 10,9 GWp). De groei in 2020 is spectaculair geweest, het einde-jaars volume is al 51,5% hoger dan EOY 2019. Medio 2021 is hier nog eens 1.572 MWp bijgekomen (14,4% toename sinds EOY 2020), met, naar verwachting, later nog het een en ander aan volume toe te voegen. De vier provincies met de grootste impact in volgorde van "groot naar klein(er)" zijn, halverwege 2021: Noord-Brabant (2.239,4 MWp medio 2021, 17,9% van totaal volume, en de eerste Nederlandse provincie die achtereenvolgens 1 GWp (2019), resp. 2 GWp aan PV capaciteit heeft geaccumuleerd, in 2021*), en de drie volgers met eind 2020 ook al over de 1 GWp op hun grondgebied. Gelderland (medio 2021 1.548,3 MWp, 12,4%), Zuid-Holland (1.242,4 MWp, 9,9%), resp. Noord-Holland (1.220,5 MWp, 9,7%). Gezamenlijk claimen deze vier provincies 6.251 MWp, 49,9% van het totale volume van 12.521 MWp. Dus minder sterk dan bij de aantallen installaties (figuur paragraaf 5: bijna 56%). Dit komt, omdat de capaciteit van hoge impact makende grotere projecten over meerdere "andere" provincies is verdeeld, met grote agrarische oppervlaktes waar bijvoorbeeld grote zonneparken op kunnen worden gebouwd. Daarmee is het gezamenlijke aandeel van alleen deze "grote 4" iets beperkter bij deze parameter. Blijvend opvallend is de positie van Groningen. Bij de aantallen PV installaties nog op de 10e positie. Bij de gerealiseerde capaciteit echter al sedert de vorige update op de 6e plek. Met 1.019,6 MWp (8,1% van totaal). Houdt deze provincie goed in de gaten, s.v.p.: gezien de absolute kop positie bij de capaciteit aan SDE-beschikte grondgebonden projecten, op de voet gevolgd door Drenthe, gaat dit "voormalige gas wingewest van Nederland" op het gebied van gerealiseerd PV vermogen de komende jaren mogelijk nog wel een of meer posities naar onderen doorschuiven. Zowel het in 2019 nog grootste zonnepark van Nederland eind 2019 opgeleverd in Sappemeer, als de "nieuwe grootste", het 109 MWp project in Harpel / Vlagtwedde (Gr.), in het najaar van 2020 opgeleverd, zijn reeds in de huidige statistieken verwerkt. Op het Vloeivelden project in Borger-Odoorn (Dr.) na, opgeleverd begin 2021, wordt de top 5 reeds door Groningse zonneparken bezet. Vier provincies sluiten de achterhoede met grofweg vergelijkbare volumes, in afnemende omvang: Drenthe, Utrecht, Flevoland en rode lantaarndrager Zeeland hebben volumes tussen de 768 en 463 MWp (6,1% - 3,7% van totaal volume medio 2021). Duidelijk is ook, uit de eerste gegevens voor het eerste half-jaar van 2021, dat reeds 7 van de 12 provincies al (veel) meer dan 1 GWp aan PV capaciteit binnen hun grenzen hadden staan, een opmerkelijke prestatie. In 2020 waren het er nog vier, in 2019 had alleen Noord-Brabant meer dan 1 GWp geaccumuleerd. De Compound Annual Growth Rate (CAGR) voor de PV capaciteit is in de periode 2012 tm. 2020 inmiddels neergekomen op gemiddeld 57,6% per jaar voor heel Nederland. Waarbij er verschillen tussen de provincies zijn opgetreden tussen de 52,0% (Utrecht) en 73,2% per jaar (Groningen !). De gemiddelde groei bij de capaciteit is dus veel hoger geweest dan bij de aantallen installaties (42,5%/jr nationaal, extremen bij provincies tussen de 38,9 en 46,7%), en is een goede indicator voor de enorme schaalvergroting van projecten in de Nederlandse solar sector. Er is ook nog een klein contingent wat nog niet aan een provincie toegewezen kon worden, het gaat daarbij om ongeveer 10,6 MWp capaciteit (flinterdun oranje segment bovenaan de kolom voor medio 2021). De verhouding van de volumes in Noord-Brabant t.o.v. Zeeland is een factor 4,8 (weer behoorlijk toegenomen sedert de vorige update, factor 4,0; daarvóór waren de verhoudingen een factor 3,7, 4,2, resp. 4,4). Bij de aantallen PV installaties was de verhouding tussen de "grootste" en de "kleinste" impact makende provincie een factor van 5,9. Er is dus "iets minder ongelijkheid" tussen de provincies als het om de opgestelde capaciteit gaat. Maar het verschil blijft desondanks groot, wat zeker in tijden van forse groei met zeer grote rooftop, en, vooral, bij grondgebonden installaties, alles heeft te maken met beschikbaarheid van dak-potentieel (in Noord-Brabant met o.a. Tilburg, Son en Breugel, én op de honderden grote boerderijen zeer grote dak oppervlaktes beschikbaar), af te schrijven landbouw- en andere beschikbare gronden, aanwezigheid van voldoende net-capaciteit, én natuurlijk ook met progressief provinciaal en gemeentelijk beleid. De in een eerdere update nog te berde gebrachte optimistische uitspraak, dat Brabant nog nagenoeg geen netcapaciteit problemen had, is echter zeer snel door de harde realiteit ingehaald. Enexis heeft al in vrij korte tijd in een groot deel van de regio in Brabant en Limburg problemen met de infrastructuur gekregen, vanwege de talloze plannen voor met name zonneparken, en kennelijk al contractueel vastgelegde reserveringen voor grote hoeveelheden net capaciteit. Medio juni 2021 waren al vijf regio in deze 2 provincies volledig op slot gegaan, momenteel zijn het er op de netcapaciteit kaart "invoeding" van Netbeheer Nederland alweer tien. Voor grote delen van de rest van Brabant, en voor een deel van Zuid-Limburg, moet congestie onderzoek uitwijzen of daar nog wat soelaas geboden kan worden (oranje gebieden in het overzicht van Netbeheer Nederland). Al leiden dat soort onderzoeken meestal tot niets, en moet de betreffende regio alsnog iets later - tijdelijk - op slot voor invoeding voor grootverbruik bij nieuw ingediende plannen. * In een eerdere analyse van de gegevens van Liander tot en met het tweede kwartaal van 2020, werd door mij opgemerkt, dat in dat netgebied provincie Gelderland als eerste "officeel gemelde" provincie door de 1 GWp grens was heen gebroken. Maar dat ik al had voorzien dat Noord-Brabant al veel hoger zou moeten zitten. Dat wordt in de huidige analyse van de bijgestelde cijfers van het CBS voor 2020 en de nog zeer voorlopige voor medio 2021 dan ook zeer duidelijk onderschreven: Noord-Brabant zat al eind 2020 op een veel hoger niveau (1,86 GWp), dan Gelderland (1,32 GWp), een factor 1,41 verschil. Medio 2021 was de verhouding alweer 2,24 GWp (NB) t.o.v. 1,55 GWp (Gld), een factor 1,45 verschil. De verwachting is, dat Noord-Brabant verder uit zal lopen op Gelderland gezien de hoge potentie aan zowel grote volumes residentieel, als forse hoeveelheden capaciteit op zowel grote aantallen enorme distributiecentra, als in talloze geplande, deels als met SDE beschikkingen voorziene grondgebonden zonneparken. Zie ook de bespreking van de recentste update van Liander, gepubliceerd 4 november 2021. (7) Evolutie van aantallen PV installaties in provincies - segmentatie woningen / niet-woningen Zie ook exemplaar cijfers tm. 2020 (9 juli 2021; data 2020 in huidige exemplaar aangepast, 2021 H1 toegevoegd) Als we voor de provincies de zaken uit elkaar gaan trekken voor woningen (grote grafiek), en "niet woningen" (installaties schuil gaand achter het hoofdje "economische activiteiten", inset linksboven), zien we weer opvallende divergenties ontstaan in de patronen van de verdelingen. Divergenties tussen "woningen" en "niet-woningen". De volgorde en relatieve verhoudingen voor aantallen installaties bij alleen woningen is, globaal genomen, vergelijkbaar als bij de totalen, grafiek paragraaf 5, wat aangeeft dat bij deze parameter woningen een dominante stempel drukken op het totaal. Er is een uitzondering zichtbaar: in de rating voor alleen woningen (grote grafiek) staat provincie Utrecht vóór provincie Overijssel. Bij de totalen is de volgorde andersom, wat heeft te maken met het feit dat in Overijssel veel meer projecten onder de categorie Economische activiteiten vallen dan in Utrecht (12.166 t.o.v. 8.019, bijna 52% meer). Dit, terwijl er maar 2% minder projecten op woningen zijn vastgesteld door het CBS in Overijssel t.o.v. Utrecht. Bij de zonnepanelen op woningen heeft Zuid-Holland in de vorige update de collegae uit Gelderland van de 2e plaats verdrongen in 2020, en lijkt medio 2021 verder te zijn uitgelopen (verschil t.o.v. Gelderland opgelopen, van 1,3 naar 2,5%) . De vier provincies met de hoogste impact (NB, ZH, Gld en NH) hebben hier een aandeel van 785.868 installaties, bijna 56% van het totaal voor alleen woningen (1.408.048). Vergelijkbaar met de impact bij alle installaties. Noord-Brabant heeft medio 2021 reeds 5,9 maal zoveel installaties als Flevoland op woningen, wederom vergelijkbaar met de verhouding bij alle installaties bij elkaar (residentieel + bedrijven). Er zijn 387 residentiële projecten die nog niet konden worden toegewezen aan een provincie (flinterdunne oranje streepje bovenaan de totaal kolom voor 2021 H1). Kijken we naar de "niet-woningen" / installaties schuilgaand achter "economische activiteiten", is vooral de volgorde van de provincies anders in de lagere regionen. Noord-Brabant heeft medio 2021 de meeste bedrijfsmatige installaties, 23.163 exemplaren op een totaal van 126.610 (18,3%, in relatieve zin alweer hoger dan de inmiddels 17,9% voor 2020), alle volumes zijn flink opgehoogd t.o.v. de stand van zaken in de voorgaande update. Overijssel (12.166) en Limburg (9.150) volgen het grote eerste viertal op afstand. Utrecht (8.019) is al in de vorige update een plaats in de rating gestegen ten koste van Fryslân (7.427). De volgorde bij de laagst presterende provincies is vergelijkbaar aan de situatie bij de installaties op woningen. In Flevoland is het aandeel van de 3.427 bedrijfsmatige projecten slechts 2,7% van het totaal voor die categorie in heel NL. Ook zijn er 20 PV installaties die nog niet aan een provincie konden worden toegewezen. Bizarre neerwaartse bijstellingen 2020 Wie deze grafiek vergelijkt met het exemplaar van 9 juli jl., ziet een forse neerwaartse bijstelling van alle aantallen installaties in het bedrijfs-segment, voor het jaar 2020. In totaal is de teruggang 7,3% geweest (van 127.132 exemplaren in de update van 9 juli naar nog maar 117.886, 9.246 installaties minder in het huidige exemplaar van 10 december 2021 !). Het CBS laat zich niet uit over deze ronduit opmerkelijke neerwaartse bijstellingen. Ik vermoed dat er flinke correcties zijn geweest in het aantal installaties aanvankelijk toegewezen aan ZZP-ers, sowieso een categorie waar moeilijk de vinger achter is te krijgen. Maar dat is vooralsnog speculatie. Feit blijft, dat het aantal installaties in het segment economische activiteiten fors naar beneden is bijgesteld voor dat jaar. Ook opmerkelijk aan deze neerwaartse bijstelling in het segment economische activiteiten is, dat bij de capaciteit de totaal volumes voor 2020 juist zijn opgehoogd, bij een minder hoog aantal installaties (zie verderop). En bij de residentiële projecten (grote grafiek) zijn de aantallen, én de totale capaciteit, in de huidige update voor het jaar 2020 ook allen toegenomen t.o.v. de update van 9 juli. De 4 provincies met de hoogste impact (NB, Gld, ZH, en NH), claimen bij de "niet-woningen" medio 2021 70.215 installaties, bijna 56% van totaal, vergelijkbaar aan het aandeel bij alleen woningen. De verhouding tussen de "beste" (NB) en "slechtst presterende" provincie (Flevoland), is een factor 6,8. Deze ratio is verder gestegen t.o.v. factor 6,4 in de update tm. 2020 (van 9 juli 2021), 5,8 in de update tm. 2019, 5,3 in de update tm. 2018, en nog maar 4,8 in de update tm. 2017. Het verschil bij de "niet-woningen" is groter, dan met deze verhouding bij alleen woningen (factor 5,9). Weer een andere indicator, dat door de enorme groei in de bedrijfs-sector, niet alleen de absolute volumes daar sterk toenemen, maar dat daardoor ook regionale verschillen worden uitvergroot (tussen regio met veel en die met veel minder activiteit op bedrijfsmatige daken en op de grond). (8) Evolutie van PV capaciteiten provincies - segmentatie woningen / niet-woningen Zie ook exemplaar cijfers tm. 2020 (9 juli 2021; data 2020 in huidige exemplaar aangepast, 2021 H1 toegevoegd) Grafiek, vergelijkbaar aan degene getoond in de vorige paragraaf, maar ditmaal met de PV-capaciteit (MWp) i.p.v. met de aantallen zonnestroom genererende installaties. Ook in deze grafiek weer significante verschillen, zowel t.o.v. de vergelijkbare grafieken voor de aantallen installaties, als bij een vergelijking tussen de categorieën "woningen" (grote grafiek) resp. "niet-woningen" (inset linksboven). In tegenstelling tot de bizarre neerwaartse bijstellingen voor de aantallen projecten bij de bedrijfsmatige installaties, voor kalenderjaar 2020 (zie vorige paragraaf), zijn er bij de capaciteiten uitsluitend opwaartse correcties geweest voor dat jaar (!). Bij woningen is, het blijft saai, het zwaar agrarische Noord-Brabant wederom kampioen. Die provincie heeft naast zeer veel landbouwgrond, ook een behoorlijke serie steden, waar grote activiteit is (geweest), met zonnepanelen bij particulieren. Dit heeft tot deze eerste positie geleid, al sedert eind 2017. Met eind 2020 inmiddels 743 MWp (in de vorige update nog 728 MWp), en medio 2021 alweer 860 MWp, wat 17,4% is van het totale volume bij woningen (4.955 MWp). Dat aandeel is zelfs alweer verder gestegen, in 2020 was het nog bijna 17%, in 2019 16%, in 2018 was het bijna 15%. Gelderland heeft haar positie op de 2e plek geconsolideerd (wederom: veel steden), met, medio 2021, 701 MWp (14,1% van totaal). Pas dan volgen de "Randstad provincies" Zuid- (623 MWp / 12,6%) en Noord-Holland (556 MWp / 11,2%). Gezamenlijk claimen deze vier provincies in 2020 inmiddels 2.414 MWp, bijna 55% van totaal volume voor woningen, wederom een vergroting van het aandeel t.o.v. 2019 (bijna 54%), resp. 2018 (bijna 52%). Met 2.740 MWp medio 2021 is het aandeel op het totaal volume weer iets gestegen, naar 55,3%. Die relatieve impact is iets lager, dan de 56% voor de Grote Vier bij de aantallen installaties voor woningen. De volgorde van de provincies is ongewijzigd t.o.v. de update van juli 2021 (status tm. 2020), en is, in vergelijking met die bij de aantallen, weer grotendeels hetzelfde. Met 2 uitzonderingen. Overijssel (389 MWp) blijft hoger staan dan Utrecht (335 MWp), bij de aantallen PV installaties blijft Utrecht duidelijk voortvarender dan Overijssel. Gelderland heeft beduidend meer capaciteit staan dan Zuid-Holland (701 t.o.v. 623 MWp), maar de verhoudingen zijn omgekeerd bij de aantallen installaties in de residentiële markt. De verhouding van de "best" presterende provincie, Noord-Brabant t.o.v. de "slechtst presterende", Flevoland (slechts 137 MWp) is een sterk toegenomen factor 6,3 bij woningen (dat was in 2020 nog een factor 6,0, in 2019 factor 5,5, in 2018 zelfs nog factor 5,1). Die verhouding is medio 2021 blijvend groter dan bij de totale aantallen installaties voor deze categorie (factor 5,9). Waarschijnlijk komt dit door relatief grotere - en veel - particuliere daken in Noord-Brabant. Er is bij de PV installaties op woningen ook nog een zeer klein volume wat nog niet aan "een" provincie toegewezen kon worden (oranje "splinter" bovenaan kolom, 1,4 MWp medio 2021).
Economische activiteiten ("niet-woningen") Bij de categorie "economische activiteiten / niet-woningen" (inset in de boven het 1e Intermezzo weergegeven grafiek) is de volgorde wederom anders t.o.v. die bij woningen. Hij verschilt bovendien sterk van de volgorde bij de aantallen PV installaties binnen deze categorie (paragraaf 7). Er zijn in deze rating weer een drietal wijzigingen geweest t.o.v. die in de status update van 9 juli 2021. Overijssel klom 2 posities in de rating, en staat nu achter het in de voorgaande update 3 plaatsen gestegen Groningen. Noord- en Zuid-Holland hebben, wederom, stuivertje gewisseld, en Friesland is 2 plaatsen gezakt. Wederom nogal wat wijzigingen dus, in dit zeer belangrijk wordende (wat capaciteit betreft al duidelijk grootste) deel dossier. Alle capaciteits-cijfers voor de categorie economische activiteiten in de provincies waren eerder al voor 2020 zeer sterk opwaarts bijgesteld door het CBS t.o.v. de update in 2019, en daar zijn met de huidige versie weer de nodige volumes aan toegevoegd. Daar bovenop zijn nieuwe, nog zeer voorlopige vastgestelde volumes gestapeld tm. medio 2021. Waarbij de toenames t.o.v. de nieuwe cijfers voor EOY 2020 procentueel bezien liggen tussen 4,1% (Flevoland) tot 38% (Drenthe !). Drenthe kreeg begin dit jaar het grootste zonnepark van Nederland erbij, het Vloeivelden Hollandia project op de grens van Nieuw-Buinen en Eerste Exloërmond (Borger-Odoorn), wat een flinke contributie aan die toename is geweest. Het totale volume voor het segment economische activiteiten groeide tussen EOY 2020 en medio 2021 alweer met 15,4%. Hier kan beslist nog flink verandering in gaan komen, als nieuwe / bijgestelde cijfers van het CBS ter beschikking worden gesteld. Noord-Brabant blijft haar dominantie in deze sector wederom bewijzen, met nog steeds als enige provincie in Nederland medio 2021 fors meer dan 1 GWp, preciezer, 1.380 MWp van de totaal 7.566 MWp bij "niet-woningen" (18,2% van totaal, in 2020 lag dat aandeel, met de meest recente CBS data, nog op 17,1%, in 2019 en 2018 op 17,2%, resp. 16,7%). Dat is grotendeels te wijten aan de talloze grotere boerderij complexen met zonnepanelen in deze agrarische provincie (groot deel in de intensieve veehouderij), bovenop een aantal zeer grote rooftop projecten in distributie centra zoals Tilburg, en de vele "klassieke bedrijfsmatige" projecten in de steden, én reeds meerdere gerealiseerde grotere zonneparken. Geen enkele andere provincie komt in de buurt, ook op dit punt niet. Gezien de zeer snelle groei van de claims op netcapaciteit voor grootverbruik in Noord-Brabant, en een groot aantal zonnepark plannen, waarvan een deel al een (of meer) SDE beschikking(en) heeft ontvangen, is de verwachting dat deze provincie haar positie verder zal gaan verstevigen de komende jaren. De relatieve stijging tussen de eindejaars-volumes in 2019 en 2020 (bijgestelde cijfers) is 62% geweest voor deze provincie, voor heel Nederland was die stijging in het marktsegment economische activiteiten zelfs ruim 64%. Op de 2e plaats staat provincie Gelderland, met medio 2021 848 MWp (11,2% van totaal volume, in 2020 10,6%, in 2019 10,7%). De opgestelde capaciteit is op jaarbasis, tussen eind 2019 en eind 2020 met bijna 64% gestegen. In de voorgaande update was de grote verrassing (behalve voor insiders) provincie Groningen, die de twee "Holland-en" toen al had ingehaald en in 1 klap op de derde plaats is beland. De evolutie van de capaciteit wordt op dominante wijze beïnvloed door de (zeer) grote nieuwe zonneparken in deze provincie, sedert het eerste grote exemplaar, het 30,8 MWp grote project Sunport Delfzijl, eind 2016 aan het net werd gekoppeld. Diverse nog veel grotere en andere veldopstellingen zijn rap gevolgd, en deze vormen een stuwende kracht achter de capaciteits-ontwikkeling van deze provincie. Tot het grootste nieuwe project in 2020, Zonnepark Harpel-Vlagtwedde in de nieuwe fusie-gemeente Westerwolde aan toe (110 MWp). Er staat inmiddels, eind 2020, alweer 744 MWp volgens de nader voorlopige cijfers van het CBS, dat was nog "maar" 342 MWp eind 2019. Derhalve, een spectaculaire groei van de capaciteit in het "bedrijfs-segment", 117%, in 1 jaar tijd. Geen enkele andere provincie groeide op dit vlak zo hard. Goed om te beseffen, dat deze provincie in de rating voor alleen woningen pas op de 10e plaats komt, beduidend verschillend van de situatie bij het segment "economische activiteiten". In de eerste jaarhelft van 2021 was het heel wat rustiger in provincie Groningen, de groei kwam voorlopig uit op slechts 6,5%, er staat medio dit jaar voorlopig 792 MWp genoteerd voor deze provincie. Overijssel vinden we momenteel terug op de 4e plaats, met aan het eind van 2020 nu 610 MWp, een forse 73% hoger dan de 352 MWp EOY 2019. En medio 2021 op 697 MWp komend, met 9,2% van totaal volume. Gezamenlijk claimen de vier grootste provincies in deze vergelijking, NB, Gld, Gr & Ov, 3.171 MWp, 48,4% van het totale volume bij "niet-woningen" in 2020. En 3.717 MWp, resp. 49,1%, medio 2021. Dat is beduidend minder dan bij de categorie woningen (rond de 55% voor zowel EOY 2020 als medio 2021), wat het gevolg is van de aanwezigheid van grote bevolkingscentra met veel woningen (deels met PV) in drie van de vier meest impact makende provincies. Het aandeel van "de grote vier" is ook een stuk minder dan bij de aantallen installaties op bedrijven (56%, medio 2021, vorige paragraaf, inset in grafiek). Dit is een teken, dat de grotere projecten ook "elders" in Nederland worden gevonden, wat goed rijmt met het feit dat de grote zonneparken, die zeer grote hoeveelheden capaciteit inbrengen, tot nog toe juist in het buitengebied zijn aangelegd, met name in Noordoost Nederland. Buiten Groningen zijn dat inmiddels Drenthe, Overijssel en Friesland. Noord Brabant lijkt het volgende gebied te gaan worden waar het rap zal gaan met de bouw van nieuwe grote zonneparken. In de status update van augustus dit jaar, waren de provincies Gelderland en Noord-Brabant reeds op de posities 4 en 5 beland bij de fysiek gerealiseerde capaciteit in zonneparken (analyse Polder PV). Na Overijssel verschijnen weer de twee "usual suspects", in wederom een afwijkende volgorde ten opzichte van de voorgaande update: Noord-Holland (eind 2020 589 MWp, toename van 40% t.o.v. EOY 2019, en medio 2021 665 MWp, 8,8% van totaal volume claimend), resp. Zuid-Holland (eind 2020 589 MWp, toename van 46% t.o.v. EOY 2019, en halverwege 2021 619 MWp, 8,2% van totaal volume). Hierna volgen de drie provincies Limburg, Drenthe, en Friesland, waarbij de laatste t.o.v. de update van 9 juli eerder dit jaar, 2 plaatsen is gezakt in de rating. De bijbehorende volumes zijn momenteel 469, 384, resp. 449 MWp, EOY 2020, met hoge groei percentages van 91%, 89%, en 71% t.o.v. EOY 2019. Na Friesland naar de 9e positie gebonjourd te hebben, zijn de capaciteit cumulaties medio 2021 verder gestegen naar 540, 531, resp. 507 MWp (7,1 tot 6,7% van totaal volume). Vooral Drenthe moeten we hierbij goed in de gaten houden, omdat hier de nodige forse zonneparken zijn, en nog worden gebouwd (zie ook overzicht SDE status van september 2020). Hiervan zal de impact de komende tijd zichtbaar gaan worden in dit soort grafieken. Uiteraard kunnen verhoudingen tussen de provincies in komende overzichten en bijstellingen daarvan weer gaan wijzigen, dit blijven immers "moment" opnames. Flevoland, Zeeland en Utrecht zijn hekkensluiters in deze rating van capaciteit bij bedrijfsmatige installaties, met eind 2020 resp. 340, 299, en 267 MWp. Desondanks vertoonden deze provincies ook forse groei percentages t.o.v. de eindstand van 2019: 44%, 39% resp. 42%. Zeeland was met genoemde 39% in 2020 de "langzaamste relatieve groeier" op het vlak van capaciteitsgroei bij de economische activiteiten, na Noord-Holland en Utrecht. De verhouding van de "best" presterende provincie, Noord-Brabant t.o.v. de "slechtst presterende", Utrecht is in de rating voor bedrijfs-matige capaciteit eind 2020 een factor 4,2 geworden. Dat was in 2019 nog een factor 3,7, in 2018 3,4. Deze verhouding is beduidend kleiner dan tussen de extremen bij installaties op woningen (factor 6,3). Deze verhouding is alweer gestegen naar een factor 4,5 (NB : Ut) in de nog zeer voorlopige status voor medio 2021. Er is ook nog een zeer klein volume installaties op bedrijven wat nog niet aan "een" provincie toegewezen kon worden (oranje "splinter" bovenaan kolom, 9,3 MWp in 2020). Uit de data voor de grafieken met de aantallen projecten (paragraaf 7), en de capaciteiten (deze paragraaf), zijn de evoluties van de gemiddelde systeemgroottes te bepalen. Ook weergegeven in paragraaf 0-j eerder in deze analyse. Voor de sector woningen groeide het systeemgemiddelde van 2,56 kWp eind 2012 naar 3,49 kWp, eind 2020. Een "beperkte" groei van, gemiddeld, bijna 4% per jaar in 8 jaar tijd (CAGR berekening). Daken op - relatief kleine Nederlandse - woningen zijn nu eenmaal niet ongelimiteerd met meer zonnepanelen te beleggen, dus de "groei" moet vooral uit de verhoging van het module rendement komen (efficiëntere zonnecellen in de loop van de tijd). Die ontwikkeling gaat al jaren gestaag door, maar heel veel impact zal dat op korte termijn niet hebben op het systeemgemiddelde. Het wordt beslist wel hoger, omdat de laatste tijd een zeer sterke groei van het paneel vermogen is bereikt, door een combinatie van innovatieve technieken op zowel cel- als op module niveau. Het gemiddelde medio 2021 is inmiddels bij woningen gearriveerd op 3,52 kWp. Voor de niet-woning markt is het verhaal compleet anders. Daar heeft een gigantische schaalvergroting plaatsgevonden. De beperkingen van de oude SDE regelingen zijn grotendeels opgeheven, dus er worden al enkele jaren daadwerkelijk enorme, dakvullende rooftop projecten opgeleverd, en al regelmatig het ene na het andere zéér grote grondgebonden project. Die ontwikkelingen jagen het systeemgemiddelde almaar verder omhoog. In mijn maandelijkse besprekingen van de CertiQ rapporten (voor alleen gecertificeerde projecten) wordt dat ook elke keer weer in grafiek getoond (laatste exemplaar van november 2021 alhier, systeemgemiddelde capaciteit al 238 kWp). Op basis van de nieuwste CBS cijfers zou landelijk het systeemgemiddelde voor "niet-woningen" zijn gegroeid van 11,1 kWp, eind 2012, naar, inmiddels, 55,6 kWp, eind 2020. Ergo: al bijna een vervijfvoudiging van de systeemgemiddelde capaciteit in 8 jaar tijd ! Volgens de bekende CAGR berekening is dat, gemiddeld genomen, een groei van ruim 22% per jaar, ruim 5 en een half maal zo hoog dan bij de woningen. Genoemd systeemgemiddelde voor "niet-woningen" is eind 2020 al een factor 15,94 maal zo groot dan het gemiddelde bij woningen in datzelfde jaar. In 2012 was die factor nog maar 4,3 : 1. Voor de totale hoeveelheid projecten komt de gemiddelde groei per jaar over de periode 2012 - 2020 voor de systeemgemiddelde capaciteit op een hoge 10,6% gemiddeld per jaar (CAGR). Medio 2021 is de systeemgemiddelde capaciteit voor de bedrijfsmatige installaties alweer verder door gestegen naar 59,8 kWp per installatie, al moet daar nog afgewacht worden wat definitievere cijfers in de bronbestanden van het CBS voor impact zullen gaan hebben op die status quo situatie. (9) Relatieve maatvoeringen en evolutie bij de 12 Nederlandse provincies In dit deel van deze analyse laat ik updates van 2 voor het eerst in 2019 gemaakte nieuwe grafieken zien, waarbij twee relatieve maatvoeringen per provincie worden getoond, met de evolutie door de jaren heen, van 2012 tot en met de gewijzigde, nu nog nader voorlopige cijfers voor 2020, en achteraan toegevoegd, de nog zeer voorlopige eerste cijfers voor medio 2021. (a) Evolutie van geaccumuleerde aantal PV-installaties per 10.000 inwoners, per provincie, en voor heel Nederland
Zie ook exemplaar cijfers tm. 2020 (9 juli 2021; data 2020 in huidige exemplaar aangepast, 2021 H1 toegevoegd) In deze eerste grafiek is het door het CBS gevonden aantal PV installaties per provincie terug gerekend naar het aantal inwoners in de betreffende provincie. Per kalenderjaar zijn weer de bij CBS bekende aantallen inwoners aan het eind van dat jaar als uitgangspunt genomen, waar aan de aantallen PV installaties vervolgens zijn gerelateerd. Dit geeft een beter beeld van de daadwerkelijke ratio, op hetzelfde tijdstip. Voor de status medio 2021, nieuw in deze grafiek, is terug gegrepen naar een andere CBS tabel, "Bevolkingsontwikkeling; regio per maand", die recent is geactualiseerd, en die tm. oktober de nog voorlopige stand van zaken aan het eind van elke maand weergeeft voor 2021. De Y-as toont deze ratio in het aantal PV installaties per 10.000 inwoners, om een beetje voorstelbare getallen te krijgen, in het huidige exemplaar tussen de 506 en 1.317 installaties, met licht aangepaste aantallen voor eind 2020 (cijfer update van 10 december 2021). Voor eind 2019 was, met de definitieve cijfers, nog sprake van een range tussen de 386 en 1.090 installaties per 10.000 inwoners per provincie. De vorige kampioen op dit punt, Zeeland, was in de vorige update reeds door Drenthe naar de tweede plaats verwezen, met voor eind 2020 momenteel 1.254 PV installaties per 10.000 inwoners. Zeeland startte in 2012 laag in de rangorde, maar in 2014 claimde deze zonnige provincie de eerste podium plaats tm. 2019. In 2020 werd Drenthe kampioen, met, momenteel, 1.317 PV-installaties per 10.000 inwoners (2019: 1.081). De volgorde van de provincies is grotendeels gestabiliseerd medio 2021. Friesland, in 2017 nog op de 5e plaats staand, is sinds 2017 in een forse versnelling gegaan, is in 2018 daarbij 2 van haar voorgangers net aan voorbij gestreefd, en is in 2019 - 2020 vervolgens sterk uitgelopen. De provincie eindigde voorlopig met 1.252 PV installaties per 10.000 inwoners, eind juni dit jaar. Op gepaste afstand daarvan, zit het koppel provincie Limburg en Groningen ook nog hoog in de boom, met 1.192 resp. 1.184 projecten per 10.000 inwoners. De opvallende toename in 2015 bij Groningen kan voor een aanzienlijk deel aan de toen opmerkelijke effecten van de waardevermeerderings-subsidie regeling toegeschreven worden, waar Polder PV meerdere grafische analyses op los heeft gelaten (zie o.a. dit exemplaar van april 2018, en referenties onderaan). Daarna vlakte de groei wat af, maar in de jaren 2019 en 2020 loopt de provincie weer in de pas met een hoog groei tempo bij deze parameter, en is ze zelfs iets dichter naar Limburg toe gekropen, halverwege het huidige jaar. In de dicht op elkaar liggende "cluster" Gelderland, Flevoland en Overijssel in de update van 9 juli (voor eind 2020), is de volgorde als volgt licht gewijzigd medio 2021: Overijssel (992), Gelderland (987), resp. Flevoland (954 PV-installaties per 10.000 inwoners). Noord-Brabant is door een stevige groei bij deze rating de laatste provincie die boven het landelijke gemiddelde (zwarte curve, 877 installaties/10.000 inwoners) uitkomt, met medio 2021 inmiddels 946 PV installaties per 10.000 inwoners Flevoland al aardig dicht genaderd. Voor de drie randstedelijke provincies, met grote stedelijke agglomeraties is het al lastiger om mee te komen met de rest. Alle drie komen uit op niveaus iets onder het landelijke gemiddelde (Utrecht, halverwege 2021 836 PV-installaties per 10.000 inwoners). Tot ver onder dat gemiddelde, bij Noord- en Zuid-Holland, met slechts 667 resp. 567 PV installaties per 10.000 inwoners. Een van de belangrijkste reden voor die lage positie bij deze parameter is de enorme hoeveelheid woningen op hun grondgebied, waarvan grote hoeveelheden in voor zonnestroom normaliter slecht geschikte binnensteden en in hoogbouw. Utrecht heeft daarbij echter nog het "geluk" van het hebben van een enorm nieuwbouw gebied, waar grote volumes zonnepanelen direct worden geïmplementeerd. Dat is natuurlijk de grote Vinex lokatie Leidsche Rijn in gemeente Utrecht, waar al een zeer hoog percentage van de woningen een PV-installatie heeft. Volgens de gemeente zelfs 44%. Ook de aanpalende nieuwbouw regio Vleuten-De Meern heeft een hoog aandeel van 32% (zie persbericht van gemeente Utrecht van 23 november 2021). Die volumes "helpen" Utrecht tot op provinciaal niveau, om zich flink te onderscheiden van haar 2 aangrenzende zuster randstedelijke provincies, de twee "Hollanden". Medio 2021 is het verschil tussen de best en slechtst presterende provincie weer verder afgezwakt tot een factor 2,5. Eind 2020 was dat een factor 2,6, eind 2019 nog een factor 2,8. De relatieve verschillen tussen de provincies worden de laatste tijd onderling dus weer wat kleiner. In eerdere jaren was er juist een toename te zien, tot een verschil factor van ongeveer 3,3 in de jaren 2016 en 2017. Het landelijk gemiddelde evolueerde van 48 (2012) tot het ruim achttien-voudige volume van 877 PV-installaties per 10.000 inwoners, medio 2021 (nog zeer voorlopige cijfers). Voorlopig zal die groei nog wel even doorgaan. Eventuele effecten van de plannen om per 2023 de salderings-regeling stapsgewijs af te bouwen zullen hierin de meest dominante, in negatieve zin beïnvloedende factor gaan worden. (b) Evolutie van geaccumuleerde PV-capaciteit in Wp per inwoner, per provincie, en voor heel Nederland
Zie ook exemplaar cijfers tm. 2020 (9 juli 2021; data 2020 in huidige exemplaar aangepast, 2021 H1 toegevoegd) In deze tweede grafiek, die de kaarten tussen de provincies wederom flink schud, wordt de evolutie van de PV capaciteit per provincie gerelateerd aan het aantal inwoners. De Y-as geeft de eind van het jaar, of, voor 2021, halverwege het jaar, opgestelde capaciteit in Wattpiek per inwoner weer. Lagen de relatieve waarden in 2012 nog zeer dicht bij elkaar, is de range in 2020 al fors gedivergeerd. Ten opzichte van eind 2019 tussen de 214 - 846 Wp/inwoner, naar eind 2020 alweer tussen de 305 en 1.607 Wp/inwoner, met twee nieuwe "top" kandidaten. Goed is te zien dat er grote verschillen zitten in het tempo van de evolutie per provincie. De versnelling resp. vertragingen zijn verhoudings-gewijs beduidend groter geweest dan bij de aantallen installaties per inwoner in de vorige grafiek. Van aangepaste data voor 2020 ... Was in 2016-2017 Provincie Groningen duidelijk kampioen, vooral veroorzaakt door enkele zonneparken die deze parameter flink omhoog stuwden, wijzigde dit in 2018 sterk door ingebruikname van twee grote zonneparken die in Zeeland dat jaar aan het net zijn gegaan, waaronder het destijds grootste project, Scaldia (ruim 54 MWp). Die, bij een relatief kleine bevolking, een forse impact bij deze parameter veroorzaken. Groningen sloeg vervolgens weer in 2019 haar slag, maar wist toen net niet het niveau van Zeeland te halen. Dat was echter slechts uitstel van executie, want in 2020 kreeg Zeeland de genadeslag, en werd door de realisatie van slechts enkele grote zonneparken het pleit voor Groningen voorlopig definitief beslecht, met een spectaculaire 1.607 Wp per inwoner, ruim anderhalve kilowattpiek. Zeeland bleef in 2020 zelfs, met 1.123 Wp/inwoner, achter op die andere belangrijke "rising star", Drenthe, die dat jaar al de tweede plaats had ingenomen, met 1.210 Wp/inwoner. Ook grotendeels, door de oplevering van enkele grotere zonneparken. Drenthe lag in 2019 nog op de vierde plaats, maar heeft Flevoland naar die positie verdrongen, wat eind 2020 op 1.084 Wp/inwoner is gekomen, ook, vooral, door ingebruikname van enkele zonneparken. De grootste 3 zonneparken in Flevoland opgeleverd tm. 2020 zijn Zuyderzon in Almere, en Solarvation en Flevokust in Lelystad. Friesland, nog op een derde plaats in 2018, is beduidend terug gezakt naar de vijfde positie in 2019-2020, met, voorlopig, 1.056 Wp/inwoner. Ook hier zijn meerdere grotere zonneparken met SDE subsidie beschikkingen zowel nieuw gebouwd, als in voorbereiding, naast talloze grotere rooftop projecten, maar dat is bij alle provincies zo. Dus het wordt weer interessant om te zien hoe de (Friese) vlag er eind 2021 bij zal komen te hangen. ... naar de nog voorlopige cijfers medio 2021 We zien een eerste indicatie hiertoe reeds in de eerste, nog zeer voorlopige mid-jaar cijfers voor 2021, waarbij Friesland haar zuiderbuur Flevoland al blijkt te hebben ingehaald, met 1.185 om 1.139 Wp/inwoner. Maar nog wel op kleine afstand van de nummer drie blijvend, Zeeland, met 1.199 Wp/inwoner. Uiteraard blijven de nummers 1 en twee op grote afstand domineren, waarbij medio 2021 Drenthe een inhaalslag richting kampioen Groningen heeft gemaakt: 1.547 om 1.739 Wp per inwoner. De ratio Groningen : Drenthe is kleiner geworden, van een factor 1,33 eind 2020, naar factor 1,12, medio 2021. Aangezien beide provincies veel volume "in SDE portfolio" hebben (met name op het gebied van de grote zonneparken), gaat het interessant worden hoe die ratio zich zal gaan ontwikkelen de komende tijd. Op een veel lager niveau dan dit illustere vijftal, zien we vervolgens een cluster van 4 provincies, waarbij de groei per provincie niet heel veel uit elkaar blijkt te liggen, maar wel met onderlinge tempo verschillen. Overijssel en Limburg gaan tm. medio 2021 behoorlijk gelijk op, met 930 resp. 912 Wp/inwoner. Noord-Brabant volgt met 868 Wp/inwoner. Gelderland is het meest "representatief" van alle provincies, omdat het de gemiddelde (zwarte) lijn voor heel Nederland al langere tijd behoorlijk nauwgezet "volgt". In de eerste jaarhelft van 2021 lijkt de provincie weer een lichte versnelling te hebben ingezet. Medio 2021 kwam Gelderland op 737 Wp/inwoner uit, 3% boven het landelijk gemiddelde van 715 Wp/inwoner. Achteraan zien we, redelijk ver van elkaar verwijderd de drie achterblijvers, allen Randstad provincies, Utrecht, Noord- resp. Zuid-Holland, met slechts 470, 422, en 333 Wp/inwoner, halverwege 2021. Weliswaar is er ook bij deze dichtbevolkte provincies een licht versnelde groei zichtbaar bij deze parameter, sedert 2018, maar deze is duidelijk beperkter dan in de overige provincies. De inwoner aantallen zijn zeer hoog, en die drukken de vooruitgang bij de relatieve parameter Wp per inwoner. Medio 2021 is het verschil tussen de best en slechtst presterende provincie (Groningen / Zuid-Holland) opgelopen tot een factor 5,2. Deze factor schommelt heen en weer, soms een toename tonend (2014-2016), soms weer afnemend (2018-2019). Eind 2019 was dit nog 3,96. In ieder geval is het medio 2021 opgetreden verschil een stuk hoger dan de factor 2,5 bij het aantal PV installaties per 10.000 inwoners (voorgaande grafiek). In de zwarte lijn is het gemiddelde voor heel Nederland te zien, wat evolueert van 17 Wp/inwoner in 2012 tot 627 Wp/inwoner, eind 2020. En zelfs alweer tot 715 Wp/inwoner halverwege 2021. Een factor 42 maal zo hoog dan 8 en een half jaar daarvoor (!). Wederom is voortdurende schaalvergroting bij de grotere projecten hier het toverwoord. Nederland in Europa - van rode lantaarndrager naar lichtend pad revisited Met de nu aangepaste 627 Wp/inwoner in Nederland, eind 2020, heeft ons land zich in de EU in de top regio genesteld, en wel op een respectabele 2e plaats. In 2019 kwam ons land al op 415 Wp/inwoner uit, wat toen nog fors onder dat van Duitsland lag, aldus grafiek 1 op p. 9 van de Photovoltaic Barometer 2020 van EurObserv'ER (BRD in dat jaar ruim 590 Wp/inwoner, de opgegeven waarde van 401 Wp/inwoner voor 2019 in Nederland in die publicatie is alweer verouderd). Maar België (396 Wp/inwoner) en alle andere EU landen waren toen al ver gepasseerd. Er is nog steeds geen overzicht over 2020 verschenen bij EurObserv'ER, maar van de grondige, regelmatig nauwkeurig bijgewerkte cijfers van Fraunhofer ISE is op het Energy Charts portal al lang bekend dat in Duitsland eind 2020 53,98 GWp aan PV capaciteit zou zijn geaccumuleerd. Gecombineerd met een afschatting van 83,7 miljoen inwoners eind 2020 (deze link), zou dat neerkomen op een gemiddelde opgeleverde capaciteit van maar liefst 645 Wp/inwoner bij de oosterburen. Nederland zat er eind 2020, met de nu aangepaste cijfers, dus nog maar 2,8% onder. De verwachting was, natuurlijk, dat Nederland, met haar razende groei tempo, Duitsland op het vlak van deze belangrijke relatieve parameter, zou gaan inhalen in 2021. Hoe is de status nu ? Ten eerste Nederland, zie de grafiek, met de huidige CBS data komen we medio 2021 al op een niveau van 715 Wp/inwoner, met daarbij nog de waarschuwing, dat deze ratio nog flink kan veranderen, afhankelijk van de wijzigingen in de broncijfers bij het CBS. Voor Duitsland moeten we eerst proberen te berekenen wat het inwoner aantal is, medio 2021. Daarvoor gebruiken we wederom de hierboven weergegeven link, naar het artikel "Deutschland Bevölkerung" op de website countrymeters.info. Daarin wordt geclaimd, op basis van cijfers uit de omvangrijke Destasis databank, dat Duitsland begin 2022 83.756.658 inwoners zou kunnen tellen. Afgaand op een homogene groei in het jaar, en uitgaand van het eerder opgegeven cijfer van begin 2021, zouden we medio 2021 op een bevolking van ongeveer 83,73 miljoen inwoners kunnen komen. Ten tweede, de actuele stand van zaken van de geaccumuleerde PV capaciteit. Die halen we wederom bij Fraunhofers briljante Energy Charts portal vandaan. Eind juni 2021 zou er een volume van 56,72 GWp zijn geaccumuleerd bij de oosterburen. Dit, combinerend met het geïnterpoleerde inwoners-aantal, zou dat resulteren in een ratio van 677 Wp/inwoner in Duitsland, halverwege het huidige jaar. Gecombineerd wederom, met het nog zeer voorlopige cijfer voor Nederland, 715 Wp/inwoner medio 2021, betekent dit, dat ons land Duitsland in het eerste half jaar van 2021 echt heeft ingehaald, en zelfs al 5,6% voor zouden liggen t.o.v. de oosterburen. De verwachting is en blijft natuurlijk, dat Nederland verder zal gaan uitlopen gezien de zéér gunstige huidige marktcondities. Maar dat op de wat langere termijn, als door de nieuwe Bondsregering harde invulling gegeven zal gaan worden aan de extreem ambitieuze uitbouw doelstellingen voor solar (200 GWp uitbouw tm. 2030 !), die trend mogelijk weer gekeerd zou kunnen gaan worden, sterk afhankelijk van de werkelijke realisatie niveaus in Nederland. Andere cijfers capaciteit per inwoner Overigens is net, op 14 december 2021, het rapport EU Market Outlook for Solar Power 2021-2025 van Europese branche organisatie Solar Power Europe (SPE) verschenen. Daarin staan helaas nogal achterhaalde cijfers, met een veel te bescheiden marktgroei van slechts 2,9 GWp in 2020, terwijl uit de actuele CBS data al een groei van 3.723 MWp bekend is, 28% hoger (!). Het is dan ook niet vreemd, dat de auteurs slechts op een relatief vermogen van maar 539 Wp/capita komen voor eind 2020. Terwijl we hebben gezien dat dit toen al 627 Wp/inwoner moet zijn geweest, dik 16% hoger en later mogelijk nog verder (opwaarts) bij te stellen. Voor eind 2021 komen de auteurs, met een veronderstelde jaargroei van in totaal 3,3 GWp, op een waarde van 765 Wp/capita uit voor Nederland. Zouden we 3,3 GWp optellen bij het huidige, door CBS begin december geopenbaarde, volume van 10.949 MWp aan het eind van 2020, kom je op een totaal vermogen uit van 14.249 MWp. Dat is trouwens een stuk bescheidener groeipad, dan de extrapolatie die ik heb verbeeld in het eerste intermezzo artikel. Dat komt zelfs op een max. potentieel uit van (bijna) 16 GWp, en een wat conservatiever niveau van 15 GWp, eind 2021. Dat laatste zou resulteren in een potentiële jaargroei van zo'n 4 GWp (bij verder ongewijzigde CBS cijfers tm. 2020). Heel wat hoger dan de 3,3 GWp waar het SPE nu mee is gekomen. Relateer je het minimale potentieel van 14,25 GWp, eind 2021, aan het mogelijke inwoner aantal, begin 2022 17,59 miljoen inwoners volgens de prognose in de bevolkingsteller van het CBS, zou dat resulteren in een ratio van alweer minimaal (!) 810 Wp/inwoner, volgens de huidige, actuele CBS cijfers. Dat ligt dan alweer 5,9% boven de inschatting van SPE, voor eind 2021. En 13,3% boven de 715 Wp/inwoner voor Duitsland, eind 2021, volgens de auteurs van dat SPE rapport. In de huidige sectie wordt op landelijk en provinciaal niveau gekeken naar het vermogen per inwoner. Op lagere gebieds-niveaus worden de verschillen een stuk groter, omdat de ene regio de ander niet is, en er verschillende factoren zijn die maakt, dat de ene regio (zeer) hoog scoort, en een ander, mogelijk zelfs aanpalend gebied, (veel) lager. In deze analyse vindt u ook een grafische analyse van opgesteld vermogen per inwoner in de veertig RES (sub) regio's, en tevens bij de 25 best presterende Nederlandse gemeentes. Martien Visser, bekend van En-Tran-Ce en het energieopwek.nl portal voor het Klimaatakkoord, publiceerde op 14 december jl. op Twitter een grafiek met de door hem gepercipieerde inhaal race van NL ten opzichte van Duitsland m.b.t. de ratio PV vermogen per inwoner. Zie ook de reacties op die tweet. (10) Evolutie van PV installatie capaciteiten en aantallen in bedrijfs-sectoren (SBI index)
Bijstelling van markt segmentatie capaciteiten per sector volgens de SBI Index, in MWp, volgens oude reconstructies CBS (2011-2016, linker figuur), en, alleen voor 2016, volgens de nieuwe onderzoek-methodiek (rechter figuur). Voor verder inhoudelijk commentaar op bovenstaande grafieken, zie ook het artikel "CBS zonnestroom data gereviseerd (2) - marktsegmentatie", van 1 augustus 2018. De laatste grafiek is verder niet bijgewerkt in de huidige update. Niet alleen omdat de CBS systematiek en segmentaties fundamenteel zijn gewijzigd, maar vooral omdat van de meeste kleinere segmenten de volumes (nog) niet door het CBS zijn herberekend of bijgehouden. Uitzondering daarop zijn de segmenten "Energievoorziening", resp. "Landbouw", zie de 2e sectie in deze paragraaf. In een eerder artikel over marktsegmentatie in de nieuwe CBS cijfers heb ik reeds een evolutie grafiek (2012-2017), en een stapel kolom voor het jaar 2017 laten zien van PV capaciteits-data binnen de 22 sectoren (en een categorie "onbekend") die het CBS onderscheidde bij de "niet-woning" projecten bij zonnestroom. Ik geef deze grafieken hier onder weer. Er is voor deze verdeling helaas nog steeds geen nieuwe versie bekend. Voor een bespreking verwijs ik naar de originele publicatie (artikel 1 augustus 2018). Er onder geef ik in een sub-paragraaf wel een nieuwe grafiek voor de 2 grootste deelsectoren, de landbouw, en de energie voorziening, volgens de laatste status update van 10 december 2021, die alleen voor die 2 belangrijke marktsegmenten wel nieuwe data opgeeft. Gevolgd door een beschouwing van die cijfers. Na energievoorziening en landbouw is de enige echt relevante sector de handel, de overige sectoren hebben veel geringere volumes. NB: nog geen latere revisies bekend van data gepresenteerd in deze 2 grafieken, behalve voor sectoren landbouw (A) en energievoorziening (D), zie hier onder. Evolutie van PV installatie aantallen en capaciteiten in de sectoren landbouw en energie voorziening - zie ook Intermezzo 2 in deze paragraaf Hier onder geef ik in een dubbel-grafiek voor de 2 grootste contribuerende sectoren, die met name wat de evolutie bij de PV capaciteit betreft reeds een zwaar stempel drukken, en waarvan de ontwikkeling een significante (extra) bijdrage geeft aan de evolutie van de totale volumes aan PV projecten in ons land. Het zijn vooralsnog de enige "sub-categorieën" waar CBS op landelijk niveau in tabel-vorm on-line beschikbaar segmentatie cijfers voor blijft geven. En waarvoor ze voor het jaar 2020, én voor de eerste jaarhelft van 2021 wederom een update heeft verstrekt in hun laatste revisie. De voorgaande 2 grafieken zijn ontleend aan de tabel weergegeven in het eenmalige rapport "Zonnestroom naar regio" van het CBS. De grafiek hier onder is ontleend aan de gereviseerde data uit de CBS update van 10 december 2021.
Evolutie van capaciteit ontwikkeling bij twee door CBS als zodanig geïdentificeerde sub-sectoren, die essentiële hoeveelheden capaciteit bijdragen aan de totale volumes in de sector "niet-woningen" (nieuwe versie van 10 december 2021). Cijfers voor 2020 zijn in deze versie weer behoorlijk sterk aangepast, maar nog steeds "nader voorlopig", de eerste, nog zeer voorlopige resultaten voor de eerste jaarhelft van 2021 zijn helemaal rechts toegevoegd. Daarvoor zijn de kolommen gearceerd weergegeven. De twee belangrijkste sectoren zijn, in groen, de grote sector Landbouw, bosbouw en visserij, die in de SBI bedrijven index gehanteerd door CBS de letter "A" toebedeeld heeft gekregen. En, in paars, de sector Energievoorziening (SBI code D). De grote grafiek geeft de capaciteiten weer (rechter Y-as in MWp). De inset linksboven geeft de evolutie van de aantallen PV projecten te zien, met direct rechts ervan de bijbehorende Y-as met cijfers. Let hierbij goed op, dat de door CBS verstrekte cijfers niet compleet (kunnen) zijn. Er ontbreken grote volumina aan grondgebonden zonneparken, die beslist onder "energievoorziening" gerekend dienen te worden. Zelfs al houden we rekening met gedeeltelijk eigenaarschap van agrariërs in zonneparken, de overgrote meerderheid is in handen van andere partijen, en dat kan nooit de grote verschillen verklaren. Zie ook het reeds eerder gepubliceerde kader hier onder, Intermezzo 2.
Voor een discussie over de toegewezen "veld-opstellingen" (zonneparken sensu lato volgens het CBS), en de harde bevindingen van Polder PV over deze zeer belangrijk geworden project categorie, verwijs ik verder naar Intermezzo 4, n.a.v. nieuwe segmentatie cijfers van het CBS. In de update van 10 december 2021 geeft het CBS, net als in de voorgaande versies slechts de 2 aparte categorieën landbouw en energievoorziening op, naast de volumes voor woningen. Alle "overige niet-woningen" capaciteit heeft nog geen volumina toegewezen gekregen voor de overige categorieën met apart SBI index cijfer. Landbouw is altijd een grote contribuant geweest op het vlak van verduurzaming. Denk aan windturbines, biovergisters, WKK installaties, etc. Zo ook op het vlak van zonnestroom. Dit komt vooral omdat boerderijen met hun opstallen vaak grote volumes dak oppervlakte hebben. De sector was er al vroeg bij, en groeide continu, daarbij uiteraard sedert met name de introductie van de SDE 2011 subsidie regeling ("SDE+", waarbij de "bovencap" van 100 kWp per aanvraag uit de oude regeling werd gesloopt) flink verder gegroeid. Daarnaast wordt ook vaak gebruik gemaakt van regelingen als EIA, MIA, VAMIL e.d., tegenwoordig ook zonder SDE subsidie (deze mogen al jaren niet meer worden gestapeld met EIA subsidie). Ook was er een paar jaar een "redelijk succesvolle" zon voor asbest regeling waar het nodige van gebruik is gemaakt. De laatste jaren zijn ook de nodige agrarische daken voorzien van PV projecten onder postcoderoos concepten door de lokale energiecoöperaties, al zijn dat vaker de wat kleinere installaties. Het eigendom van dergelijke installaties ligt bij de coöperaties, de gebruiksfunctie van de (opstallen op deze) lokaties is 100% zeker agrarisch. Het CBS rekent echter "eigendom" toe aan de PV generatoren, en zal dus geen toewijzing "agrarisch" doen in dergelijke gevallen. Als ze die "vreemde" eigendoms-verhoudingen tenminste te weten komt, en dat is maar zeer de vraag. Regelmatig zijn de lokale situaties nóg ingewikkelder, en wordt deels voor een lokale coöperatie een PCR (of de navolger regeling, SCE) project aangelegd, en wordt voor de agrariër in kwestie óók een installatie op andere of zelfs op dezelfde dak delen van het bedrijf aangebracht. U kunt er vergif op innemen, dat bij het CBS dergelijke complexe "mix installaties" volstrekt buiten de door hen gehanteerde indelingen vallen, en mogelijk verkeerd worden "toegewezen". Specialist in Agri-marketing, AgriDirect publiceert regelmatig "statistieken" van diverse agrarische sectoren die telefonisch worden bevraagd naar de aanwezigheid van, o.a. PV installaties, en/of plannen om dergelijke investeringen te gaan doen. Maar helaas zijn daar tot nog toe uitsluitend percentages van de "ja" beantwoorders binnen de bevraagde deelpopulaties uit voortgekomen. Daadwerkelijke aantallen PV projecten en, veel belangrijker nog, capaciteit volumes aanwezig dan wel gepland bij de bevraagde agrariërs, worden nooit benoemd. De beknopte resultaten van een laatste enquete op dit gebied, "1 op de 3 Nederlandse varkenshouders wil nieuwe stal, renoveren of verduurzamen", zijn 15 december 2021 gepubliceerd. 11,5% van de varkenshouders geeft aan dat ze de huidige stal(len) willen renoveren, en 4,4% wil de stal of het stalcomplex gaan verduurzamen (waarbij uiteraard zonne-energie een vaak gekozen optie is). Een half jaar eerder verscheen het artikel "1 op de 10 melkveehouders wil investeren in zonnepanelen" op de website. Grafiek inhoudelijk In bovenstaande grafiek is te zien dat in 2015 er wat capaciteit evolutie bij de nieuwe CBS cijfers betreft een lichte versnelling is te zien. Vermoedelijk de eerste effecten van de zeer succesvolle SDE 2014, waarvoor een toen spectaculair volume van 883 MWp aan projecten werd beschikt. Daarna groeiden de volumes zowel bij de aantallen installaties, als bij de capaciteit, gestaag op een uniek, hoog niveau, door. 2018 geeft een duidelijke extra versnelling te zien, met name bij de capaciteit uitbouw (steeds grotere staloppervlaktes per erf), tot een niveau van 594 MWp. In 2019 nam dat volume sterk toe naar - volgens het CBS definitief 1.053 MWp, een toename van 77% ! De agrarische sector werd daarmee de eerste die de magische piketpaal van 1 GWp is gepasseerd, al is het slechts "volgens de officiële CBS cijfers", waar wel wat vraagtekens bij kunnen worden gezet. De groei zette door in 2020, waarbij in de nu bijgestelde, nader voorlopige cijfers voor dat jaar al 1.474 MWp staat genoteerd voor de landbouw, een toename van 40% (en bijna 5% meer dan in de update van 9 juli 2021). Ook dit meest recente cijfer kan later nog worden bijgesteld door het CBS. Het capaciteit aandeel van de agrarische sector is in 2020 weliswaar 22,5% van het totale volume bij "niet-woningen" (6.559 MWp), maar is binnen dat markt segment wel langzaam aan het dalen. In 2019 was het iets hoger dan 26%, evenals in 2018, maar in 2017 was dat aandeel ruim 31%, en in 2015 zelfs nog ruim 41%. Het aandeel van landbouw is dus weliswaar nog steeds hoog, maar andere sectoren in de economie pakken jaar na jaar steeds meer "marktaandeel" ten koste van het aandeel van de landbouw. Wat logisch is, de SDE subsidie beschikkingen komen tegenwoordig "overal" in de maatschappij terecht. Zoals bij talloze bedrijven in industriegebieden, op grote distributiecentra (grote volumes !), en ook al meer bij de middenstand (waar het vaak om kleinere projecten gaat). Het aandeel PV vermogen in de landbouw sector is volgens de CBS methodiek eind 2020 13,5% van het totale volume aan capaciteit (eind 2020, bijgesteld, 10.949 MWp, zie paragraaf 6). Dat aandeel schommelde in de periode 2012 tm. 2020 tussen de 12,9% (2018) en 15,0% (2015). De eerste, nog zeer voorlopige resultaten voor het eerste half jaar van 2021 tonen een verdere krimp van de landbouw sector, onder voorbehoud van latere bijstellingen van de CBS cijfers. Getoonde 1.597 MWp accumulatie geeft een groei van 8,3% voor het eerste half jaar, wat op jaarbasis, bij gelijkwaardige groei, zou neerkomen op slechts zo'n 16 en een half procent toename. Veel lager dan de 40% groei in 2020. Ten opzichte van de categorie "niet-woningen", een volume van 7.566 MWp hebbend, medio 2021, heeft de landbouw een aandeel van 21,1%, weer lager dan de 22,5% in heel 2020. Ten opzichte van de totale accumulatie (alle installaties), 12.521 MWp medio 2021, is het aandeel van de aan landbouw toegewezen volumes nog maar 12,8%. Duidelijk lager dan de 13,5% in heel 2020. Dit alles, uiteraard, onder voorbehoud van te verwachten "substantiële wijzigingen" in de cijfers voor, met name, 2021. Aantallen installaties en gemiddelde capaciteit landbouw Bij de aantallen (inset linksboven in de grafiek) was de evolutie gelijkmatig, en hoog, met een versnelling sinds 2019. Eind 2020 werd een nader voorlopig volume van 22.553 PV installaties in de agrarische sector geteld door het CBS. Dat zijn er inmiddels 3.626 meer dan in 2019, maar er is voor 2020 ook een negatieve bijstelling geweest t.o.v. het in 9 juli vermelde totale aantal van 23.143 projecten. Genoemd volume van bijna 22,6 duizend installaties is ruim 19% van het totaal aantal PV installaties in de sector "niet-woningen" dat jaar (117.886). Het was echter slechts ruim 1,6% van het totaal aantal PV installaties in Nederland (1.374.708 in 2020), waarvan het totaal volume uiteraard in alle opzichten gedomineerd blijft worden door residentiële installaties ("woningen"). Eind 2019 lag dat niveau nog op 1,8%, eind 2015 lag het relatieve aandeel nog een stuk hoger, op 2,4%. Het aantal agrarische projecten is met de nog zeer voorlopige data voor medio 2021 verder gestegen naar 24.227 exemplaren, een groei van 1.674 installaties, en bij gelijkmatige groei in de tweede jaarhelft mogelijk resulterend in zo'n 3.348 nieuwe projecten in 2021. Wat op bijna 8% minder projecten zou komen dan in heel 2020. Ten opzichte van het totale volume aan het eind van medio 2021, 1.534.658 installaties, zou het aandeel aan agrarisch toegewezen projecten neerkomen op minder dan 1,6%. Gezien de verhoudingen bij "capaciteit" en "aantallen", is het duidelijk, dat in de agrarische sector vooral de wat grotere projecten aanwezig zijn. De gemiddelde systeemgrootte nam continu toe, van 17 kWp eind 2012, via 27 kWp eind 2015, naar maar liefst 65 kWp eind 2020 (nader voorlopig cijfer). Een toename met een factor 3,8 van de gemiddelde capaciteit, in 8 jaar tijd. Zoals we eerder onder paragraaf 8 zagen: Voor de categorie "niet-woningen" als geheel ging het systeemgemiddelde omhoog van 11 kWp (2012) naar "slechts" 56 kWp (2020). Weliswaar een ver-vijfvoudiging, waarschijnlijk veroorzaakt door de enorme schaalvergroting in de projecten sector (incl. grondgebonden installaties). Maar op dit punt doet de landbouw sector als geheel het gemiddeld genomen beslist nog beter, dan het geheel aan PV systemen in de sector "economische activiteiten". Vermoedelijk wordt dit veroorzaakt door een zeer groot volume "kleinere" zakelijke projecten, bij het MKB, en bijvoorbeeld bij bedrijfjes aan huis, die onder "zakelijk" worden geschaard. Die drukken het systeemgemiddelde in het segment "niet-woningen" omlaag. Energievoorziening sinds 2020 grootste marktsegment bij zonnestroom De sector energievoorziening is lange tijd eigenlijk een beetje een stiefkind van de trends in zonnestroom geweest. Ze was, afgezien van een zeer korte periode rond de millennium wisseling, toen er met subsidies werd gesméten door de toen verantwoordelijke economie minister(ie)s, richting dure projecten uitgevoerd door de toen nog energie monopolisten, de facto afwezig. De volumes bleven zowel wat aantallen betreft (2014: 183 projecten), als de bijbehorende capaciteit (2014 minder dan 8 MWp), zeer laag. Pas vanaf 2015 begint deze sector - opvallend - te groeien. Eind 2015 werd het volume al bijna verdrievoudigd (21 MWp), het jaar daarop was er zelfs een verviervoudiging van het geaccumuleerde volume in het voorgaande jaar (eind 2016 88 MWp). Voor de "statistiek surprise" gesignaleerd voor het kalenderjaar 2018, zie de bespreking in die sectie in een eerder overzicht. In 2017 volgde een groei van 45% tot een EOY volume van 128 MWp, in 2018 verviervoudigde de capaciteit weer tot een niveau van 480 MWp, en met de nu definitieve cijfers voor 2019 is dat weer met 77% toegenomen, tot 848 MWp. De nu nader voorlopige data voor 2020 laten wederom een spectaculaire groei zien. Nu al is er een capaciteit van 2.092 MWp bekend, een factor 2,5 maal het eindejaars-volume in het voorgaande jaar. En alweer dik 6% meer dan de 1.969 MWp die werd gerapporteerd in de update van 9 juli 2021. Daarmee heeft deze sector zich, zoals al eerder al door Polder PV voorspeld, "met stip" op plaats 1 gezet. Met maar liefst 42% meer volume dan bij de langjarige kampioen landbouw. Ook al is de capaciteits-groei spectaculair, deze subcategorie van het segment "niet-woningen" gaat in ieder geval nog steeds gepaard met relatief weinig projecten. Eind 2020 zijn er in de update van 10 december 2021 nog maar 1.340 installaties in de - zeer brede - sector energievoorziening als zodanig gemarkeerd door het CBS. Dat is wel 9,1% meer dan de eerder gerapporteerde 1.228 installaties in de update van juli dit jaar. Binnen deze sector, horen, naast steeds grotere rooftops die via allerlei, soms complexe, lease constructies door energiebedrijven en specifieke projectontwikkelaars actief in energie zaken op "vreemde daken van bedrijven en instellingen" worden aangebracht (denk aan grootheden als Sunrock, KiesZon), uiteraard ook de grote grondgebonden industriële projecten te worden gerekend. Die brengen massieve hoeveelheden volume in per project, en zullen dus de komende jaren een flinke extra boost gaan geven aan de evolutie van deze sector. De verhouding in de geaccumuleerde capaciteiten tussen landbouw en energievoorziening nam in 2017-2018 snel af, maar is daarna weer opgeveerd (met de huidige cijfers voor 2019): 2017 387 MWp/128 MWp (3,02 : 1), 2018 594/480 (1,24 : 1), 2019 1.053/848 (1,24 : 1). Met de nader voorlopige cijfers voor 2020 is voor het eerst in de historie deze verhouding omgeslagen, en een stuk kleiner dan 1 geworden: 1.474/2.092 geeft een verhouding 1 : 0,70. Dat de sector energievoorziening niet "lichtvaardig" genomen dient te worden, toont de evolutie van de systeemgemiddelde capaciteit. Deze is toegenomen van een al relatief hoge 61 kWp eind 2012, naar een spectaculaire 1.158 kWp, eind 2019. Voorlopig staat voor 2020 nu een systeemgemiddelde capaciteit van alweer 1.561 kWp in de boeken. Dat is al een ver-zes-en-twin-tig-voudiging (!) in 8 jaar tijd. De systeemgemiddelde capaciteit in de energiesector is eind 2020 ook al een factor bijna 24 maal het gemiddelde in de landbouw sector (65 kWp). Medio 2021 is deze ratio al ruim 24 maal zo groot geworden. Met elk groot grondgebonden project (vaak een paar MWp tot soms zelfs enkele 10-tallen MWp per stuk), met elk gloednieuw distributiecentrum waarvan het dak compleet wordt gevuld met zonnepanelen, onder een lease constructie met een energiebedrijf of een onafhankelijke projectontwikkelaar, vaak al 1 of zelfs enkele megawattpieken qua omvang, wordt dat verschil groter. Eind 2020 was het aandeel van de capaciteit bij projecten in de energievoorziening volgens de meest recente CBS cijfers resp. indeling, reeds gestegen naar 19,1% van het totale marktvolume. Medio 2021 is dit verder gestegen naar al 20%, een vijfde deel van de totale markt. (11) Nieuwbouw per kalenderjaar - afgeleide grafieken In de update van deze nieuwe sectie presenteer ik weer grafieken die zijn afgeleid van de exemplaren verzameld in de eerste paragrafen. Ditmaal toon ik de jaarlijkse nieuwbouw bij verschillende parameters, die ook zeer informatief zijn met betrekking tot een betere interpretatie van de ontwikkelingen op de Nederlandse zonnestroom markt. Deelgrafieken zijn gemarkeerd met een letter. Omdat er slechts accumulatie data vanaf kalenderjaar 2012 zijn opgegeven door CBS (cijfers volgens de nieuwe onderzoeks-methodiek), kon pas vanaf 2013 de groei per kalenderjaar worden bepaald. In de huidige update zijn de cijfers voor 2019 wederom definitief, voor 2020 "nader voorlopig" (bijgesteld t.o.v. de vorige update), en de toename in het eerste half jaar van 2021 betreft nieuwe, nog zeer voorlopige cijfers, die ongetwijfeld later nog fors zullen worden bijgesteld. (a) Jaarlijkse groei van totaal aantal PV installaties, per provincie gestapeld Zie ook exemplaar cijfers tm. 2020 (9 juli 2021; data 2020 in huidige exemplaar aangepast, 2021 H1 toegevoegd) In deze eerste grafiek het nieuwe totaal aantal PV installaties per kalenderjaar van 2013 tm. 2020, en eerste half-jaar groei cijfers voor 2021. Na een lichte inzinking in 2014 (bijna 78 duizend installaties nieuw t.o.v. bijna 84 duizend in 2013, en een tijdelijke iets verhoogde stabilisatie in 2015-2016 (bijna 100 duizend - 98 duizend nieuwe installaties per jaar), begonnen de jaarvolumes rap toe te nemen. Van 142 duizend PV installaties in 2017 via 206 duizend in 2018, en ruim 274 duizend in 2019, tot alweer een nieuw jaar record, van 312.443 nieuwe PV installaties in kalenderjaar 2020 (nader voorlopige data). Dat is een groei van de jaarlijkse aanwas van bijna 14% t.o.v. het al zeer hoge nieuwe volume in 2019. En wel, in Corona-jaar 2020. De toename in 2019 was, met de meest recente, definitieve data, zelfs ruim 33% t.o.v. de jaargroei in 2018. Met de bijgestelde cijfers voor 2020 is 1,84% van het totale volume toegevoegd, t.o.v. de update van 9 juli dit jaar (5.644 installaties). Ten opzichte van de update van 9 juli 2021, met toen nog een zeer voorlopige status tot en met 2020, zijn in de rating volgorde volgens de actuele situatie in de eerste jaarhelft van 2021, Overijssel en Utrecht van plaats verwisseld. Bij de onderlinge verhoudingen kunnen andere provincies het "best" hebben gepresteerd in afzonderlijke kalenderjaren. In 2020 en de eerste jaarhelft van 2021 is, als vanouds, Noord-Brabant het beste jongetje van de klas (in 2020 ruim 56 duizend nieuwe projecten, medio 2021 al dik 30 duizend nieuwe PV installaties), gevolgd door het bekende trio Zuid-Holland, Gelderland, en Noord-Holland (2020: bijna 46 duizend tot ruim 40 duizend nieuwe PV installaties; medio 2021 bijna 23 duizend tot ruim twintig duizend nieuwe projecten). Limburg volgt op afstand, met bijna 25 duizend, resp. dik 13 duizend nieuwe installaties. In 2020 kwam toen eerst Utrecht, nog voor Limburg (bijna 24 duizend, resp. ruim 23 duizend nieuw), maar in de eerste helft van 2021 was de volgorde andersom, waarbij Overijssel al ruim 12 duizend nieuwe installaties telde. Friesland kan nog enigszins meekomen bij de nieuwbouw, met bijna 17 duizend nieuwe installaties in 2020, en ruim 8.400 in het eerste half jaar van 2021. De hoeveelheden lopen sterk af in de staart van het peloton, Groningen, Drenthe, Flevoland en Zeeland . Met in 2020 tussen de bijna 14 duizend en ruim 6.500 nieuwe PV installaties. En in de eerste jaarhelft van 2021 bijna 8 duizend tot ruim 3.300 nieuwe installaties. Van 66 nieuwe projecten kon nog geen provincie toewijzing worden gedaan door het CBS in het jaar 2020. In de eerste jaarhelft van 2021 zijn er 18 projecten minder zonder zo'n toewijzing (niet zichtbaar in de grafiek), daarvan is de identiteit kennelijk "opgelost". Noord-Brabant had bij de jaargroei in 2020 een aandeel van 18% van het totaal volume, Zeeland slechts ruim 2%. De 4 provincies met de grootste groei volumes claimden 58,9% van het totaal volume in 2020, in de eerste jaarhelft van 2021 was het 58,8%. Bij een vergelijkbare groei in de tweede jaarhelft, kan het nieuwe jaarvolume in 2021 hoger gaan worden dan het record volume in 2020. Hoeveel het verschil zal bedragen, zal pas veel later duidelijk gaan worden, als meer en actuelere cijfers van het CBS bekend zullen gaan worden. (b) Jaarlijkse groei van totaal aantal PV installaties, per provincie gestapeld - segmentatie woningen en "bedrijven" Zie ook exemplaar cijfers tm. 2020 (9 juli 2021; data 2020 in huidige exemplaar aangepast, 2021 H1 toegevoegd) In deze tweede grafiek worden de hoeveelheden getoond in het voorgaande exemplaar (onder a) uitgesplitst naar de nieuwe jaar volumes bij woningen (grote grafiek), resp. ditto voor de nieuwe hoeveelheden installaties bij de "bedrijven" ("niet-woningen", inset linksboven), wederom van 2013 tm. 2020, en achteraan het nog zeer voorlopige nieuwe volume in het eerste half jaar van 2021. Het meest opvallende aan deze dubbel-grafiek is, dat het aantal nieuwe PV projecten op woningen in 2020 weer fors is toegenomen, maar dat in de sector "bedrijven", er een zeer grote terugval van het nieuwe aantal projecten is opgetreden in dat jaar. Feitelijk meer dan een halvering. Vermoedelijk is dat deels een effect van de Covid pandemie, waarbij met name de oplevering van rooftop installaties mogelijk tijdelijk problematisch is geworden. Deels is het waarschijnlijk een forse terugval na een tijdelijke hausse aan kleinere SDE beschikte projecten in 2019 geweest, waarvoor de beschikkingen dreigden te verlopen als er niet zou worden opgeleverd in dat jaar. Dit heeft echter, best wel byzonder, verder geen negatieve gevolgen gehad voor de capaciteits-ontwikkeling in 2020. Die is juist enorm toegenomen (zie grafieken in de volgende 2 secties). Ten opzichte van de update van 9 juli jl. zijn de wijzigingen in de jaargroei volumes fors geweest, en vertonen ze een grote divergentie. Voor marktsegment woningen werd namelijk 5,3% jaarvolume toegevoegd (14.890 projecten), in de bedrijfs-sector resulteerde de nieuwe update juist in een fors neerwaartse bijstelling van maar liefst 37% (!), 9.246 "nieuwe" installaties minder. Het CBS laat zich niet uit over een verklaring van deze aanzienlijke negatieve bijstelling. Bovenstaande daargelaten: De tot nog toe geregistreerde nieuwe aantallen projecten voor de eerste jaarhelft van 2021 nopen tot voorzichtig optimisme: die laten, als ze representatief zouden zijn voor het hele jaar, een kleine groei zien t.o.v. de jaarvolumes in 2020. Zoals gezegd groeide de residentiële markt onstuimig verder, van bijna 132 duizend nieuwe residentiële installaties in 2017 via bijna 192 duizend in 2018, en bijna 240 duizend in 2019, naar alweer een nieuw record volume van 296.574 exemplaren in 2020 (nader voorlopige cijfers). Een groei van 23,7% t.o.v. de aanwas in 2019, die al fenomenaal was. Bij de bedrijfsmatige projecten was de "dip" in 2014 iets scherper dan bij woningen (bijna 7 en een half duizend nieuwe installaties, in 2014 nog ruim 8.600 nieuwe projecten). Na een stabilisatie in 2015-2016 (ruim 8 en een half duizend nieuwe projecten/jaar) ging ook daar het gas er op. Met dik 10 duizend nieuwe installaties in 2017, via ruim 14 duizend (2018), naar een opmerkelijk jaar record van 34.704 nieuwe installaties in 2019 ("definitieve" cijfers). Het CBS had in een eerdere revisie voor 2019 juist het aantal 69% opwaarts bijgesteld, in tegenstelling tot de nu (fors) neerwaarts bijgestelde volumes voor 2020. De groei van het nieuwe jaarvolume in 2019 was in ieder geval, met de definitieve data spectaculair: 143% hoger dan de aanwas in 2018. 2020 geeft na de flinke wijzigingen een zeer sterk afwijkend beeld te zien voor de bedrijfsmatige sector. Er zijn, met de nu nader voorlopige cijfers, slechts 15.869 projecten bijgekomen, inmiddels minder dan de helft van het aantal dat werd toegevoegd in 2019 (!). Weliswaar kan het volume voor de nieuwbouw in 2020 nog steeds worden aangepast, maar het lijkt niet waarschijnlijk dat dat dramatisch hoger zal gaan worden dan de actuele cijfers van het CBS. T.o.v. de update van 9 juli 2021 zijn er geen volgorde wijzigingen geweest, indien gesorteerd wordt op de actuele volgorde voor het eerste half jaar van 2021. Noord-Brabant was ook in 2020 en de eerste helft van 2021 weer top-runner, bij zowel de residentiële (52.777 resp. 28.183 nieuwe exemplaren), als bij de bedrijfsmatige installaties (3.314 resp. alweer 2.020 nieuwe PV projecten). Er zijn duidelijke verschillen in de ratings tussen de sectoren woningen en "niet-woningen". Bij de woningen staat in 2020 en de 1e helft van 2021 Zeeland op de laatste positie, met 6.038 resp. 3.107 nieuwe installaties. Bij de bedrijfsmatige projecten is het echter Flevoland, met maar 361, resp. 187 nieuwe projecten in die periodes. Zuid-Holland staat op de 2e positie bij de nieuwe PV projecten op woningen, maar is pas vierde in de rating voor de installaties in de bedrijfsmatige sector. Overijssel komt bij de groei bij de woningen pas op de 7e positie, maar in het segment economische activiteiten staat ze op de vijfde plaats. De vier meest impact makende provincies (NB, ZH, Gld, en NH) hadden bij de nieuwbouw in 2020 een aandeel van 174.932 installaties bij woningen (59% van totaal volume in die sector). In de sector economische activiteiten hebben de vier grootste contribuanten (volgorde: NB, Gld, NH en ZH) in dat jaar 9.025 exemplaren toegevoegd (bijna 57% van het totaal in dat segment). Dat laatstgenoemde volume was slechts 43% van de zeer hoge toevoeging van deze vier provincies in 2019 (20.824 nieuwe projecten). Aan de dikte van de kolom-schijven is te zien dat de volgorde van de ratings tussen de provincies verschillend is geweest in eerdere jaren, t.o.v. de situatie in het eerste half jaar van 2021 (waarop in onderhavige grafiek is gesorteerd). De volgordes kunnen dus voor elke update, en voor elk kalenderjaar, altijd verrassingen in petto hebben. (c) Jaarlijkse groei van totale PV capaciteit, per provincie gestapeld (in MWp) Zie ook exemplaar cijfers tm. 2020 (9 juli 2021; data 2020 in huidige exemplaar aangepast, 2021 H1 toegevoegd) Naar analogie van het exemplaar getoond in paragraaf 11a, hier de nieuwe totale PV capaciteit per kalenderjaar van 2013 tm. 2020 (2019 definitief, 2020 nader voorlopige cijfers), en achteraan de nog zeer voorlopige resultaten voor de nieuwbouw in het eerste half jaar van 2021. Hier is, ten eerste, weinig te bemerken van een "inzinking" in 2014 (bijna 358 MWp nieuw t.o.v. bijna 363 MWp in 2013). Daarna begon de sector stapsgewijs te groeien (ondanks ongeveer stabilisatie van de nieuwe aantallen projecten), van 519 MWp in 2015, via 609 MWp in 2016, naar al een behoorlijk volume van bijna 776 MWp in 2017. Daarna gingen de nieuwe volumes zeer hard omhoog, die een duidelijke indicator zijn van de enorme schaalvergroting in de Nederlandse solar sector. Van 1.698 MWp nieuwbouw in 2018 tot een tijdelijk nieuw record van 2.617 MWp in kalenderjaar 2019. Dat was een groei van de jaarlijkse aanwas van ruim 54% t.o.v. het nieuwe volume in 2018. Veel hoger dan de 33% bij de jaar groei bij de nieuwe aantallen projecten (paragraaf 11a), en wederom een duidelijke aanwijzing van de schaalvergroting van de markt, met gemiddeld genomen steeds grotere projecten. T.o.v. het gerapporteerde volume in de update van juli 2021 (3.491 MWp) is er in de tussentijd voor het kalenderjaar 2020 alweer 232 aan nieuwe capaciteit gevonden door het CBS, een toename van bijna 7%. Belangrijk om te onthouden voor de interpretatie van de nu nog zeer voorlopige cijfers voor de eerste jaarhelft van 2021, want daar zou ook weer zoiets mee kunnen gebeuren. In 2020 zou volgens de huidige cijfers nu al reeds een nieuw record volume van 3.723 MWp zijn toegevoegd, dik 42% meer dan bij de aanwas in 2019. De volgordes per jaar zijn fors verschillend. Dit is grotendeels het resultaat van het vrij onvoorspelbare implementeren van grote zonneparken, die een hoge impact hebben, met name op de jaarlijkse groei volumes per regio. Bijvoorbeeld Groningen, wat lange tijd ergens achterin lag wat groei tempo betreft. In 2019 opeens flink groeide en op de 5e plaats kwam. In 2020 in 1 keer op de 2e plek door toevoeging van enkele grote zonneparken. Maar vervolgens, in de eerste jaarhelft van 2021, weer net zo hard terugzakte naar de laagste regionen, omdat er, tijdelijk, nauwelijks grote projecten werden gebouwd. Het is ook nog mogelijk dat het CBS opgeleverde zonneparken in die periode nog niet heeft geregistreerd. Bij Polder PV is echter maar 1 groter nieuw zonnepark bekend in Groningen, opgeleverd in het voorjaar van 2021, wat in die cijfers zou moeten zitten. Deze forse tempo wisselingen in de jaargroei volumes zien we vooral terug in provincies met grote SDE portfolio's, met name de zonnepark aandelen daar in. Zo is Drenthe opeens op de derde positie beland in het eerste half jaar van 2021. De reden is makkelijk te raden: het grootste zonnepark van Nederland, Vloeivelden Hollandia, werd toen opgeleverd in de gemeente Borger-Odoorn. Een ander mij bekend nieuw zonnepark met meer dan 10 MWp zal in dat eerste half jaar Drenthe verder geholpen hebben de positie tijdelijk te verstevigen. In eerdere jaren zien we Drenthe echter nog in de lagere regionen terug, toen er nog nauwelijks zonneparken werden gebouwd. In 2020 en de eerste jaarhelft van 2021 blijft Noord-Brabant "met stip" het beste presteren (bijna 650 resp. alweer 375 (!) MWp). In 2020 bij de jaargroei nog gevolgd door Groningen (!), Gelderland, en Overijssel (451 tot 345 MWp nieuwbouw in dat jaar). Maar in het eerste half jaar van 2021 met weer een zeer verschillend lijstje volgers, Gelderland, Drenthe, resp. Noord-Holland (226 tot 136 MWp reeds bekend in die eerste 6 maanden, met nog de nodige wijzigingen te verwachten). Op de volgorde in deze laatste kolom zijn alle andere (jaar) kolommen mee gesorteerd. Het totale nieuwbouw volume van de vier meest impact makende provincies was in 2020 1.880 MWp, 50,5% van de totale toegevoegde capaciteit in dat jaar. In de eerste jaarhelft van 2021 was de toevoeging bij de toen "bovenaan" staande provincies 906 MWp, wat al bijna 58% van het tot nog toe door het CBS bepaalde totale half-jaar volume is geweest. De verwachting is, dat met name in deze cijfers nog wel het een en ander zal gaan wijzigen in latere CBS updates. Hekkensluiter was in 2020 Zeeland met ruim 108 MWp nieuwe capaciteit in 2020 (enigszins neerwaarts bijgesteld vanwege wijzigingen door het CBS t.o.v. de update van 9 juli jl.). Het verschil tussen Noord-Brabant en de buur-provincie in het westen was in dat jaar een hoge factor 6,0. In 2018 was het verschil tussen Brabant en toenmalig rode lantaarn drager Flevoland nog een factor 5,3. Die verschil factor blijkt dus, met de nieuwste CBS cijfers, te zijn gestegen. In de eerste jaarhelft van 2021 is het weer Flevoland met het - voorlopig - laagste nieuwbouw volume (bijna 28 MWp). De verschilfactor met het nieuwbouw volume van de grootste contribuant Noord-Brabant, is nog een stuk groter geworden, een factor 13,6. Er kon nog geen provincie toewijzing worden gedaan door het CBS voor 3,9 MWp aan nieuwe capaciteit in 2020, resp. 5,4 MWp in de eerste jaarhelft van 2021 (oranje segmentjes bovenaan de kolommen).
(d) Jaarlijkse groei van totale PV capaciteit, per provincie gestapeld - segmentatie woningen en "bedrijven" Zie ook exemplaar cijfers tm. 2020 (9 juli 2021; data 2020 in huidige exemplaar aangepast, 2021 H1 toegevoegd) Woningen - In deze laatste grafiek van dit kwartet worden de nieuwe PV capaciteiten per jaar getoond, naar analogie van de eerder getoonde grafiek (onder b) voor de aantallen nieuwe projecten per jaar. Wederom hier uitgesplitst naar de nieuwe jaar volumes bij woningen (grote grafiek), resp. ditto voor de nieuwe PV capaciteiten bij de "bedrijven" (inset linksboven), van 2013 tm. 2020 (het laatste jaar met bijgestelde cijfers), en rechts wederom nog zeer voorlopig data voor de eerste jaarhelft van 2021. Bij de woningen was er weer een lichte terugval van ruim 249 (2013) naar 240 MWp nieuw volume in 2014, gevolgd door een hoger niveau van 301 tot 289 MWp in 2015-2016. Ook hier nam de groei vanaf 2017 snel toe. Van 420 MWp nieuw volume op woningen in 2017 via 647 MWp in 2018, en 908 MWp in 2019, naar alweer een nieuw record volume van (bijgesteld) 1.153 MWp in 2020. De eerste maal in de Nederlandse geschiedenis dat er meer dan een GWp aan residentiële solar in een jaar tijd is toegevoegd aan het toch al sterk gezwollen totaal volume. De groei t.o.v. de aanwas in 2019 is daarmee maar liefst 27% geworden, een fenomenale prestatie. Dit wederom hoge groei-percentage volgde op de zeer sterke groei in 2019, toen zelfs een spectaculaire toename van ruim 40% t.o.v. de aanwas in 2018 werd genoteerd. Van "zorgen over" de aangekondigde afbouw van de salderings-regeling in de residentiële markt was in ieder geval ook in het eerste Covid jaar 2020 absoluut geen sprake, dat markt segment bleef groeien als kool. Ook voor de eerste jaarhelft van 2021 zijn de - nog wel zeer voorlopige - cijfers beslist bemoedigend, want met 566 MWp aanwas, en een veronderstelling van gelijkmatige groei in de 2e jaarhelft, zou je al op een potentieel groeivolume van 1.132 MWp kunnen uitkomen in het woning segment. Grofweg even hoog als in record jaar 2020. Noord-Brabant blijft bij de jaargroei cijfers in 2020 en in de eerste jaarhelft van 2021 wederom haar stempel drukken in de residentiële sector, met inmiddels ruim 221, resp. 116 MWp (19% resp. bijna 21% van de nieuwe totaal volumes in die periodes). In de rating volgorde zijn in het eerste half jaar voor 2021 twee wijzigingen t.o.v. de 9 juli 2021 update tm. het jaar 2020: Zuid-Holland en Gelderland zijn van positie gewisseld op de 2e en 3e plaats, en lager in de rating is hetzelfde geschied met de posities van Groningen en Friesland. Dit kan in een later stadium echter beslist nog wijzigen, bij veranderingen in de brondata bij het CBS. Na Noord-Brabant volgen in 2020 de "usual suspects" Gelderland, Zuid- en Noord-Holland (164-132 MWp nieuwbouw). De eerste vier provincies claimen bij de nieuwbouw een volume van ruim 674 MWp op residentiële daken, maar liefst ruim 58% van het totale volume in die sector. Limburg komt nog aardig mee (99 MWp), Overijssel (87 MWp) en Utrecht (81 MWp) zitten al een stuk lager. In aflopende reeks eindigt het overzicht bij Friesland, Groningen, Drenthe, Flevoland, en hekkensluiter Zeeland (tussen de 61 en 24 MWp nieuwbouw in 2020). Van 0,6 MWp aan residentiële capaciteit kon nog geen toewijzing gedaan worden aan een provincie, dat flinterdunne segment is bovenaan de kolom voor 2020 weergegeven. Bij de toename in het eerste half jaar van 2021 is er een "negatieve groei" in dat segment, 47 kWp. Economische activiteiten / "bedrijven" - In eerste instantie was er in ieder geval geen sprake van "een dip" in 2014, er werd 3 MWp meer jaarvolume gemeld dan de 114 MWp in 2013. Vervolgens groeiden de jaar volumes aan, van 218 MWp in 2015, 320 MWp in 2016, en 355 MWp in 2017. 2018 gaat de geschiedenis als het "piketpaal jaar" wat de groei van bedrijfsmatige PV project volumes betreft. In een keer kwam het jaarvolume al boven de GWp uit in dat marktsegment. Getoonde 1.051 MWp was al een factor 3 maal zo groot dan de jaargroei in 2017 (groei van 196% t.o.v. nieuw volume in 2017). Ook daarna ging er nog een flinke schep bovenop, met een nieuw record jaar volume van 1.709 MWp in 2019. De groei was in dat jaar 63% hoger dan de aanwas in 2018. En alsof dat nog niet genoeg was, volgde met de voorlopige CBS cijfers voor 2020 alweer een toename van ruim 20% t.o.v. de aanwas in 2019, en werd een nieuw record kalenderjaar volume bereikt van, alweer flink opwaarts aangepast in de huidige update, 2.570 MWp. De eerste maal in de geschiedenis dat er vér over de 2 GWp nieuwbouw in het "bedrijfs-segment" werd bereikt. De relatieve jaargroei tussen 2019 en 2020 is, met de huidige update voor de bedrijfs-volumes bijna het dubbele van het niveau bij de residentiële installaties geworden, ruim 50% t.o.v. bijna 27%. En pakt daarmee steeds meer aandeel bij de totale vermogens in de gehele markt. In absolute zin was de niet-residentiële markt al lang het jaar volume van de woning markt ver voorbij in 2018. In 2020 zijn de verhoudingen inmiddels opgelopen tot 2.570 MWp nieuw "economische activiteiten", t.o.v. 1.153 MWp nieuw residentieel, inmiddels al een factor 2,2 maal zo veel volume. In 2019 was die verhouding nog een factor 1,9, in 2018 1,6, en in 2017 zelfs 0,9 (residentieel toen een nog groter volume dan bedrijfs-matig). M.a.w., ondanks de blijvend sterke groei van de residentiële markt, groeit het bedrijfs-matige segment nóg harder. Daarbij vooral ook geholpen door de enorme volumes inbrengende grondgebonden zonneparken, en de grote bedrijfshallen die met "full generator" worden opgeleverd. In de vorige update (9 juli 2021) werd nog gerept van een unieke gebeurtenis, waarbij Noord-Brabant in het bedrijfs-segment in 2020 net aan door provincie Groningen zou zijn geklopt bij de nieuwe jaarvolumes. Groningen heeft, met een forse input van enkele grote zonneparken (Duurkenakker, Stadskanaal, Vlagtwedde) inderdaad goed gescoord, maar de nieuwste data update van het CBS laat nu zien, dat Noord-Brabant toch weer de eerste positie op het erepodium heeft beklommen. Met nu 428 MWp nieuwbouw, t.o.v. 401 MWp voor Groningen, is Noord-Brabant in dit segment goed voor 16,7% van het totaal volume (2.570 MWp). De volgorde bij de andere provincies is in dit segment weer flink opgeschud t.o.v. de CBS update van 9 juli jl., voor kalenderjaar 2020. In de eerste jaarhelft van 2021 is, bij Noord-Brabant als blijvende leider, Groningen weer naar de achterste regionen verwezen, Drenthe is op de derde plaats terecht gekomen bij de groei in het eerste half jaar, gevolgd door Overijssel. Friesland verdween verder naar de achterhoede (naar de 6e plek van onder, bij de groei in de eerste 6 maanden van 2021). Kristalhelder blijft, dat de rating volgorde van de nieuw toegevoegde jaarlijkse capaciteits-volumes bij de sector "economische activiteiten" sterk verschilt van het beeld bij de woningen (grote grafiek). De primaire oorzaak hiervan is de finale netgekoppelde oplevering van grote zonneparken, die een majeure invloed op de rating in het "bedrijfs-segment" hebben. En daarbij een significante impact hebbend, tot op het provinciale niveau. De impact van de vier grootste volumes contribuerende provincies, NB, Gr, Gld en Ov, was, met de bijgestelde cijfers, voor heel 2020 1.358 MWp, 53% van het totaal volume. In de woningmarkt was het aandeel van de 4 grootste contribuanten (incl. 2 andere provincies) een stuk hoger, 58%. In 2019 was het aandeel van de toen grootste vier contribuanten voor het bedrijfs-segment (NB, Gld, Gr en NH) 51%. Voor het eerste half jaar van 2021 hebben de vier grootste partijen, NB, Gld, Dr & Ov voorlopig 645 MWp in de boeken staan, goed voor maar liefst 64% van het totale volume. Ook in de huidige grafiek is weer aan de dikte van de kolom-schijven in het verleden te zien dat de volgorde van de ratings tussen de provincies - soms sterk - verschillend is geweest in eerdere jaren, t.o.v. de situaties in het jaar 2020, en in het eerste half jaar van 2021 (waarop in onderhavige grafiek is gesorteerd). Onder anderen bij Groningen zijn die verschillen goed te zien, wat met name in dat geval sterk afhankelijk is van de oplevering van 1 of meer grote zonneparken in het betreffende jaar. Daar blijft het niet bij, er staat nog heel wat meer volume beschikt, en daarbovenop is er nog een aardige hoeveelheid plannen voor nieuwe zonneparken in die provincie. Bovenaan is nog net in de kolom voor het bedrijfsmatige segment in de eerste helft van 2021 een "splinter" segment te zien met installaties die nog niet aan een provincie toegewezen konden worden. Dat betreft een marginaal volume van 5,5 MWp. Ontwikkelingen op het niveau van gemeentes In deze sectie presenteer ik enkele grafieken met de evolutie van aantallen PV installaties en gerealiseerde capaciteiten (MWp) in de Nederlandse gemeentes, met de voorlopige cijfers voor 2020. Wederom ontleend aan de brontabel verstrekt door het CBS, met andere selectie criteria om de data op tafel te krijgen. De volumes bevatten alle installaties, dus zowel op woningen, als op andere daken, en ook de nog niet zo frequent voorkomende grondgebonden projecten en enkele drijvende zonneparken, en andere onbenoemde categorieën. (12) Verdeling en evolutie van aantallen PV projecten over de Nederlandse gemeentes (2021 H1*)
In bovenstaande grafiek de volledige serie gemeentes (352 volgens status 2021, 3 minder dan in 2020, en 28 minder dan de 380 in 2018, zie Wikipedia voor uitstekend overzicht van de volledige sequentie herindelingen, en bericht CBS per 1-1-2022 alweer naar 345 gemeentes) met de aantallen PV installaties per plaats, in aflopende volgorde van links naar rechts. Hier tussenin heb ik op de betreffende positie in een zwarte kolom het gemiddelde van de volumes in al deze gemeentes weergegeven. Medio 2021 was dat 4.359 installaties per gemeente, in 2020 was dat nog 3.871 volgens de meest recente cijfers over dat jaar (nader voorlopig, bijstelling van eerdere 3.855). In 2019 was het 2.991 (definitieve cijfers). Dit om een indruk van de verdeling over de gemeentes, halverwege 2021, te krijgen. Een relatief kleine "voorhoede", met meer dan 22.000 tot bijna 9.900 installaties per gemeente, vinden we helemaal links in het diagram. Deze eerste 25 worden in de vervolg grafiek in meer detail getoond. Dan een hele lange continu aflopende reeks gemeentes met volumes tussen de 9.900 en ruim 2.500 installaties op hun gebied (217 gemeentes). Gevolgd door een lange staart van 110 slecht meekomende gemeentes met minder dan 2.500 projecten op hun grondgebied. Waarvan Schiermonnikoog (Fr., 179, 30 installaties meer dan in 2020), Vlieland (Fr., 194), en Rozendaal (Gld, 263 stuks), om verschillende redenen de rode lantaarn (blijven) dragen. De Wadden-eilanden omdat ze klein zijn en maar weinig woningen cq. vaste inwoners hebben. Rozendaal bij Arnhem (Gld), ook zeer klein, is een nogal "eigenwijze" gemeente met zeer rijke inwoners, die kennelijk andere - belangrijker ? - dingen aan hun hoofd hebben dan de installatie van veel zonnepanelen, al is er beslist ook daar wat vooruitgang geboekt. Niet in de grafiek opgenomen is er nog een contingent met 407 PV installaties die kennelijk (nog) niet waren in te delen bij enige gemeente, volgens de voorlopige CBS data voor medio 2021. In deze 2e grafiek toon ik de 25 gemeentes met de meeste aantallen PV installaties op hun grondgebied, gesorteerd van links naar rechts. In hun al enige jaren voortdurende "strijd" heeft Utrecht (Ut) in de huidige versie voor medio 2021 haar top positie t.o.v. Amsterdam (NH) weer iets uitgebouwd in vergelijking met de situatie in de update van 9 juli, voor EOY 2020. Met 22.318 PV-installaties op haar dichtbevolkte grondgebied. In de update van 10 december 2020 stond Amsterdam voor het kalenderjaar 2019 nog bovenaan, maar volgens de meest recente data voor dat jaar bleek dat toch ook Utrecht te zijn geweest (destijds: 15.177 installaties). In 2017 was Almere nog derde, maar die stad in Flevoland is inmiddels weg gezakt naar de zesde plaats. Ze heeft plaats gemaakt voor de gemeentes Groningen (Gr, 21.264 projecten), die in de huidige update zelfs iets voor ligt op Amsterdam (NH, 21.167), Eindhoven (NB, 19.470 exemplaren), en Apeldoorn (Gld, 16.684 exemplaren). Tilburg is 2 posities gestegen en op plaats 9 in de top tien gearriveerd, Haarlemmermeer is uit de top tien weg gezakt. Voor commentaar op de hoge positie van gemeente Groningen, zie ook intermezzo 3 in de update van 10 december 2020. Nieuw in de top 25 zijn sedert de update van 9 juli 2021 voor 2020 Breda (NB, 24e plaats, met 9.988 projecten), en Oss (NB, 25e, met 9.898 projecten). Arnhem (Gld) en Assen (Dr) zijn weggezakt uit de top 25 (status 9 juli 2021, over 2020), naar de 27e, resp. 26e positie. Inmiddels is Noord-Brabant veruit de best scorende provincie in de top-25, met 6 vertegenwoordigers (2 meer dan in de update van 9 juli jl.). Gelderland raakte er 1 kwijt en zit nu, samen met Noord- en Zuid-Holland, op 3 gemeentes in deze top-25 rating. Drie provincies hebben telkens 2 vertegenwoordigers (Fr, Ov en Ut). Groningen, Drenthe, Flevoland en Limburg hebben slechts 1 gemeente in de top-25, Zeeland heeft er in het geheel geen. De eerste Zeeuwse gemeente, Terneuzen, staat pas op de 58e plaats. De eerste 25 gemeentes hebben gezamenlijk 354.911 PV installaties staan, 23% van het totale volume, medio 2021 (zelfde relatieve aandeel als beste 25 in 2019 en 2020). Het gemiddelde voor alle gemeentes is 4.359 stuks (excl. nog niet ingedeelde exemplaren), weergegeven door de horizontale blauwe streepjeslijn in de grafiek. Dat gemiddelde was trouwens eind 2012, met de meest recente gemeente indeling die het CBS hanteert, nog maar 239 installaties per gemeente, eind 2015 970 stuks, en eind 2020, met de nog nader voorlopige data voor dat jaar, 3.871 exemplaren. Medio 2021 waren er gemiddeld genomen dus 18,2 maal zo veel PV installaties per gemeente dan in 2012. Wederom een zoveelste voorbeeld ter illustratie van de fenomenale groei van zonnestroom in Nederland, in dit geval m.b.t. de aantallen installaties. Mijn eigen gemeente, Leiden (ZH), blijft een matige middenmoter, maar is sedert 2019 wel wat omhoog geklommen. Ze stond in 2018 op de 77e plaats, in 2019 zelfs maar op de 86e. In 2020 was het weer op positie 77 (nader voorlopige CBS cijfers). Medio 2021 staat ze op de 75e plaats, met 5.907 PV installaties. Daarvan waren er 5.712 te vinden op woningen, wat een véél hoger aantal is dan wat de gemeente zelf leek te suggereren in een artikel op Sleutelstad.nl (nl: slechts ruim 4.000). En waar Polder PV op 15 december 2021 een correctie tweet over plaatste. In de derde grafiek van deze paragraaf laat ik de evolutie zien van de aantallen PV projecten bij de medio 2021 best presterende 25 gemeentes, tussen de jaren 2012 en 2020, en, rechts in de grafiek als serie punten, de status voor halverwege 2021. De gemeentes zijn van boven naar onder gesorteerd in de legenda, in aflopende aantallen bereikt medio 2021, volgens de nog zeer voorlopige CBS cijfers voor dat ijkpunt, afgeleid uit de dataset gepubliceerd op 10 december 2021. Voor de eerste vier gemeentes (Utrecht, Groningen, Amsterdam, en Eindhoven), die vér voor liggen bij de rest van de top 25, heb ik de toen bereikte accumulaties ook cijfermatig weergegeven. Onderaan heb ik de evolutie van het gemiddelde voor alle gemeentes weergegeven, met de bereikte omvang eind 2020 (nader voorlopig) en medio 2021 (1e schatting) wederom met de bijbehorende volumes aangegeven (zwarte streepjes-lijn). Duidelijk is de enorme progressie van de aantallen PV projecten per gemeente, in deze periode van 8 en een half jaar. Veel gemeentes vertonen ongeveer vergelijkbare trends. Maar er zijn ook exemplaren die duidelijk afwijkende "routes" vertonen. Er zijn gemeentes die in recente jaren duidelijke versnellingen in de curves laten zien, zoals kampioen Utrecht (Ut), Amsterdam (NH), Groningen (Gr), Eindhoven (NB), en Apeldoorn (Gld). Almere (Fl) versnelde vooral in 2017, maar zakte qua tempo in 2018 weer terug, waardoor ze haar toenmalige 2e plaats aan de hoofdstad kwijtraakte. De groei trok in 2019-2020 weer aan, maar niet voldoende om een erepodium plaats te kunnen bezetten. De snel PV installaties bij bouwende gemeentes Eindhoven en Apeldoorn haalden haar zelfs in. Wel is Almere iets dichter naar Apeldoorn toe gekropen medio 2021. Daarnaast zijn er gemeentes die enkele jaren geleden door veel activiteit in de bovenste regionen verkeerden, maar die om diverse redenen het tempo met nieuwe PV projecten van de laatkomers niet meer konden bijhouden. Zo is destijds kampioen Den Haag (ZH) in 2012, gaandeweg door meerdere gemeentes ingehaald en belandde ze in een mediane cluster in deze top-25 rating, medio 2021. Het ook vroeg actieve Heerhugowaard (NH), vooral beroemd geworden door de "Stad van de Zon", is in een vorige update al weggevallen uit de top 25, verder weg gezakt in de gemeente rating, en nu pas op de 40e plek terug te vinden. Naast gemeentes die een relatief "strak" verloop kennen (Den Haag bijvoorbeeld, ZH), zijn er ook wier evolutie een heel wat grilliger karakter kent. Zoals Haarlemmermeer (NH), wat een versnelling liet zien in 2015, toen weer terugviel, om in 2017 weer behoorlijk aan te trekken, en in 2019 zelfs weer een flinke extra groei-versnelling liet zien. Gemeente Apeldoorn (Gld) zette het gas er op in 2015, viel daarna op een constant - maar lager - niveau terug tm. 2018. Maar startte weer een "booster" op in 2019-2020, waarmee de aantallen installaties weer versneld verder zijn toegenomen. Hoogst curieus was de groei van de nieuwe Groningse gemeente Midden-Groningen in de update van 10 december 2020: Na twee rustige beginjaren, gingen de volumes enorm in de versnelling in 2014, maar zakte het hoge tempo met elk jaar weer iets in. Dit is hoogstwaarschijnlijk te wijten aan de zeer populaire, in o.a. deze gemeente gehanteerde "aardbevings-compensatie" subsidies, die ook voor de toen al populaire zonnepanelen konden worden ingezet. Daar is massaal gebruik van gemaakt in die regio. Kennelijk leverde dat even een "verzadiging" op, en vlakte de groeicurve beduidend af. In 2019 volgde vervolgens weer een lichte versnelling van het uitbouw-tempo. In de vorige update (juli 2021) is de gemeente echter weg gezakt uit de top-25, en bezet ze medio 2021 de 29e positie. Byzonder is de positie van gemeente Groningen. Deze is, met terugwerkende kracht (!), zelfs even de best performing gemeente geweest in de periode 2016-2018. Maar dat was wel een beetje vals spelen, want die positie is alleen maar verworven omdat de hoofdstad van de gelijknamige provincie in 2019 fuseerde met Haren en Ten Boer, en het CBS met terugwerkende kracht de forse volumes installaties in die voorheen zelfstandige gemeentes heeft opgeteld bij Groningen (stad). Zie ook het derde intermezzo in de update van 10 december 2020. Het aandeel van deze top-25 gemeentes is, wat de aantallen PV projecten betreft, ruim 23% op het totaal volume medio 2021, voor de toen bekende 352 gemeentes in Nederland. (13) Verdeling en evolutie van PV capaciteit over de Nederlandse gemeentes (2021 H1*)
In bovenstaande grafiek, vergelijkbaar met het exemplaar in de vorige paragraaf, maar nu i.p.v. aantallen PV installaties de medio 2021 opgestelde PV capaciteit per gemeente (in kWp), voor wederom de volledige serie gemeentes. In aflopende volgorde van links naar rechts. De meeste impact makende gemeentes links, met bijna 88 MWp of meer per plaats, en 3.213 MWp gezamenlijk (25,7% van totaal volume). De eerste 25 gemeentes worden in de vervolg grafiek wederom in meer detail worden getoond. Dan een serie van 120 gemeentes met volumes tussen de 88 MWp en 30 MWp op hun grondgebied (5.935 MWp, ruim 47% van totaal). Gevolgd door gemeentes tussen de 30 en 10 MWp (161 stuks, 3.070 MWp, 24,5% van totaal). En een "rest" met minder dan 10 MWp (46 stuks, 293 MWp, ruim 2% van totaal). Waarvan het volgende drietal ditmaal de rijen sluit: Vlieland (Fr, 2.067 kWp), Laren (NH, 1.649 kWp), resp. hekkensluiter Rozendaal (Gld, 1.538 kWp). Zandvoort is hierbij 1 plaats naar boven geschoven sedert de vorige update (met 2.087 kWp). Er bevindt zich, medio 2021, onder de lagere regionen nog een "rest" categorie met 10.624 kWp die kennelijk (nog) niet was in te delen bij enige gemeente, volgens de huidige CBS data. In deze 2e grafiek toon ik weer de 25 gemeentes met de hoogste PV capaciteit op hun grondgebied, gesorteerd van links naar rechts. Het in een voorgaande update voor 2019 in een keer op de eerste positie gelande Midden-Groningen (vanwege toevoeging van het destijds grootste zonnepark van Nederland) heeft haar positie geconsolideerd bij de nog zeer voorlopige cijfers voor medio 2021. De capaciteit in deze 296 vierkante kilometer grote Groningse gemeente is, door andere toevoegingen sedert de update van 9 juli jl. (voor peiljaar 2020), met bijna 73 MWp opgehoogd naar een spectaculair volume van 257,5 MWp. De belangrijkste contribuant van dat extra volume was waarschijnlijk het Duurkenakker project van Sunvest. Wat in de vorige update nog niet leek te zijn ingeboekt, maar wat in de herfst van 2020 al was opgeleverd. In 2018 stond Midden-Groningen nog slechts op een bescheiden 46e positie in de gemeente rating. Gemeente Emmen (Dr.) is haar tweede plek kwijt geraakt, en komt nu op de vierde plek, met 151,7 MWp. Ook Stadskanaal, wat in de vorige update plots op de derde plaats arriveerde, moest nu weer veren laten, en belandde medio 2021 op de 7e plaats (138,8 MWp). Op de 2e en 3e plek vinden we 2 compleet nieuwe kandidaten. Borger-Odoorn in Drenthe heeft haar hoge nieuwe positie, met 185,5 MWp, uiteraard te wijten aan het (nu nog) grootste zonnepark van Nederland, het begin 2021 opgeleverde, en door Koning Willem Alexander bezochte Vloeivelden Hollandia project, wat verdeeld is over het grondgebied van twee dorpen (Nieuw-Buinen en Eerste Exloërmond), en naar verluidt hetzij 114, of 120 MWp groot zou zijn geworden (nog steeds niet duidelijk). Ook het eind 2020 opgeleverde Paardetangendijk project van Powerfield valt onder deze gemeente (ruim 44 MWp). In de rating van 2019 was Borger-Odoorn pas op de 116e positie terug te vinden. De derde plaats wordt nu bezet door Zwolle (Ov.), wat, naast eerder al twee grote drijvende zonneparken "gekregen" te hebben (Sekdoornse en Bomhofse plas), en het grondgebonden Hessenpoort project van de lokale bedrijfsvereniging, nog een 20 MWp installatie erbij kreeg aan de zuidrand van de stad. Dit project van Duits ontwikkelaar Kronos is al snel aan een investeerder uit Luxemburg doorverkocht. Zwolle, wat in de update van 9 juli jl. nog op de 8e plaats in deze rating stond, verhoogde in de tussentijd haar totale capaciteit met ruim 32 MWp, en staat medio 2021 op 153,6 MWp, iets voor Emmen. Door deze wijzigingen in de top drie is de verhouding tussen de nrs. 1 en 3 sedert de update van 9 juli jl. gewijzigd van een factor 1,34 : 1 naar een factor 1,68 : 1. Midden-Groningen is dus verder uitgelopen. Westerwolde (Gr.) rukte 2 plaatsen op in de rating (5e plaats, ruim 145 MWp), met name vanwege het Ter Apelkanaal zonnepark. Gemeente Groningen schoof zelfs 3 plaatsen op en is nu op nr. tien beland, met 130,7 MWp. Afgezien van een klein veldproject van Grunneger Power (lokale aanvulling op het al eerder door Sunrock gerealiseerde Roodehaan project) zijn er geen grote zonneparken bijgekomen in die gemeente, de capaciteitsgroei van ruim 25 MWp sedert de update van 9 juli dit jaar is dus met name door de bedrijfsmatige en residentiële rooftop segmenten veroorzaakt. Er zijn nog meer wijzigingen geweest t.o.v. juli 2021 update in deze "top rating". Tilburg (NB) stoomde door van de 18e naar de 11e plek, met medio 2021 127,0 MWp. Apeldoorn ging zelfs van de 23e naar de 12e positie, met halverwege 2021 124,3 MWp volgens het CBS. Een grote contribuant aan die forse groei is het begin dit jaar opgeleverde grondgebonden Beemte Broekland project van Statkraft / Solarcentury in het noorden van die Gelderse gemeente. Meierijstad (NB) klom met 3 plaatsen en had medio 2021 116,9 MWp verzameld. Nog twee nieuwe Brabantse gemeentes verschenen opeens in de top 25. Breda kwam met 107,5 MWp op de 20e plaats, met name vanwege realisatie van het spectaculaire Bavelse Berg project door Goldbeck Solar. Den Bosch parachuteerde zichzelf van de 34e naar de 24e plek (88,9 MWp), zonder nieuwe zonneparken toe te voegen. Top-25 "verlaters" zijn er uiteraard ook. In deze voorlopige cijfer update van het CBS zijn dat, voor medio 2021 t.o.v. de update van 9 juli jl., Goeree-Overflakkee (ZH), van de 6e naar de 28e positie (!), medio 2021 met 85,2 MWp. Ede (Gld) en Hardenberg (Ov.) zakten naar de 29e resp. 31e positie (84,2 resp. 80,5 MWp). Al deze - soms zeer forse - wijzigingen laat wederom goed zien hoe volatiel deze rating is, die van jaar tot jaar fors opgeschud kan worden. Top gemeentes per provincie Ook vanwege de nodige wisselingen bij de volumes en ratings van de onderlinge gemeentes, is er e.e.a. geschied bij de impact op provinciaal niveau. Was in de update van 9 juli jl. nog Groningen de enige provincie met 4 gemeentes in de top-25, is ze nu door Noord-Brabant voorbij gestreefd met zelfs 5 gemeentes. Naast de 4 voor Groningen zijn er nu nog maar 2 provincies met elk 3 gemeentes in de top-25, Flevoland en Noord-Holland. Nog maar 2 provincies hebben er elk 2, te weten Friesland en Drenthe. Maar liefst zes provincies hebben er elk slechts 1. In de vorige update waren dat er maar 4. De eerste 25 gemeentes hebben medio 2021 gezamenlijk 3.213 MWp PV capaciteit op hun grondgebied staan. In 2020 was dat 2.827 MWp (nader voorlopige cijfers), en in 2019 was dat nog maar 1.827 MWp (definitieve cijfers). Hun relatieve impact is wat hoger geworden, 25,7% van het totaal volume, ten opzichte van 25,2% van alle capaciteit in 2019, viel medio 2021 binnen de huidige 25 "top" gemeentes. Het gemiddelde voor alle gemeentes (exclusief categorie onbekend) is gestegen naar 35,5 MWp, weergegeven door de horizontale rode streepjeslijn in de grafie (in de eerste grafiek met alle gemeentes weergegeven als zwarte kolom). Dat gemiddelde was eind 2012, met de nieuwste gemeentelijke indeling van het CBS, nog maar 858 kWp per gemeente, eind 2015 4.330 kWp, en eind 2020 (bijgestelde cijfers) 30,8 MWp. Dat gemiddelde is dus zeer sterk toegenomen. Medio 2021 was er gemiddeld genomen al een factor 41,4 maal zo veel PV capaciteit per gemeente dan in 2012. Bij de aantallen installaties was dat "slechts" een factor van 18,2, wat een zoveelste duidelijke indicatie is, dat de projecten gemiddeld genomen steeds groter worden. Mijn eigen gemeente, Leiden (ZH), blijft ook op het gebied van PV capaciteit, zoals te verwachten, een zeer slecht presterende middenmoter. Ze staat medio 2021 op de 190e plaats, met een geaccumuleerde capaciteit van 22.718 kWp. In 2019 stond Leiden nog op de 193e positie, met de nader voorlopige cijfers voor 2020 op de 191e plek. Deze is inmiddels dus marginaal verbeterd. Bij de aantallen installaties bezette onze gemeente de 75e positie. Het knagende gebrek aan (zeer) grote installaties maakt, dat "we" het zo slecht doen in de capaciteit rating. Af en toe wordt er wel een aardig project gerealiseerd, zoals het in 2017 grootste project, Da Vinci College, met 177 kWp (verslag PPV). Gevolgd door het bijna 400 kWp grote Gorlaeus project van Universiteit Leiden, begin juli 2018 opgeleverd. Eind 2020 werd het Agaathlaan NOM renovatie project in opdracht van huur corporatie Portaal op "de langste flat van Leiden" opgeleverd, met o.a. 1.850 zonnepanelen, en een gehandhaafde stadswarmte aansluiting voor de 226 woningen. Wat momenteel onofficieel nog steeds het grootste PV project van Leiden is. Maar: er zijn erg weinig van dergelijke grote(re) projecten, dus echt opschieten doet het nog steeds niet in de Sleutelstad. De vraag is wanneer daar verandering in gaat komen. Mooi is, dat er een drijvend zonnepark met 4.600 zonnepanelen naast de Corbulotunnel van de omstreden nieuwe Rijnlandroute is gepland, maar dergelijke "showcase" projecten blijven toch wat ze zijn: zeldzame gebeurtenissen. Als het doorgaat, natuurljk. Tot slot in deze paragraaf, de met de aantallen installaties, hier voor getoond, vergelijkbare grafiek met de evolutie van de PV capaciteiten bij de medio 2021 best presterende 25 gemeentes, tussen de jaren 2012 en 2020 (de laatste nader voorlopig), en, separaat helemaal rechts weergegeven, de nog zeer voorlopige resultaten voor 2021 H1 (capaciteiten in kWp weergegeven). Deze zijn wederom van boven naar onder gesorteerd in de legenda, in aflopende volumes bereikt medio 2021, volgens de CBS cijfers. Voor de eerste vier gemeentes heb ik de in 2020 en 2021 H1 bereikte accumulaties ook weer cijfermatig weergegeven, in kWp opgesteld vermogen. Tevens heb ik de evolutie van het gemiddelde van alle (in 2021: 352) gemeentes weergegeven in de zwarte streepjeslijn (curve rechts onderaan eindigend). En daarbij ook het medio 2021 bereikte punt cijfermatig weergegeven, 30,8 MWp gemiddeld per gemeente. Wat medio 2021 voorlopig al is gegroeid naar 35,5 MWp. Ook in deze evolutie grafiek is de enorme progressie van de PV capaciteiten per gemeente evident, in deze periode van 8 en een half jaar. Maar het beeld is een stuk chaotischer dan bij de aantallen projecten in een voorgaande grafiek. Dit heeft alles te maken met de enorme nieuwe volumes die grote projecten, zoals, met name, grondgebonden installaties, binnen 1 jaar tijd met zich meebrengen. Enkele van dergelijke "incidenten" in sommige gemeentes zijn ook goed herleidbaar. Een duidelijk exemplaar was Zonnepark Scaldia, gelegen op het grondgebied van zowel Borsele als Vlissingen, maar vanwege de aansluiting in zijn geheel toegewezen aan Borsele door het CBS. Wat die gemeente 1 jaar op nr. 2 bracht, vlak achter Emmen (2018). Maar omdat er daarna veel minder opvallends geschiedde, knikt de curve voor Borsele scherp om, en is het verdere verloop véél rustiger. En, in vergelijking met andere top-25 gemeentes, zelfs zeer langzaam te noemen. Opvallende versnellingen in de capaciteits-evolutie zien we bij veel gemeentes in 2018, wat te maken heeft met toevoegingen van 1 of meer (zeer) grote PV projecten in combinatie met de schaalvergroting binnen de projecten markt, én de forse groei in zowel de residentiële als de markt op bedrijfs-daken. Daar bovenop is een zeer gemeleerd beeld gekomen in 2019, waarbij de versnellingen zeer sterk verschillen tussen de gemeentes onderling. Oplevering van grotere zonneparken zorgen voor een nogal chaotisch beeld in dit soort evolutie statistieken. De ronduit opvallendste versneller in 2019 was, uiteraard, gemeente Midden-Groningen, die alleen al door slechts 1 zonnepark met een gelijk luidende naam in dat jaar voorlopig Officieel Nationaal Kampioen van Nederland is geworden. Met onder anderen de enorme toevoeging van bijna 103 MWp in dat ene zonnepark, plus nog wat "rest volume" (jaargroei in 2019 was totaal ruim 113 MWp), was deze op 1 januari 2018 gevormde Groningse fusie gemeente (met de dorpen Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde) eind 2019 al 138,3 MWp aan PV capaciteit rijk. En dat was nog niet voldoende, want wederom werd er een spectaculair volume in 2020 toegevoegd, incl. het 64 MWp grote Duurkenakker project van Sunvest. Met een accumulatie van, inmiddels alweer flink opwaarts bijgesteld, 251,6 MWp, eind 2020, heeft de gemeente voorlopig haar koppositie flink verstevigd. Het verschil met de nummer 2, Emmen, was in dat jaar al opgelopen tot 110 MWp. In 2020 zijn er flinke groeispurten bij verschillende gemeentes te zien. Deels door sterke groei van de residentiële markten, maar, vooral, spectaculaire aanwas in de bedrijvensector. Het "summum" daarvan zijn de toevoegingen in zonneparken. Twee gemeentes springen er in de top-25 bovenuit. Het in 2019 nog zeer laag staande Groningse Westerwolde voegde zonnepark Vlagtwedde toe, en schoot omhoog in de ratings, naar de 5e plek. Stadskanaal, ook provincie Groningen, startte in 2019 op een hoger niveau, voegde het grote zonnepark aan de Boekerenweg toe, en parachuteerde zichzelf direct naar de derde positie in de top-25, in 2020 bijna even hoog als het Drentse Emmen. Maar met de nog zeer voorlopige eerste cijfers voor de 1e jaarhelft van 2021 werden opnieuw de kaarten geschud. Borger-Odoorn kwam met het Vloeivelden Hollandia super project en het zonnepark in Buinerveen direct op de 2e plek, met in totaal 185,5 MWp. Het verschil met Midden-Groningen (257,5 MWp) was toen nog maar 72 MWp. Zwolle bezette opeens de derde plek door o.a. de toevoeging van een zonnepark van Kronos. Stadskanaal en Noordoostpolder verdwenen rap uit de top 5, omdat er in die gemeentes - tijdelijk - geen grote projecten werden gerealiseerd in de eerste jaarhelft van het huidige jaar. Ze kwamen terecht op de plaatsen 7 en 9 in de rating. Relatieve vermogens-dichtheid per oppervlakte eenheid per gemeente Vergelijken we de relatieve impact bij de eerste 25 gemeentes, met de hoogste geaccumuleerde vermogens, medio 2021, blijkt t.o.v. de door CBS opgegeven oppervlaktes (tabel Regionale kerncijfers Nederland), Midden-Groningen pas op de 7e plaats te komen, met, inmiddels 871 kWp/km² opgestelde PV capaciteit (update van 9 juli jl. nog 625 kWp/km²). In deze lijst met 25 gemeentes zie we opeens een heel andere "rating" terugkomen als de opgestelde nominale PV capaciteit wordt terug gerekend naar het oppervlak per gemeente. Het eerste vijftal bestaat in dat geval uit:
In de update van 9 juli 2021 was deze volgorde in de top 5 nog Stadskanaal, Eindhoven, Zwolle, Utrecht, resp. Venlo, wat weer aangeeft dat ook bij deze relatieve verhouding, de kaarten alweer rap worden geschud. Venlo is naar de zesde positie gezakt, medio 2021. Heel Nederland, met 12.521 MWp medio 2021, verdeeld over het totale oppervlak van 41.543 km², komt met dezelfde verhouding op slechts 301 kWp/km². De wat oppervlakte betreft uitgestrekte gemeente Hollands Kroon (NH, 662 km² groot) komt er in het top-25 lijstje voor de absolute capaciteiten wederom, net als in de vorige update, bekaaid van af, met maar 143 kWp/km². Statistiek problemen blijven aanhouden Uit de grafiek blijkt ook dat er gemeentes zijn die in eerdere jaren een snelle ontwikkeling kenden, maar die later weer veel minder rap evolueerden. Venlo (L.) is zo'n voorbeeld, wat opeens een boost gaf te zien in 2015, reeds in een eerdere bespreking gesignaleerd door Polder PV. Vanaf 2016 ging de groei wel door, maar met een fors minder hoog tempo. In de projecten lijst van Polder PV is / zijn echter geen grote nieuwe PV projecten bekend die zo'n heftige sprong van ruim 10 MWp (!) in dat jaar kunnen verklaren, in Venlo of haar satelliet dorpen. Ook kan het niet aan de gevolgen van een gemeentelijke herindeling / fusie o.i.d. liggen, de laatste wijziging in Venlo was in 2010 (Wikipedia). Dus ik moet hier helaas vaststellen, dat hier mogelijk ook nog steeds een major error in de database van het CBS zit. Of ik moet een of meer zeer grote projecten in die gemeente in dat jaar over het hoofd hebben gezien. Vooralsnog ga ik daar echter niet van uit ... Zwolle kende - volgens de grafiek - een hoge groei in 2015-2016, en vlakte daarna wat af. Een groei van zo'n 18 MWp in slechts 2 jaar lijkt echter extreem hoog voor die jaren, zelfs voor die op het gebied van zonnestroom actieve gemeente. Dus ook daar zet ik vraagtekens bij. Er zijn toen weliswaar een paar grotere projecten opgeleverd, waar onder een grondgebonden project bij de IJsselcentrale (minder dan 1 MWp), en de rooftops bij Wehkamp, en Ikea. Maar die kunnen bij elkaar nooit zo'n groot volume in 2 jaar tijd verklaren in deze statistieken. En ook residentiële installaties niet. Stel dat iets van 12 MWp van dat nieuwe totaal volume uitsluitend residentieel is geweest, dan zou het, bij een capaciteit van zo'n 2,6 kWp per dak in die jaren (10x 260 Wp), om maar liefst 4.600 installaties moeten zijn gegaan. Zelfs als je (zeer hoog voor die jaren) met gemiddeld (!) 12 panelen zou rekenen, kom je nog steeds zeer hoog uit op bijna 3.850 installaties. In Zwolle kwamen er echter volgens de meest recente CBS data maar 2.192 projecten (totaal) bij in die 2 jaar tijd. Dus ook daar "wringt" er het een en ander, in de cijfers van het CBS. Samen met het eerder gesignaleerde, verkeerde jaar van realisatie van zonnepark Veendam (CBS: nog steeds 2016, vanwege gesuggereerde toename van 2,8 MWp, EOY 2015, naar 19,3 MWp, EOY 2016, moet echter zijn: eind 2017), geven deze voorbeelden aan, dat ook de nieuwe cijfer systematiek van het CBS niet "perfect" genoemd kan worden. En er zeker op het gebied van toewijzing aan het correcte jaar van oplevering van grote, grondgebonden zonneparken, er nog wel het e.e.a. kan "rammelen" bij het nationale statistiek instituut. De in de vorige analyse reeds boven tafel gekomen te lage positie van Borsele bij de rating voor capaciteit (groot zonnepark van EPZ opgeleverd in 2020 is kennelijk nog steeds niet meegenomen, paragraaf 17), geeft aan, dat naast blijvende fouten en inconsistenties, ook nog in 2020 niet alle data correct kunnen zijn. Dit geeft een blijvende waarschuwing voor een ieder die zich met deze statistieken bezig houdt: ze zijn niet perfect, en alleen grondig onderzoek kan boven tafel krijgen wat de meest "waarschijnlijke" cijfers zouden moeten zijn in sommige gevallen. (14) Evolutie en herverdeling van posities gemeentes bij parameter PV-capaciteit voor de Top-25 in 2012-2021-H1* (nieuwe tabel)
Vergelijk deze tabel tm. 2021 H1 (status 10 december 2021) met de versie van 9 juli 2021 voor kalenderjaar 2020 en let op de wijzigingen in de rating ! Van de diverse jaren heb ik zoals wel vaker in het verleden gedaan de top-25 gemeentes naast elkaar gezet in 1 tabel. Hieraan is goed te zien, dat het "landschap" voortdurend verandert, dat gemeentes in sommige periodes sterk opkomen, en dan weer wegvallen. En dat regelmatig nieuwe gemeentes opduiken in de rating, en een gooi naar hogere regionen doen. In bovenstaande tabel heb ik alle gemeentes in de top-25 rating voor medio 2021 (2021-H1) weer een aparte kleur gegeven, en deze overgebracht op eerdere jaren, als ze in de desbetreffende top-25 lijstjes voorkomen. De jaren 2012 - 2019 zijn ongewijzigd gebleven in de huidige CBS update van 10 december 2021. Voor 2020 zijn er weer enkele verschuivingen geweest ten opzichte van de eerder gepubliceerde versie van 9 juli dit jaar. In een eerder stadium was, bijvoorbeeld, de positie van gemeente Groningen sterk gewijzigd, doordat begin 2019 de volumes van Haren en Ten Boer aan de "nieuwe gemeente Groningen" werden toegevoegd. Voor kampioen capaciteit in de nieuwste rating voor 2021-H1, voorlopig nog steeds Midden-Groningen (Gr.: 251,6 MWp EOY 2020, resp. 257,7 MWp, halverwege 2021), heb ik met een serie rode pijlen het evolutie pad voor deze gemeente weergegeven. In 2015 belandde Midden-Groningen "vanuit het niets" opeens op de 14e plaats, zakte naar de 21e positie in 2016, en de 23e plaats in 2017. In 2018 verdween de gemeente tijdelijk weer uit de top 25 (ze belandde toen op de 46e plaats). Om in 2019, met veel tromgeroffel (en het grootste zonnepark) weer terug te keren op nummer 1. En deze situatie te consolideren in de huidige CBS cijfers voor 2020 tot en met medio 2021. Emmen (Dr.) stond EOY 2020, met 141,5 MWp, nog steeds op de 2e plaats, maar is medio 2021 alweer weggezakt naar de vierde positie, met 151,7 MWp. Ook voor die gemeente heb ik het "evolutie pad" in de tabel, ditmaal met blauwe pijlen aangegeven. Deze gemeente kwam in 2013 voor het eerst de top-25 binnen, en werd in 2018 tijdelijk kampioen. De twee ingetekende evolutie paden kunnen, zoals u aan de kleuren voor de twee met pijlen gemarkeerde top gemeentes ziet, en voor de andere aan de kleuren van de vakjes, zeer grillig verlopen. De condities waaronder de wijzigingen optreden, zijn dan ook zeer divers. In ieder geval zal een steeds belangrijker factor bij gemeentes in deze top-25 de impact van zeer grote grondgebonden zonneparken gaan worden, een fenomeen wat de laatste jaren al goed zichtbaar is geworden. Een gemeente waar zo'n park wordt geraliseerd, kan in 1 jaar tijd fors omhoog schieten in deze rating. Zoals u bijvoorbeeld aan de positie van Delfzijl ziet, in 2016. Het gevolg van de oplevering van zonnepark Sunport, 30,8 MWp. Delfzijl verscheen toen opeens "uit het niets" op de 1e plaats. Als er daarna relatief weinig gebeurt in zo'n gemeente, kan deze ook weer terugvallen: Delfzijl in 2017 op de tweede plaats, in 2018 naar de 12e positie, en in 2019 zelfs verder omlaag naar de 24e plaats. In 2020 verdween de gemeente weer uit de top-25 rating, en wel naar de 36e plek. De gemeente komt als entiteit echter niet meer terug in de cijfers voor 2021, want ze is op 1 januari 2021 opgegaan in de nieuwe fusiegemeente Eemsdelta (Appingedam, Delfzijl, en Loppersum). Die trouwens wel hoog in de rating is terug te vinden (medio 2021 op de 26e plaats). Een "her-intreder" in de top-25, Borger-Odoorn (Dr.), heeft medio 2021 direct de 2e plaats veroverd door, met name, het grootste zonnepark van Nederland op dit moment (Vloeivelden Hollandia van Solarfields), en komt op een volume van 185,5 MWp. De gemeente was tijdelijk even te vinden in een oudere versie van de top-25, in december 2018, maar verdween toen weer rap uit deze hoogste rating lijst. Ze keert nu op spectaculaire wijze terug, komend vanaf de 35e positie in de aangepaste lijst voor 2020. Op plaats 3 vinden we nu oudgediende Zwolle, in 2020 nog op plaats 6, en halverwege 2021 voorlopig eindigend op 153,6 MWp. Deze hoge positie komt vooral door enkele zonneparken, waarvan 2 grote drijvende exemplaren op zandwinplassen. De Groningse gemeente Westerwolde heeft haar 5e positie van 2020 halverwege 2021 behouden, met 145,5 MWp. Amsterdam, in 2014 nog kort op de eerste plaats, is tot en met 2018 stapsgewijs terug gezakt naar de 7e positie, maar heeft in 2019 toch weer 3 plekken gewonnen, en daarbij de vierde plaats bereikt, met 89,6 MWp. Dit kwam vooral doordat in de haven regio meerdere grotere zonnedaken werden opgeleverd. Ook al staan er meer van dat soort grote projecten op stapel, zal de hoofdstad het toch moeilijk gaan krijgen om die positie te behouden in vergelijking met agrarische gemeentes waar "relatief eenvoudig" zeer grote grondgebonden zonneparken kunnen worden aangelegd. Dit is niet mogelijk binnen "dure" (en weinig vrije grond hebbende) steden als Amsterdam. Dit bleek ook al in 2020, toen vanwege de aangepaste CBS data Amsterdam weer drie posities werd terug verwezen, met 126,3 MWp geaccumuleerd PV volume, iets onder Zwolle. Toch heeft de hoofdstad weer een positie herwonnen bij de eerste cijfers voor medio 2021 - ze is uitgekomen op de 6e plek, met 143,4 MWp, vlak achter Westerwolde. Ze wordt op korte afstand gevolgd door Stadskanaal, die als een duveltje uit een doos in 2020 in 1x de 3e plek claimde, maar die medio 2021 alweer is terug gezakt naar de 7e plek (138,8 MWp). Sinds de vorige update van juli 2021, zijn er maar liefst 4 gemeentes uit de top 25 verdwenen, te weten Goeree-Overflakkee (ZH), Cranendonck (NB), Ede (Gld), resp. Hardenberg (Ov.). Breda (NB) is nieuw, en is vanaf de 43e plaats in de aangepaste rating voor 2020, in een keer op de 20e plaats terechtgekomen, met geaccumuleerd 107,5 MWp. Daaronder bevindt zich de belangrijkste drijvende kracht, het in het voorjaar van 2021 opgeleverde Zonnepark Bavelse Berg. Borger-Odoorn is zoals eerder gezegd een feitelijke "her-intreder" in de top-25. Ook 's-Hertogenbosch is weer een oude bekende, die eerder in 2015 uit deze rating was weggevallen, in de aangepaste versie van 2020 weer op de 25e plek verscheen, en medio 2021 naar de 24e plaats is geklommen (met 88,9 MWp). Uit bovenstaande tabel volgt ook, dat medio 2021 reeds 21 Nederlandse gemeentes al meer dan 100 MWp aan PV capaciteit op hun grondgebied hadden staan. Voor een grafische verbeelding van de verdeling van PV capaciteit per gemeente, zie ook de tweede kaarten cluster in paragraaf 18. (15) Kengetallen evolutie van aantallen PV projecten en capaciteiten in Nederlandse gemeentes Op basis van de data van het CBS over de jaren 2012 tm. de huidige, nader voorlopige voor 2020, heb ik ook, opnieuw, berekeningen gedaan voor enkele kengetallen voor de gemeentes. Die vindt u hier onder opgesomd. YOY = groei van jaar tot jaar t.o.v. accumulatie aan het eind van het voorgaande jaar (EOY - 1). CAGR = compound annual growth rate (gemiddelde procentuele groei per jaar over een bepaalde periode). Niet van alle gemeentes waren cijfers vast te stellen, o.a. door ontbrekende data voor 2012, of vanwege het ontstaan van fusie gemeentes waar (nog) geen actuele data van beschikbaar waren. 2021 doet hier nog niet mee omdat nog slechts zeer voorlopige cijfers voor de eerste jaarhelft bekend zijn. Evolutie van aantallen PV installaties:
Evolutie van PV capaciteit (MWp per gemeente):
Bij de capaciteiten zijn de oorzaken van hoge / lage groei percentages eenvoudig herleidbaar. Zonnepark Ameland werd op dat dunbevolkte, kleine Waddeneiland al eind 2015 aangesloten aan het net, en veroorzaakte een explosieve groei van de capaciteit daar. Uiteraard werd er in het jaar daarna slechts zeer weinig extra toegevoegd, vandaar de enorme terugval van jaargroei cijfers van het hoogste record (1.268%) naar het laagste (1,1%) in die jaren (¹). De zeer hoge gemiddelde (CAGR) jaargroei voor Stadskanaal (die Cranendonck, NB, nog het hoogste percentage tm. 2019, verdrong), heeft ook maar 1 exclusieve reden: Zonnepark van Boekerenweg (101 MWp), wat de groeicijfers over de complete periode van 9 jaar in extremo heeft beïnvloed in die Groningse gemeente (²). De gemiddelde capaciteits-groei van, inmiddels, 58% per jaar over de afgelopen 9 jaar (alle gemeentes) mag Nederland best trots op zijn, al is het natuurlijk een absolute noodzaak, omdat we, wat duurzame elektriciteit opwekking in het algemeen betreft, zo'n enorme achterstand hadden opgelopen binnen Europa. Dergelijke groei percentages moeten nog lang worden volgehouden. Ook de "lage" groei in 2017 moet in het licht worden bezien van een al zeer groot eindejaars-volume in 2016, waar, met de meest recente CBS data hier in meegenomen, 38% bovenop werd gegooid, als jaargroei in 2017. Bij de groei van de aantallen PV-projecten, die vooral worden gedomineerd door de ontwikkelingen op het gebied van PV systemen op woningen, spelen weer andere factoren. Ten eerste was er natuurlijk de "cadeautjes-regeling" vanuit het Lenteakkoord, die de groei van de aantallen installaties in 2012-2013 hoog opstuwde (gemiddelde groei 122% in 2013!). De hoogste absolute groei in Appingedam (Gr.) is veroorzaakt door de zeer succesvolle lokale "aardbevings-compensatie regeling" waarmee zonnepanelen konden worden gekocht in een beperkt aantal Groningse gemeentes in het getroffen gebied. En waar Polder PV meerdere malen cijfermatig over heeft gerapporteerd. Specifiek m.b.t. die zogenoemde "waardevermeerderings-regeling" in een diepgravend, rijk geïllustreerd artikel op 26 oktober 2015. Daar staat tegenover, dat na het enorme effect van die regeling, de lokale markt ook weer snel over-verzadigd raakte. Wat te zien is aan de laagste absolute jaargroei per gemeente: die vonden we in 2018 bij ook zo'n "aardbevings-subsidie gemeente" in Provincie Groningen. Delfzijl scoorde toen het laagst met de nieuwe aantallen installaties. Die groei bleek steken op bijna 7,5% toename sedert EOY 2017. Nota bene: in een vorige status update was dat nog Winsum, met maar 6,7% groei in 2018. Winsum is echter per 1 januari 2019 opgegaan in de Groningse gemeente Het Hogeland, en dus niet als zodanig meer terug te vinden in de actuele status updates van het CBS ! In 2019 was het weer een andere Waardevermeerdering gemeente, Loppersum, met maar 6%, maar ook deze onderging hetzelfde lot, en ging op 1 januari 2021 op in de nieuwe Groningse gemeente Eemsdelta (en verdween toen, net als Delfzijl en Appingedam, als separate entiteit toen uit de statistieken). In 2020, tot slot, is het ditmaal Schiermonnikoog (Fr.), met maar 5% groei bij de aantallen in de boeken dat jaar. Logisch, want het jaar daarvoor was de groei juist zeer hoog, 125%. In kleine gemeentes zoals Schiermonnikoog kunnen tijdelijke afwijkingen in de marktcondities (bijvoorbeeld een straat met huurwoningen die voorzien worden met PV), tot grote schommelingen in de relatieve groeipercentages leiden. De hoge gemiddelde groei in Vlissingen (Zld) over de jaren 2012-2018 (75% gemiddeld per jaar bij de aantallen, 70% bij de capaciteit), zal ongetwijfeld te maken hebben gehad met de jaarlijks terugkerende, succesvolle inkoop acties onder de paraplu "Het Zoneffect", in Zeeland. Die in 8 jaar tijd bijna 4.000 Zeeuwse daken wisten te vullen. Tot 2018 betrof dat een gezamenlijke capaciteit van 7,5 MWp, een jaar later rept de organisatie over een totaal volume van "ruim 50.000 zonnepanelen" geïnstalleerd. Tot en met 2020 zijn nu echter 2 gemeentes ex aequo de nieuwe kampioenen bij de groei van de aantallen installaties, het in Overijssel gelegen Oldenzaal, en het Brabantse Valkenswaard, die over de periode vanaf 2012 beiden op gemiddeld 61% groei per jaar zijn uitgekomen (Vlissingen blijft op 59% steken). Dat Delft (ZH) het het "slechtste" deed van alle gemeentes, met maar 21% groei per jaar gemiddeld in de periode 2012-2020, ligt natuurlijk in eerste instantie aan het feit dat het een dichtbevolkte stad is, én dat Delft een grote historische binnenstad heeft, waar realisatie van PV installaties altijd al een groot probleem is. Maar wat mij betreft mag er best wat extra moeite worden gestoken om dat lage gemiddelde percentage omhoog te krijgen. De afstand tot het landelijke gemiddelde, 44% groei per jaar bij de aantallen PV installaties, is namelijk erg groot. Bij de nog zeer premature halfjaar groei cijfers voor het eerste half jaar van 2021, is bij de aantallen ditmaal het kennelijk even "verzadigde" Vlissingen, met 2% de laagste groeier. Het maximum vinden we terug bij de Noord-Brabantse gemeente Vught, waar medio 2021 al 57% meer PV projecten zouden zijn gevonden dan aan het eind van 2020. Een zeer forse groei, dus ! Kijken we naar de capaciteit, zijn er ten eerste enkele negatieve anomaliëen in de cijfers van het CBS terug te vinden. Het Utrechtse Eemnes had medio 2021 opeens bijna 5,5 MWp mínder capaciteit staan dan eind 2020, en daarmee een negatieve groei van maar liefst -97%. Hetzelfde overkwam Goeree-Overflakkee (ZH), wat opeens 39,5 MWp kwijtraakte (!), een negatieve groei opleverend van -46%. Tot slot, verloor het ook in Zuid-Holland gelegen Westland netto bezien een klein volume van 279 kWp (leidend tot een groei van ruim -0,4%). Er is geen verklaring voor deze - soms extreme negatieve bijstellingen gegeven door het CBS. Kijken we alleen naar de "positieve" groeicijfers, zit ditmaal als laagste in de boom de Noordoostpolder, met een aanwas van maar iets meer dan 0,3% t.o.v. EOY 2020. Het Drentse Borger-Odoorn is hier duidelijk kampioen, met een groei van 64% t.o.v. de situatie aan het eind van 2020. En de oorzaak, oplevering van het grootste zonnepark van Nederland, was ook niet zo moeilijk om te raden. Gemiddeld genomen over alle gemeentes is de groei in het eerste half jaar van 2021 12% geweest. Dit kan later zeker nog fors worden bijgesteld, en het tweede half jaar kan een ander karakter hebben gehad dan het eerste, dus we kunnen nog geen harde uitspraken doen over het potentieel van het hele kalenderjaar op basis van deze nog zeer voorlopige data. Polder PV heeft daartoe beslist wel een poging gedaan, onder voorbehoud van later bij te stellen CBS bron-data. Zie daarvoor de met feiten onderbouwde bespiegelingen in Intermezzo 1 ! (16) Evolutie aantallen PV installaties per 10.000 inwoners in Nederlandse gemeentes (update tm. 2021 H1*) In deze paragraaf presenteer ik een grafiek met de relatieve hoeveelheid door CBS geïnventariseerde PV installaties ten opzichte van de inwoner aantallen per gemeente. Voor beide sets brondata ben ik weer uitgegaan van de rating van de gemeentes, medio 2021. Voor de bewoners-aantallen per gemeente maak ik voor de jaarvolumes gebruik van de CBS tabel Regionale kerncijfers Nederland, met de bevolkings-samenstelling per 1 januari van elk kalenderjaar, waarbij de aantallen inwoners recent voor het jaar 2021 nog iets zijn gewijzigd. Voor medio 2021 heb ik terug gegrepen op de maandtabel Bevolkingsontwikkeling; regio per maand, en daarbij de status op 1 juli geselecteerd als referentie. Om een "mooie maat" te krijgen voor een sprekende grafiek, heb ik de verhouding "aantal PV installaties per 10.000 inwoners" per gemeente genomen. Voor elk kalenderjaar ben ik uitgegaan van de inwoner aantallen en de geaccumuleerde PV volumes aan het eind van dat specifieke jaar dan wel periode (2021). Uit de rekentabel volgt de hier onder weergegeven grafiek, met de 25 best scorende gemeentes: De in de versie tm. 2019 zeer sterk opvallende plaats Loppersum bestaat niet meer omdat ze is opgenomen in de Groningse gemeente Eemsdelta. Door het veel grotere verband binnen die nieuwe gemeente, vallen "extremen" zoals destijds nog Loppersum, veroorzaakt door de Waardevermeerdering subsidie regeling, niet meer heel erg op (zie in ieder geval de grafiek van de status op 10 december 2020, ter illustratie). De "rol" van Loppersum is inmiddels overgenomen door twee andere gemeentes (Het Hogeland en Eemsdelta), al doen die het wel minder extreem dan in genoemde voormalige Groningse gemeente. De begin 2021 bijna 16 duizend inwoners tellende Friese gemeente Harlingen kwam in 2018 voor enkele jaren op het erepodium, met eind 2020 1.792 PV installaties per 10.000 inwoners, terwijl het tot 2016 zeer matig scoorde. De reden daarvan is goed te achterhalen. De lokale wooncoöperatie De Bouwvereniging is namelijk gratis zonnepanelen gaan plaatsen bij haar huurders via installatie bedrijf Mensonides. Tussen april 2017 en april 2019 zijn via de actie Zon op je Huis maar liefst 1.749 huurwoningen cq -appartementen van 11.521 zonnepanelen voorzien. In 2018 werd de gemeente voor het eerst kampioen bij deze relatieve maatvoering, en dat hield Harlingen vol tm. 2020. Eind 2020 was het aantal geïnstalleerde zonnepanelen bij de Bouwvereniging toegenomen tot 11.700 exemplaren. Dit is waarschijnlijk de doorslaggevende "actie" geweest waarom Harlingen zo hoog is geëindigd. Op satellietfoto's is goed het resutaat te zien: straten vol schuine daken van eengezinswoningen met blokken zonnepanelen per individuele woning (Google Maps voorbeeld) ! Harlingen is weliswaar door gegroeid op dit criterium, maar is inmiddels, medio 2021, met 1.850 PV projecten per 10.000 inwoners, weggezakt naar de tweede plaats, ex aequo gedeeld met het Drentse Westerveld. De eerste cijfers voor medio 2021, waarop in deze grafiek is gesorteerd, laat zien dat ditmaal niet Harlingen penvoerder is, maar dat we wederom een nieuwe kampioen mogen huldigen, te weten het Friese Waddeneiland Schiermonnikoog. Dergelijke gemeentes met een gering aantal inwoners (status begin juli 2021 937 personen), laat een nogal grillig groei gedrag zien bij dit vergelijkings-criterium, omdat een kleine wijziging bij een gering inwoner aantal een fors verschil kan maken. Ook Vlieland, bijvoorbeeld, vertoont dat grillige gedrag. Schiermonnikoog bereikte in 2019 weliswaar door een flinke groeistuip de derde plaats, maar in 2020 gebeurde er kennelijk erg weinig, en vlakte de groei weer zeer sterk af. Waardoor de gemeente eind dat jaar, met de gereviseerde cijfers van het CBS, op de 7e plek belandde. Door wederom "enige activiteit" met plaatsing van zonnepanelen in het eerste half jaar van 2021, is Schiermonnikoog plotsklaps momentaan kampioen geworden, met, voorlopig, 1.910 installaties per 10.000 inwoners. In het echt liggen er uiteraard veel minder installaties, vanwege de hier gehanteerde rekenkundige maatvoering met veel meer inwoners dan het eiland zelf heeft. In de periode 2013-2016 lag deze relatieve verhouding bij deze gemeente nog een stuk onder het landelijk gemiddelde voor alle gemeentes (zwarte streepjeslijn onderaan in de grafiek). Op de gedeelde 2e plaats met Harlingen is medio 2021 Westerveld in Drenthe ge-eindigd, met ook 1.850 installaties per 10.000 inwoners. Westerveld bestaat uit de dorpen Diever, Dwingelo, Havelte, en Vledder, en had begin 2021 19.663 inwoners. Vooral in de eerste drie dorpen vinden we ook de nodige straten met eengezinswoningen vol sets zonnepanelen, wat vermoedelijk de belangrijkste reden is dat die gemeente zo hoog geplaatst is. De vierde tm. zevende plaats wordt gevormd door een cluster gemeentes met 1.789 tot 1.724 installaties per 10.000 inwoners, te weten Midden-Drenthe (Dr.), Ooststellingwerf (Fr.), De Wolden (Dr.), resp. het Zeeuwse Veere. Ook daarna zijn de verschillen niet groot, de top 25 wordt afgerond met een continu aflopende cluster vanaf 1.684 installaties per 10.000 inwoners (Noord-Beveland, Zld) tot het duo Hulst (Zld) en Castricum (NH), beiden met 1.551 installaties per 10.000 inwoners.Van de eerder gemelde hoog scorende "Waardevermeerdering" gemeentes in provincie Groningen is in de top 25 alleen nog maar de nieuwe fusiegemeente Het Hogeland terug te vinden, met 1.651 installaties/10.000 inwoners. Wel is de sedert begin 2021 nieuwe gemeente Eemsdelta in de plaats gekomen van voormalig top-25 kandidaat Loppersum (gefuseerd, met Appingedam, en Delfzijl). Deze tweede Groningse fusie-gemeente staat op de 19e plaats, met 1.584 installaties/10.000 inwoners. De gemiddelde waarden voor alle (2021: 352) Nederlandse gemeentes bij elkaar zijn tussen 2012 en 2020 ge-evolueerd van 56 naar, licht bijgesteld, 945 PV-installaties per 10.000 inwoners. Aan het eind van juni 2021 was dit alweer verder gegroeid naar 1.056 installaties/10.000 inwoners. Bijina een factor 19 maal zo hoog in 8 en een half jaar tijd. Dit gemiddelde vindt u in de grafiek terug als de zwarte gestreepte lijn onderaan. (17) Evolutie PV capaciteit per inwoner in Nederlandse gemeentes (update tm. 2021-H1*) Naar analogie van de rekenfactor "aantal PV installaties per 10.000 inwoners"(paragraaf 16), volgt in deze paragraaf de maatvoering "PV-capaciteit per inwoner". De bijgewerkte grafiek hier onder toont in ieder geval de 25 gemeentes die op de zeer belangrijke factor opgesteld PV vermogen (Wp) per inwoner in de periode 2012-2021 H1* het hoogste scoren. Gelukkig zijn er in 2020 geen rare gemeentelijke herindelingen geweest, maar begin 2021 is, zoals gezegd, de Groningse fusiegemeente Eemsdelta ontstaan uit de gemeentes Appelscha, Delfzijl, en Loppersum, die helemaal rechts in de bijgewerkte grafiek voor het eerst binnen de top-25 is verschenen in de huidige update. Hier onder volgt de status quo tm. medio 2021, zoals door Polder PV berekend met de nog voorlopige data uit de CBS update van 10 december 2021. Als je opgesteld PV vermogen in een gemeente relateert aan het aantal inwoners ervan, doe je meer "recht" aan kleinere gemeentes, waar immers niet zeer veel PV capaciteit eenvoudig is te realiseren. Het grootste deel van de aldus "genormeerde" 25 beste gemeentes vinden we dan ook in een goed onderling vergelijkbare "band" die evolueert van zo'n 50-100 Wp/inwoner EOY 2012, tot, voorlopig, zo'n 1.800-3.200 Wp per inwoner, medio 2021. Ook in deze update, zien we op dit niveau weer enkele zeer grote, positieve uitschieters, met sterk daarvan afwijkende trends. Dit zijn achtereenvolgens de volgende zes exemplaren. (1) Nieuw kampioen Borger-Odoorn (Dr.) heeft een enorme versnelling meegemaakt sinds eind 2019, kwam op de 8e plek in 2020, en katapulteerde zichzelf verder naar plek 1 "met stip", medio 2021 (puntenreeks helemaal rechts in de grafiek). Er is maar een belangrijke oorzaak voor aan te wijzen: het grootste zonnepark van Nederland, Vloeivelden Hollandia, werd begin 2021 opgeleverd. Met dat, en nog een drietal andere grotere exemplaren stond er medio 2021 een spectaculair volume van 7.238 Wp per inwoner van die gemeente, gekoppeld aan het net. In het geval van Vloeivelden Hollandia was dat via de netaansluiting van Avebe in Gasselternijveen, 2 kilometer verderop. In 2019 had de gemeente nog maar 776 Wp/inwoner staan. Binnen anderhalf jaar is die relatieve ratio dus met een factor 9,3 opgehoogd ! Ter vergelijking, in 2020 was het nog Westerwolde (Gr.), met 4.849 Wp/inwoner. In 2019 was het Borsele in Zeeland, wat toen niet verder kwam dan 3.634 kWp/inwoner, en medio 2021 naar de zesde plaats is gezakt (zie verder). (2) Het Groningse Westerwolde is de tweede, relatieve nieuwkomer in de top 3, wederom met duidelijk aanwijsbare redenen. Ten eerste, Zonnepark Vlagtwedde (fase I) van Powerfield (door de nieuwe eigenaar Impax alweer rap door-verkocht aan de Duitse Versicherungskammer Group / Encavis), met bijna 110 MWp "schoon aan de haak" opgeleverd in 2020. Wat in het voorjaar van 2021 werd gevolgd door Zonnepark Ter Apelkanaal. Gerelateerd aan het bescheiden inwoner aantal van deze gemeente, kwam Westerwolde medio 2021 vooral door deze 2 grote toevoegingen al op 5.629 Wp/inwoner. Vanwege dit tussensprintje, belandde Westerwolde medio 2021 vóór Stadskanaal, die eind 2020 nog op de 2e plaats stond. (3) De derde plaats is voor medio 2021 wederom een Groningse gemeente, Stadskanaal, die eind 2021 al vier grotere zonneparken kende, en er tot medio 2021 nog geen nieuwe bij heeft gekregen. Derhalve, is de hier getoonde ratio slechts marginaal toegenomen, van 4.329 Wp/inwoner (eind 2020) tot 4.353 Wp/inwoner. Wat ongetwijfeld mede veroorzaakt wordt, door het feit dat de gemeente al langere tijd in de "rode zone" zit op de "invoeding" capaciteitskaart van Netbeheer Nederland. Er is tussentijds alleen nog maar al langer geleden gecontracteerde capaciteit achter grootverbruik aansluitingen bijgekomen. (4) Als gevolg van de tijdelijke (?) vertraging bij Stadskanaal, zijn de nrs. 4 en 5 medio 2021 dichterbij gekropen. Het in 2019 opgeleverde - toen grootste - zonnepark Midden-Groningen heeft voor de gelijknamige gemeente de derde plaats bij deze afgeleide parameter bezorgd in dat jaar, en kreeg er in 2020 het 64 MWp grote Duurkenakker project in Muntendam bij, waarmee ze, lijnrecht doorgroeiend, haar positie, 1 plek lager, bestendigde. Medio 2021 is de gemeente voorlopig uitgekomen op 4.232 Wp/inwoner. (5) Wat het Friese Ooststellingwerf betreft, dat kwam zo hoog vanwege de in twee fases in 2018 en 2020 tot ver over de 50 MWp uitgebouwde grote veldinstallatie van de bekende project bouwer GroenLeven. De bouw ervan ging niet zonder slag of stoot. Na interventie door de Friese Milieu Federatie (FMF) werd dat tijdelijk stilgelegd door de rechter. De grote uitbreiding is uiteindelijk toch in de zomer van 2020 gebouwd, en er zou, in samenwerking met netbeheerder Liander, zelfs een "groen waterstof productie" pilot bij komen om te experimenteren met dienstverlening (omzetten van productiepieken in met name de zomerperiode in H2 productie door elektrolyse), en het verkleinen van de grote problemen met het net in "dun beaderd" zuid-oost Friesland. Met het huidige zonnepark, en het "kleinere werk elders in de gemeente", heeft Ooststellingwerf medio 2021 volgens de nog zeer voorlopige CBS cijfers 4.178 Wp/inwoner staan. (6) Borsele (Zld) bekleedde in 2018-2019 nog de eerste positie vanwege de oplevering van het zonnepark Scaldia in de herfst van 2018 (volgend op een kleiner grondgebonden project bij Zeeland Refinery). Met dat gecompliceerde, ruim 54 MWp grote project, door CBS, vanwege de lokatie van het invoedende trafostation, volledig toegerekend aan Borsele, al staat een kleiner deel op het grondgebied van Ritthem - Vlissingen, werd deze Zeeuwse gemeente tijdelijk heerser op dit vlak, vanwege een lage bevolkingsdichtheid (eind 2019 22.739 inwoners). Na de afronding van dat project, trad in de afgeleide CBS cijfers echter een sterke afvlakking van de groei op, waardoor eind 2020 Borsele al door een viertal gemeentes is ingehaald. De gemeente eindigde medio 2021, met ook nog eens nieuw kampioen Borger-Odoorn ver boven zich, volgens de huidige CBS data op een niveau van 3.849 Wp/inwoner. Deze positie is echter beslist onterecht, omdat het CBS kennelijk nog steeds het begin 2020 al opgeleverde (!) grote EPZ zonnepark project op het terrein van de oude steenkolencentrale en een aanpalend perceel over het hoofd heeft gezien. Er is dus zeker nog een forse opwaartse bijstelling te verwachten. Vrijwel alle andere gemeentes in de rest van de top-25 hebben 1 of meer zonneparken op hun grondgebied (gekregen), en/of hebben een relatief hoge input van grotere agrarische projecten, die de capaciteiten flink opstuwen. In de grafiek zijn verder nog opvallend de evoluties van de curves voor het dunbevolkte Waddeneiland Ameland (Fr.) resp. Cranendonck (NB). Na oplevering van zonneparken op hun grondgebied (2015 resp. 2018), die een relatief hoge impact hebben gemaakt op het vermogen per inwoner, is er in beide gemeentes verder relatief weinig geschied. De sterk toegenomen curves zijn sedert de oplevering weer flink afgevlakt, ze vertonen een scherpe "knik". Ameland is, na drie jaar lang "kampioen" te zijn geweest inmiddels op de 15e plaats beland, medio 2021, achter het Brabantse Reusel-de Mierden. Cranendonck is, na oplevering van het grote Budel-Dorplein project op zink afval velden van Nyrstar, en 2 jaar lang op numero 2 staand, redelijk door gegroeid, en medio 2021 op de 7e positie beland. Tot slot, is ook de ingebruikname van het grootste particuliere zonnepark in Nederland, het 45 MWp grote project van maatschap Gooiker te Wilp in gemeente Voorst (Gld) niet aan de statistieken voorbij gegaan. De curve voor deze gemeente, nog onder het landelijke gemiddelde liggend in 2019 (zwarte streepjes-lijn onderaan), is in 2020 scherp omhoog gebogen en bereikte toen, met 2.453 Wp/inwoner, een respectabele 10e plaats in deze rating. Ook al is de groei in het eerste half jaar van 2021 niet groot geweest, die tiende plek heeft ze nog weten te behouden tot halverwege het jaar. Een opvallend, andersoortig voorbeeld in deze top-25, is de Noordoostpolder (NOP, Fl.). Deze maakte een meer geleidelijke, doch snelle evoltue door, wat vooral te wijten is aan de grote hoeveelheden grote agarische complexen daar, die voor een behoorlijk deel al van forse PV installaties zijn voorzien. Dat is de grote driver van de groei geweest, aldaar. De korte versnelling in 2017 was het gevolg van ingebruikname van Zonnepark De Munt van Groenleven te Emmmeloord. In 2020 werd het grootste grondgebonden project in NOP, in Luttelgeest opgeleverd. Medio 2021 is deze gemeente op de 8e plek beland, met 2.755 Wp/inwoner. Tegenover bovenstaande voorbeelden, die grotendeels gedreven worden door de ingebruikname van grote zonneparken, is ook een zekerheid, dat de grote stedelijke agglomeraties onderaan de lijst bungelen. De Zuid-Hollandse gemeentes Schiedam, Rotterdam, en Den Haag vinden we pas bij de laatste tien gemeentes in de lange lijst. De hoge ambities hebbende grote haven gemeente, met de geliefkoosde bijnaam "Rotjeknor", had medio 2021 slechts 137 Wp per inwoner op haar grondgebied, maar is wel 2 plaatsen gestegen, onder anderen door enkele grotere rooftop projecten in het uitgestrekte havengebied. Ze liet daarmee zowel Zandvoort (NH), als de Residentie, Den Haag, achter op de laatste plaats, die toen nog maar 120 Wp/inwoner had verzameld. De gemiddelde waarden voor alle (2021: 352) Nederlandse gemeentes bij elkaar zijn tussen 2012 en medio 2021 ge-evolueerd van 23 naar 923 Wp per inwoner, een factor bijna 41 maal zo hoog in 8 en een half jaar tijd. Dat ligt beduidend hoger dan de factor bij de evolutie van het aantal PV installaties per 10.000 inwoners (factor 19, paragraaf 16). Een zoveelste duidelijke aanwijzing voor de sterk toegenomen schaalvergroting in de PV sector, waarbij gemiddeld genomen steeds grotere projecten worden gerealiseerd. Helaas blijft er ook nog steeds een irritante, opvallende fout in de CBS cijfers zitten. Het grote zonnepark aan het Wildervanckkanaal in zuidelijk Veendam (Gr.) is namelijk (onherroepelijk) pas eind 2017 (!) opgeleverd, en het werd zelfs pas in maart 2018 met een officieel feestje "ingewijd". CBS lijkt, gezien de flinke opwaartse knik in oudere grafieken (Veendam komt niet meer in de actuele voor, en staat op de 28e plaats in de rating, medio 2021), het park echter al enkele jaren in het jaar 2016 in de statistiek annalen te hebben opgenomen, wat volstrekt onmogelijk is. Er was toen fysiek nog niets te zien van [voorbereidingen voor] het park, Polder PV bezocht de lokatie in het najaar dat jaar. Dit geeft wel een vertekend beeld van de evolutie van de capaciteits-ontwikkeling op hogere niveaus. Het zal dus beslist ook kunnen voorkomen dat op lagere niveaus meer van dit soort fouten zijn gemaakt. Die vanwege de beperkte impact mogelijk niet eenvoudig opgemerkt kunnen worden. Dit dient dan ook altijd in de oren te worden geknoopt, als u dergelijke grafieken voor u ziet. Er kunnen stevige "missers" in zitten ! Het wordt uit bovenstaande in ieder geval wel kristalhelder, dat zeer grote sprongen in zelfs zo'n relatieve maatvoering als Wp/inwoner, worden veroorzaakt door het verschijnen van zeer grote projecten als zonneparken, op het grondgebied van gemeentes met relatief weinig (of: bij zeer grote projecten, een moderaat) aantal inwoners. Met name aan de vele steile knikken omhoog in diverse gemeentelijke curves, in record jaren 2018 tm. 2021 H1, ziet u waar de mogelijke kandidaten zitten die 1 of meer van dergelijke parken binnen de gemeentegrenzen hebben zien verschijnen. Als je de evolutie in de voorgaande jaren in die gemeentes ziet, weet je wat voor enorme impact zelfs maar 1 zonnepark in zo'n gemeente kan hebben. Tot een record aan toe, zoals Westerwolde laat zien: "de snelste groeier van allemaal", met een toename met een ruime factor 11 tussen 2019 en 2020... Status gemeentes per provincie De in de vorige update nog aangestipte effecten van de waardevermeerderings-regeling in provincie Groningen heeft geen naijlende effecten meer bij de ratings van gemeentes in het huidige overzicht. Het zijn vooral de grote projecten (vrijeveld en rooftop) die bij deze parameter, capaciteit per inwoner, de dienst zijn gaan uitmaken. Waar provincie Groningen in 2017 nog ver aan kop lag, met maar liefst 6 gemeentes (vanwege de effecten van genoemde subsidieregeling), heeft haar westelijke buurman, Friesland, die rol in 2018 van haar overgenomen, met achtereenvolgens Ameland, Ooststellingwerf, Vlieland, Weststellingwerf, Achtkarspelen en Schiermonnikoog. In 2019 werd daar echter alweer flink de bezem doorheen gehaald. Met de gereviseerde cijfers voor dat jaar was het Noord-Brabant, die met maar liefst 7 gemeentes over-vertegenwoordigd is geraakt in de top-25 (Cranendonck, Moerdijk, Boekel, Someren, Reusel-de Mierden, Son en Breugel, en Asten). In 2020 werden de kaarten opnieuw geschud, en had Noord-Brabant nog "maar" 6 gemeentes in de top 25. 4 provincies hadden er toen 3 (Gr, Fr, Dr en L), Flevopolder en Zeeland elk 2, en Gld, NH en ZH elk 1. De eerste jaarhelft van 2021 bracht Noord-Brabant weer op 7 gemeentes in de top-25, Groningen op 4, Friesland en Drenthe beiden 3, Flevoland, Zeeland en Limburg elk 2, en Gelderland en Noord-Holland beiden 1. Opvallende afwezigen in het laatste lijstje: de provincies Overijssel, Utrecht, en Zuid-Holland. Deze komen pas op posities 31 (Goeree-Overflakkee, ZH), 38 (Twenterand, Ov), resp. 70 aan bod (Renswoude, Ut.). In de eerste 2 gevallen is wederom de aanwezigheid van grotere zonneparken de veroorzaker van die hoogste posities, voor Renswoude in Utrecht is dit niet duidelijk. Deze vervangt medio 2021 trouwens Eemnes, die pas op de 228e positie is terug te vinden, met 600 kWp/inwoner. Dit is echter hoogst waarschijnlijke weer een andere fout van het CBS, want de capaciteit in deze gemeente is door het data instituut terug gedraaid van 11,1 MWp (2020 revisie) naar nog maar 5,6 MWp (2021 H1 eerste cijfer). Dit is onmogelijk, omdat in 2018 een zonnepark van 5,7 MWp is opgeleverd, en de status eind 2019 al was gegroeid naar 9,8 MWp. Kennelijk is er een forse fout geslopen in de eerste data van 2021 voor deze gemeente. Mij is in ieder geval niets bekend van het weer afbreken van genoemd zonnepark van KiesZon / International Solar ... De structuur van het lijstje met aantal gemeentes per provincie in de top-25 bij de Wp/inwoner rating wordt in ieder geval elke jaargang weer aardig "opgeschud", zo blijkt wel weer. De oorzaak is al lang niet meer, zoals in het verleden, verschil in lokale inkoopacties, en/of divers ondersteuningsbeleid voor zonnepanelen tussen gemeentes onderling. Dé dominante, en in veel gevallen zelfs exclusieve factor is het verschijnen van 1 of meer (grote) zonneparken. Die brengen zulke grote volumes in, dat direct de rating van de betreffende gemeente in sterk positieve zin wordt beïnvloed. Wáár in een bepaald jaar die zonneparken verschijnen, is dus de doorslaggevende factor bij de onderlinge wijzigingen in de volgorde van de gemeentes geworden bij de huidige, belangrijke parameter. In een vorige update heb ik reeds wat woorden vuil gemaakt aan verder gaande beschouwingen over deze relatieve maatvoering, inclusief speculaties over de positie van het Overijsselse dorp Heeten (Raalte). Hiervoor verwijs ik u gaarne naar die paragraaf in de update tm. 2017. Mijn gemeente Leiden scoort ook op dit punt nog steeds niet best: ze staat op een armetierige, het schaamrood op de kaken brengende 343e positie, gelijk met Vlaardingen (ook ZH), met slechts 183 Wp/inwoner, medio 2021. En met maar 8 gemeentes die het nóg slechter doen onder zich... Ook in de tweede helft 2021 zal dit niet dramatisch veel beter zijn geworden, ondanks forse groei bij de residentiële installaties, die sowieso overal elders in Nederland ook plaatsvindt. "Gelukkig" heeft Polder PV, met een 2-persoons-huishouden, nog steeds, na dik 21 jaar succesvolle exploitatie van een stok-oude PV installatie, een factor 3,7 maal zo veel Wp/bewoner staan. Hopelijk zullen nieuwe acties in Leiden (Wethouder Fleur Spijker: "een zonnepaneel op elk huis") e.d. soelaas gaan bieden. Op het vlak van SDE beschikkingen voor grotere projecten houdt het ook niet echt over. Er zijn volgens de RVO lijsten tm. de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020 II, slechts 110 beschikkingen over voor een totaal volume van bijna 10 MWp. 6,5 MWp daarvan, verdeeld over 29 projecten, stond in de versie van oktober 2021 nog open. Dat is beslist niet veel, om maar weer eens een understatement te gebruiken. (18) Kaartjes met evolutie van aantallen gerealiseerde PV installaties, PV capaciteit, en capaciteit per inwoner, per gemeente in de jaren 2017 tm. 2020* Via het Open Data Portal van CBS is het ook mogelijk om eenvoudige kaartjes te maken. In vorige versies deed ik dit via het veel "geliktere" portal van Klimaatmonitor, waarin nogal wat opmaak mogelijkheden zitten en er mooie contrasten gekozen kunnen worden (zie bijvoorbeeld hier, hier, en hier voor eerdere voorbeelden). De Klimaatmonitor databank van Rijkswaterstaat heeft inmiddels weer wat recentere data, maar nog niet de meest actuele van het CBS overgenomen. De laatste beschikbare data zijn voor 2020. Ik heb ditmaal weer gekozen voor de evolutie bij de aantallen projecten en het geaccumuleerde PV vermogen per gemeente in de laatste vier jaar, omdat de groei in die periode onstuimig is geweest. Voor eerdere overzichten gemaakt met de beperktere CBS tools, zie de visualisaties tm. 2018, resp. tm. 2019. Uit het Klimaatmonitor portal heb ik ditmaal 3 evolutie kaarten series ge-extraheerd met de evolutie van de totale aantallen zonnestroom producerende installaties per gemeente (bovenste vierluik), de capaciteit per gemeente in kWp (tweede set van vier kaartjes), en, als nieuwe presentatie, de gemiddelde capaciteit per inwoner per gemeente (derde set). Dit alles, volgens de door Klimaatmonitor geïmporteerde CBS data, met peildatum december 2021, voor de door Polder PV geselecteerde jaren 2017 tot en met 2020*.
Bron: CBS - Statistiek zonnepanelen Klimaatmonitor van Rijkswaterstaat (status update december 2021, vertoont iets verouderde dataset van CBS, met voor heel NL totaal 1.369.064 PV projecten. In de meest recente CBS update zijn dat er voor eind 2020 inmiddels 1.374.708. 1e jaarhelft 2021 resultaten van het CBS nog niet opgenomen in Klimaatmonitor bestand. Legenda met maximaal te verkiezen segmentatie in 15 categorieën verdeeld, om veranderingen zo goed mogelijk zichtbaar te maken op gemeentelijk niveau in de kaartjes. Aantallen PV installaties per gemeente, per deel-kaartje in 15 grootte klassen verdeeld (zie legenda). Deze indeling geldt, i.t.t. eerder door Polder PV vertoonde CBS visualisaties, voor alle vier de getoonde kaartjes, dus de absolute groei per gemeente is hiermee goed te duiden. Een kleurwaaier is gekozen van diep-rood (weinig installaties; kleinste schaal minder dan 350 adressen) tot donker-groen (zeer veel installaties; grootste schaal vanaf 4.900 adressen per gemeente). Waar in 2017 er nog heel veel gemeentes (diep) rood kleurden, met relatief weinig adressen met zonnepanelen, is een groot deel van Nederland in 2020 reeds donkergroen gekleurd, met (zeer) veel adressen met zonnepanelen binnen de gemeentegrenzen. Slechts weinig gemeentes kleuren dan nog rood, o.a. de Waddeneilanden (beperkt aantal adressen per eiland), zuidelijk Noord-Brabant (gebied rond Baarle-Nassau), Vaals (L.), Pekela (Gr.), en nog enkele gemeentes verspreid door centraal Nederland en Noord-Holland. Kaartjes / data © Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) via grafiek generator Klimaatmonitor, selecties en samenstelling Polder PV. Resultaten voor 2020 zijn "voorlopig", die voor eerdere jaargangen zijn "definitief".
Bron: CBS - Statistiek zonnepanelen Klimaatmonitor van Rijkswaterstaat (status update december 2021, vertoont iets verouderde dataset van CBS, met voor heel NL totaal 10.717 MWp PV capaciteit. In de meest recente CBS update is dat voor eind 2020 inmiddels 10.949 MWp (afhankelijk van CBS tabel, andere tabel geeft 10.950 MWp). 1e jaarhelft 2021 resultaten van het CBS nog niet opgenomen in Klimaatmonitor bestand. Legenda met maximaal te verkiezen segmentatie in 15 categorieën verdeeld, om veranderingen zo goed mogelijk zichtbaar te maken op gemeentelijk niveau in de kaartjes. Legenda vermogens-klassen zijn in kWp opgesteld PV vermogen. PV capaciteit per gemeente (in kWp), wederom per deel-kaartje in 15 grootte klassen (zie legenda). Kaartjes / data © Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) via grafiek generator Klimaatmonitor, selecties en samenstelling Polder PV. Resultaten voor 2020 zijn "nader voorlopig", die voor eerdere jaargangen zijn "definitief". Er is een duidelijk verschil in "homogeniteit" van de kleurverschillen tussen de twee series kaartjes. Bij de aantallen zijn er reeds veel gemeentes die hoge aantallen PV installaties hebben geaccumuleerd, en kleurt het land op veel plekken (donker) groen in 2020, met relatief weinig / kleine achterblijvende gemeentes die nog rood kleuren. Bij de capaciteit echter, verloopt de groei veel inhomogener. Meerdere stedelijke agglomeraties blijven duidelijk achter, en kleuren deels nog steeds (donker) rood. Veelal in de Randstad , maar ook in regio als oostelijk Zuid Limburg en, vanwege hun karakter (weinig woningen) de Waddeneilanden. In dergelijke regio is het simpelweg niet makkelijk of bijna onmogelijk, om "meters te maken" op het gebied van vergroting van de PV capaciteit, het gaat daar vaak om fysieke en/of sociaal-economische beperkingen, die niet eenvoudig zijn te omzeilen of "recht te zetten". Meerdere malen zitten daar trouwens ook de "rijkere" gemeentes bij, zoals Wassenaar (ZH), Rozendaal (Gld), Blaricum en Laren (beiden NH). De grote capaciteits-groei vindt vooral plaats in de landelijke gebieden, waar er genoeg ruimte is, en goedkopere grond. Dat is waar veel van de grotere zonneparken zijn - en worden - gerealiseerd, die grote vermogens inbrengen. Zoals in diverse gemeentes in Groningen, oost Drenthe, de Flevopolders, Goeree-Overflakkee (ZH), Borsele (Zld), Leeuwarden (Fr.), de gemeente cluster Barneveld / Ede / Apeldoorn / Voorst (Gld), en enkele andere gemeentes waar zonneparken zijn gerealiseerd, zoals de Haarlemmermeer. Waar heel veel boerderijen met forse PV projecten zijn gerealiseerd, zoals Hollands Kroon in Noord-Holland, of veel distributiecentra met grote oppervlaktes panelen zijn opgeleverd (Tilburg NB en Venlo L.). Gemeentes als Amsterdam waar langdurig veel stimulans voor zonne-energie is geweest, én inmiddels het havengebied ook nog eens flinke gerealiseerde projecten heeft laten zien. Of groei-tijgers als Eindhoven, die zeer veel residentieel volume hebben weten te plaatsen in relatief korte tijd. De komende jaren zullen landelijke gemeentes met nieuwe zonneparken zich op dit punt extra in the picture gaan zetten, zo is de verwachting. Op verzoek van Emiel van Druten maakte Polder PV op 23 juli 2021 op basis van de update van 9 juli jl. ook nog een serie kaartje van het door Klimaatmonitor geregistreerde zonnestroom vermogen per inwoner. Ik kreeg daarbij destijds de data voor 2020 echter niet "te pakken", dus heb ik toen de sequentie voor de kalenderjaren 2016 tm. 2019 laten zien, Voor de serie van 4 kaartjes, zie mijn Tweet van die datum. Ondertussen zijn eerste resultaten voor 2020 ook bij Klimaatmonitor ingevoerd (weliswaar lagere volumes dan de huidige "nader voorlopige" update van 10 december). Deze heb ik in de derde grafiek hier onder weergegeven. Bron: CBS - Statistiek zonnepanelen Klimaatmonitor van Rijkswaterstaat (status update december 2021, vertoont iets verouderde dataset van CBS. De legenda toont de PV capaciteit per inwoner per gemeente, in Wp per inwoner, met een evenredige verdeling over de 15 klassen. In deze relatieve indeling is goed zichtbaar, dat met name landelijk Nederland hoog scoort, en de dichtbevolkte stedelijke gebieden (met name de Randstad) veel lager, wat was te verwachten. De hoogste 3 scorende gemeentes waren in 2019 Borsele (Zld), Cranendonck (NB), en Midden-Groningen (Gr.). In de huidige, niet meest actuele update met cijfers tm. 2020, rechtsonder, zijn het Westerwolde (Gr.), Stadskanaal (Gr.), en Ooststellingwerf (Fr.), met 4,9, 4,4, resp. 4,0 kWp/inwoner. In beide jaren bestonden alle drie de top-scorers uit relatief dun-bevolkte gemeentes, met toen al forse zonneparken op hun grondgebied. Dit is, zoals elders in de hier getoonde analyse duidelijk wordt, in de eerste jaarhelft van 2021 alweer flink door elkaar geschud, en is er reeds een nieuwe kampioen, Borger-Odoorn (Dr.), die in de voorlaatste kaart voor 2020 nog maar 2,6 kWp/inwoner had staan (inmiddels bijgesteld tot bijna 2,7 kWp/inwoner voor dat jaar). Dat is, vanwege met name de oplevering van het Vloeivelden Hollandia project, zeer hard gestegen naar, voorlopig, alweer 7,2 kWp/inwoner, medio 2021, in die Drentse gemeente. (19) Grafieken met evolutie van PV capaciteit per RES sub-regio - geactualiseerd In de basis data van het CBS is in 2019 een nieuw element ingebracht, cijfers over de zogenaamde RES regio. De 30 regio, met 40 sub-regio, die compleet artificieel in elkaar zijn "gezet" (soms zelfs de provincie grenzen overschrijdend ...), en die onder anderen de Klimaatakkoord taak "35 TWh duurzame elektriciteit opwek op land extra in 2030" moeten invullen, alsmede de warmtevoorziening moeten verduurzamen, en knelpunten op het gebied van energie infra moeten (helpen) oplossen. Een kolossale taak, waar Polder PV niet te diep op in zal gaan. Er gaan duizenden vergaderingen, ontelbare uren arbeidsinzet, overleg, documentatie, en noem maar op in zitten. En het levert allemaal een heftige vorm van nieuwe bureaucratie op, bovenop alle andere "vormen" die we al hebben in ons land. Een poging tot stroomlijning vindt u op de speciale Klimaatakkoord website Regionale Energiestrategie punt nl. Daar zult u snel verdwalen in vele tientallen documenten en verwijzings-pagina's. De ambities vanuit de nieuw gevormde RES regio zijn hoog, inmiddels zijn alle biedingen voor de RES-sen ingediend ("RES 1.0"), en is de 35 TWh elektra flink overboden. Maar de vraag blijft natuurlijk wat er van de daadwerkelijke realisaties terecht zal komen, in een tijd dat er relatief snel al majeure netproblemen zijn ontstaan bij elektriciteit, en het jaren gaat duren voordat daar "enige verlichting" in zal ontstaan - na investeringen van honderden miljoenen Euro's door de netbeheerders. Veel RES plannen zijn nog steeds (zeer) vaag, en weinig concreet, dus we gaan met belangstelling zien hoe de tomeloze ambities in feitelijke opleveringen zullen worden omgezet. Het CBS heeft een apart overzichtje gemaakt van de vermogens van gerealiseerde PV capaciteit en aantallen installaties in de RES regio, zoals zij via hun ingewikkelde nieuwe data extractie techniek tot stand hebben gebracht (in verband met het feit dat in Nederland er nog steeds geen centraal realisatie register bestaat voor zonnestroom). Het CBS is met een nieuwe tabel gekomen met de nieuwste RES cijfers voor de kalenderjaren 2018 tm 2020. Hierin zijn de cijfers voor 2018 en 2019 definitief, en voor 2020 nader voorlopig. Voor (medio) 2021 zijn nog geen data voorhanden. Deze nieuwe tabel, bedoeld voor monitoring van de progressie in het enorme RES dossier, zou elk jaar opnieuw rond juni/juli gepubliceerd moeten gaan worden. Uit deze tabel heb ik weer enkele grafieken ge-extraheerd, die hier onder worden weergegeven. Het zwaartepunt ligt daarbij op de capaciteits-ontwikkeling, en op de berekende totale stroomproductie van wind- en zonnestroom op land. (a) Evolutie van PV capaciteit per RES sub-regio 2018-2020** In bovenstaande grafiek de evolutie van de PV capaciteit per RES sub-regio ("ET" codes), in MWp opgesteld vermogen aan het eind van elk kalenderjaar, voor alle 40 sub-regio's die worden onderscheiden. Hierbij is ook nog een categorie "niet in te delen", onderaan in de grafiek toegevoegd (gering volume, eind 2020 5 MWp). Ook toon ik een evolutie lijn met het gemiddelde van alle 40 sub-regio (zwarte streepjeslijn, ongeveer halverwege de lijnenbundels). Voor de drie best presterende regio bij deze parameter, heb ik de waarden voor eind 2020 weergegeven (status "nader voorlopig" volgens het CBS, 2018 en 2019 zijn "definitief"). Voor het gemiddelde per regio zijn de waarden voor alle 3 de kalenderjaren getoond. De RES (sub-)regio zijn zéér divers van omvang en van begrenzing. Vaak zijn het "natuurlijke entiteiten", zoals provincies (Groningen, Friesland, Drenthe, Zeeland), of gemeentes (Goeree-Overflakkee). Soms zijn het "grootstedelijke" verzamelingen, zoals Arnhem/Nijmegen, en de dichtstbevolkte regio, Rotterdam/Den Haag (bijna 2,4 miljoen inwoners !). Of steden in combinatie met een groot stuk agrarisch achterland, zoals het bizarre construct "U16" (Utrecht en omstreken, niet gelijk aan "de provincie"), of bijvoorbeeld samenwerking van Gelderse gemeentes in de "Clean Tech" regio. Weer anderen gaan zelfs de provincie grens over, zoals Foodvalley op de grens van Utrecht en Gelderland (in 2 sub-regio onderverdeeld). Anderen zijn slechts qua omvang zeer beperkte poldergebieden, zoals de Zuid-Hollandse Alblasserwaard en Hoeksche Waard, met slechts 17 tot 18 duizend inwoners. Het is al met al, een bonte verzameling, die bovenop gemeentelijke en provinciale indelingen komt. Die ook alweer af en toe wijzigen door herindeling, waarvan een recente beruchte, de toewijzing van 2 voormalig Zuid-Hollandse gemeentes, tezamen met het Utrechtse Vianen, aan de nieuwe gemeente Vijfheerenlanden die geheel in Utrecht kwam te liggen, per 1 januari 2019). Er zijn alweer enkele nieuwe herindelingen in de planning (Wikipedia pagina). Al deze wijzigingen maken de chaos voor statistici alleen maar nog groter dan ze al is. Het CBS geeft in de update deels de data voor de sub-regio op met de daarbij horende volumes. Er zijn vier regio met onderverdelingen: Foodvalley (2 sub-regio opgegeven), Noord-Holland Noord (3 sub-regio), Noord-Holland Zuid (6 sub-regio), en Zuid-Limburg (3 sub-regio). In deze sectie worden alleen grafieken met de sub-regio indeling gegeven. Alleen in de kaartjes in paragraaf 20 wordt een verdeling van de regio getoond. In de grafiek vinden we 3 "koploper regio" terug op het gebied van geaccumuleerde capaciteit bij de 40 RES sub-regio. Provincie = ET sub-regio Groningen, met eind 2020 (nader voorlopige cijfers) 943 MWp, een forse opwaartse bijstelling van de 853 MWp in de vorige update. Provincie = ET sub-regio Friesland, met 688 MWp (licht néérwaarts bijgesteld), en, wederom behoorlijk opwaarts bijgesteld, 642 MWp voor Metropoolregio Eindhoven. Drenthe, eerder al op de vierde plaats, heeft wat meer afstand genomen van MPR Eindhoven (599 MWp). Groningen kwam in eerdere RES overzichten al in 2016 op de eerste plaats, maar moest in 2018 tijdelijk plaatsmaken voor haar westelijke buurprovincie Friesland. Dat is weer "gerepareerd" in 2019, het verschil is verder toegenomen in 2020, vooral vanwege de enorme nieuwe zonneparken die in Groningen zijn opgeleverd. Goed is in eerdere overzichten te zien dat in de meeste regio al in 2018 een versnelling van de uitbouw van PV heeft plaatsgevonden (curves knikken omhoog), lang voordat er überhaupt concreet sprake was van aan RES gerelateerde "ambities" die ingevuld moesten worden. En dat dit in 2019 herhaald is, met een extra versnelling, en wederom in sommige regio, in 2020. Opvallende versnellers in 2020 zijn, naast Groningen, Friesland, Drenthe, West-Overijssel, en de Cleantech sub-regio. Typische regio waar zonneparken zijn opgeleverd. Voor laatstgenoemde zijn dat o.a. Zonnepark Voorst (Wilp - Voorst), Zonnepark Armhoede (Lochem), en de twee projecten in Zutphen (Fort de Pol en Circulus Berkel) geweest in dat jaar. Het gemiddelde van alle RES sub-regio nam toe van 115 MWp in 2018, tot 274 MWp in 2020. Een factor 2,4 verschil, in 2 jaar tijd. (b) Evolutie van "kleinschalige" capaciteit PV / installaties <= 15 kWp per RES sub-regio 2018-2020** Omdat de RES "opdracht" gaat over de extra taakstelling voor (de productie van) elektrisch vermogen uit installaties op land met een omvang groter dan 15 kW, heeft het CBS de totale volumes voor zonnestroom genererende capaciteit gesegmenteerd in installaties tot en met 15 kWp, en grotere installaties. In onderstaande grafiek geef ik daarom eerst de accumulatie van de capaciteiten bij alleen de kleine PV projecten tm. 15 kWp. Deze vallen dus buiten de "formele RES opdracht": Hier zien we opeens een nieuwe sub-regio helemaal bovenaan verschijnen, de met grote inwoner aantallen "gezegende" Randstad regio Rotterdam/Den Haag, waar 275 MWp aan kleinschalig PV vermogen zou zijn geaccumuleerd, eind 2020. Op plaatsen 2 en 3 staan 2 bekende spelers uit de eerste "totaal" grafiek, Metropoolregio Eindhoven (269 MWp), resp. Friesland, met 252 MWp. Zoals is te verwachten, bij kleinschalige volumes, grotendeels op daken van woningen gerealiseerd, is de ontwikkeling "continu", zonder al te vreemde knikken in de curves. Wel zijn er duidelijke verschillen in tempo, wat vooral te maken heeft met het aantal inwoners en woningen in een bepaalde sub-regio, die immers de potentie voor residentiële (uitsluitend kleinschalige) zonnestroom opwekking goed weergeeft. Daarom vinden we de zwaar verstedelijkte sub-regio hier bovenaan, en dunbevolkte gebieden zoals Goeree-Overflakkee en Alblasserwaard, beiden in Zuid-Holland, helemaal onderaan. Het "tempo" in Zeeland is bescheiden, in de dicht-bevolkte, van veel residentiële daken voorziene sub-regio Arnhem/Nijmegen ligt dat veel hoger. Er is in 2020 een bescheiden contingent van zo'n 1 MWp nog niet aan een sub-regio toegewezen door het CBS ("niet in te delen"). Het gemiddelde bij de kleinschalige projecten ontwikkelde zich van 62 MWp in 2018, tot 115 MWp per sub-regio in 2020. Een factor 1,9 maal zo hoog. Dit hoge tempo in de residentiële sector lijkt ongebroken in 2021, zoals eerste resultaten van de kleinverbruik data van netbeheerder Liander laten zien. (c) Evolutie van "grootschalige" capaciteit PV / installaties > 15 kWp per RES sub-regio 2018-2020** In navolging van de kleinschalige installaties (vorige grafiek, paragraaf 19b) geef ik in onderstaande grafiek de evolutie van de accumulatie van de capaciteiten bij alleen de grote PV projecten, per stuk groter dan 15 kWp: Deze grafiek lijkt sterk op het eerste exemplaar voor de totale volumes (paragraaf 19a), en dat is niet vreemd: de forse volumes die door grote projecten worden ingebracht tellen veel zwaarder mee, dan de residentiële / kleinschalige capaciteit, die immers in alle sub-regio een hoge vlucht heeft genomen. Het is dus niet verbazingwekkend dat de eerste paar spelers dezelfde zijn als in de grafiek met de totale volumes voor klein- plus grootschalige PV. Waarbij de verhoudingen tussen de sub-regio nog scherper worden dan ze al leken. Derhalve, Groningen weer bovenaan, met, weer flink opwaarts aangepast, 733 MWp aan grootschalig PV vermogen, eind 2020, op gepaste afstand gevolgd door Friesland, met 436 MWp, en Metropoolregio Eindhoven, met 373 MWp aan grote projecten. Op de voet gevolgd door Drenthe (368 MWp). Het gaat bij deze volumes grotendeels om grondgebonden zonneparken, de (grote) rooftops spelen bij dit "geweld" een veel kleinere rol. Ook omdat ze veel moeilijker te realiseren zijn, én de enorme volumes die met zonneparken kunnen worden gebouwd (voor minder geld) beslist niet kunnen halen gezien de ruimtelijke - en tevens bouwtechnische beperkingen. De meeste directe "volgers" van dit illustere viertal zijn allen sub-regio die ook (grotere) zonneparken hebben gerealiseerd (Flevoland, Zeeland), en/of veel grotere bedrijfs-daken hebben ingebracht (bijv. Venlo in Noord- en Midden Limburg, Kampen e.o. in West-Overijssel). Hoe geringer de kans op grotere zonneparken, hoe lager in de rating. Het totale gemiddelde geeft een goede richtlijn voor een "scheiding der geesten", boven dat gemiddelde bevinden zich de sub-regio met 1 of meerdere grote zonneparken, die flinke versnellingen geven in het geplaatste vermogen. Met als goed voorbeeld Groningen, wat haar capaciteit in dit grote segment in 2 jaar tijd met een factor 5 liet toenemen ... Onder die gemiddelde lijn, schiet het niet voldoende op om echt een vuist te maken. Voor grootschalige capaciteit was er eind 2020 een bescheiden contingent van zo'n 4 MWp nog niet aan een sub-regio toegewezen door het CBS ("niet in te delen"). Het gemiddelde bij de grootschalige projecten ontwikkelde zich van 53 MWp in 2018 (NB: 15% láger dan "kleinschalig", wat op 62 MWp begon), tot 159 MWp gemiddeld per sub-regio in 2020. Een factor 3 maal zo hoog (bij "kleinschalig" was dat slechts een factor 1,9). En eind 2020 dus al 38% hóger dan het niveau van de kleinschalige capaciteit getoond in de vorige paragraaf. Het schiet dus veel meer op bij grootschalige, dan bij kleine installaties. Iets wat velen in hun oren mogen (blijven) knopen in energie transitie tijd met zéér hoge ambities ... (d) Stroomproductie wind- en zonne-energie in RES sub-regio 2018-2020** Een van de interessante andere data uit de nieuwe CBS gegevens zijn de door het cijfer instituut berekende totale hoeveelheden elektriciteit van de combinatie wind en zonnestroom op land (NB: cq. "binnenwater" in het geval van PV, floating solar), in de periode 2018-2020. Die zijn immers essentieel om de Klimaatakkoord afspraken voor 35 TWh in 2030 gerealiseerd te kunnen hebben. Van de totale hoeveelheid berekende wind + zonnestroom heb ik de volgende update van een eerder gepubliceerde grafiek gemaakt. In deze grafiek alle berekende producties van wind- plús zonnestroom per sub-regio, in de periode 2018 tm. 2020, in Gigawattuur per jaar (1 GWh = 1 miljoen kWh). Er is een enorme cluster aan sub-regio die laag in de boom zitten met waarden onder de 500 GWh/jaar, die slechts een matige groei laten zien in de getoonde periode. Véél hoger in de boom zitten de provincies die het gemiddelde (zwarte streepjes-lijn) flink naar boven trekken. Al deze provincies hebben een flink aantal tot meerdere windparken cq. windturbines, en die zijn dan ook absoluut noodzakelijk, om meters te maken bij het invullen van de RES verplichtingen. Als u windenergie om wat voor subjectieve reden dan ook zou willen afwijzen, vergeet uw energie transitie dan maar, en ga wat anders doen. Want zonder wind gaan we het absoluut niet redden ! Om dit in perspectief te plaatsen. Heel Nederland zou volgens de geraadpleegde CBS data in de periode 2018-2020 een totale productie hebben gekend van 10,6 TWh in 2018, tot 18,6 TWh in 2020 (nader voorlopig cijfer; 1 TWh = 1.000 GWh) aan wind plús zonnestroom. Wind had in die jaren een productie van 6,9 tot 9,9 TWh per jaar. Dat was een, weliswaar afnemend, aandeel van 65 tot 53% van het totaal volume. Zonnestroom was tm. 2020, met 8,8 TWh, dus nog steeds (ver) in de minderheid, en bovendien extra "lastig" voor de regionale netbeheerders, omdat de productie "piekt" midden op de dag, en dus een flinke belasting voor het net vormt. Als je windenergie om wat voor reden niet zou willen, kom je gegarandeerd zwaar in de problemen. Want dan had je in 2020 al bijna de helft van de totale stroomproductie "niet gehad", en als je dat in de vorm van alleen zonnestroom opgewekt had willen hebben, hadden de rapen gaar geweest, en het aantal protesten tegen de benodigde extra (enorme !) zonneparken inmiddels al oorverdovend geweest. Ergo, wind én zonnestroom "moet", beiden zijn essentieel om de RES doelstellingen ingevuld te krijgen. Zonder wind dat doel proberen na te streven is een sprookje, en het wordt de hoogste tijd dat iedereen dat in zijn/haar oren gaat knopen, met een dubbele knoop. Kijken we naar het in 2020 bereikte totale volume voor wind- en zonnestroom, 18,6 TWh, is dat, zie het rode kader, inmiddels ruim de helft van de doelstelling voor de productie van elektra uit hernieuwbare bronnen in 2030 (35 TWh). We hebben minder dan 9 jaar om "die andere helft" ingevuld te krijgen, nog zonder de inmiddels aangescherpte ambities. En daarvoor moeten de handen uit de mouwen, en moet er gewoon gebouwd en geproduceerd gaan worden, in plaats van oeverloos kletsen wat nergens toe leidt. Sub-regio rating En welke sub-regio doen het dan wel goed ? Dat is kristalhelder te zien aan de grafiek. Flevoland produceert enorme hoeveelheden windstroom, en met de zonneparken die daar ook al zijn gerealiseerd, is het berekende totale volume (wind + zon) inmiddels gestegen van 2,64 TWh (2018) naar 3,15 TWh (2020), een groei van 19% sedert 2018. Zeeland volgt op grote afstand, van 1,15 naar 1,91 TWh, met een forse groei van 66%. Vlak daar achter zit Groningen, waar de totale productie toenam van 1,21 naar 1,80 TWh, goed voor een aanwas van 49%. Veel van de sub-regio bovenin de grafiek hebben veel windturbines dan wel windparken staan. De meest opmerkelijke groeier is de Kop van Noord-Holland, waar een groot windpark in de Wieringermeer (gemeente Hollands Kroon) is gebouwd. Waarmee, inclusief de ook voortvarende uitbouw van daken met zonnepanelen, de gezamenlijke productie is gestegen van slechts 62 GWh in 2018, naar 1.208 GWh in 2020, een verhoging van de totale productie met een factor van 19,5 ! Dat heet ook wel "meters maken in de energietransitie". De gemiddelde productie per RES sub-regio ligt veel lager, vanwege het groot aantal gebieden waar de producties nog steeds zwaar tegenvallen, en waar slechts mondjesmaat of in het geheel geen windturbines of grootschalige zonnestroom activiteit zijn te bespeuren. Het gemiddelde nam toe van 249 GWh in 2018, tot 461 GWh in 2020, een stijging van 85% in 2 jaar tijd. Zonder de actieve sub-regio bovenin in bovenstaande grafiek, had die flinke toename een complete illusie geweest. Het aandeel zonnestroom is, zoals reeds gezegd, nog steeds veel kleiner dan wind, en kan dat ook nooit "vervangen". Wel zijn de producties zeer hard gegroeid, in alle sub-regio, door de spectaculaire nieuwbouw van grote hoeveelheden capaciteit. Een welkome "extra" dus, bovenop de absoluut benodigde uitbouw van windturbine capaciteit. Ook hier is RES sub-regio Groningen weer leidend, met een totale berekende zonnestroom productie die is gegroeid van 233 GWh in 2018, naar 614 GWh in 2020, een toename van maar liefst 164% in 2 jaar tijd. Metropoolregio Eindhoven kwam op de 2e plaats, met 526 GWh in 2020, gevolgd door Friesland, met 515 GWh in dat jaar. Wederom voor het perspectief: de zonnestroom productie in "kampioen" Groningen bereikte in 2020 slechts 34% van de 1.190 GWh windstroom productie in dat jaar. Voor de totale nationale zonnestroom productie, verwijs ik u hier naar paragraaf 0(g). (e) Evolutie van PV capaciteit per RES regio 2018-2020**, in Wp per inwoner - Goeree nog steeds "King Of Solar" Zoals eerder al voor de provincies, en voor de gemeentes, is het zeker ook voor de qua omvang en inwoner aantallen totaal verschillende RES regio's belangrijk om het in de vorige grafiek getoonde "absolute" resultaat terug te rekenen naar een "normaal". De gebruikelijke manier om dat te doen is om het resultaat uit te drukken in opgesteld vermogen per inwoner. We kiezen daarvoor wederom de maatvoering Wp/inwoner, omdat dat enigszins voorstelbare getallen oplevert, zonder dat u "struikelt" over komma's of nullen. Voor de inwoner aantallen van de RES regio heb ik eerder al bij het CBS een tabel gevonden, die de situatie voor 2020 weergeeft. De data voor 2018-2019 zijn ongewijzigd gebleven, de exemplaren voor 2020 zijn gewijzigd. Voor de beschikbare capaciteit cijfers voor de jaren 2018 - 2020 (inclusief de gewijzigde voor 2020), heb ik voor het gemak met het inwoner aantal in 2020 gerekend om de evolutie van het opgestelde vermogen per inwoner te kunnen weergeven. Uiteraard zullen er in eerdere jaren iets andere inwoner aantallen zijn geweest, maar het effect daarvan zal op dit niveau vrij beperkt zijn geweest. We krijgen daarmee de laatste grafiek in dit overzicht. Zeer opvallend bij de "normalisering" van de absolute volumes, getoond in de grafiek in sectie 19a, is het feit dat 1 RES regio met kop en schouders boven de rest uitsteekt, zoals ook al in de eerste versie van deze grafiek (eind 2020) bevonden, voor de overkoepelende RES regio. Dat is het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee, met eind 2020, met iets neerwaarts gecorrigeerde bron-data, maar liefst 2.498 Wp per inwoner. Dit heeft vrijwel 1 exclusieve oorzaak: de oplevering van slechts 2 zonneparken, bij Ooltgensplaat, en bij Melissant, in 2018. Waaraan in 2020 o.a. het grote zonnepark van Vattenfall (met accu opslag faciliteit en combi met windenergie, zie foto van Polder PV op Twitter) in Middelharnis is toegevoegd. Zodat de curve, zoals destijds al voorspeld, nog eens verder opwaarts werd omgebogen. Let wel, dat op het niveau van uitsluitend gemeentes, Goeree niet het hoogste scoort, daar is in 2020 het Groningse Westerwolde kampioen (paragraaf 17; Goeree komt daar niet voor in de top 25). Desondanks blijft Goeree zoals in de vorige analyses op het RES (sub) niveau zonder meer "Koning van de Zonnestroom". De enige sub-regio die enigszins in de buurt kan komen op het niveau van de RES sub-regio is (provincie) Groningen, die grossiert in grote zonneparken, en niet zo'n grote bevolking heeft, waardoor ze ook bij deze ratio bovenmatig hoog scoort. Al is het, met momenteel 1.610 Wp/inwoner wel op slechts 64% van het niveau bij Goeree. Drenthe, waar ook al de nodige grote zonneparken zijn opgeleverd, staat op plaats 3, met 1.213 Wp/inwoner. De verwachting is wel dat deze ratio flink zal worden opgehoogd, vanwege de oplevering van 's Neerlands grootste zonnepark, Vloeivelden Hollandia in deze provincie, begin 2021. Na Drenthe volgt nog een vijftal andere sub-regio, Kop van Noord-Holland, Zeeland, Noord- en Midden-Limburg, Flevoland, en Friesland, die allen nog uitkomen boven 1 kWp/inwoner. Dan valt er een "gat", en moeten de overige RES sub-regio het met (veel) minder dan 886 Wp/inwoner doen. Gemeente Amsterdam, al jaren zeer voortvarend met de stimulering van zonne-energie, staat desondanks als RES sub-regio helemaal onderaan met 144 Wp/inwoner, vanwege haar grote bevolking van bijna 833 duizend inwoners. Ze moet daarbij de zeer grote, dichtbevolkte sub-regio Rotterdam/Den Haag zelfs voor laten gaan (209 Wp/inwoner). Mijn eigen regio, Holland Rijnland, ook dichtbevolkt, staat op de achtste plaats van onderen in deze RES sub-regio rating (376 Wp/inwoner). Het gemiddelde van alle 40 sub RES-sen is ge-evolueerd van 303 Wp/inwoner in 2018, naar 704 Wp/inwoner eind 2020 (zwarte streepjes-lijn). Een factor 2,3 verschil met de situatie in 2018. (20) Voorbeeld kaarten aantallen PV installaties en -capaciteit per RES sub-regio In de Klimaatmonitor databank van Rijkswaterstaat zijn ook al enige tijd uitsplitsingen per RES regio, sub-regio e.d. opgenomen. Hier onder heb ik voor zowel de aantallen PV installaties, als de daarbij behorende capaciteit (in kWp), voor de situatie eind 2020, de 2 volgende kaartjes samengesteld. Deze zijn voor de hoofdregio (ES code in de RES systematiek), van de subregio was het niet mogelijk om kaartjes te genereren. Bovendien zijn de meest actuele cijfers van het CBS nog niet in de huidige versie van de databank opgenomen. De volumes per regio liggen dus in het weergegeven jaar in de meeste gevallen alweer hoger. Voor een generiek beeld van de status eind 2020 is het verder een bruikbaar visualisatie instrument. Kaartje © Klimaatmonitor databank, wat gebruik maakt van geïmporteerde CBS data tm. 2020 (NB: hierin is nog niet de laatste update van het CBS verwerkt) Links de verdeling van de aantallen PV installaties per RES regio volgens de getoonde update, met in een kleur schaal veel projecten (donkergroen, zie legenda), via oranje (middelmatig presterende regio) tot zeer weinig volumes hebbende regio (rood). Hier voeren de RES regio Noord-Holland Zuid met 99 en een half duizend installaties, en Rotterdam / Den Haag (bijna 95 duizend) de boventoon (kleurcode donkergroen). Voorts doen Friesland, Noord-Holland noord, Metropoolregio Eindhoven en U16 het goed. De minder presterende regio vinden we vooral in agrarische regio in een brede band in centraal Nederland. Waarbij Goeree-Overflakkee en Alblasserwaard (beiden Zuid-Holland) hier het laagst scoren (rood, 5.919 resp. 5.489 installaties in deze update). Het verschil tussen de "best" resp. "slechtst" presterende RES sub-regio is in bovengenoemd kaartje voor de opgeleverde aantallen PV installaties een ruime factor 18. In het rechter diagram vinden we de verdeling van de bijbehorende PV capaciteiten, in kWp. Hier is een enigszins afwijkende verdeling te zien, wat alles heeft te maken met de enorme schaalvergroting bij niet-residentiële installaties en grondgebonden PV projecten. De grotere grondgebonden zonneparken met hoge impact concentreren zich met name in Noord-Oost Nederland, hier springen de RES regio cq. provincies Groningen en Friesland boven alles uit (donkergroen), waarbij ook weer Metropoolregio Eindhoven en Noord-Holland Zuid nog mee konden komen (iets lichter groen gekleurd). Groningen deed het bij deze update veruit het best, met 853 MWp. Goede volgers zijn op dit punt regio Drenthe, Noord- en Midden-Limburg, en, wat lager op de ladder, Rotterdam-Den Haag en Noord-Holland Noord. Wederom vinden we de minder presterende regio in een brede ban in centraal Nederland. Met wederom Alblasserwaard in prov. Zuid-Holland de rode lantaarndrager, met slechts 45 MWp capaciteit. Het verschil tussen de "best" resp. "slechtst" presterende RES regio is in bovengenoemd kaartje voor de PV capaciteiten een factor 19. Er is natuurlijk nog veel meer over de RES regio te vertellen, maar dat gaat het huidige kader "presentatie van de actuele CBS statistieken" te ver voorbij. (21) Segmentatie naar omvang en type installatie per provincie - 2021 H1 toegevoegd Een medio 2021 nieuw toegevoegd onderdeel in de cijfer bestanden van het CBS is een tabel waarin een andersoortige segmentatie wordt gegeven voor de verdeling in aantallen zonnestroom installaties en het daarmee gepaard gaande vermogen. Dit betreft een indeling naar de omvang van de installaties, die samenhangt met de indelingen gemaakt voor de RES regio statistieken. Hierbij wordt ten eerste onderscheid gemaakt in de verdeling tussen installaties per stuk maximaal 15 kWp ("klein vermogen"), en de grotere projecten ("groot vermogen"). Ten tweede, wordt voor het grote segment gesegmenteerd naar "type" installatie. En wel "groot vermogen op veld", resp. "groot vermogen op dak". In deze bijgewerkte paragraaf laat ik enkele grafieken zien die zijn ontleend aan deze nieuwe indeling. De grafieken voor 2019 zijn ongewijzigd t.o.v. de versie van 9 juli 2021 (dat waren al definitieve cijfers), de grafiek voor 2020 is herzien, met nu de "nader voorlopige" resultaten. Het exemplaar voor medio 2021 is nieuw (nog zeer voorlopige resultaten). (a) Aantallen projecten, segmentatie naar project omvang, jaren 2019 en 2020**, en 2021 H1*
In deze eerste set grafieken laat ik voor de kalenderjaren 2019, 2020, resp. medio 2021, separaat de verdeling van de totale aantallen projecten zien voor de kleine installaties tm. 15 kWp per stuk (linker kolommen), resp. voor de grote installaties groter dan 15 kWp per stuk (rechter kolommen). De Y-as voor de 3 getoonde periodes is verschillend, er is in 2020 en in 2021 H1 immers al veel meer volume gerealiseerd dan in het voorafgaande jaar. De kolommen zijn weergegeven als stapelingen van de hoeveelheden per provincie, met de totale volumes in vetdruk bovenaan weergegeven. De sortering is telkens volgens de linker kolom (aantallen kleinere projecten), omdat die de dominante volumes weergeven. De grootste contribuerende provincie vinden we onderaan, als vanouds Noord-Brabant, de kleinste bovenaan (Flevoland). Waarboven ook nog een klein segment is gestapeld met projecten waarvoor nog geen toewijzing aan een bepaalde provincie kon worden gedaan door het CBS. Wat opvalt, is dat in 2020 de volgorde iets anders is geworden bij de categorie kleine installaties. Zuid-Holland komt op de 2e plaats, Gelderland op de 3e, terwijl Utrecht op de 6e en Overijssel op de 7e plaats terecht is gekomen. In 2019 stonden die paren precies omgekeerd in de rating. Medio 2021 zijn Overijssel en Utrecht op vrijwel gelijk niveau gekomen (beiden ongeveer 111 duizend installaties). Het totaal aantal kleine installaties groeide in 2020 met 29%, van 1,033 naar 1,335 miljoen projecten, medio 2021 nam dit verder toe met nog eens 12%, naar 1,491 miljoen installaties. Het aantal grote projecten steeg met dik 34%, van ongeveer 29 naar 39 duizend exemplaren (2020), en medio 2021 alweer naar ruim 43 duizend projecten (groei nog eens 10%). Het groei volume nam dus in ieder geval in 2020 sneller toe dan bij de kleinere projecten, maar mogelijk zijn er voor 2021 nog de nodige bijstellingen te verwachten die dezelfde kant op zouden kunnen wijzen. De totale volumes zijn natuurlijk veel kleiner, maar zoals we verderop zullen zien, is dat met de capaciteiten beslist een ander verhaal. De verhouding "klein" staat tot "groot" nam wat de totale volumes betreft van 2019 naar 2020 af, van een factor 36 naar factor 34, medio 2021 weer iets groeiend naar een factor 35. In de vier belangrijkste provincies (NB, ZH, Gld en NH) is bij de kleine installaties in 2020 een volume van 741 duizend projecten vertegenwoordigd, 55,5% van het totale volume in dat segment, medio 2021 was dat ruim 832 duizend installaties, bijna 56% van totaal volume. Niet goed zichtbaar in de grafiek, is die verhouding bij de grote projecten in 2020 (NB, Gld, ZH en NH) 21.447 stuks, ruim 54% van het totale volume in dat segment. Dat is medio 2021 gegroeid naar 23.875 stuks, 55% van het totaal. Voor het grote markt segment (installaties per stuk groter dan 15 kWp) heeft het CBS een aparte deel segmentatie naar "type" project gemaakt, zie paragraaf b. (b) Aantallen projecten categorie "groot", segmentatie naar type installatie, jaren 2019 en 2020**, en 2021 H1* Status cijfers: 2019 definitief, 2020 nader voorlopig, 2021 H1 nog zéér voorlopig.
De tweede set grafieken laat voor dezelfde twee kalenderjaren separaat de verdeling van het type installaties zien voor de grote project categorie (installaties per stuk groter dan 15 kWp). De linker kolommen geven de aantallen installaties op daken weer ("rooftop"), de rechter kolommen de zogenaamde "veld installaties". Let daarbij op, dat het CBS "installaties op binnenwateren" (lees: floating solar installaties) ook tot deze categorie rekent. Polder PV splitst dergelijke significant van karakteristieke grondgebonden opstellingen afwijkende projecten af en voert die al jaren separaat op in een aparte groep "niet rooftop" projecten (naast enkele andere categorieën zoals geluidswallen, vrijstaande carports e.d.). Maar daarbij is het ook zo, dat bijvoorbeeld vrijstaande carports met PV installatie, door het CBS weer tot de grote verzamelbak "rooftop" wordt gerekend, terwijl het in essentie "vrijeveld" projecten zijn. Zie ook de disclaimer voor de categorie veld installaties in Intermezzo 4, verderop ! De Y-as voor de 3 getoonde periodes is wederom verschillend, verder is de opzet vergelijkbaar als voor de grafieken in paragraaf (a). De grootste contribuerende provincie, wederom onderaan weergegeven, blijft ook hier Noord-Brabant, althans, voor de aantallen rooftop projecten. De kleinste contribuant bij de aantallen grote projecten op daken is Zeeland gebleven. Bij de veld installaties volgens de "definitie" van het CBS is de volgorde geheel anders. Daar was Noord-Holland in 2019 de grootste (29 projecten), in 2020 en medio 2021 heeft Groningen, met al 98, resp. 103 installaties duidelijk de leiding genomen (medio 2021 bijna 2x zo veel als nr. 2, Friesland, die op 55 exemplaren bleef steken volgens de CBS cijfers). Provincie Utrecht heeft het minste aantal grote veld installaties volgens het CBS (medio 2021 nog maar 6 stuks). Hier bovenop is wederom een klein segment gestapeld met projecten waarvoor nog geen toewijzing aan een bepaalde provincie kon worden gedaan door het CBS. De volgorde van de provincies is in de rating voor de rooftop installaties iets gewijzigd. In 2020 wisselde de volgorde van de koppels Limburg en Utrecht, evenals die van Groningen en Flevoland. Deze situatie werd bestendigd tm. medio 2021. Gelderland staat bij de grote rooftops op de 2e, Zuid-Holland op de 3e plek. Het totaal aantal grote rooftop installaties groeide in 2020 met 33%, van 29.286 naar 38.971 projecten. Het eerste half jaar van 2021 voegde nog eens ruim 10% toe, en kwam voorlopig op 42.889 installaties. Het aantal veld installaties, volgens de CBS data, nam zeer sterk toe met 109% (ruime verdubbeling), van 206 naar 431 exemplaren, en nam dus in relatieve zin veel sneller toe dan bij de grotere rooftop projecten. Halverwege 2021 zouden er nog eens 62 aan zijn toegevoegd, met toen een totaal van 493 veld-installaties (incl. drijvende projecten), een groei van nog eens ruim 14% t.o.v. EOY 2020. De verhouding rooftop staat tot veld installatie nam wat de totale volumes betreft van 2019 naar medio 2021 af, van een factor 142, via 90, naar een factor 87. In de vier belangrijkste provincies (NB, Gld, ZH en NH) is bij de rooftop installaties in 2020 een volume van 21.308 projecten vertegenwoordigd, 55% van het totale volume in dat segment. Dat is medio 2021 toegenomen naar 23.709 projecten, ruim 55% van totaal volume. Bij de veld installaties (vlg. CBS) was dat achtereenvolgens het koppel NH, Gr, Fr, Gld in 2019, 101 stuks, 49% van totaal, Gr, Dr, NH, Fr in 2020, 240 stuks, 56% van totaal, resp. Gr, Fr, Dr en NH medio 2021, 265 stuks, 54% van totaal volume.
(c) Capaciteit van projecten, segmentatie naar project omvang, jaren 2019, 2020**, en 2021 H1* Status cijfers: 2019 definitief, 2020 nader voorlopig, 2021 H1 nog zéér voorlopig. † Sortering in alle 3 de grafieken is volgens de provinciale volgorde in de (rechter) kolom installaties > 15 kWp Naar analogie van de set grafieken voor de aantallen installaties in paragraaf 21a, laat ik ditmaal voor de kalenderjaren 2019 en 2020, en de nog zeer voorlopige status voor medio 2021, separaat de verdeling van de capaciteit van de betreffende projecten zien. In deze derde set grafieken dus wederom de verdeling van de volumes in MWp, voor de kleine installaties tm. 15 kWp per stuk (linker kolommen), resp. voor de grote installaties groter dan 15 kWp per stuk (rechter kolommen). De Y-as voor de 3 getoonde periodes is wederom, fors verschillend. In 2020 is er al veel meer capaciteit opgeleverd volume gerealiseerd dan in het voorafgaande jaar, en daar ging in de eerste jaarhelft van 2021 alweer het nodige bovenop. De grootste contribuerende provincie onderaan is wederom, constant, Noord-Brabant. De kleinste bovenaan is ditmaal, wat capaciteit toevoegingen in de sector grote installaties betreft, provincie Utrecht. Waarboven ook nog een klein segment is gestapeld met project volume waarvoor nog geen toewijzing aan een bepaalde provincie kon worden gedaan door het CBS. Er is een schril contrast t.o.v. de grafiek met de aantallen installaties (sectie a): daar valt de hoeveelheid grotere projecten bijna "in het niet" t.o.v. het aantal kleinere projecten. Bij de capaciteit is het volume van de grotere projecten juist fors groter dan bij de installaties van maximaal 15 kWp. De reden: de grote projecten verzameling bevat heel erg veel installaties met een zéér grote omvang, bij de zonneparken kan dat zelfs soms over de 100 MWp heen gaan, per stuk. Ter illustratie: in slechts 1 zonnepark van 100 MWp "passen" maar liefst 6.667 rooftop installaties met een capaciteit van maximaal 15 kWp. Omdat in 2019 - 2021 H1 de capaciteit van de grotere projecten (elk groter dan 15 kWp) veruit het grootst was, is ditmaal de provinciale volgorde volgens die rating gesorteerd van onder naar boven. Daaraan is ook de linker kolom gekoppeld, vandaar dat daar de omvang van de segmenten een "onlogische volgorde" hebben omdat de rating van de provincies voor de kleinere installaties beduidend verschilt van die bij de grotere projecten. Alle cijfers zijn per provincie toegevoegd, zodat duidelijk wordt wat de grootste en kleinste contribuanten zijn per categorie. Deze koppeling daargelaten, als we naar 2020 kijken, is de rating van de provincies voor de grotere projecten in 2020 op enkele punten gewijzigd t.o.v. de volgorde in 2019 (eerste grafiek). In 2020 is Groningen 3 plaatsen geklommen en op de 2e positie beland, Noord-Holland ging van de 2e plek in 2019 naar de 5e in 2020. Overijssel schoof 2 plaatsen op naar de 4e plek, Friesland werd gepasseerd door Limburg, en Drenthe steeg 2 plaatsen in de rating. Nogal wat veranderingen, dus. In de eerste jaarhelft van 2021 volgen nog eens 2 wijzigingen: de koppels Gelderland / Groningen, resp. Drenthe / Friesland wisselden van plaats. De totale capaciteit van de kleine installaties groeide in 2020 met 32%, van 3.473 naar 4.591 MWp. Daar bovenop volgde een groei van nog eens bijna 13%, tot een accumulatie van 5.169 MWp, medio 2021. Het volume bij de grote projecten steeg in 2020 met een spectaculaire 69%, van 3.753 naar 6.358 MWp. Dit zwol verder aan tot 7.352 MWp, weer 15% bovenop het EOY 2020 volume. Deze toenames zijn dus (veel) groter geweest dan bij de kleinere projecten. De totale volumes waren in 2019 sowieso al groter dan bij de kleinere installaties, en zijn dus verder uitgelopen. De toenames bij de aantallen grotere projecten waren veel bescheidener, 34% (2019-2020) resp. 10% (2020-2021 H1; zie paragraaf 21a), vingerwijzing numero zoveel voor de continue schaalvergroting van de project capaciteiten. De verhouding van de volumes "grote" staat tot "kleine" projecten nam wat de totale capaciteiten betreft van 2019 naar 2020 toe, van een factor 1,08 naar factor 1,38. Dit werd nog iets verder verhoogd naar een factor 1,42 medio 2021. In de vier belangrijkste provincies (NB, Gld, ZH en NH) is bij de kleine installaties in 2020 een volume van 2.515 MWp vertegenwoordigd, bijna 55% van het totale volume in dat segment. Die verhouding is bij de grote projecten in 2020, met de vier provincies NB, Gld, Ov en NH, 2.909 MWp, 46% van het totale volume in dat segment. Daar is dus meer volume bij de andere provincies terug te vinden. Medio 2021 is dat aandeel iets gestegen bij dit viertal, naar 47% (3.477 MWp). Voor het grote markt segment (installaties per stuk groter dan 15 kWp) heef het CBS wederom een aparte deel segmentatie naar "type" project gemaakt, zie paragraaf d. (d) Capaciteit van projecten categorie "groot", segmentatie naar type installatie, jaren 2019, 2020**, en 2021 H1* Status cijfers: 2019 definitief, 2020 nader voorlopig, 2021 H1 nog zéér voorlopig.
† Sortering in alle drie de grafieken is volgens de provinciale volgorde in de (linker) kolom rooftop installaties > 15 kWp Tot slot, in deze laatste paragraaf, en wederom naar analogie van de set grafieken voor de aantallen installaties in paragraaf 21b, laat ik voor de kalenderjaren 2019 en 2020, en voor medio 2021, separaat de verdeling van de capaciteit van de betreffende projecten zien, verdeeld over de grotere rooftop resp. de veld installatie projecten. In deze laatste set grafieken dus wederom de verdeling van de volumes in MWp, voor de grote (>15 kWp) systemen op daken (linker kolommen), resp. voor de veld installaties groter dan 15 kWp per stuk in de rechter kolommen. Ook hier is de Y-as voor de getoonde periodes sterk verschillend door de hoge groei in 2020, die werd gecontinueerd in 2021. De grootste contribuerende provincie onderaan is wederom Noord-Brabant bij de rooftop installaties > 15 kWp. Zouden we echter sorteren op de volgorde bij de veld-installaties > 15 kWp, zou in alle drie de gevallen de belangrijkste contribuant op dit vlak, provincie Groningen, onderaan de kolom komen (met 241, 577 [2020], resp. 599 MWp, medio 2021). De kleinste bovenaan is ditmaal, wat capaciteit toevoegingen betreft, bij de rooftops, provincie Zeeland in 2019 (85 MWp), in 2020 is dat provincie Drenthe geworden (125 MWp), maar medio 2021 was het wederom Zeeland, met 149 MWp. Bij de veld-installaties was de minst contribuerende provincie in 2019 op vrijwel hetzelfde niveau Limburg en Utrecht (ruim 12 MWp), in 2020 en 2021 H1 is Utrecht de minst bijdragende provincie op dit gebied. Met 12,7 MWp in 2020, en ruim 23 MWp, medio 2021 (bijna 1/3e van de capaciteit in Limburg op dat moment). Er zijn wel plannen, bijvoorbeeld in het Rijnenburg poldergebied bezuiden gemeente Utrecht, maar die zijn nog lang niet geconcretiseerd, en ook niet on-omstreden. Bovenop de kolommen is zoals gebruikelijk ook nog een klein segment gestapeld met project volume waarvoor nog geen toewijzing aan een bepaalde provincie kon worden gedaan door het CBS. Dit was echter nihil voor de grotere veld installaties in 2019 - 2021 H1, voor de grotere rooftop projecten was dat volume 524 kWp in 2019, en daarna ook kennelijk "nul". De volumes zijn zo klein dat ze niet zichtbaar zijn. Omdat in beide jaren de capaciteit van de rooftop projecten (elk groter dan 15 kWp) het grootst was, is ditmaal de provinciale volgorde volgens die rating gesorteerd. Daaraan is ook de rechter kolom gekoppeld, vandaar dat daar de segmenten wederom een "onlogische volgorde" hebben omdat de rating van de provincies voor de veld installaties beduidend verschilt van die bij de rooftop projecten. Alle cijfers zijn per provincie toegevoegd, zodat duidelijk wordt wat de grootste en kleinste contribuanten zijn per categorie. Als we naar 2020 kijken, is de rating van de provincies weer op enkele punten gewijzigd t.o.v. de volgorde in 2019 (eerste grafiek). Bij de rooftop projecten is bij de laagst genoteerde drie provincies de volgorde gewijzigd van Dr, Gr, Zld, naar Gr, Zld, Dr in 2020. Daar bovenop kwam medio 2021 ook nog een sprong van Drenthe, van de laatste naar de 9e plek. Kijken we naar de veld installaties, is de rating inmiddels weer aardig omgegooid, vanwege de hoge impact van dergelijke projecten op de totale capaciteit volumes, zelfs tot op provinciaal niveau. De volgorde van groot naar klein was in 2019 Gr-Zld-NB-Dr-Fl-Fr-NH-Ov-ZH-Gld-Ut-L (van 241 naar 12 MWp), in 2020 is dat met de bijgestelde cijfers Gr-Dr-Fr-Zld-Ov-Gld-Fl-NB-ZH-NH-L-Ut geworden (van 577 naar bijna 13 MWp). Een flinke "shake-up" van de rating, dus. Waarbij wel gesteld moet worden, dat het volume voor Utrecht veel te laag is, vanwege een eerder in dit artikel gesignaleerde, hoogst merkwaardige negatieve bijstelling van de capaciteit bij Eemnes. Medio 2021 is de volgorde wéér anders, Gr-Dr-Fr-Gld-Ov-Zld-NB-Fl-NH-ZH-L-Ut (van 599 naar 23 MWp). De totale capaciteit van de grote rooftop installaties groeide in 2020 met 60%, van 2.714 naar 4.330 MWp. Medio 2021 kwam daar nog eens 19% bovenop, resulterend in een capaciteit van installaties van 15 kWp of groter, van totaal 5.161 MWp op daken. Het volume bij de grote veld systemen steeg - volgens de CBS data - met een spectaculaire 95%, van 1.039 naar 2.027 MWp, en nam dus veel sterker toe dan bij de rooftop projecten. Medio 2021 is er nog eens 8% bijgekomen t.o.v. EOY 2020, tot een totaal volume van 2.191 MWp. De toename bij de aantallen grotere rooftop projecten was veel bescheidener, in 2019-2020 34%, al was het iets hoger tm. medio 2021 (10%, zie paragraaf 21b). Een teken dat ook binnen die belangrijke categorie steeds grotere installaties worden geplaatst. Wel lijkt de hoge groei er inmiddels uit te zijn, gezien de lage toename in het eerste half jaar van 2021. Mogelijk dat dit nog de nodige correctie opwaarts behoeft, naast het gegeven dat meestal in de tweede jaarhelft het grootste volume aan zonneparken wordt gerealiseerd. Maar we moeten ernstig rekening houden met een afkoeling op dit punt. De verhouding van de volumes rooftop projecten staat tot veld installaties nam wat de totale capaciteiten betreft van 2019 naar 2020 af, van een factor 2,6 naar factor 2,1. Dit betekent, dat het aandeel van het volume aan veldopstellingen is toegenomen ten koste van het - nu nog - veel grotere aandeel bij de projecten op daken. In de eerste jaarhelft van 2021 nam deze echter weer toe naar 2,4. In de vier belangrijkste provincies (NB, Gld, ZH en NH) is bij de grote rooftop installaties in 2020 een volume van 2.395 MWp vertegenwoordigd, ruim 55% van het totale volume in dat segment. Het aandeel is gelijk gebleven medio 2021, maar wel door gegroeid naar 2.854 MWp. Bovengenoemde verhouding is bij de grote veld projecten in 2020, met de provincies Groningen, Drenthe, Friesland, en Zeeland, 1.197 MWp, 59% van het totale volume in dat segment. Medio 2021 is dat, met Gelderland i.p.v. Zeeland als vier na grootste contribuant, 1.283 MWp geworden bij de eerste vier, goed voor een iets lager aandeel van 58,5% t.o.v. het totale volume. (e) Capaciteit per type installatie per provincie in de jaren 2019, 2020, en medio 2021 - nieuw In deze laatste sectie geef ik drie nieuwe grafieken, waarbij de trend bij de ontwikkeling van gerealiseerde capaciteit per type installatie, tm. 15 kWp, rooftop groter dan 15 kWp, resp. veldinstallaties incl. drijvende ("floating solar", FS) systemen groter dan 15 kWp, volgens CBS opgaves, wordt uitgezet, met de provincies op de X-as. En dit voor de jaren 2019 (definitieve cijfers), 2020 (nader voorlopige cijfers), en medio 2021 (nog zeer voorlopige cijfers). Omdat de realisaties (fors) zijn toegenomen, is de Y-as telkens aangepast. In deze drie grafieken wordt het "karakter" van de ontwikkelingen per provincie al aardig duidelijk. Kampioen in "bijna alles" wat uitbouw van zonnestroom betreft, Noord-Brabant, heeft een zeer hoog aandeel aan capaciteit gerealiseerd op de grotere daken (installaties groter dan 15 kWp), weergegeven in de blauwe kolom segmenten. De volumes groeiden van 542 MWp in 2019 naar al 1.196 MWp medio 2021 in deze grote zuidelijke provincie. Geen enkele andere provincie komt in de buurt van deze zeer hoge volumes. Gelderland had medio 2021 nog maar 627 in dat segment gerealiseerd, bijna de helft van het volume in Noord-Brabant. De aandelen van dit marktsegment op de totaal volumes per provincie lagen medio 2021 tusen de 18% in Groningen en ruim 53% in Noord-Brabant. Ook het kleinste marktsegment, installaties tm. 15 kWp, die CBS voor het gemak als "alleen rooftops" beschouwt (wat uiteraard niet klopt, ik ken vele kleine veldopstellingen die daar onder vallen wat opgesteld vermogen betreft), is het hoogst bij Noord-Brabant, waarvan de evolutie cijfermatig ook is weergegeven: van 568 via 784 naar 902 MWp, medio 2021 (oranje kolom segmenten). Vier andere provincies kunnen hierbij nog redelijk meekomen, te weten Gelderland, Zuid- en Noord-Holland, met ook hoge volumes van dergelijke kleinere projecten (tussen de 738 en 573 MWp voor het benoemde viertal). De relatieve aandelen van dit marktsegment lagen medio 2021 tussen ruim 23% bij Groningen, en ruim 53% in Utrecht. Voor de veld-installaties (groene kolom segmenten) moeten we echter de aandacht op een andere provincie richten, uiteraard Groningen (helemaal links in de grafiek). Waarbij de combinatie van klassieke grondgebonden projecten én drijvende zonneparken (die het CBS op een hoop gooit) record volumes heeft laten zien bij de realisaties. Volgens de CBS cijfers van 10 december jl. evoluerend van 241 via 577 naar alweer 599 MWp, medio 2021. Waarbij ook goed notie genomen moet worden van het feit, dat dat volume al 59% van de totale gerealiseerde capaciteit in die provincie betreft (1.020 MWp). Waarbij de realisatie van met name het segment met grotere dak installaties fors achterblijft (blauwe segment: 183 MWp medio 2021, 18% van totaal gerealiseerd volume volgens het CBS). Op het vlak van gerealiseerde veld-installaties (zonneparken sensu lato) scoren voorts met name de provincies Drenthe, Friesland, Gelderland en Overijssel relatief hoog. Met volgens het CBS gerealiseerde volumes tussen de 259 MWp (Drenthe) en 173 MWp in Overijssel. Relatief bezien, lagen de aandelen van dit marktsegment medio 2021 tussen slechts 3,6% bij Utrecht en bijna 59% in Groningen. Zeeland blijft in veel opzichten achter, met "slechts" 463 MWp gerealiseerd volume medio 2021. Het is dat er enkele grotere zonneparken zijn gerealiseerd, waarvan het aandeel op het totaal volume 35% is geweest (162 op 463 MWp, na Groningen het hoogste aandeel op het totaal), anders had ze zeer laag uitgekomen. Ook is duidelijk dat Utrecht nog een zeer gering aandeel zonneparken heeft, volgens de CBS data slechts 3,6% van het totaal volume (23 op 641 MWp), en dat ze hard aan de bak zal moeten op dat punt om "meters te maken" op het gebied van zonnestroom. Ook Limburg schiet niet erg hard op, met medio 2021 nog maar 62 op 1.017 MWp, een aandeel van slechts 6%. De andere provincies doen het op dit punt redelijk, maar geen enkele haalt het bij de zeer hoge 59% in Groningen. Na Zeeland op de tweede plek wat het aandeel zonneparken betreft, staat Drenthe op de derde plaats (259 van 768 MWp, 34% medio 2021). Helemaal rechts vinden we nog een "rest" categorie in de CBS cijfers terug, niet in te delen projecten waarvan (nog) niet bepaald kon worden in welke provincie de installatie ligt (10,6 MWp van 12,52 GWp totaal voor heel Nederland). Zoals al meermalen gesteld door Polder PV, heb je bij zonnestroom statistieken meerdere winnaars. Het hangt er helemaal vanaf wat voor soort factor of verhouding je bekijkt. Wel duidelijk is, dat de stortvloed aan reeds opgeleverde grote PV projecten inmiddels al goed is terug te vinden in de ranglijstjes van zowel provincies, RES-regio, als van gemeentes. Regio die hoog scoren op het gebied van (gerealiseerde) grote projecten, zullen we bovenaan in de ratings vinden. Gemeentes en provincies die matig scoren met dergelijke grote hoeveelheden capaciteit inbrengende projecten, zullen steeds verder afglijden naar de onderste regionen. Zelfs al blijft de residentiële markt voor grote volumes zorgen, als dat een landelijke trend blijft, heeft dat overal ongeveer een vergelijkbare impact. Het zijn de projecten, en, vooral, de grondgebonden parken, die de piketpalen doen verzetten in statistiek land. Dat werkt zelfs - sterk - door tot in relatieve maatvoeringen, zoals Wp per inwoner. Elk nieuw zonnepark van betekenis zal in de verhoudingen tussen gemeentes op zowel absoluut gebied (MWp per gemeente), als op de relatieve maatvoering (Wp/inwoner) flinke verschuivingen geven. Op provinciaal gebied zullen vooral concentraties van zonneparken de verhoudingen op dat schaalniveau gaan beïnvloeden. We weten nu al, gezien de grote hoeveelheid beschikkingen voor zonneparken in vooral de noordelijke provincies, Groningen en Drenthe, én de nog veel grotere hoeveelheid plannen voor dergelijke projecten daar, dat ook op het provinciale niveau het een en ander aan verschuivingen is te verwachten, zoals dit de afgelopen jaren al in duidelijke mate reeds is geschied. Maar daar overheen, is de focus van diverse project ontwikkelaars zich al een tijdje aan het verleggen naar andere regio in Nederland, waar (voorlopig) nog voldoende netcapaciteit is. Zoals Noord-Brabant, waar al rap netproblemen vanwege alle geclaimde capaciteit zijn ontstaan, volgens de bekende kaartjes van Enexis, die inmiddels geïntegreerd zijn in de totale netkaart voor heel Nederland, via de website van Netbeheer Nederland (alhier, gescheiden kaartjes voor netafname resp. netinvoeding). Komende updates van de CBS cijfers zullen laten zien, op welk getalsmatig niveau de resulterende verschuivingen zich zullen manifesteren. Wat de (nieuwe) statistiek cijfers ook onherroepelijk blijven tonen: het gaat zeer hard met de evolutie van aantallen PV installaties, en, vooral, met de capaciteit ontwikkeling. 2018 tm. 2020 waren elke keer weer record jaren. De verwachting is dat dit nog wel de nodige jaren gaat voortduren, en ondanks de corona pandemie en diverse andere problemen in 2020 al manifest is geworden bij de nu bekende cijfers van CertiQ voor 2021. Dat we nog veel capaciteit zullen gaan verwelkomen, komt vooral vanwege de miljarden Euro's aan beschikkingen die er reeds zijn vergeven aan duizenden grote(re) zonnestroom projecten. De komende jaren gaan we daarvan weer heel erg veel gerealiseerd zien worden, al zullen de problemen met beperkte net capaciteit op diverse fronten roet in het eten gaan gooien. We lijken de eerste tekenen daarvan nu al te zien, met een afkoeling van de projecten markt bij grote installaties. Het realisatie tempo lijkt te vertragen. Voor de RES regio gelden uiteraard vergelijkbare overwegingen. Het zal een hele toer worden om de (klimaat) ambities daadwerkelijk in te gaan vullen, en er zal heel erg veel vergadertijd gewijd gaan worden aan de concretisering van alle plannen. Veel succes daar mee ! Extern: Zonnestroom; vermogen en vermogensklasse, bedrijven en woningen, regio Gewijzigde CBS tabel, update 10 december 2021, met nieuwe segmentaties. Beschikbare jaren: 2019 (definitief), 2020 (nader voorlopig) en, voor het eerst in de CBS geschiedenis, eerste publicatie van half-jaar cijfers voor 2021 H1 (voorlopig). Zonnestroom; vermogen, bedrijven en woningen, regio (indeling 2019) CBS statistiek "nieuwe aanpak", update 9 juli 2021 (niet bijgewerkt). Hernieuwbare energie; zonnestroom, windenergie, RES-regio Gewijzigde CBS tabel, update 10 december 2021, in het kader van verbetering energie statistieken onder de VIVET regeling. Jaren 2018, en 2019 (definitief), 2020 (nader voorlopig). Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen Gewijzigde CBS tabel, update 10 december 2021, met berekende productie van zonnestroom per kalenderjaar. Tm. 2020 (2019 definitief, 2020 nader voorlopig). Bijstelling aandeel hernieuwbare energie 2020 (10 december 2021). CBS stuurt bijstellingen van cijfers over "hernieuwbare energie productie in Nederland" door naar Eurostat, en hoogt zowel het opgestelde vermogen van PV installaties op (10,7 > 10,9 GWp), als de berekende zonnestroom productie (8% meer, 2,2 PJ). Klimaatmonitor databank Gebruikt voor reconstructie van kaartjes met CBS input data in paragrafen 18 en 20 Tweets van Martien Visser (Hanzehogeschool Groningen / Energieopwek.nl), op basis van hier geanalyseerde recente CBS data en n.a.v. eerder verschenen update van 9 juli 2021 (met grafieken): 2021 "voldoende productie wind- en zonnestroom voor alle NL-se huishoudens (op jaarbasis) (29 december 2021) Verwachting aandeel elektra uit hernieuwbare bronnen NL in 2021: 33% (28 december 2021) Verwachting productie wind- plus zonnestroom NL in 2021: 28 TWh (28 december 2021) Berekende dagopbrengsten zonnestroom tussen 2014 en 2021 (22 december 2021) Relatief aandeel PV "op dak" resp. "zonneweide", per provincie (met dien verstande dat CBS beslist niet alle vrije-veld projecten kent, en er geen goede definitie is van wat "niet-dak" dan wel inhoudt; 16 juli 2021) 18% "zonneweides" begin 2021 (althans: volgens de CBS cijfers, Polder PV heeft meer staan in zijn projecten overzichten !; 16 juli 2021) Aandeel energie uit hernieuwbare bronnen, per RES regio (15 juli 2021) Gerelateerde tweets van Polder PV: Halderberge (NB) weet kennelijk niet hoeveel PV installaties er zijn in hun eigen gemeente - Polder PV laat zien waat het staat (27 december 2021, Twitter) Kaartje Wp per inwoner status 2019, per gemeente (11 augustus 2021, via Klimaatmonitor portal gemaakt)
Intern - eerdere artikelen Polder PV over de meest recente zonnestroom data van het CBS, gepubliceerd in 2020 en 2021 (voor 2019 zie bronnen lijst in overzicht van update 10 december 2020): 2021 Wederom opwaardering gerealiseerde PV capaciteit voor kalenderjaar 2020 door CBS - nog eens 233 MWp toegevoegd: jaargroei naar 3.724 MWp, accumulatie 10,95 GWp (12 december 2021) "Hernieuwbare Energie in Nederland 2020" CBS gepubliceerd & updates zonnestroom productie (30 september 2021) De "ultimate" CBS zonnestroom statistiek update - 2019 definitief, 2020 voorlopige detail resulaten. Segmentaties naar provincie, gemeentes, RES sub-regio, omvang en type PV installatie (introductie tot de vorige detail analyse van CBS zonnestroom data, 22 juli 2021; voor analyse zelf zie hier) Fors aangepaste jaarcijfers CBS over kalenderjaar 2020 - eerste update (13 juli 2021) Definitieve cijfers zonnestroom CBS bekend over kalenderjaar 2019 - grotendeels opwaartse bijstellingen (30 juni 2021) Elektriciteit productie QI 2021 - 6% stijging, zowel inzet kolen, biomassa, wind- en zonnestroom flink toegenomen (8 juni 2021) Marginale 1e aanpassing cijfers zonnestroom CBS over 2020: 3.039 MWp jaargroei; 10.216 MWp eindejaars-accumulatie (31 mei 2021) Eerste CBS cijfers voor kalenderjaar 2020 (24 februari 2021) Vervolgonderzoek CBS "regionale zonnestroomcijfers" leidt tot vele vragen - en weinig concrete antwoorden (31 januari 2021) 2020 "The ultimate" CBS grafiek update van de hand van Polder PV, tm. 2019, zie ook introductie op website Polder PV (30 december 2020) Aandeel CertiQ PV bestand op totaal volumes 2019 iets lager, maar nog steeds hoog (relatie CertiQ / CBS data; 15 december 2020) Zonnestroom markt omvang 2019 fors opwaarts bijgesteld door CBS - van 2.265 naar 2.569 MWp jaargroei (+13,4%) (eindejaars revisie CBS PV data voor 2019; 14 december 2020) Verschillen tussen berekende maandproductie zonnestroom CBS en energieopwek.nl (4 december 2020) Wijziging oude jaargroei cijfers PV capaciteit 2018 CBS in "Hernieuwbare Energie" rapport 2019 blijkt onterecht > herstel status medio juni (16 oktober 2020) Wederom wijziging oude jaargroei cijfers PV capaciteit 2018 en 2019 bij CBS - in "Hernieuwbare Energie" rapport 2019 (NB: cijfers later bijgesteld, zie bericht 16 okt. 2020; 30 september 2020) Nieuwe detail data zonnestroom markt bij CBS tm. 2019 - uitgebreide grafieken sectie ververst (26 augustus 2020, introductie tot uitgebreide grafieken update, met CBS data tm. - voorlopige - 2019 cijfers) Wederom lichte aanpassing CBS cijfers zonnestroom productie (7 juli 2020) CBS update (3). Nieuwe contributie aan Klimaatakkoord - segmentatie zonnestroom productie per RES regio (19 juni 2020) CBS update (2). Lokale segmentaties zonnestroom capaciteit bedrijven vs. woningen (19 juni 2020) Wederom een CBS update met cijfers zonnestroom Nederland - 2018 & 2019 data gewijzigd, 2019 eerste segmentatie cijfers (19 juni 2020) Nieuwe CBS cijfers deel II. Definitieve segmentatie woningen tm. 2018 (30 mei 2020, met prognose meer dan 1 miljoen woningen met zonnepanelen in 2020) CBS - zonnestroom naar record productie van 5,2 TWh, vierde stroom productie bron NL in 2019 (voorlopige cijfers; 23 maart 2020) Eerste - voorlopige - cijfers CBS voor energie uit hernieuwbare bronnen 2019, inclusief zonnestroom - jaargroei 2.402 MWp (4 maart 2020)
Algemeen zonnepanelen statistiek VIVET: betrouwbare data fundament voor de energietransitie (28 oktober 2021). Stand van zaken over gigantische operatie om "witte vlekken" m.b.t. de data voorziening rond energie uit hernieuwbare bronnen e.a. energie zaken te helpen oplossen, ook wel "verbetering van de informatievoorziening voor de energietransitie" (VIVET). Een meestervervalser helpt bij het herkennen van zonnepanelen (20 juli 2021, CBS; beeldherkenning zonnepanelen van satelliet / luchtfoto's revisited - algorithmes, en hulp "uit onverwachte hoek") Slim zonnestroom in kaart brengen (4 juni 2021, CBS). Update van eerder gepubliceerd artikel. Over de nieuwe opzet publiceerde Polder PV op 30 mei 2018 al een uitgebreid commentaar. Innovatieve methode voor het schatten van de opbrengst van zonnestroom (3 juni 2021, CBS). Nieuwe methodiek om berekende opbrengsten van zonnepanelen per regio nog nauwkeuriger proberen af te schatten, met hulp van instralingsdata satellieten en monitoring gegevens van PV Output portal. I.s.m. van Sark van Univ. Utrecht. Zonnepanelen automatisch detecteren met luchtfoto’s (10 januari 2019, NB Webarchive link, origineel niet meer beschikbaar bij CBS). Nadere uitleg van vorderingen van "bèta product" in ontwikkeling bij het CBS, het "tellen" van zonnepanelen op basis van lucht / satelliet foto's. Onderzoeksproject "Deep Solaris", samen met de Open Universiteit, en de statistische bureaus van Vlaanderen en Duitsland, "om een zo compleet en gedetailleerd mogelijk beeld te krijgen van geïnstalleerde zonnepanelen. Onderdeel van dit project is het opleveren van een interactieve kaart met de locaties van zonnepanelen in Vlaanderen (BEL), Noordrijn-Westfalen (BRD) en Limburg (NL). Deze locaties worden automatisch bepaald op basis van luchtfoto’s. Van deze locaties kunnen regionale statistieken met aantallen zonnepanelen worden gemaakt". Verschillende onderzoeksmethodieken worden aan de tand gevoeld, en uiteindelijk zijn er twee geselecteerd omdat die de beste resultaten blijken te geven (zogenaamde "Xception" en "VGG16" methodieken). Het CBS geeft aan, dat deze specifieke modellen in het vervolg van het project gebruikt zullen gaan worden om de eerste interactieve kaart op te leveren, waarbij ook luchtfoto’s van Vlaanderen zullen worden gebruikt. Deze wordt in februari 2019 verwacht. Ook zullen de resultaten worden aangeboden voor publicatie in een peer-reviewed wetenschappelijk tijdschrift. Deze paper zou aan het eind van het eerste kwartaal van 2019 worden aangeboden. Een van de vervolg trajecten zal zijn "te onderzoeken in hoeverre satelliet data toepasbaar is voor de detectie van (grootschalige) zonne-installaties". Spannend en veelbelovend onderzoek, in ieder geval ! En mogelijk een mooie aanvulling op het intensieve werk aan de inventarisatie van de projecten markt in NL door Polder PV. Innovatief onderzoek CBS inspireert datascientists (13 augustus 2018). Nieuw onderzoek naar "big data" bij CBS, o.a. met betrekking tot zonne-energie (bedoeld wordt met name: zonnestroom / PV). Zonnestroom naar regio Kremer, A.M. & Segers, R. (22 juni 2018). Compleet nieuwe onderzoeks-systematiek voor bepaling zonnestroom statistieken voor Nederland, met uitgebreide toelichting van methodieken, aannames, controles, en de eerste resultaten. Centraal Bureau voor de Statistiek / SLO, team Energie (Den Haag). - pp. 1-15. Productie van zonnestroom op regionaal niveau - pdf van het CBS met toelichting van onderzoek en een zeer ingewikkelde reconstructie methodiek. Extern gerelateerd Factsheets Zon. Verzameling overzichten "per RES Regio" ("Regionale Energie Strategie") bij RVO, uitgevoerd door Energy Indeed, status 28 jan. 2021. Loopt slechts tm. 2019. Opgesteld vermogen in de regio, op woningen, per gemeente, per 1.000 huishoudens. SDE projecten gerealiseerd resp. in pijplijn, met dien verstande dat (a) hier wederom slechts "beschikte" capaciteit wordt weergegeven. Beslist niét de "fysiek gerealiseerde capaciteit" van die beschikte projecten ! (b) De peildatum van die data is alweer van 22 september 2020, dus achterhaald. Het laatste overzicht van RVO zelf was van 2 april 2021, en in dat exemplaar, en ook al in de voorafgaande overzichten, waren toen al kolossale hoeveelheden beschikkingen voor zonnestroom afgevoerd / ingetrokken (laatste update destijds in detail geanalyseerd door Polder PV, zie hier). Verder worden eventueel optredende congestie per regio getoond (hopeloos achterlopend op de realiteit), en het potentieel op daken resp. grote daken. Hierbij zijn grove aannames gedaan. En verder EU solar power hits new record peak this summer. Artikel van 18 augustus 2021 op website van EMBER, met records zonnestroom productie in Europa, en Nederland met Duitsland vooraan, met beiden 17% van totale stroom productie gedekt door zonnestroom in de maanden juni-juli 2021. EU27 zou voor het eerst als geheel 10% van totale productie aan zonnestroom hebben opgewekt in die maanden. Interessante grafieken ! De door Polder PV gemaakte grafieken en analyses van nationale zonnestroom statistieken zijn gebaseerd op publiek beschikbare data afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), en, voor enkele kaartjes, van Klimaatmonitor van Rijkswaterstaat (die weer data van CBS gebruikt). De analyses zijn compleet onafhankelijk van de data verstrekker(s) tot stand gekomen. Het CBS onderschrijft de strekking van dit afgeleide werk niet, noch stemt ze in met de inhoud daarvan. Samenstelling van data en grafieken voor deze webpagina 3e en 4e week december 2021. Eerste publicatie door Polder PV: 30 december 2021. Toevoeging 30 december 2021: enkele extra cijfers systeemgemiddelde per woning per provincie n.a.v. vraag van Anton Boonstra op Twitter. Toevoeging 4 januari 2022 n.a.v. opmerking Bert Bakker op Twitter: kaartje percentage woningen met zonnepanelen 2017 tm. 2020, per gemeente, via Klimaatmonitor databank (status 2020 voorlopig). Zie Tweet Polder PV. Toevoeging 1 februari 2022 n.a.v. vraag van Daniël Hake op Twitter: kaartjes gemaakt via Klimaatmonitor voor PV capaciteit per gemeente kleiner of gelijk aan 15 kWp (bijna alles: op daken), en expliciet projecten op - uitsluitend - daken groter dan 15 kWp per stuk in een separaat overzicht. Databaron voor Klimaatmonitor is CBS, eventuele - sporadische - vergissingen op het gebied van klassificatie (bijv. kleine veldinstallaties tm. 15 kWp, of onterecht toewijzen aan "rooftop" solar bij grotere projecten) voorbehouden. Zie Tweet Polder PV. Toevoeging 23 maart 2022 n.a.v. vraag van Jurjen de Jong op Twitter: nieuw gereconstrueerde grafiek met de verdeling van het opgestelde PV vermogen in kWp per hectare per provincie (incl. binnenwateren, excl. buitenwater), voor drie categoriëen installaties, rooftops tot 15 kWp, rooftops van 15 kWp of groter, resp. "veldinstallaties" van 15 kWp of groter. De laatste categorie volgens de indeling van het CBS, waar beslist fouten in zitten,die onvolledig is, en waarbij byzondere installaties als vrij staande carports en nogal wat drijvende zonneparken e.d. mogelijk niet in zijn meegenomen wegens gebrekkige of zelfs foute toewijzingen in het SDE dossier door RVO. Status tot en met 2020 (nog niet definitieve cijfers van het CBS). Zie Tweet Polder PV. Grafiek gebaseerd op opgaves oppervlaktes en capaciteiten in de Klimaatmonitor databank van Rijkswaterstaat, die haar data direct van het CBS betrekt. Indien fouten in de grote hoeveelheid cijfers worden gevonden gaarne bericht aan Polder PV. Waarvoor dank.
|
|