Zontwikkelingen
"oud" |
Nieuws & analyses P.V. pagina 167meest recente bericht boven Specials:
|
actueel
170-161 160-151
150-141
140-131
130-121
120-111 110-101
|
^ TOP |
17 januari 2021. Laatste kwartaal update zonnestroom capaciteit Alliander tm. Q4 2020. Accumulatie 3.444 MW, kwartaalgroei van 222 MW, mogelijke jaargroei 976 MW ? Het grootste net-bedrijf, Alliander, heeft op haar website op 14 januari de toename van de zonnestroom capaciteit in het laatste kwartaal van 2020 voor dochterbedrijf Liander gepubliceerd. En deze na een vraag van Polder PV over een vreemde anomalie op 16 januari gewijzigd ge-herpubliceerd*. Er zijn eerder al grote interpretatie problemen van de capaciteits-ontwikkelingen bij deze netbeheerder opgetreden. Dit heeft twee oorzaken. Ten eerste, is er het probleem van bijschrijvingen over de periode Q3 2019 tot en met Q1 2020, in de kwartaal cijfers voor Q2 2020, waardoor laatstgenoemd kwartaal een excessief, kunstmatig hoog volume toegeschreven heeft gekregen. De kwartaalcijfers worden daarmee in de historische evolutie onvergelijkbaar. In Solar Magazine werden 28 oktober 2020 nieuwe cijfers gepubliceerd over de toen kennelijk bijgestelde cijfers. Deze cijfers hoeven beslist nog niet definitief te zijn, gezien ervaringen in het verleden. Bovendien heeft Alliander zelf nog steeds niet haar officiële (medio januari 2021 met Q4 2020 bijgewerkte) historische cijfers bijgewerkt, en blijft de bizarre hoge (kunstmatige) toename in Q2 2020 nog steeds publiek zichtbaar.
Een tweede probleem betreft de onvergelijkbaarheid van de cijfers voor kleinverbruik en grootverbruik. De eerste geeft de DC generator capaciteit, universeel gebruikt als "opgesteld nominaal zonnestroom vermogen". Het zeer rap belangrijk wordende grootverbruik volume wordt in detail statistieken van de netbeheerder echter weergegeven als AC capaciteit die is gecontracteerd. Dit kan fors ónder het (DC) generator vermogen liggen, maar zal per installatie kunnen verschillen. Deze twee "eenheden" optellen kan eigenlijk helemaal niet, geeft gegarandeerd verkeerde cijfers, en grote problemen bij de interpretatie daarvan.
Wij gaan in deze analyse echter "dom" uit van de data zoals die nu zijn weergegeven in de bijgestelde update in het officiële data portal van Liander, totdat details duidelijk worden. Dat betekent, dat genoemde hoge toevoeging in Q2 2020 voorlopig nog "blijft staan", maar hier zal Polder PV beslist verder op terugkomen. Dit artikel voegt de resultaten van QIV toe aan de eerdere updates tm. QIII van vorig jaar.
NB: KVB = kleinverbruik aansluitingen tm. 3x 80 ampère; GVB = grootverbruik aansluitingen, > 3x 80 A.
* Dit artikel is - dit overkomt me helaas vaker, vanwege regelmatig ontdekte fouten in officiële publicaties - herschreven vlak vóór publicatie. Op 14 januari werd namelijk een eerste grafiek gepubliceerd, waarin voor Flevoland voor eind 2020 een negatieve groei van 18 MW werd getoond t.o.v. de accumulatie eind Q3 2020 (zie screendump van die oorspronkelijke grafiek). Toen ik Liander hierover een vraag stelde kreeg ik als antwoord "dat er een foutje zou zijn gemaakt, en dat de data wordt/is gecorrigeerd". Dezelfde dag nog verscheen een nieuwe grafiek op de website van Alliander. Met niet alleen gewijzigde data voor Flevoland (met gelukkig nu - zoals al viel te verwachten - positieve groei van de accumulatie in Q4 2020). Maar óók weer gewijzigde cijfers voor alle andere regio (behalve de restcategorie "overig"). Die gewijzigde data zijn in het huidige artikel gebruikt, en ook zijn de door Polder PV gemaakte grafieken weer aangepast ... Conclusie. Solarstatistieken in Nederland: "never a dull moment" ...
Introductie
Alliander kwam op 14 januari jl. weer met een nieuwe accumulatie grafie van de cijfers van het in hun netgebied opgestelde volume aan PV capaciteit, met de geaccumuleerde vermogens in MW(p) aan het eind van elk kwartaal, en per deelregio, en stelde die al rap bij na een vraag van Polder PV (zie boven). Omdat in de vorige update (Q3 2020) nogal wat oudere data waren gewijzigd, heb ik alle historische cijfers voor de zekerheid weer nagelopen. Deze bleken stabiel te zijn gebleven, dus alleen de laatst toegevoegde resultaten voor Q4 2020 zijn nieuw. De categorie "Overig" (waarschijnlijk capaciteit in grensregio die nog niet goed toegewezen kan worden) is ook gehandhaafd. Ik geef hier de "officiële" publiek bekend gemaakte cijfers van de netbeheerder weer, met daarbij uiteraard enkele kanttekeningen.
In bovenstaande grafiek de totale accumulatie van PV capaciteit bij Alliander aan het eind van elk kwartaal, met hierbij nieuw opgenomen het nieuwe cijfer voor Q4 2020, in MW (rechter Y-as, oranje kolommen). Zoals inmiddels bekend geworden zijn de cumulaties bij Liander kunstmatige optellingen van DC generator vermogen voor kleinverbruik (KVB), plus de gecontracteerde AC capaciteit van de grotere projecten die schuil gaan achter grootverbruik aansluitingen (GVB). Dat levert geen zuiver beeld op, en kan tot grote misinterpretaties leiden bij dergelijke statistieken. Maar we hebben het er mee te doen, zo lang niet duidelijk is, wat het daadwerkelijk geïnstalleerde generator vermogen bij de GVB projecten blijkt te zijn.
M.b.t. de oorspronkelijke grafiek meldt Alliander: "... houden we per regio de toename van het gecontracteerde vermogen voor zonne-energie bij. Dat is het maximale vermogen dat producenten van groene stroom in een jaar verwachten terug te leveren op een specifiek moment". Dit is dus slechts gedeeltelijk "waar" (voor producenten achter een grootverbruik aansluiting). Want de honderdduizenden particulieren en talloze andere aangeslotenen achter een kleinverbruik aansluiting, met zonnepanelen, hebben geen "gecontracteerde capaciteit" voor hun PV generator met hun netbeheerder. Ze hebben nooit "een contract" met enig netbeheerder voor de aanwezigheid van hun zonnestroom systeem afgesloten. En er is bij hen door de bank genomen ook vaak een zeer beperkt begrip van de "te verwachten" jaarproductie van hun PV systeem. Laat staan dat ze zouden weten wat er tijdelijk of periodiek aan overschotten zou gaan optreden met onderhavig PV systeem, die (volautomatisch) aan het net worden geleverd. Of zelfs, dat ze dat "per moment" zouden weten. En/of, dat ze daarover zouden hebben gecommuniceerd met hun netbeheerder. Daarbij komt ook nog, dat talloze particulieren nooit hun installaties hebben geregistreerd via het energieleveren.nl portal. En áls ze dat al zelfstandig gedaan zouden hebben, of de input data wel correct zullen zijn ...
In de grafiek is met een blauwe streepjeslijn de toename van de groei van kwartaal tot kwartaal weergegeven, in procent t.o.v. het volume aan het eind van het voorgaande kwartaal (linker Y-as). De laatste jaren schommelt de aanwas t.o.v. de eindstand van het voorgaande kwartaal tussen de 6 en 17%. De hoge piek van 26% in Q2 2020 is echter volstrekt artificieel vanwege de "inhaalslag" die kennelijk met eerder opgeleverde capaciteit in die rapportage is gemaakt. Alliander formuleert dat sinds enige tijd ook officieel in een bijschrift bij hun oorspronkelijke grafiek:
"De grafiek toont een forse stijging in het tweede kwartaal van 2020. Oorzaak is een correctie in de brondata, waardoor de stijging in de periode van kwartaal 3 in 2019 tot en met kwartaal 2 in 2020 is opgenomen in de toename bij kwartaal 2 in 2020".
Vandaar dat ik de betreffende kolom voor Q2 2020 heb gearceerd, deze bevat volume wat reeds in voorgaande kwartalen is opgeleverd, zelfs uit de tweede jaarhelft van het voorgaande jaar. Ook die eerdere kolommen geven dus niet de "realiteit" weer. De volumes voor de tweede jaarhelft van 2019 zullen hier dus "ondergewaardeerd" zijn, en die voor de eerste jaarhelft 2020 "overgewaardeerd". Liander heeft in haar officiële grafiek deze kunstmatige verdeling nog steeds niet gecorrigeerd, maar wel informeel (zie SM artikel van 18 oktober 2020). Het "officiële" eindcijfer voor 2019 is nog steeds 2.229 MW. De optelling van de kleinverbruik cijfers in gecorrigeerde data gepubliceerd door Solar Magazine (1.481 MWp) plus ditto de gecontracteerde AC capaciteit bij GVB (987 MW) geeft echter al een kunstmatig resultaat van 2.468 "megawatt", wat ik in de grafiek heb aangegeven met de rode streepjeslijn boven de kolom voor Q4 2019. De volgens de laatste onofficiële cijfers bereikte capaciteiten voor kleinverbruik eind 2019, en voor eind Q3 2020 (1.827 MWp) heb ik weergegeven met zwarte streepjeslijnen op de betreffende hoogtes in de grafiek. Eind Q3 2020 zou er volgens het SM artikel 1.402 MW AC vermogen bij GVB zijn geaccumuleerd, wat tot een totaal volume van 3.226 megawatt zou hebben geleid. In de huidige officiële totaal grafiek op de website van Aliander wordt het totaal volume op 3.222 MW gehouden, iets lager dus.
Q4 2020
In de huidige, rap gereviseerde update heeft Liander wat het totaal vermogen betreft, wederom 222 MW in het laatste kwartaal van voorgaand jaar toegevoegd, waardoor de accumulatie eind 2020 zou zijn opgelopen naar 3.444 megawatt. Ten opzichte van het nog niet officieel bijgestelde eind cijfer voor Q4 2019 (2.468 MW) zou dat een jaargroei volume inhouden van 976 MW.
Collega netbeheerder Enexis zal, mede gezien de enorme volumes aan grote projecten die in hun netgebied worden gebouwd en al zijn gerealiseerd, beslist ook eind 2020 al veel verder zijn. Eind 2019 had deze netbeheerder, op basis van de recent bijgestelde capaciteit cijfers van het CBS, al 3.227 MWp staan. Dat was toen al 759 MWp (31%) meer dan bij (de onofficiële cijfers van) Liander. We zullen nieuwe cijfers van Enexis, of van het CBS moeten afwachten, hoe het beeld zal zijn geworden, eind vorig jaar.
Accumulatie PV capaciteit Alliander netgebied, per regio - evolutie in de loop van de tijd
In deze tweede grafiek ziet u de uitsplitsing per regio, in MW opgesteld vermogen (optelling ongelijkvormige KVB DC generator vermogens en gecontracteerde AC capaciteit bij GVB) aan het eind van elk kwartaal, vanaf Q1 2011 (en historische correcties uit de voorgaande update tm. Q3 2020 meegenomen). De resultaten voor Q4 2020 zijn van de gereviseerde versie van 16 januari, waarbij alle data behalve die voor de categorie "overig") weer zijn gewijzigd t.o.v. de eerste update van 2 dagen eerder.
In de grafiek heb ik ook de evolutie van de kwartaal accumulatie cijfers voor Noord-Holland inclusief Amsterdam laten zien, omdat die niet als zodanig in het oorspronkelijke Alliander diagram wordt getoond. Deze provincie heeft nu eind 2020 met de huidige update (revisie) 984 megawatt aan PV vermogen staan, 70 MW meer dan eind Q3 2020. Ook heb ik de "nieuwe categorie overig" meegenomen, die afgezien van het opvallende piekje in Q4 2017, slechts marginale volumes bevat (8 MW eind Q4 2020, ongewijzigd). Gelderland brak al in Q2 dit jaar door de "magische" grens van 1 GW opgesteld vermogen heen, en zit eind 2020 reeds op 1.248 MW, 93 MW hoger dan eind Q3 dat jaar. Maar zal Enexis provincie Noord-Brabant vér voor zich moeten blijven dulden, wat waarschijnlijk nog veel verder zal zijn uitgelopen. Noord-Brabant had eind 2019 (!) zelfs al 1.197 MWp aan PV capaciteit staan, volgens de meest recente cijfers van het CBS, en in dat jaar een nieuw volume van 467 MWp toegevoegd. Deze provincie zal in 2020 beslist niet "stilgezeten" hebben, met een gelijk jaarlijks groei volume zou ze eind 2020 wellicht al in de buurt gekomen kunnen zijn van minimaal zo'n 1,7 GWp.
Aan de inclinatie van de laatste lijnstukjes is te zien, dat het - forse - tempo van de toenames bij de grootste 2 regio t.o.v. de richting van de lijnstukjes tussen Q2 en Q3 2020 is gestabiliseerd. De relatief steil lopende lijnstukken die Q1 en Q2 2020 met elkaar verbinden moeten we hier buiten beschouwing houden, vanwege de bijschrijving van "oude volumes" in de Q2 2020 rapportage. De laatste 2 kwartalen is de groei in deze 2 regio, Gelderland, en Noord-Holland, zelfs hoger geweest dan een langere periode vóór het uitbreken van de Covid-crisis (de curves vertonenen daar een zwakkere hellingshoek).
Grote - historische - afwijking cijfers Amsterdam
Noord-Holland (incl. Amsterdam) is, met momenteel 984 MW accumulatie, nog maar 16 MW van de piketpaal van 1 GW verwijderd*. Het eerste kwartaal van 2021 zal de provincie daar waarschijnlijk al fors overheen gaan. Amsterdam zelf is inmiddels zoals voorspeld de 100 MW piketpaal gepasseerd, en is, met een fikse groei van 16 MW in Q4 2020, eind dat jaar op een respectabele 124 MW beland. Wel is het zo, dat er aardig wat frictie is met recent bijgestelde historische CBS cijfers voor de hoofdstad. In de CBS update van 10 december 2020 wordt namelijk gewag gemaakt van al bijna 89 MWp PV volume in Amsterdam, eind 2019 (derde grootste gemeente op dat vlak, waarbij de hoofdstad Midden-Groningen en Emmen voor moest laten gaan). Dat is maar liefst 16 MW aan opgestelde capaciteit, 22% meer dan de 73 MW die Liander zelf (momenteel) aangeeft ... Mogelijk moeten de historische data van Liander op meerdere fronten alsnog worden aangepast, want het verschil is - opzienbarend - groot. De reden voor dat grote verschil, nota bene voor slechts 1 sterk verstedelijkte gemeente, is echter nog niet bekend.
Friesland
heeft inmiddels, eind 2020, 608 MW geaccumuleerd, wat slechts
relatief weinig meer is dan de 582 MW eind Q3 2020. Vermoedelijk
spelen hier de aanzienlijke problemen met de lokale, zwakke netten
een vertragende rol. Met name bij de categorie invoeden op het
net, kleurt de provincie in de beruchte capaciteits-kaartjes van
Liander, reeds
voor een groot deel rood (geen capaciteit meer vrij voor invoeding
op
GVB aansluitingen). Het is dan ook niet vreemd, dat de toename
van het volume beduidend is ingezakt in vergelijking met de andere
getoonde regio.
* Er is nog wel iets onduidelijk aan de "status van provincie Noord-Holland". De gemeente Heemstede is namelijk, heel byzonder, onderdeel van het netgebied van netbeheerder Stedin, maar ligt als een klein eiland midden in het grote netgebied van Liander in die provincie (zie netcapaciteit kaartjes op de Stedin website). Hiervan is nog steeds niet duidelijk waar de data voor die gemeente worden bijgeteld. Logischerwijs zou dit uitsluitend aan Stedin mogen toevallen. Als ik hierover meer info heb, kom ik daar vast nog op terug (opmerking toegevoegd dd. 7 feb. 2021).
"Herstelde anomalie": gezonde groei Flevoland
Het blijft feest in Nederland, voor Flevoland hebben we net weer een anomalie achter de rug, die door, wederom, ingrijpen van Polder PV inmiddels is hersteld (zie opmerkingen bij introductie). De curve voor de kleine, maar trotse polder provincie op de voormalige Zuiderzee bodem, wat eind Q3 2020 op een capaciteit van 351 MW zou zijn gekomen, vertoont nu gelukkig weer progressie in positieve richting. En staat eind van dat jaar inmiddels op een volume van 368 MW, 17 MW meer. De kunstmatige grote sprong in Q2 2020 is echter nog niet officeel hersteld op de web pagina van Alliander (moet nog voor alle regio geschieden).
Tot slot, mijn eigen regio, Zuid-Holland "noord", het kleinere deel van de dichtstbevolkte provincie van Nederland, heeft inmiddels ook 17 MW toegevoegd aan de capaciteit eind Q3 2020, en is eind dat jaar voorlopig ge-eindigd op een relatief bescheiden 229 MW. De belangrijkste gemeentes zijn hier Alphen aan den Rijn (waar aan de zuidzijde structurele netproblemen zijn ontstaan in het poldergebied rond Hazerswoude / Boskoop), Leiden, en de Bollenstreek incl. Katwijk en Noordwijk.
Eindejaars-accumulatie 2019: CBS versus Alliander per provincie en voor de hoofdstad
Met betrekking tot de eindejaars-volumes voor 2019, wordt hier onder in tabel-vorm een vergelijking gemaakt met de meest recente regionale cijfers van het CBS. Die 10 december 2020 een compleet nieuwe set data introduceerde volgens de (gemeentelijke) indeling voor het kalenderjaar 2019. En die Polder PV tot in detail heeft genalyseerd, een unicum in Nederland. Hierbij zijn de onmiskenbaar identificeerbare entiteiten in beide data banken gebruikt, de regio "Zuid-Holland noord" is echter moeilijk te duiden, omdat de totale data voor het complete zuidelijke deel (Stedin) vooralsnog ontbreekt (alleen kleinverbruik data van die netbeheerder zijn tm. 2019 resp. eerste half jaar 2020 separaat bekend gemaakt, en door Polder PV geanalyseerd).
Eindejaars-accumulatie
2019 (MW / MWp) |
Status
CBS 10 dec. 2020 ¹ |
Status
Alliander dec. 2020 ² |
Verschil
(MWp) |
Verschil
(% t.o.v. CBS) |
Gelderland | 888,9 |
777 |
112 |
12,6% |
Noord-Holland (incl. A'dam) | 779,1 |
656 |
123 |
15,8% |
Friesland | 440,0 |
429 |
1 |
2,5% |
Flevoland | 325,3 |
215 |
110 |
33,8% |
Amsterdam | 88,5 |
73 |
16 |
18,0% |
¹ Uit laatste update Statline tabel "Zonnestroom; vermogen bedrijven en woningen, regio (indeling 2019)", dd. 10 december 2020.
² Uit laatste cijfer update van Alliander incl. historische correcties (huidige analyse, afgeronde cijfers, bron: zie onderaan), eind december 2020, gepubliceerd 14, en, in revisie, 16 januari 2021 (maar: cijfers 2019 ongewijzigd). Opgaves in MW vanwege optelling ongelijkwaardige volumes KVB + GVB.
Uit bovenstaande blijken forse verschillen tussen de (nog steeds niet definitieve, alweer fors opgewaardeerde) CBS cijfers voor eind 2019, en de nu nog "officieel gepubliceerde" data van Alliander, voor hun eigen netgebied. De verschillen zijn vanwege de recente CBS update nog verder opgelopen dan reeds gesignaleerd in de Liander update van Q3 2020. Oplopend van "weinig verschil" voor Friesland (2,5%), via reeds behoorlijk afwijkende percentages voor Gelderland (bijna 13%), geheel Noord-Holland (bijna 16%), en hoofdstad Amsterdam (18%), tot een zeer forse afwijking voor provincie Flevoland, van bijna 34% in het voordeel van de data gepubliceerd door het CBS. Tellen we de vier hierboven getoonde provincies op (CBS: 2.433,3 MWp; Alliander voorlopig 2.077 MW), heeft Alliander gemiddeld genomen in dat grootste deel van hun netgebied reeds 356 MW minder in de annalen genoteerd, eind 2019, 14,6% minder dan het CBS tot nog toe heeft gerapporteerd voor dat gebied. Als die 14,6 % representatief zou zijn voor het complete netgebied van Alliander (dus incl. Zuid-Holland "noord"), zou het eindejaars-volume in hun complete netgebied mogelijk niet 2.468 MW zijn geweest (bijgesteld volume, rode streepjeslijn in eerste grafiek), maar mogelijk zelfs nog véél hoger hebben moeten liggen. De vraag is dus, welke cijfer reeksen hier het dichtst bij de waarheid zullen blijken te liggen ...
Het zeer grote verschil voor Flevoland kan deels veroorzaakt zijn doordat mogelijk bij de cijfers van Alliander 3 in 2019 opgeleverde grote zonneparken in Almere, bij Lelystad en in de Noordoostpolder (nog) niet zijn meegerekend in de cijfers van de netbeheerder voor dat jaar. Die tellen al op tot bijna 70 MWp. De absolute verschillen bij Gelderland en Noord-Holland zijn minder makkelijk te duiden.
Hoe dit alles bij meer definitieve cijfers zal gaan uitpakken, moeten we nog bezien. Het geeft in ieder geval haarscherp aan, dat zelf recente updates van dit soort cijferreeksen mogelijk nog lang niet de definitieve stand van zaken weergeven. En dat er nogal wat volumes bijgeschreven zullen moeten gaan worden. Zowel bij de regionale netbeheerder. Als, mogelijk, bij de nationale databanken van het CBS.
Evolutie van nieuwe kwartaal volumes bij Alliander
In deze grafiek laat ik de nieuwe aanwas cijfers per kwartaal bij Alliander zien, zoals berekend uit de door hen publiekelijk getoonde accumulatie cijfers van de PV capaciteit aan het eind van elk kwartaal. De extreme piek in Q2 2020 (606 MW"nieuw" vermogen) wordt veroorzaakt door de al gememoreerde bijschrijving van ook oude volumes uit de twee laatste kwartalen van 2019, en de eerste 2 kwartalen van 2020, in die "rapportage". Het is dan ook niet vreemd, dat die drie kwartalen (Q3 2019 tm. Q1 2020) relatief lage groeicijfers laten zien t.o.v. de voorgaande drie kwartalen. De getoonde "dip" is dus kunstmatig, de kolommen horen in werkelijkheid hoger te zijn (en die van Q2 2002 natuurlijk veel lager). Derhalve, heb ik de kolommen voor Q3 2019 tm. Q2 2020 gearceerd, omdat ze niet de correcte volumes weergeven.
Wat ook opvalt, is de hoge kwartaalgroei van Q3 2020, die gezien bovenstaande echter nog niet goed vergeleken kan worden met het in de grafiek nog capaciteit missende Q3 2019 ("146 MW"), maar wel met het waarschijnlijk correcte cijfer voor Q3 2018. Dat ligt met 114 MW op minder dan de helft van de aanwas in Q3 2020, wat tale-telling is voor de vastgestelde groei in dat kwartaal. Het enige kwartaal waarvan het huidige groeicijfer betrouwbaar lijkt, en wat enigszins in de buurt komt van Q3 2020, is Q2 2019, met 230 MW.
Q4, 180 MW groei opleverend, is ook niet goed vergelijkbaar met het waarschijnlijk nog bij te stellen volume van 144 MW in Q4 2019, maar wel met de 187 MW in Q4 2018. Dat ligt dus ongeveer op hetzelfde niveau van dat kwartaal. Ondanks de gevolgen van de Corona pandemie, is het niveau in het laatste kwartaal van vorig jaar, dus nog beslist "op orde" geweest bij de grootste netbeheerder van Nederland. Het had vast meer kunnnen zijn geweest, maar een pandemie is een van die zaken in het leven waarmee niemand rekening houdt, maar dus uiteindelijk wel eens geschiedt.
In de grafiek heb ik met gekleurde stippellijnen ook verschillende gemiddeldes uitgezet voor diverse periodes, weergegeven in de legenda. De gemiddelde kwartaal groei in de periode 2013 tm. Q4 2020 is 105 MW geweest. Sluiten we de "kunstmatig hoge" groei van Q2 2020 uit, is dat gemiddelde nu 89 MW per kwartaal (zwarte stippellijn). Pas als we alle cijfers up to date te weten komen, kan een nauwkeuriger beeld worden gereconstrueerd.
Kijken we alleen naar de recente periode met hoge groei, 2018 tm. Q4 2020, ligt het gemiddelde op 213 MW groei per kwartaal, maar onder uitsluiting van Q2 2020 op 173 MW per kwartaal (rode stippellijn). Bekijken we alleen de laatste drie jaargangen, zien we een stapsgewijze progressie: gemiddeld 153 MW per kwartaal in 2018 (magenta stippellijn), 181 MW per kwartaal in 2019 (groene stippellijn, vermoedelijk te laag ivm volume wat pas in Q2 2020 is bijgeschreven). En 304 MW in 2020. Kijken we alleen naar Q1 en Q3-Q4, is het gemiddelde daarvan 203 MW (grijze stippelijn), alweer wat hoger dan het kalenderjaar gemiddelde in 2019. De gemiddeldes moeten echter voor beide jaren nog worden bijgesteld.
Bovendien kan het beslist ook nog zo zijn, dat ook voor de eindejaars-volumes in 2020 hetzelfde gaat gelden, als voor de anomalie die eind 2019 werd vastgesteld. En zou het zomaar kunnen gebeuren, dat volume uit de laatste 2 (?) kwartalen van 2020 pas ergens in 2021 wordt bijgeschreven. Zolang niet duidelijk is, wat exact wordt geregistreerd, en op welke wijze, blijven speculaties hier op de loer liggen.
Jaargroei volumes zonnestroom capaciteit bij Alliander
Uit de accumulatie data van Alliander zijn natuurlijk ook mooi de jaarlijkse groei cijfers te destilleren. Zoals te doen gebruikelijk, heb ik deze weer laten zien als stapel kolommen met de belangrijkste contribuerende regio in 2020 (Gelderland) onderop, en de nieuw toegevoegde categorie "overige" - in theorie althans - bovenaan (bijna niet zichtbaar). Uitzondering daar weer op vormt de jaargroei in 2018, die een negatieve groei van laatstgenoemde categorie liet zien (onderaan de X-as zichtbaar). Een gevolg van het vreemde verloop van de accumulatie cijfers van die "rest" categorie (piek eind 2017, daarna weer sterke afname, zie tweede grafiek in dit artikel).
Uiteraard is 2020 nog lang niet zeker, mede vanwege de anomalie in Q2, waaran volumes uit de drie voorgaande kwartalen zijn toegevoegd (volgens de publiek gemaakte grafiek data). Daarom zijn de kolomsegmenten ook gearceerd weergegeven voor dat jaar, zie de toelichting in het roodomlijnde kader. Dat betekent, dat de kalenderjaar groei in 2019, voorlopig: 725 MW, nog hoger moet worden, met hetzelfde volume waarmee de hoogte van de kolom tm. Q4 in 2020 af zal moeten nemen, om de boel eerlijker te verdelen (en de werkelijkheid zo goed mogelijk te benaderen). Dat heb ik grafisch met de dubbele rode pijl proberen weer te geven (kolom 2019 hoger bij te stellen, ten koste van hoogte kolom 2020).
Als we voorlopig van het "nog niet officieel bijgestelde" cijfer van 2.468 MW voor eind 2019 afgaan (volgens data destijds opgevraagd door Solar Magazine), zou de jaargroei in 2019 op 964 MW uitgekomen kunnen zijn, en die voor 2020, met de huidige Alliander update, op 976 MW, 1% meer. Alhoewel deze jaargroei volumes nog beslist niet in steen zijn gebeiteld, is het duidelijk dat het nieuwe volume in 2020 hoog is geweest, ondanks de ingrijpende effecten van de Corona pandemie.
Let in de kolom voor 2020 vooral op het t.o.v. eerdere jaren relatief zeer sterk gegroeide segment voor Flevoland. Een deel van dát forse nieuwe volume, zal waarschijnlijk toebehoren aan 2019, en niet aan 2020. Mogelijk zullen latere, "definitieve" cijfers meer klaarheid gaan brengen wat de correcte verhoudingen zullen zijn in de jaren 2019 en 2020.
Voor een uitgebreide beschouwing van het separate Alliander nieuwsbericht van 20 oktober 2020, over de status van diverse (zonnestroom) cijfers m.b.t. de energietransitie, zie mijn bespreking in de analyse van de data tm. Q3 2020.
Bron:
Onze actuele prestaties. Ontwikkeling energietransitie (website Alliander, update van 16 januari 2021; correctie van eerste grafiek van 14 jan. 2021, die na vraag van Polder PV werd gewijzigd ...)
15 januari 2021: Eerste SDE "++" ronde (najaar 2020) 28% overtekend, nieuwe spelers, maar, wederom, veel aanvragen zonnestroom (bijna 4,2 GWp). De eerste, door velen met spanning afgewachte "verbrede" SDE "++" subsidie ronde, de "najaars"-ronde van 2020, is inmiddels alweer een tijdje geleden afgesloten. Inschrijving voor aanvragen was mogelijk tussen 24 november en 17 december 2020, waarbij de inzet niet meer alleen de productie van duurzame energie was (voor de laagste kostprijs), maar waarbij voor het eerst ook andere opties die CO2 reductie kunnen bewerkstelligen op gelijk niveau in competitie konden gaan. Het ging daarbij deze eerste SDE "++ " ronde om 5 miljard Euro wat verdeeld kon worden. Zoals verwacht, is dat plafond overschreden, en wel met 28%. Er werd voor 6.397 miljoen Euro aan zeer diverse projecten aangevraagd. "Te dure" projecten per fase zullen afgeschreven moeten gaan worden. Maar ook zal, mede door verschillende aanscherpingen van de aanvraag procedures, en de zeer complexe materie bij diverse nieuwe opties, het kunnen gebeuren dat om aanvraag-technische redenen (incompleet aangeleverde informatie bijvoorbeeld), ook andere aanvragen nog geprullebakkeerd kunnen gaan worden, voordat beschikkingen de deur uit gaan bij RVO. Wiebes van MinEZK kondigt in zijn kamerbrief van 14 januari aan dat hij verwacht dat aan het eind van het voorjaar de definitieve stand van de overblijvende beschikkingen wereldkundig zou kunnen worden gemaakt. Dit natuurlijk wel onder voorwaarde, dat RVO in staat is om die steeds omvangrijkere taak, met de beoordeling van zéér complexe aanvragen van totaal nieuwe spelers bovenop de rest, rond die tijd kan afronden.
Toch wel enigszins tot mijn verbazing, was, ondanks de forse nieuwe competitie van nieuwe spelers, waaronder de beruchte, door velen gevreesde optie CCS (afvang en opslag van CO2 uit industriële processen in cavernes), zonnestroom wederom de populairste optie, met 3.989 van de in totaal 4.112 aanvragen (97%), een veel lagere claim van bijna 2,4 miljard Euro (37% van genoemde bijna 6,4 miljard geclaimd totaal), en een gevraagde capaciteit van 4.195 MWp. Enkele cijfers voor zonnestroom zijn natuurlijk veel lager dan in de vorige, compleet onvergelijkbare regeling, maar desondanks, verrassend hoog. Vooral de gevraagde capaciteit is gezien de omstandigheden best wel opzienbarend, bijna 4,2 GWp, hoger nog dan de ruim 4 GWp in de voorjaars-ronde ...
Introductie
Ook voor deze ronde gold de verplichting van het meesturen van een transportindicatie (voor het eerst verplicht onder SDE 2019 II). Volgens Netbeheer Nederland zijn er deze ronde uiteindelijk 5.667 indicaties voor unieke adressen afgegeven, en 1.164 geweigerd a.g.v. beperkingen op het lokale stroomnet (17% van totaal aangevraagd, 6.831 stuks). Ter vergelijking: in de voorjaars-ronde (de laatste SDE "+" subsidie regeling), waren er 9.040 indicaties afgegeven, en 809 geweigerd (8,2% van de 9.849 aangevraagd). Het aantal geweigerde aanvragen is t.o.v. de voorjaarsronde van SDE 2020 dus al in relatieve zin meer dan verdubbeld, al zijn er sowieso fors minder aanvragen gedaan (31% minder). Gezien de regelmatig door Polder PV gesignaleerde zorgwekkende net-situaties bij de twee grootste spelers, Enexis (NO resp. Z. Nederland), en Liander, ook weer niet verbazingwekkend.
Ten opzichte van de door RVO ontvangen 4.112 aanvragen voor SDE 2020 II zijn er bij dit eerste "filter" dus alweer ruim anderhalf duizend projecten die een transportindicatie document hebben ontvangen, niet "gematerialiseerd" in de vorm van een aanvraag bij RVO (een ongeveer vergelijkbaar volume als bij de voorjaars-regeling van SDE 2020). De ditmaal niet in aanvragen omgezette transport indicaties vormen nu al ruim 27% van het volume aan door de netbeheerders afgegeven indicaties. Onder de voorgaande regeling was dit nog "slechts" 17%. Kennelijk zijn er dus de nodige problemen geconstateerd bij de aanvragers van die indicaties, die na ampele (?) overwegingen hunnerzijds, alsnog geen SDE aanvraag hebben gedaan. De redenen waarom dat is gebeurd, kan diverse oorzaken hebben.
Kamerbrief - de data voor SDE 2020 II / 1e SDE "++"
Hier onder presenteer ik de data uit de door Min. EZK op 14 januari gepubliceerde tabel in de 3 pagina's tellende Kamerbrief van Wiebes, aangevuld met een viertal kolommen uit deze data, berekend door Polder PV.
^^^
KLIK op plaatje voor uitvergroting (in separaat
tabblad verschijnend)
Aantallen en capaciteit
In de kolom gemarkeerd met "1" vinden we het aantal aangevraagde projecten. Of, nauwkeuriger, "het aantal beschikkingen" wat wordt gevraagd. Het komt immers regelmatig voor dat er meer dan 1 beschikking voor een project locatie wordt gevraagd, en ook verzilverd. Meestal uit verschillende jaargangen, maar ik heb meerdere gevallen uit een en dezelfde jaar ronde in mijn projecten lijst (realisaties) staan. Ik heb, omdat de SDE "++" totaal anders van concept is dan de oude SDE resp. opvolger SDE "+"regelingen, vanaf nu een splitsing aangebracht in de "oude" duurzame energie productie categorieën, onder (1), en de nieuwe toegevoegde categorieën die strijden om de "laagste CO2 subsidie intensiteit" binnen dezelfde fases, onder (2). Hier zit nog niet alle potentie bij, sommige categorieën waarvoor wel kon worden aangevraagd (overzicht bij RVO alhier), hebben kennelijk geen aanvragen opogeleverd onder de huidige ronde. Bij de "klassieke" projecten onder (1) ontbreekt bijvoorbeeld waterkracht, wat sowieso altijd marginale aantallen aanvragen heeft opgeleverd. Nieuwe optie onder energie opwekking was osmose (ook wel "blue energy"), maar daar is nog niets onder gematerialiseerd. Bij de nieuwe opties ontbreekt de daglichtkas. Niet benoemd, maar mogelijk geschaard onder 1 van de biomassa categorieën (?), was er nog de mogelijkheid voor compostering van champost (paddestoelen telers cq. verwerkers).
Zonnestroom is, verrassend onder deze met veel onzekerheid omgeven nieuwe SDE ronde, als vanouds kampioen bij alle parameters, inclusief de aantallen. Er werd weer een hoog volume van 3.989 aanvragen verstuurd naar RVO. Beslist geen record, de vorige rondes leverden maar liefst 7.251 aanvragen, resp. 7.395 aanvragen op. Waar echter weer enorm veel van is afgevallen in het beschikkingen traject, en in latere RVO updates waarin hoge volumes alsnog zijn geprullebakkeerd (meest recente van 22 sep. 2020 alhier in detail geanalyseerd).
Andere opties met aardig wat aanvragen, die echter in het niet blijven vallen t.o.v. de aantallen PV project aanvragen, zijn grote warmtepomp projecten (38 stuks), ditto elektrische boiler systemen (27), en 16 windenergie projecten, de rest heeft allemaal minder dan 10 project aanvragen in de boeken staan. Maar kunnen gemiddeld genomen flinke subsidie bedragen claimen vanwege hun omvang en berekende CO2 reductie potentieel.
Grofweg in lijn met de aantallen aanvragen, zien we bij de capaciteiten ook dominantie in het PV gebeuren. Er is maar liefst voor 4.195 MWp aangevraagd, een aanzienlijk volume. Zelfs iets meer dan in de voorjaars-ronde van 2020 onder de oude SDE "+" regeling (4.032 MWp), maar daarvoor was een miljard Euro minder budget beschikbaar. Het aangevraagde volume is in de huidige ronde wel wat lager dan het record volume van ruim 4,6 GWp in de najaars-regeling van 2019, onder het oude SDE "+" bestel, waarvoor ook 5 miljard Euro budget beschikbaar was. Maar die regeling was extreem overtekend, en onder de huidige nieuwe regeling is de onderlinge competitie met andere modaliteiten nog verder opgeschroefd. Dus alleen dat al is een compliment waard aan de initiatiefnemers, al blijft het afwachten wat er van de aanvragen over zal blijven. Gezien de hoge volumes die zijn aangevraagd, kunnen we echter optimistisch zijn over het potentieel wat hier uit gaat rollen. De SDE 2020 II is, zo lijkt het, ondanks grote problemen die werden geschilderd door met name projectontwikkelaars, zelfs bij specialisten die vooral rooftop projecten realiseren, geen "verloren" regeling geworden voor PV. En dat is een positief signaal. Het grappige is, dat er van anderhalf miljard Euro voor CCS projecten werd gerept, waarvoor werd gevreesd. Bovenstaande tabel laat zien, dat er zelfs in een keer voor ruim 2,1 miljard Euro is aangevraagd, voor slechts 7 van dergelijke kapitaal intensieve projecten. Desondanks, heeft zon nog méér "gescoord" bij de subsidie claim voor de aanvragen.
Opvallend is de lage claim voor windenergie, slechts 16 projecten met een totaal vermogen van 107 MW. Ook in de laatste SDE "+" regeling, 2020 I, was er relatief weinig aangevraagd (40 projecten, 125 MW). Onder SDE 2019 II was dat nog een substantiëler volume, van 113 projecten, met 640 MW. Wel is het zo, dat de meeste aanvragen voor windenergie ook daadwerkelijk materialiseren in beschikkingen, én dat die projecten ook worden gebouwd. Bij zon vindt altijd een flink verlies plaats in het beschikkingen traject, én worden in het proces daarna soms zelfs nog duizenden project beschikkingen om meerdere redenen ingetrokken of niet gerealiseerd.
Capaciteit
Bij de capaciteiten kunnen we niet terugvallen op een eenvoudige vergelijking tussen PV en CCS, omdat er door MinEZK sedert de invoering van de "verbrede" SDE "++" regeling een onvergelijkbare maatvoering wordt gehanteerd voor laatstgenoemde optie (ton CO2 reductie per uur, voor alle andere opties MW nominaal generator vermogen). De impliciete reden dat er geen totalen voor capaciteit meer staan vermeld in deze tabel. Alleen afgeleide berekeningen waar CCS buiten is gehouden, zijn nog enigszins te maken. Iets dergelijks geldt voor de in de op een na laatste kolom gemelde maximale te subsidiëren energie productie. Die in PJ/jaar wordt uitgedrukt, behalve voor CCS, waar de maatvoering "megaton CO2 reductie per jaar" is. En dus onvergelijkbaar met de rest. In alle afgeleide berekeningen waar gerefereerd wordt aan capaciteit of energie productie, is daarom CCS buiten de berekening gehouden.
Afgezien van CCS, met dus 329 ton CO2 reductie potentieel per uur, en de reeds genoemde aangevraagde bijna 4,2 GWp voor zonnestroom, is wat capaciteit betreft de nieuwe optie elektrische boiler met 563 MW nominaal vermogen goed vertegenwoordigd, gevolgd door warmtepompen (192 MW) en geothermie (125 MW), daarna gaat het rap neerwaarts met de aangevraagde capaciteiten, tot slechts 2 MW voor zowel waterstof productie, als thermische zonne-energie. De laatste claimt maar 6 aanvragen, een compleet ander beeld dan onder SDE 2020 I, toen er voor maar liefst 78 projecten een subsidie beschikking werd verzocht. Er werden daarvan vorig najaar trouwens een behoorlijk aantal beschikt (63 stuks).
Uiteraard moeten we rekening blijven houden met het feit dat de capaciteits-factor bij de verschillende technieken wezenlijk anders is. Windturbines en biomassa centrales kunnen ook draaien in de avonduren, elektrische boilers zijn zeer flexibel in te zetten als er geen "direct noodzakelijke" warmtevraag van afhangt en er voldoende grote buffer systemen voorhanden zijn. Zonnepanelen (zowel elektrisch, PV, als thermische collectoren) hebben deze voordelen absoluut niet, ze zijn direct afhankelijk van instraling van de zon, en doen 's avonds / 's nachts niets. Als we dit wezenlijke onderscheid terzijde schuiven, maakt de aangevraagde capaciteit voor PV in ieder geval 77% van de totale geclaimde capaciteit uit, exclusief de claim voor de 7 CCS aanvragen. Dat is niet ver verwijderd van het relatieve aandeel van 82% in de "record" regeling, SDE 2019 II.
PV aanvragen per fase
Een ander opvallend feit is, dat Wiebes claimt, dat in de eerste fase ("subsidie intensiteit maximaal 65 Euro per ton CO2 reductie"), waarin al voor 2,3 miljard Euro aan subsidie is aangevraagd, bijna de helft van de beschikbare 5 miljard Euro, met name voor zowel CCS projecten, als voor grote, én kleine PV projecten zou zijn geweest. Waarbij impliciet "grote daksystemen" wordt benoemd, wat een "fijne boodschap" is voor regerings-zetel Den Haag, waar men zoveel mogelijk op daken wil (laten) aanleggen middels het veelbesproken "zonneladder" principe (motie van Kamerlid Dik-Faber). Dat is gezien de omstandigheden rond deze regeling, en de al lage kostprijzen, waarmee is gerekend door het adviserende Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), best opmerkelijk. Kennelijk wilden de vele ontwikkelaars geen kansen in deze subsidie ronde verloren laten gaan, en nemen ze mogelijk extra risico's bij het inzetten in de eerste fase van deze regeling. Dat laat onverlet, dat bij de toekenningen hier nog veel (PV) volume van kan gaan afvallen, maar dat wordt later pas duidelijk.
Wiebes stelt verder dat fase 2 (tm. 85 Euro/ton CO2) wederom "veel CCS en PV project aanvragen" heeft opgeleverd (budget claim opgelopen tot 4,5 miljard Euro, 90% van het budget plafond), de derde fase (tm. 180 Euro/ton CO2) zou "een groot aandeel grondgebonden PV projecten" en grootschalige elektrische boiler installatie aanvragen hebben gekend, maar het budget plafond werd toen al met 0,7 miljard Euro overschreden. De vierde fase (tm. 300 Euro/ton CO2) zou nog eens 0,7 miljard Euro aan aanvragen extra opeisen (reeds ver boven budgetplafond). Waarbij geothermie en, wederom, elektrische boilers, als belangrijke contribuanten werden benoemd.
Subsidie bedragen
Gerelateerd aan de claim op aangevraagde capaciteit is de aanvraag op subsidie, het "maximaal haalbare bedrag", wat waarschijnlijk nooit gehaald zal worden, vanwege, o.a. basis "caps" in de energieprijzen. Als de marktprijs waarmee wordt gerekend, onder dat van tevoren vastgestelde bedrag komt, wordt er niet méér subsidie uitgekeerd aan de projecteigenaar, en is het risico voor hem/haar. En vanwege steeds vaker voorkomende "negatieve prijzen" op de steeds belangrijker wordende elektriciteits-markt, waar veel modaliteiten van afhangen, en een deel van hun business-case aan is opgehangen. Hoe vaker langer optredende "negatieve prijzen" gaan optreden, hoe meer vooraf berekende inkomsten niet zullen worden behaald bij de subsidie verstrekking, omdat er dan geen ondersteuning wordt uitbetaald (wederom: investerings-risico voor de project eigenaar). Dit is nu nog incidenteel, maar gaat gegarandeerd vaker voorkomen, gezien de enorme groei van met name wind- en zonne-energie productie in ons land. Aangezien die, vanwege nihil "brandstofkosten", vooraan in de zogenaamde "merit order" komen, drukken die steeds vaker, én over langere periodes, de fossiele opties (tijdelijk) "uit de markt", en ontstaan er soms, vaak midden op de dag vanwege de zonnestroom productie pieken, hoge overschotten, die dan - met geld toe - afgezet moeten worden om de balans op het net te houden. Hierdoor ontstaan die zogenaamde "negatieve marktprijzen". Zie ook bespiegelingen in de recente Sympower bijdrage bij Greenspread, "Hoe curtailment zonne-energie slimmer maakt".
Dit daargelaten, blijft zonnestroom ook hier weer veruit koploper, met een aanvraag claim van maar liefst bijna 2,4 miljard Euro, al wordt het op de voet gevolgd door de door velen "gevreesde" - fossiele industrie faciliterende modaliteit CCS, die in een keer, met slechts 7 aanvragen, al ruim 2,1 miljard Euro claimt (tegenover genoemde bijna 4 duizend aanvragen voor PV). Gezamenlijk met PV dus al vrijwel de helft van de beschikbare 5 miljard Euro. De rest van de geclaimde subsidies is verdeeld over de overige modaliteiten, waarvan de elektrische boiler projecten 618 miljoen Euro claimen, geothermie 355 miljoen Euro, en warmtepomp projecten 240 miljoen Euro. Daarbij vergeleken is thermische zonne-energie een "dwerg", met een claim van maar 1 miljoen Euro.
Maximale subsidiabele energie productie
In de op een na laatste kolom (nr. 7) vinden we de aan boven genoemde parameters gekoppelde maximale hoeveelheid te subsidiëren energie, in PJ/jaar. Het zal u niet verrassen, ook hier is weer zonnestroom kampioen bij de aanvragen, met 14,3 PJ/jaar, wat, exclusief CCS, bijna 47% van de totale maximale subsidiabele energie productie claim is van alle modaliteiten (30,7 PJ, excl. 2,5 megaton CO2 reductie/jaar voor CCS). De drie grootste opvolgende contribuanten zijn hier, achtereenvolgens, elektrische boiler systemen (3,9 PJ/jaar), warmtepomp installaties (3,5 PJ/jaar), en geothermie (2,2 PJ/jaar). Thermische zonne-energie heeft geen bijdrage op 1 cijfer achter de komma, bij de aanvragen.
Tellen we alle modaliteiten exclusief de onvergelijkbare CCS optie bij elkaar op, komen we aan een gevraagde maximaal subsidiabele energie (equivalente) productie van 30,7 petajoule/jaar. Dat is een stuk hoger dan de 24,7 PJ/jr in SDE 2020 I, maar die had dan ook een miljard Euro minder om te vergeven. Onder de SDE 2019 II regeling, waarvoor ook 5 miljard Euro beschikbaar was werd, bij een extreme overtekening, zelfs max. 43,6 PJ/jr gevraagd. Daar is, na een forse doorlichting van alle aanvragen, bij de beschikte volumes uiteindelijk echter maar 27,2 PJ/jr van overgebleven (!). Voor de voorjaars-ronde van SDE 2020 resteerde een beschikt volume van 20,3 PJ/jr, een relatief gering verlies aan potentieel t.o.v. de aangevraagde volumes.
De 14,3 PJ/jaar aan subsidiabel gevraagde zonnestroom productie onder SDE 2020 II is, omgerekend, een maximale jaarproductie van 3.972 GWh voor de subsidie, bijna 4 TWh. Om dat in perspectief te plaatsen: dat is, in de eerste SDE "++" ronde, al ongeveer het equivalent van de maximale jaarproductie van kerncentrale Borssele.
Afgeleide cijfers
In kolommen genummerd 4, 5, 6, en 8, vinden we afgeleide berekeningen van de MinEZK tabel cijfers. In kolom 4 vinden we de gemiddelde capaciteit per aanvraag terug. Zonnestroom eindigt hier op een "te verwachten" record niveau van maar liefst 1.052 kWp gemiddeld per aanvraag. Tot nog toe was het hoogste gemiddelde niveau bij de aanvragen voor SDE "+" ronde 2018 II, waarvoor een gemiddelde van 658 kWp per aanvraag gold. Gezien de verwachte concurrentie binnen de eerste SDE "++" regeling, is er dus - gemiddeld genomen - veel hoger ingezet met grotere projecten, om een kans op "economisch haalbare" projecten te maken. Natuurlijk zal er ook volume tussen zitten met kleinere aanvragen, maar de trend is onmiskenbaar, alweer, naar verdere schaalvergroting. Later zullen we pas zien wat er is overgebleven van de projecten bij de beschikkingen, en hoe de gemiddelde beschikte systeem omvang dan uit zal pakken. Dat kan fors afwijken van het niveau bij de aanvragen, afhankelijk van het karakter van de alsnog door RVO af te wijzen aanvragen.
Deze kolom laat ook een zeer grote spreiding van het gemiddelde vermogen per modaliteit zien. Thermische zonne-energie komt met haar 6 aanvragen slechts aan kleine projecten van gemiddeld 330 kWth per stuk. Geothermie zit bij de energie opwek modaliteiten hoog in de boom, met projecten van bijna 21 MW gemiddeld per stuk (6 aanvragen). Bij de "nieuwe concurrerende opties" onder (2) hebben de warmtepomp projecten gemiddeld genomen een lage omvang, van ruim 5 MW. Drie opties zitten hier met hoge gemiddelde capaciteiten bij de aanvragen, met gemiddelde nominale vermogens van bijna 21 MW (elektrische boilers), 18 resp. 17 MW (restwarmte resp. aquathermie). CCS is onvergelijkbaar met de rest, die is, zoals hierboven al aangegeven, weergegeven in een andere "capaciteits-eenheid", de zeven projecten hebben een gemiddeld aangevraagd potentieel van 47 ton CO2 (reductie) per uur.
Kolom 5 toont de gemiddelde subsidie per aangevraagde (potentiële) beschikking. Samen met thermische zonne-energie (0,17 miljoen Euro per aanvraag), scoort PV hier het laagst, met 0,59 miljoen Euro per aanvraag. Dat is wel weer een stuk hoger dan de 0,34 MEUR/aanvraag onder SDE 2020 I, waaronder nog vrij veel kleinere rooftops hebben gezeten, maar is weer zo'n beetje op het niveau gekomen van de daar aan vooraf gaande SDE 2019 najaars-ronde (0,61 MEUR/aanvraag). Vanwege de dominantie van PV projecten bij de aanvragen, is er een zeer groot verschil tussen de "oude" en de "nieuwe" modaliteiten bij deze afgeleide parameter opgetreden: de verhouding bij de subtotalen is 0,79 : 39,37 (factor 1 : 50) !
Geothermie heeft wederom een hoge impact bij de "oude" energieopwek opties, een subsidie intensiteit van maar liefst ruim 59 MEUR/aanvraag. Ook de biomassa opties scoren hier als vanouds hoog, met 28 resp. 27 MEUR/aanvraag voor de deel opties warmte/WKK, resp. gas. Bij de nieuw toegevoegde modaliteiten (paragraaf 2), springt er 1 torenhoog bovenuit, zoals al verwacht de dure CCS projecten, die gemiddeld 305 miljoen Euro per aanvraag claimen ! Hier is uiteraard de nodige reuring over, omdat dat geld naar grote, machtige partijen in de fossiele industrie zal gaan. Weliswaar worden in het nieuwsbericht hier enkele sussende woorden over gesproken, maar het ongenoegen hierover zal blijven bestaan. Het is geformuleerd als volgt. "Binnen de SDE++ gelden voor enkele specifieke technieken grenzen om te voorkomen dat al het geld naar één sector gaat of de energietransitie afhankelijk wordt van één specifieke techniek. Dit geldt voor CO2-afvang en -opslag, zonne- en windenergie op land en de uitgaven aan CO2-reducerende technieken in de industrie".
Drie opties bewegen zich in het traject 23 tot ruim 27 miljoen Euro gemiddeld per aanvraag (elektrische boilers, aquathermie, resp. restwarmte). De productie van waterstof is in dat segment van de markt hekkensluiter, met 2 miljoen Euro voor slechts 1 aanvraag.
In kolom 6 vinden we de gemiddelde subsidie claim per MW opgesteld nominaal vermogen terug, behalve voor CCS, wat is uitgedrukt in - gemiddeld - 6,5 miljoen Euro per ton CO2 reductie per uur. Bij de "oude" opties liggen biomassa gas, geothermie en biomassa warmte/WKK op hoog niveau, 3,9 resp. 2x 2,8 MEUR/MW bij de aanvragen. Zonnestroom resp. thermische zonne-energie sluiten hier de rijen met 0,56 resp. 0,5 miljoen Euro per aangevraagde megawatt aan nominale capaciteit. Bij het segment nieuwe modaliteiten is de variatie een stuk minder. De range is (exclusief CCS) 1,6 MEUR/MW bij restwarmte, tot slechts 1 MEUR/MW bij het ene gevraagde waterstof productie project.
Kolom 8, tot slot, geeft de gemiddelde aangevraagde som geld per eenheid van energie (equivalent) productie in petajoule per jaar (MEUR per PJ/jr). Windenergie is en blijft bij de klassieke (paragraaf 1) opties nu nog het goedkoopst, met een gevraagde ondersteuning van gemiddeld slechts MEUR 91 per PJ/jr. Zonnestroom en geothermie zitten, met MEUR 165 resp. 161 per PJ/jr aan de bovenkant van dat spectrum. Echter, de kostendaling bij zonnestroom blijft gecontinueerd worden. Bij de aanvragen uit de voorgaande SDE 2019 II resp. SDE 2020 I regelingen, was de vraag "prijs" nog gemiddeld MEUR 278, resp. 182 per PJ/jr.
Bij de "nieuwe opties" hebben een drietal modaliteiten opvallend laag ingezet, warmtepomp, restwarmte, resp. aquathermie. De warmtepomp projecten bieden gemiddeld genomen zelfs slechts met een gevraagde subsidie intensiteit van 69 miljoen Euro voor een energie equivalente productie van een PJ per jaar. Interessant zal zijn te zien hoeveel van de 38 projecten daadwerkelijk een beschikking zal gaan krijgen, en wat daar uiteindelijk qua realisaties van terecht zal gaan komen. Elektrische boilers zitten hier hoog in de boom, met een gevraagde gemiddelde subsidie intensiteit van MEUR 158 per PJ/jr. CCS is hier onvergelijkbaar, de eenheid is hier MEUR per megaton CO2 reductie per jaar. Deze is gemiddeld voor de 7 gevraagde projecten MEUR 854/megaton.jr.
Conclusie
Het is nu afwachten tot het voorjaar wat deze toch wel verrassende eerste resultaten onder het nieuwe gesternte van de compleet vernieuwde SDE "++" zullen gaan opleveren. Zonnestroom heeft, wederom, zeer hoog ingezet. Afgewacht moet worden wat er van overblijft, maar dat zal beslist, gezien de inzet - onverwacht - hoog zijn. Vervolgens wordt de belangrijke vraag: hoe levensvatbaar zijn al die projecten, want ze hebben noodgedwongen, vanwege de felle concurrentie, zeer laag ingezet met hun kosten bod, zeker in de eerste 2 fases van deze ronde. De toekomst zal leren, hoeveel projecten er alsnog zullen gaan afvallen, en welke er daadwerkelijk uiteindelijk gerealiseerd zullen gaan worden.
Subsidieaanvragen voor zonnepanelen in trek tijdens eerste openstellingsronde SDE++ (14 januari 2021, nieuwsbericht van Rijksoverheid)
Veel nieuwe partijen vragen SDE++ aan (14 januari 2021, nieuwsbericht van RVO)
Kamerbrief over Verloop openstelling SDE++ 2020 (14 januari 2021, kamerbrief van Wiebes, Min. EZK)
5 januari 2021: Status van zonneparken in Nederland - een update. Er wordt veel geschreven over grondgebonden zonneparken, maar als het om harde cijfers gaat wordt veel in het ongewisse gelaten. Polder PV presenteerde meermalen gedetailleerde overzichten van de status bij de overheid (SDE gesubsidieerde projecten, volgens RVO data), en, in augustus 2019 in een grote sectie van zijn toenmalige project overzicht. Ik geef in dit artikel de huidige status van mijn meest recente bevindingen op dit belangrijke onderwerp. Waarbij de waarschuwing geldt, dat er van de nodige projecten nog het nodige onduidelijk is over hun status van netkoppeling rond de jaarwisseling*. Het is essentieel om te weten te komen wannéér die netkoppeling heeft plaatsgevonden (of nog moet plaatsvinden), omdat voor de statistieken uitsluitend die datum telt, voor een correcte toewijzing aan een "jaar van oplevering". Vaak komen we pas achteraf te weten, wannéér een specifiek zonnepark daadwerkelijk de eerste zonnestroom is gaan leveren, en dus, aan welk kalenderjaar het toegewezen "mag" worden. Maar dit kost tijd, vandaar: een voorlopig overzicht, waarvan de volumes met name voor het jaar 2020 nog wel kunnen wijzigen, en misschien zelfs nog voor het voorgaande jaar.
* De huidige status is een continu "moving target". Bij het afronden van de controle van dit artikel kwam mij alweer een realisatie van een zonnepark in 2020, en een opgeleverde uitbreiding van een bestaand project ter ore, die nog niet in de hier getoonde resultaten zijn verwerkt. Uiteraard zal hier later op worden terug gekomen, als de status voor 2020 concreter en "bij benadering definitief" is geworden. De boodschap blijft in ieder geval: er zal meer aan zonneparken zijn opgeleverd in 2020 dan hier gepresenteerd, het is een "minimum opgave".
(1) Status klassieke grondgebonden zonneparken nieuw opgeleverd per kalenderjaar
In mijn project overzicht tot en met 4 januari 2021 vinden we de volgende klassieke grondgebonden zonneparken terug, waarbij talloze details van alle parken bekend zijn bij Polder PV, en andere niet bekende zijn afgeschat op basis van wel bekende data. Polder PV heeft een schat aan ervaring opgedaan bij de beschouwing van dergelijke projecten. Data kunnen regelmatig wijzigen, op basis van nieuwe inzichten en nagekomen informatie, deze wordt continu verwerkt in het actuele projecten overzicht van Polder PV. Hierbij dient nogmaals duidelijk te worden gesteld, dat bij RVO genoemde volumes voor onder SDE regimes gesubsidieerde projecten (de meeste, maar beslist niet alle), meestal uitsluitend de beschikte capaciteit betreft. En heel vaak niet de fysiek opgeleverde capaciteit, die (veel) hoger of (veel) lager kan zijn uitgepakt. Polder PV heeft die essentiële informatie wel. Polder PV is verder ook "project gericht". Er zijn talloze projecten met meerdere SDE beschikkingen (zelfs bij veel rooftop projecten !), die lumpt Polder PV onder de specifieke lokaties waarvoor die toekenningen zijn afgegeven. Het is dus een "echte" inventarisatie, niet een die uitsluitend van losse beschikkingen uitgaat, die een vals beeld van de realiteit geven. Van het grootste deel van de zonneparken heeft Polder PV ook - soms uitgebreid - fotografisch materiaal, satelliet beelden, en veel detail info tot zijn beschikking.
In de grafieken toon ik uitsluitend de volumes aan "klassieke" grondgebonden zonneparken, inclusief de exemplaren op afvalbergen, depots, e.d. Alle andere projecten, zoals drijvende zonneparken, PV projecten op geluidswallen / barrières, carports en daarvan afgeleide "vrij zwevende", niet gebouwgebonden projecten zitten niet bij die optelsommen, en worden in paragraaf 5 in dit artikel kort geïnventariseerd. Hierover worden nauwelijks afschattingen gepubliceerd, en vaak is totaal niet duidelijk of dergelijke projecten wél of juist niét onder de categorie "zonneparken" worden geschaard (zelfs bij het CBS niet !), Polder PV heeft die - nauwkeurige - informatie beslist wel, want die staan allemaal uitgesplitst in zijn project overzichten.
In bovenstaande grafiek de evolutie van drie variabelen m.b.t. feitelijk opgeleverde grondgebonden zonneparken, vanaf 2010. Eerder waren er al in 2001 opgeleverde (!) 2 grondgebonden projecten bekend bij Polder PV, maar tot en met 2009 is er verder - voor zover mijn kennis reikt - niets geschied. Ze tellen natuurlijk wel mee voor de totalen, maar het betreft slechts een volume van 207 kWp. Dat noemen we tegenwoordig al "klein grut". In oranje kolommen in de grote grafiek zijn de nieuwe capaciteiten per jaar getoond, met een enorme groei sinds de 81 MWp nieuwbouw in 2017. Wat al bijna een verdubbeling was t.o.v. de 44 MWp in 2016. In 2018 kwam er een 5 en een half maal zo groot nieuw volume bij, 444 MWp. 2019 liet in de meest recente data van Polder PV alweer 514 MWp nieuwbouw zien, 16% meer. In de nog zéér voorlopige resultaten voor 2020 (gearceerde kolom achteraan), waarbij herhaald moet worden, dat van meerdere zonneparken de exacte status m.b.t. de netkoppeling nog niet duidelijk is, is het nieuw opgeleverde volume alweer 893 MWp. Een spectaculaire 74% meer dan de nieuwbouw in 2019. Hier kan beslist nog het een en ander bijkomen.
In de inset (kleine deelgrafiek linksboven) zijn de met deze capaciteit gepaard gaande nieuwe jaarlijkse aantallen grondgebonden PV projecten (dus niet "SDE beschikkingen" of iets dergelijks) afgebeeld (blauwe kolommen). Tot en met 2017 was de groei van die aantallen gestaag, en bijna rechtlijnig, tussen de 1 (2011 nieuw) en 27 nieuwe projecten / zonnepark "sites" in 2017. In 2018 was er bijna een verdrievoudiging, tot 85 nieuwe zonneparken dat jaar. Nieuw in 2019 zijn er tot nog toe 103 exemplaren terug gevonden, 21% meer dan in 2018. In 2020 met nog een zeer voorlopige afschatting, alweer 111 exemplaren (gearceerde kolom), wat een voorlopige groei is van 8% t.o.v. de toename in 2019. Dit zal beslist nog wel wat gaan wijzigen, als er meer informatie vrij komt over de nu nog op de rol staande serie "twijfelgevallen".
Uit de capaciteiten en de aantallen projecten zijn, als vanouds bij Polder PV, de belangrijke systeemgemiddelde capaciteiten berekend van de nieuw per kalenderjaar gebouwde projecten. De evolutie ervan is in de grote grafiek afgebeeld als een grijze curve, met aparte bijbehorende Y-as. Zoals was te verwachten, groeit die gemiddelde capaciteit sterk, van 463 kWp in 2015, tot maar liefst 5,2 MWp in 2018, ruim 11 maal zo groot. In 2019 is er een lichte terugval van de nieuwe capaciteit per project, naar 5,0 MWp. Echter, met de eerste, voorlopige cijfers voor capaciteit en aantallen grondgebonden zonneparken in 2020, is de gemiddelde omvang per project wederom flink in de versnelling gegaan, tot alweer 8,0 MWp. Wijzigingen in de aan dit jaar "definitief" toe te wijzen populatie zullen hier beslist wel een flink effect op kunnen gaan krijgen, afhankelijk wat die zullen zijn. Maar dat het gemiddelde project vermogen hoog zal liggen staat buiten kijf, de schaalvergroting bij de zonnestroom projecten is immers nog steeds op alle fronten bezig in Nederland. Vanwege de extra onzekerheid m.b.t. het jaar 2020, is de grijze curve in het laatste segment gestippeld weergegeven.
Er is, tot slot, ook nog een aparte categorie, waarvan het (exacte) jaar van oplevering, ondanks navorsingen, nog niet bepaald kon worden. Het betreft bijna allemaal kleinere oudere projectjes, maar wel beslist grondgebonden exemplaren. Het zijn er in mijn huidige update 17, met een totale capaciteit van slechts 0,3 MWp, en een systeemgemiddelde van 19 kWp. Echt kleine projecten dus, het "grootste" omvat 120 door Polder PV "getelde" zonnepanelen. Maar in het energie jargon van de RES regio's, tellen die beslist ook mee voor hun - zware - taak om "35 Terawattuur" aan elektriciteit uit hernieuwbare bronnen op land in 2030 voor elkaar gebokst te hebben ...
1 van de weinige zonneparkjes ontwikkeld door een gemeente in samenwerking met de lokale energiecoöperatie ECO, Zonnepark Boterberg op een klein industrieterrein te Oldemarkt (Steenwijkerland, Ov.). Het anderhalve hectare grote parkje, met 7 maanden na de oplevering reeds uitbundige vegetatie op de foto, genomen in september 2020 (...), is voor 90% eigendom van de gemeente, die daarmee o.a. de stroomvoorziening van 1.200 rioolgemalen in de gemeente "vergroent". 10 procent van de 3.560 zonnepanelen in het ruim 1 MWp grote project is in eigendom van de coöperatie, die dat middels een postcoderoos model exploiteert (elektrisch fysiek gescheiden van het met een SDE subsidie geco-financierde gemeente deel, volgens voorwaarden belastingdienst). Foto door de webmaster van Polder PV genomen tijdens een drie-weekse fietstocht door Nederland in september 2020, waarbij een veertig-tal zonneparken is bezocht.
Markt-impact groei zonneparken bij de nieuwe jaarvolumes
De impact van zonneparken bij de nieuwbouw is al zeer sterk is gegroeid in de laatste jaren, en zal een significante impact krijgen, bovenop de al massaal ontwikkelde hoeveelheden op de daken. Dat laat ik zien in onderstaand tabelletje, waarbij ik gebruik heb gemaakt van de laatste CBS "totaal" cijfers op dit gebied, en mijn nieuwbouw cijfers voor uitsluitend de "klassieke" grondgebonden zonneparken. Dit is een update van de tabel getoond in mijn projecten overzicht van augustus 2019. Voor de grotere volumes heb ik afgerond op "hele MWp".
Nieuw
jaarvolume (YOY) |
Nieuw
volume zonneparken PPV (MWp) |
Nieuw
volume NL cf. CBS (MWp) |
Aandeel
ZP's op totaal volume (%) |
2014 |
0,74 |
357 |
0,2% |
2015 |
8 |
519 |
1,5% |
2016 |
44 |
609 |
7,2% |
2017 |
81† |
776† |
10,4% |
2018 |
444 |
1.698† |
26,1% |
2019** |
514† |
2.569† |
20,0% |
2020* |
893* |
2.900* |
30,8% |
Data gemarkeerd met † zijn licht gewijzigd t.o.v. de status van augustus 2019. De status voor 2019 is voor CBS nog steeds "nader voorlopig", en het kan beslist ook nog zo zijn dat de cumulatie voor de grondgebonden zonneparken in de projectsheets van Polder PV nog licht kan wijzigen voor dat jaar. Data voor 2020 zijn (a) een zeer voorlopig afschatting* voor het nieuwe volume aan "klassieke" zonneparken in dat jaar door Polder PV (zie grafiek). En (b) een mogelijke benadering van de totale nieuwbouw in 2020, die Holland Solar medio december 2020, in de Market Outlook voor Europa bij Solar Power Europe, heeft afgeschat op "bijna 3 MWp". Daar is hier, om een getal te kunnen neerzetten, "2,9 MWp" van gemaakt, en is, mede gezien de forse wijzigingen die het CBS af en toe achteraf doorvoert (zie 2019), beslist nog onzeker. CBS zelf heeft nog geen eerste cijfers voor 2020 gepubliceerd. Zie ook nagekomen voetnoot !
We zien aan de aandelen van de nieuwbouw aan zonneparken per kalenderjaar, dat dit rap is toegenomen, van verwaarloosbaar in 2014, tot al ruim 26% in toenmalig record jaar 2018. In 2019 lijken de nieuw toegevoegde zonneparken iets aan betekenis te hebben ingeboet, met een aandeel van een vijfde van de totale nieuwbouw capaciteit. Echter, in 2020 zou dat, met de nog zeer voorlopige cijfers, die nog flink kunnen wijzigen, alweer kunnen zijn opgelopen naar zo'n 31%. Dat is dus al een "zeer signifcant volume" in de Nederlandse zonnestroom markt, wat een belangrijke boodschap aan de bevolking is: "als je dit (in het geheel) niet wilt, moet je die dik dertig procent ergens anders vandaan toveren, e pronto !".
(2) Grondgebonden PV projecten aantallen en capaciteiten - accumulaties EOY
In de tweede grafiek geef ik de status weer van de accumulaties van de aantallen en capaciteiten van grondgebonden zonneparken aan het eind van elk kalenderjaar (EOY), en het daar van afgeleide systeemgemiddelde van die geaccumuleerde volumes.
Uiteraard is de snelle toename van de evolutie van de grondgebonden zonneparken in Nederland ook bij de eindejaars-accumulaties (EOY) zeer duidelijk zichtbaar. Volgens de detail data verzameld door Polder PV, groeiden de volumes van 136 MWp EOY 2017, via 579 MWp EOY 2018, door naar 1.093 MWp EOY 2019 (voorlopig cijfer). En ging er in 2020 alweer een dikke schep bovenop, om al een niveau van 1.986 MWp te bereiken. De eerste 1 GWp werd in de status update van 8 december 2019 vol gemaakt in de projecten sheet van Polder PV. Ruim een jaar later zou de 2e GWp al in zicht kunnen komen. Dit hangt af van de nog onzekere netkoppelings-status van meerdere zonneparken. We zitten zeker zeer dicht bij die piketpaal. Als die 2e GWp toch niet eind 2020 zal blijken te zijn bereikt, zal dat zeker vroeg in het eerste kwartaal van 2021 gaan geschieden. Pas achteraf kunnen we met meer zekerheid zeggen hoe en wanneer "ongeveer" deze tweede mijlpaal zal zijn aangetikt.
Wat de aantallen projecten geaccumuleerd aan het eind van elk jaar betreft (inset grafiek linksboven), was er een gestage stijging tm. 94 projecten, eind 2017, en trok de markt vervolgens stevig door, met EOY 2018 al 179 van dergelijke veldopstellingen, eind 2019 282 (voorlopig resultaat). En met de nog zeer onzekere uitkomst voor eind 2020 alweer 393 "klassieke" grondgebonden projecten op Nederlands grondgebied (exclusief de byzondere "Caribische gebiedsdelen", hier niet verder in de beschouwing betrokken, waar ook het nodige volume staat). In de grafieken heb ik de volumes met jaar van netkoppeling onbekend trouwens niet meegenomen. Die moeten nog bij het EOY volume voor 2020 worden opgeteld, maar zoals we eerder al zagen, gaat het daarbij om beperkte hoeveelheden (17 projecten, 326 kWp).
In de grote grafiek is wederom het verloop van de systeemgemiddelde capaciteit van de eind van elk jaar geaccumuleerde zonneparken getoond (grijze streepjeslijn, met aparte Y-as, rechts). Afgezien van de niet erg "representatieve" periode 2011-2014, met marginale volumes inclusief lichte terugval in 2014, is de groei van de gemiddelde capaciteit van alle projecten continu doorgezet. Van 232 kWp eind 2015, via 1,4 MWp eind 2017, 3,2 MWp eind 2018, naar al 3,9 MWp eind 2019 (voorlopig cijfer). Aan het eind van het nog op meerdere vlakken onzekere jaar 2020, zou de systeemgemiddelde capaciteit al opgelopen kunnen zijn naar 5,1 MWp. Ruim vier maal het gemiddelde drie jaar eerder. Een duidelijke aanwijzing, dat de grotere zonneparken een flinke impact gaan krijgen op de totale volumes. 5,1 MWp is het equivalent van al bijna 13 duizend moderne zonnepanelen à 400 Wp, bij een oppervlakte claim van gemiddeld ruim 5 hectare. We zullen later zien, wat bij benadering de "juiste" cijfers voor 2020 zullen blijken te zijn.
Vergelijking EOY status zonneparken bij Polder PV met cijfers van het CBS en andere bronnen
In mijn zonnepark update van 8 december 2019, en later in de analyse van 22 juni 2020, heb ik reeds uitgebreid stilgestaan bij de verschillen tussen de nauwkeurige data van Polder PV op het gebied van zonneparken, en de sterk daarbij achterlopende data van zowel RVO (uitsluitend SDE beschikkingen), resp. het CBS, waar veel volume nog steeds onbekend is. In de huidige update gaan we opnieuw vergelijken met de meest recente data van het nationale statistiek instituut. We doen dit voor de eindejaarsvolumes. Uiteraard treden er ook bij de nieuwe jaarvolumes verschillen op, die zijn / worden afgeleid van de EOY cijfers. De meest recente cijfers voor "zonneparken", voor de jaren 2018 en 2019 (flink opwaarts bijgesteld), en groter dan 15 kWp, vinden we in de reeds door Polder PV besproken CBS maatwerktabel van juni 2020 terug. Die is weliswaar in december 2020 gewijzigd, maar niet voor de primaire data. Wel is een verdere sub-segmentatie verstrekt van RES regio, maar dat heeft verder geen effect op de "laatst officieel bekend" data. Het oudere cijfer voor 2017 komt uit de CBS tussen rapportage van 26 april 2019. De qua volumes kleine categorie met onbekend jaar van oplevering, is vanaf 2016 bij de EOY accumulaties geteld, omdat het oudere projectjes betreft die op satellietfoto's van dat jaar al aanwezig waren. Voor het eerst grof geschatte EOY volume voor 2020 ben ik weer uitgegaan van een mogelijke nieuwbouw van 2.900 MWp in dat jaar "volgens Holland Solar" (zie opmerking onder vorige paragraaf), en het recent fors opwaarts bijgestelde EOY volume voor 2019, van het CBS (7.178 MWp). Dat resulteert in een nog zeer voorlopige 10.078 MWp, EOY 2020. Wat al een mijlpaal op zich zou zijn, als genoemd jaargroei scenario van de branche organisatie enigszins blijkt te kloppen.
Eind
van kalenderjaar (EOY) |
Accumulatie
zonneparken PPV (MWp) In rood zeer lage opgaves CBS ! |
EOY
volume NL cf. CBS (MWp) |
Aandeel
ZP's op totaal volume cf. cijfers Polder PV (%) |
2014 |
3 |
1.007 |
0,3% |
2015 |
11† |
1.526 |
0,7% |
2016 |
55† |
2.135 |
2,6% |
2017 |
136†
(98) |
2.911† |
4,7% |
2018 |
580†
(533) |
4.609† |
12,6% |
2019** |
1.094†
(894) |
7.178† |
15,2% |
2020* |
1.986*
(nog onbekend) |
10.078* |
19,7% |
Data gemarkeerd met † zijn licht gewijzigd t.o.v. de status van augustus 2019. De status voor 2019 is voor CBS nog steeds "nader voorlopig". Data voor 2020 zijn (a) een zeer voorlopig afschatting* voor het geaccumuleerde volume aan "klassieke" zonneparken aan het eind van dat jaar door Polder PV (zie 2e grafiek, criterium is datum netkoppeling). En (b) de hierboven geschetste benadering van het totale eindejaars-volume van dat jaar. Waarvoor het CBS nog geen eigen eerste afschatting heeft gepubliceerd.
Ook aan de relatieve aandelen van de eindejaars-accumulatie van de capaciteit aan zonneparken is het forse tempo te zien van de versnelling van de betekenis van dergelijke projecten. In 2014 nog marginaal, 0,3% van het totale eindejaars-volume, tot 12,6 procent in 2018. Dit is een neerwaartse bijstelling t.o.v. een voorgaande update (destijds nog 13,1%). Ondanks de tijdelijk verminderde impact van zonneparken bij de jaargroei in 2019 (vorige tabel), is het aandeel voor het geaccumuleerde volume eind dat jaar al gestegen naar 15,2% (nader voorlopige cijfers). En, indien de afschatting van de jaargroei van de totale markt in 2020 door Holland Solar bij benadering klopt, zou het eindejaars-volume van alleen al de "klassieke" zonneparken kunnen zijn opgelopen naar bijna 20%, al een vijfde van het totaal aanwezige volume in ons land ....
CBS loopt achter bij Polder PV (repeat modus)
In de tweede kolom zien we de verschillen tussen de hard vastgestelde minimale volumes van de grondgebonden zonneparken in de projecten sheet van Polder PV, in relatie tot de in rood weergegeven, veel lagere cijfers van het CBS. Het statistiek instituut kent aan het eind van de jaren 2017 tm. 2019 tot nog toe slechts 72% (2017), 92% (2018), resp. 82% (2019) van de wel al (lang) bij Polder PV bekende volumes aan zonneparken. Bij de aantallen projecten heb ik dat ook nog even gecheckt, al heeft het CBS slechts voor de jaren 2017 en 2018 daarvoor getallen opgegeven (artikel 26 april 2019). En wel, 22 zonneparken in 2017, resp. 65 in 2018. Polder PV heeft voor die jaren in totaal al 94, resp. 179 zonneparken van 15 kWp of groter staan (!). CBS heeft het nergens over een limitering in dat artikel, maar zelfs als we de lat hoog zouden leggen, en alleen de (klassieke, grondgebonden) zonneparken van 500 kWp of groter meenemen, komen we in die jaren in de sheets van Polder PV op 22, resp. al 75 zonneparken van die omvang. In 2018 dus alweer 10 meer dan het CBS kent of toen wist te vinden. Opvallend in combinatie met de door CBS opgegeven capaciteit in 2017, bij een gelijk aantal van 22 projecten, is dat Polder PV maar liefst 39% méér capaciteit heeft staan voor die nog bescheiden serie installaties (136 MWp Polder PV, 98 MWp CBS). Daar klopt dus duidelijk iets niet bij de door het CBS "gevonden" volumes.
Het grootste zonnepark project wat we afgelopen september met een kort bezoekje (op een zeer hete dag) vereerden is het Zonnepark Voorst te Wilp, maar liefst dik 45 MWp qua omvang, en ruim 117 duizend zonnepanelen. Dit tot nog toe grootste opgeleverde zonnepark in Gelderland is het initiatief van de eigenaar, een biologische melkveehouder die geen opvolging had voor zijn bedrijf. Zijn dochters zagen echter exploitatie van een eigen zonnepark wél zitten. Het project had nogal wat voeten in de aarde, waarvan de gevonden oorlogs-munitie in de bodem nog wel het minste probleem was. Helaas werd er door een van de omwonenden tot aan de Raad van State geprocedeerd, maar alle bezwaren werden (opnieuw) van tafel geveegd. Er was ook nog een akkefietje met te weinig capaciteit bij Liander in dit deel van Gelderland. Er werd een creatieve oplossing bedacht: er ging een lange grondkabel ónder de IJssel door, de aansluiting ligt in Deventer, in het netgebied van Enexis (!). Het project wordt met een 600-tal schapen beweid, in dat opzicht blijft de agrarische functie zelfs "actief behouden". Er zijn ook diverse ecologische maatregelen genomen ter verhoging van de biodiversiteit. Het project is gebouwd door Engie Services, BNG bank heeft een groot deel van de financiering voor haar rekening genomen. Eneco "vermarkt" de door het project gegenereerde zonnestroom onder het "StukjeZon®" concept (waarbij garanties van oorsprong de lokaal afgenomen grijze net-stroom "vergroent", een leverings-contract met deze energieleverancier is dan wel verplicht). Zie o.a. artikelen bij de NOS en bij Omroep Gelderland, en video van Engie.
(3) Zonneparken per grootteklasse
In onderstaande derde grafiek heb ik alle tot nog toe door mij gevonden en geklassificeerde "klassieke" grondgebonden zonneparken onderverdeeld in de al langer door Polder PV gehanteerde grootte categorie indeling. Zo wordt duidelijk waar de grootste volumes zitten, en welke klasse het meest bijdraagt aan de onstuimige groei in deze belangrijk geworden marktsector in Nederland. De overige typen "veld" installaties zoals de drijvende zonneparken, vrijstaande carports e.d., zitten hier niet bij, zie daarvoor paragraaf 5.
Polder PV onderscheidt 7 grootteklassen vanaf 15 kWp. Er zijn waarschijnlijk honderden kleinere projectjes die buiten de scope van deze analyse vallen, en die vrijwel onbenoemd blijven in de pers. Polder PV probeert die wel bij te houden in een apart overzicht. Het zijn vaak toevalstreffers gevonden tijdens fietstochten zoals dit exemplaar op Nieuwjaarsdag, of tijdens scans van satellietfoto's, toevallige "encounters" op websites van installateurs, e.d. In de grafiek gaat het om "het grotere werk". Bij de aantallen, in de inset linksboven, blauwe kolommen, ligt het zwaartepunt links, bij de categorieën 50 tot 500 kWp (104 projecten) en 1 tot 5 MWp (103 exemplaren), met een "gat" in de kennelijk niet erg populaire grootteklasse 500-1.000 kWp (slechts 36 stuks), wat waarschijnlijk te maken heeft met een combinatie van hoge grondkabel en aansluitkosten in relatie tot de berekende financiële opbrengsten voor dergelijke projecten. Natuurlijk vinden we ook een hoog aantal bij de kleinste categorie, installaties op de grond van 15 tot 50 kWp, 75 stuks. Ook die kleine categorie wordt vaak compleet over het hoofd gezien in de pers, en zelden inhoudelijk benoemd.
We vinden verder al een opmerkelijk aantal van 62 klassieke grondgebonden systemen in de al grote categorie 5 tot 15 MWp (percelen tot grofweg zo'n 15 hectare). De twee grootste project categorieën, 15-30 MWp, resp. groter of gelijk aan 30 MWp, hebben elk al 15 realisaties staan.
Aantallen en onzekerheden
In de grote grafiek vinden we twee parameters terug, de opgestelde nominale capaciteit die met bovengenoemde aantallen projecten gepaard gaat in MWp accumulatie per categorie (oranje kolommen), resp. het daadwerkelijk getelde, door installateurs opgegeven, of "onderbouwd berekende" aantal zonnepanelen per project (gecumuleerd per grootteklasse, groene kolommen, aparte Y-as, rechts, in duizend-tallen). Polder PV gaat daarbij niet over een nacht ijs, en gebruikt diverse tools om een zo betrouwbaar mogelijke afschatting te geven van gerealiseerde volumes. Het is helaas op dit punt in Nederland een grote chaos bij opgaves voor dergelijke projecten. En het wordt verder verergerd door het feit dat in veel omgevingsplannen weliswaar cijfers worden genoemd in de planning, maar dat nog in een zeer laat stadium door projectontwikkelaars een compleet ander module type wordt aangeschaft dan oorspronkelijk gepland, met meestal een hoger vermogen, zodat het aantal panelen ook flink minder wordt. Project data gepubliceerd op websites spreken elkaar soms tegen, en zijn vaak totaal verouderd. Ook wordt er ongelofelijk aan gerotzooid met opgaves van project vermogens, ik vind soms meerdere opgaves voor een en hetzelfde project terug, bij verschillende betrokken partijen, en de pers maakt er vervolgens een nog grotere puinhoop van, als ze energie eenheden niet begrijpen, en vervolgens cryptografische cijfers op het net smijten, waar niemand meer uit kan komen. Het heeft geen enkele zin om hier met een natte vinger met "mogelijk gemiddelde paneel vermogens" te werken. Dat heeft de kwaliteit van het schieten met een kanon op een mug, maar het wordt beslist wel gedaan in sommige kringen. De module vermogens-range waaruit gekozen kan worden is immers extreem groot. Tegenwoordig is zo'n beetje alles mogelijk tussen de 270 Wp en vér over de 400 Wp, en wordt ook daadwerkelijk aangelegd. Bij grote aantallen panelen kun je hier vér over de schreef gaan met het geschatte project vermogen, dat kan vele megawatten schelen bij de uitkomst !
Hier is dus echt veel ervaring nodig, om te proberen te achterhalen wat er daadwerkelijk is opgeleverd, aan de hand van geschreven en beeldende informatie. Ik vraag regelmatig zaken na, als de informatie te basaal of zelfs afwezig is, en soms krijg ik gedetailleerde antwoorden over opleveringen, waarvoor grote dank aan betrokkenen. Wat heel erg helpt om zaken scherp te krijgen. Hier wordt dus beslist geen "generieke alles over 1 kam scheren methodiek" gebruikt, maar een project specifieke afschatting, waarbij met alle bekende factoren van het betreffende project rekening wordt gehouden. Polder PV stelt op basis van nieuwe informatie regelmatig aantallen zonnepanelen en project vermogens bij in zijn overzichten.
Capaciteit
In de grote grafiek zien we dat, i.t.t. bij de aantallen projecten, hier het zwaartepunt van de capaciteiten en aantallen panelen per grootteklasse duidelijk aan de rechterzijde ligt, bij de grotere projecten. Met name categorieën 5-15 MWp per installatie (accumulatie 569 MWp), en de grootste klasse >= 30 MWp (totaal 806 MWp) steken ver boven de rest uit. Laatstgenoemde grootste klasse claimt dus al 41% van het totaal volume van 1.986 MWp aan klassieke grondgebonden zonneparken. Het zou waanzin zijn om die categorie uit te sluiten vanwege onderbuik gevoelens over grond claims, het totale areaal reeds geclaimd blijft ondanks de forse groei van de volumes, nog steeds marginaal. En wordt in rap tempo met groene en blauwe rand- en tussenzones voorzien, om de lokale biodiversiteit te helpen verhogen, met een scala aan extra maatregelen. De "tussenklasse", projecten per stuk tussen de 15 en 30 MWp, heeft tot nog toe 303 MWp verzameld. Deze wordt gevolgd door project categorie 1 tot 5 MWp (acccumulatie 258 MWp). De kleinste drie categorieën hebben zeer geringe verzamelde vermogens van, achtereenvolgens 2 MWp (projecten van 15 tot 50 kWp), 22 MWp (ditto, 50 tot 500 kWp), en 26 MWp (idem, 500 tot 1.000 kWp). En stellen dus op het totaal, hoe belangrijk dergelijke kleinere projectjes voor de betrokken partijen (ondernemers, coöperaties) ook zijn, relatief weinig voor. De "meters" worden duidelijk gemaakt door de grootste project categorieën !
Het aantal zonnepanelen bij deze categorieën telt op tot 7 duizend in de kleinste categorie, 846 duizend bij projecten tussen 1 en 5 MWp, 1,9 miljoen bij installaties tussen 5 en 15 MWp, 1 miljoen in de op een na grootste categorie, en al een spectaculair volume van bijna 2,4 miljoen zonnepanelen bij de grootste zonneparken vanaf een opgesteld vermogen van, elk, 30 MWp. Het nu bekend grootste, medio september 2020 netgekoppelde project, Harpel / Vlagtwedde in zuid-oost Groningen, hierbij opgenomen, heeft een opgestelde capaciteit van bijna 110 MWp en bijna 348 duizend zonnepanelen. Van het 12 kilometer verderop gelegen complex Vloeivelden Hollandia in NO Drenthe (gepland 116 MWp, meerdere beschikkingen, en afgelopen september op de fiets bezocht door Polder PV), is nog geen definitieve, publiek bevestigde datum van oplevering bekend voor publicatie van deze analyse.
Alle 410 klassieke grondgebonden zonneparken bij elkaar hebben in mijn gedetailleerde projecten overzicht al ruim 6,3 miljoen zonnepanelen staan.
(4) Zonneparken per provincie - een short note
Omdat nog veel onduidelijk is over de exacte stand van zaken aan het eind van 2020, besteed ik nog niet uitgebreid aandacht aan de status van de door Polder PV al als netgekoppeld "bevonden" zonneparken op provinciaal niveau. De eerste trends zijn echter al beslist duidelijk. Van de 410 zonneparken, met een verzameld volume van 1.986 MWp, in de status update van 4 januari vinden we de volgende sets kampioenen terug. De status en rating kan beslist nog wijzigen, als er meer definitieve data bekend gaan worden. Er zijn ook nog 2 kleine zonneparken waarvan nog niet bekend is (geworden) in welke provincie deze zich bevinden (totaal slechts 40 kWp).
Bij de aantallen klassieke grondgebonden zonneparken >= 15 kWp:
De drie provincies met de meeste zonneparken hebben een aandeel van 35% op het totaal aan reeds gevonden zonneparken in Nederland.
Bij de geaccumuleerde capaciteit van de geturfde zonneparken >= 15 kWp:
De drie provincies met de meeste nominale capaciteit in zonneparken hebben een aandeel van zelfs 48% op het totaal aan reeds gevonden zonneparken in Nederland.
(5) "Klassieke" grondgebonden zonneparken nog lang niet alles
In de chaotische cijferbrei die af en toe op het wereldwijde web wordt gegooid met betrekking tot (o.a.) zonneparken, wordt zelden nauwkeurig gedefinieerd wat er nu precies "bedoeld" wordt met de afperking van die categorie. Vaak lijkt het alsof "alle" volume wat ergens op de grond ("niet zijnde een dak of complex aan daken") staat, in die verzamelcategorie wordt ondergebracht, maar zelden worden daar expliciet uitspraken over gedaan. Polder PV, die al jaren exact segmenteert, doet dat uiteraard wel.
In de hierboven weergegeven analyses van Polder PV's overzichten wordt uitsluitend het klassieke segment "grondgebonden zonneparken" behandeld, waaronder ook projecten op afval depots worden gerekend. Dat kunnen afvalbergen zijn, met flink reliëf (voorbeelden AVRI Geldermalsen, Armhoede Lochem, Koggenrandweg Middenmeer / HVC, en het hier onder afgebeelde spectaculaire Fort de Pol project te Zutphen), of zeer vlakke grond- en slib depots, zoals de zonneparken op de Krimweg te Coevorden, de grondbank Bredeweg in Zevenhuizen, en slibdepot Geefsweer te Meedhuizen. Er zit ook al een forse hoeveelheid zonneparken op rioolwaterzuiveringen (RWZI's) bij, waarbij door Polder PV altijd alle "echte rooftops" die vaak ook gelijktijdig zijn aangebracht op dergelijke percelen, separaat worden gehouden. En die dus niet meetellen bij de bepaling van de volumes panelen en capaciteiten voor "vrijeveld installaties". Ook over een dergelijke wezenlijke splitsing lezen we in de media verder nooit iets. Polder PV doet dit wel, om zo zuiver mogelijk op de graat te kunnen klassificeren op "type installatie".
^^^
Klik op plaatje voor uitvergroting
Panorama (reconstructie) foto van Fort de Pol afvalberg zonnepark van Solarfields, in de oksel van de IJssel en het Twenthekanaal te Zutphen (Gld). Ook "klassiek grondgebonden", maar wel van een speciale categorie, met velden PV modules gemonteerd op zowel de vlakke bovenzijde van de oude vuilstort, als op de op zuid en west gerichte, sterk hellende taluds. Er staat ook een windturbine direct naast deze installatie. Op het industrieterrein is verder ook nog een groot rooftop project aanwezig. Dit soort afvalberg projecten met reliëf zijn slechts voorbehouden aan experts, omdat absoluut voorkomen moet worden dat er verzakkingen optreden (dat geschiedde in het verleden bij een van de oudste zonneparken van Nederland). Het project heeft een omvang van 5 MWp, en volgens de ontwikkelaar ruim 14 en een half duizend zonnepanelen. Uiteindelijk is het "geheel" in 2020 aan het net gegaan. Het project is een vervolg op een eerder geflopt initiatief om hier zonnepanelen aan te brengen. De eerste plannen waren al van 2013, als onderdeel van maar liefst 4 zonneparken in de omgeving. De initiatienemer Bronsolar ging echter in 2015 failliet. Foto genomen tijdens fietstocht door Nederland in september 2020.
Er zijn minimaal drie andere categorieën met PV constructies op de grond, die "zelfstandig dragend" zijn aangebracht, en die beslist niet als (klassiek) "rooftop" kunnen worden geklassificeerd. We komen dan aan het volgende "totaal staatje" in het projecten overzicht van Polder PV, met eind 2019 resp. 2020 netgekoppelde PV installatie volumes, en de jaargroei in 2020 (nog zeer voorlopige cijfers). NB: alle project categorieën met installaties vanaf 15 kWp per stuk. Polder PV heeft daarnaast vele tientallen kleinere grondgebonden (en kleinere drijvende) gerealiseerde zonneparkjes in zijn overzichten staan, die zelden tot nooit worden benoemd in nieuwsberichten of in de vakpers. In onderstaande overzichtje staan nog niet de nog "exotischer" categorieën als (meestal vrij staande) trackers, 2 pilot projectjes op de Noordzee (NB: niet netgekoppeld, dus sowieso overal buiten vallend), en de diverse solaroad experimenten benoemd. Ook deze worden al enkele tijd separaat geïnventariseerd door Polder PV. Vaak worden geen capaciteiten genoemd bij dergelijke pilot projecten. Sommige pilots zijn zelfs alweer "opgeruimd" (enkele geflopte solaroad experimenten, bijvoorbeeld). Als een specifieke categorie voldoende "volume" krijgt, en er zinnige, enigszins verifieerbare zaken zijn te zeggen over opgesteld vermogen, zal Polder PV die in de toekomst in een dergelijk staatje gaan opnemen. Zo ver is het echter nog lang niet.
Overzicht vier non-rooftop zonnestroom "vrije veld" project categorieën - realisaties. Data © 2021 Peter J. Segaar / www.polderpv.nl
Categorieën |
EOY
2019 (MWp) |
EOY
2020* (MWp) |
toename
2020* (MWp) |
klassiek
grondgebonden |
1.093 |
1.986 |
893 |
drijvende
zonneparken ("op water") |
13,7 |
79,7 |
66,1 |
car-,
motor- en fiets "ports" (overkappingen) |
17,5 |
20,3 |
2,8 |
geluidsschermen
/ wallen / tunneldaken |
1,1 |
10,9 |
9,8 |
Totaal
volume vier "non-rooftop" categorieën |
1.125 |
2.097 |
972 |
Uit bovenstaande blijkt dat de groei van alleen al deze vier "niet-rooftop" categorieën minimaal 972 MWp heeft bedragen in 2020, met nog wat potentieel wat daar aan toegevoegd zou kunnen gaan worden. Gaan we uit van de mogelijke nieuwe totale jaargroei van 2.900 MWp in 2020 (paragraaf 1), zou bovenstaande hoeveelheid al 34% van dat volume kunnen zijn geweest ... Dat is dus exclusief de grote volumes aan capaciteit op bedrijfsdaken, instellingen e.d., en het nieuwe vermogen in het residentiële marktsegment, de huursector, nieuwbouw, meer exotische marktsegmenten, etc. Wat de aantallen projecten betreft, kom ik voor genoemde vier categorieën op geaccumuleerde volumes van 349 projecten voor eind 2019, resp. 481 voor eind 2020.
(6) Andere cijfers en relatie tot die van Polder PV
Er zijn meer instellingen en organisaties geweest die zich "gewaagd" hebben aan het doen van uitspraken over volumes zonneparken in ons land. Die ga ik niet uitputtend behandelen, ik zet hier enkele voorbeelden op een rijtje, met de publicisten in alfabetische volgorde.
ASISEARCH, het onderzoeksbureau van Leidse collega, Anne Marieke Schwencke, bekend van de gedetailleerde Lokale Energie Monitor rapportages voor Hier Opgewekt, publiceerde in juni 2020, in samenwerking met de windenergie specialist Bosch & van Rijn het rapport "Monitor participatie hernieuwbare energie op land". In dat omvangrijke, 86 pagina's tellende rapport, met een "nulmeting vóór de formalisering van het Klimaatakkoord" (juni 2020), veel info over de extreem complexe "participatie structuren" die met zon- en windprojecten op land gepaard gaan, en diverse statistieken volgens de bevindingen van de auteurs. Er worden onder anderen 183 "niet gebouwgebonden zonneparken" genoemd, met een gezamenlijk vermogen van 1.144 MWp (NB: hierbij is uitgegaan van de beschikte capaciteiten bij de SDE projecten, echter niet van de werkelijk gerealiseerde volumes ...). Van 31 zonneparken zou er sprake zijn van "gedeeld eigendom van de lokale omgeving", waarbij de participatie echter vaak behoorlijk gering is. De grootste, Oranjepoort te Nieuw-Dordrecht (Emmen, Dr.) heeft een kleine, later gebouwde postcoderoos splinter van een halve MWp. Het grote zonnepark is echter al lang weer, ondanks geclaimde lokaliteit en inzet van lokale ondernemers bij de bouw, verkocht aan het Duitse investerings-vehikel CEE Group.
Gezien genoemde volumes, kunnen beslist niet alle bij Polder PV bekende projecten bekend zijn in het hier boven genoemde onderzoek. Ten eerste natuurlijk omdat Polder PV feitelijk opgeleverde capaciteiten rekent, die fors kunnen afwijken van beschikte volumes als het SDE projecten betreft. Ten tweede, vanwege het relatief beperkte benoemde aantal van 183 zonneparken. Er wordt een voorbeeld genoemd van een 18 kWp installatie op een RWZI, dus je zou dan veronderstellen dat ook de kleinere parken meegenomen zouden zijn. Dat kan echter beslist niet het geval zijn. Polder PV had namelijk eind 2019 al 349 netgekoppelde zonneparken inclusief de drie hierboven gesignaleerde overige categorieën in zijn overzicht staan, het overzicht in het rapport claimt "zonneparken op land en water" te hebben geïnventaiseerd. Polder PV had dus, een half jaar voor de "peildatum" van genoemd rapport, al 91% meer projecten staan. Het is echter beslist een zeer nuttig overzicht om een goed beeld te krijgen van de zeer complexe wereld van "participatie sensu lato" in duurzame energie projecten op land.
Zonne-energie branche organisatie Holland Solar publiceerde in haar "Handreiking voor gemeentes ter stimulering van zon op dak" (pdf van 16 juli 2020) een grafiek met, kennelijk, segmentaties van de Nederlandse opleveringen van PV projecten. Naast "huishoudens" en "SDE daken" daarin ook een categorie "SDE grond/water". In het diagram blijft het volume voor laatstgenoemde categorie duidelijk steken op een niveau onder de 1 GWp. Echter, als ik de in de hierboven staande tabel met vier "vrijeveld" categorieën bekijk, en ik haal daar de projecten met bekende SDE beschikkingen uit, houd ik al voor eind 2019 een volume over van maar liefst 272 PV projecten, met een verzameld volume van 1.186 MWp, ruim 200 MWp meer.
Het Kadaster publiceerde op 12 maart 2020 een status overzicht genaamd "Top 10 opvallendste feiten over zonneparken". Er zou gedetailleerd onderzoek zijn gedaan naar zonneparken, waarbij er rond die tijd "zo'n 900 hectare aan zonneparken" zou zijn in Nederland (0,02% van totaal oppervlak). Verdeeld over "bijna 100 grondgebonden zonneparken". Dat is curieus, want ik had voor eind 2019 (3 maanden eerder) alleen al aan "klassieke" grondgebonden projecten 282 exemplaren gevonden, bijna het drievoudige volume. En als ik naar de wel al door mij gereconstrueerde oppervlakte claims kijk, kwam ik eind 2019 al op 1.307 ha uit, verdeeld over 150 projecten, gemiddeld 8,7 ha per project. Zouden we voor de overige, veelal kleinere 132 exemplaren, zeer conservatief, een max. omvang van 1 hectare per stuk aanhouden, zou het totaal al minimaal richting de 1.440 hectare kunnen gaan, eind 2019. Minimaal 60% meer oppervlakte claim dan het Kadaster kennelijk dacht ... Overigens zou van de wel gevonden zonneparken door het Kadaster 63% op agrarische grond liggen. En een derde van de door hen gevonden exemplaren zou op overheids-gronden zijn gesitueerd.
Klimaatmonitor van Rijkswaterstaat, die een grote database van allerlei dossiers over (duurzame) energie beheert, heeft momenteel een verzameling van 987 MWp in accumulatie in haar database staan voor het jaar 2019, onder het hoofdje "vermogen zonnepanelen in veld- of drijvende opstelling (SDE-regeling)". Dat is slechts 88% van bovengenoemde, in tabel getoonde 1.125 MWp, wat Polder PV reeds in de boeken heeft als opgeleverd vermogen voor vier "niet-rooftop" categorieën die daar onder geschaard kunnen worden.
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat antwoordde via Wiebes op Tweede Kamer vragen van CU kamerlid Dik-Faber over zonneparken op water, mede namens het ministerie van LNV, op 19 juni 2020 (kamerstuk). Een van de vragen ging over de aantallen drijvende zonneparken die er gepland zijn. Wiebes kwam in een schatting voor uitsluitend SDE beschikte projecten (omdat voor SDE 2018 er geen kenmerk kwalificatie werd verstrekt door RVO), dat er tot 2018 "een tiental drijvende zonneprojecten [zouden zijn] beschikt". In werkelijkheid zijn het er echter, volgens de gedetailleerde projecten sheets van Polder PV, maar liefst 29 geweest, waarvan bijna de helft is gerealiseerd. Daarnaast waren er voor de beantwoording van de kamerbrief in juni dat jaar nog een acht-tal andere realisaties van kleinere projecten op water, waarvoor geen SDE beschikkingen gevonden konden worden door Polder PV ...
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) publiceerde in hun rapportage Monitor Nationale Omgevingsvisie 2020 van 21 september 2020 (pdf) diverse cijfers over zonneparken, kennelijk overgenomen van de CBS statistieken (met name pp. 32-33). Bij het cijfer voor 2015 is echter een blunder opgetreden, er wordt gewag gemaakt van een accumulatie van 1.800 MWp, terwijl het volgens het CBS, al jaren lang, 1.526 MWp moet zijn. Ook het genoemde volume "zon-op-veld", 894 MWp eind 2019, is al lang achterhaald. Polder PV heeft al 26% meer volume gevonden in de in bovenstaande tabel gesommeerde vier project categorieën. Zelfs als we ons zouden beperken tot uitsluitend de klassieke grondgebonden zonneparken, zou met de gevonden 1.093 MWp, Polder PV nog steeds 22% voor liggen, een aanzienlijke voorsprong ... Het genoemde aandeel van 13% van het totaal volume in de vorm van "zon-op-veld" is dan ook al lang achterhaald. Eind 2019 staat er al 15,2% "klassiek grondgebonden zonnepark" t.o.v. totaal volume, en met de drie andere vrije veld categorieën in de tabel hierboven genoemd meegerekend, komen we al op bijna 16% uit.
Vastgoedadviseur Savills publiceerde in het vierde kwartaal van 2020 een rapport "Solar Parks; the new alternative investment", waarin op pagina 3 een staatje wordt gegeven waarvan wordt gezegd dat het "energy production" van Nederlandse zonneparken zou betreffen, maar de eenheid op de Y-as het (veronderstelde !) opgestelde vermogen zou weergeven. Hierin staan merkwaardige data, zoals een opgestelde capaciteit van zo'n 380 MWp eind 2017 (Polder PV alleen klassiek grondgebonden slechts 136 MWp ...), ongeveer 630 MWp eind 2018 (PPV ditto: 579 MWp), maar "slechts" zo'n 940 MWp eind 2019, waar Polder PV alleen al aan klassieke grondgebonden projecten 1.093 MWp heeft staan (en voor de vier in de tabel in paragraaf 4 genoemde non-rooftop categorieën zelfs al 1.125 MWp). Hoogst curieus, en de nodige vragen oproepend over de gehanteerde "vaststellings-methodiek" bij Savills ... Intro met link tot het rapport bij Savills alhier, onder bericht van 19 november 2020.
Conclusie
Al met al, tonen bovenstaande voorbeelden, dat alle betrokken partijen
die "iets" claimen over zonneparken, altijd (veel) lager zitten
met hun volumes, dan Polder PV, soms zelfs al geruime tijd, in zijn continu
aan de actualiteit aangepaste projectensheets, heeft staan als "gerealiseerde
project volumes".
Oproep bijdrage project lijsten Mocht u Polder PV willen helpen om de grote projecten sheet >= 15 kWp verder te vervolmaken, ook op het gebied van realisaties van zonneparken, stuurt u dan s.v.p. een e-mail om uw eventuele contributie kenbaar te maken. Wat niet reeds publiek is gemaakt, zal beslist niet door mij aan derden worden doorgegeven of met naam en toenaam worden geopenbaard. Eventueel verstrekte project gegevens blijven geheim, tenzij expliciet anders aangegeven. Polder PV is bereid om een Non-Disclosure Agreement te ondertekenen, mocht dat gewenst zijn. Met grote dank voor uw hulp. Deze klus is en blijft een majeure operatie... |
(7) Bronnen, eerdere analyses zonneparken op Polder PV (2019-2020)
SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (25 okt. 2020)
SDE 2019 najaarsronde. Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (8 juli 2020)
SDE 2019 voorjaarsronde. Deel 6. Grondgebonden installaties nieuw beschikt en totalen voor alle (overgebleven) SDE beschikkingen (21 nov. 2019)
PV projecten database Polder PV, extracten zonneparken (sensu lato), status update 4 januari 2021
Nagekomen voetnoot (6 januari 2021)
In een eindejaarsbericht van een van de grootste projectontwikkelaars, GroenLeven uit Leeuwarden (nieuwe vestiging), werd op Facebook (31 december 2020) trots kond gedaan van - inderdaad spectaculaire - prestaties op het gebied van zonnestroom. Het bedrijf zou in 2020 een enorm nieuw volume van 208,5 MWp hebben geïnstalleerd, wat volgens eigen zeggen "12,8% van het totaal aantal geïnstalleerde panelen in Nederland" zou zijn. Zouden we dit equivalent stellen aan "12,8% van het nieuwe vermogen", zou het bedrijf kennelijk suggereren dat er maar 1.629 MWp aan volume bijgekomen zou zijn. Dit is hoogst merkwaardig, want alleen al de eerste 11 maandrapporten van CertiQ kwamen al tot 1.661 MWp "inclusief negatieve april anomalie". En zouden we conservatief hetzelfde volume op woningen, als in 2019 is toegevoegd, 873 MWp, daarbij in 2020 optellen, kom je al op minimaal 2,5 GWp uit, nog exlusief alle projecten zonder SDE beschikkingen, of contracten met levering van garanties van oorsprong, die niet op woningen zouden zijn geplaatst. Als je uit zou gaan van een mogelijke 2,9 GWp nieuwbouw in 2020, zoals Holland Solar minimaal lijkt af te schatten (zie paragraaf 1 in artikel hierboven), zou de branche organisatie, waar Groenleven lid van is, dus al minimaal 78% hoger uitkomen dan GL in dat bericht suggereert ...
3 januari 2021: Verbruiks-cijfers Polder PV in 2020 - 7e jaar op rij netto invoeding zonnestroom. Het "Covid-19 jaar" 2020 ligt nog kakelvers, en vermoedelijk nog lang na dreunend, achter ons, en wederom wordt bij Polder PV de balans opgemaakt van enkele energie verbruiks-cijfer data van het huishouden alhier. Wat bestaat uit 2 personen, woonachtig in een huurappartementje op de begane grond, 73 m², met elektra, stadswarmte, sedert april 2018 over op inductie koken (kookgas afgesloten, dus nihil verbruik 2019-2020), en drinkwater aansluitingen. En al bijna 20 en een half jaar (de eerste) eigen zonnepanelen op het dak van de verhuurder, op de 4e verdieping. De eerste 4 panelen werden 7.236 dagen geleden (13 maart 2000) op ons huisnet aangesloten, en ze doen het "naar omstandigheden" nog steeds prima. Zie ook eerste artikel in 2021, en het vervolg daar op. Het is het 7e jaar op rij, dat we iets meer zonnestroom hebben opgewekt, dan op jaarbasis zelf verbruikt.
Elektra
In bovenstaande grafiek de totale netto resterende stroom consumptie per kalenderjaar (getal bovenzijde niet geel gekleurde kolommen), de totale zonnestroom productie per jaar (geel, stapsgewijs groter wordend door systeem uitbreidingen tm. april 2010, zwarte cijfers bovenzijde kolommen), en eventueel in elk kalenderjaar optredende kleine "overschotten" (eerste "beetje" in 2012, structureel wordend vanaf 2014). Die ik onder de X-as heb weergegeven, met bijbehorende omvang in gele cijfers met een "-" er voor. En die dus netto netinvoeding op kalenderjaar-basis inhouden. Die overschotten worden in ons complex, net zoals in de meeste andere urbane situaties gewoon direct geconsumeerd door de buren. Via de eigen stroommeters, waar over gewoon energiebelasting, SDE heffing, en btw wordt betaald. En waarvoor de buren dus "gratis" i.p.v. uitsluitend door de bank genomen vieze grijze mix, ook nog wat "zonnestroom elektronen" hebben mogen consumeren...
2020 was alweer het zevende jaar op rij dat we netto op jaarbasis bezien stroom "over" hadden, en we dus de status van "neggie" (voor elektra) hebben gecontinueerd. Een marginaal minder hoog overschot betreffend dan in 2019 (137 i.p.v. 141 kWh). De 137 kWh overschot in 2020 is 39% minder dan in het zéér zonrijke 2018 (225 kWh). In 2019 en 2020 hebben we het hele jaar op inductie gekookt (in 2018 nog tm. medio april), en we waren vanwege alle Covid-19 toestanden een groot deel van het jaar thuis. We hebben en/of gebruiken nauwelijks zware apparatuur, en ondanks zeer intensief gebruik, is de stroom consumptie van onze computers relatief bescheiden. De instralingsdata van het in de buurt liggende KNMI meetstation Voorschoten laten wel een horizontale instraling zien die behoorlijk ver boven het relatief laag scorende jaar 2019 lag, maar wel nog duidelijk onder het zeer zonrijke jaar 2018 (hier kom ik later nog op terug).
De totale "in-house" stroom consumptie was netto iets meer dan in 2019 (1.234 kWh i.p.v. 1.207 kWh, ruim 2% meer). De verschillen zijn - en blijven - echter marginaal, er is op dit punt gewoon weinig verder te besparen. Ook een "slimme meter" gaat in dat opzicht geen enkel verschil (meer) uitmaken.
Midden op de dag hebben we vaak, behalve in de somberste wintermaanden, overschot aan zonnestroom, wat automatisch naar de buren vloeit. Uiteraard gebruiken we 's avonds net als iedereen stroom van het net, en deels ook overdag tijdens sombere winterse dagen. Netstroom wordt nog dominant via gas- en, in sterk verminderde mate, kolencentrales opgewekt in ons land, al komt er steeds meer windstroom en (sterk decentraal opgewekte) zonnestroom op het distributienet. Voor oudere overzichten, zie de maandelijkse rapportages van En-tran-ce van Hanzehogeschool in Groningen. Recenter worden status updates meestal aan het begin van de maand gegeven op de Klimaatakkoord website. Het laatste bericht daar is echter van 22 december 2020, getiteld "Kwart meer duurzame energie in 2020". Op de website energieopwek.nl worden actueel berekende productie data gegeven voor alle als "hernieuwbaar" bestempelde energie opwek opties. Met meteen op de eerste dag van het nieuwe jaar al een output record voor zonnestroom, dik anderhalve gigawatt midden op de dag ...
Maand grafiek elektra
Laatste update van de maandelijkse productie en verbruiks-data van elektra bij Polder PV, tm. december 2020. In deze maand weer een iets hoger dan gemiddeld maandverbruik (rode lijn, bijna 88 kWh/maand gemiddeld), en, zoals te verwachten, een groot deel van dat verbruik netto van het net betrokken. Plus een klein beetje eigen opwek van zonnestroom. In 2020 hebben we weer 5 maanden gehad (januari & februari, oktober tm. december), waarbij we in die maand netto minder zonnestroom hebben opgewekt, dan we in totaal aan stroom hebben verbruikt. In het zeer zonnige jaar 2018 waren dat zelfs maar 3 maanden. Voor de rest is het in ons zuinige huishouden "een overvloed aan zonnestroom" wat de klok slaat. En ook al bij de buren, we hebben er afgelopen jaar alweer drie PV installaties bij gekregen op de daken van de eengezinswoningen van ons complex ...
Kookgas
Het tweede exemplaar van onze jaarlijkse energie verbruik cijfers laat ons volledig bemeten schriele verbruik aan kookgas zien, wat al twee jaar tot nul is gereduceerd. Want sinds we in april 2018 zijn overgestapt op koken op een inductie kookplaat (en elektrisch fornuis), verbruiken we helemaal geen gas meer in ons huishouden. 2019 en 2020 zijn dus de eerste 2 volle kalenderjaren dat we - op dat vlak - "gasloos" zijn. Alle oude metingen zijn geschied via een officiële, gecertificeerde G1,6 gas meter (netmeter Liander). Bijna alle "normale" huizen hebben minimaal G4 tot G6 meters. De grafiek laat een mooie dalende lijn zien. Aanvankelijk grotendeels veroorzaakt doordat werd overgestapt op een elektrische waterkoker i.p.v. de klassieke fluitketel. Verder minder ingewikkeld, korter koken, en vaker uit huis geweest. We verbruikten in het laatste volle kalenderjaar 2017 nog slechts 15,5 m³ kookgas. Toen werd nog het hele jaar op gas gekookt.
Uiteraard is dit verbruik totaal niet vergelijkbaar met een "klassiek" huishouden, omdat we stadswarmte hebben voor ruimteverwarming en tapwater (volgende grafiek). Een "nu nog normaal" gas gebruikend huishouden (warmte, tapwater en kookgas) verbruikte in 2019 volgens het CBS nog maar 1.180 m³. Desondanks blijven we de "volle mep" aan aansluit- en meterkosten betalen voor het equivalent van een "standaard gaswoning", aan de netbeheerder. Die we vervolgens weer (grotendeels) "gecompenseerd krijgen" van onze stadswarmte leverancier, omdat er een "Niet Meer Dan Anders" principe (warmte vs. gas) gehanteerd zou worden. Als ik dergelijke zaken probeer uit te leggen aan een betrokken buurtbewoner of huisgenoot, krijg ik bijna altijd glazige ogen als reactie ...
Warmte (incl. tapwater, excl. kookgas)
De beruchte stadswarmte voorziening blijft, zoals gebruikelijk, een pain in the ass in het zuinige huishouden van Polder PV. Dat heeft niet zozeer met het getoonde kalenderjaar verbruik te maken, integendeel. Maar wel met de blijvend migraine veroorzakende #vastrechtwoeker die er mee gepaard gaat. ACM heeft alweer een verhoging van 2% van het maximaal in rekening te brengen vastrecht aangekondigd. Onze leverancier ging vorig jaar "op de max" zitten, maar heeft toen een totaal onnavolgbare goocheltruuk uitgehaald, door een eerder ingevoerde, niet door ACM gecontroleerde fictieve korting post extreem te verhogen (met factor 3 !), zodat het eindresultaat van de in rekening te brengen, nog steeds voor zuinig verbruikende huishoudens onverteerbaar hoge vastrecht kosten op hetzelfde niveau als in 2018 zijn gehouden (tweet). De "stabiliteit", cq. "houdbaarheid" van die volstrekt fictieve zogenaamde "korting" is natuurlijk compleet onzeker, net als de al jaren gehanteerde zogenaamde "kookgas vastrecht compensatie" post, waarvan Vattenfall claimt dat die zo weer overboord gekieperd zouden kunnen worden "tenzij nadrukkelijk schriftelijk anders is overeengekomen" ... ACM zal er dan niet naar gaan kraaien, "want daar gaan we niet over" ... We gaan binnenkort horen of de tarieven trukendoos nog wat verder is geopend om zand in de ogen te blijven strooien.
Het maximale tarief voor de variabele kosten is door ACM omlaag bijgesteld, maar voor toch al zeer laag verbruik tellende huishoudens is het effect daarvan slechts zeer beperkt.
Ondertussen is het enige wat huurders als ondergetekende "kunnen" doen aan het inperken van die door de Nederlandse Staat gefaciliteerde grootschalige inhaligheid bij de warmte leveranciers, de radiatorkraan zo weinig mogelijk open, en het tapwater verbruik reduceren. Echter, we zitten al sedert we hier wonen - bewust - op zeer lage verbruiks-cijfers. En het resterende verbruik wordt in extreme mate bepaald door de "koude" in een bepaald jaar. Zo zal in een "warm" jaar het aantal GJ zeer beperkt kunnen blijven (2002, 2014, slechts rond 6 GJ/jaar), maar als er zelfs maar korte hevige koude periodes in zo'n jaar vallen, schiet ook bij Polder PV het verbruik omhoog (met name in 2010, toen we op het dubbele verbruik kwamen, ruim 12 GJ).
Gelukkig is het verbruik bij ons, ook door relatief zachte winterse perioden aan het begin en eind van 2020, weer redelijk laag geweest. We kwamen uit op 8,9 GJ in 2020 (ruimteverwarming en tapwater, geen kookgas verbruik meer, wat sowieso apart werd bemeten). Dat ligt 6,1% boven het langjarige gemiddelde verbruik, 8,37 GJ/jaar (blauwe stippellijn). Er is ook een lineaire trendlijn berekend (gele streepjeslijn), maar de verbruiken per jaar zijn zo verschillend, dat de "richting" daarvan niet heel erg veel zegt, al is die opwaarts (we worden ouder, zijn langer thuis, en zullen dus gemiddeld genomen iets meer stoken dan in eerdere jaren).
Maand grafiek stadswarmte
Aan het maandelijkse verbruik van stadswarmte (voor ruimteverwarming in de koude maanden, en tapwater in het gehele jaar), is goed te zien dat we extreem spaarzaam zijn met dit kostbare goedje - wat immers de grootste kosten post is op de energienota's (we zitten voor elektra en kookgas [inmiddels nul-verbruik] bij een andere leverancier). De blauwe lijn is het voortschrijdende 12-maandelijkse gemiddelde, wat een grillig verloop kent vanwege de zeer sterk seizoens-bepaalde impact van ons verbruik. In de periode ongeveer tussen april en oktober staat de hoofdkraan richting de radiatoren dicht en is er dus geen verbruik aan ruimte verwarming. Wel douchen we en gebruiken we ander warm tapwater voor de afwas (met de hand). Dat is aan de zeer lage kolommen onderin de grafiek te zien, het niveau komt in die maanden zelden boven de 0,2 GJ meer uit. Als de radiatoren echt aan moeten vanwege intredende koude, ziet u meteen enorme verbruikspieken ontstaan. Toch blijft ons jaarverbruik "spectaculair laag", ondanks het feit dat ik vrijwel altijd thuis werk.
(Drink-)waterverbruik
Polder PV houdt ook al jaren nauwkeurig het drinkwater verbruik bij, en het volume wat hij bespaart aan uit de regentonnen "geviste" hoeveelheid water voor de toiletspoeling (simpel emmertjes water dragen alhier). Zoals u begin 2017 al heeft kunnen lezen, is Polder PV in 2016 helaas getroffen door een geniepige, forse drinkwater lekkage in een van de kruipruimtes. Die al die jaren onbereikbaar was. En die pas nadat de oude vloer was opengebroken, toegankelijk werden. Met direct de bevestiging van de al eerder geuitte vrees, dat er iets goed mis moest zijn met de water "infrastructuur" ergens in het appartement. Zie artikel van 6 november 2016.
Na deze lekkage, wat we destijds als een "ongelukkig incident" beschouwden, hebben we dik twee jaar lang weer een normaal, zeer laag verbruik gehad. Omdat ik al vele jaren lang het verbruik heb bijgehouden, en onze leefpatronen al lang duidelijk waren geworden, heb ik in 2019 niet meer elke maand de meterstanden ingevoerd in de al jaren bijgehouden spreadsheet, ook vanwege drukke andere werkzaamheden (waar onder talloze complexe cijfer operaties op het vlak van zonnestroom). Bij de ingave voor de jaarnota voor het drinkwaterbedrijf, viel me direct al op dat er iets goed mis was, we hadden een meer dan twee maal zo hoog verbruik dan "normaal". Ik ben direct in de kruipruimte gedoken waar het lek in 2016 was ontstaan. En ja hoor, een binnenzee en een klaterend geluid kwamen me tegemoet. Dat bleek echter niet een lekkage in onze eigen waterleiding te betreffen, maar in die van een van de buren in het complex. Pas veel later, toen onze nieuwe bamboe vloer in de woonkamer was opengemaakt door de parket legger, kon onze eigen lekkage worden gelokaliseerd en hersteld. Dat is dus alweer de derde lekkage in "een" drinkwaterleiding onder onze vloer in drie jaar tijd...
Om een lang verhaal kort te maken: er is in de tweede helft van 2019 dramatisch veel drinkwater weg gelekt in onze kruipruimtes. De leidingen blijken in een zeer slechte conditie te verkeren (zwaar gecorrodeerd), en een structurele oplossing daarvoor is nog steeds niet aangereikt door de corporatie. Het is wachten op het volgende "incident", ik ben de meterstanden nu weer op de voet aan het volgen om deze ellende te proberen te voorkomen ...
In 2017-2018 was het verbruik weer - tijdelijk - genormaliseerd, en zaten we met een totaal verbruik van 22,4 (2017) tot 25,5 m³ drinkwater (2018), en 5,3 (2017) tot 3,9 m³ (2018) regenwater voor incidentele toiletspoeling weer op het bekende relatief lage niveau wat we al jaren kenden. Het verbruik was in 2018 wat hoger, omdat het extreem, en langdurig droog is geweest.
Lekkage jaar numero twee, 2019, gaf echter een dramatisch "verbruik" van zo'n 58 kubieke meter kostbaar drinkwater te zien, extreem veel hoger dan "normaal". De lekkage bleek sedert juli te zijn ontstaan en stap voor stap erger te zijn geworden, zoals ik heb kunnen reconstrueren uit de maandelijkse meteropnames. Pas medio december 2019 is de lekkage verholpen (nieuw tussenstuk bestaande uit kunststof binnen en buitenmantel, met kern van aluminium).
Gelukkig bleken we in 2020 weer op een enigszins "normaal" verbruik te zijn beland en is een nieuwe lekkage ons bespaard gebleven. Er werd 25,3 m³ drinkwater verbruikt, wat bijna 4% boven het langjarige gemiddelde lag zonder de twee "lekkage jaren" 2016 en 2019 mee te tellen. Daarnaast verbruikten we voor de toiletspoeling ook nog 5,3 m³ regenwater uit de eigen regentonnen.
Gebruik elektra voor computer
In de zomer van 2017 hebben we als voorzorgsmaatregel "voor eventueel optredende problemen" een nieuwe harde schijf voor de NUC micro computers besteld en deze ingebouwd. Geen enkel probleem bij de computer bij mijn partner. Maar bij mijn eigen exemplaar ging het mis: de computer weigerde na inbouw op te starten. De leverancier van de computer heeft de zaak bekeken en concludeerde dat de NUC om onbegrijpelijke redenen kennelijk de geest had gegeven. Gelukkig kregen we onder garantie van de fabrikant een nieuw exemplaar. En ik kon - na enige tijd op het exemplaar van m'n partner te hebben moeten werken - verder op die nieuwe. Kennelijk heeft Polder PV geen geluk met computers, je krijgt er grijze haren van (inmiddels al flink "wit" aan het worden).
Desondanks kunnen we uit de stroom verbruiks-grafiek concluderen dat de nieuwe NUC en z'n vervanger (groen) een structureel veel lager verbruik hebben dan de eerder gebruikte "mini-computer" (blauw), die al een fors minder verbruik had dan de oude antieke "tower" (rood). Het jaarverbruik in 2019 kwam op 166 kWh (was in 2019 nog 160 kWh). Wat 32% was van het jaarverbruik van de oude "tower" in 2011. "Dips" omlaag zijn periodes dat we langdurig van huis waren (computers etc. uit). Wel gebruik ik de nieuwe computers zeer intensief, dagelijks, en langdurig. Het totale jaarverbruik van de meest recente NUC, in combinatie met een spaarlamp voor de avond uurtjes, is ruim 13% van ons lage jaarverbruik, 166 van (netto) 1.234 kWh. We hebben weinig zware apparatuur, de enige apparaten die verder echt invloed hebben - naast de energiezuinige koelkast - zijn de waterkoker, het koffiezet apparaat, de wasmachine (2, max. 3x in de week). Een wasdroger hebben we niet (NB: een derde van de huishoudens zou geen wasdroger hebben volgens Milieucentraal). De behoorlijk veel prik slurpende oude mechanische ventilatie unit (AC model) is al lang vervangen door een zuiniger DC exemplaar op het dak. De meeste andere apparatuur wordt weinig gebruikt, en/of heeft nauwelijks impact op het totale stroom verbruik. De sedert april 2018 dagelijks in gebruik zijnde inductie kookplaat en het sporadisch gebruikte elektrische fornuis blijken een zeer beperkte invloed te hebben op de verbruiks-totalen.
Transport
Wij beperken gemotoriseerd transport sowieso al vele jaren lang zo veel mogelijk, hier gaat immers enorm veel "energie" in zitten. Wat zelden als een issue wordt gezien, maar wat natuurlijk te bezopen voor woorden is. We hebben geen rijbewijs, geen auto of andere gemotoriseerde vehikels. Volgens het CLO, wat statistieken van energieverbruik tm. 2018 toont voor de sector vervoer stelt: "Het toegenomen wegverkeer is de belangrijkste oorzaak van de groei in het energieverbruik door de doelgroep Verkeer en vervoer. Personenauto's nemen het grootste deel van deze groei voor hun rekening". Zie ook "CO2-uitstoot fiets, ov en auto" en "Vliegen of ander vakantievervoer" bij Milieucentraal.
Het openbaar vervoer werd normaliter al "met mate" gebruikt in ons huishouden, en dat gebruik is in Covid-19 jaar vrijwel tot nul gedaald (de laatste keer dat we met de trein reisden was voorjaar 2020). Vliegen is een absolute no-going area, vanwege de extreme vervuiling van die modaliteit, in combinatie met het Grove Schandaal, dat nog steeds, sedert de Tweede Wereldoorlog, die 75 jaar geleden is beeindigd, vliegen nog steeds NIET wordt belast. Als we ons vervoers-gedrag naast dat van een gemiddeld Nederlander zouden leggen, zouden we met straatlengtes vóór een eco-bonus mogen ontvangen.
Bron:
Maandelijkse meterstand opnames alle energie en water modaliteiten
Polder PV
3 januari 2021: Aandelen maandproducties in jaaropbrengst: Vergelijking langjarige gemiddeldes met het laatste volledig bemeten jaar - 2020. Na de absolute opbrengsten aan zonnestroom in 2020 te hebben beschreven en geïllustreerd voor de PV-installatie van Polder PV, gaan we over naar de tweede belangrijke afgeleide "dataset". Net als vorig jaar is deze zeer belangrijke grafiek wederom van een update voorzien. Daarin worden de relatieve aandelen van de zonnestroom producties van elke maand op de totale jaarproductie van elk jaar bepaald in procent. Vervolgens worden over alle compleet bemeten jaren die percentages per maand gemiddeld, ditmaal dus inclusief 2020. Hieruit volgt een grafiek die een representatief beeld laat zien van de sterk seizoensmatig bepaalde productie van zonnestroom voor het onderhavige systeem. In dit geval, de grotendeels bijna 19 en een kwart jaar oude 1,02 kWp grote "kern" installatie van Polder PV, op het platte dak van de vierde verdieping van ons appartementen complex in westelijk Leiden (ZH). Met de toevoeging van de 6 toen nieuwe 108 Wp modules aan de 4 reeds anderhalf jaar eerder geïnstalleerde (93 Wp) modules, en de netkoppeling op 12 oktober 2001 werd de "officiële productie" van die uit tien panelen bekende kern installatie gestart.
In onderstaande grafiek de relatieve aandelen van elke maand voor het afgesloten jaar 2020 (paars), afgezet tegen de langjarige gemiddelde percentages in de hele reeks volledig bemeten jaren, 2002-2009 en 2011 tm. 2020 (geel). Voor de originele maandelijkse productie data voor dit deel-systeem in kilowatturen, zie het vorige artikel, en de tabel op de highlights pagina van Polder PV.
2020
(paars)
De eerste jaarhelft van 2020 gaf opnieuw enkele forse afwijkingen
per maand te zien, t.o.v. de langjarige gemiddelde waardes (geel).
Het jaar startte subgemiddeld, met in januari (2,0%, 0,5 procentpunten
van het jaar aandeel lager dan "normaal", 2,5%). Ook
februari viel fors tegen, met "slechts" 3,6% van de
jaaropbrengst, 1,1 procentpunt lager dan langjarig gemiddeld (4,7%).
Vervolgens keerde het tij, het gevolg van een byzondere combinatie
van factoren: langdurig hogedruk gebieden boven noord-west Europa,
én de gevolgen van de Corona-19 lockdown, waardoor vervuiling
a.g.v. vlieg- en wegverkeer, en sterk verminderde industriële
productie maakte dat we met opvallend "schone" lucht
werden geconfronteerd, en een zeer hoge instraling van het zonlicht.
Maart scoorde al aardig bovengemiddeld, met 9,9% (ipv langjarig
gemiddeld 8,9%). April zette een streepje bij, met een robuuste
14,1% (ipv 12,2% gemiddeld). Maar het meest spectaculaire resultaat
werd in mei geboekt. Een historische record opbrengst resulteerde
bij Polder PV in 16,2% van de jaaropbrengst. Wat maar liefst 2,7
procentpunt hoger lag dan het ook al hoogste historische niveau
inclusief mei 2020, 13,5%.
Om deze trend weer "te breken" volgden toen helaas twee tegenvallende zomermaanden. Juni presteerde met 12,6% van het jaarvolume 0,5 procentpunt lager dan het langjarige gemiddelde (13,1%). Juli was voor ons systeem historisch laag vanwege hardnekkige problemen met minstens 2 micro-inverters, die last hadden van hittestress tijdens het warme weer. Deze werden in augustus ingeruild voor reserve exemplaren. Het gevolg was gemiste productie in juli, waardoor de maandopbrengst slechts op 11,2% van het jaarvolume uitkwam, terwijl dat "normaal' 13,2% is, een flinke aderlating in een van de productiefste maanden van het jaar.
Augustus kwam exact op het langjarige gemiddelde uit, met 11,8% van het jaarvolume. Onze vakantiemaand september, als "zeer zonnig" ervaren in Nederland, bleek ook in positieve zin terug te vinden bij deze ratio, met 9,9% van het jaarvolume, 0,5 procentpunt hoger dan het langjarige gemiddelde voor deze maand (9,4%). Oktober was weer een "schrijnend geval", en had hier een duidelijk natuurlijke oorzaak. In deze historisch sombere maand, werd slechts 3,9% van het jaarvolume behaald, waarbij het historische aandeel maar liefst 6,2% is ! Een zeer opvallende afwijking in ieder geval. Gelukkig was daar november om een deel van het "verlies" te compenseren, met 0,4 procentpunten hoger dan langjarig gemiddeld, 3,4% i.p.v. 3,0%. De altijd laag producerende decembermaand was in 2020 ook weer extra in de mineur, met 0,3 procentpunt lager dan normaal: 1,4% i.p.v. gemiddeld 1,7% van het jaarvolume.
Percentages in geselecteerde periodes
Als we naar de verdeling van de jaarhelft aandelen kijken, komen we voor 2017 op 54,7 / 45,3 % voor jaarhelften I en II. In zowel 2018 als in 2019 is die verhouding echter weer iets bijgetrokken: 54,6% productie in de eerste, en 45,4% in de tweede jaarhelft, t.o.v. de output in het hele kalenderjaar. Vanwege de uitzonderlijke zonnige omstandigheden in het voorjaar van 2020, heeft de eerste jaarhelft in 2020 een nog wat groter zwaartepunt gekregen, met een ratio 54,8% / 45,2%.
Bij vergelijkingen van eigen productie resultaten met deze specifiek voor Polder PV systeem gemaakte grafiek dient altijd een waarschuwing in acht te worden genomen. Sterke afwijkingen van de hellingshoek, oriëntatie t.o.v. het zuiden, en microklimaat aberraties (hoge stofbelasting, of bijv. mogelijk extra instraling en/of verkoelende effecten indien systeem vlak bij een groot wateroppervlak staat), kunnen nogal wat impact hebben op de procentuele verdeling tussen de maanden bij andere PV installaties. Globaal zal het beeld wel vergelijkbaar zijn, maar op detail niveau kunnen beslist afwijkingen worden vastgesteld voor de eigen installatie.
Voor de steeds populairder wordende "oost-west" installaties (met name op platte daken, maar zelfs ook al "ingeburgerd" bij vrije-veld projecten) verwijs ik gaarne naar een prachtige, klassieke zomer (dag-)curve van zo'n systeem, die zo in een studieboek voor installateurs kan worden opgenomen (tweet Polder PV van 22 januari 2016). Uiteraard gaat het in dergelijke, al vrijwel usance geworden installatie configuraties, om een nogal afwijkende verdeling van de productie per dag (per oriëntatie), en zal dit ook de nodige impact kunnen hebben op de productie verdeling over het jaar. Al helemaal, als dergelijke systemen niet "pal oost-west" staan, maar bijvoorbeeld, zoals ik al heel vaak heb gezien, bijvoorbeeld OZO/WNW of WZW/ONO. Om maar niet te spreken over een toenemend aantal installaties die zelfs (bijna pal) "zuid-noord" zijn opgesteld ...
U vindt een iets uitgebreidere toelichting van de ververste maand aandelen grafiek op de specifieke pagina op Polder PV:
Maandelijks aandeel van zonnestroom productie in de jaaropbrengst |
Bron:
Maandelijkse uitlezingen van alle 13 OK4E-100 micro-inverters
bij Polder PV, en daarvan afgeleide percentages
3 januari 2021: Zonnestroom productie PV installatie Polder PV in 2020 - december iets sub-gemiddeld; jaarproductie iets hoger dan gemiddeld. Het roerige jaar 2020 is voorbij, tijd om de balans op te maken. Hoe presteerde het oude PV systeem van Polder PV ? Daarvoor bekijken we in ieder geval het langjarig (sedert oktober 2001) aanwezige 1,02 kWp deelsysteem, bestaande uit 10 oude Shell Solar modules (2 types), en we bekijken de producties van de andere modules in de uit 14 zonnepanelen bestaande installatie.
In bovenstaande tabel per separate deelgroep achtereenvolgens het nominale STC vermogen binnen die groep (2e kolom), de productie in Wh in december 2020, de specifieke opbrengst in kWh/kWp (gelijk aan Wh/Wp) in genoemde deelgroep in die maand, en tot slot hetzelfde voor de complete jaarproductie in 2020, in Wh, resp. in kWh/kWp.
Het 1,02 kWp kernsysteem (afgebeeld in lichtgroene band onderaan, iets ten oosten van zuid gericht) bestaat uit 4x 93 Wp en 6x 108 Wp panelen, de laatste groep is te splitsen in 2 vooraan staande panelen en 4 in de achterste rij. Naast dit kernsysteem zijn ook nog resultaten opgenomen voor 2 extra 108 Wp panelen, die pal zuid zijn georiënteerd, en de laatste toevoeging, 2 in serie op een OK4E-100 micro-inverter gekoppelde Kyocera modules die gezamenlijk een STC capaciteit hebben van 98,3 Wp. Helemaal onderaan vinden we de totale productie van alle 14 PV modules (totaal STC vermogen ruim 1.334 Wp).
In december 2020, wat het KNMI typeerde als een december met "de normale hoeveelheid zon" (48 zonuren ten opzichte van de oude "normaal", 1981-2010, 49 zonuren), werden licht ondergemiddelde producties gedraaid bij Polder PV. Variërend van slechts 10,7 kWh/kWp in de al langere tijd matig presterende achterste groep van 4 108 Wp panelen, tot 15,6 kWh/kWp voor de 2 op zuid gerichte 108 Wp modules. Met als de bekende "extreem", de Kyocera modules, met 16,7 kWh/kWp in die december maand. Het gemiddelde van alle panelen kwam neer op 13,7 kWh/kWp, in december 2020.
In het hele kalenderjaar werd door de 14 zonnepanelen een mooie 1.234 kWp geproduceerd, ook al jaren meer dan dat we op jaarbasis aan elektra verbruiken. Hier varieerde de genormeerde (specifieke) jaar productie tussen 856 en 960 kWh/kWp (achterste 4 108 Wp modules resp. hun 2 in de voorste rij staande zuster panelen). De Kyocera panelen bleven ook hier kampioen, met een zeer fraaie score van 999 kWh/kWp. Maar ook de oudste 4 93 Wp panelen lieten zich niet onbetuigd, en gaven een prestatie van formaat te zien, met 951 kWh/kWp in 2020. Alle panelen bij elkaar, haalden een zeer mooie 925 kWh/kWp in 2020. Dat ligt bijna 6% boven de rekenfactor die Rijksuniversiteit Utrecht, RVO (Protocol Monitoring "hernieuwbare energie"), én het CBS al enkele jaren sedert 2012 gebruiken als "nationaal gemiddelde" (875 kWh/kWp.jr). Let wel: met een zeer oude PV installatie, waarvan het oudste deel al richting een leeftijd gaat van 21 jaar.
In deze grafiek alle maand producties voor het 1,02 kWp kernsysteem, inclusief de maanden voor 2020 (NB: maart 2000 tm. oktober 2002 nog slechts 4 oudste panelen aanwezig, laagste 2 curves). De gemiddelde waarde van alle maandproducties vindt u terug in de zwarte lijn. 2020 had te maken met subgemiddelde productie niveaus in januari, februari, juni, juli, oktober en december. En bovengemiddelde producties in maart tm. mei, augustus, september, en november. In mei werd een nooit eerder gezien record van bijna 151 kWh behaald, vanwege de opvallende, schone lucht a.g.v. de eerste Corona pandemie golf (verbod vliegverkeer en fors omlaag geschroefde industriële activiteit en gemotoriseerd verkeer), en de langdurige aanwezigheid van een stabiel hogedruk gebied, met zeer zonnig weer tot gevolg. Juli deed het zeer slecht ("historisch laag") bij ons vanwege uitval van omvormers tijdens de hitte. Twee ervan zijn in augustus vervangen. Oktober was ook - maar dan "natuurlijk historisch laag" vanwege zeer somber weer. Oktober 2010 was niet representatief vanwege een langdurige dakrenovatie waarbij alle zonnepanelen van het net waren gekoppeld (hersteld in november van dat jaar).
Zelfde plaatje als boven, maar alleen de laatste vier jaren getoond, zodat 2020 goed zichtbaar is. De jaarproductie kende forse schommelingen t.o.v. de "normaal" (langjarige gemiddeldes per maand, zwarte lijn). In december zat 2020 13% onder de "normale" productie, die, klassiek, in die maand sowieso al de laagste is van het jaar. Het verschil tussen de record opbrengst in mei (151 kWh) en de 13 kWh in december is opgelopen tot een factor van bijna 12.
In deze grafiek staan de jaarproducties vermeld van het 1,02 kWp deelsysteem, sedert 2002. In 2000 tm. oktober 2001 waren nog maar vier modules aanwezig, deze jaren zijn niet representatief voor een vergelijking, en niet meegenomen in het langjarige gemiddelde. 2010 valt laag uit vanwege missende productie in het najaar, toen het systeem vanwege een dakrenovatie langere tijd van het net was gekoppeld. Voor de bepaling van de gemiddelde jaaropbrengst in de periode 2002-2020 is dit jaar ook niet meegenomen. 2020 komt, met 931 kWh, iets boven het langjarige gemiddelde van 927 kWh (oranje kolom en horizontale zwarte lijn) uit. En bezet daarmee samen met 2002 de 5e plaats, na twintig jaar productie. Absolute record houder blijft het extreem zonnige jaar 2003, met 1.070 kWh. Ruim 15% hoger dan het langjarige gemiddelde.
Kijken we naar de specifieke opbrengst, heeft dit PPV deelsysteem in 2020 prima gescoord, met 913 kWh/kWp.
De blauwe lijn gaat uit van het al enkele jaren door het Protocol Monitoring "Hernieuwbare Energie" van RVO gehanteerde veronderstelde "gemiddelde van 875 kWh/kWp specifieke productie per jaar". Dit is voor de hier getoonde 1,02 kWp installatie een equivalent van 893 kWh per jaar. Daar ligt de daadwerkelijk gemeten productie in 2020 alweer dik 4% boven. Met de bruine lijn is hetzelfde getoond, maar dan voor het oude reken gemiddelde wat het CBS jarenlang heeft gebruikt (700 kWh/kWp.jr), wat neer zou komen op slechts 714 kWh per jaar. De gemeten productie van de oudste vier zonnepanelen bij Polder PV ligt in 2020 maar liefst dik 30% boven die antieke referentie.
Het KNMI typeerde 2020 in haar voorlopige overzicht trouwens als "extreem warm, zeer zonnig en aan de droge kant". Het weer instituut telde ongeveer 2.025 zonuren, waarmee het jaar "op de derde plaats van zonnigste jaren sinds het begin van de waarnemingen" zou zijn gekomen. Hierbij moet altijd opgemerkt worden, dat "aantal zonuren" en "fysieke horizontale instraling" geen honderd procent lineaire correlatie hebben. Voor de zonnestroom productie is de fysieke instraling doorslaggevend.
Accumulatie curves (toegevoegd)
Ik had ook al een tijdje een grafiek met een serie accumulatie curves van de einde-maand meterstanden bijgehouden. Deze is nu compleet tot en met december 2020, en ziet er voor het kern-systeemvan 1,02 kWp zo uit:
De accumulaties van de maandproducties gaan natuurlijk behoorlijk gelijkmatig op, maar het eindresultat aan het eind van elk jaar kan toch behoorlijk verschillen. De extremen zijn, voor de "representatieve jaren", 885 kWh voor 2012, resp. 1.070 voor het uitzonderlijk zonnige jaar 2003 - die ver boven de rest uittorent. Apart gemarkeerd tevens de eindproductie voor 2020, 931 kWh.
Niet representatief vanwege de dakrenovatie in het najaar, is 2010, wat door de wegval van de productie tijdens die renovatie (systeem van het net afgekoppeld) neerkwam op "slechts" 860 kWh. De "knik" t.o.v. het tussenresultaat, eind september dat jaar, is duidelijk te zien.
Andere referenties
Het ook al jarenlange bijgehouden antieke PV systeem bij Leids collega Wouderlood, heeft in 2020 met - volgens zijn opgave - 6x 95 Wp (= 570 Wp) een jaarproductie van 406,5 kWh. Wat neerkomt op een specifieke opbrengst van slechts 713 kWh/kWp.jr. Daar presteert het ruim 3 kilometer meer westwaarts liggende Polder PV systeem beduidend beter, met maar liefst 200 kWh/kWp, of 28% meer.
Grafiek van de specifieke productie resultaten van de 1,02 kWp kern-installatie in Sonnenertrag.eu (sig "flachlander"), als oranje curve, in vergelijking met de resultaten van heel Nederland (blauwe lijn), resp. Zuid-Holland (steenrode curve). De y-as geeft de specifieke productie weer in kWh/kWp.jr. De resultaten blijven, afgezien van de begin jaren, en in 2008-2009, achter bij deze twee gebiedsniveaus, wat niet vreemd is, vanwege de hoge ouderdom van onze installatie, en het feit dat de gemiddelde waarden voor de twee andere curves flink worden gedomineerd door moderne, zeer efficiënt werkende PV systemen. Let op de "pieken" in zeer zonnig 2018. Oudere resultaten zijn voor de genoemde gemiddeldes onbetrouwbaar, vanwege de zeer lage aantallen installaties in die "pionier jaren" van deze eeuw. 2010 was voor onze installatie niet representatief (een dip vertonend), vanwege de langdurige afwezigheid van productie in oktober vanwege een dak renovatie en afgekoppeld systeem.
De populatie installaties in Sonnenertrag betreft bijna uitsluitend residentiële systemen, die een suboptimale prestatie zullen laten zien t.o.v. het totaal, omdat bedrijfsmatige systemen vaak én veel efficiënter kunnen worden aangelegd, met weinig systeemverliezen, én dit soort installaties vaak verregaand worden "geoptimaliseerd". Toch scoren de gemiddeldes hier met blijvend hoge waarden, voor de eerste resultaten voor 2020 heeft Sonnenertrag momenteel voor 205 installaties met gecorrigeerde ("Bereinigte") data een specifieke opbrengst staan van 918 kWh/kWp. Dat ligt bijna 5% boven het veronderstelde "gemiddelde" gebruikt in het Protocol Monitoring "Hernieuwbare Energie" van RVO.
Boonstra's Bonus
Tot slot, een vergelijking met de bekende PV Output data die door Anton Boonstra trouw elke maand worden verwerkt tot duidelijke kaartjes. In zijn overzicht voor 2020 komt hij voor de dik duizend daar in betrokken (grotendeels residentiële) systemen op een hoge gemiddelde specifieke opbrengst van 947,6 kWh/kWp. Met afwijkingen tussen de 901 kWh/kWp in Groningen en - voorspelbaar oudgediende - Zeeland, met maar liefst 1.028 kWh/kWp. De gemiddelde productie lag daarbij 1,9% hoger dan het gemiddelde in 2019. Ook is weer opvallend dat Limburg hoog scoort, met 1.006 kWh/kWp op de 2e plaats. De PV Output installaties in mijn eigen provincie Zuid-Holland kwamen opvallend laag uit, met maar 955 kWh/kWp in 2020, een zesde plaats in de provincie rating. Polder PV zat daar beduidend onder, met genoemde 913 kWh/kWp, maar er zijn dan ook problemen met micro-inverters geweest tijdens de hittegolf, waardoor langere tijd - in de meest productieve zomerperiode - er het nodig aan "non-realisatie" is opgetreden. 2 deelsystemen in onze installatie, presteerden echter in 2020 beter dan het door Boonstra bepaalde gemiddelde voor onze provincie, zie tabel bovenaan.
Boonstra liet ook een vergelijkbaar kaartje zien voor de horizontale instraling bij de KNMI weerstations in 2020, gemiddeld per provincie*. Dat kwam uit op een hoge 1.146 kWh/m², met een spreiding van 1.085 kWh/m² (Drenthe !) tot 1.199 kWh/m² in Zeeland. Hier doet Zuid-Holland het trouwens een stuk beter dan bij de (gemeten) productie resultaten, ze staat bij de instraling in het horizontale vlak op de 2e plaats, net voor Noord-Brabant. Er kunnen dus beslist verschillen optreden in de relatie tussen fysiek gemeten instraling, en de gemiddelde productie van een forse populatie zonnestroom systemen op regionaal niveau. Nationaal bezien zou er 3,3% meer instraling zijn geweest in 2020, dan in 2019, volgens Boonstra.
Siderea omschreef december 2020 als "een zeldzaam slechte maand". De landelijke opbrengst berekening komt voor die maand op haalbare specifieke producties van 9 kWh/kWp in NO Nederland tot slechts 14 kWh/kWp in westelijk cq. zuidelijk Nederland. Daar staat tegenover, dat Siderea het hele kalenderjaar 2020 als "extreem goed" bestempelde, met 13% potentieel meer opbrengst dan de door hen gebruikte (van KNMI "normaal" afwijkende) referentie periode, 1991-2010. Voor de "gemiddelde oriëntaties" prognosticeert Siderea specifieke opbrengsten van 933 kWh/kWp haalbaar in NO Nederland, tot 1.005 kWh/kWp in NW Nederland. Systemen met "optimale oriëntatie" zouden zelfs tussen de 998 en 1.071 kWh/kWp in 2020 gehaald moeten kunnen hebben. Zie link onder bronnen extern.
Nagekomen 2 (6 januari 2021)
Klimaatakkoord kwam met de Energieopwek.nl data pas op 6 januari van het nieuwe jaar met een bericht over de energie productie data uit hernieuwbare bronnen in de laatste maand van het voorgaande jaar.
December kende forse pieken en dalen, natuurlijk vooral vanwege windenergie als dominante factor. Wat elektriciteit betreft schommelden de totale aandelen op de totale stroom productie (grotendeels fossiel opgewekt) tussen de 5 en 25% (met uitschieters naar 3 resp. 32%). In totaal kwam in december 2020 22,2% uit hernieuwbare bronnen, iets hoger dan de 19,9% in dezelfde maand in 2019. Zonnestroom had een aandeel van 1,3% in de stroom productie mix.
Voor het hele jaar 2020 werd al eerder een voorlopige afschatting gedaan, gepubliceerd op 22 december 2020. Daarin wordt gesteld, dat de totale hoeveelheid duurzame energie (elektra + warmte) met 24% zou zijn gestegen (36 petajoule, PJ). Biomassa blijft, in haar drie verschijningsvormen bij zowel warmte, elektra, als biobrandstoffen, dominant, en neemt bijna de helft van het totale aandeel voor haar rekening. Wind komt op de 2e plek, zon, vooral op elektrisch gebied (PV) sterk groeiend, op de derde. Op het vlak van uitsluitend elektra is het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare bronnen gestegen naar 26,2%, waar dat in heel kalenderjaar 2019 nog maar 18,3% was. 6,6% van de totale stroom productie (ongeveer een kwart van het aandeel hernieuwbaar) zou al op het conto van zonnestroom kunnen worden bijgeschreven. Dat was in 2019 nog bijna 4,4% van de netto productie volgens de laatste officiële CBS data.
Het "ultieme" doel in het Klimaatakkoord is een aandeel van maar liefst 70% gemiddeld in het hele jaar 2030. Het primaire doel, "14% eind 2020" is nog steeds niet zeker, ondanks de schaamlap van massale opkoop van garanties van oorsprong in windrijk Denemarken ("statistical transfer"), omdat het eindresultaat ook nog afhangt van normalisatie van met name windenergie, én natuurlijk van het daadwerkelijk gerealiseerde totale energie, in casu, elektra verbruik. Wat minder zal zijn vanwege de Corona pandemie, en dus "kunstmatig" het aandeel elektra op het totaal zou kunnen verhogen.
Nagekomen 3 (7 januari 2021)
Essent wilde weer haantje de voorste zijn met een leuk tabelletje met aantal zonuren in de Bilt en mogelijke besparingen die een PV systeem eigenaar zou kunnen halen bij een veronderstelde kWh prijs van 23 Eurocent in 2020. In het artikel van 28 december 2020, gaan ze echter uit van nogal prehistorische zonnepanelen van slechts 260 Wp, en een belachelijk lage specifieke opbrengst van 880 kWh/kWp.jr. Kennelijk is het niet de bedoeling om de klanten met zonnepanelen "rijk te laten rekenen". Ook is de gekozen - en gesuggereerd "standaard" referentie periode curieus. Essent hanteert de periode 1989-2018. Daar is niets "standaard" aan, want het KNMI hanteert al tien jaar lang de officiële referentie periode 1981-2010, en stapt per dit jaar over op de "nieuwe normaal", 1991-2020 ... (zie tweets PPV).
Nagekomen 4 (8 januari 2021)
Universiteit Utrecht deed ook weer een duit in het zakje, en publiceerde extrapolatie kaartjes vanuit berekende potentiële producties per gebied om de ruim dertig KNMI meetstations, in het artikel "2020 net geen recordjaar" (7 januari 2021). Het zuiden van Nederland zou gemiddeld meer zonlicht hebben ontvangen. Gemiddeld zou er 12,6% meer "opbrengst" uit zonnepanelen zijn geweest dan in de referentie periode 1981-2010 (spreiding 8-18%). Wat overeenkomt met de al eerder gepubliceerde "landelijke opbrengst berekening" voor 2020 door Siderea.nl, al gebruikte die een andere referentie periode (Nagekomen 1). Maar er wordt ook gesproken van de al enkele jaren veel te lage nationale specifieke opbrengst van 875 kWh/kWp.jr, die kennelijk standaard is toegepast. Ook al wordt erkend dat die "norm" niet meer voldoet, en de suggestie wordt gedaan dat er gebied-specifiek en naar "wijze van installeren" zou moeten worden genormeerd, is dat natuurlijk ondoenlijk. Want installaties kunnen "hemelsbreed" van elkaar verschillen, zelfs met vergelijkbare wijze van installaren, en in hetzelfde gebied. Hoeveel "normalen" moet je dan wel niet gaan introduceren, en hoe zouden simpele burgers moeten weten tegen welke "normaal" ze zouden moeten afzetten, en wat het resultaat dan voor "eenduidige en heldere boodschap" voor hen zou opleveren ? Het enige wat helpt is fysiek meten, waarbij dus ook met alle project-specifieke eigenschappen, horizon "vervuiling", en ook de voor elk project verschillende systeemverliezen rekening moet worden gehouden. 2020 was volgens Universiteit van Utrecht beter dan 2019, maar minder goed dan het - extreme - jaar 2018, qua berekende opbrengsten.
Bronnen
Intern:
Productie data van Polder PV sedert maart 2000
Extern:
Maandelijkse productie data van Polder PV in Sonnenertrag ("flachlander")
Archief maand/seizoen/jaaroverzichten (KNMI)
Gemiddelde specifieke opbrengst >1.000 PV Output systemen cf. Boonstra (3 jan. 2021, Twitter)
Horizontale instraling KNMI weerstations herleid tot gemiddeldes per provinice in 2020, cf. Boonstra (3 jan. 2021, Twitter)
Idem versie inclusief 31 december 2020 (verlaat gepubliceerd; 4 jan. 2021, Twitter)*
Nieuwspagina Siderea.nl (5 januari 2021, korte vaststelling van karakter van december 2020 en het hele kalenderjaar, en verwijzingen naar landelijke opbrengst berekeningen)
31 december 2020: Nieuwjaar-wens Polder PV. Het was me het jaartje weer wel. Een "virusje" wat het tweebenige wezen op deze planeet in z'n greep nam, met vele tragedies tot gevolg, en een nog ongekende afloop. Ondanks alles een weer zeer hoge groei van de Nederlandse zonnestroom markt. Ondanks continu om zich heen grijpende capaciteit problemen op het nationale elektriciteits-net. Ondanks bizarre toestanden rond een klein aantal branden waarvan de mug opgeblazen werd tot een olifant, die tot in de Tweede Kamer het porselein deed rinkelen. Verzekeringsmaatschappijen het in hun bol kregen, en de sector issue numero zoveel voor haar kiezen kreeg. Een jaar met de eerste rapportages over bureaucratisch klimaat bolwerk numero zoveel, de Regionale Energie Strategie, met ongekende hoeveelheden vergader- en arbeidsuren die hier weer het gevolg van zijn. Een jaar waarin weer de ene na de andere subsidie, incentive, en/of "innovatie" regeling uit de zware 'ollandsche klei werd getrokken, want het was allemaal nog steeds niet "genoeg". Een jaar waarin vooral tegenstanders van zonneparken flink de trom roerden, daarbij vaak met polderkolder argumenten kwamen, geen zinnige, werkbare, of op korte termijn inzetbare alternatieven boden, en soms tot aan de Raad van State door procedeerden. Om punt voor punt in het ongelijk te worden gesteld, en weer naar huis te worden gestuurd met lege handen ...
Een jaar ook, waarin de eenhedenpolitie het weer zwaar voor de kiezen kreeg, want energie eenheden correct opschrijven hebben Nederlanders kennelijk nooit geleerd, of ze hebben er gewoon maling aan. Het is, na vele jaren waarschuwingen en hollandsche vingertjes opsteken door ondergetekende, echt een endemische plaag geworden, tot in de vakpers aan toe*. En het resultaat is altijd: opperste verwarring, boze tweets, en in the end: grote vraagtekens bij wat er nou eigenlijk bedóeld werd met de kolderieke uitlatingen die zonder eindredactie het wereldwijde web werden op geslingerd ...
Maar ook een jaar waarin verpletterende vooruitgang werd geboekt bij innovaties in de hardware sector, zonnepanelen werden aangekondigd met vermogens die "niemand" ooit voor mogelijk had gehouden (voor een beeld: het zesvoudige van het vermogen van Polder PV's 20 jaar oude exemplaren), productie capaciteit uitbreiding aankondigingen in Azië, waarvan de verzamelde Europese brancheorganisaties collectief in katzwijm zijn gevallen ...
Een jaar met solar statistieken die uit de hemelkoepel regenden, waar de webmaster onvoorstelbaar veel tijd aan heeft gespendeerd om die "inzichtelijk" voor u te maken. Zoals het laatste magnum opus over de cijfer update van het CBS, aan het eind van dit jaar (intro met link naar uitgebreide analyse in artikel hier onder). Daarbij kwam ook nog eens het prettige feit, dat 2020 een zonnig jaar is geworden, wat natuurlijk goed is voor de productie van de al begin dit jaar geaccumuleerde, ver over de miljoen aantal PV installaties in ons land. Een eerste tweet over "het potentieel aan zonneschijn" voor de vlak bij Polder PV liggende KNMI lokatie Voorschoten vindt u hier. Ik kom daar ongetwijfeld weer uitgebreid op terug, zoals u van PPV gewend bent.
Een jaar ook, waarin Polder PV de 4.400e volger mocht verwelkomen op Twitter. En die iedereen van harte dankt voor alle info over projecten die met hem zijn gedeeld, deels in vertrouwen, waardoor de projecten sheet van Polder PV met de dag robuuster wordt, en dichter bij de "statistische waarheid" zal komen voor het grote marktsegment. Deze is weer hard gegroeid, en daar zal ook weer over worden gerapporteerd in het nieuwe jaar. Speciaal wil ik wederom "Speksteenkachel" bedanken voor zijn jarenlange, welkome informatie stroom.
In 2020 werden dik 80 doorwrochte artikelen gepubliceerd op Polder PV. Niet de waan van de dag. Geen hap-snap niemendalletjes. Niet "lekker de eerste te zijn met een gekopieerd persbericht zonder bronvermelding". Niet een vaag facebook of linkedin bericht opgeblazen tot een "verhaal". Neen. Degelijkheid, eigen research, feiten, checks, controles, vergelijkingen met andere bronnen, en vooral ook: duíding van wat er aan feitenmateriaal boven tafel is gehaald. Zonder duiding zeggen cijfers immers niets. Artikelen waarvoor soms dagen onderzoek, en rekenwerk is gepleegd, en grafieken zo duidelijk mogelijk werden opgemaakt, met uitleg, toelichting, en interpretatie van het getoonde. En altijd, Polder PV blijft erbij dat dit essentieel is: met de exacte bronvermeldingen. Zodat iedereen kan checken waar de feiten liggen, en die door anderen wellicht anders geïnterpreteerd zouden kunnen worden.
Ik wens u een rustige jaarwisseling, een prachtig nieuw jaar, met weer veel solar activiteit, veel positieve ontwikkelingen, schouderklopjes en ondersteuning voor die partijen die hun nek ver durven uitsteken, en daar extreem veel tijd in steken, en daadwerkelijke systeem kenteringen bij partijen die tot nog toe de Klimaatakkoord afspraken vooral hebben genegeerd en hun tijd hebben gebeid. U weet immers allemaal: we hebben maar 1 planeet, en dat extreem dunne laagje biosfeer is zeer kwetsbaar. En hopelijk ook weer de nodige fysieke bewegingsruimte om alle virus frustraties van ons af te schudden. Uiteraard mag de zon daarbij niet ontbreken, vandaar alhier mijn nieuwjaars-wens voor u, in onvervalste, polderiaensche vorm.
Een goed en gezond 2021 gewenst ! Peter J. Segaar / www.polderpv.nl
^^^
KLIK op plaatje voor uitvergroting
Nagekomen,
op oudjaars-avond, tijdens ons traditionele bivak in de tent,
eerst even opwarmen natuurlijk
('s ochtends, op nieuwjaars-dag ijs in de sloot achter de tent):
^^^
KLIK op plaatje voor uitvergroting
* Berucht voorbeeld, nota bene in de Staatscourant ... Zie tweet van 4 januari 2021 ...
30 december 2020: Nieuwe detail data zonnestroom markt bij CBS tm. 2019 incl. revisie 2019 en nieuwe grafieken - uitgebreide grafieken sectie ververst, inclusief "King Of Solar". Op basis van het nieuwe onderzoek van het CBS aangaande de statistieken over de zonnestroom markt in Nederland zijn door het nationale statistiek instituut medio juni 2020 de eerste nieuwe cijfers gepubliceerd tot en met 2019, en zijn data voor 2018 in geringe mate aangepast. Inmiddels is op 10 december 2020 een revisie gepubliceerd voor het kalenderjaar 2019, met vooral een forse opwaardering van de opgestelde capaciteit. Polder PV heeft over de globale nationale statistiek cijfers reeds op 14 december een laatste update doorgevoerd, besproken, en grafisch weergegeven. Vanwege de soms forse wijzigingen zijn ook reeds de eerder gereviseerde data van CertiQ voor 2019 opnieuw afgezet tegen de nieuwe data van het CBS, en zijn de verhoudingen opnieuw berekend (artikel 15 december 2020).
Als vervolg op de eerdere publicaties, heeft Polder PV inmiddels weer een uitgebreide nieuwe grafiek sectie afgerond, met de actuele detail data op basis van het Open Data overzicht van het CBS. Hierin komen met name ook de lagere gebieds-niveaus aan bod: segmentaties voor provincies, en voor gemeentes. En voor het eerst ook voor de RES regio. Afhankelijk van de getoonde parameter, zijn er zowel op provinciaal vlak, als op het niveau van gemeentes wederom diverse, soms zelfs forse wijzigingen opgetreden. Ook in diverse volgordes in de ratings die worden getoond. Dit is vooral op het gebied van de opgestelde capaciteit geschied, en bij daar van afgeleide parameters, zoals opgesteld vermogen per inwoner. Ook bij de nieuw vastgestelde jaargroei cijfers is het een en ander gewijzigd, en zijn volgordes zelfs tot op het provinciale niveau soms veranderd.
Belangrijk is het, om te wijzen op het feit dat de cijfers tot en met 2018 als "definitief" zijn opgegeven door het CBS (ongewijzigd t.o.v. update van juni 2020), maar voor 2019 nog als "nader voorlopig". Die zouden in theorie dus nog steeds kunnen worden aangepast. In de grafieken is kalenderjaar 2019 derhalve met 2 sterretjes aangegeven, daarbij de CBS notatie volgend.
De in de vorige update compleet nieuw toegevoegde grafiek sectie met de van de accumulaties afgeleide jaargroei cijfers met de provinciale segmentaties is uiteraard ook volledig nieuw doorgerekend, en de resultaten grafisch verwerkt. Een van de belangrijkste, gewijzigde grafieken vindt u hier onder weergegeven.
^^^
Een van de nieuw gereviseerde PV statistiek grafieken gemaakt
op basis van de recent gepubliceerde CBS cijfers (herziening voor
2019**).
Verdeling van de nieuwe jaarlijkse PV capaciteit per provincie,
vervolgd over de jaren 2012 tm. 2019**.
Noord-Brabant, al langer kampioen bij de accumulaties, is ook alleenheerser bij de jaarlijkse groei volumes, en heeft haar positie in de huidige update in 2019 verder verstevigd. Ze voegde in 2019 ruim 467 MWp nieuwe PV capaciteit toe. Groningen bezet hier een hoge, 5e positie, wat voor een belangrijk deel (bijna de helft van nieuw totaal volume) is te wijten aan de ingebruikname van het toen grootste zonnepark van Nederland (Sappemeer / Midden-Groningen, 103 MWp). De volgorde van de provincies is soms gewijzigd, afhankelijk van de getoonde parameter. In dit exemplaar, bijvoorbeeld, zijn de provincies Overijssel en Limburg van plaats gewisseld t.o.v. de update van juni 2020. Er is ook een zeer kleine categorie waarvan de capaciteit nog niet toegewezen kon worden aan een bepaalde provincie (dunne oranje segment helemaal bovenaan de kolommen). Zie link onderaan deze introductie, voor meer grafieken, info, en gedetailleerde besprekingen.
Voor de accumulatie volumes zijn ook de zogenaamde Compound Annual Growth Rates bepaald. Over de door CBS getoonde cijfer periode (2012-2019**) is deze voor de aantallen installaties maar liefst gemiddeld 45% per jaar geweest (gedomineerd door de groei in het woning segment). En voor de capaciteit evolutie is de groei zelfs gemiddeld ruim 58% per jaar geweest, waarbij met name de groei in de niet-woning markt het grootste stempel heeft gedrukt. Met voor alleen dat segment zelfs een gemiddelde groei van 68%/jaar.
Enexis
Uit bovenstaand diagram blijkt ook, dat alleen al in het netgebied van netbeheerder Enexis, de provincies Groningen, Drenthe, Overijssel, Noord-Brabant, en Limburg omvattend, er in 2019 een capaciteit is toegevoegd van maar liefst 1.196 MWp, ruim 1 GWp, een unicum in de Nederlandse historie. Ook al is in eerdere jaren het aandeel van de nieuwbouw in Enexis gebied t.o.v. het nationale totaal zelfs nog hoger geweest (ruim 49% in 2015), in 2019 heeft alleen al deze netbeheerder maar liefst 47% van het totale Nederlandse nieuwbouw volume aan PV capaciteit te verstouwen gekregen. Het is dan ook niet voor niets, dat in ieder geval noordoost Nederland voor een groot deel al langere tijd "op slot" zit voor nieuwe aanvragen voor capaciteit bij grootverbruikers (tweet Polder PV, 16 december 2020), en dat recent zelfs voor Zuid Nederland al onrustbarend nieuws is gemeld door deze netbeheerder, dat ook daar op talloze plaatsen problemen beginnen te ontstaan bij de nog beschikbare net-capaciteit (tweet Polder PV, 28 december 2020). Eind 2019 stond in Enexis gebied al 3.227 MWp, aan PV-capaciteit. Geen enkele andere netbeheerder is ook maar in de buurt van dat volume gekomen, in dat jaar. In de uitgebreide analyse is een apart intermezzo gewijd aan de situatie bij Enexis, met daarbij ook een vergelijking met de situatie bij Liander.
Een opvallend nieuw feit is ook, dat uit de CBS data kristalhelder blijkt, dat het allergrootste nieuwe jaar volume wat niet op woningdaken is aangebracht in 2019 in Nederland, derhalve, de "bedrijfsmatige projecten" sensu lato, op het grondgebied van de Enexis provincies werd aangelegd. Nauwkeuriger: 827 MWp, bijna 49 % van het nieuwe nationale volume aan installaties op "niet-woningen", was vorig jaar bij Enexis terug te vinden. Dat is een byzonder hoog percentage. Alleen in 2016 was het nog hoger (bijna 51%). In de periode tussen de twee updates van juni en december 2020 kwam er in de CBS data voor 2019 bij Enexis, in de sector "niet-woningen", ruim 170 MWp bij (!).
Grootste "officiële" sector volume - > 1 GWp bij landbouw ?
Een andere piketpaal die hier benoemd mag worden is het feit, dat mede door flinke toevoegingen van capaciteit t.o.v. de voorgaande update, nu de sector landbouw "officieel" de piketpaal van 1 GWp blijkt te zijn gepasseerd. Eind 2019 stond volgens de laatste cijfers reeds 1.069 MWp als zodanig "geoormerkt" in de CBS statistieken. Zelfs de energiesector, die hard is gegroeid de laatste jaren, moet daarbij voorlopig de hoed voor afnemen, althans: volgens de "officiële" CBS cijfers. Zij kon slechts 838 MWp laten zien. Polder PV heeft echter alleen al aan zonneparken - die als pure energie productie units gezien kunnen worden - zelfs iets meer dan genoemde 1.069 MWp in zijn projecten overzicht staan voor 2019. Dus het laatste woord is hierover beslist nog niet gezegd. Het lijkt er op, dat het CBS beslist niet alle zonneparken als zodanig in haar "selecties" benoemt, en/of een deel als zodanig (nog) niet (h)erkent.
Het ene miljoen is het andere niet (revisited)
In de uitgebreide analyse wordt wederom ingegaan op de wijzigingen die zijn doorgewerkt op zowel het vlak van provincies, als dat van gemeentes. Er zouden volgens deze laatste CBS update eind 2019 in totaal reeds 1.062.997 PV projecten in Nederland staan (het eerste "miljoen" is binnen !), met een gezamenlijke capaciteit van 7.178 MWp. Van genoemde totaal aantal was eind 2019 al een dominante hoeveelheid van 963.266 installaties te vinden op woningen, en een relatief "bescheiden" aantal van 99.731 op bedrijven, instellingen e.d. ("niet-woningen"). Een verhouding van bijna 10 : 1 (in 2017 was dat ook zo, in 2018 11 : 1). Dat dit aantal bij "bedrijven" zo hoog ligt, komt vooral door de grote hoeveelheden ZZP-ers die het CBS ook aan deze categorie toewijst ("bedrijf aan huis").
Bovenstaande cijfers voor eind 2019 geven ook aan, dat er toen nog maar bijna 37 duizend woningen zouden zijn te gaan voordat het eerste miljoen in de residentiële sector in heel Nederland zou zijn bereikt. Als we hier de door Polder PV gemaakte detail analyse van de Liander statistieken tm. 2019 bijhalen, zien we in paragraaf 4a van dat overzicht, dat er per kwartaal alleen al bij deze netbeheerder het laatste jaar tussen de 23 en 30 duizend nieuwe PV projecten achter kleinverbruik aansluitingen per kwartaal zijn bijgekomen. Dat betekent onherroepelijk, dat het eerst miljoen "huizen met zonnepanelen" al in het eerste kwartaal van 2020 moet zijn bereikt (de andere netgebieden hebben uiteraard ook flinke nieuwe volumes gezien in dat eerste kwartaal). En niet, zoals door Dutch New Energy Research (DNER) gesuggereerd werd, "pas in de zomer van 2020". Ook aan dit thema is een apart intermezzo gewijd in de detail analyse. Hierbij is een nieuwe extrapolatie grafiek toegevoegd om deze stellingname te ondersteunen, en eerste mogelijke uitkomsten voor 2020 te laten zien, op basis van de historische trends. We zouden eind 2020 op zo'n 1,3 miljoen woningen met zonnepanelen uit kunnen komen, als de langjarige trend in Covid-jaar 2020 niet te zeer verstoord is geweest.
Bij de opgestelde capaciteit is de verhouding eind 2019 nu, zoals reeds voorspeld, finaal "doorgeslagen" richting de bedrijfs-sector, wat de grote schaalvergroting van de geïnstalleerde volumes bij "niet-woningen" goed weergeeft. Bovendien zijn de eerste cijfers van juni 2020 hierbij nogmaals, fors, opwaarts aangepast. In 2018 waren de bijgestelde volumes nog 2.281 MWp op bedrijven, resp. 2.329 MWp op woningen. In 2019 is dat inmiddels al omgeslagen naar 3.977 MWp op bedrijven, en "slechts" 3.201 MWp op woningen. De verwachting is, dat die balans flink verder in het voordeel van de "niet-woningen" zal gaan doorslaan in 2020, vanwege de enorme SDE portfolio's die al geruime tijd worden uitgerold. De laatst bekende CertiQ cijfers laten daar geen twijfel over bestaan, 2020 is alweer een record jaar geworden voor de projecten markt.
Bij de nieuwbouw per jaar zagen we deze trend al in 2018 omslaan, toen er in 1 jaar tijd al veel meer volume in de niet-residentiële sector werd bijgebouwd, dan op woningen. In 2019 is deze trend in versnelde mate gecontinueerd, zoals onderstaand exemplaar uit de compleet herziene sectie "nieuwbouw grafieken" laat zien, incl. de revisie voor de cijfers van 2019:
^^^
Diagram uit een een serie gereviseerde grafieken met de nieuwbouw
cijfers per jaar,
in onderhavig geval de toenames van de PV-capaciteiten in MWp.
Goed is te zien dat in 2018 voor het eerst (veel) meer capaciteit werd toegevoegd in de sector bedrijven, dan - traditioneel - op woningen, een trend die in 2019 is gecontinueerd. Het gebeurde eerder ook al in 2016, maar toen slechts op bescheiden schaal. De nieuwbouw volumes zijn flink toegenomen sedert 2015, en vanaf 2018 zelfs massief gestegen. De totale nieuwe jaarcapaciteit (zwarte kolommen) is ruimschoots verdubbeld in 2018 (1.698 MWp) t.o.v. de aanwas in 2017 (776 MWp). De toename van de jaargroei, is, met de nog niet definitieve, doch in de huidige update alweer stevig verhoogde cijfers voor 2019 (2.569 MWp), alweer ruim 51% geweest t.o.v. de groei in 2018. Vooral de groei van de categorie "bedrijven" is opmerkelijk, van 1.051 naar 1.696 MWp nieuw in het jaar er bij. Een groei van ruim 61%. De toename van het jaarvolume in de woning markt was in 2019 veel bescheidener, maar gezien de grote volumes die sowieso al werden afgezet, nog steeds hoog, 35%.
Ontwikkelingen bij gemeentes en provincies
Op gemeentelijk niveau zijn diverse verschuivingen zichtbaar, sommige zelfs behoorlijk groot. Amsterdam (NH) heeft haar herwonnen eerste positie bestendigd, ten koste van concurrent Utrecht (Ut.) met het aantal installaties (accumulatie: 15.029 PV projecten). Groningen, voorheen op de 5e positie verkerend, blijft de nieuwe nummer 3, wat grotendeels het gevolg is van het feit dat door de gemeentelijke herindeling de volumes van de dorpen Ten Boer en Haren bij de "nieuwe gemeente Groningen" zijn gevoegd sedert 1 januari 2019 (kort in een separaat intermezzo behandeld in de detail analyse). De gemeente heeft trouwens net op de valreep van dit jaar ook nog haar al enkele jaren uitgevoerde officiële "zonnepanelen telling" tot en met maart 2020 afgerond. En komt in het daar aan voorafgaande jaar op een iets groter volume dan in voorgaande "jaaroverzicht": bijna 70 duizend nieuwe zonnepanelen, in het overzicht tot het voorjaar van 2018 zou de aanwas bijna 68 duizend stuks zijn geweest, waarvan echter grofweg 36 duizend stuks alleen voor Groningen waren, exclusief de nieuwe volumes in de nieuw verworven dorpen Haren en Ten Boer. De accumulatie incl. beide dorpen zou volgens het bericht op 364 duizend zonnepanelen zijn gekomen (voorjaar 2020). Na Groningen volgt een flink gat t.o.v. de nr. 4 (Eindhoven, NB).
Bij de capaciteit per gemeente is er wederom een flink stel wijzigingen geweest. Stonden in 2018 Emmen, Borsele (Zld), en Noordoostpolder bovenaan, is de volgorde in de top drie inmiddels eind 2019 geworden Midden-Groningen (met stip op ruim 138 MWp), Emmen (bijna 108 MWp), en, net voor enkele andere volgers, en 2 plaatsen opgeschoven t.o.v. de eerste update van juni 2020, ditmaal weer Amsterdam (bijna 89 MWp). Natuurlijk is de belangrijkste reden dat Midden-Groningen zo extreem hoog is gekomen, de netkoppeling van het in dat jaar grootste PV project van Nederland, het gelijknamige zonnepark van 103 MWp te Sappemeer. Wat al rap van eigenaar is gewisseld. Het werd door Chint Solar doorverkocht aan het in Hamburg zetelende Duitse investerings-huis Blue Elephant Energy AG. Er zijn verschillende andere wijzigingen in de rating volgorde geweest a.g.v. de toegevoegde capaciteiten in de revisie van 10 december 2020.
Grote zonneparken hebben een doorslaggevende invloed op de positie van gemeentes bij de capaciteit statieken, en we kunnen in dit soort overzichten dan ook nog wel het een en ander aan nieuwe wijzigingen verwachten, gezien de grote te bouwen solarpark portfolio's die er zijn opgebouwd (zelfs al met SDE beschikkingen).
Als gevolg van de realisatie van dergelijke grote zonneparken, zijn er inmiddels twee Nederlandse gemeentes met al ver over de 100 MWp aan (totale) PV capaciteit op hun grondgebied: Midden-Groningen, met 138 MWp, en Emmen (Dr.), met bijna 108 MWp.
Nieuwe grafiek - tale telling illustratie regionale activiteit
In een nieuwe grafiek is de relatieve verhouding van het aantal PV installaties per 10.000 inwoners uitgezet, om gemeentes op een "eerlijker manier" met elkaar te kunnen vergelijken. Hierin komen twee kampioenen bovendrijven, waar duidelijk regionale effecten spelen. Het Groningse dorp Loppersum staat eenzaam bovenaan met 1.810 PV installaties per 10.000 inwoners, wat onherroepelijk het gevolg is geweest van een regionale subsidieregeling, de Waardevermeerderings-regeling voor huis eigenaren in het aardbevingsgebied boven Neer'lands Grote Gasbel. Op de nummer twee vinden we Harlingen terug, waar de lokale woningcorporatie De Bouwvereniging gratis zonnepanelen op grote schaal is gaan aanbrengen op huurwoningen. In twee jaar tijd maar liefst 1.749 huurwoningen met PV modules er bij, de belangrijkste reden waarom deze Friese gemeente nu op plaats 2 staat (1.675 PV installaties per 10.000 inwoners), na jarenlang ergens in de middenmoot te hebben verkeerd. Opvallend in deze nieuwe grafiek, is de sterke stijging van deze ratio bij de Waddeneilanden Vlieland en, vooral, Schiermonnikoog (die net aan op plaats 4 belandde in 2019). Waar een ietwat verhoogde activiteit bij de plaatsing van zonnepanelen in kleine populaties opvallende gevolgen heeft bij een dergelijke rating.
Bij deze afgeleide parameter leidt op provinciaal niveau het relatief dunbevolkte Zeeland met al 1.084 PV installaties per 10.000 inwoners, op de voet gevolgd door Drenthe (1.073). Het "gat" t.o.v. de houder van de derde plaats, provincie Friesland (902), blijft fors. De drie randstedelijke provincies, Utrecht, Noord- en Zuid-Holland (387 PV installaties per 10.000 inwoners) bungelen bij dergelijke verhoudingen altijd onderaan: ze hebben "te veel" inwoners, zodat ze altijd slecht uitkomen, zelfs als er veel activiteit is op het vlak van de uitbouw van zonnestroom.
Tweede belangrijke afgeleide parameter: capaciteit per inwoner
Bij een andere belangrijke afgeleide parameter, opgestelde capaciteit per inwoner, zijn er bij de provincies eind 2019 door alle forse wijzigingen bij de capaciteiten alweer 3 rangorde wijzigingen geweest. Zeeland heeft hier weer de top positie heroverd ten koste van Groningen, met een hoge ratio van 873 Wp/inwoner. Op gemeentelijk niveau is bij deze verhouding het in Zeeland liggende Borsele veruit kampioen, vanwege 2 grote zonneparken in deze relatief dunbevolkte gemeente (waarvan zonnepark Scaldia echter de facto op het grondgebied van zowel Borsele als Vlissingen ligt), met een eind 2019 reeds zeer hoge 3,65 kWp/inwoner, ver voor de nummers 2 (Brabants Cranendonck, 2,76 kWp/inwoner) en 3 (Midden-Groningen, 2,27 kWp/inwoner). Alle gemeentes met een hoge verhouding hebben zonneparken en/of een groot, reeds benut agrarisch rooftop bestand bij de realisaties. Daar staat tegenover, dat de grote stedelijke agglomeraties onderaan de lijst bungelen, met als dieptepunt record houder gemeente Rotterdam, met maar 75 Wp per inwoner. Het gemiddelde over alle gemeentes was eind 2019 opgelopen tot 535 Wp/inwoner.
Ook opmerkelijk is het feit, dat door de enorme groei van de PV capaciteit in ons land, Nederland in 2019 reeds op de 2e positie is beland bij de maatvoering Wattpiek per inwoner in de Europese Unie (inmiddels verstevigd tot 415 Wp/inwoner). Alleen Duitsland moeten we voor laten gaan (590 Wp/inwoner). België (396 Wp/inwoner) is inmiddels net aan naar de derde plaats verwezen. Mogelijk wordt het verschil met België nog wat groter, als CBS met nadere bijstellingen van de cijfers voor 2019 komt. Maar ook België kan haar cijfers nog aanpassen voor dat jaar, ook daar werken administratieve vertragingen lang door bij de "laatst bekende cijfers".
De CBS sectie wordt afgesloten met nieuwe kaartjes van de verdeling van de aantallen PV installaties en PV capaciteit in de Nederlandse gemeentes, voor de jaren 2012, 2015, 2017 en 2019*. Deze kaartjes zijn ditmaal weer ge-extraheerd uit de CBS data, omdat de Klimaatmonitor databank van Rijkswaterstaat nog niet de laatste stand van zaken weergeeft (hiermee zijn wel mooiere kaartjes te maken).
Nieuw - RES kaartjes en opmerkelijke top performer in eigen provincie
Voor het eerst heb ik ook twee grafieken gemaakt voor de capaciteit volumes in de zogenaamde "RES" regio, waarbij de Klimaatakkoord doelstellingen voor 2030 concreet moeten worden ingevuld binnen de "Regionale Energie Strategie" aanpak. Ik heb grafieken gemaakt voor de evolutie van het zonnestroom vermogen volgens de CBS data, en de daarvan afgeleide belangrijke parameter Wp per inwoner per RES regio. In de eerste rating zijn de drie kampioenen achtereenvolgens RES / provincies Groningen (487 MWp) en Friesland (440 MWp), gevolgd door de vrijwel gelijk scorende RES regio Noord-Holland Zuid (waartoe Amsterdam behoort), en Metropoolregio Eindhoven in Noord-Brabant (beiden ruim 420 MWp). Kleine polder regio zoals Hoeksewaard en Alblasserwaard (beiden prov. Zuid-Holland) bungelen onderaan die lijst, met 31 resp. 28 MWp per regio.
Bij de verhouding Wp per inwoner is er slechts één "King Of Solar" die alle andere regio naar de onderste regionen verwijst, het Zuid-Hollandse eiland Goeree Overflakkee, wat sinds 2018 vooral door realisatie van slechts 2 grotere zonneparken deze opmerkelijke positie heeft verworven. Met in totaal (incl. de andere PV capaciteit op het eiland) al 1.585 Wp per inwoner. Dat is al het equivalent van 4 "moderne" zonnepanelen à 400 Wp per inwoner ! Zie de grafiek hier onder. Het eiland heeft in 2020 nog een derde grote zonnepark (project Vattenfall bij Middelharnis, combi met wind en accu opslag in het "Energiepark Haringvliet") gekregen, en zal dus langdurig een zeer opmerkelijke positie gaan bekleden in de "RES wandelgangen". We hebben het hier dan nog niet eens over windturbines gehad, waar het eiland ook al in ruime mate over beschikt ...
Zeeland en Groningen volgen met 873 resp. 834 Wp/inwoner op zeer grote afstand van Goeree-Overflakkee. De hekkensluiters zijn allemaal sterk verstedelijkte RES regio, met hoge inwoner aantallen, met de dichtstbevolkte regio, Rotterdam / Den Haag onderaan (154 Wp/inwoner). Het gemiddelde voor alle dertig RES regio ligt eind 2019 op 505 Wp/inwoner (zwarte streepjeslijn).
^^^
Grafiek met de belangrijke ratio Wp per inwoner. RES regio Goeree-Overflakkee
is hier "eenzaam am Spitze", en zal dat voorlopig nog
wel even blijven ...
Nog steeds blijken er af en toe statistiek problemen terug te vinden in de nieuwste cijfers van het CBS, die niet lijken te rijmen met de realiteit. Zo wordt bijvoorbeeld de status van Veendam bij de capaciteit m.b.t. het eerste grote zonnepark daar nog steeds een jaar te vroeg weergegeven, en is deze belangrijke fout nog steeds niet hersteld. Gelukkig is wel een eerder door Polder PV gemelde "anomalie" tussen de nieuwe volumes van gecertificeerde (meestal SDE gesubsidieerde) PV projecten in 2019, volgens CertiQ, en de jaarvolumes die volgen uit de CBS deelstatistiek voor de categorie bedrijven (formeel: "niet-woningen") inmiddels opgelost. Er staat nu meer vermogen in die categorie bij het CBS, dan bij CertiQ, in plaats van andersom zoals in de voorgaande update. Zoals dat "hoort te zijn". Er zijn immers de nodige bedrijfsmatige projecten die beslist geen SDE subsidie beschikking(en) hebben, die via een Postcoderoos traject zijn opgeleverd, en/of die (überhaupt) geen beroep doen op handel in garanties van oorsprong. Dergelijke projecten zullen we niet terugvinden in de CertiQ registers !
De RES sectie wordt in mijn omvangrijke detail analyse afgesloten met twee kaartjes die ik wel uit de Klimaatmonitor databank heb "getrokken", vanwege het aansprekende kaartbeeld. Deze geven echter nog niet de laatst bekende, gereviseerde data van het CBS weer, maar wel al zeer goed de mate van verdeling van aantallen installaties en de daarbij behorende PV capaciteit per regio.
Polder PV duidt waar mogelijk, zoals gebruikelijk, de trends en de afwijkingen, en legt uit wat de grafieken ons zoal vertellen. De complete verzameling, de nieuwe "ultimate CBS update", vindt u via onderstaande link op een aparte webpagina. Deze heb ik ook direct vanaf de homepage gelinkt, omdat hierin "de meest actuele" CBS cijfers zijn te vinden voor zonnestroom.
CBS & zonnestroom NL - nieuwe statistieken. Evolutie PV installaties en -capaciteit per provincie, gemeente en per RES-regio tm. 2019 (revisie). Status update 10 december 2020 |
Disclaimer: de door Polder PV gemaakte grafieken en analyses van zonnestroom statistieken zijn gebaseerd op publiek beschikbare data afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De analyses zijn compleet onafhankelijk van de data verstrekker tot stand gekomen. Het CBS onderschrijft de strekking van dit afgeleide werk niet, noch stemt ze in met de inhoud daarvan.
15 december 2020: Aandeel CertiQ PV bestand op totaal volumes 2019 iets lager, maar nog steeds hoog. Vanwege het feit dat het CBS haar jaar cijfers voor zonnestroom capaciteit flink heeft aangepast (artikel van gisteren), heb ik ook de tabel aangepast van de aandelen van de door CertiQ gerapporteerde "definitieve" jaar volumes tm. 2019. De aanpassingen zijn relatief klein, maar belangrijk genoeg om hier expliciet te melden, gezien het feit dat de verzameling CertiQ cijfers het belangrijkste "groei dossier" is geworden op het vlak van capaciteit toename van zonnestroom in ons land.
Op basis van de revisies van het jaarrapport van 2019 (CertiQ kwam vlak na een interventie van mij op basis van de eerst gepubliceerde cijfers rap met licht aangepaste data voor 2019), was het aandeel van het eindejaars-volume t.o.v. dat van heel Nederland (CBS data) 48%. Bij de jaargroei in dat jaar was het aandeel zelfs al gestegen tot een spectaculaire 72% (zie de aangepaste 2e tabel in het artikel van 3 november 2020).
In onderstaande aangepaste tabel geef ik de nieuwe verhoudingen weer voor het jaar 2019, de overige cijfers blijven ongewijzigd:
Zowel het totale nationale EOY volume (7.178 MWp), als de daar uit afgeleide jaargroei in 2019 (2.569 MWp) zijn met de revisie van 10 december bij het CBS gewijzigd. Het gevolg hiervan is, dat de gereviseerde CertiQ data voor dat jaar iets kleinere aandelen t.o.v. het totale volume (vlg. CBS) opleveren. Niet 48% bij het eindejaars-volume, maar nu 46%, dus "een stuk minder dan de helft van het totaal". Bij de jaargroei is het negatieve effect nog wat sterker. Het aandeel van de jaargroei in het CertiQ dossier is in 2019, met de meest recente data, terug gevallen van 72% naar 64%. Dit is, uiteraard, nog steeds een zeer hoog aandeel op de totale marktgroei geweest in dat jaar, en het zal in 2020 op een nog hoger niveau komen te liggen (cijfers echter nog lang niet bekend, voor prognose potentieel alleen CertiQ volume, zie artikel 7 december jl.).
Disclaimer: de CBS cijfers zijn volgens de eigen definitie nog steeds "nader voorlopig". In theorie kunnen die jaar(groei) cijfers dus alsnog gewijzigd worden, wat de verhouding CertiQ : CBS nogmaals kan veranderen. Uiteraard zal, als dat geschiedt, Polder PV daar over rapporteren.
Bronnen: revisies van zowel de CertiQ, als de CBS jaar cijfers. Analyses van Polder PV:
3 november 2020: Wederom wijzigingen bij CertiQ - nieuwe revisie zonnestroom cijfers, "versie 2"
14 december 2020: Zonnestroom markt omvang 2019 fors opwaarts bijgesteld door CBS - van 2.265 naar 2.569 MWp jaargroei (+13,4%)
14 december 2020: Zonnestroom markt omvang 2019 fors opwaarts bijgesteld door CBS - van 2.265 naar 2.569 MWp jaargroei (+13,4%). Het was dit jaar bij het CBS behoorlijk druk, met diverse aanvullingen op en bijstellingen van de Nederlandse zonnestroom statistieken (zie links onderaan)*. De grootste revisie komt meestal pas aan het eind van het opvolgende jaar, zo ook nu. Ditmaal zijn de aanpassingen wederom fors. Zowel de eindejaars-accumulatie voor 2018, als die voor 2019 zijn ingrijpend gewijzigd. Het eindejaars-volume (accumulatie) voor 2018 was eerder al gewijzigd, naar 4.609 MWp. Voor 2019 is dit nu opgehoogd naar 7.178 MWp. Hieruit resulteert een nieuw record jaarvolume van 2.569 MWp in 2019, wat ruim 51% meer groei is dan de 1.698 MWp aanwas in 2018.
Polder PV doet in deze update, waarin de data voor 2019 nog slechts het stempel "nader voorlopig" hebben gekregen van het CBS (dus in theorie nog steeds niet definitief), uitgebreid uit de doeken wat de wijzigingen zijn geweest, en illustreert e.e.a. zoals te doen gebruikelijk met grafieken om de status van de diverse evoluties helder weer te geven. Voor het eerst toon ik daarbij ook de evoluties van de totale aantallen PV installaties in Nederland, en de ontwikkeling van de systeemgemiddelde capaciteit. In het laatste geval zowel voor de totale volumes, als voor de belangrijk blijvende residentiële markt.
Bijstelling t.o.v. medio juni 2019
In een vorig artikel (16 okt. 2020) heb ik aangegeven dat, door een ongelukkige samenloop van omstandigheden, de cijfers in het CBS jaarrapport over 2019 deels verkeerd waren overgenomen. Eerder "bijgestelde" cijfers bleken niet de status quo weer te geven, de data van 19 juni 2020 waren voor het jaar 2019 toen de "voorlopig laatst bekende". Het CBS kwam medio juni met een eindejaars-accumulatie van 6.874 MWp voor 2019. Dat is, met de net gepubliceerde nieuwe cijfers voor dat jaar (10 december 2020) met maar liefst 4,4% opgewaardeerd, naar 7.178 MWp (nauwkeuriger: 7.177,953 MWp). Het bijgepluste verschil volume is 304 MWp, wat meer is dan de geaccumuleerde eindejaars-capaciteit in 2012.
Het eindejaars-volume voor 2018 is eerder al enkele malen gewijzigd, was in de revisie eind 2019 nog 4.522 MWp, en werd uiteindelijk in de revisie van medio juni vastgezet ("definitief") op 4.609 MWp. Hieruit volgde eerder al een "definitieve" groei van 1.698 MWp in dat jaar, en, inmiddels ook een "nader voorlopige" jaargroei van 2.569 MWp in 2019. Een nieuw record volume, wat het voorgaande record voor dat jaar, 2.265 MWp, naar het museum van de Nederlandse solar statistieken verwijst.
In onderstaande tabel de wijzigingen die het CBS in de loop der jaren heeft doorgevoerd bij de eindejaars-accumulaties op basis van de meest recente inzichten in latere jaren, afgerond op hele MWp-en. Let daarbij goed op dat voor de kalenderjaren tot en met 2011 er geen "nieuwe inzichten" meer zijn gekomen. De al meermalen door Polder PV besproken en aangehaalde nieuwe onderzoeks-systematiek van het CBS geldt alleen voor de jaren vanaf 2012, toen er grote volumes PV systemen zijn verkocht. De oudere cijfers, verkregen met de oude onderzoek-systematiek, waaraan o.a. Polder PV bijdroeg door omvangrijke leveranciers-lijsten te versturen, blijven als zodanig ongewijzigd in de cijferbanken van het CBS staan.
De opvallendste wijzigingen als gevolg van de nieuwe cijfer aanpak van het CBS waren negatieve bijstellingen van de EOY cijfers voor de eindejaars-accumulaties in de jaren 2012-2014, en de opwaartse bijstellingen in met name de laatste vier jaar, 2016-2019. Dat waren, achtereenvolgens, bijstellingen van +4,2%, +1,6%, maar liefst +7,2% voor 2018 (was in vorige revisie, eind 2019, nog 5,2%), en, voorlopig, +3,7% voor de EOY accumulatie voor 2019. Een volume wat nog steeds niet in beton is gebeiteld. Uit de meest recent bekende eindejaars-accumulaties heb ik in de laatste kolom de (nieuwe) jaargroei cijfers berekend. Voor de afgeleide jaargroei cijfers in de laatste kolom zijn voor de jaren 2011 en 2012 de oude cijfers gebruikt die volgden uit de EOY data verkregen volgens de oude onderzoeks-systematiek bij het CBS (in grijs weergegeven). Alle latere data zijn tot stand gekomen volgens de nieuwe onderzoeks-methode van het CBS. De jaargroei cijfers tm. 2017 zijn ongewijzigd. Omdat EOY 2018 wederom, medio 2020, door het CBS is gewijzigd, is de jaargroei in 2018 ook weer veranderd: van 1.611 MWp naar 1.698 MWp, een forse 5,4% meer. In eerdere overzichten was zelfs nog maar een groei van 1.511 MWp geconstateerd, de toename is dus echt groot geweest bij de latere overzichten voor dat jaar.
De jaargroei in 2019 is opvallend groter geworden door de EOY bijstellingen van 2018 en 2019: 2.569 MWp, maar liefst 304 MWp meer dan in de vorige update voor dat jaar (2.265 MWp). Dat is 13,4% meer groei dan hiervoor nog gedacht, een aanzienlijke hoeveelheid. T.o.v. de jaargroei van, inmiddels, 1.698 MWp in 2018, is dat een factor 1,5 hoger. Die toename is weliswaar in relatieve zin minder dan de ruime verdubbeling van de jaargroei in 2018 t.o.v. die in 2017 (776 MWp), maar blijft desondanks nog steeds een opmerkelijk resultaat. In de 2e kolom is "1st est." een afkorting voor "first estimate", de allereerste inschatting van het CBS voor de EOY accumulatie voor het betreffende jaar. "Most recent" is de laatst bekende officiële data van hetzelfde instituut voor het getoonde jaar. De derde kolom geeft de relatieve groei van de gewijzigde cijfers weer t.o.v. het eerste cijfer, de vierde kolom laat de vanuit de meest recente EOY cijfers berekende jaargroei volumes zien.
Jaargroei volumes 2019 en 2020 "in historisch perspectief"
Genoemde groei voor 2019 ligt fors boven eerdere voorspellingen voor de markt volumes in Nederland voor dat jaar, die aanvankelijk nogal conservatief van "ongeveer 2 GWp" uitgingen. Het is met de huidige cijfers al een dikke 28% meer geworden. Zelfs de laatste jaren wat optimistischer inschattende branche organisatie Holland Solar, had het in het EU Market Outlook Report 2019-2023, gepubliceerd op 10 december 2019, nog over "2,3-2,5 GWp". Het Nationaal Solar Trendrapport 2020 van DNE Research, gepubliceerd eind januari 2020, kwam zelfs niet verder dan 2.408 MWp. Het CBS zit nu dus met de laatste cijfers alweer (fors) boven beide inschattingen. Wat mij nog steeds niet verbaast: sterk groeiende markten zoals de Nederlandse, groeien vrijwel altijd harder dan zelfs de beste analisten (durven te) voorspellen ...
Vanwege de mogelijke effecten van het Covid virus, en eventuele problemen met netcapaciteit en vertragingen van grote projecten, lijkt het groeitempo weliswaar wat geblust in 2020. Maar de projecten markt heeft nu al een record volume te pakken, op basis van de recentste cijfers van CertiQ (nog exclusief december). En de residentiële markt is ondanks alles nog steeds gezond, dus we kunnen in "Covid jaar 2020" alweer een record volume gaan verwachten. DNE Research hield het in een artikel van 28 september 2020 voorlopig op 2,4 GWp, en stelde daarbij - nu - dus onterecht dat dat 10% hoger zou zijn geweest dan het jaarvolume, een jaar eerder. Maar 2019 zit er dus al boven, met de uit de CBS cijfers ge-extraheerde 2,6 GWp. Ook de gesuggereerde "9,2 GWp (accumulatie) eind 2020", moet waarschijnlijk weer worden afgeserveerd, want met een even hoge groei als in 2019, zouden we sowieso al op ruim 9,7 GWp uitkomen, eind van dit jaar, wat bijna 6% hoger is dan het DNE Research scenario. Als de totale groei hoger is geweest dan in 2019, eindigen we mogelijk al dik boven de 9,8 GWp ... Pas eind 2021 zullen we van het CBS te weten komen wat de "officiële" data, bij benadering** zullen gaan worden voor 2020.
Bovengenoemde claims van DNE Research voor 2020 werden niet nader gespecificeerd noch bijgesteld in de verwachting voor 2021, waarvoor de onderzoekers "de grens van 3 GWp gaat gepasseerd worden" benoemen, in een artikel in de Marktgids Zonne-energie 2021 van Solar Magazine (verschenen begin december 2020, pp. 20-21). In eerdere overzichten zat er behoorlijk wat "frictie" in de cijfers van DNE Research cq. Nationaal Solar Trendrapport, t.o.v. de officiële exemplaren van het CBS (zie bijvoorbeeld Polder PV artikel van 26 april 2019).
Photovoltaic Barometer
De laatst bekend gemaakte Photovoltaic Barometer 2020 van het EurObserv'ER platform, geeft, wederom, verouderde cijfers voor Nederland. De eindejaars-accumulaties voor de jaren 2018 en 2019 werden daarin op 4.522 MWp resp. 6.924 MWp gesteld. Dat zijn afwijkingen van 1,9% (2018), resp. 3,5% te weinig (2019), ten opzichte van de meest recente inzichten van het CBS (cijfers in grafiek verderop). Voor de jaargroei in 2019 werd slechts 2.402 MWp opgegeven, dat is 6,5% minder dan uit de huidige CBS cijfers blijkt.
Wat de relatieve impact betreft, concludeerde EurObserv'ER wederom wel terecht, dat (al sedert 2018) Nederland hoog eindigt als het opgestelde vermogen wordt terug gerekend naar een capaciteit in Wp per inwoner: Met hun wat oudere cijfers claimde het portal dat Nederland eind 2019 al op 400,6 Wp/inwoner zou zijn gekomen. Met de 17.407.585 inwoners op 1 jan. 2020 rekenend, kom ik met de bijgestelde cijfers van CBS nu al op 412,3 Wp/inwoner, begin 2020. Daarbij moest ons land in Europa alleen nog Duitsland (590,4) ver voor zich dulden. België was toen ook al gepasseerd (395,5), Italië (345,7) en Malta (305,1 Wp/inwoner) volgden reeds op grotere afstand. Die afstanden zullen nog verder toe gaan nemen, met de te verwachten massieve uitbouw volumes de komende jaren in ons land, zowel op de projectenmarkt, als in de residentiële, nieuwbouw, en huursector. De grote vraag zal zijn: wat zal de evolutie bij de oosterburen gaan worden, waarbij de politici in Berlijn alle pogingen om voortvarende groei in de markt nog "te redden" lijken te willen afstraffen ?
De Zwitserse organisatie "SolarSuperState", was nogal enthousiast over het groei tempo van PV in de afgelopen jaren, en ronkte in hun persbericht van 29 november dit jaar, over de ranking eind 2018, waarbij ons land in dat jaar op de 10e plaats wereldwijd belandde, met 263 Wp/inwoner: "In 2018, the Netherlands outperformed all other states in terms of annual net additions of its capacity for photovoltaics per population. The Dutch solar power (263 Watt/capita) is larger than the national wind power (259 Watt/capita)". Ook al was dat voor zonnestroom in werkelijkheid voor dat jaar al 267 Wp/inwoner, ons land zal vast in komende Wp/capita stukken van die organisatie terug blijven komen, de volgende jaren.
Grafiek sectie
In onderstaande grafiek sectie geef ik de primaire evoluties van de nu bekende CBS cijfers tot en met 2019 voor u weer, voor de opgestelde resp. toegevoegde capaciteiten aan zonnestroom. Inclusief de "officiële" bijgestelde EOY accumulaties en jaargroei (YOY) cijfers voor 2019.
(1) Evolutie capaciteit
^^^
Voor details voor eerdere jaren, die tot stand zijn
gekomen middels de "verouderde", eerdere onderzoeks-systematiek
door het CBS,
en die vanwege de compleet andere methodiek beslist
niet 1 op 1 vergeleken kunnen en mogen worden met de
huidige,
recentere cijfers, zie de grafiek in de eindejaars-update
van 2019 !
Grafiek vergelijkbaar met het recent gepubliceerde exemplaar van 16 oktober 2020, met kalenderjaar 2019 ("nader voorlopig", derhalve nog gearceerd) rechts, met het nieuwe jaargroei volume t.o.v. EOY capaciteit in 2018 (eerder al aangepast, resultaten tm. 2018 "definitief"). 3 primaire en afgeleide data van de brontabellen van het CBS. In blauw de meest recente eindejaars-accumulaties die het CBS heeft opgegeven, inclusief het t.o.v. de vorige update fors gewijzigde cijfer voor 2019 (7.178 MWp). Uit de getoonde eindejaars-accumulaties zijn de jaargroei cijfers berekend, weergegeven in oranje kolommen (beide cijfer reeksen rechter Y-as als referentie, in MWp). De afgeleide jaargroei voor 2019 is, met de bijgestelde EOY accumulaties voor 2019 en, in een eerder stadium, 2018, nu dus al 2.569 MWp geweest, die voor 2018 was eerder al aangepast naar 1.698 MWp. De jaargroei in 2019 is daarmee al een factor 3,3 maal zo groot geweest dan in 2017 (776 MWp).
In de lijnvormige curve (grijs), met als referentie de linker Y-as, is het aandeel van de jaargroei cijfers in jaar "x" vergeleken met de jaargroei in jaar "x-1", en in procenten uitgedrukt. Deze relatieve groeicijfers zijn in de onstuimig groeiende Nederlandse markt zeer hoog, soms zelfs excessief geweest in eerdere jaren (zie grafiek met die oudere jaargangen gepubliceerd eind 2019, de jaargroei in 2008 was t.o.v. die in 2007 bijvoorbeeld meer dan 500 procent). Ondanks een al hard groeiende markt, zijn de laatste jaren de relatieve aanwas percentages van de jaargroei cijfers blijvend hoog. In 2015 45 procent toename van het nieuwe jaarvolume t.o.v. de groei in het voorgaande jaar, naar 17% in 2016, groeiend naar 27% in 2017, naar een zonder meer spectaculaire 119% jaargroei in 2018 (1.698 MWp), t.o.v. de groei in 2017 (776 MWp). 2019 viel weliswaar weer terug, maar de 51% toename van de jaargroei t.o.v. die in het voorgaande jaar, is, met de enorme volumes die daarmee gepaard gaan, blijvend spectaculair. En fors hoger dan menigeen in de PV markt heeft gedacht.
(2) Evolutie aantallen PV installaties
CBS geeft in haar recentere overzichte ook aantallen PV installaties weer, waarvan ik tm. 2019 de onderstaande, vergelijkbare grafiek als voor de capaciteiten heb gemaakt.
Ook hiervoor geldt, dat op de rechter Y-as de aantallen van PV-installaties nieuw per jaar (oranje kolommen), resp. geaccumuleerd aan het eind van het betreffende kalenderjaar, blauwe kolommen, zijn weergegeven. Op de linker Y-as het relatieve verschil in nieuwe aantallen installaties per jaar "x", ten opzichte van de aanwas in het voorgaande jaar ("x-1"), in procent toename (of: afname).
De jaarlijkse nieuwe aantallen installaties (op dit punt gedomineerd door residentiële systemen, die groot in aantal zijn) nemen nog steeds flink toe. Waren het er in 2016 nog minder dan 100 duizend nieuwe systemen, in het jaar erop werden al bijna anderhalf maal zo veel nieuwe PV systemen geplaatst (142 duizend), de 200 duizend installaties in een jaar tijd werd al in 2018 gebroken, en 2019 heeft, ondanks de al grote marktvolumes, nog een streepje bijgezet. Met 275.162 nieuwe installaties. Aan het eind van elk kalenderjaar, zijn de geaccumuleerde volumes dan ook hard toegenomen. Eind 2016 ging het nog om totaal 440 duizend projecten, eind 2017 stonden er al bijna 600 duizend, eind 2018 alweer bijna 800 duizend. En eind 2019 is het volume inmiddels, met de nieuwste update van het CBS, alweer verder gestegen naar 1.062.997 PV installaties, ver over de 1 miljoen.
Daarvan is een zeer beperkt deel niet residentieel. Het CBS splitst voor eind 2019 dit volume uit in al 99.731 in de categorie "alle economische activiteiten" ("bedrijven sensu lato", ook alle organisaties, gemeente panden, etc., horen daar bij). Een aandeel van slechts 9,4% op het totaal aantal projecten. En al 963.266 projecten op woningen. Er kwamen in 2019 242.744 nieuwe installaties bij, in de woning sector. Dat is gemiddeld ruim 20 duizend nieuwe installaties per maand, en bijna 61 duizend nieuwe residentiële projecten per kwartaal. Tellen we dat laatste volume, "bij verondersteld stagnerende markt", op, bij het EOY volume voor woningen in 2019, komen we eind QI 2020 met gemak al over de 1 miljoen PV installaties op woningen uit. Nog een stuk hoger als ook in het eerste kwartaal de residentiële markt is door gegroeid. Ik heb eerder al met lagere cijfers gerekend van het CBS, en kwam tot vergelijkbare bevindingen. De claim van DNE Research, in hun bericht van 28 augustus 2020, dat er toen pas 1 miljoen huizen met zonnepanelen "op het dak of aan de gevel" zouden zijn, kan nooit kloppen volgens deze opnieuw aangepaste officiële nationale zonnestroom statistiek. Dat "historische moment" is er al veel eerder geweest, begin 2020.
Bij de vergelijking van de groei cijfers per jaar vallen bij de aantallen installaties hoge verschil percentages met de aanwas in het voorgaande jaar op (grijze curve, referentie linker Y-as). Een maximum in 2015 van 28% (t.o.v. jaargroei in 2014) werd afgewisseld met een "negatieve dip" van -2% in 2015, waarna er twee jaar lang zeer hoge toenames van 45% waren te zien bij de groei van de jaarvolumes t.o.v. die in het voorgaande jaar. In 2019 viel dat wat terug, maar dat is ook niet vreemd als je de al zeer hoge jaarvolumes in ogenschouw neemt. De aanwas in dat jaar was nog steeds een respectabele 34% hoger dan de al hoge groei in 2018.
Verhouding
volumes woningen / "niet-woningen"
Ook is uit de CBS cijfers wederom op te maken, dat waar
het bij de aantallen dominant de residentiële sector
is, die de dienst uitmaakt, dat bij de geaccumuleerde
capaciteit al lang de "niet-residentiële"
sector is geweest: 55,4% (3,98 GWp) van de totale capaciteit
was eind 2019 te vinden bij de door CBS onderscheiden
grote categorie "alle economische activiteiten",
slechts 44,6% onder "woningen" (3,20 GWp).
Bij de nieuwbouw in dat jaar, waren de verhoudingen
nog veel extremer, zoals al eerder duidelijk was geworden:
reeds 66% (1,70 GWp) was terug te vinden bij "alle
economische activiteiten", slechts 34% (0,87 GWp)
bij de categorie "woningen". Dit, terwijl
ruim 88% van de nieuwbouw van de aantallen projecten
onder categorie "woningen" viel in 2019. De
schaalvergroting in de projectenmarkt is dus weer aanmerkelijk
toegenomen in 2019.
Aandeel
SDE
Overigens kwam DNE Research in hun Nationaal Solar Trendrapport
2020 ook op 1,7 GWp, in wat zij als "de zakelijke
markt" kwalificeren, maar zaten ze met 0,7 GWp
in de residentiële markt een flinke slok op de
borrel te laag: 20% lager dan de 0,87 GWp waar het CBS
nu mee komt. De claim "73% van geïnstalleerd
vermogen in 2019" komt op conto van PV projecten
met SDE subsidies in dezelfde rapportage klopt ook niet.
Op basis van de cijfers in hun gereviseerde
jaaroverzicht, komen we voor CertiQ op een
volume van 1.636 MWp nieuwbouw in 2019, wat voor
het overgrote, doch niet exclusieve deel uit
projecten met SDE subsidies bestaat. Ten opzichte van
het nu bijgestelde nieuwe jaarvolume voor de hele markt
volgens het CBS, 2.569 MWp, is dat minder dan 64%.
Het verschil is dermate groot, dat dit beslist niet
kan liggen aan het blijvend bescheiden volume aan "niet
SDE projecten" bij CertiQ. Want 73% van het huidige
CBS volume voor dat jaar is al 1.875 MWp. Dat is al
bijna 240 MWp méér dan de reeds gereviseerde
CertiQ cijfers voor 2019. Mogelijk gaat DSE Research
hier deels in de fout door van beschikte volumes uit
te gaan bij RVO, i.p.v. fysiek gerealiseerde capaciteiten
?
(3) Evolutie van de gemiddelde systeemcapaciteit per installatie
Ook nieuw zijn 2 grafieken die de evolutie van de gemiddelde systeemcapaciteit laten zien, zowel voor de eindejaars-accumulatie per jaar, als bij de jaargroei cijfers. Ik heb daarbij eerst de totale markt volumes berekend en weergegeven in onderstaande grafiek. Tot slot, de volumes voor de zeer belangrijke residentiële markt in Nederland (sectie 4).
Naar analogie van de vorige twee grafieken wordt nu de uit beide vorige datasets (capaciteit resp. aantallen installaties) de gemiddelde systeemomvang van de nieuwe projecten per jaar (oranje kolommen), resp. van het geaccumuleerde volume aan het eind van elk jaar getoond (blauwe kolommen, beiden weer met als referentie de rechter Y-as, opgaves in kWp gemiddeld per installatie).
Opvallend is de forse stijging van de gemiddelde systeemgrootte bij de nieuwe installaties per kalenderjaar. Deze nam in de getoonde periode toe van 4,33 kWp in 2013, naar een tijdelijk maximum van 6,21 kWp in 2016, daalde toen weer even naar 5,46 kWp in 2017, maar in 2018 ging er weer "het gas op". Er werden toen installaties met een gemiddelde project omvang van 8,25 kWp per stuk nieuw opgeleverd, in 2019 is dat zelfs alweer gestegen naar 9,34 kWp gemiddeld. Ruim twee maal zo groot dan het gemiddelde in 2013.
Bij de eindejaars-accumulaties steeg de gemiddelde project omvang van 3,56 kWp, eind 2012, tot 6,75 kWp, eind 2019. Bijna een verdubbeling van het totaal geaccumuleerde gemiddelde systeem vermogen, in 7 jaar tijd.
Bij de relatieve aanwas per jaar (grijze curve, linker Y-as), zien we twee pieken terug, van 19% (toename gemiddelde systeem capaciteit in 2016 t.o.v. die in 2015), en van 51% in 2018 (t.o.v. het gemiddelde vermogen van de aanwas in 2017). Er tussenin zit een diep "gat", met een negatieve groei van minus 12% in 2017 (in vergelijking met het gemiddelde van de jaargroei in 2016). In 2019 is de gemiddelde omvang van het nieuwe jaar volume 13% hoger dan dat in 2018.
Vooral aan het systeemgemiddelde van de nieuwe installaties per jaar, is de regelmatig door Polder PV gesignaleerde enorme schaalvergroting goed terug te zien: de projecten worden gemiddeld genomen (bijna) elk jaar weer groter dan in het voorgaande jaar. Deze schaalvergroting is vooral op het conto van de duizenden ingevulde SDE beschikkingen ("projecten markt") te schrijven, zoals de veel minder extreme ontwikkeling in de puur residentiële markt laat zien, in de laatste grafiek.
(4) Evolutie gemiddelde systeem capaciteit bij woningen
Deze laatste grafiek, die hetzelfde weergeeft als in de voorlaatste, maar nu uitsluitend voor de door CBS gesegmenteerde categorie woningen, geeft een behoorlijk sterk afwijkend beeld van de totale volumes. Dit komt natuurlijk, omdat op woningen "beperkt" ruimte is, en een zeer grote groei van de gemiddelde omvang van installaties fysiek niet mogelijk is (wel uiteraard op zeer grote bedrijfsdaken, en in het vrije veld). Wel is er groei waar te nemen. Bij de nieuwe aanwas per jaar (oranje kolommen) is het systeemgemiddelde bij woningen volgens de CBS cijfers toegenomen van 3,31 kWp in 2013 naar 3,41 kWp in 2014. Viel het toen in twee stappen terug naar 3,19 kWp in 2017. En begon daarna weer opvallend te groeien. Dit laatste heeft ongetwijfeld te maken met de enorme vlucht aan de verbetering van de module efficiënties, waardoor de vermogens per paneel, bij een ongeveer gelijke omvang, flink zijn toegenomen. Grofweg van 250 Wp rond 2015 via 300 Wp in 2019, naar inmiddels al minimaal 320 Wp ("gangbaar") en nog hoger, in 2020. Het gemiddelde systeem vermogen nam mede hierdoor flink toe, van 3,38 kWp in 2018, naar al 3,59 kWp in 2019, bij de nieuwe installaties per kalenderjaar.
Gestuwd door deze opwaartse capaciteit verbetering per woning, nam ook de totale geaccumuleerde capaciteit per woning aan het eind van het jaar toe (blauwe kolommen, rechter Y-as). Van 2,56 kWp gemiddeld eind 2012, continu verder groeiend, naar reeds 3,32 kWp eind 2019. Een toename van 30% in 7 jaar tijd.
De relatief gemiddelde groei per jaar (grijze curve, linker Y-as, let op spreiding van de schaal, tussen -4 en +8%) piekte tussentijds op 3% t.o.v. het voorgaande jaar in 2014, viel toen terug naar -3% in 2015 (dus gemiddeld lager systeemvermogen dan bij de aanwas in 2014), en klom vanaf 2017 (-1%) rap omhoog, naar een flink positieve groei van het gemiddelde systeemvolume van de nieuwe installaties, 5,7% in 2018, en 6,4% in 2019 (in de grafiek beiden afgerond op 6% groei t.o.v. het systeemgemiddelde in het voorgaande jaar).
Productie cijfers nog niet aangepast
De productie cijfers voor zonnestroom in / tot en met 2019 zijn (nog) niet door het CBS aangepast. De laatst bekende cijfers zijn van de grote update van 29 juni 2020: berekend voor 2019 een volume van 5.170 GWh, 4,23% van het binnenlandse stroomverbruik. Voor een grafiek met de evolutie, en commentaar, zie het artikel van Polder PV, van 7 juli 2020.
* Alle cijfermatige wijzigingen en aanvullingen van / door het CBS voor het jaar 2019 (en eerder) vindt u hier onder op een rijtje, met de link naar het artikel van Polder PV over deze wijzigingen / aanvullingen achteraan vermeld.
** CBS rekent bij haar nieuwe onderzoeks-systematiek naar de cijfermatige groei van de PV markt met een - forse - onnauwkeurigheid in de elektriciteitsproductie uit zonnepanelen van 15 tot 20 procent (jaarrapport 2019 sectie zonnestroom). Deze is 1 op 1 gerelateerd aan de capaciteits-cijfers, waar dus ook een flinke afwijking in kan zitten t.o.v. de werkelijkheid.
Voor de grote eindejaars-revisies van de zonnestroom data tm. 2018 bij het CBS - analyses op Polder PV, zie:
2018 2017 2016 2015 2014 2013 2012
Bron:
Zonnestroom; vermogen bedrijven en woningen, regio (indeling 2019) (CBS Open Data portal, status update 10 december 2020)
Opgelet ! De CBS tabel "hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen", is nog niet van een update voorzien (laatste status update van 29 juni 2020)
|