zontwikkelingen
"oud" |
Nieuws P.V. pagina 129meest recente bericht boven Specials: 26 november 2015 - 18 december 2015 Voor belangrijke "highlights" voor ons PV-systeem, zie pagina nieuws_PVJSS22.htm
18 december 2015: CBS update versus twee andere grote PV dossiers, Klimaatmonitor en PIR. Nu CBS haar - kennelijk "definitieve" - cijfers voor 2014 eindelijk heeft prijsgegeven, bijna 11 en een halve maand na het verstrijken van dat jaar, en ook de markt segmentatie bekend is gemaakt, kunnen we de boel weer op orde gaan maken. Ik doel daarbij op de vergelijking met de twee andere "grote" dossiers, die van het PIR van de netbeheerders. En de "cumulatie verzameling", KMt, bij Klimaatmonitor van Rijkswaterstaat (waar het PIR het grootste deel-dossier van is). Ik had dat begin deze maand nog voor het laatst gedaan, maar toen waren de actuele cijfers van het CBS er nog niet. Uiteraard doe ik deze vergelijking weer aan de hand van enkele grafieken. Eindejaars-accumulaties van het vermogen bij CBS, Klimaatmonitor KMt en PIR De drie belangrijkste curves, inclusief het laatst toegevoegde "definitieve" cijfer voor 2014 van CBS (oranje curve). Waar in de vorige totale overzichts-grafiek, met het "oude" CBS cijfer van juni dit jaar, de curves voor CBS en die voor Klimaatmonitor KMt (geel) nog vrijwel parallel liepen, loopt het exemplaar voor CBS wederom met een iets steilere hellingshoek omhoog dan die voor KMt. Uiteraard kan dit in theorie nog met bijstellingen van oudere cijfers voor KMt worden "gecorrigeerd" ik heb het lijnstuk voor 2014 bewust nog gestreept gelaten), maar CBS ligt nu onherroepelijk, en beduidend weer fors hoger dan de twee andere curves, eind 2014. 74 MWp meer PV capaciteit accumulatie dan KMt (974 MWp), een verschil van 7,8%. En zelfs een heftige 182 MWp meer dan het achter alles aan "hobbelende" PIR register van de netbeheerders (paarse curve, 866 MWp eind 2014). Een verschil van maar liefst 21% (!). Ook in dat laatstgenoemde register kan beslist nog wel wat wijzigen, maar zo'n enorme afstand lijkt moeilijk "bij te benen", laat staan in te halen. Er ontbreekt gewoonweg enorm veel vermogen in PIR. Dat zullen we continu op ons netvlies moeten houden, als er weer nieuwe cijfers uit dat dossier worden gepubliceerd. Voor de leek: 182 MWp komt neer op een verpletterende hoeveelheid verschil van 700.000 moderne, 260 Wp STC vermogen hebbende PV-modules, die een gezamelijk oppervlak hebben van maar liefst 1.148.000 vierkante meter. Dat is het equivalent van ruim 158 "standaard voetbalvelden maximale formaat van 105 x 69 meter" volgens de KNVB voorwaarden (pdf). CBS heeft uiteraard nog geen cijfers voor 2015 beschikbaar. De aller-eerste afschattingen daarvoor komen pas, zoals gebruikelijk, in het voorjaar van 2016. Dat die vér boven die voor het momentaan laatste cijfer van KMt (1.168 MWp) zullen komen te liggen staat nu al als een paal boven water. Zou je daar nu het verschil voor 2014, 74 MWp, bij optellen, kom je al op 1.242 MWp uit. Uiteraard gaat dit, vanwege de enorme activiteit in de markt dit jaar, inclusief de rappe implementatie van SDE 2013 en SDE 2014, véél meer worden. Sowieso zullen de cijfers voor zowel PIR als voor KMt worden bijgeplust, die zijn voor 2015 (en waarschijnlijk zelfs voor 2014) nog lang niet "af". CBS ligt altijd hoger (behalve anomalie [?] 2011), dus tel uit uw eigen prognose... (Afgeleide) jaargroei cijfers van het vermogen bij CBS, Klimaatmonitor KMt en PIR
In deze tweede en laatste grafiek de (afgeleide) jaargroeicijfers bij de drie genoemde dossiers. Voor CBS heb ik die helaas af moeten leiden uit de enige nieuw verstrekte "accumulatie cijfers aan het einde van het jaar" (EOY). Waarbij de veronderstelde jaargroei dus het verschil tussen EOY van de 2 betreffende jaren is. Tot en met 2013 werd er nog een prachtige tabel bijgehouden door CBS, met toegevoegd en zelfs "uit gebruik genomen" capaciteit per jaar, maar die tabel is helaas (ook bij CBS verwoestende gevolgen van de bezuinigingsdrift van Den Haag) niet meer bijgehouden. En omdat er behalve twee apart genoemde cijfers voor 2013 en 2014 verder geen cijfers zijn genoemd, heb ik terug gegrepen op eerder gepubliceerde, grof afgeronde jaargroei cijfers, aangevuld met de laatste cijfers in het HE rapport over 2014 (publicatie CBS). Met dien verstande dat ik voor 2013 en 2014 op genoemde 377 MWp resp. 302 MWp uitkom (oranje cijfers boven CBS kolommen). CBS zelf geeft echter in hun stukje van 17 dec. 2015 "375 megawatt" resp. "300 megawatt" op (in grafiek in donkerbruine cijfers weergegeven). Dat is in beide gevallen 2 MWp lager dan de verschil cijfers. Nog onduidelijk is of dat aan eventueel (nog niet als zodanig benoemd) "uit gebruik genomen" volume ligt, of dat het gewoon een grove afronding is in het artikel. Forse
terugval, maar prima groei in 2014 Wat ook duidelijk blijkt is, dat het CBS nieuwbouw volume voor 2014 nu beduidend hoger ligt dan die voor zowel KMt als voor het PIR register (cijfers voor het laatstgenoemde als "de minst betrouwbare" te beschouwen, omdat er zoveel volume in ontbreekt, en er regelmatig forse aberraties in voorkomen). CBS ligt nu 7,1% hoger dan het KMt cijfer (282 MWp jaargroei), resp. 6,0% hoger dan dat van het PIR register (afgeleide groei: 285 MWp in 2014). Dit, terwijl het CBS jaargroei volume in de voorlaatste update nog beduidend lager lag dan beide jaargroei volumes. Dit is typisch het gevolg van extreem asynchroon verlopende cijfer updates, een complete chaos op de statistiek markt, en blijvende onwil in Den Haag om hier structureel iets aan te doen. Het interesseert ze kennelijk geen biet op het Binnenhof, de harde realisatie cijfers van duurzame energie. Overigens kunnen de cijfers voor 2014 voor zowel KMt, als PIR, later ook nog worden bijgeplust. En is zelfs het nieuwe CBS cijfer niet in beton gegoten (gezien af en toe optredende "historische updates van oudere CBS cijfers"). Voor 2015 is nog niets bekend bij CBS. Dat komt "later pas". Maar het jaargroei volume voor 2015 zal heel wat spectaculairder uit gaan pakken dan de nog zéér voorlopige cijfers voor PIR en KMt tot nog toe laten zien. Daar kunt u zeker van zijn. Achtergrond
van de cijfers CBS gaat in januari 2016 wederom een berenklus uitvoeren, en 350 importerende (en een paar overgebleven, producerende) bedrijven ondervragen wat ze binnen Nederland hebben afgezet in 2015. CBS schat dat in april of mei de eerste resultaten van dat onderzoek bekend zouden moeten gaan worden. CBS: Bijgeplaatst vermogen zonnestroom bijgesteld (artikel met maatwerk tabel, 17 december 2015) Vakblad
Photon maakte er helaas een potje van, en publiceerde (nadat ik ze in
een tweet op de nieuwe cijfers wees) TV seen stukje op 18 december waarbij
ze nota bene uit het op dit vlak alweer verouderde CBS HE rapport 2014
(van
29 sep. 2015) citeerden, de nieuwe cijfers van 17 december 2015
negerend of niet begrijpend... 17 december 2015 -16h30: CBS marktsegmentatie PV sector 2011 - 2014. Naast de gereviseerde cijfers voor 2014 werd een ander zeer interessante cijfer update iets later vandaag gepubliceerd door het CBS. Wat het erg druk heeft met het bijwerken van de energie statistieken. Het is de door mij al drie jaar achtereen besproken "maatwerktabel" (links naar eerdere besprekingen onderaan dit artikel). Daarin wordt door CBS gepoogd om uit verschillende databronnen te extraheren hoe "ongeveer" de verdeling is over enkele door hen onderscheiden sectoren. Die tabel wordt slechts eenmaal in het jaar gemaakt. En bij eventuele bijstellingen van historische cijfers verschijnt er geen aanpassing meer. De bijstellingen zijn echter gelukkig relatief beperkt, ik heb ze in mijn samenvattende grafiek in ieder geval voor de totalen apart weergegeven. Bronnen Daarnaast worden de data van CertiQ gebruikt bij dit onderzoek door CBS (zie mijn maandelijkse besprekingen, laatste van november vindt u hier). CBS heeft op basis van een koppeling op postcode de "dubbeltellers" - projecten die MEP of SDE hebben genoten én (tm. SDE 2013) óók EIA konden vangen zo goed en kwaad als dat ging er uitgehaald. Een twijfelachtige aanname daarbij is, dat alle PV capaciteit die niet bij RVO (MEP, SDE, EIA) of CertiQ is ingeschreven, of "bekend is", "bij huishoudens" zou staan. Wat per definitie niet klopt omdat er ook bedrijven zijn die zonder MEP, SDE, of EIA PV panelen hebben aangeschaft. Dat was historisch al zo, en het wordt nog "veel erger", omdat er nu ook succesvolle crowdfunding projecten worden gerealiseerd (grootste tot nog toe Euroborg Groningen, 295 kWp), en de eerste postcoderoos projecten (meeste kleintjes, maar uitzonderlijk groot: Fablohal Haarlem, 370 kWp) zijn opgeleverd. Daarvan is niet bekend of ze (ook) EIA hebben genoten, maar het zal zeker voorkomen dat er steeds meer projecten buiten die regeling om met crowdfunding, regionale subsidies en/of postcoderoos constructies gerealiseerd zijn of nog zullen gaan worden. Ik heb tientallen projecten in de "pending" map klaarstaan, van nat achter de oren tot al zeer ver gevorderd bij de financiering (of op het punt om opgeleverd te worden). Dit is echter een issue die vooral dit jaar (2015) is gaan spelen, een begin daarvoor werd echter beslist al in 2014 zichtbaar. CBS suggereert dat die "onderschatting" min of meer gecompenseerd zou worden doordat niet alle dubbeltellingen EIA met MEP of SDE uit de operatie gehaald zouden zijn, wat zou leiden tot een overschatting van het aandeel zonnepanelen bij bedrijven. Daarbij wordt ook nog "even" vergeten dat er duizenden particulieren staan ingeschreven met SDE 2008-2010 subsidies bij CertiQ. Een andere mogelijke "balans factor" is de suggestie van CBS dat na goedkeuring van een EIA aanvraag, een project alsnog niet zou doorgaan - wat kennelijk volgens de statistici dus ook al voorkomt. Hopelijk niet op een vergelijkbaar niveau als het bizar teleurstellende resultaat van de eerste SDE regelingen, waar enorm veel uitval van beschikt volume is geweest, en wat we waarschijnlijk ook in de latere regelingen zullen gaan terugzien (inventarisatie Polder PV hier). Alle plussen en minnen bij elkaar optellend, schat CBS in dat de gepubliceerde verdeling van PV vermogen naar sectoren "niet heel exact is, maar dat hij wel voldoende nauwkeurig is voor een beeld op hoofdlijnen". Als we van dat laatste uitgaan, zou de marktsegmentatie van PV capaciteit verdeeld over 6 sectoren er inmiddels zo uit moeten zien volgens de eerder gepubliceerde, en laatst toegevoegde cijfers: Voor de (enige) vier jaren dat CBS de cijfers heeft gepubliceerd in haar maatwerktabellen zijn hier de 6 onderscheiden marktsegmenten gestapeld weergegeven, met het totale marktvolume (accumulatie) bovenaan de kolommen. De onderste drie segmenten hebben een zeer gering aandeel van nog maar 5,2% op het geheel, al is de sector "energiebedrijven" aardig gegroeid, na een jaar lang (kennelijke) stagnatie. Opvallend is, dat, zoals door mij al tijdens The Solar Future conferenties voorspeld, de dienstensector flink is gegroeid (inclusief zeer actieve gemeentes!), en haar in 2013 opgelopen achterstand op de agrarische sector weer vrijwel heeft ingelopen. Beide sectoren hadden eind 2014 vrijwel even grote aandelen van bijna 12,5% op het totaal (grofweg 130 MWp per segment). Maar boven alles blijft de residentiële sector uittorenen, met eind 2014 kennelijk al 732 MWp van het totaal van (bijgesteld) 1.048 MWp, een markt "impact" van nog steeds 70 procent. Zoals dat al sinds 2012 het geval is, volgens de rekenmethodiek van CBS (zie details hier onder). Een zeer substantieel, zelfs het belangrijkste deel van de totale Nederlandse PV markt, staat bij particulieren op hun dak. Knoop die nogmaals in uw oren. De "rest" van de markt, 316 MWp van het geaccumuleerde volume, bestond eind 2014 dus uit niet-residentiële installaties. Waarvan het overgrote merendeel (83%), vrijwel fifty-fifty verdeeld, in de landbouw en bij de dienstverlenende sectoren stond opgesteld. 90%
residentieel aperte onzin herbevestigd Overigens is de "afgeleide bewering" van SZ, "in de afgelopen 2 jaar is er door particulieren zo'n 500 MW geïnstalleerd" op basis van de continu bijgestelde CBS cijfers "minder onwaar" geworden. Al is die conclusie die toen werd gedaan (toen al die bijstellingen nog helemaal niet bekend waren, ook niet bij kritiek leverende ondergetekende) nog steeds te optimistisch. Het is in in de jaren 2013 tm. 2014 volgens de huidige cijfers 477 MWp geweest, 5% minder. Die 477 MWp nieuwe residentiële capaciteit was 70% van de totale marktgroei van eind 2012 tm. eind 2014 (683 MWp). Het rapport werd trouwens in september geschreven, dus het kan nooit "de kalenderjaar volumes" hebben betroffen. Voor statistieken essentieel, anders blijven we appels met peren vergelijken. Daarbij ook nog de voetnoot, dat het cijfer voor eind 2012 nog hoger is geworden dan in de oude maatwerktabel werd gesuggereerd (365 werd uiteindelijk 369 MWp, eind 2012), dus het verschil met 2014 is daarmee nog een klein beetje geringer geworden. In bovenstaande grafiek (samenvatting van VIER maatwerktabellen gepubliceerd door CBS), zijn historische cijfers in de deelsegmenten niet gecorrigeerd (CBS heeft die namelijk niet opnieuw berekend). De verhoudingen in de drie jaren 2011-2013 zijn derhalve bepaald t.o.v. de in zwarte cijfers weergegeven totalen bovenaan de kolommen. Later zijn die totalen licht gereviseerd door CBS, die nieuwe totaal-cijfers heb ik weergegeven in rood, om de - relatief bescheiden - verschillen in ieder geval te duiden. Die nieuwe "historische" cijfers zullen echter relatief weinig impact hebben gemaakt op de verhoudingen tussen de verschillende marktsegmenten. Hoe dat precies heeft uitgepakt zou de beschikbaarheid van exacte cijfers van die markten vergen, en die cijfers zijn er gewoon niet. We moeten het doen met bovenstaande cijfers van het CBS. Detail
cijfers marktsegmentatie
In de eerste deeltabel de progressie van de door CBS in hun oorspronkelijke maatwerktabellen aan marktsegmenten "toegewezen" vermogens bij de geaccumuleerde volumes (in zwarte cijfers, in MWp uitgedrukt). Daarnaast heb ik telkens het aandeel van dat segment op het totaal voor dat jaar uitgerekend (in procent weergegeven in violet). Daaruit blijkt al de dominante positie van de residentiële markt, gegroeid tot 70% in de jaren 2012-2014. Alleen landbouw en de dienstensector zijn verder "van betekenis", met licht wisselende aandelen tussen de 11-18%, afhankelijk van het jaar. De agrarische sector zou er in 2014 een procent op achteruit zijn gegaan, de dienstensector won een procent. Maar dat kunnen ook, gezien de onderzoeks-methodiek, fouten binnen de (forse) statistische ruis zijn. In ieder geval lijkt er bij de aandelen in de accumulaties van die marktsegmenten relatief weinig te zijn gewijzigd in de afgelopen vier jaar. Vooral landbouw lijkt qua aandeel iets te zijn gegroeid sinds 2011. Maar de grootste absolute groei t.o.v. eind 2013 was te zien bij de dienstensector, die 47 MWp zou zijn toegenomen in 2014. In de agrarische sector was dat een stuk minder, 31 MWp. De bouw blijft op 1% van het totaal steken, met slechts 5 MWp groei in 2014. Ik ben benieuwd of een eventueel succes in het Nul Op de Meter (NOM) gebeuren hier verandering in kan gaan brengen (in 2015 is er wel iets gebeurd, maar vanwege een niet gerealiseerde wetswijziging lijkt er stagnatie op te treden). Vreemd is de stagnatie bij de "industrie", die niets (zichtbaars) aan vermogen toegevoegd zou hebben volgens de gepubliceerde CBS cijfers. Waarmee het volume onder dat van de bouwsector is gedoken. Wellicht dat met de bouw van 22 MWp bij Tata Steel daar "iets" in kan wijzigen de komende twee jaar... Enigszins opvallend, tot slot, is de 11 MWp toename bij de sector "energiebedrijven". Dat is een zeer brede definitie, het stikt op onze markt van aanbieders (alleen al 50 stroom cq. 50 gas leveranciers), en er zijn talloze vage intermediaire bedrijven die "actief zijn in de energiemarkt". De vraag is hoe die precies worden meegeteld in de statistieken. Feit is dat ondanks die lichte toename in 2014, de sector op een 2% aandeel is blijven steken, en haar impact van 8% in 2011 al lang is kwijtgeraakt. "Lokaal
geïnitieerde" PV-capaciteit nog niet goed inpasbaar In lichtgele vakjes met rode cijfers (laatste kolom) zijn de gewijzigde jaartotaal cijfers voor 2011-2013 te zien (het "voorlopig definitieve" cijfer voor 2014 is net bekend gemaakt, zie vorige artikel). De jaartotalen in zwarte cijfers zijn gebruikt voor de deelsegment berekeningen (die zijn niet "overgedaan" door CBS, in hun laatste maatwerk tabel die alleen gaat over 2014). De daardoor optredende (onbekende) verschillen zullen klein zijn geweest. De allerlaatste kolom bevat de procentuele afwijking van de nieuwe totaalcijfers t.o.v. de oude. De verschillen zijn klein, maar moeten worden genoemd: 2,8%, 1,1%, resp. 0,9% voor de EOY accumulatie cijfers voor de jaren 2011, 2012, en 2013. Jaargroei
cijfers Als we naar die voorlaatste kolom kijken zou je, naief als je wellicht zou kunnen zijn, kunnen schrikken van de gedaalde jaargroei percentages van 152 > 102 > 42% in de periode 2012-2014. Dat hoeft niet, 42% is een mooie groei voor een al aardig gegroeide markt als de Nederlandse. Meer is beter, maar we moeten geen "plofmarkt" krijgen, zoals in veel EU landen helaas is geschied (meestal als gevolg van dramatische en heftige "ingrepen" in de incentive regimes). Dan maar beter doorgroeien met 40 procent per jaar of daaromtrent... Let in de allerlaatste kolom met gele vakjes op de rode cijfers, die de exemplaren voor de oude maatwerktabellen vervangen (wegens aanpassingen van historische totaal cijfers door CBS). Dan komen we dus op 40% jaargroei in 2013-2014. Een mooi resultaat, gezien de extreme dynamiek in de markt. CAGR
jaargroei cijfers in periode 2011-2014 In 2013-2014 zitten we nog steeds op hoge niveau's, met uitzondering van de industrie, die natuurlijk veel te lage stroomprijzen betaalt, en daardoor geen enkele, dan wel nauwelijks "prikkels" heeft om de eigen - duurzame - stroom te gaan opwekken (vandaar dat het fout gaat, er wordt gigantisch veel el cheapo kolenstroom verbruikt). De andere marktsegmenten zaten op jaargroei cijfers van 31 (landbouw) tot zelfs 73% (energiebedrijven). Landelijk bezien was de groei in 2013-2014 42% met de oude CBS maatwerktabel cijfers (even hoog als het percentage voor de dominante residentiële markt). En na revisie, nog steeds een zeer gezonde 40%. NB: de CAGR berekening komt natuurlijk op dezelfde resultaten uit als die in de tweede deeltabel ("klassieke" jaargroei cijfers). Besprekingen
oudere CBS maatwerktabellen PV sector door Polder PV: CBS: Bijgeplaatst vermogen zonnestroom bijgesteld (met maatwerktabel, 17 december 2015) 17 december 2015 - 9h50: CBS publiceert "definitieve eindstand" PV capaciteit Nederland 2014. Zoals gebruikelijk de afgelopen jaren heeft CBS wederom capaciteit voor het (reeds lang verstreken) voorgaande jaar aan het eind van 2015 bijgeplust. Ze doen dat op basis van de reeds enkele jaren door Polder PV aan hen verstrekte lijst met leveranciers van zonnepanelen in ons land. De laatste lijst, het 7e exemplaar alweer, werd begin september dit jaar naar ze verstuurd, hij bevatte alweer netto 1.631 aanbieders van PV panelen en/of pakketten, systemen e.d. Na de nodige belrondes worden vervolgens door het CBS de "definitieve" cijfers (afzet aan eindverbruikers in Nederland) vastgesteld. Vandaag werden ze gepubliceerd. Er kwam t.o.v. de eerste publicatie (22 mei 2015: 1.014 MWp), die al licht werd bijgesteld tot 1.021 MWp op 29 juni (a.g.v. "methodologische verbeteringen"), inmiddels 34 MWp nieuw vermogen bij (t.o.v. de update van 29 juni was het verschil 27 MWp). De eindejaars-accumulatie (EOY) voor 2014 is nu dus 1.048 MWp. Dat is dus weer een stuk hoger dan de eerste schatting, 3,4%. Maar - helaas - haalt het eindcijfer niet de door mij (op basis van historische trends, wat altijd risicovol is) in het Nationaal Solar Trendrapport 2015 en tijdens TSF 2015 voorspelde "mogelijke" 1,1 GWp. Tenzij je wel erg creatief gaat afronden... In de afgelopen vier jaar zijn aldus, op basis van de leverancierslijst updates van Polder PV, t.o.v. de eerste CBS afschattingen in mei, achtereenvolgens 15 MWp (2011), 25 MWp (2012), 17 MWp (2013), en nu dus nog eens 34 MWp voor 2014 toegevoegd (huidige artikel). Wat het totaal aan bijgeplust vermogen in die vier jaar brengt op een volume van maar liefst 91 MWp. 8,7% van het EOY volume van 2014. Anders gezegd, 350.000 moderne modules van elk 260 Wp. Dat is bepaald geen klein bier, naar de bescheiden mening van Polder PV. Zonder die bijgewerkte leverancierslijsten, had dat volume mogelijk een "blinde vlek" geweest voor het CBS en de internationale statistiek rapportages waarin Nederland wordt opgenomen (denk aan IEA, Solar Power Europe / ex EPIA, EurObserv'ER, etc.). Wat betreft de "oudere" cijfers van de voorgaande jaren (die in de 29 juni update wel beslist al iets waren gewijzigd, zie artikel), is er verder geen verandering meer gekomen. Die lijken nu dus te zijn "gestabiliseerd". Met nieuwe rekenmethodieken is door CBS ook de vermeende (niet gemeten) productie uit genoemde aangepaste capaciteit berekend. Die steeg van 487 GWh (2013) naar 785 GWh (2014) per jaar, een toename van 61%. Daarmee "zouden" alle Nederlandse PV centrales (volgens de nog lang niet complete cijfers van Klimaatmonitor voor 2014 bijna 246.000 adressen met zonnepanelen) puur rekenkundig bezien (niet gemeten) al 86% meer stroom produceren dan het off-shore Amalia windpark van Eneco (eigen opgave: 422 GWh/jaar). Wat het relatieve aandeel van het stroomverbruik betreft zijn er twee rekenmethodieken. Bij de bruto elektriciteitsproductie (inclusief eigen verbruik van alle bronnen, nationaal) is het aandeel zonnestroom gestegen van 0,41 naar 0,66 procent (groei met een kwart procent). Bij de netto stroomproductie (zonder eigenverbruik) was de groei van 0,42 naar 0,69% van het totale verbruik. Een toename van 0,27% in een jaar tijd. We staan nog maar aan het begin van de potentie, maar de EOY accumulatie curve is nog steeds steil omhoog. Zoals de grafiek hier onder laat zien. In blauwe kolommen de eindejaars accumulatie (EOY) in MWp, na de update van 17 december 2015. In oranje de jaarlijkse nieuwbouw (YOY, in MWp), afgeleid uit deze EOY cijfers. Deze laatste kunnen door CBS nog licht worden aangepast omdat ze ook theoretisch berekende "afgevoerde" capaciteit mee hebben genomen in eerdere overzichten. Dat zal wat de trends betreft verder nauwelijks verschil maken, er is in ieder geval fysiek bezien nog weinig PV capaciteit "verdwenen" uit onze markt. De terugval van de groei in 2014 t.o.v. 2013 kan alleen worden verklaard doordat 2013 het jaar met de hoogste impact van de nationale subsidieregeling voor particulieren is geweest (na introductie medio 2012). En dat de marktgroei onder de condities van het "arrest Fuchs" (btw terugvordering sinds 2013 mogelijk) die enorme nieuwbouw in 2013 niet heeft kunnen evenaren. Dit gaat beslist veranderen in 2015, omdat we bovenop een gezond verder groeiende residentiële markt, ook nog eens een verbijsterend spectrum aan andere PV activiteiten hebben, bovenop de implementatie van SDE 2013 en, vooral SDE 2014, die vol op stoom is gekomen. Die gaan grote volumes extra toevoegen. De jaarlijkse aanwas in procenten van de nieuwbouw in MWp t.o.v. het eindejaars-volume van het voorgaande jaar. De groeipercentages in 2012 en 2013 waren zeer hoog vanwege de nationale subsidieregeling voor particulieren. Ondanks een forse "val" van 148% YOY groei (2012) en 102% (2013) naar 40% in 2014, mag de sector zich op de borst blijven kloppen voor zulke hoge groeicijfers. In geen enkele andere energie sector zie je dergelijke cijfers terug, zeker niet continu zo hoog - sinds 2010. Bron: CBS Statline update 17 december 2015 NB: Na
publicatie van dit artikel verscheen er pas een web bericht van het
CBS over de nieuwste cijfers, hier
14 december 2015 -24h00: Dat smaakte naar meer - en "kregen" ze ook. Heineken plust PV capaciteit bij met 3 MWp = toevoeging 17 dec. 2015*. Tijdens de Energiebeurs in Den Bosch (6-8 oktober jl.) was het al aangekondigd door de trotse leverancier. Bierbrouwer Heineken, o.a. gevestigd in diezelfde Brabantse stad, met een brouwerij waar al sinds het voorjaar van 2013 908 kWp aan PV vermogen op ligt, had smaak naar meer. Niet alleen "Wieckse Witte", maar ook andere activiteiten van de holding moesten worden vergroend in ons met gitzwarte kolenstook geplaagde land. In het persbericht van vandaag werd dat verwoord als volgt: "toen vorig jaar de mogelijkheid zich aandiende om dit zonne-energie project op onze distributiecentra te realiseren, hebben de die kans direct aangegrepen". Daarbij doelde Heineken natuurlijk, net als die andere paar duizend projectontwikkelaars, op het aanbreken van de lucratieve fases 5 en 6, die een "zeer interessante" business-case liet ontstaan voor talloze zeer grote PV projecten "achter een grootverbruik aansluiting", onder het gesternte van SDE 2014. Wat uiteindelijk resulteerde in een verpletterend toegekend vermogen van 883 MWp aan PV projecten over het hele land (eindstand 22 mei 2015). Grote PV
- en andere zonnige - Knapen beten de spits af Een Heineken filiaal was - en is - echter niet de trotse bezitter van "de grootste", want dat is de begin dit jaar al aangekondigde, ruim 10.000 PV-modules tellende 3,2 MWp solar plant bij MillerCoors Brewery in Irwindale bij Los Angeles. Uiteraard in (west) USA, waar alles een schaal groter "moet" dan in de rest van de wereld. Een project van Solar City, eind januari 2015 opgeleverd en sindsdien grote hoeveelheden "solar powered beer" producerend. Dát kon Heineken natuurlijk niet op zich laten zitten. Vandaar dat de holding ook nog "eventjes" een slordige 2.196 kWp aan solar-moois bestelde voor haar vestiging in Singapore, Maleisië (Asia Pacific Breweries Singapore - APBS), met maar liefst 8.038, lokaal geproduceerde kristallijne Si PV-panelen van het beroemde REC Solar (bericht van 19 november 2015). Haar kampioenschap op "solar" gebied was echter feitelijk al in 2013 gevestigd, want ze hadden toen ook al een grote vrije-veld thermische zonne-energie installatie op het terrein van de Göss brouwerij in Leoben, Oostenrijk laten bouwen, waar het bekende Gösser Bier wordt geproduceerd. En dat kunnen er niet veel zeggen, in het "grote" bierbrouwerij gebeuren.
In Nederland werd, zoals inmiddels bekend, op solar gebied, de spits afgebeten door de reeds genoemde PV installatie van SolarAccess op de brouwerij in Den Bosch (voorjaar van 2013). Het vermaarde info- en market research portal van Hollandse Bodem, SolarPlaza, bestempelde het bedrijf in een leuke lijst met "grote zonnige brouwerijen wereldwijd", dan ook plagend richting "The King of Beers", Budweiser (op en top Amerikaans), Heineken (roots stevig in Nederland) als 'may rightfully claim the title of "The King of Solar Beers"'. Vervolg:
Heineken gooit er in Nederland ook nog wat solar bij
Stroom opbrengst
prognose cryptisch geformuleerd en "relatief laag"?
incl. toegevoegd*
Het in een video getoonde plat dak project op het filiaal aan de Vareseweg op het bedrijventerrein Rotterdam Noord-West (persfoto hierboven) laat in ieder geval een lage hellingshoek hebbend plat dak systeem zien, waarbij de modules (allemaal) iets oostelijk van zuid zijn gericht. In het tweede filmpje wordt de Amsterdamse locatie getoond aan de Scharenburg op bedrijventerrein Sloterdijk (havengebied A'dam NW), met ook een groot plat dak complex, met zelfs pal zuid opgestelde modules onder dezelfde lage hellingshoek. Op deze twee Randstedelijke locaties zou je beslist (veel) hogere specifieke opbrengsten verwachten dan genoemde, met onzekerheden afgeleide 813 kWh/kWp.jaar. Elektrisch
vervoer, klimaatbestendigheid en andere duurzame investeringen Financiering
en hernieuwde open involvement policy Polder PV In dat artikel, nu wederom herhaald, ook mijn "openbaring", dat de webmaster van Polder PV al sinds 2006 een bescheiden investering van zijn spaargeld in het TREF fonds van Triodos heeft gedaan. En dat u in dat licht beslist ook dit artikel mag (her)lezen. Geen geheimen hier, ik ben (in geringe mate) "financieel betrokken" bij genoemd fonds. Zelfs dat daargelaten, mag het nieuwste 3 MWp Heineken PV project beslist linksom of rechtsom in de geschiedenisboeken van de snel veranderende Nederlandse PV-sector worden bijgeschreven. Ik hoop dat u zich daar met mij "in kunt vinden". Persbericht Heineken / Triodos Investment Management / Solar Access 14 december 2015 Vimeo
filmpje "Groothandel zonnepanelen distributiecentra" (locatie
Rotterdam), 14 december 2015 Top 40 Solar Beer Breweries (Tom van der Linden, SolarPlaza), 19 november 2015, moet nog aangevuld worden met de installatie bij Heineken in Singapore, en natuurlijk de 8 nieuwe PV projecten bij Heineken Nederland. Heineken heeft nu minstens 3,9 MWp aan PV capaciteit staan in ons land (incl. Den Bosch). NB: Amsterdam zal met het nieuwe PV project op Heineken een klein stukje van de opgelopen achterstand op Zwolle "terug pakken", maar dat kan nooit de toevoeging van Wehkamp 2,5 MWp goedmaken. Bovendien is in Harculo (Zwolle) inmiddels al lang de 890 kWp grote vrije veld installatie op het terrein van de IJsselcentrale opgeleverd. Zwolle loopt dus nog steeds verder uit op de hoofdstad in Noord-Holland... 8 december 2015: Beschikt vermogen SDE 2015 PV bekend - zeer mager. In de 21 (!!) pagina's lange Kamerbrief waarmee Henk Kamp de "contouren" voor de 8 miljard Euri tellende SDE 2016 regeling uit de doeken doet staat goed verborgen een interessant "weetje" voor solar addicts als Polder PV. Dat "weetje" is te vinden op pagina 12 van die door mij op Twitter al in felle bewoordingen (deels) behandelde brief. Het is maar dat u het weet, want daar staat deze voor leken ietwat cryptische passage: Hmmm, wat betekent dat eigenlijk, hoor ik u denken? Dat is een wat "moeilijke manier van uitdrukken", want mensen die Polder PV lezen, weten dat je opgesteld vermogen (weergegeven in SDE beschikkingen) normaliter "gewoon" in kWp uitdrukt, waar het zonnestroom genererende installaties betreft. Maar ik weet het goed gemaakt met u, ik heb het even voor u vertaald. PJ staat voor "petajoule". Dat is een héééél groot getal. Het is hetzelfde als 1.000 terajoule, nog steeds een groot getal. Gaan we verder, dat is gelijk aan 1 miljoen gigajoule. Nu komen we op "bekend terrein". Want ik neem stadswarmte af (met tegenzin, vanwege de beruchte vastrechtwoeker, dat even terzijde). En dat wordt in die vermaarde of, zo u wilt, beruchte gigajoules op uw (stadswarmte) nota weergegeven. Maar wat is zo'n GJ (afkorting voor gigajoule) nou eigenlijk, in die ongrijpbare energie wereld? Daarvoor grijpen we terug op een uit uw hoofd te leren equivalent, 1 kWh staat gelijk aan 3,6 megajoule (MJ). Dat wil zeggen, dat 1 MJ dus het equivalent is van 1/3,6 = 0,277777.... kWh. En dat 1 gigajoule (= 1.000 MJ) "dus" het equivalent is van 277,8 kWh, om "af te ronden op een cijfer achter de komma". Dat is een "werkbare eenheid". We lezen in Henk Kamp's ambtelijke stukje terug dat SDE 2015 voor de beschikte PV capaciteit kennelijk "0,04 PJ per jaar" zou claimen. Dat is dus 0,04 x 1 miljoen GJ = 40.000 GJ/jaar. Dat is equivalent aan 40.000 x 277,8 = 11,11 miljard kWh per jaar. Weer een groot getal. "Gelukkig" wordt er gerekend met een specifieke opbrengst van 1.000 kWh/kWp.jaar tot en met SDE 2015 (het voor zonne-energie absurde begrip "vollasturen" weiger ik in de mond te nemen vanwege dit), dus dan houden we, drie nullen wegstrepend, een kennelijk beschikt SDE 2015 vermogen over van 11.111 kWp. Of, zo u wilt, wat overzichtelijker: 11,1 MWp aan PV vermogen. Dat is "zo goed als niks", verwend als we zijn geraakt door de 883 MWp onder SDE 2014. Die frase "een stuk lager dan" SDE 2014, van de hand van de ambtelijke top van Kamp is natuurlijk om te bescheuren. De verhouding SDE 2014/SDE 2015 is een factor 80 staat tot 1! Dat is niet "een stuk lager", hooggeschatte heer Kamp. Dat heet bij mij "een andere dimensie" (van nogal zwarte gedaante)! Aan
the low end van voorlopige schattingen Polder PV Het gaat bij dat magere beschikte PV vermogen voor SDE 2015 om slechts 48 beschikkingen (voorlopige eindstand, RVO heeft nog geen definitieve stand opgegeven). Die zouden, met de door mij terug gerekende 11,1 MWp, dus "slechts" zo'n 231 kWp gemiddeld per project hebben geteld. Dat is natuurlijk best een "leuk" installatie gemiddelde (bijna 890 zonnepanelen van 260 Wp per stuk, een paar stallen van een boerderij vol), maar daar kijken we al lang niet meer van op. Het gemiddelde was voor SDE 2014 zelfs 297 kWp, met een enorme hoeveelheid (ook veel kleinere!) projecten. Het lijkt er derhalve niet op dat er "significant grote" vrije veld projecten in SDE 2015 beschikt lijken te zijn, anders had dat gemiddelde voor die paar projecten waarschijnlijk wel fors hoger gelegen. Binnen SDE 2014 zijn er beslist een paar, zoals bleek uit een zeer interessante segmentatie grafiek die ik van Menno Chang van Movares mocht herpubliceren (slot artikel SDE 2014).
Van
de SDE regelingen 2008-2012 is weinig meer aan aanvulling te verwachten
voor PV. Hun gezamenlijke invulling bedroeg tot de SDE
2016 kamerbrief - de ergste wijziging Die "reden" is natuurlijk, als je het lief wilt stellen, "gezocht". Al zoek ik het meer in termen als absolute polderkolder, of, zo u wilt, het gaat om een absurde ingreep, rabiate marketing BS. Henk Kamp gaat de goed in de slappe was zittende grote bedrijven met de best betaalde adviseurs voortrekken. Door iedere potentiële inschrijver in het duister te laten tasten over de kritieke momenten dat het budget van 4 miljard Euro voor elk van de twee SDE 2016 regelingen in 2016 (zeer korte periodes voor indienen van aanvragen in maart en september !!) overschreven dreigt te worden. Of als een "kritieke fase" aanbreekt, waarbinnen een eventuele aanvraag net aan succes kan gaan hebben. Het wordt dus ten eerste zwaar gokken op welk moment je "moet" gaat indienen. En als je voor modaliteiten wilt indienen die "net aan" met SDE subsidie uit kunnen (zoals PV op kritieke momenten in het aanvraag circus), zal het zweet in de bilnaad komen te staan van de vaak niets van dit soort ingewikkelde en riskante "gok" procedures snappende (veelal voor het eerst met SDE geconfronteerde) aanvragers. Het is gewoon een stiekeme manier om de grote partijen gigantische projecten te laten indienen op een voor hen zo gunstig mogelijk moment, waarmee ze honderden miljoenen Euro's aan door de burgers en bedrijfsleven betaalde subsidies naar binnen zullen gaan harken. Met name de steenkolen verbranders die massaal buitenlandse houtsnippers in de fik willen gaan steken, gaan hier hun voordeel mee doen. Daar kunt u vergif op innemen. Voor de talloze kleine coöperaties die wel "willen", maar die geen enkele financiële backing hebben, gaat het angstzweet worden bij een eventuele SDE aanvraag. Ook dat staat als een paal boven water. Derhalve hoeft u van Polder PV geen fraaie evolutie grafieken meer te verwachten, zoals ik die nog voor SDE 2014 kon maken op basis van regelmatige updates van RVO.nl. Die kunnen wat ambtenaren naar huis sturen, want er mag kennelijk niks meer "naar buiten komen" over het hele, schimmig te houden proces, volgens de continu manipulerende en knoppen verzettende ambtenarij bij EZ. Ik ben benieuwd wat het parlement van deze walgelijke zoveelste vorm van knipperlichtbeleid in de "als stabiele subsidieregeling" ge-spindoktorde SDE "plus" zal gaan vinden. En of ze de voortgangs rapportage van de SDE aanvragen en beschikkingen, die onder SDE 2015 feitelijk al sterk was uitgehold (nog steeds geen detail info over alle modaliteiten!!) verplicht zullen gaan stellen. Zoals dat een zogenaamde "open" democratie betaamt. Kamerbrief over de stimulering van hernieuwbare energieproductie in 2016 (met bijlage basisbedragen SDE 2016, 7 dec. 2015) 7 december 2015: Klimaatmonitor update september V - Synthese van cijfers op landelijk niveau. Om de voorgaande serie van 4 diepgravende artikelen af te ronden (link lijstje onderaan artikel) volgt in dit voorlopig laatste exemplaar een samenvatting van de nu laatst bekende cijfers betreffende PV statistieken op landelijk niveau. Die cijfers zullen deels binnenkort weer worden bijgesteld, als nieuwe data voor het Productie Installatie Register (PIR) van de netbeheerders bekend zullen worden gemaakt. Cijfers die pas in een later stadium in de Klimaatmonitor databank van Rijkswaterstaat zullen "doorsijpelen" (daar zit vaak de nodige vertraging in). En daarnaast, onafhankelijk van die ontwikkelingen, CBS haar "definitieve" update voor het reeds bijna een jaar verstreken kalenderjaar 2014 zal gaan publiceren. Op basis van een door mij aan hen gestuurde laatste update van de lijst van PV leveranciers in ons land (3 september 2015, met 1.631 "leverende partijen"...). Het huidige artikel geeft een historische beschouwing van in de loop van de tijd gepubliceerde data in het PIR register, inclusief een grote anomalie in die cijfer reeksen. En een samenvatting van de huidige status quo op het gebied van "officieel" gepubliceerde cijfers, bij de aantallen adressen met zonnepanelen, en bij het geaccumuleerde PV-vermogen. Voorlopig staan die volumes, met nog heel veel adressen en vermogen bij te plussen voor 2015, en met de voetnoot dat deze nog steeds niet alle PV installaties in ons land kunnen (en zullen) weergeven, momenteel op 298.762 geregistreerde adressen met PV modules. Met een gezamenlijk opgesteld STC vermogen van 1.168 MWp. (1) Evolutie
data in het PIR register van de netbeheerders In deze grafiek diverse oudere cijferreeksen m.b.t. het PIR met het aantal (destijds) geregistreerde PV installaties. DL = download (datum), GC = Groene Courant, KM = Klimaatmonitor (waarvan KM-PIR het grootste deel-dossier is), NN = Netbeheer Nederland, PIR = Productie Installatie Register van NN. Met name rond de gepubliceerde cijfers voor het jaar 2013 zien we enorme verschillen optreden, weergegeven in de rood omlijnde ellips. De onderste data waren van "vroege", nog zeer onvolledige rapportages uit 2013 zelf, die al rap met elke volgende versie werden bijgeplust. In de versie van 19 februari 2014 (opgenomen in Klimaatmonitor in deel-dossier KM-PIR, bruine curve) "schoot" het totaalcijfer door naar bijna 162.000 installaties. Maar in de allerlaatste versie (peildatum 10 sep. 2015, dikke rode curve) is dat weer met bijna 7% omláág bijgesteld naar - momenteel - 151.511 installaties voor eind dat jaar. M.a.w.: "historische data" kunnen achteraf, vanwege allerlei soorten revisies (met name in de databestanden van de netbeheerders) in negatieve zin worden bijgesteld. Het omgekeerde komt echter ook voor: Voor 2012 is het eindejaars-cijfer in de momenteel laatste versie een stuk hoger geeindigd dan in genoemde versie van het PIR bekend op 19 februari 2014. Voor kalenderjaar 2014 zijn de bijstellingen zelfs fors geweest - in positieve richting. Al is er t.o.v. een door Groene Courant gepubliceerd cijfer (3 feb. 2015) weer een geringe terugval van 1% geweest bij de - voorlopig laatste - licht gereviseerde cijfers verstrekt door Netbeheer Nederland aan Klimaatmonitor van Rijkswaterstaat (voorlopige eindstand 2014, rode curve: 220.842 installaties). De eindstand voor 2015 is uiteraard nog lang niet bekend, vandaar dat alle curves voor dat jaar bewust gestippeld zijn ingetekend (laatst bekende cijfer voor 2015* in KM-PIR: 277.373 PV installaties geregistreerd). Grote
anomalie in aantallen PV installaties bij een cijfer reeks In de aan bovenstaande gekoppelde serie beweringen, "In de eerste 6 maanden van dit jaar namen 20.022 huishoudens zonnepanelen, een stijging van 7,7 procent ten opzichte van het totaal aantal huishoudens met panelen. Hiermee lijkt 2015 topjaren zoals 2011 en 2012 (beide met ruim 70.000 nieuwe huishoudens met zonnepanelen) niet te kunnen evenaren" van GC, zitten meerdere elementaire fouten. Ten eerste zitten er niet alleen "huishoudens met zonnepanelen" in het PIR, maar ook een zeer snel toenemend aantal bedrijven en instellingen met PV op het dak, van alle kleuren van de regenboog, inclusief waarschijnlijk al vele honderden PV-installaties in de agrarische sector. Ten tweede klopt er in het geheel niets van die "20.022 huishoudens" (veronderstelde groei 1e half jaar 2015) en "ruim 70.000" claims. En ten derde, is de verhouding tussen genoemde drie jaren compleet anders. De jaargroei die GC claimt komt voor de jaren 2011, 2012, en 2015* immers neer op 78.955, 72.242, resp. "voorlopig" slechts 20.022 PV-installaties. Een verhouding van (2011 : 2012 : 2015) 3,9 : 3,6 : 1. Echter, met de cijfers van 10 september 2015 in KM-PIR komen we achtereenvolgens op jaargroei cijfers van 9.437 (!!), 45.268, resp., nog zéér voorlopig, voor 2015* op 56.531 exemplaren. Wat resulteert in een verhouding van 0,2 : 0,8 : 1. Een compleet ander beeld, dus. Waarbij het nog zeer onvolledig groeicijfer voor 2015* nu al een factor 6 maal het nieuwe volume in 2011 omvat (!!). Zelfs t.o.v. het "stevige" groei-jaar 2012 is er met de voorlopige (nieuwe) cijfers voor 2015* al ruim een factor 1,2 maal zo veel bijgekomen aan PV-capaciteit, tot aan de ongetwijfeld nog lang niet volledige update van september 2015. De conclusie moet derhalve zijn: de beweringen van GC zijn fout, ze gaan uit van een illusionaire cijfer-basis, en vooral gevolgtrekkingen over "groei in het eerste half jaar van 2015" slaan kant noch wal. Ook de bewering dat 2011 een "topjaar" zou zijn geweest met de nieuwe aantallen PV installaties slaat nergens op. De jaren die tot nog toe de hoogste groei gaven te zien op dit vlak waren uiteraard, vanwege de vertraagde input effecten van de nationale subsidie regeling, gevolgd door die van het "Fuchs arrest", 2013 (+ 77.740) en 2014 (+ 69.331), volgens KM-PIR. We moeten nog afwachten of 2015, als daar (veel) later meer concrete kalenderjaar cijfers voor beschikbaar gaan komen, 2014 nog zou kunnen inhalen. Uit dit alles moet geconcludeerd worden dat de curve met die oude cijfers van GC "gewoon niet kan kloppen", het is een bizarre anomalie in het geheel aan data. Wat de precieze oorzaak van die enorme afwijking is geweest is onduidelijk. Ik vermoed dat i.p.v. "accumulaties", er "groeicijfers per kwartaal" zijn gebruikt als basis, o.i.d. Derhalve hierbij ook een waarschuwing: ga nooit af op door derde partijen verstrekte cijfers, maar zoek altijd de primaire bron op. Al publiceert die bron de actuele(re) "officiële" cijfers pas veel later dan media graag zouden willen zien. Bij de geaccumuleerde vermogens (Y-as in MWp) in de diverse data reeksen zien we grofweg dezelfde trend als bij de aantallen PV-installaties in het PIR van de netbeheerders. Hier zijn de afwijkingen van de "normale" curves voor het jaar 2013 zelfs nog groter dan bij de aantallen installaties. Het eindcijfer voor 2013 was in de update van 19 februari 2014 nog 665,472 MWp. Hier is in de voorlopig laatste versie (rode curve) nog "maar" 580,133 MWp van overgebleven. Bijna 13% minder! Ik help u even in herinnering brengen, dat ik op 17 juli 2014 al uitvoerig heb gerapporteerd over een heftige schoonmaak operatie bij de grootste netbeheerder, Liander, in de zomer van dat jaar. Het lijkt er dus op, dat ook voor het jaar 2013 een dergelijke "forse reinigingsbeurt" van incorrecte data heeft plaatsgevonden, mogelijk (ook) bij de cijfer overzichten van andere netbeheerders. In 2012 is er verder ook een lichte terugval geweest t.o.v. cijfers gepubliceerd op 15 juli 2014, door Netbeheer Nederland (op hun eigen site). Dat in 2014 latere cijfers juist weer flink werden opgehoogd, komt omdat pas vrij laat de enorme aanwas veroorzaakt door de nationale subsidieregeling voor particulieren (272 MWp in ruim 1 jaar tijd) cijfermatig bezien in de databanken van de netbeheerders is "doorgesijpeld". De registers lopen immers altijd achter op de feitelijke actualiteit, zoals ik niet vaak genoeg kan benadrukken. T.o.v. voortijdige data gepubliceerd door Groene Courant op 3 februari 2015, is er wederom een lichte neerwaartse bijstelling geweest voor de "voorlopige eindcijfers voor 2014": van 882,0 omlaag naar 865,5 MWp (KM-PIR dd. 10 sep. 2015). Een verlies van wederom bijna 2%. Anomalie
bij het geaccumuleerde vermogen (2) Nationale PV statistiek - actuele update aantallen PV installaties We gaan over naar een synthese van alle nu beschikbare "meest actuele" officiële datareeksen, zoals ik die al een paar jaar voor presentaties tijdens The Solar Future heb gepubliceerd. In eerste instantie de laatste stand van zaken voor de aantallen installaties cq. "adressen met zonnepanelen" (definitie Klimaatmonitor in het verzamel register KMt, wat als grootste deelverzameling KM-PIR heeft). In de legenda staat bij elke datareeks de laatste update- of revisie datum vermeld. Van rechtsonder in de grafiek naar linksboven de volgende curves besprekend: (1) In lichtgroen SDE accumulatie realisaties volgend uit de gepubliceerde jaarronde cijfers in de Klimaatmonitor update gedateerd 7 maart 2014 (!), en - in theorie althans - van RVO (MEP/SDE jaar rapport 2014, met laatste peildatum 1 maart 2015). Het laatst bekende "officieel gepubliceerde" cijfer volgens de fors verouderde Klimaatmonitor update was 10.615 PV projecten totaal voor alle toen "lopende" SDE regelingen (SDE 2008 - SDE "+" 2014, de laatste rond genoemde peildatum nog lang niet vol beschikt). Een zwaar tegenvallend cijfer, gezien de vele duizenden toegekende beschikkingen in de 7 regelingen tm. SDE 2014 (met name de eerste drie regelingen hadden duizenden beschikkingen voor particulieren, heel erg veel daarvan zijn nooit tot uitvoering gebracht). Maar wel al lang achterhaald. Helaas worden er geen aantallen gerealiseerde SDE projecten vermeld in het genoemde RVO rapport, wat immers een actuelere stand had kunnen geven. Dus we moeten bijstelling van die aantallen, uiteindelijk, met zeer forse vertraging wel in Klimaatmonitor terechtkomend, nog afwachten. (2) In grasgroen de curve voor de data van CertiQ tm. status 1 december 2015. De garanties van oorsprong uitgevende instantie, die in principe alle SDE (en oudere MEP) projecten onder haar vleugels zou moeten hebben. Dit, omdat de subsidies afhangen van de meetdata van bruto productie meters en inschrijving daar verplicht zou zijn om de subsidies te mogen ontvangen. De historische data van CertiQ kunnen achteraf wijzigen omdat het administratieve verwerkings-proces lang duurt, en er ook mutaties kunnen optreden. De laatste update die ik op aanvraag mocht ontvangen van de TenneT dochter is van 28 april 2015. Het is vreemd, dat de CertiQ curve in de periode 2008-2010 duidelijk onder die van de SDE cijfers van RVO (zoals terechtgekomen bij Klimaatmonitor) blijkt te liggen. Als de cijfer reeksen zouden kloppen, zouden er dus, volgens de Klimaatmonitor data, méér SDE gesubsidieerde PV projecten zijn gerealiseerd dan tot nog toe bij CertiQ zouden zijn geregistreerd. Althans, in die periode. In de jaren 2012-2014 lijken de curves vrijwel over elkaar heen te liggen, wat beter "lijkt te kloppen". Het laatst-genoemde, in de grafiek weergegeven cijfer, 11.317 PV-installaties, is de cumulatie die ik net heb becommentarieerd in de analyse van het maandrapport voor november 2015 van CertiQ (vorige artikel). De verwachting is, dat het aantal relatief snel toe zal nemen, naarmate er meer van de enorme portfolio van SDE 2014 (oorspronkelijk 2.973 PV projecten beschikt) on-line zal gaan komen en hun inschrijving bij CertiQ wordt bekrachtigd. (3) De volgende curve, in donkergroen, geeft niet het aantal realisaties weer, maar, om dat goed op het netvlies te krijgen, de accumulatie van het totaal aantal beschikkingen (subsidie aanvraag toekenningen door RVO), wat binnen alle SDE regelingen is overgebleven. Er is in het verleden enorm veel uitval geweest van toegekende SDE projecten, en ook de huidige in uitvoering zijnde regelingen zullen daar niet aan ontkomen. Al is het hopelijk in veel mindere mate. De bijgewerkte stand van zaken voor de oudere regelingen is de accumulatie zoals weergegeven bij Klimaatmonitor volgens de ver in het verleden liggende peildatum 7 mei 2014 (!). Waarvoor ik gecorrigeerd heb voor het al lang bekende eindresultaat voor SDE 2014 (flink opgewaardeerd, 2.973 projecten). En daar bovendien nog de op 7 oktober 2015 "voorlopig vol beschikte" SDE 2015 aan heb toegevoegd. Dat waren slechts 48 PV beschikkingen. De officiële eindcijfers zouden deze maand moeten volgen, maar ik verwacht op dat vlak nauwelijks wijzigingen. In totaal staat de teller voor SDE 2008 - SDE 2015 nu op 14.029 (overgebleven) toegekende PV projecten. Er zitten dus ruim 2.700 projecten "in de pijplijn" om uitgevoerd te worden. Een deel daarvan is al (lang) gerealiseerd, maar nog niet "doorgesijpeld" in de officiële lijsten en databanken. Een deel van die nieuwe realisaties is inmiddels bekend bij Polder PV, daar rapporteer ik later nog over (specifiek: SDE 2014). De voorgaande "SDE gerelateerde" curves laten ook goed zien dat deze nationale subsidie regelingen, ondanks fikse recente groei, op de totale omvang van de aantallen PV projecten slechts zeer weinig voorstellen. Dat komt omdat de totale Nederlandse PV markt op dat vlak in alle opzichten gedomineerd blijft worden door een paar honderd-duizend residentiële, zeer kleine PV installaties. SDE-SDE "+" maakt nog geen 4% van het totale volume uit, bij de inmiddels vastgestelde realisaties. (4) De magenta curve is weergegeven vanwege haar enorme impact op de residentiële sector in de periode juli 2012 - augustus 2013, toen particulieren maximaal EUR 650 in het handje konden krijgen als ze zonnepanelen kochten (uitvloeisel Lente Akkoord). Dat is massaal geschied, 87.512 installaties voegden in totaal bijna 272 MWp toe (rapportage eind stand incl. nagekomen eind-cijfers). (5) Vervolgens, de donkerblauwe curve, de "officieel" door de netbeheerders zelf gepubliceerde data op hun eigen website. Na het zeer voorlopige cijfer voor 2014 op 15 juli van dat jaar (185.443 PV installaties, stippellijn omdat cijfer halverweg jaar is gepubliceerd), is er echter niets meer verschenen op hun website. Wel worden de in het PIR achteraf bijgestelde en de nieuwe cijfers eens in de zoveel tijd doorgebriefd naar Klimaatmonitor (zie paarse curve). Waarna ze "publiekelijk bekeken" kunnen worden. (6) In de paarse curve de uiteindelijk bij Klimaatmonitor terecht gekomen cijfers van Netbeheer Nederland, inclusief alle tussentijdse updates en - soms met terugwerkende kracht doorgevoerde - bijstellingen. Het grootste deel-dossier van Klimaatmonitor, wat ik al lange tijd "KM-PIR" noem. Die gaat natuurlijk "door waar de hiervoor besproken (blauwe) curve ophield", met een geringe opwaartse bijstelling voor het jaar 2013 als toetje. Het verschil met halverwege 2014 (185.443) is natuurlijk zeer groot. Volgens de laatste update stonden er eind 2014 nu 220.842 PV-systemen in het PIR. Het nog zeer voorlopige cijfer voor 2015* staat alweer op een aanzienlijke hoeveelheid van 277.373 PV installaties. Dat cijfer is van 10 september 2015, en kan dus nog in forse mate opwaarts worden bijgewerkt voor de status van eind dit jaar. We zien meteen al, dat dit betekent dat in ieder geval in het PIR, wat zo'n beetje een "rechtlijnige groei" tot het laatst bijgewerkte cijfer laat zien, de groei groter zou kunnen gaan uitpakken dan in het - nogal teleurstellende - jaar 2014. Aangezien het PIR in hoge mate wordt gedomineerd door residentiële installaties, en dus ook de groei daarin, kan dus al voorzichtig worden geconcludeerd dat die residentiële sector kennelijk een prima marktontwikkeling te zien heeft gegeven in 2015. Een trend die ook al af en toe in de - chaotische - markt was te horen bij diverse betekenisvolle marktspelers. Hoe dat precies cijfermatig uit zal gaan pakken kunnen we pas gaan beoordelen als we recenter cijfermateriaal onder ogen gaan krijgen. Daarbij moet wel worden vermeld, dat de netbeheerders ook steeds meer commerciële installaties en talloze PV projecten in de utiliteit bijgeschreven zullen (kunnen) krijgen in het PIR register, al zijn er nog veel problemen rond de aanmelding. Het is bijvoorbeeld nog steeds niet mogelijk om via energieleveren.nl een installatie groter dan 99,999 kWp aan te melden. Ik probeer dat af en toe als test, maar ook nu weer: nada, je krijgt het niet voor elkaar. Wat dus "handmatig" dan wel "per telefoon" moet geschieden. Met alle risico's op (ernstige) data fouten van dien. Ik heb al een paar honderd single site projecten van elk groter dan 100 kWp in mijn projectenlijst staan, vele daarvan zijn gerealiseerd in het afgelopen jaar. De grote vraag is: staan ze ook in het PIR?? Een tweede opmerking die hierbij geplaatst moet worden is dat provincie Groningen een voor haar doen "bovenmatig grote" hoeveelheid nieuwe PV adressen heeft ingebracht in het landelijke totaal, als gevolg van de Waardevermeerdering subsidie regeling voor "gasbevings-slachtoffers" (huiseigenaren). Zie de eerste drie artikelen in deze reeks "Klimaatmonitor updates". Dat moeten we deels ook wel weer relativeren, omdat deze gas-winning provincie desondanks nog beslist niet in de bovenste regionen bij de accumulaties van de 12 provincies terecht is gekomen (5e positie van onderen, zie 1e grafiek in dit artikel). Maar het heeft de nationale groei natuurlijk wel een kleine extra "boost" gegeven in 2015. (7) Tot slot wordt, in de gele curve, de totaalstand van de momenteel negen deeldossiers bij Klimaatmonitor (KMt, ontdubbeld op PC6), inclusief het grootste (KM-PIR) weergegeven. Uiteraard altijd de "hoogste" cijfers opleverend, voor alle jaren, voorlopig culminerend in 298.762 installaties. Nog lang niet alles, voor 2015. Zoals bekend, is de groei van het aantal PV installaties in ons land sedert 2011 al fenomenaal, en dat zal nog wel enkele jaren zo doorgaan als er geen "gekke" zaken gebeuren. De voor de dominante residentiële sector zeer belangrijke salderingsregeling zou op zijn vroegst in 2020 "aangepakt" kunnen gaan worden, maar wat en hoe is nog volstrekt onduidelijk. De KMt curve volgt redelijk eenduidig die voor de cijfers van de netbeheerders (KM-PIR), alleen op een behoorlijk hoger niveau. In "absolute zin" blijft het verschil tussen de twee curves boven de 20.000 installaties steken (met uitschieter in 2013 tot bijna 31.000 installaties). In "relatieve zin" (verschil t.o.v. accumulatie PIR) wordt dat verschil met de jaren kleiner, volgens het volgende tabelletje: Tot slot, dient daarbij altijd te worden opgemerkt dat ook het totale KMt dossier nooit alle installaties van ons land "kan" en "zal" omvatten. Omdat er geen "straf' staat op niet aanmelden in het PIR register, en er gewoonweg nogal wat installaties kunnen "missen" in de registraties. Het meest recent toegevoegde "zon voor asbest" dossier is in de Klimaatmonitor databank ook nog zeer onvolledig, met erg magere data. Daar bovenop is het een feit dat bijvoorbeeld een zeer belangrijk dossier als de EIA (en de andere belasting compensatie maatregelen als KIA, VAMIL e.d.) helemaal ontbreken als input in Klimaatmonitor. Er zijn wel enkele grove schattingen voor het mogelijk gerealiseerde vermogen gedaan door CBS, zie daarvoor dit commentaar in mijn analyse van de veronderstelde "1 GWp in Nederland" in september 2014. Het kan beslist zo zijn dat hierdoor nog meer installaties en, gezien het veelvuldig gesignaleerde (en door veel partijen gepromote) gebruik in de agrarische sector, veel capaciteit ontbreekt in de sommaties. Nationale PV statistiek - actuele update accumulatie PV vermogen In de laatste grafiek de wellicht belangrijkste data, ook in het licht van internationale PV-statistieken zoals die van Solar Power Europe (het vroegere EPIA). Of de jaarlijkse rapportages door het momenteel onder het bewind van Maria van der Hoeven staande International Energy Agency (overzicht annual reports, er zijn ook aparte overzichten voor rapporterende landen). Publicaties die zwaar focussen op het geaccumuleerde vermogen van landen. De aantallen PV-installaties wordt meestal zeer beperkt over gesproken in de internationale statistieken. De door Polder PV samengestelde grafiek met de evolutie van het opgestelde PV vermogen, volgens de diverse datareeksen, inclusief die voor de meest recent beschikbare van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), vindt u hier onder. In essentie is deze grafiek vergelijkbaar met die voor de aantallen PV installaties, met daarin toegevoegd mijn "conservatieve extensie" van eerder door RVO gerapporteerd gerealiseerd SDE vermogen, en, uiteraard, de cijfers van het CBS. (1) In lichtgroen accumulatie van opgesteld vermogen van SDE-gesubsidieerde gerealiseerde projecten volgens behoorlijk verouderde, doch "laatst bekende" RVO cijfers gepubliceerd in de halfjaarlijkse SDE updates beschikbaar op hun website. De in de laatst gepubliceerde update (peildatum 1 juli 2015), vermelde vermogens zijn sowieso al hoger dan de tot nog toe "meest recente" (lees: nog sterker verouderde) data die we terugvinden in de Klimaatmonitor databank. Maar ze zijn uiteraard ook beslist niet up to date. De cumulatie in de RVO reeks van medio 2015 bedraagt 108,8 MWp (afgerond weergegeven). (2) In een bruin gekleurd datapunt heb ik mijn minimale inschatting voor een "aangepaste RVO SDE realisatie" laten zien, op basis van de talloze SDE 2014 projecten die ik al in mijn "gerealiseerde grote PV projecten lijst" heb opgenomen. Het punt is een optelling van de SDE realisaties tot en met SDE 2013 volgens de Klimaatmonitor databank (data vertraagd afgeleverd door RVO, laatste wijziging: 19 juli 2015, 99,6 MWp), vermeerderd met de ongeveer 44 MWp aan SDE 2014 beschikte PV projecten die ik als "reeds gerealiseerd" had staan per 1 december 2015. NB: dat volume van absoluut minimaal 44 MWp is nog slechts 5% van het totaal beschikte volume van ruim 883 MWp, voor die voor zonnestroom succesvolste SDE regeling sinds 2008. De "tot nog toe" succesvolste regeling was SDE 2013, die op 1 juli 2015 volgens RVO fysiek nog "slechts" 27,3 MWp had opgeleverd (van de oorspronkelijk bijna 134 MWp aan beschikt volume). Genoemde "44 MWp voor SDE 2014" is een minimum inschatting, omdat er ook al behoorlijk veel geanonimiseerde SDE 2014 beschikkingen kunnen (lees: zúllen) zijn ingevuld. Al valt helaas niet te achterhalen hoeveel daarvan ook daadwerkelijk de door RVO "onzichtbaar gemaakte" projecten betreft, die al lang zijn opgeleverd. Dit betekent, dat de getoonde minimum SDE accumulatie, 143 MWp beslist al lang 150 MWp of wellicht nog fors hoger zou kunnen zijn, voor alle SDE realisaties vanaf SDE 2008. Ik heb daarnaast ook beslist niet alle gerealiseerde SDE projecten op het netvlies. Van "veel" projecten wordt immers nooit informatie gepubliceerd, en die zie je dus domweg over het hoofd. We zullen de volgende update van RVO moeten afwachten of daarin beter zicht komt op de daadwerkelijk door hen geregistreerde progressie van de realisaties binnen SDE 2014. Feit is in ieder geval, dat ik met die minimum schatting al 31% boven de laatste "officieel gepubliceerde" RVO cijfers zit van begin juli dit jaar (lichtgroene curve). Let op dat veel van die door mij als "gerealiseerd" gemarkeerde SDE 2014 projecten inmiddels beslist wel in de CertiQ database kunnen zijn opgenomen, omdat het voorlopig laatste cijfer daar al veel hoger ligt (201 MWp begin december 2015). (3) De grasgroene curve geeft de meest recent beschikbare data van CertiQ, inclusief historisch gecorrigeerde gegevens opgevraagd en gekregen door Polder PV, en natuurlijk het net door PPV gepubliceerde laatste cumulatie cijfer voor november 2015 omvattend: 201,4 MWp. Er is in 2015 een zeer duidelijke versnelling zichtbaar, de lang verwachte impact van de (SDE 2013 en) SDE 2014 regeling wordt eindelijk goed zichtbaar bij CertiQ, er is een duidelijke "knik in de progressie curve" te zien. Met het volume voor december 2015 nog toe te voegen, en waarschijnlijk nog de gebruikelijke (opwaartse) "bijstellingen met terugwerkende kracht voor 2015", tot ver in 2016 te verwachten, gaat die "knik" zelfs nog een stuk "scherper" worden. In tegenstelling tot het zeer geringe aandeel bij de aantallen installaties (vorige grafiek: 4% aandeel op totaal), heeft de sterke toename van het vermogen bij CertiQ (MEP, uitstervend, plus, dominant, SDE) een hogere impact op het totaal aan registraties wat tot dusverre bekend is in ons land. De 201 MWp registraties bij CertiQ zijn goed voor al ruim 17% van het laatst bekende volume in het totaal register van Klimaatmonitor (KMt: 1.168 MWp). En dat aandeel gaat rap groter worden, ook al omdat er sowieso al veel, en deels per stuk ook steeds grotere PV projecten worden opgeleverd. Volume groei wat dus een hoge impact zal gaan hebben. Zowel op de absolute groei van het opgestelde vermogen, als op het aandeel van grote projecten t.o.v. de totale geplaatste capaciteit. (4) Nationale subsidieregeling zomer 2012 - zomer 2013, magenta curve. De nationale subsidieregeling heeft een - voor die tijd - zeer hoog volume van 102 (2012) + 170 (2013) = 272 MWp op residentiële daken gebracht. Ronduit spectaculair, maar nooit "gewild" door de sector, en hopelijk ook nooit meer terugkomend. (5) Registraties in het PIR register gepubliceerd op de eigen website van Netbeheer Nederland, in de blauwe curve. Met de halverwege dat jaar gepubliceerde (detail) data kwam deze registratie niet verder dan 762 MWp. Maar de data werden daarna - zei het vaak fors vertraagd - doorgebriefd naar Klimaatmonitor, waar ze als apart register af en toe van een update wordt voorzien: het KM-PIR. (6) Aan die reeds genoemde KM-PIR curve (paars), is al goed te zien dat er nog heel wat vermogen bijgeplust moest worden voor het jaar 2014. Wat uiteindelijk, met de laatst beschikbare cijfers, op 866 MWp eindigde (bijna 14% hoger dan de medio dat jaar gepubliceerde accumulatie op de eigen website van Netbeheer Nederland). Het eerste, nog zeer voorlopige cijfer voor 2015* is momenteel 1.086 MWp voor het KM-PIR deel-register. Maar dat zal ook nog behoorlijk verder naar boven bijgesteld gaan worden, de wijzigings-datum voor dat cijfer is namelijk 10 september 2015. Dus daar kan nog wel het een en ander bij gaan komen. Net als bij de aantallen installaties, is het bemoedigend om met deze nog zeer premature cijfers voor 2015 te kunnen constateren, dat we nu al een "rechtlijnige voortzetting" van de groei van vorig jaar zien in de grafiek. Met alle capaciteit die hier voor 2015 nog bij gaat komen, zullen we ook op dit vlak met een - hopelijk forse - hoeveelheid extra vermogensgroei in het KM-PIR register worden geconfronteerd in het huidige jaar. (7) De - voorlopig - hoogst eindigende curve is uiteraard wederom die voor het totaal dossier bij Klimaatmonitor, KMt, in geel. Deze eindigt met de zeer voorlopige cijfers voor 2015* (NB: status datum 21 sep. 2015) op 1.168 MWp, en kan uiteraard nog fors meer gaan worden dit jaar. Ook hier volgt de KMt curve globaal gezien, en op afstand continu hoger liggend, die voor het PIR deelregister, zoals bij de aantallen installaties. Alleen de hellingshoeken zijn bij de vermogens accumulatie nog hoger. De groei is dus sterker dan bij de aantallen installaties. Wat logisch is, omdat met name de grote, veel kWp (tot soms > 1 MWp) omvattende PV projecten inmiddels "vleugels" hebben gekregen bij de fysieke implementatie. Hoe verhoudt KMt zich tot KM-PIR als we naar de absolute en relatieve verhoudingen kijken? Dat is weergegeven in de volgende tabel: De absolute verschillen tussen KM-PIR en KMt zijn groter dan bij de aantallen installaties, met een range tussen 39 MWp (2010) en zelfs 112 MWp (2013). Bij de relatieve verschillen is vooral 2011 (93%, bij de aantallen was dat slechts 72%) sterker afwijkend. Maar ook hier lopen de relatieve verschillen snel terug, en lopen deze behoorlijk in pas met die voor de aantallen installaties in 2015* (aantallen 7,7% verschil t.o.v. accumulatie in KM-PIR, vermogen 7,5%). Uit de grafiek wordt sowieso al duidelijk, dat beide curves een ongeveer even sterke hellingshoek hebben. En ook wordt duidelijk, dat het geaccumuleerde PV vermogen razendsnel toeneemt t.o.v. de periode vóór 2011. (8) I.t.t. bij de aantallen installaties, waarvoor helaas geen cijfers bekend zijn bij CBS, is de curve voor het PV vermogen van CBS (oranje) natuurlijk in alle opzichten het hoogst. Met een uitzondering, die mogelijk door statistische "ruis" valt te verklaren: in 2011 lag de CBS lijn "krap" onder die van het KMt register. Maar normaliter zou CBS altijd hogere cijfers moeten hebben, omdat KMt "slechts" 9 dossiers omvat. Die ten eerste deels onvolledig zijn (o.a. KM-PIR, SDE, en "zonnepanelen voor asbest" dossier). En ten tweede dus ook alle projecten die niet in die dossiers zijn te vangen, zal missen. In theorie zou CBS derhalve altijd de hoogste curve "moeten" blijven. Wat dan ook bijna altijd het geval blijkt te zijn. Een vervelend verschijnsel met de CBS cijfers is, dat ze altijd heel erg laat worden gepubliceerd, wat alles te maken heeft met de totaal onoverzichtelijke aanbodzijde. We hebben te maken met een chaos van PV-leveranciers in ons land, wat in een paar jaar tijd explosief is toegenomen. Polder PV levert sedert enige jaren de hopelijk zo goed als mogelijk bijgewerkte leverancierslijst aan het CBS. Het statistiek instituut doet in mei op basis van die lijst een eerste grove schatting van het vermogen in het voorgaande jaar, en stelt dit op basis van de laatste bevindingen en enquêtes bij de belangrijkste (lees: zonnepanelen importerende) partijen bij aan het eind van het jaar. In de huidige grafiek is het cijfer voor 2014 gebaseerd op een kleine aanpassing van het eerder gepubliceerde cijfer op 22 mei 2015, wat op 29 juni van een kleine tussentijdse correctie is voorzien. Dat "voorlopige eindcijfer" voor 2014 is nu 1.021 MWp. Het kan deze maand wellicht nog worden aangepast - de voorgaande drie jaren is het cijfer elke keer weer met de nodige MWp-en omhoog bijgesteld, op basis van door Polder PV aan CBS geleverde bron-data. Wat ook duidelijk wordt is dat de verschillen met de KMt curve de laatste drie jaar weer iets groter lijken te zijn geworden. Het verschil was in 2012 nog ruim 18 MWp, maar in 2013 en 2014 alweer 54 resp. 47 MWp. Als het eind cijfer voor 2014 inderdaad nog door het CBS omhoog wordt bijgesteld, kan dat gat zelfs nog iets groter gaan worden. (Minimaal?) 50 MWp verschil komt wel neer op ruim 192.000 zonnepanelen van 260 Wp per stuk. Dat is niet iets wat je zomaar "uitvlakt", ook niet in een groeimarkt als de Nederlandse. (9) Wat óók kristalhelder wordt, is dat als je de hellingshoek van de CBS lijn voor het segment tm. 2014 doortrekt tot eind 2015, en daarbij dezelfde hellingshoek aanhoudt van die voor het (nog omhoog bij te stellen) lijnsegment voor KMt (gele stippellijn), je dan hoog gaat uitkomen, eind van het huidige jaar. Daar moet nog e.e.a. bij worden geteld, omdat de laatste data van september dit jaar waren, en we er van uit mogen gaan, dat dat beslist geen "actuele" cijfers zijn geweest, die later mogelijk ook nog kunnen worden bijgeplust. Er is dus minstens nog een kwartaal aan groeicijfers bij die zeer voorlopige cijfers op te tellen. SDE
beschikkingen - explosief volume als potentiële toevoeging Dat de SDE beschikkingen accumulatie curve überhaupt zo extreem is gestegen in 2014, heeft alles te maken met de SDE "+" 2014 regeling (de SDE "+" 2013 gaf een eerste, stevige aanzet, maar beslist niet zo explosief als de opvolgende regeling heeft laten zien). In die SDE 2014 zit een zeer groot aantal voor Nederlandse begrippen "zeer grote" PV projecten. Er kunnen - en zullen - uiteraard nog heel veel SDE 2014 beschikkingen, en dus ook toegekende capaciteit gaan uitvallen. Hoeveel dit gaat worden is een bron van forse speculaties. Het is heel erg moeilijk om hier een vinger achter te krijgen, omdat er gigantisch veel projecten in de pijplijn zitten, in alle mogelijke stadia van ontwikkeling. Ook dat blijft dus voorlopig afwachten. Zelfs als je rekening houdt met een significant aandeel uitval (niet-realisatie), moet er van het totaal (883 MWp beschikt) beslist nog heel veel over gaan blijven. Dit is een "nieuwe" trend, die je feitelijk bovenop de "historische trend" (zoals geschetst in de in dit artikel weergegeven grafieken) mag stapelen. De combinatie van de historische trend doortrekken, gestapeld met de nieuwe ontwikkeling die met name door de implementatie van SDE 2014 projecten wordt veroorzaakt, maakt, dat we zonder meer een record jaar tegemoet kunnen gaan zien voor 2015. En tevens voor 2016 (volgens mij het belangrijkste "implementatie jaar" voor SDE 2014). En mogelijk ook 2017. Dit nog afgezien van eventuele, moeilijk voorspelbare effecten voor de nieuwe SDE regeling die in 2016 van start moet gaan, en waar een onwaarschijnlijke hoeveelheid geld voor is klaar gezet (8 miljard Euro, in 2 tranches). Ik zal in een komend artikel een poging gaan wagen wat voor "scenario's" dat zou kunnen gaan opleveren bij de evolutie van de capaciteits-accumulatie in de NL PV sector. Synthese 3 belangrijkste data bestanden Tot slot twee plaatjes met de status quo van de laatst bekende data in de drie belangrijkste reeksen: PIR (Netbeheer NL), KMt (Klimaatmonitor integraal dossier), en CBS. Eerst de belangrijkste, de primaire, niet "berekende" of "afgeleide" accumulatie cijfers aan het eind van elk kalenderjaar (EOY - end of year). 2015 uiteraard nog "zeer onvolledig" (half doorzichtig weergegeven). In dit overzicht blijft CBS (oranje kolommen) de hoogste cijfers genererende database (aan eindverbruikers verkochte PV capaciteit). Alleen is het eindcijfer voor 2014 nog niet "officieel vastgesteld" (kolom gearceerd), en is voor 2015 nog niets aan input te verwachten vóór het voorjaar van 2016. Klimaatmonitor "totaal" dossier (geel) zit, zeker in eerdere jaren ver, onder de CBS cijfers (behalve voor 2011, mogelijk "statistische ruis"), en volgt "op afstand". Eerste cijfers voor 2015* zijn nog lang niet compleet, daar moet nog het e.e.a. bij, vandaar dat de kolommen voor dat jaar nog doorzichtig zijn weergegeven. Tot slot volgen de cijfers die Netbeheer Nederland verzamelt (PIR) en, met soms de nodige vertraging, doorstuurt naar Klimaatmonitor (paarse kolommen). Ook daarvoor zijn de eerste cijfers voor 2015 nog lang niet op orde, er moet nog veel achterstallige data bij. Wel wordt uit de grafiek kristalhelder, dat het PIR al fors achter loopt op het verzameldossier KMt, en er t.o.v. de CBS cijfers een "chronische achterstand" is opgelopen. In 2014, met nog waarschijnlijk omhoog bij te plussen cijfer voor CBS, is dat verschil al opgelopen tot 155 MWp, 18% van het eindejaars-volume voor het PIR in dat jaar. Ergo: het PIR sec is beslist geen goede "maatstaf" om de geaccumuleerde PV capaciteit aan "af te meten". Tenzij de registratie door de netbeheerders voortvarend aangepakt gaat worden, en de grote data lacunes zullen worden opgevuld. Tot slot het plaatje wat "logischer wijs volgt" uit de eindejaars-accumulatie cijfers vertoond in de vorige grafiek, namelijk de (kalender) jaargroei cijfers voor de drie grote dossiers. Daarbij ook weer een voetnoot: tijdens een stakeholders bijeenkomst in Breukelen op 20 augustus jl., waarbij Polder PV ook aanwezig was, werd door CBS een voorlopige status update uitgereikt, waarbij voor 2 jaren een kleine aanpassing was gedaan: het jaar 2005 kreeg er 1 MWp jaargroei bij (nu 2 MWp groei), 2011 "verloor" echter een MWp (nu 58 MWp jaargroei). Verder zijn die data ongewijzigd gebleven. Dit nog zonder de voorziene aanpassing die in december 2015 zou kunnen volgen voor het cijfer voor 2014. Als je naar de grafiek kijkt, zien we hier wel curieuze verschillen optreden tussen de drie datasets. CBS geeft lang niet altijd meer "de hoogste" cijfers, KMt is in de jaren 2009-2011 telkens hoger. En voor het door CBS nog niet formeel afgesloten jaar 2014, zijn zowel de KMt als de PIR (Netbeheer NL) data iets hoger dan de tot nog toe gepubliceerde jaargroei cijfers van het nationale statistiek instituut. Voor de eerste afgeleide data voor 2015, wat cijfermatig bezien nog lang niet "rijp" genoemd kan en mag worden, ligt het PIR register (221 MWp) zelfs flink voor op Klimaatmonitor (slechts 194 MWp). Dat was in geringe mate zelfs ook al zo voor 2014 (PIR 285 MWp, KMt 282 MWp). Wat natuurlijk nooit "kan" kloppen, omdat PIR een deelverzameling is van het KMt. Dit is allemaal het gevolg van het feit dat de cijfers in deze grafiek direct zijn afgeleid uit de EOY cijfers in het voorlaatste diagram. Tevens een gevolg van het feit dat PIR structureel onvolledig is (lees: fors achter loopt bij de andere twee grote datasets), en dat er forse statistische anomalieën in de meeste dossiers blijven bestaan. Als je met anomalieën vervolgens gaat "rekenen" (EOY cijfers van elkaar aftrekken), krijg je dus nog veel grotere cijfer ellende... Vooralsnog blijft Polder PV de officiële CBS data als richtlijn nemen voor de "veronderstelde groei van de PV markt" in Nederland. Waaruit blijkt dat 2013, met de nationale (Lenteakkoord) subsidie regeling voor particulieren toen "on full steam", het absolute record jaar is geweest met 377 MWp nieuw PV vermogen. En dat het voorlopig cijfer voor 2014, mogelijk nog opwaarts bij te stellen, sowieso teleurstellend, en tegen de verwachtingen in, laag is geweest. Voorlopig slechts 275 MWp, 73% van de jaargroei in het voorgaande jaar. De verschillen bij de twee ander dossiers zijn een stuk kleiner tussen 2013 en 2014, maar die dossiers bevatten sowieso minder capaciteit dan CBS, er zitten nogal wat ongerijmdheden in, en mede daardoor kunnen de fouten bij de afgeleide jaargroei cijfers (zeer) groot worden. De grote vraag nu wordt natuurlijk: gaat - volgens de CBS cijfers - 2015 de record groei in 2013 benaderen, evenaren, of zelfs overstijgen? Dat zal de toekomst ons gaan leren. Klimaatmonitor databank (Rijkswaterstaat) Eerste vier delen in deze sub-serie ("Klimaatmonitor updates 21 september 2015"): Kwantificering
van effecten zonnestroom subsidies gas-provincie Groningen I - Effecten
op gemeente niveau (26 okt. 2015) Voor uitgebreide link-lijst naar eerdere Polder PV analyses van (nieuwe) Klimaatmonitor data op het gebied van zonnestroom, zie onderaan deel I van deze sub-serie.
3 december 2015: CertiQ update november 2015 - door de 200 MWp grens bij gecertificeerde zonnestroom capaciteit. Het is hard gegaan de afgelopen maanden, bij CertiQ. Het is niet verbazingwekkend, de SDE moest zijn stempel gaan drukken op de gecertificeerde zonnestroom capaciteit die daar "moet" worden aangemeld (anders kun je fluiten naar de subsidie centen). En dat is nu al een tijdje in zeer opvallende zin zichtbaar geworden. Ik heb u er de afgelopen 4 maanden reeds als enige in Nederland kond van gedaan (en rapporteer over de CertiQ data al sinds april 2009). November is op die versnelde groeitrend geen uitzondering geworden: er werden netto 55 PV projecten nieuw bijgeschreven bij CertiQ, met een gezamenlijk vermogen van 13,8 MWp. Wat het totale geaccumuleerde, gecertificeerde volume door de 200 MWp grens liet breken tot een niveau van 201,4 MWp. In dit artikel de nieuwste grafieken en gedetailleerde beschouwingen van de inhoud van het laatste CertiQ maandrapport (november 2015). Aantallen PV-projecten en geregistreerde capaciteit Het aantal PV-installaties geregistreerd bij CertiQ in de grafiek hierboven, steeg (netto) met 55 stuks tot een nieuw "record" van 11.317 projecten. Dit is in theorie altijd een netto effect van het verschil tussen uitschrijvingen en nieuwe geregistreerde projecten bij CertiQ. Er zijn nu 229 PV installaties meer geregistreerd dan vlak voor de her-registratie operatie (nov. 2013: 11.088). Dit zijn in absolute meerderheid SDE gesubsidieerde installaties, er zijn waarschijnlijk nog maar weinig via de oude MEP regeling ondersteunde projecten over. Op peildatum 1 maart 2015 waren er nog maar 280 oude MEP PV projecten over volgens RVO. Dat zal nu weer minder zijn, al is nog niet duidelijk hoeveel minder. Er van uitgaand dat er (nog) geen PV projecten bij CertiQ staan geregistreerd die géén MEP of SDE subsidie hebben, zou in theorie het minimale aantal SDE projecten nu 11.037 kunnen bedragen (rode getal naast Y-as). Het (netto) nieuwe aantal PV projecten bijgeschreven bij CertiQ per maand is weliswaar niet zo groot meer dan in eerdere SDE jaren (toen particulieren nog mee "mochten" doen). Maar sinds de zomer van 2015 zijn er in ieder geval elke maand weer de nodige installaties bijgeschreven. De maandelijkse cijfers voor 2015 ziet u in de blauwe kolommen. De (netto) toevoegingen in de afgelopen 5 maanden: juli 320, augustus 84, september 92, oktober 8, november 55 installaties. In tegenstelling tot de aanwas van het aantal PV projecten, is de groei van de bij CertiQ (netto) ingeschreven capaciteit (opgesteld vermogen) opzienbarend geweest vanaf juli dit jaar. Er kwam in november weer (netto) 13.814 kWp bij, waardoor voor het eerst in de historie bij de TenneT dochter, het totale vermogen door de 200 MWp grens heen brak, om voorlopig te eindigen op 201,4 MWp. De enige valide reden die deze opvallende groei versnelling kan verklaren, is de aanwas van een "redelijk aantal", maar per stuk (zeer) grote, hoogstwaarschijnlijk uit de SDE 2013 en SDE 2014 stammende zonnestroom projecten. De volgende grafiek is hard ondersteunend bewijs voor die aanname. In de afgelopen vijf maanden was de groei van het gecertificeerde PV vermogen bij CertiQ bijna 72 MWp. Evenveel als in de 39 maanden daar vóór... Aan het (netto) systeemgemiddelde vermogen van de geregistreerde PV-installaties bij CertiQ kunnen we goed zien wat de hoge impact van de onder recente SDE+ regelingen gesubsidieerde PV projecten is. Het vermogen neemt zeer snel toe sinds de "instroom" van die projecten bij CertiQ flink op gang is gekomen sedert de zomer van 2015. Eind november was dat al 17,8 kWp gemiddeld (in juni nog "slechts" 12 kWp) voor de eind die maand ingeschreven 11.317 PV projecten. Waar ook nog duizenden kleine residentiële installaties bij zitten (uit de eerste drie SDE regelingen). M.a.w.: de projecten die instromen moeten per stuk een behoorlijk grote omvang hebben, om het gemiddelde voor álle projecten zo rap omhoog te duwen. Van het 883 MWp beschikte volume binnen SDE 2014 was het gemiddelde project vermogen maar liefst 297 kWp, en waren er zelfs 128 toegekende projecten met elk een vermogen groter dan 1 MWp. Mogelijk zijn er al enkele van dergelijke projecten gerealiseerd én ingeschreven bij CertiQ. Polder PV heeft al veel projecten groter dan 100 kWp, onder SDE 2014 gesubsidieerd, als "opgeleverd" langs zien komen, en in zijn zeer snel groeiende "grote projecten lijst" opgenomen. Binnenkort zal daar over weer een analyse verschijnen. Groei gecertificeerd vermogen in samenhang met garanties van oorsprong (GvO) In bovenstaande grafiek in magenta de accumulatie van de gecertificeerde PV capaciteit geregistreerd bij CertiQ. Met de twee "100 MWp mijlpalen" in horizontale rode lijnen weergegeven. In de eerste 139 maanden (vanaf begin rapportages, januari 2003) werd in totaal 100 MWp PV capaciteit geregistreerd bij CertiQ. De volgende 100 MWp werd al in 16 maanden verwerkt, bijna negen maal zo snel. My guess is dat, met de snelle progressie van gerealiseerde SDE 2013 en, vooral SDE 2014 projecten, dat tempo nogmaals flink zal worden opgeschroefd, op weg naar de volgende 100 MWp mijlpaal. In blauw de garanties van oorsprong (GvO's) die zijn uitgegeven voor de middels bruto productie meters gemeten hoeveelheid zonnestroom (in GWh). Tot het voorjaar van 2015 per maand ook productie van eerdere maanden bevattend. En weergegeven in een gestippelde blauwe lijn die grillig verloopt omdat de uitgifte van GvO's sterk fluctueert, afhankelijk van de (complicaties met de) administratieve verwerking ervan. Als het goed is, is vanaf voorjaar 2015 uitsluitend de gecertificeerde productie in de betreffende maand weergegeven (getrokken blauwe lijn). Omdat we de winter in gaan, valt die gecertificeerd bemeten zonnestroom productie uiteraard weer sterk terug. Daarbij moet wel worden opgemerkt, dat er waarschijnlijk nog wel de nodige "achterstallige" GvO's zullen moeten worden bijgeplust. Dat is een fenomeen wat ik ook al enkele jaren voor de Belgische markt heb gevolgd (toen ik daar nog tijd voor had, omdat er in Nederland weinig gebeurde). We zullen zien hoe dat "achteraf bijplussen" in Nederland gaat uitpakken. (Grote) wijzigingen aantallen/vermogen "duurzame energie" producerende installaties - biomassa grote verliezer In het november rapport vonden opvallend grote wijzigingen plaats t.o.v. de cijfers gepubliceerd in de voorgaande maand. Naast natuurlijk de forse groei van (met name het vermogen van) de zonnestroom installaties, en een toename van bijna 20 MW aan opgestelde capaciteit bij (netto) 2 windenergie projecten, moest de modaliteit biomassa zeer substantiële verliezen incasseren. Er zijn eind november maar liefst (netto) 27 biomassa projecten "verloren gegaan" (lees: "uitgeschreven" bij CertiQ, ze kunnen echter ook nog "ongecertificeerd" door draaien om onbekende reden). Maar veel heftiger nog was het verlies bij de vermogens: 2,4 MW in de min bij stortgas, 39,1 MW bij "biomassa overig", en 707 MW bij 15 (van de vorige maand nog 30 geregistreerde) uitgeschreven afval verbrandings-installaties (AVI's !!). En, de grootste klapper van allemaal: een verlies van 2,7 Gigawatt (!!) aan geregistreerd vermogen bij (netto) 5 uitgeschreven bij- en meestook projecten (in fossiele stroom opwekkende centrales)! In totaal verloor CertiQ daarmee netto een geregistreerd vermogen van maar liefst 3,4 Gigawatt aan (verondersteld) "duurzaam" geregistreerd vermogen, en bleef er nog maar 9,6 GW over! Dit is een zeer forse aderlating voor "duurzame" energie in Nederland. De reden is niet duidelijk. Komt het doordat er drie nagelneue steenkolencentrales op (nog niet?) volle snelheid zijn gaan werken, en biomassa bijstook te duur is i.p.v. kunstmatig spotgoedkoop geprijsde steenkolen? Maar waarom dan de helft van de AVI's uitgeschreven? Te weinig afval import uit de rest van Europa? Te duur? Wie het weet mag het zeggen. Ik heb in ieder geval met verbazing die enorme wijzigingen - grotendeels in negatieve zin - mentaal proberen "te verwerken". Import / export GvO's Na "natuurlijke" mega groencertificaten verstrekker Noorwegen (dit jaar al in 6 maanden kampioen), Italië (maart), Denemarken (mei), en Zweden (juli en oktober), was ditmaal, in november, le Pays Nucleaire, Frankrijk hoofdleverancier van de GvO's, met 35,9% van het totaal. Dat waren uitsluitend GvO's uit merendeels reeds decennia lang bestaande hydropower plants, waarmee het land ruim de helft van de hydro certificaten leverde. Noorwegen en, in mindere mate Zweden (en nog een beetje Italiaans watergoud) vulden de rest aan, waarmee al twee-derde van het totaal aantal GvO's ons land in geïmporteerd in november werd afgedekt (66,7%). Nog eens bijna 29% aan wind GvO's "moesten" ook nog ons land in worden getransporteerd om de onverzadigbare honger naar vergroende steenkolen- en gas-elektriciteit te stillen in eigen land. Daarvan nam trouwens, hoe is het mogelijk, het veraf gelegen mediterrane land Italië het grootste deel voor haar rekening. Dan was er ook nog wat biomassa grut, evenredig verdeeld over maar liefst 6 EU landen (3,5% van totaal). En een toefje zonnestroom certificaten (1,1% van totaal) uit hetzelfde Italië maakte de 100 procent vol. In totaal 9 landen verstrekten GvO's aan Nederland in die maand. De verbruiks-cijfers voor november 2015 zijn nog niet gepubliceerd door CBS, maar het gemiddelde voor die maand lag in de afgelopen vijf jaar op 10.641 GWh (NB: met afnemende trend). In november 2015 werd voor 3.035 GWh aan groencertificaten geïmporteerd, zo blijkt uit de CertiQ tabel. Dat is een spectaculaire 29% van die gemiddelde stroom consumptie in november. En bij nog lager verbruik dan in november 2014 (10.241 GWh) zou het al rond de 30% kunnen komen. De groene stroom productie in eigen land is een fractie van die hoeveelheid (laatst bekende getal van CertiQ: 633 GWh productie in oktober 2015) ... Over de periode van de laatste 12 maanden bekeken is Noorwegen beduidend kampioen bij de verstrekking van de (hydropower-based) GvO's (27%), al is het aandeel t.o.v. vorige maand over de periode van een jaar afgenomen (was in oktober nog 32%). Het aandeel van Frankrijk (grotendeels wederom hydropower) nam in die ene maand toe van 14,1 naar 17%. Het aandeel van Zweden nam ook licht toe, van 16,6 naar 17,8%. De rest van de import is over nog eens 10 andere (EU) landen verdeeld, waaronder curiosa als IJsland (4,7%) en Nederland zelf, die er op een of andere wijze administratief in slaagde om 3,6% van de "import" uit eigen land te laten komen (don't ask me how...). Het totale geïmporteerde volume aan GvO's in die laatste 12 maanden bedroeg een verpletterende 33.410 GWh. Dat is het equivalent van 29% van de totale, grotendeels gitzwarte, fossiele stroom consumptie in 2014 (116,5 TWh volgens CBS StatLine). Bij de export van GvO's in november het volgende beeld: Voorspelbaar: het meeste volume ging, zoals gebruikelijk, naar België (60,6%), en er ging een microscopisch beetje naar de derde Benelux staat Luxemburg (4,8%). En, "handel is waar Nederland van leeft", NorNed onderzeese stroomkabel partner Noorwegen mocht maar liefst 34,6% van "onze" GvO export "terug" ontvangen. Uit een land, waar eigen duurzame opwek nog steeds uitermate pover is (jawel, Nederland). Náár een land waar ze letterlijk en figuurlijk verzuipen in de groene stroom, Noorwegen. Dat gaan Henk en Ingrid vast nog wel een keertje "begrijpen", toch? Het export volume, "goed" voor 170,6 GWh, was slechts 5,6% van de in dezelfde maand geimporteerde hoeveelheid (vorige tabel). Je kunt ook zeggen, de balans in november was 2.865 GWh aan GvO's "netto" ons land in geïmporteerd (2,9 TWh, dat is het equivalent van 73% van de maximale jaarproductie van Borssele). België blijft de grootste afnemer van door Nederland geëxporteerde (deels "door verhandelde") GvO's, al is het aandeel iets afgenomen over een periode van een jaar (in oktober 70,3%, in november 68,2%). "Handel" zou de drijfveer zijn voor de tweede, hoogst curieuze export bestemming, het in groene stroom "stikkende" Noorwegen (waar we het allergrootste deel van onze import nota bene van weg halen), met 22,9% (toegenomen van de 21,9% in oktober). Anomalie numero twee is het ook al van de fysieke groene stroom productie vergeven Duitsland, wat op de derde plaats staat bij de ontvangst van 5,1% van "onze" (verhandelde) GvO's. Duitsland produceert dit jaar waarschijnlijk al 33% van haar totale stroom behoefte fysiek duurzaam uit eigen bronnen, op eigen grondgebied, volgens een bericht van de Duitse branche organisatie BDEW (4 november 2015)... De totale export van GvO's Nederland uit, had de afgelopen 12 maanden, inclusief november, een magere omvang van 3.406 GWh. Dat is slechts 10,2% van het geïmporteerde volume in dezelfde periode. Nederland produceert veel te weinig groene stroom in eigen land, slaat tegelijkertijd het ene fossiele productie record na het andere (zie grafiek hier onder), en handelt tegelijkertijd in groene papiertjes om nog wat opcenten aan het buitenland te verdienen. Het is al lange tijd zo, en het zal, vrees ik, zonder heftige ingrepen door Den Haag, niet fundamenteel wijzigen.
In bovenstaande plaatje de uit CBS StatLine verkregen data over de verbranding van steenkolen voor de productie van elektriciteit per maand naast elkaar gezet (Y-as: miljoen kg per maand voor inzet van steenkolen in de elektriciteitsproductie). De onontkoombare conclusie, tijdens de klimaatbesprekingen van COP21 in getergd Parijs: Nederland is en blijft een vieze smeerpoets. De explosieve toename van de inzet van steenkolen in de drie (!!) nieuwe kolencentrales, wat dat "imago" (lees: de realiteit) nog erger maakt dan het al is, blijft een blamage voor ons land. Die toename lag gemiddeld, in een CAGR berekening over de periode 2011-2015, op een niveau tussen de 12 en 22% per maand!! U kunt uw ongenoegen over deze ronduit dramatische ontwikkeling laten blijken door de petitie te ondertekenen om de kolencentrales zo snel mogelijk te (laten) sluiten: http://petities.nl/petitie/kolenexit-sluit-alle-kolencentrales-in-nederland Warmte uit hernieuwbare bronnen Tot slot de update voor het separaat gepubliceerde CertiQ document over warmte uit hernieuwbare bronnen. In het november rapport zijn er 8 projecten met biomassa als bron bijgekomen t.o.v. de oktober rapportage, waarmee het totaal op 180 projecten kwam. Geothermie bleef op 11 projecten steken. Het totale productievermogen van beide bronnen bij elkaar kwam op 1.357 MW (89%: biomassa projecten). De tot nog toe geregistreerde hoeveelheid (gecertificeerde) duurzame warmte kwam over de laatste 12 maanden op een equivalent van 1.957 GWh (thermisch), wat 89% is van de hoeveelheid tijdens de stand in oktober (2.201 GWh). Gezien dit nog "jonge" dossier, kan er nog een hoop daadwerkelijk geproduceerde energie bij gaan komen, omdat de rapportage verplichtingen complex zijn, en veel tijd kosten. Genoemde 1.957 GWh duurzame warmte is 17% van de 11,75 TWh die de laatste 12 maanden uit elektriciteit "duurzaam" werd opgewekt volgens het al jaren lang lopende equivalente dossier bij CertiQ. Voorgaande analyses van maand rapportages CertiQ (2015), door Polder PV: Oktober
26 november 2015: Klimaatmonitor update september IV - ook bij Provincies verschillende winnaars. In de vorige Klimaatmonitor statistiek (KMt) updates (I, II, en III), heb ik u gedetailleerde info laten zien over de zonnestroom "prestaties" in de "lagere" echelons. Achtereenvolgens de verhoudingen in de stand van zaken bij de gemeentes binnen provincie Groningen behandelend. Tot en met de verschillen tussen gemeentes op landelijk niveau. In deze artikelen werd o.a. de enorme groei van de aantallen en capaciteit van zonnestroom genererende installaties in de Groningse gemeentes die gebruik konden maken van de lokale "Waardevermeerdering regeling" (WV) kristalhelder gedocumenteerd. De huidige analyse gaat over de verhoudingen op "macro" niveau, op dat van de provincies. Zoals gebruikelijk zijn ook op dit hogere niveau, afhankelijk van het ingezette criterium, zowel winnaars als "verliezers" bij de (geregistreerde) implementatie van zonnestroom installaties terug te vinden. Ook al blijft ook op dat niveau de waarschuwing overeind: Klimaatmonitor registreert niet álle capaciteit die er staat in ons land. In dit artikel antwoord op de vraag: Is de hoge "lokale" impact in provincie Groningen ook zichtbaar geworden op landelijk niveau, en zo ja, hoe? Het antwoord is "ja", de grafieken laten dit overduidelijk zien. Al is ook helder, dat die impact niet dermate groot is geweest, dat Groningen al op enig niveau "kampioen" kon worden (wel soms: "bijna"). Daarvoor moet nog veel meer gebeuren. Verder wordt in een serie grafieken de grote verscheidenheid in groei duidelijk tussen de provincies onderling, en worden mogelijke verklaringen aangedragen waarom die verschillen optreden. Lijstje met in deze analyse vastgestelde "Provinciale PV kampioenen" (NB: moment opname, voor details zie tekst)
In de meeste lijngrafieken is de "best presterende" provincie bovenaan gezet, en de volgorde verder aflopend naar onderen. In de kolom grafieken is die volgorde juist andersom: de best presterende provincie staat daarin onderaan de "stapel". Symbolisch voor de "dragende functie" van zo'n optimale presteerder. (1) Adressen met PV modules per provincie Als we de provincies naast elkaar gaan zetten, staan op het erepodium bij de vergelijking van het door Klimaatmonitor geregistreerde "aantal adressen / locaties met zonnepanelen" de volgende drie provincies bovenaan, met een vierde "op de hielen volger". Onveranderd (t.o.v. vorige analyse voor status medio juli 2014) blijft het dicht bevolkte Zuid-Holland, met enorm veel residentiële adressen, "natuurlijk" bovenaan staan. En wel, momenteel met 44.506 PV-adressen (eerste, nog zeer voorlopige cijfers voor 2015, status 21 sep. 2015, ook toen nog lang niet "volledig" te beschouwen). Na een fors "gat" volgen dan drie andere provincies met grote stedelijke agglomeraties en/of (meerdere) grote steden: Noord-Brabant (39.957), en Noord-Holland (39.100), welke op de voet gevolgd wordt door het grote Gelderland, op de vierde plaats met (37.536). Dan volgt een zeer grote kloof met de overige provincies, die door de bank genomen veel minder sterk ontwikkelde stedelijke agglomeraties kennen. Achterblijvers zijn op dit niveau onderaan geplaatst Flevoland (8.407 adressen / locaties). Wat het vooral van haar boerderijen "moet" hebben om hoog in de (accumulatie van vermogen) ratings te eindigen. Maar wat het aantal fysieke adressen betreft natuurlijk ver "tekort schiet" om een hoge impact te kunnen maken. Flevoland is na Zeeland de provincie met het minst aantal inwoners (CBS Statline eind sep. 2015: 403.521 inwoners). Dus ook niet onlogisch dat Zeeland op de op 1-na-onderste plaats eindigt (10.843 adressen met zonnepanelen). Het verschil met Flevoland zou kunnen liggen in het feit dat Zeeland succesvolle inkoop acties voor particulieren heeft gehad, in het begin georganiseerd door Zeeuwind en, later vooral (met Europese organisatie subsidie), het ZonEffect (1.600 adressen in 3 jaar tijd beleverd). Ook de zeer zonrijke condities in Zeeland zullen beslist een extra trigger zijn voor mensen om zelf zonnepanelen op hun dak te leggen, de gemiddelde opbrengst daar is sowieso een van de hoogste in heel Nederland. Boven Zeeland vinden we Drenthe terug (12.625 adressen). Wat op subsidie gebied cq. in de vorm van zacht-rentende leningen (zie Zonnelening), ook voortvarend met incentives heeft gestrooid. Maar wat vanwege haar relatief kleine bevolking (488.710 eind sep. 2015, derhalve ook: relatief gering aantal adressen) natuurlijk ook niet hoog kan eindigen in deze statistiek. Provincie
Groningen rapste stijger Mijn provincie Zuid-Holland deed het op dit vlak - terwijl het in absolute zin "kampioen" is bij het aantal geaccumuleerde adressen met PV-modules - het slechtst: minder dan 16% toename t.o.v. eind 2014. Relatief lage groei percentages komen in Zuid-Holland en haar noordelijke equivalent, Noord-Holland, het meeste voor tijdens de groei vanaf 2008 (ZH laagst in 2010-2013 en 2014-2015*, NH in 2008-2010 en 2013-2014). Het is daarbij nodig te wijzen op het feit, dat bij reeds relatief hoge realisatie graad (zoals in beide dichtbevolkte provincies), het steeds moeilijker wordt om ook later nog hoge relatieve groei per jaar te laten zien: daarvoor is consistent, zeer goed prikkelend, en langdurig vol te houden "beleid" nodig. Dat ontbreekt er al jaren aan, in heel Nederland. De gemiddelde groei per provincie wordt getoond in de zwarte gebroken lijn, die met de laatst bekende cijfers uitkomt op 24.777 PV-adressen / locaties gemiddeld per provincie. Met een - voorlopig vastgestelde, nog lang niet volledig bepaalbare - groei van 22% t.o.v. de accumulatie eind 2014. De grijze curve onderaan geeft een niet door Klimaatmonitor toewijsbare "rest" post op: kennelijk is het precieze adres of locatie van de betreffende projecten (nog) niet te achterhalen in de (aangeleverde) statistieken. Het gaat daarbij met de laatste stand van zaken om 1.435 adressen / locaties met zonnepanelen. Dat is nog geen half procent van het totale aantal nu bekend bij Klimaatmonitor. Dit restpostje laat ik wel zien in alle grafieken, maar het heeft geen zin om daar verder commentaar op te geven, dus dat laat ik achterwege. Sinds 2008 is de hoogste relatieve jaargroei bij de provincies in Drenthe geweest. Waarbij tussen 2011 en 2012 er 293% meer adressen met PV modules werden geconstateerd dan aan het eind van het jaar 2011. Cumulatie
aantallen panelen tm. update 21 sep. 2015 Tussen de jaren in heb ik vanaf 2008 ook de relatieve jaargroei cijfers weergegeven voor de lands-totalen (jaargroei t.o.v. eindejaars-accumulatie van voorgaande jaar, in procenten). Daaruit blijkt dat de periode 2011-2012 de hoogste relatieve groei heeft gekend (108,7%), wat logisch is, omdat de Europese markt toen massaal werd vol gedumpt met goedkope (zwaar gesubsidieerde) Chinese PV modules. En "zo goedkoop mogelijk" toen zo'n beetje het enige verkoop criterium was. Daarna vlakte die jaargroei natuurlijk af, met echter nog steeds spectaculaire cijfers van 77,7% (2012-2013), resp. 34,8% (2013-2014). Het voorlopige groeicijfer voor 2014-2015* is 21,6%, maar er zijn voor 2015 nog zoveel data onbekend, en per definitie structureel onvolledig (KMt update is van 21 sep. 2015), dat daar nog veel bij kan gaan komen. Vooralsnog kunnen we sowieso concluderen dat 2015 met de huidige cijfers al een prima jaar is geweest, en ook bij de aantallen installaties een hoog groeipercentage zou kunnen gaan halen, als de particuliere sector gezond is blijven doorgroeien (de dominante invloed hebbende sector als het om aantal adressen met zonnepanelen gaat). Het voorlopige eind totaal in de 21 september update van KMt betreft 298.762 adressen, u kunt er van uit gaan dat we eind 2015 al extreem veel hoger dan 300.000 adressen zullen gaan uitkomen. Hoeveel hoger moeten we nog afwachten. Niet gek staan te kijken dat het er inmiddels al enkele tienduizenden meer kunnen zijn, gezien positieve geluiden in de markt over de ontwikkeling van de residentiële sector. Relatieve
gemiddelde jaargroei cijfers (CAGR) Uiteraard blijven de dichtbevolkte, al langer "veel" adressen met PV panelen hebbende provincies Zuid- en Noord-Holland ver achter. Zuid-Holland bleef steken op een CAGR van 24%/jaar, Noord-Holland op 27%/jaar in die periode (wat trouwens nog steeds respectabele cijfers zijn!). Verder waren Flevoland en Gelderland met beiden ruim 35%/jaar "matige" groeiers in die periode. Flevoland groeit wel heel sterk met vermogens op boerderij daken (zie later). Maar bij het aantal adressen schiet dat natuurlijk niet zo op. Gelderland "lijdt" aan hetzelfde probleem als de Hollandse kustprovincies: al veel adressen met PV modules (eerste grafiek), en om dat langdurig, jaren achter elkaar procentueel te laten toenemen, is gewoon lastig om te realiseren. Noord-Brabant lijkt af te wijken van deze regel, want die had een hoge CAGR van 63%/jaar in 2008-2015*. Er is heel veel activiteit in die provincie. Niet alleen in de grote steden (Tilburg, Breda, Den Bosch) en de talloze dorpen. Maar ook zeer veel op het uitgestrekte platteland, waar vele honderden boerderijen zonnepanelen zijn gaan aanleggen. (2)
Geaccumuleerd PV vermogen per provincie Op zich zijn de "kampioenen" bij de aantallen adressen ook in dit overzicht vertegenwoordigd in de hogere regionen bij het geaccumuleerde vermogen. De volgorde is echter nogal door elkaar gehusseld. Ook al heel lang bekend is dat Noord Brabant, met haar grote steden in combinatie met een enorm achterland bomvol boerderijen, alle andere provincies ver achter zich laat op dit vlak. Momenteel staat er al 183,6 MWp geregistreerd voor die provincie. En daar gaat nog heel veel bij komen, mede gezien de rap ingevulde enorme SDE 2014 portfolio, die deels op grote agrarische complexen zoals in Noord-Brabant wordt uitgerold. Toch is de kop-positie van deze provincie ietsje "zwakker" geworden. Was het aandeel van Noord Brabant medio 2014 nog 16,1% op het lands-totaal, is dat inmiddels iets afgenomen naar 15,7% van de in totaal bij KMt geregistreerde 1.168 MWp (status 21 sep. 2015). Mijn verklaring daarvoor is, dat andere provincies (ook) flink zijn gaan uitpakken op het gebied van grote PV projecten, wat altijd een flinke "boost" geeft aan het totale vermogen per gebied. Noord Brabant ligt in dat opzicht al langer voor vanwege het historisch bezien hoge agrarische potentieel. Daar komt nog bij dat er enorm veel gigantische stallen zijn gebouwd de afgelopen jaren, waar in theorie zeer veel PV capaciteit op past. Noord Brabant groeit nog steeds sterk, maar andere - met name agrarisch georiënteerde - provincies zijn op dat terrein een beetje aan het inhalen. Of, zo u wilt, een klein stukje aandeel "aan het terugpakken". Het duidelijkst zien we dat terug in de verhouding van het geaccumuleerde PV vermogen tussen "kampioen" Noord-Brabant en "verliezer" Zeeland. Die was medio 2014 nog een factor 5,2, maar is inmiddels al behoorlijk terug gezakt naar een factor 4,3. Op de 2e plaats staat nog steeds Gelderland, met een mooie 144,6 MWp (12,4% van lands-totaal). Deze wordt gevolgd door een nieuwkomer in de top 3, en dat is Overijssel. Die stond medio 2014 nog slechts op positie 5. Overijssel heeft, afgezien van een zeer hoge groei in 2008-2009 (513%!), en een mogelijk daardoor veroorzaakte "dip" in 2009-2010 (75%), nooit meer het hoogste jaargroei percentage gehaald bij de provincies. Maar ze heeft wel consistent relatief hoge percentages gescoord t.o.v. haar zuster provincies, zie grafiek hier onder. In zowel 2013-2014 (46%), als in 2014-2015* (25%) stond ze daarbij zelfs weer bovengemiddeld op de 3e plaats. Een gevolg van die groei is dat Overijssel de dichtbevolkte Hollandse kustprovincies de laatste twee jaar achter zich heeft gelaten. Noord-Holland al voor eind 2014, en Zuid-Holland hoogstwaarschijnlijk al begin 2015. Aan het andere kant van het spectrum sluiten Zeeland, bijna ex aequo met Flevoland (beiden rond 43 MWp) en, op grote afstand, Drenthe (63,2 MWp), de gelederen. Opvallend is ook hier weer de progressie van Provincie Groningen. Die dankzij de Waardevermeerdering subsidie regeling in enkele "gas" gemeentes een sprong voorwaarts maakte, Drenthe dit jaar al rap voorbij streefde, en Utrecht al in de nek staat te hijgen. Het kan zo maar gebeuren dat Utrecht een plaatsje moet gaan inleveren als definitieve(re) cijfers voor 2015 bekend worden gemaakt... Gemiddeld genomen staat er met de laatst bekende, nog fors bij te plussen cijfers al ruim 97 MWp aan PV capaciteit per provincie. Dat was medio 2014 nog maar ruim 70 MWp. De groei zit er flink in, en dat "moet" natuurlijk ook. Waarschijnlijk wordt er nog veel meer vermogen toegevoegd aan de registraties voor 2015, we hebben nog lang geen duidelijk eindbeeld over dit jaar. Groeipercentages YOY PV vermogen per provincie In bovenstaande grafiek worden de groeipercentages van jaar tot jaar (YOY) getoond sinds 2008-2009, en in de laatste kolom de gemiddelde groei per jaar (CAGR) in de periode 2008-2015*. Belangrijk: de Y-as is logarithmisch weergegeven. Wordt niet ongerust vanwege de gemiddeld dalende lijn, dat is normaal in een sterk groeiende "beginners" markt. Relevant zijn de percentages die na enkele groei-jaren "over" blijven, en die zijn nog steeds hoog. In 2013-2014 lag het gemiddelde (zwarte lijn) op 41%. De voorlopig eerste cijfers voor 2014-2015* geven "al" een jaargroei van 20%. Dat kan nog (veel) hoger gaan worden als meer data zullen worden toegevoegd aan Klimaatmonitor. In 2014-2015* was de spreiding tussen de provincies 14% voor zowel Noord- als Zuid-Holland (laatste zit "verstopt" achter de voorlaatst genoemde), tot maar liefst 44%. Het zal u na alle voorgaande grafieken niet verbazen. Die 44% komt Groningen toe, met haar zeer succesvolle gas-aardbeving gerelateerde subsidieregeling vanaf begin 2014. Opvallend is de heftige schommel beweging in de eerdere jaren. Ook dat is "normaal". Als de eerste effecten van diverse soorten incentives in een nog maagdelijke markt zichtbaar worden, leidt dat altijd tot een grillige start: de voorlopers die een paar grote (meestal SDE gesubsidieerde) projecten weten te realiseren groeien dan ook procentueel bezien extreem snel (t.o.v. de oude situatie). Maar net zo goed "stort" dat groeipercentage dan weer fors in als het volgende jaar te weinig geschiedt op dat vlak, en er nog steeds relatief weinig PV vermogen is geaccumuleerd. Pas na jaren van groei, zullen die effecten steeds minder extreem worden. Omdat "YOY" (year-on-year) groei afgemeten wordt aan de accumulatie aan opgesteld vermogen aan het eind van het voorgaande jaar ("EOY", end-of-year). Daarin "verzuipen" de extreme schommelingen, ze worden sterk gedempt door de reeds aanwezige "massa". Let in de grafiek ook op zonrijk Zeeland, wat vanaf 2012 een aardig hoog, bovengemiddeld groei percentage gaf te zien, tot in 2013-2014. Daarna zakte de curve weer terug, voorlopig ergens achteraan in de kopgroep eindigend. Drie andere provincies toonden in 2014-2015* (naast natuurlijk kampioen Groningen) een opvallend minder sterke hellingshoek omlaag dan in de voorgaande periode. Wat in de grafiek is te zien als een steilere hellingshoek dan bij de meeste provincies: Limburg, Flevoland, resp. Noord-Holland leken zich tot nog toe sterker te herstellen van de trend in 2013-2014, dan de andere provincies (behalve Groningen, de topgroeier in 2014-2015*). Relatieve
gemiddelde jaargroei cijfers (CAGR)* Genoemde 80%/jaar groei bij het vermogen komt neer op tweemaal de ruim 40%/jaar (CAGR) die we bij de aantallen adressen met zonnepanelen hebben gezien (laatste alinea eerste paragraaf). Het is nu eenmaal, in een op stoom komende PV markt veel "makkelijker" om (zeer) grote volumes panelen af te zetten op een relatief "beperkt" aantal grote daken, als de incentives er voor zijn, dan om vele duizenden adressen extra te realiseren met (meestal kleine) PV-generatoren. Waar je immers sowieso de betreffende bewoners voor moet zien te enthousiasmeren. Daar gaat enorm veel arbeid en energie in zitten om zoveel verschillende (typen) mensen te kunnen bereiken - en ook tot actie te bewegen. Zeker in sterk agrarisch georiënteerde provincies, met sterk verspreide bewoning, en een relatief "leeg" achterland, is dat nauwelijks realiseerbaar in zo'n hoog tempo. Cumulatie
PV vermogen tm. update 21 sep. 2015 De groei percentages bij de vermogens zijn van een heel ander karakter resp. kaliber dan die voor de aantallen adressen met zonnepanelen. Dat heeft te maken met de vaak zeer snelle groei als incentives voor grote(re) daken goed genoeg zijn. Is die "prikkel" eenmaal op gang gekomen (lees: met name de SDE+ regelingen, echter niet exclusief), dan kan het zeer rap gaan met de capaciteits-uitbouw, en zijn blijvend relatief hoge jaargroei percentages haalbaar op dit vlak. Zelfs in het begin van de bekeken periode, waren zeer hoge percentages te zien, omdat de markt toen nog erg klein was (115-86% per jaar). De hoge groei in de periode 2011-2012 (135%) werd vooral veroorzaakt door de enorme hoeveelheid residentiële installaties die onder de toen gestarte nationale subsidieregeling voor particulieren on-line gingen. In 2013 ging die trend gewoon door (subsidie was begin augustus van dat jaar volledig vergeven). Al was het kennelijk niet mogelijk om de zeer hoge groei van het voorafgaande jaar te evenaren, en was de "vervangende" btw teruggaaf regeling (Arrest Fuchs) niet prikkelend genoeg om die enorme toename te dupliceren. Het werd desondanks nog een heftige 97% toename t.o.v. de eindejaars-capaciteit van 2012, wat beslist een zeer goede score is. 2013-2014 liet een niet voorspelde, teleurstellende groei zien van "maar" 41% t.o.v. EOY 2013, volgens de - nog steeds voorlopige - Klimaatmonitor cijfers. Maar hierbij kan beslist nog een en ander aan volume worden "bijgeplust" omdat mogelijk nog lang niet alle (bekende) data voor dat jaar bij Rijkswaterstaat zijn binnen gekomen. Desondanks is 41% ook nog steeds een hoge groei in een jaar tijd. Totaal
vermogen 2015 nog in mistflarden gehuld In de zeer voorlopige, halfdoorzichtige accumulatie kolom voor 2015*, is wel al goed te zien dat slechts 4 (grote) provincies (iets meer dan) de helft van het PV vermogen in ons land voor hun rekening nemen in het KMt register van Rijkswaterstaat: Noord-Brabant, Gelderland, Overijssel, en Zuid-Holland (in volgorde van afnemend belang). Provincie Groningen is in dit jaar het hardst gegroeid van allemaal (met de huidige, eerste data, al plus 44%). (3) Gemiddeld vermogen per adres / locatie per provincie In bovenstaande grafiek is de door Klimaatmonitor zelf opgegeven (berekende) gemiddelde geaccumuleerde PV capaciteit per adres of per locatie weergegeven in de loop van de tijd. Ook hier zien we zeker in de beginjaren van de "echte" groei in Nederland (vanaf 2008) behoorlijke schommelingen, wat heeft te maken met de zeer "selectieve" plaatsing van nog relatief weinig grote PV projecten in een nog zeer "dunne" markt. Die schommelingen zullen minder heftig gaan worden omdat we al naar "behoorlijke" PV volumes per provincie gaan, en eventueel toegevoegde (zelfs zeer) grote projecten steeds meer gemaskeerd zullen gaan worden door de al aanwezige "massa". Rechts in de grafiek is het verloop van de curves dan ook al een stuk "rustiger". Gemiddeld genomen neemt het vermogen per adres natuurlijk toe in ons land (zwarte streepjes-lijn). Ten eerste omdat bij particulieren de gemiddelde installatie grootte is toegenomen. In eerdere jaren waren "hollandse setjes" van 4 tot 6 (kleine) PV modules doodnormaal, en die hebben het landelijke gemiddelde in het begin van deze eeuw zeer laag gehouden (grofweg een halve kWp per adres). Dergelijke "setjes" worden beslist nog steeds geplaatst, bijvoorbeeld bij diverse huur corporaties op de schuine daken van huurwoningen. Maar, het 2e belangrijke aspect, het vermogen per paneel, is natuurlijk zeer fors toegenomen (van zo'n 100 Wp begin deze eeuw naar nu 250 Wp of al hoger, daarbij is het module formaat ook mee "gegroeid" omdat de zonnecellen groter zijn geworden). De grote driver van de ontwikkeling van het geplaatste vermogen in de residentiële markt is het segment particuliere eengezins-woningen, waar al vaak 10 tot zo'n 16 panelen (>=250 Wp) worden geplaatst, als de ruimte er is. Omdat residentieel nog steeds het allergrootste marktsegment is (en voorlopig blijft), op het vlak van totaal geaccumuleerd vermogen, heeft dat een grote invloed op de gemiddelde provinciale en nationale gemiddelde capaciteit per adres. Een derde factor is natuurlijk dat er de laatste twee jaar een zeer sterke groei is van de grotere PV projecten, die dat gemiddelde nog verder op jagen. Met nog lang geen eind in zicht op verdere verhoging. Wel is het zo dat er nogal wat rammelt aan de inschrijving van die projecten in het PIR register, maar via een forse recente update van (hopeloos verouderde) SDE data is daar in ieder geval bij Klimaatmonitor het nodige verbeterd. Met de waarschuwing: beslist niet alle nieuwe grote PV projecten die in KMt terecht komen hebben SDE subsidie! Een register voor de veel gebruikte EIA regeling ontbreekt bijvoorbeeld, en daar kunnen forse volumes bij zitten die vooralsnog slecht bekend zijn. Veel boeren hebben van EIA gebruik gemaakt, zonder dat ze beroep hebben gedaan op een SDE subsidie (dat kon beslist tm. SDE 2013, maar die combinatie is in SDE 2014 afgeschaft om overstimulering te voorkomen). Rechts in de grafiek, voor de eerste resultaten van het huidige jaar 2015*, stabiliseren de gemiddelde vermogens per adres in de meeste provincies. Flevoland had echter nog steeds met een toename te maken, en bereikte de "kampioens-positie" met 5,2 kWp per adres. M.i. uitsluitend te wijten aan de enorme vlucht die grote boerderij daken daar hebben genomen, vol met zonnepanelen (hier onder een al jaren geleden gerealiseerd voorbeeld). Deze ingepolderde provincie wordt gevolgd door twee andere "agrarische grootmachten", Drenthe (5,0 kWp/adres) en Overijssel (4,9 kWp/adres). Het "slechtst presterende" trio wordt, van onder naar boven, gevormd door de 3 dichtbevolkte, adressen rijke Randstad provincies, Zuid-Holland, Noord-Holland, en Utrecht (2,9 - 3,2 kWp/adres).
Uiteraard is ook hier weer de grote uitzondering WV subsidie provincie Groningen, die een zichtbare "val" omlaag maakte in de grafiek. Waarom? Omdat er heel veel residentiële systemen met de WV subsidie werden gerealiseerd, en die hebben in die enorme groeispurt het tot 2014 enigszins gestabiliseerde gemiddelde vermogen per adres (NB: inclusief een groeiend aandeel "grotere installaties" bij bedrijven e.d.) derhalve weer flink onderuit gehaald. Het gemiddelde ging fors omlaag, waardoor Groningen op dit punt drie posities verloor t.o.v. de situatie tm. 2014 (net eindigend "achter" Limburg, met minder dan 4,2 kWp/adres). Het in 2015* iets verlaagde (nationale) gemiddelde van 4,1 kWp per adres kan nog hoger worden als definitieve(re) cijfers bekend worden. De spreiding vanaf die gemiddelde curve is behoorlijk groot, en hangt sterk af van de lokale condities, het "agrarische" dan wel het "urbane" gehalte per provincie (of wellicht een combinatie van beide), regionale subsidie regelingen en eventuele barrières slechtende policies die (sterk) kunnen verschillen tussen de regio's. In de grafiek valt verder op dat er rond de eeuwwisseling ook soms een gemiddeld groter vermogen per adres was in enkele provincies. Dat heeft te maken met een spectrum aan (peperdure) "demonstratie" projecten van een voor die tijd forse omvang. Destijds heftig gesubsidieerd door NOVEM en/of subsidies verstrekt door de Europese Unie. En meestal PV-installaties betreffend, uitgevoerd door de toen nog rijke, niet "geliberaliseerde" energie holdings. Dat effect ebde al snel weg, tussen 2004 en 2008 was de Nederlandse PV markt zeker op het gebied van de grotere projecten zo goed als "dood". Het is waarschijnlijk niet voor niks dat er geen data zijn over de jaren 2005-2007, wat ik de "Grote Brinkhorst Droogte" ben gaan noemen. Al blijft het natuurlijk volslagen bezopen dat er helemaal géén Klimaatmonitor data zijn voor dat drie jaar durende interval... (4) Gemiddeld PV-vermogen per inwoner per provincie Een belangrijke, vaker gehanteerde "maat" om prestaties aan af te meten op het gebied van implementatie van zonnestroom, is de totale PV capaciteit terug rekenen naar het aantal inwoners in het betreffende gebied. Het is een van de pijlers van de al vele jaren gedocumenteerde PV-prestaties in buurland Duitsland, door de Solar Bundesliga. Waar zelfs aparte ratings worden gemaakt voor verschillende "typen" gemeentes, grote en kleine steden, etc. Alleen zijn ze daar natuurlijk al veel verder, de ratings worden bepaald uit een combinatie van opgesteld vermogen van zowel PV installaties als van thermische zonne-energie. Dat is vooralsnog een paar bruggen te ver voor het nog "jungfrauliche" Nederland. Hier onder de grafiek voor de Nederlandse provincies, in Wp opgesteld PV vermogen per inwoner.
U ziet direct: we hebben weer een andere "kampioen". Maar ook dat was medio 2014 al te zien in mijn destijds gemaakte grafieken. Drenthe leidt al lang de provinciale "meute" met stip, op een niveau van ruim 129 Wp/inwoner. Of, in andere bewoordingen, "ongeveer een modern kristallijn PV module van 260 Wp per 2 inwoners". Maar we hebben wel een duidelijke verschuiving in de lagere echelons. Op de tweede en derde plaats vinden we ditmaal niet Friesland resp. Flevoland terug (situatie medio 2014). Maar provincies Overijssel (116 Wp/inwoner), resp. de met NAM subsidies vooruit stormende provincie Groningen (114 Wp/inwoner). Die weliswaar op de voet wordt gevolgd door Zeeland en Friesland, maar sinds eind 2014 wel 3 provincies is gepasseerd bij deze rating. Bijna zeker vanwege de veelvuldig hier besproken effecten van de regionale WV subsidie regeling voor 11 Groningse "gas" gemeentes. Er zijn duidelijke tempo verschillen te zien tussen de provincies onderling in 2014-2015*. Ook Flevoland lijkt van geen ophouden te weten, met nu al (met onvolledige data voor 2015*) een "recht doorlopende", sterke groei lijn. Wat volgens mij vooral wordt "gedreven" door voortgaande implementatie van grote PV projecten op de talloze boerderijen aldaar. Een belangrijke provincie als Noord Brabant lijkt qua tempo iets achter te blijven op de andere provincies, wat groei in het laatste jaar betreft, maar we moeten eerst definitieve(re) cijfers afwachten om te zien of dat beeld wel blijkt te kloppen. Uiteraard maken op dit criterium de dichtbevolkte Randstad provincies Zuid- en Noord-Holland resp. Utrecht geen schijn van kans. Ze bungelen onderaan met gemiddelde vermogens van 36 - 53 Wp per inwoner. Equivalent van een antiek, totaal verouderd dunnelaag amorf Si paneeltje per hoofd van de bevolking... Landelijk
gemiddelde nog erg mager vergeleken bij Duitsland Maar ook op het grootschalige niveau zijn de cijfers voor Duitsland ronduit indrukwekkend. Volgens de "foederal-erneuerbar" site zou kampioen deelstaat inmiddels, in tegenstelling tot een mogelijk verwachting bij u, het oost-Duitse Brandenburg zijn, met een spectaculair gemiddelde van 1,2 kWp per inwoner. Bijna een factor tien in vergelijking met Drenthe in bovenstaande grafiek. Dat heeft alles te maken met de enorme zonneparken die in die dunbevolkte deelstaat zijn gebouwd in de laatste jaren dat er nog sprake was van een decente vergoeding voor dergelijke reuzen installaties. Het vaak - terecht - geprezen, redelijk dichtbevolkte Beieren (denk aan o.a. wereldstad München) bleef in die rating steken op "slechts" 874 Wp/inwoner. Heel Duitsland zou eind 2014, bij 38,2 GWp, 471 Wp per inwoner hebben gehad volgens deze site. Eind sep. 2015 zou er al 39,4 GWp staan volgens Bundesnetzagentur, wat bij gelijk inwoner aantal neerkomt op ongeveer 486 Wp/inwoner. Nog steeds een factor 5,5 meer dan het landelijk gemiddelde van Nederland in bovenstaande grafiek. (5) Gemiddeld aantal adressen / locaties met zonnepanelen per 100 woningen per provincie Ook deze rating, die iets zegt over de "activiteit bij burgers" omdat het aantal woningen het referentiekader is, is direct uit de krochten van Klimaatmonitor gehaald, en op provinciaal niveau door Polder PV grafisch naast elkaar gezet. Wederom hebben we hier "een nieuwe kampioen" te pakken, en wel het zonnige Zeeland. Die staat met dit criterium krap aan bovenaan, met 5,9 adressen met zonnepanelen op elke 100 woningen. De combinatie van zeer zonnige omstandigheden (inmiddels waarschijnlijk goed tussen de oren beland bij de "zunige" Zeeuwen), de voortdurende mogelijkheden om te salderen en de btw op de aanschaf terug te vragen, én, speciaal voor Zeeland, de succesvolle acties van het ZonEffect, zullen daar zeker aan hebben bijgedragen. Ook hier weer een grote verrassing. Provincie Groningen staat hier al op de tweede plek (ruim 5,8), waarbij ze sinds eind 2014 dus alweer 5 provincies achter zich heeft gelaten! Als die "Waardevermeerdering" subsidie niet als succesvol beschouwd wordt, eet ik m'n hoed op. Misschien schiet Groningen zelfs Zeeland nog wel voorbij als er definitieve(re) cijfers voor 2015* beschikbaar komen, maar ook dat is nog afwachten. De inhaalrace van Groningen is kristalhelder, de Grunnegers hebben de subsidiekansen massaal aangegrepen. Dat lijkt me duidelijk. Drenthe mag natuurlijk ook niet onbenoemd blijven, op de derde plaats van het erepodium (bijna 5,8 PV-adressen/100 woningen). Wederom sluiten de Randstad provincies (met duizenden "niet-woning" gebouwen als bedrijven en instellingen e.d.) de rij. Zuid-Holland onderaan (2,7 PV-adressen/100 woningen), gevolgd door Noord-Holland (ruim 3). Ditmaal is niet Utrecht "logische volger", maar provincie Noord-Brabant op de 2 na laatste plaats (3,7 PV-adressen/100 woningen). Gemiddeld staan er in Nederland, met deze voorlopig laatst bekende cijfers van 21 september 2015, gemiddeld 4,7 adressen met PV modules geregistreerd op 100 woningen. Ook hier is de spreiding tussen de provincies behoorlijk groot. Geconcludeerd mag worden dat de "burgerparticipatie" (woningen met PV-modules) in met name de noordelijke provincies het hoogste lijkt, maar dat ze nog net aan worden afgetroefd door het zonnigste stukje, helemaal aan de andere kant van het land... (6) Gemiddeld PV-vermogen per 1.000 woningen per provincie Ook deze parameter is direct uit de Klimaatmonitor databank gehaald. Hier geldt een vergelijkbare "intentie", potentieel effect van burger (woning eigenaar of huurder) participatie. Maar hier wordt dat natuurlijk deels weer vertroebeld door de effecten van forse capaciteitsgroei van grote (vaak niet woning-gebonden) projecten, die over het hele woningbestand worden "uitgesmeerd". Dan krijgen we het volgende beeld. Net als bij de parameter "gemiddeld PV-vermogen per inwoner" is Drenthe de best presterende provincie op dit gebied (290 kWp/1.000 woningen), met afstand op de dicht bij elkaar liggende nrs. 2 en 3, Flevoland en Overijssel (270 resp. 269 kWp/1.000 woningen). Drenthe heeft natuurlijk "relatief weinig" woningen, maar ook is het type woonboerderij daar doodnormaal, en daar wordt al rap een "bovengemiddelde" set PV panelen op aangelegd. Overijssel en Flevoland zitten vooral hoog in de boom door de talloze boerderijen met grote zonnepaneel installaties, die het provinciale gemiddelde sowieso fors omhoog stuwen. Groningen stoomt in dit overzicht ook weer fors omhoog in de periode 2014-2015*, zoals op alle andere vlakken (behalve bij systeem gemiddeldes), maar kan ditmaal de top drie nog niet bereiken (voorlopig: 243 kWp/1.000 woningen). Het "klassieke Randstad trio" Zuid- en Noord-Holland en Utrecht sluit, van onderaf gerekend, wederom de rij (78 - 123 kWp/1.000 woningen). Het landelijk gemiddelde (zwarte gestreepte lijn, hier deels "verscholen" achter de curve voor Limburg) eindigt voorlopig op 198 kWp/1.000 woningen. Of, zo u wilt, 198 Wp per woning. Dat komt natuurlijk overeen met de eerder gesignaleerde 89 Wp/inwoner in een vorige grafiek. Er zouden in 2015 gemiddeld 2,18 personen zijn per huishouden volgens CBS StatLine, dus die "match" klopt wel ongeveer. Het is, ondanks een paar jaar van forse groei nog een relatief mager resultaat, en dat moet beslist nog veel beter kunnen. Dat staat als een paal boven water. (7) Aantal PV-adressen / locaties per 1.000 hectare per provincie Een geheel ander soort "maatvoering" is het terugrekenen van het aantal adressen met zonnepanelen cq. het geaccumuleerde vermogen naar de oppervlakte van het in de vergelijking meegenomen gebied. Dit doen we in de laatste twee grafieken in deze serie. Eerst voor het aantal adressen met PV-modules per provincie. Terug gerekend naar een oppervlakte van 1.000 hectare (= 10 vierkante kilometer). De gegevens heb ik zelf uit twee tabellen series van Klimaatmonitor gehaald. De laatste bekende data voor de oppervlaktes van de provincies zijn van het jaar 2010. Ik heb hiervoor de dataset "oppervlakte exclusief buitenwater" genomen. Wat is de impact van die "oppervlakte" maatvoering in de vergelijking? Ook hierin weer een "nieuwe kampioen". Ditmaal de dichtbevolkte randstedelijke provincie Utrecht, waar ruimte schaars is, en alles een beetje bij elkaar is gepropt. Daarbij "helpt" natuurlijk ook heel erg in deze lijst, dat Utrecht de kleinste provincie is (nog geen 145.000 ha). Daarbij komt, dat er daar "de nodige animo" is voor zonnestroom. Denk bijvoorbeeld aan de zeer vooruitstrevende zonnewijk Lombok, een rasecht burgerinitiatief met fantastische (PV) projecten. De zogenaamde "miljardste wattpiek" in NL is niet voor niks tongue-in-cheek en puur symbolisch gevierd bij Elinkwijk in het noordelijk deel van de hoofdstad. De consequentie van de combinatie "kleine provincie" en "schmeckt gut, solar" in Utrecht is dat de provincie, die een steile groeicurve doormaakte tijdens de nationale subsidieregeling voor particulieren in de jaren 2012-2013, voorlopig net aan bovenaan is geeindigd, met 143 adressen met zonnepanelen per 1.000 hectare. Ze wordt rap gevolgd door een opvallende numero twee, mijn (eindelijk...) provincie Zuid-Holland (138 adressen met PV modules per 1.000 hectare). Dat is weliswaar geen "kleine" provincie (het is qua oppervlakte de 6e van de 12), maar het heeft wel, ook historisch bezien al (zie lichtblauwe curve), langdurig het meeste aantal adressen met PV (eerste grafiek in deze analyse). De combinatie voert kennelijk tot een hoge positie in deze rating. De hollandse "zuster" van mijn provincie, Noord-Holland, volgt pas op grote afstand op plek drie, met 115 stuks (vergezeld van het iets lager staande Limburg). Aan de onderkant van de "ladder" vinden we provincies die deels regelmatig bij de andere kampioens-posities waren te vinden (voorbeeld PV vermogen per adres). Van onder naar boven achtereenvolgens "het nieuwe land" Flevoland, wat natuurlijk per definitie niet heel erg veel adressen heeft in vergelijking met haar zuster provincies, die al eeuwen bevolkings-geschiedenis achter de kiezen hebben. Flevoland heeft dan dus ook het minst aantal adressen met PV modules. Dat gedeeld door de hier gebruikte provinciale referentie van 1.000 hectare, geeft de laagste positie van 35 adressen op die oppervlakte. Daarboven volgen Friesland (40) resp. Drenthe (47 PV-adressen/1.000 hectare). De eerste vooral vanwege haar enorme oppervlakte (3e na Gelderland en Noord-Brabant). Drenthe vooral vanwege het relatief lage absolute aantal adressen met zonnepanelen (3e positie vanaf onder). Zelfs bij een behoorlijk hoge (burgerlijke) participatiegraad (derde positie bij aantal PV adressen op totaal). De oppervlakte van Drenthe (ruim 268.000 hectare) ligt tussen die van Zuid-Holland en Flevoland. Groningen "mag" natuurlijk nog steeds worden benoemd, wat vanwege de extreem effectieve NAM subsidie regeling daar als een komeet omhoog schoot, en bij deze rating Zeeland achter zich heeft gelaten (voorlopig eind cijfer nu voor Groningen: 66 adressen met zonnepanelen per 1.000 hectare). Maar er moet nog heel wat gebeuren in die provincie voordat ze in de hogere echelons verzeild kan raken. Dat gaat gezien het sombere toekomst-perspectief (gedeeltelijke ontvolking, mogelijk gedeeltelijke afbraak van woningen) waarschijnlijk niet lukken. Het provinciale gemiddelde (zwart gestreepte lijn) ligt met de eerste resultaten voor 2015* op een niveau van 82 adressen met PV modules per 1.000 hectare. Wederom: ook hier is de spreiding tussen de provincies al aanzienlijk, zeker vanuit het oogpunt bezien dat het hier om een "relatieve" waarde gaat (terugrekening naar oppervlakte eenheid). (8) PV vermogen per 1.000 hectare per provincie Tot slot een equivalente grafiek als onder (7), maar nu voor het bij Klimaatmonitor geregistreerde PV vermogen per 1.000 hectare. U zult het vast niet meer vreemd vinden: we hebben, alweer, een nieuwe "kampioen". De laatste "kampioen" in deze lange serie is onze Bourgondische provincie uit het (voor randstedelingen) "verre" zuiden des lands, Limburg. Die met een sneaky inhaal manoeuvre het hierboven genoemde Utrecht (kampioen bij aantallen PV adressen per oppervlakte eenheid) net aan de loef afstak. Althans: met de voorlopige (eerste) cijfers. Of dat zo blijft met later toe te voegen data voor 2015 blijft nog even spannend. Maar ze mogen er in Limburg natuurlijk nu alvast een lekker biertje op nemen, wat mij betreft. Het verschil is minimaal, maar de 468 kWp/1.000 hectare is nu nog even net aan wat groter dan de 462 in Utrecht. En dat komt natuurlijk vooral, omdat in met name noord(west) Limburg in recente jaren in razend tempo grote stal complexen worden voorzien van grote aantallen zonnepanelen. Wat de capaciteits-uitbouw voor de hele provincie mede in een forse versnelling heeft gebracht (bovenop de hoge residentiële activiteit, met name ook weer hoog tijdens de nationale subsidie regeling, 2012-2013). En wat het "gat" tussen Limburg en Utrecht bij de absolute geaccumuleerde vermogens mede heeft doen toenemen (grafieken onder paragraaf 2). Met name de toevoeging van nogal wat grote PV-installaties is volgens mij de reden van de relatief hoge hellingshoek van de groene stippellijn in de periode 2014-2015*. De provincie is daarbij ook nog de twee na kleinste van allemaal (221.000 hectare, nogmaals, Utrecht is de kleinste, nog voor Zeeland), dat getal staat in de noemer van deze vergelijking, "dus" scoort Limburg het hoogst. Na deze twee top atleten valt er een groot gat, en mag wederom mijn provincie Zuid-Holland de troostprijs op de derde plaats ophalen, met 393 kWp/1.000 ha. Aan de onderzijde van dit spectrum verkeren ditmaal, van onder af, Friesland (181), bijna ex aequo, Flevoland (182), resp. Zeeland (223 kWp/1.000 ha). Vooral het ambitieuze Friesland (doelstelling voor al 500 MW PV in 2020 - pdf van de provincie) valt hier op, dat tot nog toe onderaan de middenmoot verkeert bij de absolute accumulatie van PV capaciteit (paragraaf 2: nog maar 73 MWp, voorlopige status sep. 2015). Maar wat natuurlijk bij de huidige relatieve maat ook nog eens het onderspit moet delven gezien haar omvang (3e grootste provincie met bijna 400.000 hectare). Daarbij natuurlijk handicaps als grote oppervlaktes claimende binnenlandse meren en enkele Waddeneilanden met een zeer lage bevolkingsdichtheid hebbend. Al is dat laatste kennelijk geen handicap (meer), omdat op Ameland het tot nog toe grootste vrijeveld project wordt gerealiseerd, wat dat eiland in een keer Nederlands kampioen Wp/inwoner zal gaan maken... Voor de laatste maal: Groningen, met subsidies van gas grootmachten Exxon en Shell (via NAM) opgestuwd in de vaart der volkeren (althans: in de 11 gemeentes die het betreft), groeide "stevig" door. Het snelst van allemaal, naar een moderate 8e positie (276 kWp/1.000 ha). Ze heeft daarbij inmiddels Drenthe achter zich gelaten, en is begonnen de positie van "Grote Zus" Gelderland te bedreigen. De riante plek ingenomen door Noord-Holland lijkt vooralsnog een brug te ver, daarvoor moeten nog lang forse hoeveelheden PV modules worden aangebracht boven de invloedssfeer van de gasbel van Slochteren. Groningen zit dan ook nog onder het landelijke / provinciale gemiddelde, wat met de laatste cijfers ligt op een niveau van 317 kWp/1.000 hectare. Conclusies We hebben bij de provincies meerdere winnaars, net als we eerder al bij de gemeentes hebben gezien. Waar een ieder voor zich van mag uitmaken wat hij/zij het belangrijkste criterium vindt. Zelf vind ik aantal adressen met zonnepanelen t.o.v. het totale woning bestand een belangrijk criterium, omdat solar decentrale revolutie moet zijn. Als dat het niét wordt, doordat bijvoorbeeld een salderings-regeling zou worden uitgehold, terwijl tegelijkertijd gigantische SDE gesubsidieerde projecten zouden worden gebouwd door (mogelijk voor een groot deel buitenlandse) commerciële partijen, (deels) op kosten van de burgers, wordt het draagvlak op spel gezet. En dat is wat we met solar, de meest decentrale "optie" van allemaal, beslist niet moeten hebben! Polder PV is uiteraard nieuwsgierig wat 2015* uiteindelijk echt zal gaan opleveren, met alle aan te vullen data nu nog in mistflarden gehuld. En of bijvoorbeeld een nog steeds fors "mankerend" PIR (deel-) register nu eindelijk structureel aangevuld zal worden met alle commerciële en andersoortige grootschalige PV projecten. Dat het uiteindelijke volume aan het eind van het jaar - voor Nederlandse begrippen - "veel" zal zijn, staat in ieder geval als een paal boven water. Klimaatmonitor databank (Rijkswaterstaat) Eerste drie delen in deze sub-serie ("Klimaatmonitor updates 21 september 2015"): Kwantificering
van effecten zonnestroom subsidies gas-provincie Groningen I - Effecten
op gemeente niveau (26 okt. 2015) Voor uitgebreide link-lijst naar eerdere Polder PV analyses van (nieuwe) Klimaatmonitor data op het gebied van zonnestroom, zie onderaan deel I van deze sub-serie. |
|