Zonneparken
in Nederland, tm. 2020 |
Zonneparken in Nederland - statistiekenEvolutie grondgebonden PV-projecten & aanverwante installaties in cijfersBasisgegevens
© projecten sheets Polder PV
status update (peildatum) 12 augustus
2021 Voor uitgebreide introductie en samenvatting van de analyse op deze nieuwe webpagina, zie bijdrage van 17 augustus 2021 17 augustus 2021: Status update van zonneparken in Nederland. Er wordt veel geschreven over grondgebonden zonneparken, maar als het om harde cijfers gaat wordt veel in het ongewisse gelaten. Dat heeft deels te maken met het feit dat een gevalideerde, complete centrale registratie van PV projecten van Rijkswege ontbreekt, én dat marktpartijen in Nederland er met de pet naar gooien met de rapportage van harde, verifieerbare data. Polder PV presenteerde meermalen gedetailleerde overzichten van de status bij de overheid (SDE gesubsidieerde projecten, volgens RVO data), en, in augustus 2019 in een grote sectie van zijn toenmalige project overzicht. In januari 2021 presenteerde ik een eerste grote update met al de nodige eerste resultaten voor het jaar 2020. Naar analogie van de zeer uitgebreide detail analyse voor alle zonnestroom capaciteit volgens de officiële CBS cijfers (intro en analyse), geef ik in dit overzicht, voor het eerst op een aparte pagina opgenomen, de huidige status van mijn meest recente bevindingen op het gebied van de Nederlandse zonneparken, met als peildatum 12 augustus 2021. Waarbij de waarschuwing geldt, dat er van enkele projecten nog steeds het nodige onduidelijk is over hun status van netkoppeling rond de jaarwisseling 2020-2021*, en van meerdere projecten die het eerste half jaar beslist al fysiek opgeleverd kunnen zijn, maar waarover nog geen uitsluitsel is gegeven. Zolang er geen duidelijke uitspraak is gepubliceerd over levering van (groene) stroom, staan die projecten, zelfs al zijn ze al maanden geleden "gebouwd", nog steeds op de "pending" lijst van Polder PV, en zijn ze nog niet tot de gros-lijst met "realisaties" doorgedrongen. Zeker voor projecten opgeleverd rond de jaarwisseling is het essentieel om te weten te komen wannéér die netkoppeling heeft plaatsgevonden, omdat voor de statistieken uitsluitend die datum telt, voor een correcte toewijzing aan een "jaar van oplevering". Vaak komen we pas achteraf te weten, wannéér een specifiek zonnepark daadwerkelijk de eerste zonnestroom is gaan leveren, en dus, aan welk kalenderjaar het toegewezen "mag" worden. Maar dit kost allemaal tijd. Waarschijnlijk zijn de cijfers voor 2019 al aardig geconsolideerd; de volumes voor 2020 kunnen nog wel wat wijzigen. Uiteraard zijn de cijfers voor 2021 nog slechts zeer voorlopig, en zal hier sowieso in de tweede jaarhelft nog zéér veel volume bij gaan komen. Ook moet altijd in het achterhoofd gehouden worden, dat rapportages en berichten over cijfers over zonneparken in Nederland vaak zo slecht en onnauwkeurig zijn, dat zelfs ooit gepubliceerde capaciteiten alsnog achteraf gewijzigd kunnen worden, als recentere informatie noopt tot aanpassing. Dit gebeurt bij Polder PV, ook bij talloze rooftop projecten, regelmatig met oudere "records". En daarmee wijzigen dus ook historische cijfers in de grafieken. Vandaar dat dergelijke overzichten altijd een "moving target" blijven, er vinden regelmatig aanpassingen plaats. Inhoudsopgave
Foto's in deze analyse, allen © Peter J. Segaar / www.polderpv.nl
(1) Status klassieke grondgebonden zonneparken nieuw opgeleverd per kalenderjaar In mijn project overzicht tot en met 12 augustus 2021 vinden we de volgende klassieke grondgebonden zonneparken terug, waarbij talloze details van alle parken bekend zijn bij Polder PV, en andere niet bekende zijn afgeschat op basis van wel bekende data. Polder PV heeft een schat aan ervaring opgedaan bij de beschouwing van dergelijke projecten, en heeft een enorm data bestand opgebouwd van referenties, foto's, en andere info. Data kunnen regelmatig wijzigen, op basis van nieuwe inzichten en nagekomen informatie, deze wordt continu verwerkt in het actuele projecten overzicht van Polder PV. Hierbij dient nogmaals duidelijk te worden gesteld, dat bij RVO genoemde volumes voor onder SDE regimes gesubsidieerde projecten (de meeste, maar beslist niet alle !), meestal uitsluitend de beschikte capaciteit betreft. En heel vaak niet de fysiek opgeleverde capaciteit, die (veel) hoger of (veel) lager kan zijn uitgepakt. Polder PV heeft die essentiële informatie wel. Polder PV is verder ook "project gericht". Er zijn talloze projecten met meerdere SDE beschikkingen (zelfs bij veel rooftop projecten !), die lumpt Polder PV onder de specifieke lokaties waarvoor die toekenningen zijn afgegeven. Het is dus een "echte" inventarisatie, niet een die uitsluitend van losse beschikkingen uitgaat, die een vals beeld van de realiteit geven. Van het grootste deel van de zonneparken heeft Polder PV ook - soms uitgebreid - fotografisch materiaal, satelliet beelden, en veel detail info tot zijn beschikking. Daarnaast heeft Polder PV al vele tientallen zonneparken zelf bezocht op de fiets, door heel Nederland, en veel extra fotografische documentatie opgebouwd. Regelmatig worden daar voorbeelden van op Twitter gezet ( te volgen via https://twitter.com/Polder_PV ). Een belangrijke technische voetnoot betreft de fysieke afgrenzing van de capaciteit. Hierbij de Regionale Energie Strategie insteek volgend, heb ik voor de huidige analyse alle projecten van 15 kWp of groter geïnventariseerd. Alle kleinere projecten zijn hier dus niet in meegenomen. Die kent Polder PV echter beslist wel voor een behoorlijk deel. Separaat zijn in een projecten map grondgebonden installaties kleiner dan 15 kWp opgenomen, dit zijn er inmiddels al een paar honderd. Meestal is er niets over dergelijke projecten gepubliceerd. Polder PV komt ze fysiek in het veld, op foto's van bedrijven, en/of op satelliet foto's tegen. Ook moet hier worden gezegd, dat het laatste jaar vaak door RVO capaciteiten van beschikte SDE projecten neerwaarts worden bijgesteld, omdat veel projecten kleiner worden uitgevoerd dan waarvoor ze een subsidie beschikking hebben ontvangen. Echter, daar staat tegenover, dat het bijna nooit gebeurt, dat voor projecten, die groter worden opgeleverd dan waarvoor ze (een) SDE beschikking(en) hebben verkregen, er een opwaartse aanpassing volgt door RVO. Waardoor klakkeloos uitgaan van RVO data een nogal riskante onderneming is geworden om fysiek opgeleverde capaciteiten te kunnen bepalen. Daarvoor is veel meer extra detail kennis nodig. Regelmatig verschijnen er "kaartjes" op het internet, met blind gekopieerde RVO data, die dus slechts een beperkt deel van de "waarheid" laten zien. In de overzichten van RVO staan ook de nodige elementaire fouten en domweg blunders, die bijna niemand - behalve Polder PV - ziet of corrigeert. Zie ook de eerste foto in dit overzicht. In de grafieken toon ik verder uitsluitend de volumes aan "klassieke" grondgebonden zonneparken, inclusief de exemplaren op afvalbergen, grond depots, e.d. Alle andere projecten, zoals drijvende zonneparken, PV projecten op geluidswallen / barrières, carports en daarvan afgeleide "vrij zwevende", niet gebouwgebonden projecten zitten niet bij die optelsommen, en worden in paragraaf 8 in dit artikel kort geïnventariseerd, om het totaal plaatje over de "niet klassiek gebouwgebonden" projecten compleet te maken. Hierover worden bijna nooit afschattingen gepubliceerd, omdat bijna niemand de projecten kent, en dus ook niet kan segregeren. Vaak is ook absoluut niet duidelijk of dergelijke projecten wél of juist niét onder de categorie "zonneparken" worden geschaard (zelfs bij het CBS niet !), Polder PV heeft die - nauwkeurige - informatie beslist wel, want die staan allemaal uitgesplitst in zijn project overzichten. Grafiek nieuwbouw zonneparken YOY Voor een eerdere versie van deze grafiek, zie ook het exemplaar van 4 januari 2021 In bovenstaande grafiek de evolutie van drie variabelen m.b.t. de feitelijk nieuw opgeleverde grondgebonden zonneparken, vanaf 2011, per kalenderjaar (YOY). Twee oude projecten uit 2001 zijn uit de database verwijderd. Een kleine veldopstelling bij Hoek van Holland is nooit "terug gevonden" op recente satellietfoto's, en het oude project bij de waterzuivering van Annen in Drenthe is bij nadere beschouwing niet als zuivere grond-opstelling, maar als "byzonder rooftop" systeem ingedeeld. In de subcategorie (betonnen daken van) reinwaterkelders. De data per jaar kunnen zelfs nog wijzigen voor oudere jaren. Die wijzigingen zijn meestal een gevolg van verbeterde inzichten in de opgestelde capaciteiten op basis van nieuwe informatie, als die nauwkeuriger is dan de vaak karige oudere info. De cijfers in de grafiek geven de meest recente inzichten van Polder PV weer, waarvoor alles is gedocumenteerd, per individueel project. Omdat er, voor zover de kennis van Polder PV reikt, langdurig niets is geschied op het gebied van grondgebonden zonneparken sensu stricto, begint de grafiek ditmaal in 2011, toen het kleine pilot veld systeem van Acrres van de Landbouwuniversiteit van Wageningen in het buitengebied van Lelystad werd opgeleverd. En wat tot op de dag van vandaag actief is. Zie ook een oudere productie resultaten bespreking van Polder PV, begin 2013. In oranje kolommen in de grote grafiek zijn de nieuwe capaciteiten per jaar getoond, met aanvankelijk zeer lage toevoegingen per jaar, maar met een enorme groei sinds de 81 MWp nieuwbouw in 2017. Wat al bijna een verdubbeling was t.o.v. de 44 MWp in 2016. In 2018 kwam er een bijna 5 en een half maal zo groot nieuw volume bij, 438 MWp. 2019 liet in de meest recente data van Polder PV 498 MWp nieuwbouw aan zonneparken zien, 14% meer. Dat bijgestelde volume is 3% minder dan de 514 MWp in de vorige update van begin dit jaar. 2020 is inmiddels behoorlijk geconsolideerd, maar kan later beslist nog enigszins wijzigen, als capaciteiten van, met name, grotere zonneparken nog worden aangepast. Het nieuw opgeleverde volume in dat jaar is nu in ieder geval al een spectaculaire, ruim 1 GWp, 1.050 MWp. Dat is al heel wat meer dan de eerder gemelde, nog zeer voorlopige 893 MWp in de 4 januari update. En het is momenteel een factor 2,1 maal het nieuwbouw volume in 2019, en steekt nog met kop en schouders boven alles uit. Ik heb ook, om een prognose voor het huidige jaar te kunnen doen, meer in detail gekeken naar de verdeling van de opleveringen per maand, kwartaal, en halfjaar, in 2020. Die verdeling was, t.o.v. het totale jaarvolume, als volgt: QI 21%, QII 14%, QIII 27%, resp. QIV 38%. Hieruit volgt, dat in de tweede jaarhelft veruit het grootste volume aan (vaak grotere) grondgebonden PV projecten is opgeleverd, bijna 65%, terwijl de eerste jaarhelft maar 35% aandeel heeft gehad. Ook in 2021 zullen we gaan zien, dat in de tweede jaarhelft het hoogste vermogen aan grondgebonden projecten opgeleverd zal gaan worden. 2021 is natuurlijk nu nog maar "ruim halverwege", bovendien zijn van diverse reeds gebouwde zonneparken nog geen berichten bekend over fysieke netkoppeling. Ergo, er zit "nogal" wat volume in de pijplijn. Omdat Polder PV echter strict de policy van de Europese branche organisatie Solar Power Europe volgt, dat een project pas meetelt voor de statistieken, als het fysiek aan het net is gekoppeld, en daadwerkelijk stroom levert, is er nog een relatief bescheiden volume anno 12 augustus "gescoord". En wel, bijna 382 MWp (laatste, gearceerde kolom). Dit volume zal uiteindelijk véél groter gaan worden. Hoe groot, zal juist van de reeds gemelde datum van fysieke netkoppeling van veel grote projecten gaan afhangen. En veel daarvan zal pas (veel) later bekend gaan worden. Dit kan echt heel lang duren, Polder PV vindt soms jaren na aansluiting daadwerkelijk info over een project, wat soms zelfs tot gevolg heeft dat een project in een eerder of later kalenderjaar als "aangesloten" moet worden beschouwd. Vandaar dat de jaarvolumes van eerdere jaren nog steeds niet 100 procent zeker zijn. In de inset (kleine deelgrafiek linksboven) zijn de met de genoemde capaciteiten gepaard gaande nieuwe jaarlijkse aantallen grondgebonden PV projecten (dus niet "SDE beschikkingen" of iets dergelijks) afgebeeld (blauwe kolommen). Tot en met 2017 was de groei van die aantallen gestaag, en bijna rechtlijnig, tussen de 1 (2011 nieuw) en 28 nieuwe projecten / zonnepark "sites" in 2017. In 2018 was er een verdrievoudiging, tot 86 nieuwe zonneparken dat jaar. Nieuw in 2019 zijn er tot nog toe 105 exemplaren terug gevonden, 22% meer dan in 2018. In 2020 zijn, met een nog beslist niet definitieve afschatting, alweer 149 exemplaren nieuw bijgebouwd en aan het net gekoppeld. Een voorlopig record, wat 43% boven het nieuwe niveau in 2019 ligt. Er zijn daarnaast wel al 57 netgekoppelde veld-installaties bekend in 2021 (gearceerde kolom), nog niet eens de helft t.o.v. de toename in 2019. Dit zal echter, zoals reeds gesteld, nog sterk in positieve zin gaan wijzigen, er zal nog heel erg veel project volume toegevoegd gaan worden aan 2021, dit zijn nog slechts zeer premature resultaten voor het huidige jaar. Ik breng u daarbij ook in herinnering, dat in 2020 het overgrote volume pas in de tweede jaarhelft werd gerealiseerd / opgeleverd, wat die conclusie verder versterkt. Systeemgemiddelde capaciteit nieuwe projecten Uit de capaciteiten en de aantallen projecten zijn, als vanouds bij Polder PV, de belangrijke systeemgemiddelde capaciteiten berekend van de nieuw per kalenderjaar gebouwde projecten. De evolutie ervan is in de grote grafiek afgebeeld als een grijze curve, met aparte bijbehorende Y-as (linker-zijde). Zoals was te verwachten, groeit die gemiddelde capaciteit sterk, van 463 kWp in 2015, tot 5,1 MWp in 2018, ruim 11 maal zo groot. In 2019 is er een lichte terugval van de nieuwe capaciteit per project, naar 4,7 MWp. Die tijdelijke terugval werd echter alweer door een nieuw record, gemiddeld 7,0 MWp per grondgebonden installatie, in 2020 al naar het korte termijn geheugen verbannen. De eerste 57 installaties bekend in 2021 zitten daar, met gemiddeld 6,7 MWp per project, niet ver van af. Echter, nieuw opgeleverde projecten, alsmede wijzigingen in de aan dit jaar "definitief" toe te wijzen populatie zullen hier beslist nog een flink effect op gaan krijgen, afhankelijk wat die zullen zijn. Maar dat het gemiddelde project vermogen hoog zal komen te liggen staat buiten kijf, de schaalvergroting bij de zonnestroom projecten is immers nog steeds op alle fronten bezig in Nederland. Vanwege de nog zéér onzekere status voor het jaar 2021, is de grijze curve in het laatste segment gestippeld weergegeven. Er is, tot slot, ook nog een aparte categorie, waarvan het (exacte) jaar van oplevering, ondanks detail navorsingen, nog niet bepaald kon worden. Het betreft bijna allemaal kleinere oudere projectjes, maar wel beslist grondgebonden exemplaren. Het zijn er in mijn huidige update 21, met een totale capaciteit van slechts 445 kWp, en een systeemgemiddelde van 21 kWp. Echt kleine projecten dus, het "grootste" omvat 182 door Polder PV "getelde" zonnepanelen. Maar in het energie jargon van de RES regio's, tellen die beslist ook mee voor hun - zware - taak om "35 Terawattuur" aan elektriciteit uit hernieuwbare bronnen op land in 2030 voor elkaar gebokst te hebben. En die horen dan ook, hoe klein ze ook zijn, beslist in dit overzicht thuis. De meeste instanties kennen talloze van dit soort kleine (en ook de nodige grotere) zonneparkjes helemaal niet, en die zult u dan ook tevergeefs in publieke overzichten zoeken. 1 van diverse voorbeelden van "foute" registratie van zonneparken bij RVO. Dit door Fries ontwikkelaar GroenLeven gebouwde exemplaar op de vuilstort Wolderspoor in het oosten van gemeente Groningen staat al lang met een 20% te lage capaciteit genoteerd in de RVO overzichten, in werkelijkheid is er echter ruim 12 MWp opgeleverd. Het project was kort, na Sunport Delfzijl, in het najaar van 2017 het op-1-na-grootste van Nederland, maar werd al rap aan het eind van dat jaar door nog grotere projecten ingehaald. Byzonder is, dat een deel van de capaciteit wordt gebruikt in een experiment om van zonnestroom via elektrolyse waterstof te maken, en dat in te zetten voor de energievoorziening van lokaal vervoer. Door het reliëf hebben de op de vuilstort gebouwde tafels een duidelijke "kromming", zoals goed te zien op de foto, die een jaar na ingebruikname van het project is gemaakt door Polder PV. Markt-impact groei zonneparken bij de nieuwe jaarvolumes De impact van zonneparken bij de nieuwbouw is al zeer sterk is gegroeid in de laatste jaren, en zal een significante impact krijgen, bovenop de al massaal ontwikkelde hoeveelheden op de daken. Dat laat ik zien in onderstaande, aangepaste tabel, waarbij ik gebruik heb gemaakt van de laatste CBS "totaal" cijfers op dit gebied (status update 9 juli 2021), en mijn nieuwbouw cijfers voor uitsluitend de "klassieke" grondgebonden zonneparken. Dit is een update van de tabel getoond in mijn overzicht van januari 2021. Voor de grotere volumes heb ik afgerond op "hele MWp".
Met † heb ik in de tweede kolom aangegeven dat volgens de meest recente inzichten, met de meest actuele data, de geaccumuleerde capaciteiten van klassieke grondgebonden zonneparken, voor het betreffende jaar, zijn gewijzigd sedert de vorige update. Hiermee zijn voor die jaren ook de relatieve percentages weergegeven in de laatste kolom (licht) gewijzigd. De status voor 2019 is voor de CBS cijfers definitief, maar voor 2020 nog steeds "nader voorlopig". Het reeds fors aangepaste nieuwe totale jaarvolume van het CBS is voor dat jaar met twee sterretjes aangegeven in de tabel. Het kan beslist ook nog zo zijn dat de cumulatie voor de capaciteit van grondgebonden zonneparken in de projectsheets van Polder PV nog enigszins kan wijzigen voor met name de recentere jaren. Afgezien van bovenstaande: met de huidige cijfers lijkt er weer een eerste historische gebeurtenis het licht te hebben gezien in Nederland. In 2020 is voor het eerst een nieuw jaarvolume van meer dan 1 GWp aan klassiek grondgebonden zonneparken gerealiseerd (1.050 MWp). Voor 2021 zijn er uiteraard nog in het geheel geen data van het CBS. Die volgen vermoedelijk in eerste, nog zeer ruwe versie, in het voorjaar van 2022. En ook de status van (netgekoppelde) zonneparken medio augustus 2021 is nog zeer onzeker, omdat veel informatie nog ontbreekt. Maar in ieder geval staat de nog zeer voorlopige, met zekerheid netgekoppelde aanwas aan zonneparken voor dit jaar reeds in het betreffende veld genoteerd, 382 MWp *. Daar komt uiteraard nog zeer veel volume bovenop, ook omdat naar verwachting, de tweede jaarhelft weer een zeer hoog volume nieuwbouw zal gaan opleveren. We zien aan de aandelen van de nieuwbouw aan zonneparken per kalenderjaar, dat dit rap is toegenomen, van verwaarloosbaar in 2014, via 1,5% in 2015, 7,2% in 2016, en 10,5% in 2017, tot al bijna 26% in toenmalig record jaar 2018. In 2019 lijken de nieuw toegevoegde zonneparken iets aan betekenis ten opzichte van het totaal volume te hebben ingeboet, met een aandeel van 19%. In 2020 is dat inmiddels, ook al zijn de data nog niet definitief, alweer een nieuw record niveau geworden van 30% van de totale nieuwe capaciteit die in heel Nederland is geplaatst. Wat dus nog steeds in dat jaar voor de overgrote meerderheid op daken is geplaatst. Daarnaast blijft de boodschap overeind, dat reeds "een zeer significant volume" in de Nederlandse zonnestroom markt "in het veld" is gerealiseerd in 2020. Wat een belangrijke boodschap aan de bevolking is: "als je dit (in het geheel) niet wilt, moet je die dertig procent aan capaciteit 'ergens anders' vandaan zien te toveren, e pronto !". Bovendien met de reminder: alle andere reeds gerealiseerde, meer exotischer installaties zoals drijvende zonneparken etc., zijn hier nog niet in meegerekend (zie verderop). (2) Grondgebonden PV projecten aantallen en capaciteiten - accumulaties EOY In de tweede grafiek geef ik de status weer van de accumulaties van de aantallen en capaciteiten van grondgebonden zonneparken aan het eind van elk kalenderjaar (EOY), en het daar van afgeleide systeemgemiddelde van die geaccumuleerde volumes. Alles, wederom, met de meest recent beschikbare data in de overzichten van Polder PV. Hierin is meteen alweer een "historische piketpaal" weergegeven. Grafiek accumulatie zonneparken EOY Uiteraard is de snelle toename van de evolutie van de grondgebonden zonneparken in Nederland ook bij de eindejaars-accumulaties (EOY) zeer duidelijk zichtbaar. Volgens de deels bijgestelde detail data verzameld door Polder PV, groeiden de volumes van 135 MWp EOY 2017, via 573 MWp EOY 2018, door naar 1.071 MWp EOY 2019. Die eerste GWp werd in de status update van 8 december 2019 reeds aangekondigd door Polder PV. In 2020 ging er alweer een zeer dikke schep bovenop. Met de huidige, aangepaste data, is al een niveau bereikt van ruim het dubbele niveau, bijna 2.121 MWp. Dat is al 7% hoger dan de nog zeer voorlopige 1.986 MWp in de vorige update, en de tweede "Gieg" is dus al binnen een jaar bereikt, zoals in de vorige update reeds werd gesuggereerd door Polder PV. 2021 is nog lang niet duidelijk, omdat nog veel info over reeds gebouwde zonneparken ontbreekt (met name de voor deze overzichten essentiële status van de netkoppeling), en er een enorme hoeveelheid in bouw zijnde capaciteit (deels) voor het jaareinde zal worden opgeleverd volgens plannen van diverse project ontwikkelaars. Voor dat laatste, zeer grote volume, zal de fysieke netkoppeling vóór of ná het jaareinde, doorslaggevend zijn aan welk jaar die projecten toegewezen zullen moeten worden. Ze hebben een grote invloed op de totaal volumes die geboekt moeten gaan worden, met name voor de "niet-residentiële" markt, die al een tijdje de grootste van allemaal is geworden. Mijlpaal - 2,5 GWp zonneparken Op peildatum 12 augustus 2021 staat er in ieder geval een geaccumuleerd volume van 2.502,4 MWp in de sheets van Polder PV. De nieuwe mijlpaal, 2,5 GWp aan grondgebonden zonneparken, werd op 10 augustus dit jaar in de projecten sheet van Polder PV bijgeschreven. En de volstrekt toevallige veroorzaker van die historische "marker", was een van de inmiddels al talloze op rioolwaterzuiverings-installaties aangelegde kleinere zonneparkjes. Die ik in de tweet van 10 augustus reeds aankondigde. Het ging hierbij om het zonnepark van ruim 2 en een half duizend zonnepanelen op het terrein van RWZI Coevorden van Waterschap Vechtstromen. Wat op de getoonde Google Maps (GM) foto nog in aanbouw was, maar wat volgens de RVO data van juli 2021 reeds opgeleverd zou moeten zijn. GM foto's zijn zelden actueel, en tonen dus oudere situaties, de actualiteit van de foto's kan per regio sterk verschillen. Er staan ook nog 3 windturbines rond de lokatie van deze RWZI. Gezien de enorme, onder diverse SDE subsidie regimes beschikte volumes voor zonneparken, zullen volgende piketpalen van 3 en 4 GWp niet heel erg lang op zich laten wachten. Maar deze wilde ik toch graag melden, want het toont een nieuwe realiteit in de Nederlandse solarmarkt. Grondgebonden zonneparken horen er inmiddels helemaal bij, en brengen zeer substantiële volumes in die met geen mogelijkheid zijn uit te gummen, noch door - vooralsnog volstrekt fictieve - alternatieven zijn in te ruilen. Er is geen enkele andere "optie" die met zo'n hoog tempo zulke grote hoeveelheden duurzaam productie vermogen, en dus een hoog, snel te realiseren fysiek productie- en CO2 reducerend potentieel, kan leveren. Tegen een zeer acceptabele "prijs". Zonneparken domineren grootste projecten overzicht (realisaties) & capaciteit verhouding t.o.v. grootste rooftop projecten In mijn grote projecten spreadsheets kan ik goed bepalen wat de verhouding is tussen de grootste opgeleverde zonneparken in Nederland, en de grootste gerealiseerde rooftops. Tot en met nummer 32 in de "single-site" lijst zijn de grootste allen hetzij grondgebonden veld-installaties, hetzij, in 3 gevallen, drijvende zonneparken. Deze hebben een geaccumuleerd vermogen van 1.392 MWp (incl. drijvende zonneparken), resp. 1.294 MWp voor de 29 exclusieve veld-opstellingen. Als we in de lijst naar de grootste rooftop projecten kijken, en we nemen daarvan de eerste 32 exemplaren, is het totale vermogen daarvan slechts 243 MWp. Kijken we naar uitsluitend de 29 grootste dak-systemen, is het zelfs maar 231 MWp. Dit betekent, dat de 32 grootste non-rooftop single site projecten al een capaciteit hebben die een factor 5,7 maal het opgestelde vermogen is dan dat van de 32 grootste rooftop projecten. Kijken we exclusief naar de veld-opstellingen, is het gezamenlijke vermogen van de 29 grootste daarvan nog steeds een factor 5,6 maal dat van de 29 grootste rooftops. Dat betekent, dat het vrijwel onmogelijk zal zijn, om "potentieel van veld-opstellingen op land" in te ruilen voor (af te dwingen !) potentieel op grote industriële daken. Dat gaat nooit lukken, het verschil in gemiddelde omvang van deze 2 typen projecten verschilt enorm, en realisatie van grote rooftop projecten in korte tijd kunt u wel helemaal op uw buik schrijven. Ze worden wel degelijk aangelegd, maar het volume wat ingebracht wordt door grote rooftops is doodgewoon véél kleiner dan de grote hoeveelheden capaciteit die worden gerealiseerd in veld-opstellingen. Als je om wat voor reden dan ook, de veld-opstellingen fors zou willen afremmen, snij je diep in eigen vlees, want het wordt onmogelijk om een hoog tempo te houden bij de pas gestarte energietransitie (in dit geval: duurzame elektra). Overigens is het grootste gerealiseerde rooftop project de VE Commerce Campus van de Heylen Groep op het Trade Port Noord van Venlo, wat met ruim 18 MWp sedert juni 2020 volgens eigen zeggen 's werelds grootste rooftop project zou zijn, gebouwd op "1 dak". Dergelijke zeer grote projecten zijn echter relatief dun gezaaid, de meeste installaties op grote daken zijn véél kleiner. Ter vergelijking: de omvang van het grootste opgeleverde zonnepark, Vloeivelden Hollandia op de grens van Nieuw-Buinen en 1e Exloërmond (gemeente Borger-Odoorn, Drenthe) zou 120 MWp zijn, een factor 6,7 maal zo groot. Alleen al bij de eerste honderd grootste gerealiseerde single-site projecten zitten in de verzameling van Polder PV al 78 veld-opstellingen, die ruim 85% van het totaal volume van 2.232 MWp claimen, 8 drijvende zonneparken (bijna 8% van dat volume), waarna er nog maar 14 grote rooftops overblijven, met een aandeel van nog geen 7% van de totale capaciteit voor de honderd grootste projecten. De boodschap: de hoge volumes inbrengende grote projecten, die essentieel zijn voor het behalen van doelstellingen onder de lokale RES opdrachten, worden compleet gedomineerd door veld-opstellingen, met op afstand ook nog eens drijvende zonneparken. En nog een mijlpaal - 500 zonneparken Wat de aantallen grondgebonden veld projecten geaccumuleerd aan het eind van elk jaar betreft (inset in de grafiek, linksboven), was er een gestage stijging tm. 87 installaties, eind 2017, en trok de markt vervolgens stevig door, met EOY 2018 173 van dergelijke veldopstellingen, en eind 2019 al 278 exemplaren, elk groter of gelijk aan 15 kWp. Covid jaar 2020 was een zeer belangrijk jaar voor zonneparken, het volume nam met een record hoeveelheid van nog eens 149 exemplaren toe tot 427 projecten, een groei van 54%. Daar zijn in bovenstaande grafiek in de laatste, gearceerde kolom, de 57 nieuwe exemplaren in 2021 alweer aan toegevoegd, maar zoals gezegd gaat daar nog veel bij komen de rest van het jaar. In ieder geval zaten we op 12 augustus 2021 met zekerheid al minimaal op 484 "klassieke" grondgebonden projecten op Nederlands grondgebied. In de hier direct boven getoonde grafiek(en) heb ik de volumes met jaar van netkoppeling onbekend trouwens niet meegenomen, omdat niet bekend is aan welk jaar die toegevoegd zouden moeten worden. Die moeten in ieder geval wel bij bovengenoemd volume worden opgeteld, omdat het om bewezen fysieke realisaties gaat. Zoals we eerder al zagen, gaat het daarbij echter om beperkte hoeveelheden (21 projecten, 445 kWp). Dat betekent, dat we op 12 augustus al op 505 gerealiseerde zonneparken zijn uitgekomen in Nederland. Ik heb zelfs bijgehouden welk exemplaar de 500e toetreder was tot mijn zonnepark spreadsheet. Dat was het kleine exemplaar op het sanerings-terrein van de oude MBI betonfabriek te Raalte (zie artikel de Stentor van 16 september 2020). Deze werd op 7 augustus jl. reeds bijgeschreven in de projecten sheet van Polder PV omdat RVO het project inmiddels met een "ja" vinkje heeft gezegend. Dit alles is uiteraard ook nog exclusief de byzondere "Caribische gebiedsdelen" die tot het Koninkrijk der Nederlanden horen. De zonneparken daar zijn hier niet verder in deze beschouwing betrokken. Voor een voorbeeld, zie het exemplaar op Sint Eustatius. In de grote grafiek is wederom het verloop van de systeemgemiddelde capaciteit van de eind van elk jaar geaccumuleerde zonneparken getoond (grijze streepjeslijn, met aparte Y-as, links). Afgezien van de niet erg "representatieve" periode 2011-2014, met marginale volumes inclusief lichte terugval in 2014, is de groei van de gemiddelde capaciteit van alle projecten continu doorgezet. Van 253 kWp eind 2015, via 1,6 MWp eind 2017, 3,3 MWp eind 2018, naar al 3,9 MWp eind 2019. Aan het eind van 2020, zou de systeemgemiddelde capaciteit al opgelopen kunnen zijn naar 5,0 MWp. Ruim drie maal het gemiddelde drie jaar eerder. Met de eerste toevoegingen voor 2021 is dat alweer verder bijgeplust naar gemiddeld 5,2 MWp per project. Een duidelijke aanwijzing, dat de grotere zonneparken een flinke impact gaan krijgen op de totale volumes. 5,2 MWp is het equivalent van al 13 duizend moderne zonnepanelen à 400 Wp, bij een oppervlakte claim van gemiddeld ruim 5 hectare. Gezien het feit dat er enkele grote zonneparken in bouw zijn, zou dat gemiddelde eind van dit jaar wellicht nog hoger kunnen gaan worden. Maar dat is ook afhankelijk van de gerealiseerde volumes van de kleinere grondgebonden projecten die ook opgeleverd zullen zijn aan het eind van het jaar. Vergelijking EOY status zonneparken bij Polder PV met cijfers van het CBS en andere bronnen In mijn zonnepark update van 8 december 2019, en later in de analyses van 22 juni 2020, en die van 5 januari 2021, heb ik reeds uitgebreid stilgestaan bij de verschillen tussen de nauwkeurige data van Polder PV op het gebied van zonneparken, en de sterk daarbij achterlopende data van zowel RVO (uitsluitend SDE beschikkingen), resp. het CBS, waar veel volume nog steeds onbekend is. In de huidige update gaan we opnieuw vergelijken met de meest recente data van het nationale statistiek instituut. We doen dit, uiteraard, voor de eindejaarsvolumes, want het CBS publiceert nog steeds geen tussentijdse cijfers of overzichten. Uiteraard treden er ook bij de nieuwe jaarvolumes verschillen op, die zijn / worden afgeleid van de EOY cijfers. Het CBS heeft geen tabel met de evolutie over de jaren in 1 overzicht, wat de door hen gesuggereerde volumes aan zonneparken betreft. CBS rekent drijvende zonneparken mee bij "veld" installaties Het oudere cijfer voor 2017 komt uit de CBS tussen rapportage van 26 april 2019. Het aangepaste cijfer voor 2018 (533 MWp) en een voorlopige afschatting voor 2019 vinden we in de reeds eerder door Polder PV besproken CBS maatwerktabel van juni 2020 terug. Nieuwe cijfers voor zowel 2019 ("nader voorlopig"), als nog zeer voorlopige data voor 2020, zijn te vinden in de nieuwe Statline tabel "Zonnestroom; vermogen en vermogensklasse, bedrijven en woningen, regio", die op 9 juli 2021 werd gepubliceerd. Hier werd het eerdere cijfer voor 2019, 894 MWp, reeds opgehoogd naar ruim 1.039 MWp. Daarbij moet meteen een heftige disclaimer: Ten eerste geeft het CBS aan dat daar alleen (zonneparken) van "groter dan 15 kWp" worden getoond (project categorie in hun vocabulaire "groot vermogen"), waarmee kleine exemplaren van "exact 15 kWp" buiten beeld zouden kunnen geraken. Maar de grootste verrassing hier is in de toelichting te vinden, waar onder genoemde categorie "groot vermogen" volgens het CBS dient te worden verstaan: "Het groot vermogen is verder uit te splitsen naar zonnestroom op dak en op land (veld). Installaties op binnenwateren worden gerekend tot veldinstallaties". Kennelijk rekent het CBS dus floating solar (in Nederland tot nog toe op 1 experiment op de Noordzee na, exclusief op zandwinningplassen en andere "binnenwateren" geplaatst) ordinair tot de véél grotere, door Polder PV daar hard van gescheiden categorie van de fysieke grond (niet zijnde "water") gebonden "veld" opstellingen. En rekent dus in principe, als ze tenminste alle installaties daadwerkelijk zou kénnen, "te veel vermogen" toe aan hun gekunstelde "veldopstelling categorie". Ik kom daar later in deze analyse, in paragraaf 8, nog op terug, maar voor de vergelijking met mijn harde data, hanteer ik in onderstaande tabel dus genoemde volumes aan zogenaamde "veld-opstellingen volgens het CBS". Genoemde gekunstelde CBS data heb ik in rood in onderstaande tabel, kolom 2, toegevoegd, achter mijn waarnemingen die op exacte project data voor uitsluitend grondgebonden veld-opstellingen (niet zijnde floating solar of anderszins) zijn gebaseerd, en die al stelselmatig groter zijn dan wat CBS "kent". De totale markt cijfers zijn ook op 9 juli 2021 gereviseerd door het CBS, die vindt u in de hoofdsectie van mijn uitgebreide detail analyse van hun data tm. 2020, en deze zijn in de derde kolom opgenomen. De qua volumes kleine categorie met onbekend jaar van oplevering in de project sheets van Polder PV, is vanaf 2016 bij de EOY accumulaties geteld, omdat het bijna uitsluitend oudere projectjes betreft die op satellietfoto's van dat jaar al aanwezig waren. Dit maakt, gezien de bijgeschreven geringe volumes, vrijwel niets uit voor de resulterende eindstanden.
Data van Polder PV gemarkeerd met † zijn licht gewijzigd t.o.v. de status van januari 2021. De EOY status voor 2019 is voor CBS "definitief", en behoorlijk aangepast t.o.v. de voorgaande update van het statistiek instituut. CBS data voor 2020 zijn, ondanks al een forse wijziging eerder dit jaar, nog steeds een zeer voorlopige afschatting. De weergegeven accumulatie van het volume aan "klassieke" zonneparken aan het eind van dat jaar door Polder PV is waarschijnlijk al behoorlijk nauwkeurig, maar kan zeker nog enigszins worden aangepast (zie 2e grafiek, criterium is datum netkoppeling). 2021 is nog verre van compleet, daar worden pas begin 2022 eerste ietwat vollediger cijfers van verwacht. Ook aan de relatieve aandelen van de eindejaars-accumulatie van de capaciteit aan zonneparken (laatste kolom), is het forse tempo te zien van de versnelling van de betekenis van dergelijke projecten. In 2014 nog marginaal, 0,2% van het totale eindejaars-volume, tot 12,4 procent in 2018. Dit betreft een 2e neerwaartse bijstelling t.o.v. een voorgaande update (aanvankelijk nog 13,1%). Ondanks de tijdelijk verminderde impact van zonneparken bij de jaargroei in 2019 (vorige tabel), is het aandeel voor het geaccumuleerde volume eind dat jaar al gestegen naar 14,8% met de bijgestelde CBS en PPV data. Met nog zeker cijfermatige aanpassingen te verwachten voor 2020, zitten we eind van dat jaar, met de meest actuele Polder PV data, en het huidig gecommuniceerde eindejaarsvolume voor de hele markt van het CBS, wel al op bijna 20%, een vijfde van het totaal aanwezige volume in ons land .... CBS loopt achter bij Polder PV (repeat modus) In de tweede kolom zien we de verschillen tussen de hard vastgestelde minimale volumes van, uitsluitend, de grondgebonden zonneparken in de projecten sheet van Polder PV, in relatie tot de in rood weergegeven, veel lagere cijfers van het CBS. Die, zo lijkt uit de recente toelichting van het data instituut, óók (bijvoorbeeld ?) door Polder PV separaat gehouden floating solar projecten zou moeten omvatten, en dus een "overschatting" zou moeten inhouden. Het statistiek instituut kent aan het eind van de jaren 2017 tm. 2019 tot nog toe slechts 73% (2017), 93% (2018), 97% (2019), resp. 92% (2020) van de wel al (lang) bij Polder PV bekende volumes aan zonneparken. Bij de aantallen projecten heb ik dat ook nog even gecheckt. Voor de jaren 2017 en 2018 kwam het CBS destijds met 22 zonneparken in 2017, resp. 65 in 2018. Polder PV heeft voor die jaren momenteel in totaal, al exclusief 108, resp. 194 grondgebonden zonneparken van 15 kWp of groter staan (!). Later zijn de verschillen wel bijgetrokken, met dien verstande, dat in de CBS cijfers ook niet klassieke veldopstellingen meegenomen lijken te zijn, en dus altijd overschattingen betreft. Voor 2019 "kent" CBS nu 206 projecten, waarbij Polder PV al zeker 299 klassieke grondgebonden projecten heeft genoteerd. Eind 2020 "vindt" het CBS 436 projecten, Polder PV heeft voor dat jaar "al" 448 exemplaren staan. Exclusief floating solar, geluidswal, vrijstaande carport projecten e.d. 1 van de inmiddels al veel zonnepark projecten op afvalbergen. Dit onderhavig exemplaar op een voormalige vuilstort onder beheer van Bodemzorg in het Limburgse Bocholtz (gemeente Simpelveld). Een rijke ondergroei is al kort na de oplevering in de zomer van 2020 ontstaan, in weerwil van onzin regelmatig geventileerd op internet dat zonneparken "ecologische dead-zones" zouden zijn. Duidelijk onderbuik uitspraken door lieden die - kennelijk - nog nooit 1 zonnepark hebben bezocht. Het park bevat moderne multikristallijne 120 half-cels zonnepanelen en heeft een omvang van dik anderhalve MWp. Een van de 125 reeds gerealiseerd in de project categorie 1-5 MWp. Foto genomen tijdens fietsvakantie tussen Maastricht (L.) en Arnhem (Gld), in juni 2021. (3) Zonneparken per grootteklasse In onderstaande derde grafiek heb ik alle tot nog toe door mij gevonden en geklassificeerde "klassieke" grondgebonden zonneparken onderverdeeld in de al langer door Polder PV gehanteerde grootte categorie indeling. Zo wordt duidelijk waar de grootste volumes zitten, en welke klasse het meest bijdraagt aan de onstuimige groei in deze belangrijk geworden marktsector in Nederland. De overige typen "veld" installaties zoals de drijvende zonneparken, vrijstaande carports e.d., zitten hier wederom niet bij, zie daarvoor paragraaf 8. Polder PV onderscheidt 7 grootteklassen vanaf 15 kWp. Er zijn waarschijnlijk honderden kleinere projectjes die buiten de scope van deze analyse vallen, en die vrijwel onbenoemd blijven in de pers. Polder PV probeert die wel bij te houden in een apart overzicht. Het zijn vaak toevalstreffers gevonden tijdens fietstochten zoals dit exemplaar op Nieuwjaarsdag, en deze sjieke tijdens onze laatste fietsvakantie in Noord-Brabant. Of ontdekt tijdens scans van satellietfoto's, toevallige "encounters" op websites van installateurs, e.d. Soms vinden we de kleinere installaties op vrij onverwachte plekken (voorbeeld). In de grafiek gaat het echt om "het grotere werk" vanaf 15 kWp, en laten we het kleine grut dus links liggen. Dit recent ontdekte exemplaar in Gelderland mocht gezien de strenge rand-condities nog net mee, en zit dus reeds in dit overzicht. Bij de aantallen, in de inset linksboven, blauwe kolommen, ligt het zwaartepunt links, bij de categorieën 50 tot 500 kWp (123 projecten) en 1 tot 5 MWp (125 exemplaren), met een "gat" in de kennelijk niet erg populaire grootteklasse 500-1.000 kWp (slechts 54 stuks), wat waarschijnlijk te maken heeft met een combinatie van hoge grondkabel en aansluitkosten in relatie tot de berekende financiële opbrengsten voor dergelijke projecten. Natuurlijk vinden we ook een hoog aantal bij de kleinste categorie, installaties op de grond van 15 tot 50 kWp, 89 stuks. Ook die kleine categorie wordt vaak compleet over het hoofd gezien in de pers, en zelden inhoudelijk benoemd. We vinden verder al een opmerkelijk aantal van 78 klassieke grondgebonden systemen in de al grote categorie 5 tot 15 MWp (percelen tot grofweg zo'n 15 hectare). De twee grootste project categorieën, 15-30 MWp, resp. groter of gelijk aan 30 MWp, hebben 17 resp. 19 realisaties staan (2 resp. 4 meer dan in de update van begin dit jaar). In de grote grafiek vinden we twee parameters terug, de opgestelde nominale capaciteit die met bovengenoemde aantallen projecten gepaard gaat in MWp accumulatie per categorie (oranje kolommen, linker Y-as als referentie), resp. het daadwerkelijk getelde, door installateurs opgegeven, of "onderbouwd berekende" aantal zonnepanelen per project (gecumuleerd per grootteklasse, groene kolommen, aparte Y-as, rechts, in duizend-tallen). Polder PV gaat daarbij niet over een nacht ijs, en gebruikt diverse tools om een zo betrouwbaar mogelijke afschatting te geven van gerealiseerde volumes, als daar geen expliciete opgaves voor zijn gedaan. En doet dat voor elk project afzonderlijk. Het is helaas op dit punt in Nederland een grote chaos bij opgaves voor dergelijke projecten. En het wordt verder verergerd door het feit dat in veel omgevingsplannen weliswaar cijfers worden genoemd in de planning, maar dat nog in een zeer laat stadium door projectontwikkelaars een compleet ander module type wordt aangeschaft dan oorspronkelijk gepland, met meestal een hoger vermogen, zodat het aantal panelen ook flink minder wordt. Project data gepubliceerd op websites spreken elkaar soms tegen, en zijn vaak totaal verouderd. Ook wordt er vaak, de "goeden" daargelaten, ongelofelijk aan gerotzooid met opgaves van project vermogens, ik vind soms meerdere opgaves voor een en hetzelfde project terug, bij verschillende betrokken partijen, en de pers maakt er vervolgens een nog grotere puinhoop van, als ze energie eenheden niet begrijpen, en vervolgens cryptografische cijfers op het net smijten, waar niemand meer uit kan komen. Het heeft geen enkele zin om hier met een natte vinger met "mogelijk gemiddelde paneel vermogens" te werken. Dat heeft de kwaliteit van het schieten met een kanon op een mug, maar het wordt beslist wel gedaan in sommige kringen. De module vermogens-range waaruit gekozen kan worden is immers extreem groot. Tegenwoordig is zo'n beetje alles mogelijk tussen de 270 Wp en vér over de 400 Wp, en wordt ook daadwerkelijk aangelegd. De eerste zonneparken met module vermogens over de 500 Wp zijn ook reeds gesignaleerd bij Polder PV. Bij grote aantallen panelen kun je hier vér over de schreef gaan met het geschatte project vermogen, dat kan vele megawatten schelen bij de uitkomst ! Ook de regelmatig gepubliceerde opgave "aantal huishoudens" slaat helemaal nergens op, omdat er nooit bij wordt verteld, van wat voor (vermeende) gemiddelde verbruik er uit wordt gegaan, met welke specifieke opbrengst er dan wel wordt gerekend, en wat "dus" de geclaimde opgestelde project capaciteit dan wel zou moeten zijn. Dit is rekenen met onbekende variabelen in een black box, en u kunt er vergif op innemen, dat de uitkomsten bagger zullen blijken te zijn. Helaas zijn dergelijke zinloze, en niets-zeggende opgaves er dermate diep ingesleten in Nederland, dat ze blind op het net worden gegooid, zonder feitelijke project data te publiceren. Dit maakt het zo duivels lastig om harde data boven tafel te krijgen van veel opgeleverde installaties. Hier is dus echt veel ervaring nodig, om te proberen te achterhalen wat er daadwerkelijk is opgeleverd, aan de hand van geschreven en beeldende informatie. Ik vraag regelmatig zaken na, als de informatie te basaal of zelfs afwezig is, en soms krijg ik gedetailleerde antwoorden over opleveringen, waarvoor grote dank aan betrokkenen. Wat heel erg helpt om zaken scherp te krijgen. Hier wordt dus beslist geen "generieke alles over 1 kam scheren methodiek" gebruikt, maar een project specifieke afschatting, waarbij met alle bekende factoren van het betreffende project rekening wordt gehouden. Polder PV stelt op basis van nieuwe informatie regelmatig aantallen zonnepanelen en project vermogens bij in zijn overzichten. Vandaar ook, dat historische cijfers af en toe wijzigen in de diagrammen gepresenteerd door Polder PV. Vaak gaat het, bij de geaccumuleerde volumes, gelukkig niet om zeer grote aanpassingen bij de totale volumes, maar per project zijn de aanpassingen soms fors. In de grote grafiek zien we dat, i.t.t. bij de aantallen projecten, hier het zwaartepunt van de capaciteiten en aantallen panelen per grootteklasse duidelijk aan de rechterzijde ligt, bij de grotere projecten. Met name categorieën 5-15 MWp per installatie (accumulatie 712 MWp), en de grootste klasse >= 30 MWp (totaal 1.060 MWp, inmiddels de eerste deelcategorie met meer dan 1 GWp) steken ver boven de rest uit. Laatstgenoemde grootste klasse claimt dus al ruim 42% van het totaal volume van 2.503 MWp aan klassieke grondgebonden zonneparken. Het zou waanzin zijn om die categorie uit te sluiten vanwege onderbuik gevoelens over grond claims, het totale areaal reeds geclaimd blijft ondanks de forse groei van de volumes, nog steeds marginaal. En wordt in rap tempo met groene en blauwe rand- en tussenzones voorzien, om de lokale biodiversiteit te helpen verhogen, met een scala aan extra maatregelen. De "tussenklasse", projecten per stuk tussen de 15 en 30 MWp, heeft tot nog toe 353 MWp verzameld. Deze wordt gevolgd door project categorie 1 tot 5 MWp (acccumulatie 307 MWp). De kleinste drie categorieën hebben zeer geringe verzamelde vermogens van, achtereenvolgens 2 MWp (projecten van 15 tot 50 kWp), 27 MWp (ditto, 50 tot 500 kWp), en 40 MWp (idem, 500 tot 1.000 kWp). En stellen dus op het totaal, hoe belangrijk dergelijke kleinere projectjes voor de betrokken partijen (ondernemers, coöperaties) ook zijn, relatief weinig voor, gezamenlijk minder dan 3% van het totale volume. De "meters" worden duidelijk gemaakt door de grootste project categorieën ! Het aantal zonnepanelen bij deze categorieën telt op tot 8 duizend in de kleinste categorie, 979 duizend bij projecten tussen 1 en 5 MWp, 2,3 miljoen bij installaties tussen 5 en 15 MWp, 1,1 miljoen in de op een na grootste categorie, en al een spectaculair volume van bijna 3 miljoen zonnepanelen bij de grootste zonneparken vanaf een opgesteld vermogen van, elk, 30 MWp. Het nu bekende grootste project, het Vloeivelden Hollandia complex in Nieuw-Buinen / Eerste Exloërmond in NO Drenthe (gepland 120 MWp, meerdere beschikkingen, en in september 2020 op de fiets bezocht door Polder PV), is begin 2021 ook opgeleverd, en zelfs op 21 mei formeel geopend door Koning Willem-Alexander. Al blijven er nog wel wat vraagtekens rond de exact opgeleverd capaciteit van dat momenteel nog grootste "netgekoppelde" project van Nederland. Ontwikkelaar Solarfields heeft een aansluiting geregeld met de Avebe productie lokatie in Gasselternijveen, 4 kilometer verder noordwaarts, waar een groot deel van de opgewekte stroom wordt verbruikt. Alle 505 klassieke grondgebonden zonneparken bij elkaar hebben in mijn gedetailleerde projecten overzicht al ruim 7,6 miljoen zonnepanelen staan. In de status update van begin dit jaar was nog veel onduidelijk over de volumes aan zonneparken voor 2020, en de regionale segmentatie daarvan. En is dat vrij kort behandeld. Omdat nu al veel meer info op tafel ligt, kunnen we gedetailleerder daar naar gaan kijken, met als uitgangspunt bovenstaande nieuwe grafiek. Die op een vergelijkbare wijze is opgezet als de exemplaren die ik voor diverse SDE subsidie beschikking overzichten heb gemaakt (zie laatste exemplaar in overzicht van SDE voorjaarsronde 2019). In de status update van 12 augustus 2021 vinden we, met de 505 reeds netgekoppeld opgeleverde zonneparken, en een verzameld volume van 2.503 MWp, de volgende sets kampioenen terug. Van 1 klein zonnepark projectje kon nog geen lokatie of provincie aanduiding worden gevonden, zie laatste kolom in de grafiek. Bij de aantallen klassieke grondgebonden zonneparken >= 15 kWp:
De drie provincies met de meeste zonneparken hebben een aandeel van 39% op het totaal aan reeds door Polder PV gevonden (opgeleverde) zonneparken in Nederland. Bij de geaccumuleerde capaciteit van de geturfde grondgebonden zonneparken >= 15 kWp:
De drie provincies met de meeste nominale capaciteit in zonneparken hebben zelfs een aandeel van 49% op het totaal aan reeds gevonden zonneparken in Nederland, fors hoger dan bij de aantallen projecten. Zeer opvallend is het verschil bij de slechtste "performers". Met een gelijk aantal opgeleverde zonneparken, heeft Flevoland een veel groter volume gerealiseerd dan Utrecht, 152 om 34 MWp. Dat komt omdat het bij de projecten in Flevoland om veel grotere installaties is gegaan. Dat vinden we terug in het systeemgemiddelde weergegeven door de groene stippellijn: gemiddeld 9,0 MWp per project in Flevoland, en slechts 2,0 MWp gemiddeld in Utrecht. Bij laatst-genoemde zelfs het laagste gemiddelde voor alle 12 provincies. De provincies met de gemiddeld hoogste projectomvang bij de grondgebonden installaties zijn Groningen, met 12,8 MWp gemiddeld (!), Drenthe (9,5 MWp), en Zeeland (9,4 MWp). De meeste provincies zitten op een globaal gemiddelde tussen de 2 en 5 MWp per grondgebonden veld-systeem. Het gemiddelde exclusief het ene nog niet in een specifieke provincie gelokaliseerde project, is 4,97 MWp per grondgebonden project. Hierbij doet de invloed van de drie provincies met de hoogste gemiddelde project omvang zich dus duidelijke gelden. Kaartje verdeling capaciteit en zonneparken over de provincies aan het eind van 2020 In onderstaand kaartje heb ik drie data voor alle provincies ingevoerd, om de verhoudingen te laten zien van verschillende parameters op regionaal niveau, zoals is vastgesteld met de meest actuele data voor eind 2020. Dit zijn achtereenvolgens de capaciteiten van uitsluitend de grondgebonden zonneparken per provincie, bij uitsluiting van alle andere vrijveld projecten zoals drijvende zonneparken op water, vrijstaande carport en derivaten, PV projecten op geluidsschermen en/of op andere infra. Deze kolommen zijn in groen weergegeven. Vervolgens is in blauwe kolommen het volume weergegeven van "niet-woning" projecten, ook wel "bedrijfsmatige installaties sensu lato" (inclusief niet commerciële, niet woning projecten, zoals gemeentelijk vastgoed e.d.), zoals CBS die heeft gepubliceerd, in hun update van 9 juli 2021. Tot slot de totale PV volumes die het CBS in dezelfde update heeft vastgesteld voor alle projecten (derhalve, alle residentiële capaciteit, én alle "niet-woningen" volume inclusief de veldopstellingen), in gele kolommen. Alle capaciteiten zijn in MWp weergegeven. Onder de groene kolom is het percentage aandeel van de veldopstellingen ten opzichte van de totale volumes (geel) weergegeven in rood.
Voor een ouder kaartje met de toen bekende situatie tot en met eind 2018, zie de uitgebreide analyse van het projecten bestand van Polder PV op peildatum 9 augustus 2019. De absolute volumes aan veldopstellingen verschillen sterk tussen de provincies, van slechts 34 MWp in Utrecht, tot al een zeer hoog volume van 584 MWp in Groningen. In het totale plaatje voor heel Nederland, linksboven weergegeven, staat het complete volume zoals door Polder PV vastgesteld, 2.121 MWp, eind 2020. Dat is inclusief een zeer klein deel wat nog niet aan een provincie kon worden toegewezen, maar wat toen wel al lang was opgeleverd (apart rechts van het midden vermeld, 0,02 MWp). Kijken we naar de relatieve aandelen van de capaciteiten ten opzichte van de totale, door het CBS in hun update van 9 juli 2021 gerapporteerde volumes voor eind 2020, krijgen we nog veel sterker uiteenlopende verschillen. In Utrecht en Limburg is het aandeel maar 6%. In kampioen bij de meeste volumes (zie o.a. de blauwe en gele kolommen, en detail analyse data tm. 2020), Noord-Brabant, is het ook zeer bescheiden, 8%. Tot nog toe is het vooral de combinatie van grote volumes op rooftops in de agrarische sector, vele grote distributiecentra, én een hoog residentieel volume, wat de totale capaciteiten en aantallen in Noord-Brabant zo'n vlucht heeft doen nemen. Ook in de belangrijke totaal volumes "leverende" provincies Gelderland en Noord- en Zuid-Holland zijn die aandelen nog relatief gering (10 resp. 2x 11%). Overijssel zit al een stuk hoger in de boom met 17%, maar moet het afleggen tegen vier provincies die al een flink hoger relatief aandeel hebben, Friesland (32%), Flevoland (33%), Zeeland (37%), en Drenthe (43%). Geen enkele provincie is echter in staat om het exceptioneel hoge aandeel van veld-installaties op het totale gerealiseerde volume (incl. alle rooftops) van provincie Groningen zelfs te benaderen. Dat aandeel is namelijk al 68%, en wordt veroorzaakt door een flinke verzameling (zeer) grote zonneparken op het grondgebied daar. Hiermee is de kampioens-status van Zeeland ontnomen, die eind 2018 nog een relatief aandeel had van 43% van zonneparken t.o.v. de totaal geplaatste capaciteit (destijds met name veroorzaakt door het hoge impact makende, toen grootste zonnepark van Nederland, Scaldia op de grens van Borsele en Vlissingen). Ook de aandelen van de "niet-woning" installaties (incl. zonneparken), in de blauwe kolommen, zijn fors verschillend. In absolute zin varieert dit tussen de 292 MWp (wederom Utrecht) en, eind 2020 als enige boven de 1 GWp uitkomend, Noord-Brabant (1.004 MWp). In relatieve zin zijn het wederom Utrecht en Limburg, met 50% van het totale volume "niet op woningen", die het minst presteren bij dat aandeel. In Provincie Groningen wordt het hoogste aandeel - vooral gedreven door de grote zonneparken - wederom gehaald, met 77% van het totale volume "niet op woning daken" liggend. Kijken we naar het aandeel van de door Polder PV gevonden veld-opstellingen t.o.v. het door CBS vastgestelde volume aan "niet-woning" installaties, variëren de aandelen zelfs tussen de 12% bij Utrecht en Limburg, en maar liefst 89% bij Groningen. In laatstgenoemde provincie hebben de zonneparken dus al een enorme footprint bij zowel het totaal gerealiseerde volume, als bij de projecten die niet op woningen liggen. Ik heb eerder al eens wat meer aandacht besteed aan het fenomeen zonneparken op rioolwaterzuiverings-installaties (RWZI's), en op de terreinen van drinkwater productie bedrijven. Dat heeft een aardige vlucht genomen in Nederland. Momenteel zijn van de 505 gevonden grondgebonden zonneparken er door Polder PV alweer 90 exemplaren bij RWZI's aangetroffen (bijna 18% van het totale aantal projecten), en 15 op percelen van drinkwater bedrijven (3% van totaal). Een foto van 1 ervan vindt u in onderstaande afbeelding. Bij de geaccumuleerde capaciteiten is die verhouding beduidend anders: bijna 106 MWp bij RWZI's, resp. 17 MWp bij water productie bedrijven, waarbij de aandelen t.o.v. de totale volumes (2.502 MWp, status 12 aug. 2021) heel wat bescheidener zijn, nl. 4,2% (RZWI's), resp. 0,7% (waterproductie bedrijven). Dit komt, omdat zonneparkjes bij dergelijke "voor het algemene nut" werkende instanties een nevenfunctie hebben, waarbij de verduurzaming van de productie processen een nieuwe beleidslijn vertegenwoordigt. Bovendien is de ruimte op dergelijke lokaties meestal beperkt, en dit zien we terug bij de gemiddelde systeemcapaciteit bij deze instanties. In de huidige projecten sheet van Polder PV komt dat neer op 1,17 MWp gemiddeld bij de RWZI's, en 1,15 MWp bij de drinkwater productie bedrijven. Dit, terwijl het systeemgemiddelde van alle 505 zonneparken neerkomt op bijna 5 MWp per stuk. Dat is bijna een factor vijf maal zo hoog. Bij de subsidie beschikkingen voor SDE 2019 ronde I was het aandeel van RWZI's nog 23% bij de aantallen projecten, bij de capaciteit was het destijds 3,8%. De totalen bij alle beschikkingen kwamen toen nog neer op 24% bij de aantallen toegekende projecten, en 3,4% bij de toegekende capaciteiten (artikel 21 november 2019). De relatieve verhoudingen lijken dus enigszins te zijn bestendigd in de realisaties voor alle projecten. In genoemde status update was van de toen reeds opgeleverde 34 zonneparkjes op RWZI's het systeemgemiddelde vermogen ook gemiddeld iets meer dan 1 MWp per stuk. Dat lijkt dus een goed uitgangspunt te zijn voor eventuele afschattingen van het potentieel bij andere kandidaten van de ruim 350 RWZI's in Nederland. Tenzij fysieke onmogelijkheden zoals te weinig ruimte on-site realisatie van een dergelijk project in de weg staan. 1 van drie veldjes met een speciaal ontworpen "oost-west" PV-systeem door het Duitse Belectric op rioolwaterzuiverings-installatie Gennep (L.), met lage hellingshoek, en een hoge bezettingsgraad. Aangelegd door Volta Solar, en onderdeel van een serie vergelijkbare projecten op andere Limburgse RWZI's. Deze veld-installatie telt ruim anderhalf duizend modules, naast nog enkele tientallen panelen op platte daken van het complex (dat soort extra rooftop sub-projecten worden altijd buiten de tellingen voor de zonneparken gehouden bij Polder PV). Vrij laag boven de grond gefotografeerd tijdens drieweekse fietsvakantie tussen Leiden en Zuid en Oost Nederland, september 2020. Wat de installaties op de terreinen van drinkwaterbedrijven betreft, dient er scherp onderscheid gemaakt te worden tussen klassieke veldopstellingen (vergelijkbaar met die op RWZI's), en projecten die op de betonnen daken van de vaak grote reinwaterkelders zijn aangebracht. Deze laatste categorie heb ik bij nadere beschouwing tegenwoordig geklassificeerd als byzonder type "rooftop", omdat het "gebouwen" betreft, die echter als byzonderheid hebben dat ze meestal "in de grond" zijn gebouwd, en vaak ook nog eens boven op het betonnen dak een graslaag hebben. In diverse gevallen is daarop een "veldje" zonnepanelen aangebracht, wat bij Polder PV dus onder de categorie zon op daken is komen te vallen. En wat niet (meer) als "grondgebonden veld-installatie" wordt beschouwd. (6) Zonneparken per netbeheerder Omdat van bijna alle 505 door Polder PV gevonden en gedocumenteerde zonneparken ook de betreffende netbeheerder bekend is, heb ik nu voor het eerst ook een overzicht gemaakt op wiens grondgebied de meeste projecten cq. het hoogste vermogen aan grondgebonden projecten is te vinden. Zonneparken worden meestal in de wat afgelegener gebieden aangelegd (als je daar in goed befietsbaar postzegel landje Nederland wel van mag spreken), en de netten zijn daar meestal niet erg "dik" uitgevoerd. Wat in de nodige gevallen al tot forse netcapaciteit problemen heeft geleid, met uitstraling in de wijde omgeving. We krijgen vanuit de zorgvuldig opgebouwde database de volgende resultaten. In de linker "set" kolommen de aantallen gevonden zonneparken per netgebied, de verzameling kolommen rechts geeft de cumulatieve capaciteit van die zonneparken per netbeheerder aan. Bij de aantallen gaat het om "overzichtelijke" hoeveelheden, van 2 exemplaren in het verzorgingsgebied van Rendo Netbeheer, Westland Netbeheer, en TennetTSO, via 3 bij CoteQ, 18 bij het onder de Stedin Groep vallende (Zeeuwse) Enduris, en 48 bij Stedin zelf (Randstad), tot beduidend veel meer exemplaren bij de 2 met stip grootste netbeheerders, Liander (206 zonneparken), resp. Enexis (223 exemplaren). Ook is er 1 project waarvoor nog geen provincie noch netbeheerder bekend is bij Polder PV (helemaal rechts in het rijtje). Er zijn enkele regio uitgewisseld tussen de netbeheerders de laatste jaren. Enexis en Liander hebben in Friesland en Flevopolder gebieden uitgewisseld, de hele Noordoostpolder is bijvoorbeeld overgeheveld naar Liander netgebied, met nogal wat gevolgen voor de statistieken bij beide netbeheerders vanwege het daar destijds al aardig geaccumuleerde volume aan PV. Weert (NB) is van Stedin naar Enexis overgegaan. En voormalig netbeheerder Endinet is in zijn geheel overgeheveld van Liander naar Enexis en is de facto opgehouden te bestaan. Dat betreft het netgebied van Eindhoven en Oost-Brabant. Een van de nog overgebleven curiosa is Heemstede in Noord-Holland, wat nog steeds onderdeel is van het netgebied van Stedin (wat haar kernactiviteiten in de zuidelijke Randstad heeft), maar wat midden in het verzorgingsgebied van Liander ligt. Als je alleen naar de aantallen projecten zou kijken, zou je kunnen concluderen dat de 2 grootste netbeheerders, Liander en Enexis, elkaar aardig in evenwicht houden op dit vlak. Dat is echter beslist niet zo, als je naar het opgestelde vermogen kijkt van de verzamelde projecten. Iets waar ik al vaker aandacht aan heb besteed, recentelijk nog bij een vergelijking van de totale opgestelde volumes inclusief alle andere PV projecten (incl. residentieel), in een separaat intermezzo op de medio dit jaar gepubliceerde uitgebreide CBS zonnestroom statistiek pagina. Hier is Enexis absolute "alleenheerser", met een verzamelde capaciteit van 1.323 MWp aan - uitsluitend ! - zonneparken, terwijl bij de "grootste netbeheerder", Liander slechts 697 MWp is geaccumuleerd, dik 47% minder ! Dat komt, omdat juist in de Enexis provincies de meeste en, vooral, de grootste projecten zijn gerealiseerd, in Groningen, Drenthe, Noord-Brabant en Overijssel. Het is een belangrijke (niet de enige) reden, waarom de beschikbare capaciteit voor invoeding op het net vanuit grootverbruik aansluitingen juist in de Enexis regio al langere tijd grootschalig op rood is komen te staan, of dat, in hoog tempo (Noord-Brabant), zal gaan worden (zie capaciteitskaartjes bij Enexis zelf, of bij de overkoepelende kaart van Netbeheer Nederland). Enexis (53%) en Liander (28%) hebben gezamenlijk, afgerond, 81% van de totale door Polder PV vastgestelde capaciteit in Nederlandse zonneparken (2.503 MWp) staan. Daarbij vergeleken is het bij de kleinere netbeheerders categorie "klein bier", met 169 MWp bij Enduris, en een iets minder hoog volume bij de andere dochter uit de Stedin Groep, het in de Randstad dominant actieve Stedin Netbeheer (153 MWp). Hoogspannings-netbeheerder TenneT komt daar aardig bij mee, met ruim 118 MWp, maar dat komt vooral door de directe aansluiting van het 103 MWp grote zonnepark Midden-Groningen op hun hoogspannings-station Kropswolde, wat nogal wat voeten in de aarde had als "pilot" voor Nederland. De kleine netbeheerder Rendo NB heeft ook een respectabel volume van bijna 42 MWp staan, het resultaat van 2 zonneparken nabij Hoogeveen (Dr.). CoteQ heeft slecht 1,1 MWp, en Westland Netbeheer, actief in het gelijknamige kassengebied in Zuid-Holland, draagt de rode lantaarn met maar 102 kWp verdeeld over 2 kleinere zonneparkjes. Er komen ook byzondere projecten voor wat de netaansluiting betreft. Beroemd is het grootste particuliere zonnepark van Nederland, Zonneakker Voorst op het erf van Maatschap Gooiker te Wilp. Dat ruim 45 MWp grote project ligt volledig in het netgebied van Liander, in oost Gelderland. Maar, de netaansluiting is gerealiseerd middels een kilometers lange kabel die onder de IJssel door is geboord, en aangesloten op een trafostation van Enexis in Deventer in provincie Overijssel (!). Dat byzondere project staat in mijn overzicht dus onder Enexis, niet bij Liander ! Een ander byzonder project betreft het zonnepark te Buinerveen (Borger-Odoorn, Dr.), wat samen met het grote Stadskanaal project van Powerfield / Chint Solar gezamenlijk is aangesloten in de provincie Groningen via een 8 kilometer lang privaat kabeltracé. Dat was een extra uitdagend project, omdat er ook voldaan moest worden aan zeer strenge eisen vanwege de naburige, zeer gevoelige Lofar radiotelescoop. De netbeheerders verwachten nog zéér grote volumes aan zonneparken, die zijn gedocumenteerd in hun toekomst-scenario's. Die volumes zijn vrijwel exclusief gebaseerd op verwachtingen van invulling van de opgebouwde SDE subsidie portfolio's. Het beroemde zonnepark op de hellingen van de afvalberg van de AVRI te Geldermalsen, tijdens een excursie op 17 april 2019, waar Polder PV ook acte de presence gaf. Dit spectaculaire, veel gefotografeerde zonnepark ligt direct benoorden de drukke A15, en bestaat uit een groot centraal deel op de vlakke bovenzijde, en een vijf-tal segmenten op de sterk hellende taluds aan de zuid- en de westzijde. Later zijn er ook nog drie windturbines geplaatst, 1 daarvan zo'n beetje in het hart van de PV installatie, maar wel aan de noord-rand. Triodos en PPM Oost / Topfonds Gelderland waren co-financiers, er was ook na de bouw nog een crowdfunding actie. Via Vandebron kunnen garanties van oorsprong afgeboekt worden door particulieren, om hun eigen stroomverbruik "te vergroenen". Er zijn bijna 23 duizend kristallijne panelen geplaatst met een totaal vermogen van bijna 9,3 MWp, waarbij ook gebruik is gemaakt van drie SDE beschikkingen. In maart 2018 werd de installatie door het Duitse bedrijf ibvogt voor Utrechtse project ontwikkelaar Solarfields opgeleverd. Er zijn wel complicaties opgetreden bij de financiële afwikkeling, maar dat heeft meer met het eigendom van het hele afvalberg project te maken (over te dragen aan de provincie), dan met de PV generator en/of de windturbines. Het is een fraai project, met grote uitstraling. De inset linksboven toont een klein stukje van het westelijke talud, met doorkijkje over de bloemenrijke tussenruimtes naar de hier diep gelegen A15. (7) Evolutie van gemiddelde oppervlakte claim zonneparken en relatieve vermogens MWp/ha In een dichtbevolkt land waar gebruik van "de ruimte" altijd een gevecht is tussen diverse belanghebbende partijen, rijst regelmatig de vraag op naar het ruimtebeslag van decentrale stroomopwek opties als zonneparken. Uiteraard is Polder PV daar met zijn eigen, in jaren opgebouwde harde project data mee aan de slag gegaan. Om de feiten daarover onafhankelijk vast te stellen. Van alle zonneparken heb ik, zodra daar duidelijk foto materiaal van beschikbaar was, met name satellietfoto's, de oppervlakte bepaald. Niet, zoals Univ. Wageningen in hun zonneparken rapport doet, met automatische algorithmes waarbij een "vaste" pixel afstand tot de randen van de gedetecteerde generator wordt genomen, en waarbij ook - soms zeer forse - tussenruimtes "binnen" het zonnepark van de grondclaim worden uitgesloten. Ik benader de materie ten eerste pragmatischer, omdat die binnenruimte bijna nooit voor iets anders dan de facto "braak" legging wordt gebruikt, en dus bijvoorbeeld ook niet aan "landbouw" toegewezen kan worden of iets anders. Vaak worden ze gelaten voor wat het is, en/of voor verhoging van de biodiversiteit binnen het geheel. Soms vindt er schapen beweiding plaats binnen de grenzen van het park, waardoor de grens tussen zonnepark (bestemming) en "agrarisch medegebruik" vervaagt. Die binnenpercelen neem ik mee in de totale oppervlakte berekening, tenzij een zonnepark uit duidelijk verschillende onderdelen bestaat, zoals het recent opgeleverde Beemte-Broekland project van Statkraft / Solarcentury in het noord-oosten van Apeldoorn Gld. (6 segmenten), of het Zonneweihoek project bij Roosendaal NB, wat uit 3 separate onderdelen bestaat. Mijn metingen volgen bijna altijd de met hekwerken afgezette buitenrand van de betreffende zonneparken, die immers ook de juridische basis van dergelijke entiteiten vormen (erfafscheiding). Of er wordt een logischer periferie genomen als het om kleinere deel percelen op een groter erf gaat, zoals heel vaak bij rioolwaterzuiverings-installaties gebeurt. Google Maps heeft hiervoor een zeer handige tool waarmee goed, en nauwkeurig, de oppervlaktes van zonneparken en -segmenten zijn te bepalen. In de hierboven afgebeelde grafiek worden twee belangrijke parameters weergegeven voor klassieke grondgebonden zonneparken. Ten eerste, in blauwe kolommen (referentie: rechter Y-as), de gemiddelde oppervlakte van de zonneparken per jaar van netkoppeling, in hectare per project. In de begin jaren, toen er nog maar een handvol projecten per jaar werden opgeleverd, ging het nog maar om kleine projecten tussen de 0,1 en 0,5 hectare gemiddeld per stuk. Vanaf 2015 zien we een duidelijke stijging, startend met 0,9 ha, via 2,7 ha in 2016 en 3,4 ha in 2017, tijdelijk "piekend" in 2018, met gemiddeld 5,8 ha per project. In 2019 zakte de ruimte claim iets in, met gemiddeld 5,2 ha per project, maar dat is in 2020 weer toegenomen naar de hoogste claim tot nog toe: gemiddeld, per project, 6,1 ha. Daarbij zaten uiteraard uitschieters naar boven en naar onder, tussen 84 ha voor het toen even grootste zonnepark Vlagtwedde (Groningen), en 0,01 ha voor een kleine veldopstelling in Dinkelland (Ov.). Met de eerste 57 geregistreerde netgekoppelde projecten in 2021 is het niveau weer iets gedaald naar gemiddeld 5,5 ha/project, maar dat zegt nog niet zoveel. Bekend is dat meerdere grotere zonnepark projecten pas in de tweede jaarhelft worden opgeleverd, zoals in eerdere jaren, dus het kan best gebeuren, dat het gemiddelde dit jaar weer hoger gaat worden. Op zich zou dat logisch zijn, de projecten worden gemiddeld allemaal groter, en de zonneparken ook, al zit daar zeker in Nederland wel een "limiet" aan. Er is ook nog een rest hoeveelheid waarvan het jaar van oplevering (nog) niet bepaald kon worden, maar het volume daarvan is vrij beperkt (21 projectjes), en de gemiddelde systeem omvang zeer klein (0,03 ha; laatste kolom). In de groene kolommen, met als referentie de linker Y-as, wordt een afgeleide parameter getoond, de "potentiële energie dichtheid" die is gerealiseerd. Dat is hier uitgedrukt in opgestelde nominale capaciteit van de generator (voor zonneparken meestal in MWp [grotere] of kWp opgesteld vermogen voor de kleinere projecten) gedeeld door het gemeten oppervlak van het project (buiten perimeter, meestal de hekwerken volgend). Dan krijgen we een interessante variabele, uitgedrukt in kWp/ha. Deze begint, met de pilot projectjes in 2021 zeer laag, op 119 kWp/ha, maar neemt al rap toe. In de drie jaren erna waarden tussen de 679 en 726 kWp/ha bereikend, waarna het niveau duidelijk verder toeneemt. Tussen de 850 en 965 kWp/ha in de jaren 2015 en 2019, met een tussentijdse dip van 803 kWp/ha voor de 19 zonneparken netgekoppeld in 2016. In 2020 is er een zeer duidelijk sprong voorwaarts gemaakt, wat veroorzaakt wordt door inzet van steeds krachtiger PV modules op dezelfde oppervlakte, én diverse "oost-west" georiënteerde zonneparken die het mogelijk maken een hoge capaciteit per oppervlakte eenheid te halen, al is het meestal minder geschikt voor bevordering van de biodiversiteit vanwege beperkte licht-toetreding tot de grond. In 2020 werd in ieder geval een hoge gemiddelde factor van 1.145 kWp per hectare behaald, al heel wat meer dan een MWp per 10 duizend vierkante meter "footprint". Interessant is, dat tm. 12 augustus alweer een iets hogere waarde met de 57 nieuwe exemplaren werd gehaald in 2021, 1.152 kWp/ha. Dat getal zal zeker nog wel beïnvloed gaan worden door alle projecten die nog opgeleverd gaan worden in de tweede jaarhelft (en de projecten die wel al waren gebouwd, doch waarvan de netkoppeling pas een van de komende maanden gaat geschieden). Uiteraard zijn daarom beide kolommen voor 2021 gearceerd weergegeven. De 21 projecten waarvan het jaar van oplevering (nog) niet bekend waren hadden een gemiddelde claim van 722 kWp/ha, en zitten dus een beetje in de range die in de jaren 2012-2014 werd bereikt. Totale oppervlakte claim Nederlandse zonneparken Van de 505 reeds opgeleverde zonneparken kon de oppervlakte van 485 exemplaren reeds goed vastgesteld worden, deze claimen, inclusief de niet bezette "binnen percelen" binnen eventuele hekwerken, een volume van 2.354 hectare. Hieruit volgt een gemiddelde van ongeveer 4,9 ha per gerealiseerd zonnepark. Zouden we dat gemiddelde toepassen op de overige 20 projecten waarvan de omvang qua oppervlakte nog niet helemaal duidelijk is, zou je in theorie voor alle zonneparken op een oppervlakte claim van bijna 2 en een half duizend hectare kunnen komen (vermoedelijk lager omdat het bij de nog niet goed te bepalen projecten vaak om wat kleinere exemplaren gaat). Nederland zou eind 2020 een totaal areaal van 1,81 miljoen hectare aan landbouwgrond ("cultuurgrond") hebben gehad volgens het CBS. Genoemd volume van grofweg 2 en een half duizend hectare gerealiseerde zonneparken, goed voor 2,5 GWp aan PV vermogen, is het equivalent van slechts 0,14% van dat areaal, waarbij uiteraard beseft moet worden dat reeds een behoorlijk volume niet op landbouwgrond is aangebracht, maar op afvalbergen, industrieterreinen, e.d. Ook de "binnenruimtes" binnen de gemeten zonneparken zijn hierbij als "zonnepark" geteld, terwijl er geen panelen op staan. Aandeel "oost-west" bij zonneparken Gezien bovenstaande is het ook interessant om te kijken naar de "aard" van de zonneparken wat oriëntatie betreft. Die kan alle kanten op zijn, maar het aantal projecten met "oost-west" sensu lato opstellingen en projecten met deels zo'n opstelling is al zo'n 29% van het totaal aantal zonneparken. Kijken we chronologisch, is het aandeel zonneparken met zo'n oost-west opstelling danwel component gestegen van 11% in 2017, tot zelfs al 40% in 2020. In 2021 is bij de eerst bekende zonneparken het aandeel iets terug gezakt naar 35% van het totale aantal nieuwe projecten. Hierbij dient beseft te worden dat de uitvoering van dergelijke projecten zeer verschillend kan zijn, waarbij naast zeer compacte opstellingen er ook talloze zijn met een veel "lossere" structuur, bijvoorbeeld gesegmenteerd in deelvelden met de nodige tussenruimtes. Of er worden bewust brede spleten aangebracht in de nok van de tafels, zodat er toch nog licht en regenwater kan doordringen op de bodem onder de tafels. Er zijn ook heel veel opstellingen met ZW/NO resp. ZO/NW oriëntaties, of combinaties daarvan, zodat er onder flinke delen van de tafels voor een groot deel van de dag behoorlijke licht intreding mogelijk is, vooral in de randzones. Veel van de kleinere "O/W" opstellingen, met maar een paar tafels, zoals op veel RWZI's, ontvangen een redelijke hoeveelheid licht vanaf de zijkanten, vanwege de relatief beperkte omvang van dergelijke installaties. Relatie tussen opgestelde capaciteit en oppervlakte claim zonneparken per grootte categorie In deze grafiek geef ik de relatie weer tussen de opgestelde capaciteit van zonneparken (X-as) en de oppervlakte claim van de projecten (Y-as). Daarbij heb ik onderscheid gemaakt tussen de 7 project categorieën, variërend van "kleine" projecten van 15 tot 50 kWp en 50 tot 500 kWp (nog net zichtbaar, helemaal links, lichtblauwe resp. oranje punten), en de grootste, elk meer dan 30 MWp qua omvang (donkerblauwe punten rechts). Door de puntenwolken heb ik middels Excel rechtlijnige trendlijnen laten berekenen voor alle 7 categorieën. Die geven wat variatie in de spreiding te zien, met de hoogste hellingshoeken bij de kleinere project categorieën ("relatief veel oppervlakte per opgesteld vermogen"), bovengemiddelde hellingshoeken voor de drie opvolgende grootte categorieën (tussen 500 kWp en 15 MWp, vrijwel over elkaar heen liggende trendlijnen), en relatief lage hellingshoeken bij de twee grootste categorieën (tussen 15 en 30 MWp en groter dan 30 MWp, "relatief weinig oppervlakte per opgesteld vermogen"). De grootste categorieën gaan dus het meest efficiënt met de beschikbare ruimte om, ze worden dan ook meestal optimaal ge-engineered, en zijn hoog efficiënt, ook omdat het om zeer omvangrijke investeringen gaat, die natuurlijk met een voor de investeerders interessant rendement terug verdiend moeten worden, met het liefst een prettige financiële marge op het eindresultaat. Uiteraard zal elk project individueel bekeken moeten worden, omdat altijd de lokale omstandigheden anders zullen zijn, en de voorwaarden voor dergelijke projecten dan ook flink uiteen kunnen lopen. We zien dat ook in de spreiding van de puntenwolken terug. Er zijn relatief kleine projecten die een flink eind onder de trendlijn zitten, en dus ook een relatief hoog vermogen per oppervlakte eenheid hebben kunnen realiseren. Maar ook vinden we bij grotere projecten punten terug die hoog op de Y-as scoren. Zo zit het 103 MWp grote Midden-Groningen project, aanvankelijk ontwikkeld door Powerfield, relatief "hoog in de boom" omdat er nogal wat brede open stroken door het project lopen waar geen zonnepanelen zijn geplaatst. Die stroken worden wel meegenomen in de oppervlakte berekening, waardoor het resultaat dus lager is dan andere grote projecten. Relatieve verhouding capaciteit en grond-claim zonneparken in Nederland In de laatste grafiek van deze paragraaf geef ik de relatieve oppervlakte-claim van de zonneparken met volledige data, berekend als kWp per hectare (Y-as), als functie van het opgestelde vermogen (X-as) weer. Het gemiddelde voor alle zonneparken blijkt net iets onder de 1 MWp per hectare te liggen, 986 kWp/ha (horizontale stippellijn). Wederom zijn de zonneparken in de 7 grootte categorieën onderverdeeld en van een eigen kleur voorzien. De spreiding tussen de datapunten is groot, wat wederom een aanwijzing is voor nogal verschillende rand-condities voor elk individueel zonnepark, en/of sterk uiteenlopende wijzen van uitvoering van de projecten. Die ook door geografische beperkingen en eventuele eisen van de lokale overheden beïnvloed kunnen worden. Kijken we naar de gemiddeldes per project categorie, komen we tot de volgende getallen:
Ook hieruit blijkt weer kristalhelder, dat de kleinste project categorieën het hoogste "ruimtebeslag" per opgesteld vermogen hebben (854-881 kWp/ha), dat de drie opvolgende categorieën iets over de 1 MWp/ha scoren, en dat de twee grootste project categorieën hoog in de boom zitten, met 1.135 tot zelfs 1.216 kWp/ha. Deze ontwikkeling zal vermoedelijk nog doorgaan, ook omdat er steeds efficiëntere panelen worden ingezet, met hoge vermogens. Zelfs in (grote) zonneparken. (8) "Klassieke" grondgebonden zonneparken nog lang niet alles In de chaotische cijferbrei die af en toe op het wereldwijde web wordt gegooid met betrekking tot (o.a.) zonneparken, wordt zelden nauwkeurig gedefinieerd wat er nu precies "bedoeld" wordt met de afperking van die categorie. Vaak lijkt het alsof "alle" volume wat ergens op de grond (niet zijnde een dak of complex aan daken) staat, in die verzamelcategorie wordt ondergebracht, maar zelden worden daar expliciet uitspraken over gedaan. Polder PV, die al jaren exact segmenteert, doet dat uiteraard wel. In de hierboven weergegeven analyses van Polder PV's overzichten wordt uitsluitend het klassieke segment "grondgebonden zonneparken" behandeld, waaronder ook projecten op afval depots worden gerekend. Dat kunnen afvalbergen zijn, met flink reliëf (voorbeelden AVRI Geldermalsen, foto hier boven, Armhoede Lochem, Koggenrandweg Middenmeer / HVC, en het spectaculaire Fort de Pol project te Zutphen), of zeer vlakke grond- en slib depots, zoals de zonneparken op de Krimweg te Coevorden, de grondbank Bredeweg in Zevenhuizen, en slibdepot Geefsweer te Meedhuizen. Er zit ook al een forse hoeveelheid zonneparken op rioolwaterzuiveringen (RWZI's) bij, waarbij door Polder PV altijd alle "echte rooftops" die vaak ook gelijktijdig zijn aangebracht op dergelijke percelen, separaat worden gehouden. En die dus niet meetellen bij de bepaling van de volumes panelen en capaciteiten voor "vrijeveld installaties". Ook over een dergelijke wezenlijke splitsing lezen we in de media verder nooit iets. Polder PV doet dit wel, om zo zuiver mogelijk op de graat te kunnen klassificeren op "type installatie". Een van de grote drijvende zonneparken die in 2021 door GroenLeven zijn aangelegd, en die kort even de grootste van Nederland (en "niet in Azië") was, voordat het project alweer werd ingehaald door een nóg grotere (Sellingerbeetse, Westerwolde, Gr.). Deze zandwinplas in Deest (gem. Druten, Gld), door de lokale hengelvereniging de Uivermeertjes genoemd, is met de door GroenLeven / BayWa.re ontwikkelde Zimmermann vlotten ("solarbootjes") voorzien, die aan beide zijdes bifaciale panelen bevatten op hoge frames, die zo veel mogelijk licht doorlaten. Het project ligt boven het diepste deel van de kunstmatige plas, en bedekt 30% ervan. Goed is de oost-west opstelling te zien, en de drijvende trafostations. De flinke kabels op de voorgrond zijn het enige "contact met de wal", voor de netaansluiting, het project is verder op de bodem van de plas verankerd. Onderhavig project heeft een respectabele omvang van bijna 30 MWp, wat slechts door weinig puur grondgebonden projecten wordt gehaald. Door Polder PV gefotografeerd tijdens fietstocht langs talloze grote zonneprojecten tussen Maastricht en Arnhem, juni 2021. Er zijn minimaal drie andere categorieën met PV constructies op de grond, die "zelfstandig dragend" zijn aangebracht, en die beslist niet als (klassiek) "rooftop" kunnen worden geklassificeerd. Drijvende zonneparken zoals het voorbeeld hier boven, vrijstaande carports en aanverwante objecten, en geluidschermen en daarvan afgeleide vormen op grootschalige verkeers-infra (zie foto na de tabel). Waarbij, uiteraard, "klassieke" veldopstellingen die langs of in de buurt van snel- of spoorwegen liggen niet onder deze duidelijk afwijkende project categorie worden geschaard. We komen dan aan het volgende "totaal staatje" in het projecten overzicht van Polder PV, met eind 2019 en 2020, en op 12 aug. 2021 genoteerde netgekoppelde PV installatie volumes, de uit de eerste 2 cijfers afgeleide jaargroei in 2020 (reeds behoorlijk geconsolideerde cijfers), en de voorlopig vastgestelde nieuwe volumes in 2021 tm. 12 augustus. NB: alle project categorieën met installaties vanaf 15 kWp per stuk. Polder PV heeft daarnaast vele tientallen kleinere grondgebonden (en enkele kleinere drijvende) gerealiseerde zonneparkjes in zijn overzichten staan, die zelden tot nooit worden benoemd in nieuwsberichten of in de vakpers. In onderstaande overzichtje staan ook nog niet de nog "exotischer" categorieën als (meestal vrij staande) trackers, 2 pilot projectjes op de Noordzee (NB: niet netgekoppeld, dus sowieso overal buiten vallend), en de diverse solaroad experimenten benoemd. Ook deze worden al enkele tijd separaat geïnventariseerd door Polder PV. Vaak worden geen capaciteiten genoemd bij dergelijke pilot projecten. Sommige pilots zijn zelfs alweer "opgeruimd" (enkele geflopte solaroad experimenten, bijvoorbeeld, maar ook enkele kleine drijvende experimenten op, o.a. de Slufter zijn reeds weer verdwenen). Als een specifieke categorie voldoende "volume" krijgt, en er zinnige, enigszins verifieerbare zaken zijn te zeggen over opgesteld vermogen, zal Polder PV die in de toekomst in een dergelijk staatje gaan opnemen. Zo ver is het echter nog lang niet. Agri-solar begint inmiddels wel wat "body" te krijgen, de eerste pilots zijn inmiddels omgebouwd tot grotere installaties, maar fysieke netkoppeling van diverse pilots is beslist nog niet zeker. Dit betreft overkappingen boven diverse fruitsoorten. Van het rode bessen experiment bij Kusters in het Gelderse Wadenoijen is inmiddels wel bekend dat daar een netgekoppelde installatie met 4.500 op maat gemaakte doorzicht modules "in het veld" boven de fruitbomen is opgeleverd. Er zullen er meer volgen. Tabel vier typen vrijeveld installaties en totalen gerealiseerde capaciteiten Overzicht vier non-rooftop zonnestroom "vrije veld" project categorieën - realisaties. Data © 2021 Peter J. Segaar / www.polderpv.nl. Alle opgaves zijn minimale positief vastgestelde volumes, er kan meer zijn opgeleverd op de weergegeven peil momenten.
Uit bovenstaande blijkt dat de groei van alleen al deze vier "niet-rooftop" categorieën minimaal 1.155 MWp heeft bedragen in 2020, met nog wat potentieel wat daar aan toegevoegd zou kunnen gaan worden. Gaan we uit van de mogelijke nieuwe totale jaargroei van 3.491 MWp in 2020 (paragraaf 1 van CBS statistiek update), zou bovenstaande hoeveelheid al 33% van dat volume kunnen zijn geweest ... Dat is dus exclusief de grote volumes aan capaciteit op bedrijfsdaken, instellingen e.d., en het nieuwe vermogen in het residentiële marktsegment, de huursector, nieuwbouw, meer exotische marktsegmenten, etc. In 2021 zitten we nog op een veel lager niveau tm. 12 augustus, 489 MWp voor deze vier categorieën. Maar, zoals gezegd: daar gaat nog een grote hoeveelheid capaciteit bijkomen. Wel is opvallend, dat floating solar nu al een hoger volume omvat, 98,5 MWp, dan de 94,7 MWp in het hele jaar 2020. Dat ligt natuurlijk aan het feit, dat er enkele zeer grote projecten door GroenLeven, met grootaandeelhouder het Duitse BayWa.re, zijn gerealiseerd dit jaar, van het bijna 7 MWp grote project bij Nij Beets (Opsterland, Fr.), wat voor de definitieve verankering in augustus 2020 was losgeslagen na noodweer, en deels gerepareerd moest worden, tot het grootste buiten Azië, het Beetser Koeln project op de Sellingerbeetse plas, met een hoog vermogen van dik 41 MWp in het Groningse Sellingen (gem. Westerwolde). Een paar van dergelijke projecten vlak na elkaar, kunnen hier meteen het verschil maken. Er staan nog wel diverse subsidie beschikkingen open voor vergelijkbare projecten, maar het grootste volume lijkt nu reeds te zijn gebouwd, waarbij wel moet worden gezegd dat vele megawattpieken die oorspronkelijk zijn toegezegd (beschikt door RVO) niet zijn gerealiseerd. Als we de accumulaties van de vier categorieën aan het eind van elk jaar nemen, en we vergelijken die met de CBS cijfers die lijken te suggereren dat alle niet rooftop projecten in hun "veldsysteem" categorie zouden vallen, vallen de volgende verschillen op. 1.093 MWp voor EOY 2019 volgens Polder PV, 1.039 MWp volgens CBS, die dus voor dat lang vervlogen jaar al 5% onder het PPV volume zou zitten. In 2020 is het verschil zelfs groter, 2.248 MWp volgens PPV, en slechts 1.955 MWp volgens het CBS, wat daarmee zelfs 13% onder het niveau van de Polder PV cijfers zou zijn blijven hangen. Daarbij moet wel de disclaimer, dat het CBS sowieso aan het eind van 2021 waarschijnlijk de cijfers voor 2020 nog gaat aanpassen, dus het verschil kan beslist kleiner gaan worden. Van mijn detail analyse van de in juli dit jaar gepubliceerde CBS data, is bijvoorbeeld al duidelijk, dat het grote zonnepark (deels) op het terrein van de kolencentrale van Borsele nog helemaal niet in hun cijfers kan zitten, terwijl het beslist al is opgeleverd. Als er meer van dat soort grote projecten alsnog toegevoegd zouden moeten worden, zullen de verschillen met de huidige cijfers van Polder PV afnemen. Dat laat onverlet, dat mijn cijfers voor dat jaar ook beslist nog niet volledig of compleet zijn, al verwacht ik geen al te grote aanpassingen meer. Aantallen vrijeveld projecten - fors verschil tussen CBS en Polder PV data Wat de aantallen projecten betreft is de situatie t.o.v. het CBS nog wat dramatischer. Ik kom voor genoemde vier categorieën op geaccumuleerde volumes van 367 projecten voor eind 2019, resp. 543 voor eind 2020, met inmiddels, 12 augustus 2021 zelfs alweer 616 projecten. CBS kwam voor eind 2019 met slechts 206 "veld" installaties, bijna 44% minder projecten dan Polder PV in deze vier non-rooftop categorieën had staan. Voor 2020 was het verschil minder heftig, maar het CBS had met hun 436 projecten, eind dat jaar, toch nog steeds 20% minder aantallen projecten onder "veld" staan, dan de vier hier genoemde Polder PV non-rooftop categorieën. Het is hiermee duidelijk, dat het CBS op deze cruciale punten duidelijk fors achterloopt bij de hard op papier staande volumes bij Polder PV, en dat ze geen correcte data weet te genereren voor, met name, de zeer belangrijk geworden sector grondgebonden, "niet klassieke rooftop" projecten. Van weer een compleet andere categorie dan grondgebonden zonneparken en hun op water drijvende zuster projecten, zijn de grote PV projecten op/naast verkeers-infrastructuur. Hieronder vallen bij Polder PV de geluidswallen en -schermen, zoals onderhavig exemplaar bij Tiel, aan de zuidzijde van - ja, alweer - de A15. Een project met een nogal lange voorgeschiedenis, wat uiteindelijk toch is gerealiseerd door Sunprojects, voor opdrachtgever Energie van Hollandse Bodem. 1.056 moderne half-cels monokristallijne panelen, portrait gemonteerd op de glazen bovenzijde van het lage deel van het geluidsscherm, over een afstand van zo'n 2 kilometer. 1 van een zeventien-tal vergelijkbare, reeds opgeleverde projecten, wat een zeer oude voorganger kende, het geluidsscherm langs de A27 bij De Bilt. Maar de zonnepanelen van dat pilot project, gebouwd in 1995, zijn sedert 2017 afgeschakeld, er wordt geen onderhoud meer gepleegd, en t.z.t. zal de installatie daar verwijderd worden. Gelukkig komen er nieuwe projecten voor in de plaats, al zijn het technisch en bedrijfs-economisch lastige - en prijzige - installaties. Foto ook door Polder PV gemaakt in juni 2021, tijdens een grote, 2-weekse fietstocht waarbij de nodige PV projecten werden bezocht. (9) Andere cijfers en relatie tot die van Polder PV In het overzicht van 5 januari 2021 heb ik het al gehad over cijfers van "derden" over zonneparken. Dat ga ik hier niet overdoen, daarvoor gelieve paragraaf 6 in dat artikel na te lezen. Polder PV heeft altijd veel meer projecten en capaciteit in gerealiseerde zonneparken staan dan andere partijen aandragen, dat is in ieder geval de rode lijn door het betoog. In de zomer van 2020 is een studie van de Universiteit van Wageningen verschenen met als zwaartepunt wetenschappelijk onderzoek naar ecologische (met name bodem-gerelateerde) aspecten van 25 geselecteerde zonneparken. In die publicatie ook een lijst met "volautomatisch gedetecteerde" zonneparken, waarbij de teller op peildatum 22 september op 229 zonneparken is gekomen. Daarbij zaten ook enkele drijvende exemplaren. Ik heb mijn detail gegevens over het jaar 2020 er bij gehaald, en kom in de maanden oktober tm. december 2020 op 32 extra (uitsluitend) veld-installaties, wat voor dat overzicht van de WUR de teller fictief op 261 zou hebben gebracht (incl. floating solar). Ik had eind 2020 echter al 427 veld-installaties, nog exclusief floating solar (en geluidswallen, carports etc.) staan als opgeleverd. Alleen dat volume al was 64% meer bij de aantallen projecten dan de WUR in een wetenschappelijk rapport publiceerde. Ik heb hun lijst trouwens compleet nagevlooid, en ben tot de conclusie gekomen dat er nogal wat problemen mee zijn. Meerdere projecten waren nog niet "af" tijdens hun peiling (gebaseerd op deels beslist nog niet actuele satelliet foto's), waardoor het aantal hectare wat ze opgeven niet klopt met datgene wat uiteindelijk daadwerkelijk is opgeleverd. Bovendien staan er zeker tien projecten in die absoluut geen veldopstellingen noch floating solar of zelfs anderzins zonneprojecten zijn. Soms zijn zonneparken gesplitst, terwijl het delen zijn van 1 project van 1 ontwikkelaar, bij andere projecten worden SDE en PCR (postcoderoos) delen op een hoop gegooid (terwijl het 2 verschillende eigenaren en aansluitingen betreft), en ook thermische zonneparken worden op een hoop gegooid met het dominant PV installaties bevattende overzicht. Die paar thermische installaties dienen uiteraard separaat opgevoerd te worden in een apart overzicht, want ze produceren geen elektriciteit. Ook worden meermalen kleine zonneparkjes met een oppervlakte van minder dan een halve hectare opgevoerd, terwijl in de studie geclaimd wordt dat 0,5 ha als ondergrens wordt gehanteerd. Wat niet consequent is. Ik heb nogal wat kleinere gerealiseerde zonneparkjes (iets) kleiner dan een halve hectare die in geen geval worden benoemd of geïnventariseerd door de WUR. Maar die beslist wel voor de RES doelen meetellen, omdat ze (vaak fors) groter zijn dan 15 kWp. Ook hieruit blijkt, dat het aantal positieve hits veel lager ligt dan Polder PV heeft staan, en dat er nogal wat discrepanties in de statistieken ontstaan vanwege de toepassing van automatische routines die tot misverstanden leiden. Het toekennen als status "zonnepark" terwijl de lokatie absoluut niet zo'n object bevat is natuurlijk helemaal uit den boze, maar het is wel geschied.
(10) Bronnen, eerdere analyses zonneparken op Polder PV (2019-2021) Status van zonneparken in Nederland - een update (5 januari 2021; laatste update voor de huidige analyse) SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (25 okt. 2020) SDE 2019 najaarsronde. Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (8 juli 2020) Historisch unicum numero zoveel in de Nederlandse zonnestroom markt - Ruim 1 GWp netgekoppelde grondgebonden PV parken geregistreerd (9 december 2019) SDE 2019 voorjaarsronde. Deel 6. Grondgebonden installaties nieuw beschikt en totalen voor alle (overgebleven) SDE beschikkingen (21 nov. 2019)
Op 3 januari 22 werd kort gerapporteerd over Polder PV's bevindingen, in een bericht van Kennisvanenergie.nl, over de status bij de netbeheerders Primaire bron: PV
projecten database Polder PV, extracten zonneparken (sensu
lato), status update 12 augustus 2021
|
|