zontwikkelingen
"oud" |
Nieuws P.V. pagina 138meest recente bericht boven Specials: 29
januari 2017 - 31 maart 2017
23 maart 2017: Agrarische gemeentes kampioen bij realisatie SDE beschikte PV projecten - Noordoostpolder ver voorop. Het is altijd lang wachten op updates in de Klimaatmonitor databestanden. Rijkswaterstaat, die dat hoogst interessante dossier beheert, is afhankelijk van "derden" om die bestanden te vullen (en te corrigeren indien de bronbestanden zijn "gezuiverd"). En helaas is het zo, dat het aanleveren van die data soms uitzonderlijk traag gaat. Gelukkig is er nu een gedeeltelijke update gepubliceerd van de realisaties van PV projecten die met SDE beschikkingen tot stand komen. Uiteraard afkomstig van RVO, die het SDE dossier, met inzet van vele fte's beheert. Polder PV heeft enkele trends in die nu door Klimaatmonitor gepubliceerde data er uit gelicht en voor u op een visueel aantrekkelijke wijze in het onderstaande artikel weergegeven. Niet verbazingwekkend, blijkt gemeente Noordoostpolder ook op dit deel-dossier veruit het hoogst te scoren. Totaal gerealiseerde capaciteit met SDE beschikking / kritiek Volgens de meest recente stand van zaken die Klimaatmonitor heeft doorgekregen, zou er in Nederland eind 2016 voor zonnestroom een totaal volume van 387,8 MWp aan SDE beschikte capaciteit zijn "gerealiseerd". Het opvallende aan dit cijfer is sowieso dat het iets lager ligt dan de "eigen" informatie van RVO die ze heeft gegeven begin 2017. Want toen werd gewag gemaakt van een volume van 394 MWp, anderhalf procent meer (zie detail analyse Polder PV van 30 januari jl.). Waar dit aan ligt wordt niet duidelijk, mogelijk zijn er correcties geweest, aanpassingen, of zijn er updates van historische data gedaan. Ook wordt niet duidelijk waar de in de databank opgenomen "gerealiseerde volumes" precies op slaan. Ik heb eerder al gewaarschuwd voor het feit dat de door RVO gepubliceerde data altijd gaan over de door hen geregistreerde beschikkingen ("SDE toekenningen", die altijd zijn gemaximeerd op te subsidiëren productie). Wat er echter in werkelijkheid aan capaciteit wordt gerealiseerd op de duizenden beschikte lokaties, wordt niet door RVO gepubliceerd. Ik heb in de afgelopen twee jaren in mijn gedetailleerde projectenlijsten, met grote hoeveelheden SDE beschikte projecten al talloze malen moeten constateren dat PV realisaties vaak fysiek (veel) minder capaciteit blijken te hebben dan wat er (maximaal) door RVO is beschikt. Maar ook heb ik in heel veel gevallen kunnen vaststellen, dat er (veel) meer vermogen is opgeleverd, dan in de RVO lijsten met SDE beschikkingen stond vermeld. Dit kan dus beide kanten op gaan, en de geconstateerde verschillen kunnen oplopen tot 20, 30% t.o.v. de beschikte volumes (soms zelfs nog extremer). Ik zal hier nog een keer op terugkomen, maar duidelijk is, dat over die "volumes aan realisaties" het laatste woord nog beslist niet is gezegd. Vooralsnog gaan we echter ook bij de nieuwe RVO data bij Klimaatmonitor uit van "realisaties". Daarbij moeten we ook nog steeds in het oog houden, dat de cijfers voor met name het jaar 2016 nog fors kunnen worden bijgewerkt, omdat de administratieve procedures tussen "aanmelding van een SDE gesubsidieerde installatie bij de netbeheerder tot en met een ja-vinkje in de databank van RVO" erg lang (kunnen) zijn. Ergo: er kan nog behoorlijk wat feitelijk in 2016 opgeleverd volume later nog bijgeschreven worden in de RVO databanken. Met bovenstaande kritiek punten in het achterhoofd kunnen we echter beslist nog steeds interessante trends waarnemen, als we de inmiddels bij Klimaatmonitor ingevoerde data op een rijtje zetten, en op gemeente niveau gaan segmenteren. Groeicijfers realisatie SDE projecten zonnestroom volgens RVO Uit de RVO data in de Klimaatmonitor data bank halen we de volgende eindejaars-data voor de gerealiseerde SDE volumes voor zonnestroom (EOY, in kWp), de "absolute" groeicijfers per jaar in Nederland, in kWp, de daarvan afgeleide jaargroei cijfers ("YOY"), en de procentuele jaargroei t.o.v. de accumulatie van het voorgaande jaar**:
Na een aarzelende groei van de jaarlijkse volumes in de (SDE subsidie) jaren 2009-2011, voorlopig culminerend in ruim 21 MWp in 2011, zakte deze in tot 12,5 MWp in 2013, maar nam daarna weer snel toe. Van bijna 27 MWp in 2014 tot 111 MWp in het eerste "volle" implementatie jaar voor de succesvolle SDE 2014 regeling in 2015. En zelfs 179 MWp in 2016. De groei percentages t.o.v. de eindejaars-volumes in het voorgaande jaar (EOY) waren, afgezien van de natuurlijk spectaculaire start in 2009 (25.000 procent, de eerste SDE 2008 regeling begon toen pas een beetje zin beslag te krijgen), beslist hoog (187-48% in 2010-2012), al ging het toen om nog relatief bescheiden volumes. Pas na de "dip" in 2013 (21% jaargroei t.o.v. EOY 2012), namen de groei percentages - met hoge jaar volumes - weer fors toe. 113% in 2015, en bij hoog jaarvolume, nog steeds een zeer goede 85% in 2016. Van 2013 naar 2016 verdubbelde de jaargroei in 2014, ver-viervoudigde deze in 2015, en nam deze met ruim een factor 1,6 toe in 2016, telkens t.o.v. de jaargroei in het voorgaande jaar gerekend. Houdt s.v.p. rekening met het feit dat met name voor het jaar 2016 nog het nodige aan SDE volume kan worden toegevoegd, en dat de jaargroei in dat jaar dus nog hoger zal kunnen gaan worden. ** De cijfers komen uit een separate jaaroverzicht tabel voor de SDE regelingen in de Klimaatmonitor databank. Als je de totalen bepaalt van de aparte tabellen voor "organisaties" plus "particulieren" in dezelfde databank, kom je per gemeente soms tot licht afwijkende getallen. Dit blijkt, bij navraag bij Rijkswaterstaat, terug te voeren op afrondingsverschillen tussen de twee aparte datasets. Segmentaties & verdeling SDE realisaties RVO in Klimaatmonitor databank In deze grafiek heb ik voor alle 390 gemeentes* voor alle accumulaties per SDE jaargang (2008 tm. 2016) bepaald hoeveel van de door RVO vrijgegeven SDE realisaties in welke grootte categorie is gevallen in die gemeente. Die categoriëen staan op de x-as, en lopen van "0 tm. 10 kWp" cumulatief tot en met 7,5 tm. 10 MWp, en zelfs nog een grootste categorie (groter dan 10 MWp). Let op dat het hierbij om voortschrijdende cumulaties tm. de weergegeven jaargang gaat. * Er is ook nog een zeer beperkte categorie "Gemeente onbekend" (SDE beschikking kon kennelijk niet aan een bepaalde gemeente worden toegewezen...), die meegenomen is onder de kleinste categorie. Alleen in de jaren 2009 en 2010 stonden er kleine volumes in deze aparte categorie (5 resp. 40 kWp). In de beginjaren waren er alleen maar, of dominant aanwezig, zeer kleine installaties bij particulieren (of kleine PV setjes op scholen e.d.), vandaar dat de hoogste cumulatie "ooit" in het 0 tm. 10 kWp segment valt tm. 2008 (blauwe kolom links: totaal alle 390 gemeentes in dat segment vallend). Echter, stapsgewijs nam het aantal gemeentes in dit kleinste SDE segment af, al ijlden de invullingen van de drie eerste SDE regelingen, met meestal kleine installaties, nog lang na in de RVO cijfers. Vanaf SDE 2011 is de ondergrens van 1 aanvraag 15 kWp, bij realisatie zou je met maar 1 project direct boven dit eerste segment komen te zitten in een willekeurige gemeente, en zou je al meteen in de volgende categorie terecht komen. In de tweede categorie, 10 tm. 100 kWp, vallen zeer veel geaccumuleerde SDE realisaties in veel gemeentes. Tot SDE 2010 kon er zelfs voor 1 project in theorie niet meer dan 100 kWp aangevraagd worden, al werd dat sporadisch omzeild door gewoon meerdere aanvragen per adres in te dienen (en toegekend te krijgen). Een praktijk die later overigens werd verboden in de wetsteksten. Deze categorie werd pas manifest eind 2009 (hoogste oranje kolom), nam tot het maximum toe in 2010 (grijze kolom: 257 gemeentes), en nam toen ook stapsgewijs verder af, omdat gemeentes al rap meerdere SDE realisaties op hun grondgebied kregen, inclusief steeds grotere capaciteit hebbende projecten. Interessant is de toename in de derde categorie, 100 tm. 500 kWp geaccumuleerd SDE beschikt - en gerealiseerd - PV vermogen per gemeente, die vanaf 2009 flink groeide. Tot een maximum in 2012 (blauwe kolom: 172 gemeentes), waarna dat volume vervolgens weer afnam (gemeentes met meer geaccumuleerd volume schuiven naar rechts in de grafiek). De volume toename in de categorie 500 tm. 1.000 kWp per gemeente (vierde kolommen set, culminerend in donker-grijze kolom: 80 gemeentes) is evident en logisch: er komt steeds meer SDE beschikt vermogen op het grondgebied van "een gemiddelde gemeente" te staan, en die trend zal verder toenemen met de enorme beschikte budgetten van de afgelopen jaren. De categorieën aan de rechterzijde zullen steeds groter worden "ten koste" van die ter linkerzijde van de grafiek. Hetzelfde zien we gebeuren bij de hogere categorieën, al is de totale impact (gemiddeld) per gemeente nu nog wel lager. De categorie 1 tm. 2 MWp SDE beschikte, gerealiseerde PV-capaciteit per gemeente eindigt met een nog vrij hoog grijs piekje voor 2016: 60 gemeentes hadden toen al zoveel SDE beschikte capaciteit op hun grondgebied staan. Meer naar rechts vinden we de gemeentes waarin vooral ook (zeer) grote projecten zijn gerealiseerd, die hard aantikken bij de capaciteit. Maar Delfzijl Sunport (30,8 MWp, slechts 1 installatie, en fysiek eind 2016 opgeleverd, provincie Groningen) vinden we nog niet in deze "recente cijfers" van RVO terug, dus ook niet in de grootste hier weergegeven categorie (vanaf 10 MWp helemaal rechts). De enige gemeente die meer dan 10 MWp SDE beschikt, en gerealiseerd vermogen op haar grondgebied heeft staan, ligt in een andere provincie (zie verderop). Kijken we naar het voorlopig laatst bekend gemaakte, wellicht nog niet volledig verwerkte jaar 2016 (donkergrijze kolommen), blijkt de hier onderscheiden 3e categorie de meeste plaatsen te bevatten: 123 van de 390 gemeentes hadden toen tussen de 100 en 500 kWp SDE beschikt, gerealiseerd PV vermogen op hun grondgebied staan, volgens de cijfers van RVO. In deze tweede grafiek, wederom voor "aantallen gemeentes" (Y-as), heb ik de kalenderjaren op de X-as gezet, en de categorieën als variabele gebruikt. Uit het verloop van die categorie hoeveelheden (aantallen gemeentes), blijkt de sterke afname van het aantal gemeentes met maar weinig SDE beschikte capaciteit in de loop der jaren (blauw). De aanvankelijke toename van de categorie 10 tm. 100 kWp per gemeente tm. 2010, en de stapsgewijze afname daarvan (oranje kolommen), en een vergelijkbare trend voor de daar op volgende categorie 100-500 kWp (grijze kolommen), met een "maximum" eind 2014. Voorzien kan worden dat de volgende categorie, een halve tm. 1 MWp gerealiseerd SDE vermogen per gemeente (gele kolommen) ook naar een "max." toe zal werken, en vervolgens ook weer stapsgewijs zal afnemen zoals bij de vorige twee categorieën. En natuurlijk, veel later, ook voor de nog grotere categorieën, als het aantal SDE-gesubsidieerde installaties over heel Nederland flink zal blijven toenemen. Vergelijkbare evoluties voor totaal gerealiseerde PV capaciteit per gemeente met SDE beschikking Soortgelijke grafieken als voor "aantal gemeentes per categorie", heb ik ook gemaakt voor de totale gerealiseerde SDE beschikte capaciteit per gemeente, per categorie, in de volgende twee exemplaren. U ziet hieraan meteen al, dat, ook al zijn er "veel" gemeentes die nog in de kleinste categorieën vallen (eerste 2 grafieken), er een compleet ander beeld optreedt als we naar het geaccumuleerde, SDE beschikte PV vermogen in die gemeentes gaan kijken. Hier zijn de opgetelde capaciteiten in de kleinste categorieën "bijna non-existent t.o.v. de totale volumes" (0 tm. 10 kWp), tot "zeer gering" (10 tm. 100 kWp). Pas vanaf de derde categorie, zien we de bijdragen aan de totale gerealiseerde SDE volumes fors toenemen, van minder dan 10 MWp in 2010, tot 44 MWp eind 2015. Een rappe toename in de vierde categorie, 500 tm. 1.000 kWp (vooral versnelling vanaf 2015, culminerend in 58 MWp eind 2016). Een explosieve ontwikkeling in de opvolgende categorie (1-2 MWp). En al diverse hogere categorieën die rap bezet worden door gemeentes waarin actieve partijen soms zeer grote PV projecten met SDE subsidies realiseren. De categorie 3-4 MWp is "matig bezet", die van 4-5 MWp weer fors, eind 2016 (43 MWp), evenals de twee nog hogere segmenten. Tot slot, in de hoogste categorie (meer dan 10 MWp SDE vermogen op grondgebied) hebben we één gemeente die al bijna 14 MWp aan SDE beschikte projecten heeft weten te verzilveren in de vorm van netgekoppelde installaties (zie verderop). Eind 2016 blijkt wat het gerealiseerde SDE beschikte vermogen per gemeente betreft, de categorie 1-2 MWp de meeste impact te hebben: het totale volume binnen deze ene categorie heeft een omvang van bijna 83 MWp. Ter vergelijking: dat is equivalent aan de totale, nog steeds door residentiële installaties gedomineerde PV capaciteit die ongeveer halverwege 2010 in heel Nederland gestaan moet hebben, volgens de laatste CBS statistieken. Ook voor de capaciteit SDE beschikte PV realisaties per gemeente een tweede grafiek, gerangschikt op kalenderjaar, en in gekleurde kolommen de variabele "capaciteit categorie". Ook hier zien we voor met name de categorieën 10 tm. 100, en 100 tm. 500 kWp een (aanvankelijk) stijgende lijn, die op een gegeven moment weer neerwaarts buigt, als gemeentes in opvolgende jaren meer SDE projecten "toevoegen aan hun portfolio", en dus in hogere categorieën zullen belanden. Voor eerstgenoemde categorie ligt het "breekpunt" rond 2011 (ruim 10 MWp), voor de categorie 100-500 kWp op 2015 (44 MWp, 2016 ligt alweer een stuk lager, 35 MWp). De categorie 500 tm. 1.000 kWp zit nog in een "versnellings-fase" en lijkt nog geen maximum te hebben bereikt (2016 voorlopig: ruim 58 MWp), evenals de nog grotere categorieën. De culminaties van die grotere categorieën liggen allemaal voorlopig in het jaar 2016. Met de categorie 1-2 MWp als absolute "winnaar", met 83 MWp aan gerealiseerd volume volgens de - waarschijnlijk nog voorlopige - RVO cijfers. De verwachting is, dat opvolgende jaren op de schaal van deze grafiek fors hogere volumes zullen laten zien, gezien de extreme dynamiek van de SDE regelingen, de absurd hoge budgetten die er in worden gegoten (2017 mogelijk zelfs 12 miljard Euro), het record volume toegekend voor zonnestroom projecten in de najaarsronde van SDE 2016 (971 MWp), en de enorme omvang van talloze plannen voor vele kleine tot zeer grote PV projecten in de "pending" lijst van Polder PV. Geaccumuleerde SDE beschikte PV capaciteit per gemeente volgens RVO data Klimaatmonitor
In deze grafiek heb ik, gesorteerd volgens aflopende impact van gerealiseerde SDE beschikte PV capaciteit in kalenderjaar 2016, alle gemeentes naast elkaar gezet met het in die gemeente gerealiseerde SDE vermogen per jaargang. De Y-as is in MWp. De jaargangen hebben allen een andere kleur, eerdere jaren dan 2016 liggen natuurlijk onder de curve voor dat laatste jaar, omdat er nog steeds forse progressie wordt gemaakt met de implementatie van de SDE regelingen (met name langdurig: SDE 2014). Omdat de progressie van de implementaties zeer verschillend kan verlopen per gemeente, zijn de curves voor eerdere jaren niet "glad", maar vertonen ze pieken en dalen. Als ze zouden zijn gesorteerd volgens de capaciteiten in het onderhavige jaar, hadden ook die curves "glad" verlopen, met een vergelijkbare trend als nu voor de bovenste curve voor 2016 wordt getoond. Al zal dat voor eerdere jaren uiteraard op een veel lager niveau zijn geweest. Kampioen
- NOP Ik heb ook drie "blokken" in de grafiek weergegeven, met vertikale rode lijnen. Gemeentes met op hun bodem meer dan 5 MWp SDE beschikt PV vermogen, die met capaciteiten tussen de 1 en 5 MWp, en een lange lijst plaatsen met minder dan 1 MWp aan SDE beschikte PV projecten. Het eerste blok omvat 11 gemeentes en 85 MWp (3% resp. 22% van totaal), het tweede blok 99 gemeentes met 206 MWp (25% resp. 53% van totaal), en het derde blok 280 gemeentes met 96 MWp (72% resp. 25% van totaal). Zoals altijd, met dit soort overzichten, blijken de verschillen tussen de gemeentes zeer hoog te kunnen worden. En kunnen slechts weinig plaatsen zeer substantiële volumes van de totale capaciteit (in dit geval: SDE beschikt) claimen. Hierbij nogmaals de belangrijke reminder, dat Delfzijl Sunport hier nog niet bij is inbegrepen. Die op slechts 1 lokatie, in 1 project, zelfs 36% van de capaciteit claimt van het volume aan SDE realisaties in de 11 gemeentes in het eerste blok. Om op gemeente niveau de verschillen bij de SDE realisaties iets beter te duiden, heb ik voor de 25 "best-performing" gemeentes een rangorde grafiek gemaakt, met het verloop van de historische progressie in dit dossier sedert de eerst regeling startte in april 2008. Kristalhelder, en zonder enige (huidige) competitie genoot die er aan kan tippen, neemt gemeente Noordoostpolder ook in het SDE dossier "the lead", en zal het moeilijk zijn te kloppen zonder "majeure" inspanningen van (partijen in) andere gemeentes. Met haar tot nog toe door RVO geopenbaarde 13,6 MWp aan SDE realisaties, heeft NOP ruim 37% meer SDE capaciteit gerealiseerd dan nummer twee, de ook al extreem agrarisch georiënteerde noord Noord-Hollandse gemeente Hollands Kroon (9,9 MWp), en de daar kort op volgende, wederom met talloze zonnestroom minnende boerderijen uitgeruste, grote oostelijke Flevopolder gemeente Dronten (9,2 MWp). De top 25 wordt nog eens vergezeld van twee andere "flevo" gemeentes, het bekende Zeewolde (5e plek, 7,6 MWp SDE realisaties), en Lelystad (22e plaats, 3,9 MWp SDE realisaties). Ook andere zwaar agrarische gemeentes scoren hoog in dit dossier, boeren hebben massaal (grote) SDE aanvragen gedaan, beschikt gekregen, en reeds forse hoeveelheden spraakmakende projecten gerealiseerd. Mijn projecten sheet is "vergeven" van de agrarische projecten (waarbij trouwens ook talloze installaties geen SDE beschikking hebben, die dus niet in het hier besproken SDE dossier zullen opduiken). Westland (ZH), Nederweert (L.), Súdwest-Fryslân, Hardenberg (Ov.), Veghel (NB), Venray (L.), Haarlemmermeer (NH) en Lansingerland (ZH) zijn vooral om die reden present. Andere gemeentes vanwege zeer hoge impact hebbende projecten bij de totale SDE volumes: Westland vanwege o.a. het ABC Westland project van ruim 4 MWp te Poeldijk (naast talloze investerende tuinders), Assen vooral vanwege de unieke "motorport" op het TT Assen terrein, en Purmerend vanwege het in 2016 opgeleverde Solar Campus project (beiden ruim 5,5 MWp), etc. Grote evolutie verschillen SDE dossier Heel goed is te zien dat de "dynamiek" van de evolutie per gemeente zeer fors kan verschillen, zoals de curves laten zien. Long-time kampioen Amsterdam is tot en met 2014 jarenlang trekker van de solar revolutie in Nederland geweest door tal van initiatieven. Zowel vanuit de gemeente georganiseerd, als door "de grass-root beweging", én het bedrijfsleven daar. Helaas wreekt zich het feit dat die revolutie vooral door vele kleine projecten tot stand is gekomen, en dat grote daken in dat geheel een ondergeschikte rol hebben gespeeld (uitzonderingen als Arena daargelaten). Mogelijk dat met de nieuwe oppeppers genaamd het Grote Daken initiatief, PV installaties op talloze metrostations, en "Zon in de Haven", de hoofdstad alsnog een inhaalslag kan gaan maken. Maar er zijn talloze kapers op de kust, met veel meer ruimte, die nog veel grotere sprongen kunnen (gaan) doen. In deze SDE rating is Amsterdam eind 2016 slechts 6e geworden, met 6,9 MWp capaciteit. Ook opvallend is Zwolle, wat vrij "laat" met haar grote daken is begonnen m.b.t. de realisatie van SDE gesubsidieerde projecten (denk aan IKEA en Wehkamp), maar toen wel zeer grote sprong voorwaarts maakte. Daar lijkt nu wat de klad in te zijn gekomen, de curve is beduidend minder snel gegroeid in het laatste jaar, dus zullen de "stadjers uit de Overijsselse hoofdstad" er aan moeten trekken om de RVO computers te bedelven onder (goede, kansrijke) aanvragen. Ze is van een 6e positie in 2015 terug gezakt naar een 11e plaats eind 2016, met 5,8 MWp aan SDE beschikte projecten. Nu we het toch over "merkwaardige" curves hebben, laten we dan meteen ook die voor Ameland pakken, die wat dat betreft "de hoofdprijs" verdient: Vanuit het niets eind 2014 naar een spectaculaire "bijna (met Hollands Kroon) gedeelde derde plaats" in 2015. En toen? Flat-line tot eind 2016, ongewijzigd "slechts" 6,0 MWp aan SDE beschikt volume, Ameland viel terug naar de 9e positie in dat jaar. En de simpele, en enige juiste verklaring daarvoor kan maar een ding zijn: Solarpark Ameland (6 MWp). Opgeleverd eind 2015. En daarna niets meer aan SDE beschikkingen verzilverd. Vind je het gek, met dat ene solarpark heeft Ameland meteen de macht gegrepen naar het hoogste (totale) PV vermogen per inwoner (en zal dat nog lang niet afstaan). Iets meer naar onderen zien we een hele trits gemeentes die de laatste jaren "gemiddeld genomen vrij hoge nieuwbouw" laten zien bij de SDE beschikkingen, en daardoor vrij hoog zijn geeindigd. Maar ook zien we enkele gemeentes, waar tot voor kort vrijwel niets op dit vlak is geschied, en die nu opeens toch hoog in de huidige SDE rating eindigen. Het bekendste voorbeeld is hier Purmerend, wat tot 2015 bijna niets aan verzilverde SDE beschikkingen had. En in 2016 "opeens" als een komeet omhoog schoot, naar een 10e plek, net achter Ameland, met bijna 6 MWp SDE capaciteit. De reden, het wordt eentonig: slechts 1 (één) project, het reeds genoemde Solar Campus op het bedrijventerrein Baanstee Noord, wat met ongeveer die toegevoegde capaciteit de gemeente opeens "een winner" maakte. Het is maar om voor de zoveelste maal aan te geven, dat in dit soort statistieken, die vergeven zijn van de gemeentes met soms "vele" SDE beschikkingen, slechts 1 groot project voor een andere gemeente "het grote verschil" kan maken. Waarmee tevens de verwachtingen voor de toekomst voor veel plaatsen meteen in de kop gedrukt dienen te worden, gezien het feit dat lang niet alle gemeentes grote projecten zullen kunnen (laten) realiseren. Zeker de dichtbevolkte plaatsen in het westen - met meestal ook nog eens zeer dure grond - niet. De grote kanshebbers zijn hier de vaak agrarische gemeentes (vaak in noord-oost Nederland liggend), met veel ooit door gemeentes "geclaimde", doch niet gebruikte bouwgrond. Waarop grote zonneparken gebouwd kunnen worden. 1 zo'n zonnepark zien te "scoren", en je zult jezelf als gemeente in deze top-rating kunnen doen belanden. Altijd leuk voor de marketing folders. Feit is en blijft: hier wordt slechts de top 25 getoond. Die al extreme verschillen tussen de getoonde gemeentes laat zien. De evolutie van - hier getoonde - SDE beschikte PV capaciteit laat zien dat alleen dit dossier al tot nog grotere verschillen tussen de gemeentes onderling zal leiden. Hoe Noordoostpolder tot haar kampioens-positie bij de SDE beschikte PV capaciteit kwam In onderstaande tabel heb ik visueel weergegeven hoe Noordoostpolder aan haar - voorspelbare - kampioens-positie in het SDE realisatie dossier is gekomen. Hiertoe heb ik voor alle jaren de top 15 gemeente volgordes achter elkaar gezet, en voor de gemeentes in de 2016 rating gekleurde vakjes gebruikt die ook in eerdere jaren voorkomen. U ziet talloze gemeentes (meeste zonder kleur omdat ze niet in het 2016 lijstje voorkomen) verschijnen in en (weer) verdwijnen uit die ratings. Soms komen ze weer terug, maar meestal, als ze uit de top 15 verdwijnen, zijn ze daar in later niet meer terug te vinden. Om talloze redenen, maar de meest gebruikelijke: ze worden door de realiteit van steeds verdere schaalvergroting van (SDE gesubsidieerde) PV ingehaald, en kunnen dat niet meer bijbenen. De nieuwkomers hebben hier een riante uitgangspositie, want 1 of 2 gelukte grote PV projecten brengt ze meteen hoog in de realisatie lijstjes.
Met rode pijltjes heb ik de "progressie" van huidig SDE realisatie kampioen Noordoostpolder in de loop van de tijd vervolgd. De gemeente kwam voor het eerst in de top 15 in 2010, toen ze zichzelf van een 92e positie naar de 13e plaats parachuteerde. Vervolgens stoomde ze door naar een vierde plaats in 2011, viel wat terug in 2012, maar sedert 2015 is ze in een keer, met wederom een grote sprong, op de eerste plek beland. Een positie die ze binnen het SDE dossier in 2016 niet meer afstond, met ruime voorsprong op Hollands Kroon en Dronten op de 2e en 3e plaats. Omdat de SDE beschikkingen zo'n grote impact bij de vermogens uitmaken, verwacht ik dat ook in de "totale cijfers" bij Klimaatmonitor, NOP, de top positie zal gaan innemen. Daar kunnen geen burger initiatieven op residentiële daken tegenop, die halen die grote capaciteiten gewoonweg niet. Helaas moeten we die "totale" cijfers nog afwachten, er is al een enorme vertraging opgetreden in de aanlevering van de cijfers van netbeheer aan Rijkswaterstaat (laatste update is van mei 2016 !). Iets wat natuurlijk te bezopen is voor woorden, in een land wat schrééuwt om harde cijfers op dit vlak! Let op dat in het rating lijstje voor 2015 al 6 gemeentes zijn weergegeven die niet meer in de top 15 van 2016 voorkomen: ze zijn door nog vlijtiger (actoren in) andere gemeentes ingehaald. Nieuwkomers in de top 15 zijn in 2016 achtereenvolgens Westland, Assen, Ameland, Purmerend, en Veghel (Súdwest-Fryslân en Venlo kwamen eerder al in de lijstjes voor). En die zullen in een volgend overzicht deels weer de tijdelijke hoge positie in het lijstje moeten inleveren. En plaats gaan maken voor weer andere gemeentes. Ook opvallend in bovengenoemd overzicht het verschil tussen "kampioen" Utrecht in 2008, met 13 kWp aan eerste SDE 2008 project realisaties. En Noordoostpolder in 2016, met 13.623 kWp aan gerealiseerde SDE 2008-2016 installaties. Een factor bijna 1.050 maal zo veel in 8 jaar tijd... Kaartje SDE realisaties per gemeente op basis van Klimaatmonitor data Uiteraard is het altijd leuk om te eindigen met een "geo" kaartje. Uit de databank van Klimaatmonitor heb ik via de selectie SDE realisaties, en wijzigingen in de opmaak het volgende kaartje gedestilleerd. Ik heb daarbij het contrast breed uitgemeten, van gemeentes met zeer weinig SDE realisaties voor zonnestroom in rood, tot "progressieve" gemeentes - of, minstens even waarschijnlijk, plaatsen waar de natuurlijke omstandigheden gewoon zeer geschikt zijn voor veel cq. grote SDE projecten - in donkergroen. Met oranje-achtige tinten voor het middenveld. Ik heb zoveel mogelijk categorieën gekozen om "het veld" zoveel mogelijk uit elkaar te trekken en de verschillen tussen de gemeentes zo duidelijk mogelijk te maken.
Duidelijk is, dat "van nature agrarische" gebieden als de Flevopolders, Friesland, Drenthe, de kop van Noord-Holland, maar ook Goeree Overflakkee (ZH), en, selectief, diverse gemeentes in Noord Brabant en Overijssel, het "beste" op het SDE dossier scoren (groene kleuren). Ook de intensieve veeteelt sector in het grensgebied van Noord-Brabant en Noord-Limburg vertoont een hoge realisatie graad. Veroorzaakt door gigantische projecten op veeteelt bedrijven met enorme staldak oppervlaktes per perceel. Maar ook specifieke regio als het Westland (actief investerende tuinders!), én Rotterdam (enkele grotere roof-top projecten), en natuurlijk lange tijd koploper (PV vermogen totaal) Amsterdam, én het achterland van de Haarlemmermeer (incl. projecten Schiphol), kunnen hoog scoren. Ameland is als enig Waddeneiland donkergroen gekleurd, door slechts 1 project, Solarpark Ameland bij Ballum. En verslaat daarbij in dit deel-dossier Texel, wat al lang een overall groene reputatie bezit. Aan de andere kant van het spectrum kleuren de Randstedelijke gebieden en de stedelijke agglomeraties in Gelderland en Noord Brabant vaak bloedrood, met kennelijk tot nog toe relatief weinig mogelijkheden voor grote, hoge impact makende SDE gesubsidieerde projecten. Ook Zuid-Limburg, Zeeland, de andere Waddeneilanden (buiten Ameland), en de noordelijke Veluwe doen het slecht op dit punt. Maar tot nog toe óók gebieden in de door gasbevingen geplaagde provincie Groningen, waar echter beslist verandering in kan gaan komen, als de enorme portfolio aan project plannen voor "dikke" solarparken in die contreien daadwerkelijk gerealiseerd zal gaan worden. Uiteraard mét SDE subsidie, anders gaat het feest niet door. Tot slot opvallend in dit kaartje twee "lege" gebieden waar kennelijk nog geen data voor zijn voor de geïnstalleerde capaciteiten van de SDE gesubsidieerde installaties, aangrenzend in provincie Noord-Brabant: Sint-Oedenrode, en Veghel. Gemeentes waarvoor ik beslist al meerdere SDE realisaties in mijn enorme projecten lijst heb staan. Ergo: wordt vervolgd. Ook m.b.t. de "aantallen" projecten, waarvoor kennelijk de data nog niet waren ingevoerd bij Klimaatmonitor. U gaat hier vast nog meer over horen en zien. https://klimaatmonitor.databank.nl/Jive (Klimaatmonitor databank van Rijkswaterstaat)
7 maart 2017: CertiQ februari rapport deel 2 - import / export groencertificaten, inzet steenkolen stroomproductie, en warmte dossier. In het tweede deel van de analyse van het februari rapport van CertiQ (deel 1 hier) de import/export cijfers van garanties van oorsprong, en het warmte dossier. Uniek is een nieuwe dynamische grafiek die de variërende contributie van GvO's per land voor import Nederland laat zien. Import / export GvO's Ik laat u hier onder weer de import- en export staatjes voor garanties van oorsprong (GvO's) van CertiQ zien, met de door mij berekende aandelen per optie (percentages in geel, bovenaan), en per land (idem in blauw/rood, rechts), t.o.v. de totalen aan geïmporteerde resp. ge-exporteerde GvO's. Zoals al meermalen door Polder PV gesignaleerd blijft zowel het niveau, als de herkomst van de import van groencertificaten volatiel. Was in januari nog Denemarken met stip kampioen exporteur van - uitsluitend - windstroom-gerelateerde GvO's (ruim 29% van totale import), is het nu weer "een klassieker", Frankrijk. Die met bijna 31% uitsluitend "oude vertrouwde" waterkracht GvO's de rest van de Europese meute ver achter zich laat. Alleen Zweden (mix water en wind GvO's), 18%, Italië (3 modaliteiten incl. de enige aan Nl verkochte zonnestroom GvO's), 17,2%, en op grotere afstand "klassiek Noorwegen", met grotendeels nog meer hydropower GvO's (totaal 12,4% van import, incl. "beetje wind"), konden Frankrijk nog een beetje bijbenen. De rest van de in totaal 12 aan NL GvO's leverende landen, tot Ierland aan toe, moesten het met veel kleinere aandelen doen. Met "kanonnen" als Frankrijk, Noorwegen, Zweden, en zelfs inmiddels ook relatieve nieuwkomer Spanje (!), werd het aandeel waterkracht bij de import van GvO's, Nederland in, weer op een ouderwets hoog niveau van bijna 68% gebracht (in januari was het slechts 43%). Wind mocht ruim 29% van de totale import leveren, opvallende derde modaliteit was geothermie uit IJsland (1,8%). Zonnestroom certificaten (0,8%) vonden zelfs iets meer aftrek dan de "maatschappelijk onder druk staande" optie "biomassa" (0,5%; overigens een zeer ruim begrip, er kan van alles onder schuil gaan). De al eerder door Polder PV gesignaleerde heftige fluctuaties van de import van GvO's, Nederland in, worden moderaat voortgezet in het februari overzicht. Na een forse stijging in oktober 2016 (4,2 TWh aan GvO's geïmporteerd), een sterke daling in november (1,4 TWh), en weer een extreem hoog niveau in december (5,4 TWh), was het in januari van het nieuwe jaar weer met 22% gedaald naar 4,2 TWh. Februari gaf echter alweer een lichte stijging te zien, tot 4,3 TWh. Dat volume import GvO's in februari is equivalent aan ruim 3,6% van het fysieke Nederlandse stroomverbruik in heel 2015 (118,4 TWh). Noorwegen blijft aan kop bij de export van GvO's naar Nederland, maar met wederom een verder afkalvend aandeel. Na een licht gestegen aandeel van 26,0% in het totale volume wat ons land in totaal in die periode ontving (november 2016 rapport), zette de daling in. Van 25,5% in de december rapportage, via 24,2% in januari 2017, naar nu nog maar 23,3% (februari). Maar ook het aandeel van Italië daalde verder: van 21,7% in het december rapport via 19,8% in januari 2017, naar nog maar 18,9% in februari. Over de laatste 12 maanden bezien is, zoals reeds in drie eerdere rapportages gesignaleerd, met name de positie van Denemarken opvallend geworden, al werd dit weer wat afgezwakt door de resultaten in de februari 2017 cijfers. Het aandeel groeide aanvankelijk van 12,4 (sep.) via 13,2 (okt.), 14,5% (nov.) en 16,3% (dec.) naar 18,3% in januari 2017. En viel weer wat terug naar 16,8% in februari. Frankrijk, waarvan de positie in januari stabiliseerde op een zeer lage 8,6%, groeide door de weer hoge februari contributie flink naar 11,0%, maar blijft nog ver onder het september aandeel steken (toen nog 14,7%). Zweden, aanvankelijk flink terug gevallen (van 8,8% naar 7,5% in januari), is weer geklommen naar 8,9%, maar blijft onder Frankrijk hangen. De rest zit nog net boven (6,1% Finland) tot ver onder de 5%. Nieuwkomer Spanje blijft aardig door groeien, van een half procent, via 1,1% (januari) naar intussen 2% van het totaal. Verschuiving
GvO import naar land van herkomst Om deze verschuivingen wat beter zichtbaar te maken, heeft Polder PV van de afgelopen 9 maandelijkse rapportages, waarbij Nederland als "zelf-importerend land" uit de basis cijfers is gegooid door CertiQ, een animatie gemaakt. Als de tijd daarvoor gevonden kan worden, zal getracht worden dit filmpje te verlengen met data van nieuwe maandelijkse rapportages. Het filmpje is als een oneindige "loop" getoond, met een pauze aan het eind van de reeks. De rangschikking is met België telkens bovenaan beginnend (blauw), en kloksgewijs de landen volgorde alfabetisch afwerkend, via Italië onderaan (donkergrijs), uiteindelijk eindigend met Zweden (lichtgrijs):
Voor een uitgebreide toelichting op de jaarcijfers van CertiQ, import, export, en "consumptie" van groene stroom certificaten in eigen land ("afboekingen"), zie de details in de vorige bespreking. In de afgelopen 12 maanden inclusief februari 2017 werd volgens CertiQ voor een volume van maar liefst 38.782 GWh aan GvO's Nederland in geïmporteerd. Dit, terwijl er in de periode van 12 maanden tm. januari 2017, met nog voorlopige cijfers voorhanden, slechts voor 13.546 GWh fysiek aan eigen opwek (op eigen bodem, inclusief de Noordzee) werd gerealiseerd. Zelfs al moet er nog het nodige volume aan fysieke opwek bijgeschreven worden in toekomstige updates, het gat tussen eigen groene productie, en de import van GvO's voor het vergroenen van onze voornamelijk gas/steenkolen gevoedde stroommix, blijft enorm groot. Steenkolen
blijvend hoge contributie aan stroomproductie Per maand is de "inzet van steenkolen voor de elektriciteitsproductie" weergegeven voor de jaren vanaf 2006, gerangschikt per maand op de X-as. De "inzet" is weergegeven in miljoen kilogram steenkool (Engels: "hard coal") per maand. 2015 was een record jaar voor de CO2 uitstoot van Nederland, vooral door de netkoppeling en "full-steam" gang van drie enorme nieuwe kolen molochs (ondanks alle "groene gehuil" uit de residentie). Ondanks sluiting van oudere kolen "bakken", waardoor in 2016 de "inzet van steenkolen" per maand weer wat terugviel (maar nog steeds absurd veel hoger was dan in voorgaande jaren), bleek in de maanden januari tm. maart, mei, juni en oktober, het hoge niveau van 2015 per maand bijna ge-evenaard. En, als extra dieptepunt: in de reeks vanaf 2006, hadden we in november 2016 alweer een zwart kolen record te pakken, gemarkeerd met de rode ellips: nooit eerder (NB: zelfs vanaf begin negentiger jaren niet, waarvan data beschikbaar zijn) werd er in die maand zoveel steenkolen verstookt voor het (co-)voeden van uw (en 's avonds ook mijn) stopcontacten. De zwarte stippellijn geeft het langjarige maandgemiddelde van de steenkolen stook voor stroomproductie weer (2006-2015). De groene stippellijn ditto voor alleen het kalenderjaar 2014 (al fors hoger dan dat gemiddelde). 2015 sloeg alle records, en lag extreem veel hoger dan het langjarige gemiddelde (blauwe stippellijn). En 2016 (rode stippellijn) mag in de eerste 11 maanden dan wel weer lager liggen dan dat record in 2015, het ligt nog steeds fors hoger dan het al hoge niveau in 2014: Nederland doet het hartstikke slecht, en heeft zichzelf een gitzwarte reputatie aangemeten op dit gebied. Als we daarbij ook nog tot onze hersencellen proberen te laten doordringen, dat een "onbekend" deel van die steenkolen een nogal bloederige reputatie heeft ("bloedkolen" uit Colombia), weet u dat Nederland echt een enorme schop onder de kont nodig heeft, om haar gitzwarte imago schoon te kunnen poetsen... Goed om te weten dat óók bovenstaande gitzwarte kolenstroom productie met hulp van buitenlandse groene papierwaren (de behandelde GvO's) wordt "vergroend", om uw geweten af te kopen indien u een groen stroom contract heeft afgesloten waarbij geen garanties zijn opgenomen waar die "groenheid" dan wel vandaan zou komen... NB (toegevoegd 8 maart 2017): het CBS kwam op 8 maart nog met een bericht waarbij de aanhef nogal positief leek, "Elektriciteitscentrales verbruikten voor het eerst sinds 2011 minder steenkool". Dat is nog steeds geen "goed" nieuws, want zoals hun energie verbruiks-grafiek omgerekend in petajoules/jaar laat zien, is die "inzet van steenkolen in elektriciteitscentrales" ondanks buiten gebruikstelling van 3 oudjes uit de 80-er jaren, eind 2015, nog steeds op een absurd hoog niveau, tussen de recordjaren 2014 en 2015 in (dichter bij 2015, dan bij 2014) ... Puur het gevolg van ingebruikname van drie gigantische steenkolen slurpende monsters: Eemshaven, en twee maal Maasvlakte... Export Het "detail" plaatje voor de export van GvO's in februari, wat weer véél simpeler is dan dat voor de import. Noorwegen kreeg in februari weer alle export GvO's toebedeeld, en liet België (langdurig de tweede recipiënt van door NL leveranciers doorverkochte exemplaren) sip het nakijken. Het geëxporteerde volume, 188,6 GWh, was weer een stuk lager dan in de januari update (ruim 273 GWh). De ratio export / import van GvO's is in februari 2017 4,4%. Dat was in januari 2017 nog 6,5%. In december 2016 4,1%, in november 9,2%, en in oktober 4,3%. Onderaan het beeld over de laatste 12 maanden, waarbij Noorwegen wederom verder is uitgelopen op België. Het aandeel nam in de reeks vanaf november 2016 toe van 47,9%, via 52,3% in december,en 60,8% in januari naar zelfs 65,3% in februari. Het aandeel van België daalde verder, van 54,2% (oktober) via 49,6% (november), 45,1% (december), en 39,2% in januari, naar 34,7%. Over de laatste 12 maanden gemeten is het aandeel van alle andere landen nihil gebleven. In die periode van een jaar blijft het - ook gegroeide - export volume, 1.542 GWh, een schim van de totale import van GvO's in dezelfde periode (38.782 GWh, voorgaande taartdiagram): nog geen 4% (dat was in januari nog 4,2%). Nederland blijft, uniek in Europa, massaal netto importeur van "papieren groenheid". Warmte incl. thermische zonne-energie In het separaat verschenen "warmte equivalent" maandrapport blijken er maar liefst (netto) 6 biomassa projecten te zijn bijgekomen, waarmee het aantal installaties op 240 kwam. Waarvan, al een tijd lang ongewijzigd, slechts 12 geothermie projecten betreft. De totale productie-capaciteit voor de gecertificeerde duurzame energie "drager" warmte kwam op 1.670 MWth, gedomineerd door biomassa installaties. Een stijging van ongeveer 0,6% t.o.v. de vorige update (ruim 10 MWth aan thermische capaciteit). Geothermie claimt met een bescheiden aantal gecertificeerde installaties nog steeds ruim 176 MWth, waardoor het aandeel is gedaald van 12% (nov. 2016 rapport) naar zo'n 10,5% van het totaal voor warmte. De tot nog toe geregistreerde hoeveelheid (gecertificeerde) duurzame warmte, waarvoor ook door CertiQ "warmte GvO's" worden verstrekt, kwam over de laatste 12 maanden op een equivalent van 2.669 GWh (thermisch), bijna 1% meer dan de 2.643 GWh in het januari rapport. Gezien dit nog "jonge" dossier, kan er nog een hoop daadwerkelijk geproduceerde energie bij gaan komen, omdat de rapportage verplichtingen vooral op het gebied van warmte complex zijn, en veel tijd kosten. Genoemde hoeveelheid duurzaam geproduceerde warmte is energetisch bezien al bijna 20% van de ruim 13,5 TWh die in de laatste 12 maanden tot en met januari 2017 uit elektriciteit "duurzaam" werd geregistreerd volgens het al jaren lang lopende equivalente dossier bij CertiQ. (Voorgaande) analyses van maand rapportages CertiQ, door Polder PV: 2017: 2016: 2015: Statistische overzichten CertiQ (extern)
7 maart 2017: CertiQ februari rapport deel 1 - terugval nieuw PV volume, maar nog steeds op hoog niveau. Na de record capaciteit toevoeging in het januari rapport, uitgebreid toegelicht door Polder PV, bevreemdt het natuurlijk niet dat er fors minder nieuw vermogen werd gerapporteerd in de opvolgende maand, februari. Desondanks is de toevoeging van wederom 16,2 MWp respectabel, en ligt deze iets boven het maandelijkse gemiddelde in 2016. In dit artikel commentaar op de nieuwe cijfers voor gecertificeerde zonnestroom capaciteit bij CertiQ. Na wederom een licht netto "verlies" aan projecten in de voorgaande maand rapportage, heeft februari weer aardig uitgepakt met een netto "winst" van 245 PV projecten t.o.v. het januari rapport (een stijging van bijna 2% van het eind januari bekende volume). Daarmee komen we op "een nieuwe record" bij de aantallen geaccumuleerde PV projecten bij CertiQ, een totaal van 12.763 stuks omvattend (referentie in grafiek: linker Y-as). Dit betreft "bijna uitsluitend" SDE projecten, het niet via SDE gesubsidieerde volume is echter onbekend. Het grootste deel - bij de aantallen - is dan ook nog afkomstig uit SDE 2008-2010, toen particulieren ook konden indienen met kleine residentiële installaties. Met de laatste SDE projecten update van RVO in de hand kunnen we scherp bepalen wat dat "kleine residentiële segment" voor aandeel uitmaakt op de totalen. In de januari update hebben 9.872 van de in totaal 11.999 (resterende) SDE beschikkingen (82,3% van totaal) een toegekende capaciteit van 15 kWp of kleiner. Daarbij zullen beslist ook nog kleine projectjes op sporthallen, gemeentehuizen, winkels, etc. zitten, maar het overgrote merendeel van dat volume is particulier. Kijken we naar het geaccumuleerde vermogen van die kleine, bijna 9.900 "oude" SDE projecten, is dat echter maar 37,3 MWp van het totaal van 393,5 MWp (in januari bij RVO in portfolio). Slechts 9,5%. Ergo: dat "kleine" marktsegment heeft een hoge impact bij de aantallen SDE projecten, zoals dat ook zijn beslag krijgt bij CertiQ. Maar het segment heeft een bescheiden aandeel op het totaal beschikte - en tevens het uiteindelijk gerealiseerde - vermogen. Dat wordt gedomineerd door grote PV daken bij boeren, midden- en kleinbedrijf, industrie, gemeentelijk vastgoed, en bevat reeds de eerste grondgebonden, zeer grote PV projecten. Beschikt
niet gelijk aan opgeleverd In de grafiek zien we de accumulatie van het aantal gecertificeerde zonnestroom projecten (gele curve, referentie linker Y-as) langdurig stabiliseren in de "her-inschrijvings" periode 2013-2014. Daarna neemt het, met horten en stoten weer toe, soms licht terugvallend. Om voorlopig te eindigen op het nieuwe record van 12.763 projecten. De rode curve, de maandelijkse netto toename cq. afname (referentie rechter Y-as), laat duidelijk de soms forse fluctuaties in de netto toevoeging (dan wel afname) zien. Met in februari weer een forse netto toename. Het is kennelijk nog steeds zo, dat het aantal nieuwe aanmeldingen vaak groter, maar ook soms kleiner, kan zijn dan het aantal "vertrekkers" uit de databank van CertiQ. Bij de verschillen in de netto bijgeschreven capaciteiten, is de trend echter zeker de afgelopen twee jaar compleet anders, zoals de volgende grafiek laat zien. N.a.v. het vorige maandrapport moest de Y-as in deze grafiek fors worden aangepast, maar mogelijk kunnen we nu langere tijd met de huidige schaal vooruit. Zeker weten doen we dat niet, want als er toevallig binnen een maand de inschrijvings-data voor twee grote solarparken zouden "arriveren" op de CertiQ burelen, kan dat weer even anders zijn. Voorlopig echter niet. Vorig jaar (2016) hadden we een relatief hoge gemiddelde netto maandelijkse groei van 15,9 MWp (stippellijn). Januari 2017 bracht een record netto toevoeging van 45,7 MWp netto, een factor 2,9 maal zo hoog dan dat hoge gemiddelde in 2016. De reden daarvoor heb ik in de vorige analyse voor u uit de doeken gedaan. De netto toevoeging in het februari rapport is slechts een derde van dat toegevoegd in januari, maar nog steeds respectabel: de 16,2 MWp netto bijschrijving ligt zelfs iets boven het maandelijkse gemiddelde voor het hele jaar 2016. En het was een toename van maar liefst 3,6% t.o.v. de capaciteit accumulatie eind januari 2017. Ook al is de netto toevoeging aan het geaccumuleerde gecertificeerde PV volume bij CertiQ fors lager dan in het januari rapport, blijft de doorgaande lijn gezwind doorgezet worden met de februari toevoeging. In totaal zit de TenneT dochter inmiddels als op 460,5 MWp gecertificeerde, geijkt bemeten PV capaciteit*. En er komt nog veel meer capaciteit aan, de komende jaren. Het volume ligt op meer dan 3 en een half maal het niveau in juni 2015 (130 MWp), waarna de maandelijkse groei continu hoog begon te worden. En is al een factor 21 maal zo hoog dan eind 2009 (22 MWp), toen de eerste "aantoonbare" groei vanuit de eerste SDE regelingen zijn beslag begon te krijgen. De afstand tussen het doorbreken van de "100 MWp cohorten", gemarkeerd door de vertikale blauwe stippellijnen, zijn steeds korter geworden in de loop van de tijd. Als de groei aanhoudt zoals in de afgelopen anderhalf jaar, kan een volgend 100 MWp cohort mogelijk weer sneller bereikt worden dan de vorige. De trendlijn in de grafiek (rood) is een door Excel berekende vierdegraads polynoom. * Polder PV heeft momenteel grofweg zo'n 430 MWp aan, met name, grote (individueel geïdentificeerde) SDE projecten in zijn PV projecten lijsten staan. Daarin ontbreekt nog een substantieel deel volume van de "kleinere SDE projecten" (deels omdat het enorm veel controle werk oplevert). In totaal heb ik echter al veel meer geaccumuleerde, reeds aan het net gekoppelde PV capaciteit (SDE gesubsidieerd en zonder SDE subsidie) dan er bij CertiQ bekend is. In een volgende projecten update zal ik daar verder op ingaan. Het onderzoek hiernaar wordt dagelijks gecontinueerd. Als gevolg van de toevoeging van zowel een behoorlijk aantal (netto) nieuwe PV projecten, als wederom een 16-tal megawatten aan (netto) capaciteit, is wederom het systeemgemiddelde van de eind februari 2017 bij CertiQ bekende geaccumuleerde capaciteit verder toegenomen. Was het gemiddelde eind 2016 nog 31,8 kWp/project, was dat eind januari 2017 al fors toegenomen naar 35,5 kWp, en eind februari is het alweer 36,1 kWp gemiddeld per project. Dat is een factor 2,4 boven de "ondercap" in de SDE "+" regelingen (stippellijn: 15 kWp of hoger, anders maakt een aanvraag geen schijn van kans, bovenop de eis grootverbruik aansluiting). En het nieuwe systeemgemiddelde vermogen ligt alweer ruim een factor 6,2 boven dat van begin 2010. Dit is geschied in 6 jaar tijd, en de grootste toename vond sedert juli 2015 plaats (in ruim anderhalf jaar tijd). Goed is het hierbij om te realiseren dat het grootste deel van het aantal projecten ingeschreven bij CertiQ kleine residentiële installaties betreft, die het gemiddelde fors blijven onderdrukken. Dat het systeemgemiddelde echter toch fors door blijft stijgen, met "relatief beperkte" aantallen nieuwe installaties, zegt alles over de omvang van die nieuwe projecten: die zijn groot tot zeer groot. Soms honderden kWp-en tot zelfs, incidenteel enkel MWp-en (hoge uitzondering voorlopig het in januari toegevoegde 30,8 MWp Sunport project in Delfzijl). Stapsgewijs sleuren die nieuwe projecten het totale systeemgemiddelde, van alle bij CertiQ ingeschreven PV projecten, verder omhoog. In deze grafiek wordt de capaciteitsgroei (magenta, met nieuw record eind feb. 2017, linker Y-as, in MWp) afgezet tegen het door CertiQ volume aan aangemaakte Garanties van Oorsprong (GvO's, rechter Y-as, in GWh). De "papieren groenheid" van de geproduceerde hoeveelheid gecertificeerd / geijkt bemeten zonnestroom (een fractie van het totaal in Nederland, het grootste volume wordt nooit geijkt gemeten). Deze blauwe curve vertoonde een flinke val omlaag eind vorig jaar - het was immers winter, en de zonnestroom productie is derhalve laag. Maar zoals u ziet aan het naar boven gerichte eindpunt van die curve, lijkt die winterdip nu voorbij, en gaan we ons opmaken voor nieuwe record productie cijfers het komende voorjaar en zomer (bij continu voortgaande nieuwbouw van extra zonnestroom capaciteit, inclusief de bij CertiQ bekend wordende gecertificeerde SDE capaciteiten). Het laatst bekende meetpunt voor eind januari 2017, is goed voor een groencertificaten omvang van 11,4 GWh. Let ook op het feit dat het volume tot nog toe geregistreerde (aangemaakte) GvO's in december al veel hoger ligt dan het dieptepunt in dezelfde maand in het voorgaande jaar. Dit komt omdat er in de tussentijd een grote hoeveelheid capaciteit bij is gekomen, en de productie daarvan bij het totaal (van installaties in het bestaande register exclusief uitstroom) wordt geteld. De heftige zomer piek, zoals we die in 2016 al hebben gezien, zal in 2017 in versterkte mate terug gaan komen, waarvoor ongetwijfeld weer een forse aanpassing van de Y-as nodig zal zijn. NB: de rapportage voor de productie loopt altijd een maand achter op die voor de opgestelde capaciteit. Bovendien past hierbij een waarschuwing: nog lang niet alle productie resultaten zullen zijn verwerkt, er moet nogal wat volume bij gaan komen, ook van eerdere periodes. Dit proces duurt helaas lang, deze grafiek toont dan ook slechts de "huidige stand van zaken". Het is goed om te beseffen dat alle rapportages over de extreem dynamische zonnestroom markt slechts "momentopnames" zijn. Die later - soms fors - kunnen worden bijgesteld. Gelukkig zijn die bijstellingen in deze dossiers (CertiQ) meestal: fors omhoog...
3 februari 2017: CertiQ januari rapport deel 2 - import / export groencertificaten, en warmte dossier. Als vanouds besteed ik, naast de details voor zonnestroom, ook elke keer aandacht aan de import en export van de zogenaamde garanties van oorsprong (GvO's) bij publicatie van een nieuw maandelijks CertiQ rapport. Want Nederland is "kampioen import", en het is noodzaak dat iedereen daarvan doordrongen raakt. Aan het eind nog wat opmerkingen over het separate warmte dossier bij CertiQ. Import / export GvO's Ik laat u hier onder weer de import- en export staatjes voor garanties van oorsprong (GvO's) van CertiQ zien, met de door mij berekende aandelen per optie (percentages in geel, bovenaan), en per land (idem in blauw/rood, rechts), t.o.v. de totalen aan geïmporteerde resp. ge-exporteerde GvO's. In de eerste maand van 2017 heeft de in dit opzicht sterk opkomende, en op gebied van windenergie al vele jaren pionier Denemarken de meeste GvO's aan Nederland geleverd. Waarbij de trend van "minder politiek gevoelige waterkracht certificaten, naar meer expliciet gewenste wind GvO's" ook onmiskenbaar is geworden in het totaal beeld, waarover straks meer. Denemarken leverde maar liefst 29,4% van het totaal aan groene papierwaren aan Nederland, uitsluitend afkomstig van windenergie. Noorwegen leverde weliswaar nog steeds een grote hoeveelheid hydropower GvO's (totaal aandeel 17,1% incl. een beetje wind GvO's) evenals Frankrijk (totaal aandeel 11,9%), Finland (11,4%), en nog eens 4 andere landen, maar het totale aandeel waterkracht lag in deze maand flink achter op dat voor wind (42,5 t.o.v. 51,8%). In totaal leverden maar liefst 11 landen GvO's aan Nederland. Opvallend vind ik in dit staatje Duitsland, wat opeens, aus blaue hinein, voor 100 GWh aan biomassa GvO's naar het onverzadigbare postzegel landje genaamd Nederland is gaan exporteren. Ook opvallend is Spanje, wat pas net toegetreden is tot het strijdperk. Het leverde ook (Atlantische) wind GvO's, goed voor 4,5% van de totale levering aan Nederland. En vlak dat duizend kilometer van Nederland verwijderde eilandje IJsland niet uit: het leverde 100 GWh aan certificaten. Ja, natuurlijk: geothermie, maar óók 41 GWh aan hydropower GvO's. Een elektriciteitsverbinding tussen IJsland en het Europese continent (noch Brexit Brittannië) is echter nog steeds non-existent. Italië lijkt inmiddels wel een grossier geworden. Op geothermie GvO's na, levert het "van alles wat" aan wie het ook kopen wil in ons land. Met wind als grootste component (80% van totale levering). En Nederlandse stroom leveranciers vreten alles wat ze tegenkomen voor de hongerige "groenstroom" klanten. Om de nog steeds in en in fossiele eigen stroommix van een grijsgroen laagje vernis te kunnen voorzien. De al eerder door Polder PV gesignaleerde heftige fluctuaties van de import van GvO's, Nederland in, worden gecontinueerd. Na een forse stijging in oktober 2016 (4,2 TWh aan GvO's geïmporteerd), een sterke daling in november (1,4 TWh), en weer een extreem hoog niveau in december (5,4 TWh), is het in januari van het nieuwe jaar weer met 22% gedaald naar 4,2 TWh. Het januari import volume aan GvO's is equivalent aan 3,6% van het fysieke Nederlandse stroomverbruik in heel 2015 (118,4 TWh). Over de laatste 12 maanden bezien is, zoals reeds in de november en december rapportages gesignaleerd, met name de positie van Denemarken zeer opvallend geworden, versterkt door de resultaten in de januari 2017 cijfers. Nog steeds blijft Noorwegen aan kop bij de export van GvO's naar Nederland, maar met verder afkalvend aandeel (oorzaak vermoedelijk "te vaak negatief in der pers komend", discussies "sjoemelstroom" e.d.). Waar Noorwegen zelf natuurlijk niks aan kan doen, maar wat alles met de gegroeide publieke (en politieke) perceptie rond het brisante thema in ons land heeft te maken. Na een licht gestegen aandeel van 26,0% in het totale volume wat ons land in totaal in die periode ontving (november rapport), en een daling naar 25,5% in de december rapportage, is er alweer 1,3% van haar ooit ruime voorsprong afgeknabbeld (resultante: 24,2%). Italië is t.o.v. het voorgaande rapport weer een stuk gedaald, nu met 19,8% aandeel t.o.v. 21,7% in het december rapport (voorgaande maanden nog 18,0-19,9%). Denemarken zit nu zelfs Italië in de nek te blazen, de groei ging zeer voorspoedig. Van een aandeel van 12,4 (sep.) via 13,2 (okt.), 14,5% (nov.) en 16,3% (dec.) inmiddels naar 18,3%. Als ze zo doorstomen, halen ze met de vingers in de neus Italië in. Zweden is flink terug gevallen (van 8,8% naar 7,5%) en staat nu weer onder Frankrijk, waarvan de positie is gestabilieerd op 8,6% (september nog 14,7%). De rest zit nog net boven (6,7% Finland) tot ver onder de 5%. Nieuwkomer Spanje is ook flink door gegroeid, van een half procent naar inmiddels 1,1% van het totaal. Verschuiving GvO import naar land van herkomst, én naar aard van opwekking elektriciteit Er is dus beslist e.e.a. aan het verschuiven in de verdeling van de GvO's over de landen. Polder PV heeft dit verder uitgediept, door de beschikbare CertiQ cijfers voor de jaren 2014 tm. 2016 en die voor de aandelen in het januari rapport, bij elkaar in een nieuwe grafiek te zetten. In deze grafiek staan, verdeeld over "100 procents-kolommen", de verdelingen van de aandelen (in procent t.o.v. het totaal) van 15 landen aan de omvang van Nederland in geïmporteerde GvO's in de jaren 2014-2016, én voor het net gepubliceerde januari rapport (2017). De aandelen zijn bepaald t.o.v. het totale volume van alle landen bij elkaar. Voor 2014 en 2015 heb ik daarbij gebruik gemaakt van de gereviseerde jaaroverzichten van CertiQ, die pas in de zomer van het opvolgende jaar worden gepubliceerd (nadat in januari een provisorisch exemplaar is geopenbaard). Voor 2016 is alleen het nog niet gereviseerde eerste exemplaar bekend, en gebruikt voor deze grafiek, vandaar het sterretje bij het jaartal. De data voor jan. 2017 slaan uitsluitend op de verdeling (in procenten) van de betreffende landen aan de totale GvO import in die maand, Nederland in. Er zit nog een addertje in het gras als je de oorspronkelijke data bekijkt: tm. 2015 zaten in die cijfers ook data voor Nederland, als "importerend land van certificaten die eerder ons land werden uit ge-exporteerd. Omdat dat ongelofelijk verwarrend overkwam, zelfs bij specialisten, hebben ze die in de cijfers voor 2016 er uit gegooid, en uitsluitend de bijdragen van andere landen weergegeven. Ter indicatie: als je voor alle landen bij elkaar inclusief Nederland keek, was het aandeel van die ons land weer in ge-importeerde handelswaar op het totaal ruim 6%. Door Nederland uit die cijfers te gooien, is het relatieve aandeel van alle andere landen navenant gestegen t.o.v. het totaal van die landen. Ik heb de oorspronkelijke, "harde" CertiQ data (toen nog weergegeven in MWh aan GvO's) exclusief die vreemde "bijdrage" van Nederland gesommeerd, en de land aandelen t.o.v. dát totaal (exclusief Nederland) berekend, om de resultaten zuiver met die van 2016 en later met elkaar te kunnen vergelijken. Dit resulteerde allemaal in bovenstaande grafiek. De landen staan gesorteerd op hun bijdrage in januari 2017, de grootste speler, toen Denemarken, onderaan, en verder naar boven met afnemend aandeel. In andere jaren (en natuurlijk ook afzonderlijke maanden) is die volgorde anders geweest, zoals u aan de hoogte van de kolom segmenten kunt zien. Duidelijk wordt dat Noorwegen, met haar klassieke, decennia oude grote waterkracht centrales, lang de GvO import Nederland in heeft gedomineerd, tot in 2016 aan toe. Maar in januari 2017 zien we al dat het aandeel fors is ingeschrompeld, waarbij de rol "dominante speler" door Denemarken overgenomen lijkt te zijn. Frankrijk, ook lang een grote contribuant (NB: ook forse volumes waterkracht, waar de "pers" in Nederland helemaal niet over heeft geschreven), heeft in 2016 een flinke knauw gehad, maar lijkt in januari dit jaar weer even met de spierballen te rollen. Zweden (veel hydropower én biomassa) had in 2015 haar "heigh-day", maar is inmiddels, zowel in 2016, als in de eerste maand dit jaar flink ingeschrompeld. Een vergelijkbaar verhaal geldt voor Italië, wat met name in 2016 een zeer sterke positie had opgebouwd (2e na Noorwegen), maar in de eerste maand van 2017 niet verder kwam dan een 5e positie. Een andere belangrijke Scandinavische contribuant, Finland, zat op een relatief stabiel niveau in voorgaande jaren, maar wist in januari flink te scoren (3e plaats). België, vrijwel absent in 2014, groeide tot een bescheiden niveau, en wist in jan. 2017 de 6e plek te bemachtigen. IJsland had in 2014 een flink aandeel (grotendeels geothermie), maar is naar een stabiel, laag niveau terug gezakt. Opvallende "afwezige" in 2015-2016 is groene stroom kampioen Duitsland, die echter opeens weer van zich deed spreken met de levering van een fors contingent biomassa GvO's in januari. Estland, een bescheiden rol spelend in 2015-2016, mocht even "flakkeren" in januari, en maakte de facto de 100% in die maand vol. Verdeling naar opwek methode Als we naar de verdeling van de geïmporteerde GvO's kijken als we de methode van opwekking in beschouwing nemen, zien we ook een - enorme - verschuiving. CertiQ verkondigde in een analyse van hun eigen data "Windenergie grote winnaar", en dat is uiteraard ook hier goed te zien. Blijkbaar hebben de vele artikelen over sjoemelstroom, aangezwengeld door de hoogst effectieve "mug" genaamd WISE / "JaGraag", inmiddels het strategische beleid bij de groene papierwaren inkopers in ons land een flinke tik gegeven. Waar in 2014 nog een ronduit verpletterend aandeel van 82,4% voor waterkracht GvO's was te bespeuren (grootste aandeel Noorwegen, zie ook de "landen grafiek" hierboven), was dat in 2015 nog maar 70,2%, en in 2016 (voorlopige resultaten) slechts 47,8%. Kennelijk is de "reputatie" van de "waterkracht GvO's uit antieke stuwdam projecten inmiddels zo slecht geworden, dat het percentage nog verder is geslonken in het januari rapport: het aandeel is nog maar 42,5%. Uiteraard "moeten", om aan de behoefte van legioenen Nederlandse huishoudens en bedrijven met "groenestroom wensen" te kunnen voldoen, nog steeds massale hoeveelheden papieren groenheid in het buitenland worden ingekocht. En windturbines mogen dan wel "omstreden" heten, stroom uit windturbines wordt meestal, door verstandige mensen (dat zijn gelukkig de meesten) wel degelijk als "donkergroen" gezien. Vandaar dat er massaal windenergie certificaten zijn ingekocht door de handelaren, in diverse buitenlanden (waarvan Denemarken inmiddels de grootste, zie eerste grafiek). Het aandeel groeide rap van 11,9% (2014) via 21,9% (2015) tot, voorlopig, 41,6% (2016). In januari was het aandeel zelfs al gestegen tot 51,8%, meer dan de helft. Exclusief het nog steeds hoge aandeel waterkracht GvO's blijft er dan nog een "restpost" over van zo'n 11% (2016) tot nog maar minder dan 6% voor de overige drie opties. Waarvan biomassa GvO's tot nog toe relatief bezien de hoogste ogen gooien. Al hadden zonnestroom GvO's in 2016 in de "mix" over het hele jaar al een aandeel van 2,7% bereikt. Import / export / groene stroom "consumptie" CertiQ heeft het voor 2016 over een totale import van certificaten van maar liefst 37.525 GWh, terwijl de in de "landen tabel" genoemde hoeveelheid optelt tot slechts 36.398 GWh. Dit heeft met het genoemde verschil van Nederland uit-geëxporteerde en weer geïmporteerde GvO's te maken. Ze gebruiken het eerste getal in een vergelijking met voorgaande jaren, waarbij een groei heeft plaatsgevonden van 9,4% t.o.v. 2015, wat weer 5,5% was gegroeid t.o.v. de hoeveelheid in 2014. Er is dus nog steeds een toename aan de instroom, Nederland in. Er wordt dan ook steeds meer "groene stroom" afgenomen, en de eigen duurzame cq. duurzaam veronderstelde productie kan dat gewoon niet bijhouden. Wat betreft die "consumptie" geeft CertiQ ook de getallen voor de afgelopen drie jaar. CertiQ heeft het dan officieel over "afboekingen van GvO's". Die lagen achtereenvolgens voor 2014-2016 op 37,9 TWh, 42,7 TWh, resp. 48,0 TWh. Jaarlijkse stijgingen van 12,7% (2014-2015), resp. 12,4% (2015-2016). Daarbij valt vooral op dat de afboekingen van wind-certificaten genadeloos populair zijn geworden: van 9,5 TWh, via 12,4 TWh naar een fors volume van 21,5 TWh. Dat zijn groei percentages van 30,5% (2014-2015) resp. 73,3% (2015-2016) ! Vergeet niet, dat dit grotendeels het gevolg is geweest van het "automatisch overschakelen" van bestaande "grijze stroom" klanten op "alleen nog maar groene stroom" door enkele grote energie leveranciers. Zonder dat die klanten daarin een "keus" hebben gehad. Dus dat heeft weinig met "marktwerking" te maken, tenzij je het eenzijdig ingrijpen door de leveranciers als zodanig wilt kwalificeren. De klanten vonden het kennelijk allemaal best, ik heb van niemand vernomen dat die om die reden van leverancier is gewisseld cq. een andere ("nog bestaande grijze") contractvorm heeft verkozen. Het is hier goed om te beseffen, dat genoemde 48 Terawattuur "groene stroom consumptie" in 2016 een ronduit spectaculair aandeel van 41% (!) van de 118,4 TWh totaal verbruik in 2015 is geweest. In 2015 was er in totaal slechts 13,057 TWh aan binnenlandse "groene stroom" productie opgewekt (7,6 TWh daarvan, 58%, kwam van windenergie). In het januari rapport wordt over de "laatste 12 maanden" een - waarschijnlijk nog voorlopige - productie van 13,688 TWh genoemd. Dat zou een stijging kunnen betekenen van bijna 5%. Windenergie had daar met die voorlopige cijfers een aandeel in van 59%. Mogelijk worden deze preliminaire data later nog bijgesteld. Als we het even op die 13,7 TWh houden, zou de genoemde 48 TWh "groene stroom consumptie" in 2016 dus een volume inhouden wat een factor 3,5 maal zo hoog is: de rest van de GvO's zullen blijvend moeten worden geïmporteerd uit het buitenland, totdat er echt (kilo-) meters gemaakt gaan worden met fysieke, eigen opwekking, van eigen bodem (sorry dat dit een beetje op een verkeerde meneer van de andere kant van de atlantische plas lijkt, daar is vast wel een leuk nieuw filmpje over te maken). En bij voorkeur NIET in steenkolencentrales, natuurlijk... Export Nog even terug komend op de export van GvO's. Daarbij hoort dit "detail" plaatje voor januari. Noorwegen kreeg net als in december niet meer alle geëxporteerde GvO's toegeschoven, maar wel het hoogste volume, bijna 263 GWh, 96% van het totaal. Het schamele restje mocht weer naar België. Andere landen hebben geen interesse, en/of produceren zelf al gigantische volumes aan elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, dus wat zouden die met grijs-groene 'ollandsche handelswaar moeten? Het totale volume, 273,2 GWh, is weer 24% hoger dan de 220,4 GWh in december. En dat was weer 76% hoger dan de 125,2 GWh aan GvO's die in november uitsluitend naar Noorwegen ging (België kreeg toen niks). De ratio export / import van GvO's is in januari 2017 6,5%. Dat was december 2016 nog 4,1%, in november 9,2%, en in oktober 4,3%. Onderaan het beeld over de laatste 12 maanden, waarbij Noorwegen alweer een extra inhaalslag heeft gemaakt. Het aandeel nam verder toe, van 47,9% (nov. 2016), via 52,3% in december, naar, momenteel, zelfs 60,8% in januari van het nieuwe jaar. Het aandeel van België daalde verder, van 54,2% (oktober) via 49,6% (november), 45,1% (december), tot nog maar 39,2% in januari. Op deze schaal is het aandeel van de andere landen nihil geworden, zelfs over de laatste 12 maanden gemeten. In die periode van een jaar is het - ook gegroeide - export volume, bijna 1,5 TWh, nog steeds een schim van de totale import van GvO's in dezelfde periode (35.618 GWh, voorgaande taartdiagram): 4,2%. Nederland blijft, uniek in Europa, massaal netto importeur van "papieren groenheid". Het schaamgroen staat ons nog steeds op de kaken, daar helpt geen rode blos tegen... Warmte incl. thermische zonne-energie In het separaat verschenen "warmte equivalent" maandrapport blijken er wederom (netto) 3 biomassa projecten te zijn bijgekomen, waarmee het aantal installaties op 234 kwam. Waarvan, al een tijd lang ongewijzigd, slechts 12 geothermie projecten betreft. De totale productie-capaciteit voor de gecertificeerde duurzame energie "drager" warmte kwam op 1.660 MWth, gedomineerd door biomassa installaties. Een stijging van minder dan 1% t.o.v. de vorige update. Geothermie claimt met een bescheiden aantal gecertificeerde installaties nog steeds ruim 176 MWth, waardoor het aandeel is gedaald van 12% (nov. 2016 rapport) naar minder dan 11% van het totaal voor warmte. De tot nog toe geregistreerde hoeveelheid (gecertificeerde) duurzame warmte, waarvoor ook door CertiQ "warmte GvO's" worden verstrekt, kwam over de laatste 12 maanden op een equivalent van 2.643 GWh (thermisch), weer ruim 10% meer dan de 2.392 GWh in het december rapport van 2016. Gezien dit nog "jonge" dossier, kan er nog een hoop daadwerkelijk geproduceerde energie bij gaan komen, omdat de rapportage verplichtingen vooral op het gebied van warmte complex zijn, en veel tijd kosten. Genoemde hoeveelheid duurzaam geproduceerde warmte is energetisch bezien al ruim 19% van de 13,7 TWh die in de laatste 12 maanden tot en met januari 2017 uit elektriciteit "duurzaam" werd geregistreerd volgens het al jaren lang lopende equivalente dossier bij CertiQ (zie vorige artikel). (Voorgaande) analyses van maand rapportages CertiQ, door Polder PV: 2017: 2016: 2015: Statistische overzichten CertiQ (extern)
3 februari 2017: 1e maandrapport 2017 CertiQ - spectaculair capaciteits-record, met logische oorzaak. Het eerste rapport voor de eerste maand in 2017 is zojuist gepubliceerd door TenneT dochter CertiQ. Het bevat voor de zoveelste maal een record op het vlak van zonnestroom, en de oorzaak daarvan is helder. Niet alleen omdat de groei enorm is versneld het afgelopen jaar, en nieuwe records gezien die dynamiek sowieso vaker zullen voorkomen. Maar in dit specifieke geval vooral omdat de grootste netgekoppelde PV installatie, Sunport Delfzijl, inmiddels opgenomen lijkt te zijn in de "officiële databank". Met meer aangemelde en verwerkte projecten daar nog bovenop, is er bij CertiQ maar liefst in een keer 45,7 MWp nieuwe gecertificeerde PV capaciteit ingeschreven. Daar moet tegenover worden gesteld dat, wederom, er een netto negatieve groei is opgetreden bij de cumulatie van de geregistreerde PV-installaties aldaar: minus 14 t.o.v. eind 2016. Zoals gebruikelijk toon ik u de wijzigingen en de historie van de maandrapport cijfers in de vorm van grafieken. Het is nauwelijks te zien in deze grafiek, maar de accumulatie van het aantal gecertificeerde zonnestroom projecten (gele curve, referentie linker Y-as) ligt eind januari 2017 14 installaties lager dan in de voorgaande maand / eind dec. 2016 (die toen nog een "record" omvang bereikte van 12.532 geregistreerde installaties). De rode curve, de maandelijkse netto toename cq. afname (referentie rechter Y-as), laat dit wederom duidelijk zien, de curve is weer iets onder de X-as ("nul-groei") beland. Het is kennelijk nog steeds zo, dat het aantal nieuwe aanmeldingen soms kleiner kan zijn dan het aantal "vertrekkers" uit de databank van CertiQ. Bij de verschillen in de capaciteiten, is de trend echter compleet anders, zoals de volgende grafiek laat zien. Om deze grafiek te kunnen maken, heb ik de Y-as aanzienlijk moeten aanpassen. Vorig jaar (2016) hebben we al een zeer hoge groei van de nieuwe maandelijkse (netto) capaciteit toevoegingen kunnen zien, wat gemiddeld uitkwam op 15,9 MWp (netto) per maand (stippellijn). Echter, in januari 2017 werd een ronduit spectaculair nieuw volume toegevoegd van maar liefst 45,7 MWp netto, een factor 2,9 maal zo hoog dan dat hoge gemiddelde in 2016. En nog steeds een factor 2,2 maal het hoogste maand record in 2016 (2 maanden 21,1 MWp). Ik herinner u er aan, dat dit in dezelfde maand gebeurde dat er netto 14 installaties werden uitgeschreven bij CertiQ. En ik herhaal daarbij voor de zoveelste maal: kennelijk is het aantal nieuwe installaties wat werd ingeschreven zo laag, dat het aantal uitstromers die hoeveelheid makkelijk heeft overtroffen. Maar de capaciteit van de nieuwkomers is kennelijk zo hoog geweest, dat het verlies aan capaciteit van de uitgeschreven projecten compleet verwaarloosbaar is geweest. Dan zitten we nog steeds met het "probleem": hoe is het mogelijk dat er in een maand zo'n absurd hóóg, historisch volume is toegevoegd? Dat kan volgens mij maar een ding betekenen: het grootste PV project van Nederland, wat in december al de eerste stroom leverde, en wat, met de nodige sneeuw als entourage, 19 januari jl. "officieel werd geopend", moet inmiddels zijn ingeschreven bij CertiQ. Ik ken geen enkel ander project van dergelijke omvang, 30,8 MWp, wat het enorme verschil met de registraties in de voorgaande maanden kan verklaren. Trek je die 30,8 MWp van Sunport Delfzijl af van de 45,7 MWp netto maandgroei bij CertiQ in januari, houd je een volume over van 14,9 MWp. Dat ligt in de buurt van het maandgemiddelde in 2016, en kan als "normale progressie" worden beschouwd gezien de historische trend in dat dossier. Het onherroepelijke gevolg van de enorme toevoeging van (netto) 45,7 MWp nieuwe gecertificeerde PV capaciteit, is dat de accumulatie in dat dossier ook weer bovenmatig is gestegen. Was dit dossier eind vorig jaar nog net onder de 400 MWp blijven steken, is het inmiddels rap verder aangezwollen tot 444,3 MWp. En het eind is nog lang niet in zicht met alle "pending" projecten in mijn enorme PV lijsten in het verschiet. Dus dat begint eindelijk een beetje op te schieten. Op naar het volgende "honderdtal" megawatten. Zoals te doen gebruikelijk, heeft de enorme toevoeging van bijna 46 MWp nieuwe capaciteit, bij een tegelijkertijd optredend netto - gering - verlies van 14 installaties bij de accumulaties, een onherroepelijk sterk effect op het systeemgemiddelde vermogen van alle geregistreerde systemen bij elkaar. In bovenstaande grafiek heb ik de waarde voor eind 2016 nog in grijs weergegeven, 31,8 kWp/project. Eind januari 2017 is dat opeens flink verder gestegen naar 35,5 kWp, 12% meer (!). Dat ligt al een factor 2,4 boven de "ondercap" in de SDE "+" regelingen (15 kWp of hoger, anders maakt een aanvraag geen schijn van kans, bovenop de eis grootverbruik aansluiting). En het nieuwe systeemgemiddelde vermogen ligt een factor 6,1 boven dat van begin 2010. Dit is geschied in 6 jaar tijd, en de grootste toename vond sedert juli 2015 plaats (in ruim anderhalf jaar tijd). In deze grafiek wordt de capaciteitsgroei (magenta, met nieuw record eind jan. 2017, linker Y-as, in MWp) afgezet tegen het door CertiQ volume aan aangemaakte Garanties van Oorsprong (GvO's, rechter Y-as, in GWh). De "papieren groenheid" van de geproduceerde hoeveelheid gecertificeerd / geijkt bemeten zonnestroom (een fractie van het totaal in Nederland, het grootste volume wordt nooit geijkt gemeten). Deze blauwe curve vertoonde een flinke val omlaag eind vorig jaar - het is immers winter, en de zonnestroom productie is derhalve laag. Met een nieuw "diepte" punt in december 2016, certificaten goed voor 10,4 GWh (NB: deze rapportage loopt altijd een maand achter op die voor de opgestelde capaciteit). Het volume tot nog toe geregistreerde (aangemaakte) GvO's in december, ligt echter al veel hoger dan het dieptepunt in dezelfde maand in het voorgaande jaar. Dit komt omdat er in de tussentijd een grote hoeveelheid capaciteit bij is gekomen, en de productie daarvan bij het totaal (van installaties in het bestaande register exclusief uitstroom) wordt geteld. De heftige zomer piek, zoals we die in 2016 al hebben gezien, zal in 2017 in versterkte mate terug gaan komen. Bij dit alles moet wel een waarschuwing: nog lang niet alle productie resultaten zullen zijn verwerkt, er moet nogal wat volume bij gaan komen, ook van eerdere periodes. Dit proces duurt helaas lang, deze grafiek toont dan ook slechts de "huidige stand van zaken". Het is goed om te beseffen dat alle rapportages over de extreem dynamische zonnestroom markt slechts "momentopnames" zijn. Die later - soms fors - kunnen worden bijgesteld. Gelukkig zijn die bijstellingen in deze dossiers (CertiQ) meestal: fors omhoog... Wijzigingen aantallen/vermogen bij CertiQ geregistreerde installaties en productie Er is in januari netto bezien een negatieve (!) groei van het aantal "duurzame elektriciteit producerende" installaties te zien t.o.v. het december rapport van CertiQ. Netto verliezen werden geboekt bij achtereenvolgens stortgas (minus 1), er waren netto 2 afvalverbranders (AVI's) minder in de databank, en de categorie "biomassa overig" moest er ook 2 ontberen t.o.v. de voorgaande maand rapportage. Dit opgeteld bij de 14 "netto negatieve groei" van het aantal geregistreerde PV installaties, en de enige "groeier", biomassa categorie vergisting (+1), maakte, dat het netto verlies van het totaal aantal duurzame energie (verondersteld) producerende projecten uitkwam op minus 18 (accumulatie alle opties: 13.917 installaties. Een verlies van (slechts) 0,1% t.o.v. de stand van zaken in het december rapport van vorig jaar. Bij de geregistreerde capaciteiten is het beeld "mixed". Zowel plussen als minnen, waarbij het altijd om een netto effect van nieuwe inschrijvingen en uitschrijvingen gaat. Zoals we bij zonnestroom al zo vaak hebben gezien kan een netto negatief volume bij de aantallen in hetzelfde maand rapport gepaard gaan met toch een (zeer forse) netto positief volume bij de capaciteit. Zo ook in dit rapport. Negatieve capaciteit wijzigingen vinden we in het januari rapport alleen bij drie biomassa opties, vergisting minus 2,2 MW, stortgas minus 0,8 MW, en de grootste verliezer, afvalverbranding, 142 MW minder. Daar tegenover staat een forse netto toename bij biomassa "overig", 137,2 MW meer. Het netto effect op de hoofdcategorie "biomassa" was daardoor slechts -7,8 MW. Er waren nog twee groeiende categorieën, PV nam netto toe met een record van 45,7 MWp, en windenergie voegde 3 MW toe. De balans bij de vermogens (alle plussen en minnen optellend) resulteerde in een netto afname van 18 installaties "duurzame" capaciteit (-0,1%). Terwijl de geaccumuleerde productie capaciteit tegelijkertijd met 40,9 MW toenam (+0,5%). Bekijken we de wat langere termijn: er is van de op 1 december 2013 nog bij CertiQ geregistreerde 9,0 GW "duurzaam productie vermogen" begin februari 2017 nu bijna 8,9 GW over. Deels met nieuwe installaties, en een deel van de oude capaciteit verdwenen cq. uitgeschreven bij CertiQ. In de januari 2017 rapportage bestaat, ondanks de blijvend forse groei bij gecertificeerde zonnestroom capaciteit en andere opties, maar liefst 39,8% van het geaccumuleerde vermogen uit "dubieuze" opties biomassa bijstook in fossiele steenkolencentrales (5), en AVI's ("grondstoffencrematoria", weer afname naar 15). Het is wel wat minder dan de 41,6% in het voorgaande rapport. Deze twee hoge impact hebbende modaliteiten omvatten nu dus slechts 20 installaties! Veel "power", in slechts weinig - en machtige - handen. Ongezond, wat mij betreft. Verder is 47,9% van het geaccumuleerde vermogen bij CertiQ momenteel windturbine capaciteit. En inmiddels is de 5% "grens" door PV bereikt op dit vlak (stapje voor stapje verder groeiend, momenteel duidelijk even ten koste van het aandeel van windenergie capaciteit). 0,4% van de capaciteit valt toe aan waterkracht. De restpost aan "andere" biomassa modaliteiten ("overig", vergisting, en een klein beetje stortgas), het aandeel in het totaal daarvan is weer gestegen naar 6,8% (vorig rapport nog 5,3%). Daarbij moet ook een relativering: opgestelde capaciteit is iets heel anders dan daadwerkelijk geproduceerde energie, en wat daarvan uiteindelijk als "duurzaam" toegewezen zal worden (of er nu discussie over is of niet). Totale - gecertificeerde - productie van stroom uit duurzaam veronderstelde bronnen CertiQ geeft op dat er, tot nog toe geregistreerd, 13.688 GWh stroom uit (verondersteld) duurzame bronnen is geproduceerd in de laatste 12 maanden tot en met december 2016 (laatst beschikbare actuele cijfer). Dat is weer minder dan in de januari (14.063 GWh) en december rapportages (14.235 GWh). Goed om hier te benadrukken dat er voor het kalenderjaar 2016 nog een hoop volume bij zal gaan komen, omdat de administratieve procedures voor het verwerken van alle data lang zijn. De meeste van de duizenden particuliere PV installaties met SDE 2008 tm. SDE 2010 beschikking worden bijvoorbeeld maar een keer per jaar door de netbeheerders "bemonsterd" (gemeten), en het kan lang duren voordat die gegevens zijn verwerkt. Tot nog toe is er voor de laatste 12 maanden tot en met december 2016 298 GWh zonnestroom genoteerd (december rapport 300 GWh, november 288 GWh, oktober 270 GWh). Dat is 2,2% van de totale "duurzame" productie. Wederom een tiende procent hoger dan in het voorgaande rapport. Enkele maanden geleden lag dat niveau nog op 1,5%, maar het percentage zal waarschijnlijk nog gaan wijzigen bij toevoeging van nieuwe data voor alle bronnen. Opvallend, in de door CertiQ getoonde grafiek, is dat het aandeel biomassa (met de huidige bekende gegevens) flink lijkt af te nemen (groene lijn). Of dat ook zo zal blijven als alle productie data eenmaal bekend zijn, moeten we nog even afwachten. Tot nog toe is er voor alleen de (laatst bekende) maand december 2016 een volume van 1.251 GWh gecertificeerde "duurzame" productie genoteerd (iets minder dan november, 1.267 GWh, maar fors hoger dan oktober, 982 GWh en september, 873 GWh). Waarvan, vanwege de winter, "slechts" 10,4 GWh (status nov. 10,7 GWh, okt. 19,6 GWh, sep. 29,1 GWh) zonnestroom. Het maand aandeel is daarmee in de winter terug gezakt naar 0,8%, dat was in vorige maand rapportages nog 2,0 tot 4,1%. Die hoeveelheid zonnestroom komt, bij een gemiddeld verondersteld netto verbruik van, inmiddels nog maar 2.980 kWh/HH.jr (CBS Statline data 2015, excl. eigenverbruik zelf opgewekte zonnestroom, zie analyse), neer op een equivalent van het elektra verbruik van bijna 42.000 huishoudens in die maand. Belangrijk om te blijven benadrukken, dat dit uitsluitend bij CertiQ bekende gecertificeerde opwek betreft. Het volume daarvan wordt wel steeds belangrijker. Maar desondanks is, en blijft het voorlopig, slechts een klein gedeelte van de totale, niet bij CertiQ bekende zonnestroom productie in ons land. (Voorgaande) analyses van maand rapportages CertiQ, door Polder PV: 2017: 2016: 2015: Statistische overzichten CertiQ (extern)
1 februari 2017: Zonnestroom productie eerste - zeer zonnige - maand van 2017. Ook bij Polder PV, in Leiden, 7 kilometer uit de Zuid-Hollandse kust, is het zeer zonnig geweest in januari 2017. Er gingen zelfs alweer verhalen rond over "record" opbrengsten. Polder PV meet al sedert het jaar 2000, en is dus in staat om die beweringen (vaak van mensen die nog niet zo lang zonnepanelen hebben) aan de historische realiteit te toetsen. Natuurlijk ook maar over die afgelopen 16 jaar. Maar voor de meeste zonnestroom producenten in Nederland, die nog maar een paar jaar deze populaire activiteit "bedrijven", is dat écht "prehistorie". Dit is de productie grafiek voor uitsluitend de maand januari, sedert 2001 (Y-as in kWh). We begonnen met 4 panelen in maart 2000, vandaar nog geen resultaat voor januari in dat jaar. Januari 2001 is alleen het productie resultaat voor die eerste vier panelen (kolom rand gestippeld). De rest, vanaf oktober 2001, is productie van ons langjarig producerende "kern"systeem bestaande uit die eerste 4 exemplaren aangevuld met nog eens 6 Shell Solar modules. Totaal: 10 panelen, 1,02 kWp opgesteld vermogen. De resultaten voor de periode januari 2002 tm. januari 2017 (16 jaar lange periode) zijn dus goed vergelijkbaar. We zien "matige jaren", zoals 2004, 2008, en 2014, waarbij de januari maanden "winters bewolkt" waren. En we zien (zeer) productieve januari maanden, zoals in 2002, 2005, en 2006. Waarbij, inderdaad, na een periode van drie voorgaande jaren met vrij sombere januari maanden, het "exemplaar" voor 2017, ook bij ons, op een hoog niveau is komen te liggen. Met 30 kWh productie 28% hoger dan het langjarige gemiddelde van 23,5 kWh (oranje kolom achteraan), voor januari in de periode 2002 tm. 2017. Maar, en dat moet hier ook worden vastgesteld, januari 2009 deed het net ietsje beter, met 1 kWh meer productie, 32% hoger dan het langjarige gemiddelde. Voor ons is dus de stellingname "januari 2017 is een record maand geweest" niet geldig. Maar dat mag de pret verder niet drukken. Het was, afgezien van de ook voorkomende, soms hardnekkige mist, een grotendeels prachtige wintermaand, met veel zonnige, koude dagen. Niet vreemd, gezien het maand-bericht, en vooral het maandoverzicht van KNMI, waarin wordt gesteld: "Januari was een zonnige maand met landelijk gemiddeld 87 zonuren tegen normaal 69. De regionale verschillen waren deze maand klein". Overigens: dat het koud is geweest in januari hebben we ook helaas gemerkt. Sedert december 2010 hebben we niet zo'n hoog verbruik aan stadswarmte gehad. 2,5 GJ maar liefst. Een "onprettige bijkomstigheid", al blijven we natuurlijk desondanks op een zeer laag niveau zitten met dat verbruik t.o.v. de rest van de warmteslaven... In vergelijking met de twee voorgaande jaren staat nu dat ene januari resultaat voor de zonnestroom productie 2017 in deze grafiek wel met glans te pronken: Zwart is het langjarige gemiddelde per maand over de volledige gemeten periode vanaf 2001 voor deze groep (kernsysteem van 1,02 kWp), 2015, 2016 en 2017 hebben hun eigen grafiek kleur. Groen voor jan. 2017, met een bovengemiddelde score t.o.v. januari in de voorgaande twee jaar. Uiteraard is en bijft januari een wintermaand, met een korte daglengte, een laag staande zon (zeer ongunstige instralingshoek t.o.v. vast op 30 graden helling staande zonnepanelen), en ook vaak zeer somber weer (mistige dagen, bewolkte dagen). Dus blijft januari op het jaartotaal, en t.o.v. bijna alle overige maanden exclusief december, en soms november, altijd laag scoren (2,5% van jaar totaal productie tm. 2016). Of de zon nu frequent schijnt of niet. Dat is de aard van het beestje, genaamd zonnestroom. Voor de complete maand producties grafiek inclusief alle jaargangen, zie de referentie op de highlights pagina van Polder PV. Het complete systeem van Polder PV (totaal 14 oude zonnepanelen, aangesloten op 13 totaal verouderde, doch redelijk functionerende micro-inverters), produceerde in januari bijna 41 kWh zonnestroom (specifieke opbrengst van deze - oude - installatie in die maand: 30,7 kWh/kWp). Wederom een mijlpaal Tijdens het bijwerken van de maandproductie in mijn "main excel productie spreadsheet" viel mijn oog op een interessante zoveelste historische mijlpaal voor het kleine PV systeem van Polder PV. Sinds de eerste vier oude Shell Solar panelen op 13 maart van het jaar 2000 aan het net werden aangesloten op het dak van de vierde verdieping van ons appartementen complex, heeft het - later uitgebreide, doch altijd, vanwege zeer laag stroom verbruik alhier bescheiden van omvang blijvende - PV systeem van Polder PV in januari 2017 al meer dan 17 MWh aan schone stroom geproduceerd. Daarbij gaan kritische volgers en de klassieke azijn-pissers uiteraard niet zeuren over "peanuts vergeleken bij windturbine opwek of gascentrale productie". Dit geschiedt op het dak van een appartementen complex van een woningcoöperatie, met de hardware van een huurder met partner woonachtig op een bescheiden 73 m² vloer oppervlak (op de begane grond). Dit al 16 jaren lang. En dit is dus energie transitie van de allerbeste soort: bottom-up! Ik zeg: op naar de volgende MWh... Bron: productie data Polder PV sedert maart 2000 Zie ook Flachlander (tab maand of jaar klikken) op Zonnestroomopbrengst.eu
31 januari 2017: SDE 2016 deel 5 - Zonnestroom t.o.v. concurrerende opties incl. steenkolen-subsidies. Als laatste van de forse serie artikelen over de cijfers rond de - spectaculair verlopen - tweede SDE 2016 ronde plaats ik de toekenningen voor zonnestroom in het bredere perspectief. Namelijk, in vergelijking met de toekenningen aan de andere energie opties binnen dezelfde regeling (2 SDE 2016 rondes). Wederom in de vorm van grafieken, vier stuks ditmaal. Introductie Afijn. Dat moest ik even kwijt. Dat mag u verder naast u neerleggen. De cijfers dus, die dit alles haarfijn uit de doeken doen. Ten eerste: het aantal toegekende projecten voor de twee SDE 2016 rondes, en het totaal voor die hele "jaargang". Voor alle betreffende opties die hebben "kunnen scoren" binnen die regelingen. (1) Toekenning aantallen projecten Het is bijna een no-brainer, maar natúúrlijk is zonnestroom kampioen aanvragen, vanwege het feit dat het, ondanks de voortgaande schaalvergroting in de installatiesector, nog steeds een optie blijft die kan worden gekarakteriseerd als "vele kleintjes maken een grote". Derhalve niet verbazingwekkend, dat er in totaal maar liefst 2.876 beschikkingen werden afgegeven binnen SDE 2016. 829 voor de voorjaars-ronde, en maar liefst 2.047 exemplaren voor die in het najaar (wat desondanks geen record is, en wat ik eerder al heb aangegeven). T.o.v. het totaal aan afgegeven beschikkingen voor alle opties in deze SDE 2016 rondes, 3.181 stuks, is dat een - voorspelbaar - hoog percentage aandeel van 90,4%. Houdt er s.v.p. rekening mee dat de Y-as van de hier getoonde grafieken logarithmisch is, om ook de "laag scorende" opties in beeld te krijgen, vanwege de forse verschillen met de meest impact makende opties. Biomassa warmte incl. WKK (83 + 42 =) 125, windenergie projecten op land (14 + 79 =) 93, en thermische zonne-energie (33 + 17 =) 50, kunnen nog "een beetje" volgen met de aantallen installaties (en deels ook: ontwikkelaars). Biomassa "groen gas" (9 + 6 =) 15 en geothermie (13 + 1 =) 14 zitten al een stuk lager met de aantallen. Ogenschijnlijk onopvallend staat de fel bediscussieerde optie "bijstook kolencentrales", met in beide rondes 3 beschikkingen (6 totaal) op een laag pitje. Maar schijn bedriegt: het zijn joekels van projecten die extreme hoeveelheden eenmalig te verbranden €€€ slurpen (zie verderop). De opties AWZI / RWZI (afval / rioolwaterzuivering) en waterkracht hebben elk maar 1 beschikking (beiden ronde II). In totaal was de verdeling 984 projecten voor de eerste ronde, en - vooral door de grote hoeveelheid toegekende PV projecten - 2.197 stuks in de tweede. Optellend tot 3.181 beschikte projecten voor SDE 2016. Net iets meer dan in SDE 2014, die oorspronkelijk (totaal) 3.167 beschikkingen kreeg toegewezen (maar er inmiddels al weer "de nodige" kwijt is). Waarbij ook gesteld moet worden dat SDE 2014 maar 1 ronde kende, en een budget van slechts 3,5 miljard Euro (i.p.v. de 9 miljard voor SDE 2016). In de grafiek heb ik voor uitsluitend zonnestroom ook het niveau van de oorspronkelijke hoeveelheid aanvragen voor beide rondes en het totaal aangegeven, in de vorm van een rood streepje. Die lagen op een veel hoger niveau dan wat er uiteindelijk is toegekend, het totaal was (3.104 + 4.372 =) 7.476 stuks. Er is daarvan slechts 27% (ronde I), 47% (ronde II), resp. 38% (totaal beide regelingen) toegekend. (2) Toekenning capaciteit In deze tweede grafiek zoomen we in op de daadwerkelijk door RVO toegekende capaciteiten bij de verschillende hoofd-categorieën, uitgedrukt in MW (voor zonnestroom blijf ik MWp hanteren, maar dat komt hier op hetzelfde neer). De Y-as is wederom logarithmisch om ook de "kleinere opties" (AWZI, waterkracht) te kunnen laten zien. Direct zien we een compleet ander beeld, met een fors gewijzigde verdeling. Met de slechts 6 (!) toegekende steenkolencentrale subsidies is meteen de toon gezet. In totaal is er voor (492 ronde I + 785 ronde II =) 1.277 MW aan kolen-capaciteit beschikt, een record op dit vlak. Alleen zonnestroom kan in de tweede SDE 2016 ronde "een puntje" scoren, met 971 MWp net boven de capaciteit voor steenkolen in die ronde. Maar opgeteld (178 + 971 =) 1.149 MWp blijft die nog op een stuk lager niveau hangen als we naar de hele SDE 2016 regeling kijken. Bovendien draaien steenkolencentrales vrijwel volcontinu, zonnestroom installaties maken gebruik van dispers licht overdag, en "rusten" natuurgetrouw in de nacht. Dus wat energie productie betreft, zijn die capaciteiten volstrekt onvergelijkbaar. Dat komt later goed tot uiting in de gealloceerde budgetten, zie verderop. Na PV komt biomassa warmte en WKK als derde uit de bus met gealloceerde capaciteit (474 + 139 =) 613 MW (NB: 125 installaties, zie 1e grafiek). Minder dan de helft van de capaciteit van die - slechts 6 - steenkolen units. Niet verbazingwekkend, komt wind op land vervolgens (27 + 299 =) 326 MW, gevolgd door biomassa gas ("groen gas", 75 + 95 =) 170 MW, en, relatief hoog wat capaciteit betreft, thermische zonne-energie (45 + 17 =) 62 MWth. Waterkracht (slechts 6 MW in de tweede ronde), en AWZI / RWZI (ditto, 2 MW), sluiten de rij. Kijken we naar de niveaus van de oorspronkelijke aanvragen voor PV projecten (rode streepjes), komen we met het totaal op (1.122 + 2.431 =) 3.553 MWp uit. Er is daarvan slechts 16% (ronde I), 40% (ronde II), resp. 33% (totaal beide regelingen) toegekend. Alle percentages zijn bij die toewijzingen (fors) lager dan bij de aantallen toegekende projecten (eerste grafiek). (3) Systeemgemiddelde capaciteit bij toekenningen In deze derde grafiek laat ik de systeemgemiddelde capaciteit voor alle beschikte hoofd-opties zien (in MW / MWp). Wederom met logarithmische Y-as. Kristalhelder, ver boven alles uit stekend op die logarithmisch verlopende schaal, de slechts 6 (met Amerikaanse houtsnippers "bij te stoken") steenkolen centrales. Die met gemiddeldes van 164 MW (eerste ronde, 3 units) resp. 262 MW (tweede ronde, wederom 3 units), een totaal systeem gemiddelde capaciteit van 213 MW vertegenwoordigen voor de hele SDE regeling. De rest blijft daar met de gemiddelde beschikte opgestelde vermogens extreem ver onder. Hier staat vervolgens, op een veel lager niveau, de voor Nederland nog vrij "jonge" optie geothermie, die met gemiddeld 19,5 MW (eerste ronde, 13 projecten) en 18,3 MWp (2e ronde, slechts 1 project) voor het geheel uitkomen op 19,4 MW (een factor 11 lager dan bij de biomassa branders op steenkolen ...). Vervolgens mag nog net op het erepodium de hoofdcategorie biomassa gas ("groen gas", 8,4 resp. 15,8 MW in de twee rondes) plaats nemen. Voor alle 15 projecten leidend tot een systeemgemiddelde capaciteit van 11,3 MW. Slechts licht verrassend komt vervolgens waterkracht om de hoek kijken, maar dat is maar een project, van 6,4 MW, dus dat is moeilijk verder "uit te middelen". Windenergie komt met 1,9 resp. 3,8 MW gemiddeld in de afzonderlijke rondes voor het totaal in 2016 op een project gemiddelde uit van 3,5 MW. Vervolgens komt de optie AWZI / RWZI, met anderhalve MW. Maar ook daar slechts 1 project, dus geen "gemiddelde" mogelijk. Thermische zonne-energie komt op een gemiddeld totaal project vermogen van 1,2 MWth. uit (rondes: 1,4 resp. 1,0 MWth). En dan blijft er nog een hoofd modaliteit over, PV. En ja, dat was de kampioen bij de aantallen (eerste grafiek). Maar de "verliezer" bij het systeem gemiddelde project vermogen. Wat "de aard van het beestje is", want je moet heel wat zonnepanelen bij elkaar schrapen om in bovenstaand "geweld" iets leuks over te houden wat een beetje "vermogen" kan leveren. Desondanks blijven die gemiddeldes ronduit spectaculair, want het was niet zo lang geleden dat een zonnestroom installatie van 100 kWp als iets "byzonders" werd gezien, met de nodige heftige "persmomenten" tot gevolg. Dat hebben we inmiddels al lang weer achter ons liggen, dat soort installatie groottes zijn voor PV in ons postzegel landje "heel gewoontjes" aan het worden. Voor ronde I 215 kWp gemiddeld. In de najaarsronde ging de turbo er op. En bleef er voor de toegekende installaties een "respectabel" gemiddeld systeem vermogen van maar liefst 474 kWp over. Voor beide rondes bij elkaar resteert dan een fors gemiddelde project omvang van 400 kWp per stuk. Dat zijn, hooggeschatte dames en heren, gemiddeld per beschikt SDE 2016 project, bijna 1.550 zonnepanelen à 260 Wp. En een oppervlakte van zo'n 1,64 m² per stuk, dus gezamenlijk zo'n twee en een half duizend vierkante meter zonnepaneel. Gemiddeld per project. Ook hier heb ik voor de oorspronkelijke aanvragen voor PV projecten de gemiddelde systeemgroottes in de vorm van rode streepjes in de grafiek weergegeven. Die lagen op 361 resp. 556 kWp voor de twee afzonderlijke rondes. En op 475 kWp gemiddeld voor alle projecten uit SDE 2016. De gemiddelde beschikte installatie grootte voor PV, 400 kWp, is dus "slechts" 84% van het aangevraagde gemiddelde: er hebben dus waarschijnlijk de nodige projectontwikkelaars met grote projecten naast het net gevist m.b.t. het verkrijgen van de fel-begeerde SDE subsidies in deze jaar ronde. (4) Toegekende budgetten SDE 2016 De meest verontrustende grafiek, die voor de toegekende budgetten per hoofd categorie, vindt u hier onder. In deze grafiek géén bedragen voor de enorme hoeveelheid (later flink gedecimeerde) oorspronkelijke aanvragen (voor PV): die zijn niet door RVO gepubliceerd. Zoals bekend, had Henk Kamp van MinEZ aan de Tweede Kamer gecommuniceerd dat voor SDE 2016 de deelbudgetten alweer flink waren opgehoogd t.o.v. de voorgaande twee rondes (SDE 2014 en SDE 2015 elk 3,5 miljard Euro). Voor ronde I was 4 miljard Euro gereserveerd, voor de najaars-ronde zelfs 5 miljard Euro. Zie de grafiek in dit artikel met de historische budgetten. Totaal 9 miljard, u vindt die kolommen helemaal rechts in de grafiek (niet helemaal goed afgerond, wat aan de - afgeronde - sommatie van de deelcijfers kan liggen). De Y-as, wederom logarithmisch, is weergegeven in eenheden van miljoenen Euro's (ergo: "1.000" komt overeen met 1.000 MEUR = duizend miljoen Euro = 1 miljard Euro). Ronduit teleurstellend, en echt tot volkswoede uitnodigend, is de totaal absurde eenmalige bijfik subsidie van 3,6 miljard Euro voor slechts drie internationale energie concerns (tweede groene kolom in de grafiek). Met in totaal 6 steenkolen units op slechts 4 lokaties, die maar liefst 40% (!!) van het totale, al absurd hoge budget gaan wegvreten (als er niet politiek wordt ingegrepen). Dat komt neer op gemiddeld (maximaal) EUR 26,34 per inwoner per jaar (CBS eind 2016 bevolking: 17.089.690). Acht jaar lang. Uiteraard wordt dat niet zo verrekend, maar via de SDE heffing per kWh. Een heffing, die rap aan het stijgen is, zie het door mij samengestelde overzicht. Dus als je netto weinig verbruikt op jaarbasis, betaal je veel minder (per persoon), dan iemand die, of een huishouden wat, stroom zuipt als een tempelier. Maar betalen zul je. Tenzij je je eigen jaarverbruik 100 procent weg saldeert met eigen zonnestroom opwek (let echter op het vreselijke gif-bekertje in mijn PwC rapport bespreking aan het eind...). In de eerste SDE 2016 ronde zou maximaal €1.501 miljoen aan de steenkolen-subsidies zijn vergeven ("geoormerkt"), in de tweede ronde ruim €2.099 miljoen. Totaal, een compleet waanzinnige 3,6 miljard Euro. En wie zijn de gelukkige champagne fles openers die dit lekkers mogen gaan ontvangen ? Deze internationale reuzen: Alleen al RWE (bekend van o.a. de gigantische bruinkool centrales, ten oosten van Zuid Limburg, hoofdkantoor in Essen, Duitsland), harkt (maximaal) 2,7 miljard Euro naar binnen voor 2 lokaties, als alles gaat zoals ze hopen. Uniper = de fossiele, afgesplitste tak van E.ON (die als "duurzaam bedrijf" verder wil, HQ van Uniper in Düsseldorf, wederom Duitsland), ENGIE is het voormalige, vooral van enorme gas-gestookte centrales bekende GDF-SUEZ (HQ in Parijs - La Défense, Frankrijk). Bij dat "leuke douceurtje" voor drie energie giganten, met de complimenten van Henk Kamp (waarschijnlijk niet geheel toevallig van de corporate Netherlands omarmende VVD), verbleekt de rest. Want er is nog maar 60% van de 9 miljard Euro te verdelen. En dat gaat als volgt:
Eerdere artikelen over SDE 2016 en oudere SDE regelingen SDE 2016 deel 4 - Grafieken stand van zaken SDE beschikkingen t.o.v. realisaties (30 jan. 2017) SDE 2016 deel 3 - Stand van zaken PV projecten oudere SDE regelingen inclusief SDE 2014 (20 jan. 2017) SDE 2016 ronde II - details per categorie beschikt vermogen en wetenswaardigheden op project niveau (28 jan. 2017) Record capaciteit beschikt PV vermogen in een SDE ronde: SDE 2016 ronde II (28 jan. 2017) Progressie "officiële" cijfers SDE regelingen RVO - oktober update (16 nov. 2016, incl. update status SDE 2016 ronde I) SDE 2016 ronde 2, deel 3 - eerste detail cijfers fases (2 nov. 2016) SDE 2016 ronde 2 - gecorrigeerde Kamerbrief (!) (2 nov. 2016) SDE 2016 ronde 2 - wederom absurde overtekening inclusief 5 fossiele "bijstokers" (2 nov. 2016) Halfjaar update SDE regelingen RVO laat positieve en minder fijne zaken zien (10 aug. 2016) Bron: Feiten en cijfers SDE(+) (RVO site, update 27 jan. 2017)
30 januari 2017: SDE 2016 deel 4 - Grafieken stand van zaken SDE beschikkingen t.o.v. realisaties. N.a.v. het voorgaande artikel heb ik ook drie reeds eerder door Polder PV gepubliceerde grafieken (status juli 2016) van een update voorzien voor alle SDE regelingen. Waarbij de overgebleven hoeveelheid beschikkingen in de RVO lijsten (dus exclusief de afgevoerde beschikte projecten) worden afgezet tegen de feitelijke realisaties tm. de januari 2017 update. Hierbij worden zowel de aantallen beschikkingen, als de totale capaciteit in een grafiek getoond om snel de status te kunnen overzien van alle SDE regelingen bij elkaar. (1) Totale aantallen SDE beschikkingen en realisaties in stapelgrafiek inclusief SDE 2016 ronde II Er is een groot volume SDE gesubsidieerde projecten toegekend en, ondanks forse uitval van talloze projecten, overgebleven: 16.238 stuks (linker kolommen stapel). Tot nog toe is "een substantieel deel", 11.999 stuks, daadwerkelijk gerealiseerd (rechter kolommen stapel). Daarbij moet echter wel duidelijk worden gesteld, dat dit volume in hoge mate wordt bepaald door de uitvoering van de eerste drie SDE regelingen (SDE 2008 tm. 2010), waarbij duizenden particuliere PV installaties werden toegekend. Er is daarnaast ook zeer veel van de oorspronkelijk toegekende volumes verdwenen zonder dat die beschikkingen werden ingevuld (niet in grafiek getoond). Kijken we alleen naar de SDE regelingen vanaf SDE 2011 ("SDE +"), is het aantal overgebleven beschikkingen, met medename van de zojuist gepubliceerde data voor SDE 2016 ronde II (2.047 nieuwe beschikkingen, nog geen realisaties), op 6.200 stuks komen te liggen (38% van totaal). Daarvan zijn er tot nog toe slechts 1.961 gerealiseerd, met name SDE 2014 projecten. Van het totaal aantal realisaties in de SDE 2008 tm. 2016 regelingen is dat slechts 16%. De rest is afkomstig van de oudste drie SDE regelingen. Bovenaan de twee kolommen stapels staan de totalen voor alle nu bekende SDE regelingen bij elkaar opgeteld. Het aantal realisaties (status administratie RVO) t.o.v. het totaal aantal overgebleven beschikkingen voor alle SDE regelingen is 74% (rode pijl). Wat, nogmaals, alles heeft te maken met de reeds lang afgeronde oudste 3 SDE's. Die duizenden particuliere installaties hebben opgeleverd, en die ook al enkele jaren zonnestroom produceren. Let op dat de oude SDE 2009 en 2010 regelingen waren onderverdeeld in een "kleine" (SDE 2009k, SDE 2010k) en een "grote(re)" categorie (SDE 2009g, SDE 2010g). Die heb ik hier separaat weergegeven om dit nogmaals te benadrukken. In recente communicaties wordt door RVO zelden meer gerept over die onderverdeling in deze 2 "oude", zwaar "ge-capte" regelingen (max. 100 kWp per beschikking). (2) Totale capaciteit SDE beschikkingen en realisatie in stapelgrafiek inclusief SDE 2016 ronde II Deze grafiek heeft een totaal ander karakter dan het vorige exemplaar voor de aantallen beschikkingen en realisaties daarvan. Dit komt, omdat de grootste hoeveelheden toegekende (cq. overgebleven) capaciteit in de laatste regelingen zijn komen te zitten, te beginnen met SDE 2013. De er op volgende SDE 2014 is twee jaar lang recordhouder geweest bij de toegekende capaciteit, al is de regeling inmiddels al bijna 16% van de oorspronkelijk toegekende capaciteit kwijt (overgebleven: 746 MWp). SDE 2015 stelde al weinig voor, en is ook alweer het nodige aan volume kwijtgeraakt (nog maar 8,4 MWp over). De voorjaarsronde van SDE 2016 leverde weer aardig wat nieuwe beschikte capaciteit op (178,4 MWp), maar werd gevolgd door een nieuw record in de zojuist geopenbaarde najaarsronde. Die regeling leverde bijna 971 MWp op aan beschikt volume, waarvan uiteraard nog niets is gerealiseerd. Het totaal aan (overgebleven) SDE beschikkingen in de linker kolommen stapel, telt op tot een spectaculair volume van 2.051 MWp. NB: dat is ongeveer evenveel volume als wat er in totaal in heel Nederland al zou kunnen zijn gerealiseerd, eind 2016 (prognose Polder PV in Nationaal Solar Trendrapport 2017) ... U ziet aan de ultra-dunne "schijfjes" voor de oudere jaargangen, dat die regelingen weinig bijdragen aan het totaal volume. Zowel bij de (overgebleven) beschikkingen, als bij de tm. januari 2017 bekende realisaties. De totalen worden voor de capaciteit gedomineerd door, met name SDE 2014 (261 MWp realisatie van overgebleven beschikt 746 MWp), en haar voorloper regeling, SDE 2013 (53 MWp opgeleverd, van overgebleven beschikt 75 MWp). Van SDE 2016 ronde I zijn weliswaar de eerste realisaties bekend (momenteel bij RVO bekend 4,5 MWp verdeeld over 51 projecten), maar daarvan moet, net als de "kampioens-ronde" SDE 2016 ronde II, nog heel veel (tot: alles) worden gerealiseerd. Omdat het hierbij, en ook nog voor een aanzienlijk deel van de oudere SDE 2014, om zeer substantiële volumes gaat, is de totale realisatie nog maar 394 MWp in de huidige update. Dat is nog maar 19% van wat er tm. de najaars-ronde van SDE 2016 is toegekend (resp. daarvan overgebleven), bij het totaal voor alle SDE regelingen. Zie de rode pijl tussen "gerealiseerd" en "overgebleven beschikt". De totale overgebleven capaciteit bij de beschikkingen heeft, voor alleen de drie jaargangen 2013, 2014 en 2016 (2 rondes), een omvang van maar liefst 999 MWp. Dat is 49% van het totaal (overgebleven) beschikte volume voor alle SDE regelingen. Ergo: Er is op dit vlak nog een lange weg te gaan. Niet zozeer de aantallen installaties, alswel de "volumes" (capaciteit) moeten nog grotendeels worden ingevuld... (3) Gemiddelde systeemgroottes bij beschikte en gerealiseerde volumes, per SDE regeling
Tot slot wederom een tale-telling grafiek, die de gemiddelde systeemgroottes weergeeft van alle PV projecten binnen de nu bekende SDE regelingen. Zowel bij de overgebleven hoeveelheid beschikkingen (gele kolommen), als bij de feitelijke, tot nog toe door RVO genoteerde realisaties (rood omlijnde doorzichtige kolommen, als overlay over de beschikte volumes heen geprojecteerd, voor een goede vergelijking). Achteraan zijn de gemiddeldes voor alle SDE regelingen bij elkaar weergegeven, wederom voor zowel de (overgebleven) beschikkingen, als voor de per januari 2017 met een "ja" stempel voorziene realisaties in de RVO databank. Alle SDE regelingen tot en met SDE 2012 (de "tweede SDE+ regeling") zijn volledig uitgevoerd, exclusief duizenden afgewezen of ingetrokken beschikkingen. De kolommen voor zowel de overgebleven cohorten aan beschikkingen, als voor de realisaties ervan, zijn dus identiek. Bij SDE 2013 beginnen de eerste verschillen merkbaar te worden. Vanaf die regeling is de gerealiseerde gemiddelde systeem capaciteit altijd lager dan die bij de overgebleven pool aan beschikkingen. Ergo: vooral de grotere projecten in die regelingen zijn nog niet gerealiseerd. Ze pushen het gemiddelde vermogen in het totaal aan beschikkingen naar boven. Maar pas als ze ook daadwerkelijk worden gebouwd, de systeemdata bereiken op enig moment de RVO databank, én de projecten worden door het agentschap van een "ja" stempel voorzien ("gerealiseerd"), zullen hun hoge vermogens een positieve invloed op het systeemgemiddelde bij de realisaties in deze grafiek gaan hebben. Tot nog toe zijn in de meest recente regelingen dus vooral (niet exclusief) de wat kleinere installaties reeds gerealiseerd: de systeemgemiddeldes voor de opgeleverde projecten liggen nog relatief laag. Opvallend is ook dat bij de recentste regelingen het grootste "gat" is te zien tussen gemiddelde systeemgrootte bij de (overgebleven) beschikte volumes, en bij de realisaties. Wederom is dat debet aan het feit dat de grootste projecten veel tijd kosten om gepland, vergund, gefinancierd, en uiteindelijk gebouwd te krijgen. En dat het daarop voor de meeste recente regelingen dus nog "afwachten geblazen" is. Uitzondering daar op is SDE 2014, waarbinnen sowieso nog steeds veel beschikte projecten een forse omvang hebben. De regeling loopt nu al een tijd, met heel veel realisaties, en velen daarvan betreft al de nodige grote projecten (denk aan grote invloed hebbende zonneparken als 30,8 MWp Sunport Delfzijl, Ameland 6 MWp, en Solarcampus Purmerend 5,6 MWp). Mede daardoor ligt het systeem gemiddelde voor SDE 2014 nu op "record" hoogte, 229 kWp. Maar het ligt nog steeds fors onder het gemiddelde systeem vermogen voor de overgebleven beschikkingen (304 kWp). Zetten we de regelingen vanaf SDE 2013 op een rijtje, komen we op de volgende verhoudingen tussen "gerealiseerd" resp. "beschikt" gemiddeld systeem vermogen:
Eerdere artikelen over SDE 2016 en oudere SDE regelingen SDE 2016 deel 3 - Stand van zaken PV projecten oudere SDE regelingen inclusief SDE 2014 (20 jan. 2017) SDE 2016 ronde II - details per categorie beschikt vermogen en wetenswaardigheden op project niveau (28 jan. 2017) Record capaciteit beschikt PV vermogen in een SDE ronde: SDE 2016 ronde II (28 jan. 2017) Progressie "officiële" cijfers SDE regelingen RVO - oktober update (16 nov. 2016, incl. update status SDE 2016 ronde I) SDE 2016 ronde 2, deel 3 - eerste detail cijfers fases (2 nov. 2016) SDE 2016 ronde 2 - gecorrigeerde Kamerbrief (!) (2 nov. 2016) SDE 2016 ronde 2 - wederom absurde overtekening inclusief 5 fossiele "bijstokers" (2 nov. 2016) Halfjaar update SDE regelingen RVO laat positieve en minder fijne zaken zien (10 aug. 2016) Bron: Feiten en cijfers SDE(+) (RVO site, update 27 jan. 2017)
30 januari 2017: SDE 2016 deel 3 - Stand van zaken PV projecten oudere SDE regelingen inclusief SDE 2014. In het huidige artikel ga ik in op de stand van zaken bij de feitelijke realisaties van de oudere SDE regelingen, inclusief SDE 2016 ronde I, en geef ik daarbij vanouds ook aan wat de volumes aan verloren gegane projecten zijn. E.e.a. wordt in 2 tabellen en een grafiek visueel geduid voor de zonnestroom sector. Dit is het derde artikel n.a.v. het verschijnen van de lijst met toewijzingen voor SDE 2016 ronde II. Voor de eerste twee delen zie hier en hier. Ten eerste de globale verschil cijfers tussen de oktober 2016 en januari 2017 rapportages van RVO, dit jaar. Let hierbij wederom op, dat de administratie bij RVO altijd achterloopt bij de fysieke realiteit waar het de realisaties betreft. In de projectenlijst van Polder PV komen veel projecten met SDE subsidie beschikkingen voor die al aan het net zijn gekoppeld, maar die nog geen vinkje "ja" hebben gekregen in de RVO update van januari. In deze tabel achtereenvolgens in kolommen van links naar rechts voor alle regelingen tot en met SDE 2016 ronde I:
Enkele punten die opvallen in deze tabel. (a) Verloren gegane beschikkingen Er zijn 37 beschikkingen verdwenen in de weergegeven registratie periode, "goed" voor 19 MWp aan niet gerealiseerde PV capaciteit. Dat is een stuk minder dan in de vorige update periode (138 beschikkingen met ruim 50 MWp verdwenen). Met genoemde 37 beschikkingen ging een maximaal haalbaar PV-subsidie volume ter waarde van 30 miljoen Euro verloren (max. bedrag, over 15 jaar uit te keren). Weliswaar komt dit geld uiteindelijk terug "in de SDE pot", maar er is alweer tijd verloren gegaan om dat kapitaal snel ingezet te krijgen in de hard benodigde energie transitie. De boel raakt verder vertraagd, en er is een kans dat het geld ook nog eens niet naar zonnestroom projecten zal gaan, maar naar dubieuzere opties (zoals afval verbranding). Het systeemgemiddelde van de uitgeschreven beschikkingen (514 kWp) is, net als in de vorige periode, véél hoger dan dat van de accumulaties (76 kWp in status 27 jan. 2017). Ook het daar aan gekoppelde "gereserveerde" subsidie budget ligt derhalve veel hoger bij de uitschrijvingen (gemiddeld bijna 811 duizend Euro/project i.p.v. ruim 112 duizend Euro bij accumulatie dd. 27 jan. 2017). Ergo: vooral grotere projecten halen de realisatie drempel niet en worden al vervroegd afgeschreven. Die zouden juist "meters kunnen hebben gemaakt" bij de evolutie van de PV markt in NL. (b) Registratie van fysieke realisaties in de afgelopen periode "volgens de officiële RVO cijfers" In de periode van
medio oktober 2016 tot eind januari 2017 zijn er volgens de RVO registraties
175 nieuwe SDE-gesubsidieerde PV projecten met een gezamenlijk toegekend
vermogen van bijna 75 MWp gerealiseerd. Het cohort aan "formeel opgeleverde", gerealiseerde SDE projecten hierboven genoemd is goed voor een 15-jarige subsidie claim van maximaal zo'n 109 miljoen Euro (afhankelijk van werkelijke productie, bereiken basis elektriciteitsprijs drempel, etc.). Dat is ruim een factor 3 hoger dan de verloren gegane (max.) 30 miljoen Euro SDE subsidie hierboven genoemd. Het systeemgemiddelde van de "officieel genoteerde" nieuwe realisaties, 427 kWp per project, ligt véél hoger dan die van de accumulatie op 27 januari jl. (33 kWp/project). Dit komt, omdat het systeemgemiddelde bij de accumulatie in hevige mate wordt bepaald door de vele duizenden oude SDE beschikkingen voor meestal particuliere installatie van slechts een paar kWp per stuk uit de eerste drie SDE jaren (2008-2010). Het systeemgemiddelde van nieuwe registraties wordt de laatste 2 jaar in aanzienlijke mate bepaald door een relatief beperkte toename van de aantallen installaties, die per stuk echter vaak hoge capaciteiten toevoegen (zie systeemgemiddelde grafiek in laatste overzicht CertiQ analyse van december 2016). Ook de (15-jarige) subsidie claim bij de laatste batch nieuw gerealiseerde projecten (gemiddeld bijna 623.000 Euro/project) ligt derhalve veel hoger dan bij de accumulatie (ruim 55.000 Euro/project status 27 jan. 2017). Bij de (officieel geregistreerde) nieuwkomers, zitten slechts 7 SDE-gesubsidieerde projecten van 1 MWp of hoger per stuk, maar wel met een hoog gezamenlijk vermogen van 49,4 MWp (systeemgemiddelde 7,1 MWp/project). Dit wordt natuurlijk veroorzaakt door de opname van met name het nu grootste gerealiseerde PV project van ons land, Sunport in Delfzijl (30,8 MWp). Alleen al dit volume nieuwe realisaties in deze grote categorie, is fors groter dan de hierboven vermelde, verloren gegane beschikkingen (37 projecten, 19 MWp verdwenen). Overigens heeft deze grote categorie projecten (>= 1 MWp) bij de accumulatie cijfers voor de beschikkingen een zeer beperkt aandeel van slechts 1% bij het totaal aantal beschikkingen. Maar t.o.v. de totaal beschikte (overgebleven) capaciteit is het aandeel aanzienlijk te noemen: status 27 jan. 2017 ongeveer 34%. Ergo: deze grote categorie drukt zwaar op de potentie aan te realiseren PV vanuit de SDE ("+") regimes. Als het hier binnen "fout loopt", zal de impact op het te realiseren totale PV volume aanzienlijk zijn. (c) Werkelijke realisaties In werkelijkheid wordt al meer (SDE) volume gerealiseerd in de "grotere PV projecten" markt dan uit de RVO cijfers is af te leiden. Dit komt doordat de "bureaucratische weg naar het Ja vinkje" lang is, en fysieke opleveringen dus niet momentaan in deze cijfers verschijnen. Bovendien worden ook buiten de SDE regelingen nog steeds grotere projecten gerealiseerd, o.a. via de "EIA" route die niet meer mag worden gedubbeld met een SDE beschikking. In mijn laatste overzicht van fysiek opgeleverde grote(re) projecten mét SDE beschikking, had ik bijvoorbeeld, van bovenaf naar beneden werkend tot projecten met een beschikking van 250 kWp, al ruim 90 nieuwe projecten met een gezamenlijk, netgekoppeld vermogen van bijna 100 MWp staan, die nog van een "nee" vinkje in het voorlaatste RVO overzicht van oktober 2016 hadden waren voorzien. (d) Nieuw: beschikkingen SDE 2016 ronde I en totale volumes inclusief deze regeling Onderaan heb ik ook de vlak voor het weekend bekend geworden beschikkingen voor SDE 2016 ronde II toegevoegd (2.047 nieuwe project toekenningen, goed voor bijna 971 MWp, met een 15 jarige maximale budget claim van bijna 988 miljoen Euro). En helemaal onderaan heb ik weergegeven wat het totaal aan accumulaties is van alle overgebleven (!) beschikkingen voor SDE regelingen 2008 tot en met SDE "+" 2016 ronde II: 16.238 project toekenningen, met een gezamenlijke capaciteit van 2.051 MWp (ruim 2 GWp). En een budget claim van maximaal bijna 2,6 miljard Euro, uit te betalen over een periode van, in principe, 15 jaar. De totale gemiddelde omvang van alle beschikte SDE projecten is daarmee verder gegroeid naar een hoog gemiddelde van 126 kWp. Wat een installatie is met 485 PV modules van 260 Wp per stuk. Progressie van de realisaties bij de SDE regelingen volgens RVO beschikking overzichten In grafiek heb ik de progressie van het gerealiseerde vermogen volgens de RVO administratie per SDE ronde, reeds meermalen eerder getoond, ververst tot en met de laatste update van 27 januari 2017. Elke SDE regeling heeft in bovenstaande grafiek een eigen kleur gekregen. De laatst toegevoegde regeling waarvoor reeds realisaties bekend zijn in het overzicht gepubliceerd op 27 januari 2017 is de eerste ronde van SDE 2016. Die al redelijk wat vermogen heeft opgeleverd in korte tijd: 4,4 MWp, met 51 vaak wat kleinere projecten. Om de progressie enigszins te kunnen volgen, zijn voor de eerste kolom (1 juli 2011), die voor begin 2016, en de meest recente lijst (jan. 2017) de cijfers bij de deel regelingen gezet. Duidelijk is, dat de progressie van het totaal aan SDE regelingen (vetgedrukt cijfer in MWp bovenaan de kolommen) in zeer forse mate gedomineerd wordt door de implementatie van SDE 2014. Die immers, totdat de tweede ronde van SDE 2016 dat verbrak, het record aan beschikte vermogen had gevestigd (883 MWp). Zelfs als we weten dat al veel van die beschikkingen ten grave zijn gedragen (zie tabel verderop). Er blijft ook nog heel veel over, en zeker in 2016 is het zeer hard gegaan met de implementatie van honderden projecten met SDE 2014 subsidie. Het is vooral de SDE 2014 die het totale - volgens RVO - gerealiseerde SDE volume inmiddels, met haar contributie van inmiddels bijna 261 MWp, heeft opgestuwd naar een totaal van 394 MWp. Dat was begin 2016 nog maar 176 MWp, dus het gaat nu echt hard met de implementaties. Als we de data voor de update van 27 januari 2017 vergelijken met die van 1 januari 2016, blijkt er alleen al voor SDE 2014 (260,9-67,6 =) ruim 193 MWp nieuwe PV capaciteit te zijn gerealiseerd binnen die ene regeling (volgens de boeken van RVO). Met ook nog wat toevoegingen van met name SDE 2013, en zeer beperkt ook een beetje uit de drie voorgaande regelingen, SDE 2012, SDE 2011, en zelfs nog SDE 2010, is de totale capaciteitstoename voor alle SDE regelingen bij elkaar een forse (minimum!) 218 MWp geweest sedert begin 2016. We zitten bij de implementatie voor SDE ("+") gesubsidieerde PV projecten overduidelijk in een forse versnellings-fase. Duiding Progressie bij de deel-dossiers van de SDE regelingen
In deze ook al vaker getoonde, forse tabel, wederom een vergelijking van verschillende data sets, maar dan voor de afzonderlijke jaar rondes, hier deels ook nog gesplitst in de "klassieke" SDE regeling (SDE 2008 tm. SDE 2010), en de "nieuwe opzet" (geen "schotten" meer tussen techniek opties, maar bikkelharde - en oneerlijke? - concurrentie tussen de opties onderling binnen dezelfde fases), "SDE+", vanaf SDE 2011. De tabel is bijgewerkt tm. de update van 27 januari 2017. De beschikte volumes voor SDE 2016 ronde II zijn toegevoegd, evenals eerste realisatie resultaten voor de voorjaarsronde van SDE 2016. Alle data zijn aangepast op basis van de nieuwe tabellen van RVO. In deze tabel achtereenvolgens van links naar rechts data voor SDE beschikkingen m.b.t. PV:
Uit de tabel zijn de volgende zaken te destilleren: (a) Oorspronkelijke en overgebleven beschikte volumes PV projecten met SDE beschikking Recordhouder voor alle SDE regelingen bij elkaar, inclusief opvolger regeling SDE "+", is bij de oorspronkelijke beschikte aanvragen SDE 2008 geweest, met 8.033 stuks. Voor de beschikte capaciteit was het echter onder uitsluitende de drie oudste SDE regelingen SDE 2009, met 29,0 MWp (beiden: dun rood kader). Als we focussen op alleen de SDE "+" regelingen, is SDE 2014 kampioen bij het aantal oorspronkelijk beschikte projecten (2.973 stuks). Voor de beschikte capaciteit hebben we net de nieuwe recordhouder mogen verwelkomen: SDE 2016 ronde II, met een spectaculair volume van 970,7 MWp (beiden: dik rood kader). Er zijn aanzienlijke verschillen tussen de oorspronkelijk beschikte volumes, en de "meest recent door RVO gehanteerde" hoeveelheden, in de tabel weergegeven in rode cijfers. Over het eerste zwijgt RVO als het graf, uitgangspunt bij al hun presentaties is datgene wat er aan beschikkingen is overgebleven, wellicht om het parlement niet al te zenuwachtig te laten worden over de hoge uitval van project aanvragen (?). Er is dus gaandeweg al substantieel veel aan PV projecten en -capaciteit uitgevallen sinds de oorspronkelijk vastgestelde volumes. De hoeveelheden per jaar-ronde vindt u in de blauwe sectie. Als referentie, heb ik van de overgebleven hoeveelheden beschikkingen uit de aantallen en totale vermogens de systeemgemiddelde capaciteit (in kWp) per jaarronde berekend (6e kolom). Dat systeem gemiddelde was zeer bescheiden in de eerste 3 SDE jaar-rondes, 2,1 kWp (SDE 2008), 9,1 kWp (SDE 2009) tot 6,1 kWp in SDE 2010. Pas na opheffing van de "bovencap" van 100 kWp per aanvraag, nam onder het nieuwe "SDE+ regime" het beschikte vermogen flink toe. Van 47,5 kWp onder SDE 2011 tot een hoog volume van 303,9 kWp onder SDE 2014. Daarna zakte het wat in (SDE 2015 216,3 kWp, SDE 2016 ronde I 215,2 kWp), om met de najaarsronde van SDE 2016, met 2.047 nieuwe beschikkingen, naar een nieuw record volume te stijgen: 474,2 kWp gemiddeld per beschikte aanvraag. Dit wordt, zoals eerder al geschetst, vooral veroorzaakt door een serie grote grondgebonden PV projecten, die heel veel capaciteit claimen bij de beschikkingen. Resumerend: onder SDE "klassiek" was het gemiddelde (overgebleven) beschikte vermogen 5 kWp per installatie. Onder de opvolgende, compleet gewijzigde "SDE +" regelingen is dat bijna ver-vijftig-voudigd, als we tot en met de eerste SDE 2016 ronde tellen. Tot zelfs een factor 65, als we ook de tweede SDE 2016 ronde in het geheel opnemen. Daarmee komen we al tot gemiddeld bijna 323 kWp per project (zie tabel onderaan). Bij de absolute beschikte vermogens is die factor een stuk kleiner (SDE+ / SDE = 40,2), bij de aantallen beschikte projecten is het zelfs andersom: een factor 0,6 maal het gemiddelde volume onder "SDE+" dan onder klassieke "SDE". Dat is voor een belangrijk deel te wijten aan het elimineren van residentiële installaties uit de SDE, vanwege de invoering van de "ondercap" van minimaal 15 kWp bij de project aanvragen (sedert SDE 2011, start van "SDE +"), én de latere extra eis dat alleen achter grootverbruik aansluitingen aangevraagd mag worden. (b) Verloren gegane beschikkingen t.o.v. de oorspronkelijk toegekende volumes (blauwe sectie in tabel) Bij de oude SDE regelingen is het gemiddelde uitval percentage ruim 37% (onderaan tabel), met SDE 2008 individueel de op dit punt meest dramatische regeling (41,8% uitval t.o.v. oorspronkelijk beschikt). Bij de capaciteit is het iets minder erg, SDE "klassiek" bijna 28% verlies aan MWp, met 34,8% individueel voor SDE 2008. Maar het is natuurlijk onacceptabel dat dit is geschied. De enorme voorafgaande uitval van vele duizenden aanvragen was voor Marjan Minnesma de reden om eind 2010 onder de paraplu van Urgenda de collectieve inkoop actie "Wijwillenzon" te starten. Daar ná is er dus nog een enorme aderlating bij de toekenningen geweest in die eerste drie jaar onder het SDE regime. Onder de opvolgende "SDE+" regimes was de gemiddelde uitval (onderaan tabel) weliswaar geringer, 22% tm. SDE 2016 ronde I voor aantallen, ruim 19% bij de capaciteit in MWp. Maar ten eerste is dit beeld nog niet volledig, omdat er nog een hoop beschikkingen kunnen - en zullen - verdwijnen uit de laatste jaar rondes. Ten tweede zijn ook hier drama's te zien, in de vorm van de 68,2% (!) uitval bij de aantallen onder SDE 2012, en hoge uitval bij de capaciteiten bij dezelfde jaar-ronde (72,1% uitval!) en bij SDE 2011 (63,1% t.o.v. oorspronkelijk beschikt!). Dat er inmiddels "nog maar" 15,5% (vorige update: 13,5%) van het vermogen van het oorspronkelijk beschikte volume bij SDE 2014 is verdwenen zegt ook nog niet zoveel. Ten eerste, gaat er nog beslist veel beschikt vermogen op termijn alsnog worden weg geschrapt door RVO. Ten tweede, die bijna 16% is wel een record hoeveelheid van 136,9 MWp (vorige update: 120,1 MWp) aan potentiële PV capaciteit (geel gemarkeerd vakje), die nu al uit die succesvolle regeling is verdwenen! Nog nooit eerder verdween er zo'n groot volume aan beschikte capaciteit binnen één jaar-ronde, in de SDE historie! Een factor 2,3 maal de omvang van het verlies binnen de voorgaande jaar-ronde (SDE 2013 verloor 59,1 MWp, 44% van oorspronkelijk beschikt). De meest recente SDE jaar-rondes hebben tot nog toe relatief weinig of nog geen verlies geleden (2,7 MWp voor SDE 2015, nog geen uitval gemeld voor SDE 2016 ronde I), maar dat kan nog gaan veranderen. Kijken we naar de totale volumes die binnen de opeenvolgende jaar-rondes SDE 2008 tm. SDE "+"2016 ronde I verloren zijn gegaan t.o.v. de oorspronkelijke hoeveelheid toezeggingen, zijn de verliezen al uitermate pijnlijk te noemen. Die alles hebben te maken met de wijze waarop de SDE regelingen "werken". Er zijn al 7.155 beschikte projecten ge-elimineerd (bijna 34% van oorspronkelijk beschikt), met een totale (dus niet gerealiseerde) capaciteit van 262 MWp (geel gemarkeerd vakje met rode rand), bijna een-vijfde (!) van oorspronkelijk toegekend. Dat is vergelijkbaar met het totale in Nederland geaccumuleerde (toen nog grotendeels residentiële) vermogen wat medio 2011 in Nederland stond opgesteld volgens de CBS data. (c) Actuele portfolio aan overgebleven SDE beschikkingen voor PV (zwarte sectie in tabel) Deze sectie geeft
weer "wat er in theorie nog in het vat zit" bij RVO, voor PV
met SDE beschikking. Ook hierbij de waarschuwing: veel van de hier genoemde
aantallen en, vooral ook, capaciteiten, zullen verloren gaan omdat de
beschikkingen niet ingevuld zullen worden of om andere reden voortijdig
worden ingetrokken. De hoop is natuurlijk vooral gevestigd op SDE 2014, waarvoor nog steeds 1.315 (vorige update: 1.482) beschikkingen "open" staan. Althans: bij RVO, ik heb nogal wat realisaties in mijn spreadsheet staan die nog niet zijn doorgedrongen tot de registraties op de RVO burelen. Met een gezamenlijk vermogen van bijna 485 MWp (vorige update: 572 MWp). Daar zal beslist nog behoorlijk veel van gaan afvallen. De vraag is, hoeveel. Uiteraard staat met name nog voor SDE 2016 ronde I behoorlijk wat volume open, maar 778 projecten met 174 MWp zet niet voldoende zoden aan de dijk. Zeker niet in vergelijking met SDE 2014. Het is te weinig voor een gezonde continuïteit. Gelukkig bleek de tweede ronde van SDE 2016 nog een fijne verrassing te hebben, en werd een record hoeveelheid capaciteit toegekend. Weliswaar zitten daar de nodige grote zonneparken bij, wat ook weer risico's inhoud mochten er zaken fout lopen. Maar gezien de omvang van het totaal, lijkt continuïteit op project niveau inmiddels verzekerd te zijn voor de korte termijn. Mijn verwachting is dat met de enorme bedragen die klaar worden gezet voor aanvragen binnen de komende SDE 2017, ook voor de middellange termijn er een zeer grote project portfolio zal zijn, die talloze ontwikkelaars full-time bezig zullen gaan houden. In totaal staat er tot en met de eerste SDE 2016 ronde nog een volume open van 2.192 beschikkingen met een gezamenlijk vermogen van bijna 687 MWp. Een forse hoeveelheid, maar zoals gezegd: er gaat nog veel van verdwijnen. (d) Fysieke realisaties per SDE jaar-ronde "volgens de officiële RVO cijfers" (groene sectie in tabel) Achteraan in de tabel zijn de door RVO geregistreerde "realisaties van met SDE beschikking voorziene PV projecten" te zien. Zoals eerder al vermeld, is dit een onderschatting van de realiteit omdat de ambtelijke weg naar het bekende "ja" vinkje bij RVO lang is. Een project kan al maanden on-line zijn (statistisch het belangrijkste moment), terwijl er bij RVO nog steeds een "Nee" staat genoteerd in de gepubliceerde - laatste - overzichten. Daarbij komt ook nog het nauwelijks in de publiciteit komende feit, dat de fysieke oplevering van de projecten met SDE beschikking structureel, en vaak aanzienlijk af kan wijken van de "beschikte capaciteit" zoals RVO die noteert. Ik heb talloze projecten die uiteindelijk veel kleiner zijn gerealiseerd dan de SDE beschikking, soms zelfs tot ver onder de 70% van het beschikte volume. Daar tegenover staat dat ik ook veel projecten ken, die fors groter zijn gerealiseerd dan genoemde beschikking. Ergo: de cijfers van RVO geven helaas niet de "fysieke realiteit" weer, maar slechts de (late) invulling van een SDE beschikking, die is gemaximeerd op een bepaald "te subsidiëren" volume. Ook dat laatste is echter niet in beton gegoten: ik heb alweer aanpassingen van beschikte capaciteiten gezien bij diverse grote projecten in de laatste overzichten op de RVO site. Binnen de "oude" SDE regelingen SDE 2008-2010 zijn de meeste projecten gerealiseerd, wat niet verwonderlijk was omdat het grotendeels kleine PV systeempjes bij particulieren zijn geweest (naast ook de nodige projectjes op daken van bijv. scholen, appartementencomplexen, etc.). De onderaan gesommeerde ruim 10.000 exemplaren omvatten 84% van het totaal aan door RVO van vinkje "ja" voorziene beschikkingen voor PV (11.999 stuks). Daar steekt het volume van de opvolgende 6 "SDE+" regelingen, 1.961 exemplaren tm. SDE 2016 ronde I, schriel bij af. Bij de capaciteit echter, is het net andersom. Wat alles heeft te maken met de vaak zeer grote projecten die onder de nieuwe SDE + regelingen zijn gerealiseerd, met name die uit de succesvolle SDE 2014 ronde. 344 MWp van het totaal aan "geregistreerde beschikking realisaties", 394 MWp, 87%, valt toe aan SDE 2011 - SDE 2016 ronde I. De meest succesvolle individuele SDE ronde tot nog toe, het zal u niet verbazen, SDE 2014, telt momenteel bij RVO 1.139 (vorige update: 1.001) PV projecten (NB: dat is al 38% van de oorspronkelijk beschikte 2.973 stuks). En een dominante 260,9 MWp (vorige update: 190,3 MWp) aan reeds opgeleverde capaciteit. Dat is 66% (!) van de totale realisaties voor alle SDE regelingen. Maar het is tot nog toe nog steeds maar 30% van het oorspronkelijk toegekende volume van 883 MWp. Er zit beslist nog heel veel vermogen in de pijplijn, en er is inmiddels al het nodige meer gebouwd, dan uit de achter de realiteit aan lopende RVO documentatie blijkt. Maar hoeveel het uiteindelijk te realiseren volume voor die regeling gaat worden blijft afwachten. Veel tijd is er niet meer, voordat beschikkingen ongeldig worden verklaard vanwege "verjaring". In de laatste realisatie kolom is met rode kaders weergegeven wat de meest succesvolle SDE regimes zijn geweest. Voor de oude SDE regelingen was dat SDE 2008 bij de aantallen (4.673 beschikkingen ingevuld), en SDE 2009 bij de capaciteit (22,3 MWp), resp. het systeemgemiddelde (9,1 kWp per installatie). Voor SDE "+" is het, alles dominerend, tot nog toe SDE 2014 geweest, met de hoogste aantallen realisaties (1.139 stuks), hoogste gerealiseerde cumulatieve capaciteit (260,9 MWp*), en ook het hoogste systeemgemiddelde vermogen (229,1 kWp per installatie). Het zal interessant zijn op termijn het resultaat voor SDE 2016 ronde II te gaan bezien, in hoeverre die regeling zal "scoren" t.o.v. de succesvolle SDE 2014. De enige andere SDE regeling die "meer dan een deuk in een pakje boter" kon maken op het vlak van vermogen was SDE 2014 voorganger regeling SDE 2013. Die tot nog toe 52,8 MWp aan beschikt vermogen heeft opgeleverd volgens RVO, 40% van het oorspronkelijk beschikte volume van bijna 134 MWp. In theorie moet de gezamenlijke realisatie, bijna 394 MWp aan SDE beschikt opgeleverd vermogen, bij CertiQ zichtbaar zijn / worden. Daar stond eind december alweer bijna 399 MWp geaccumuleerd (analyse). Waar nauwelijks nog een betekenisvol volume uit de oude MEP regeling tussen zal zitten. Daarbij moet wel nog de waarschuwing, dat dit een voorlopig cijfer is, en dat het achteraf nog kan worden bijgesteld (opwaarts). * Solar Magazine trok in een van hun analyses van de nieuwe SDE cijfers "een wenkbrauw op" n.a.v. een geconstateerd verschil tussen de opgave van "260,9 MWp in het bronbestand", en "224,4 MWp in het totaaloverzicht". Met dat laatste duiden ze kennelijk op de klassieke halfjaar rapportages van RVO, die als peildatum altijd de eerste dag van de maand hebben (in casu: 1 jan. 2017, u vindt dat - nieuwe - bestand hier). Dat verschil is helemaal niet vreemd, want de publicatie van de bronbestand cijfers geschiedde pas op 27 januari 2017, en er is in de tussentijd dus weer een hoop volume toegevoegd. Ik heb dat even nagerekend: in totaal voor SDE "+" komt dat verschil neer op 37,1 MWp voor alle regelingen tussen SDE 2011 en de voorjaars-ronde van 2016. En het verschil tussen "bronbestand" (260,9 MWp) en "halfjaar rapportage" (224,4 MWp) voor alleen SDE 2014 kan best zijn veroorzaakt doordat bijvoorbeeld Sunport (30,8 MWp) en nog wat ander nieuw spul uit die omvangrijke regeling in de tussentijd bij RVO is bijgeschreven. Ook voor SDE 2013 en voor de voorjaars-regeling van SDE 2016 zijn er - kleine - verschillen te constateren tussen die twee bestanden (0,5 resp. 0,1 MWp). Systeemgemiddelde capaciteiten Tot slot achteraan de afgeleide systeemgemiddelde project vermogens bij de realisaties. Zoals al aan de beschikkingen hierboven vermeld te zien, zijn er gemiddeld genomen slechts zeer kleine installaties onder de oudste drie SDE regimes gerealiseerd. Vanaf SDE 2013 (SDE "+" beschikkingen betreffend, nog niet - helemaal - afgewikkeld), nieuwe cijfers, in lichtgele velden weergegeven, voor de realisaties. De hier weergegeven gemiddelde systeemgroottes wijken significant, en wel allemaal naar beneden af, van de gemiddeldes bepaald uit de data voor de overgebleven beschikkingen links in de tabel (rode cijfers). SDE 2013: 162 i.p.v. 184 kWp, SDE 2014 229 i.p.v. 304 kWp, SDE 2015 127 i.p.v. 216 kWp, en SDE 2016 ronde I, nog maar enkele tientallen installaties, dus nog niet goed representatief te achten, slechts 87 i.p.v. 215 kWp. Het gemiddelde bij de realisaties van alle projecten ligt op een laag niveau van zo'n 33 kWp (in vorige versie nog 27 kWp). Bij de (overgebleven) beschikkingen was het ruim 76 kWp, een factor 2,3 maal zo hoog... Voor "SDE +" was het "gerealiseerde" gemiddelde systeem vermogen wel beduidend gegroeid door grote nieuwe realisaties van met name SDE 2014 projecten: 175 kWp, in de vorige update nog 151 kWp. Maar het is nog steeds fors lager dan het gemiddelde bij de overgebleven hoeveelheid beschikkingen volgens RVO, 248 kWp. Ergo: qua omvang liggen alle realisaties tot nog toe op een beduidend lager niveau, dan de beschikte volumes suggereren. Anders gesteld: tot nog toe zijn de feitelijk gerealiseerde systemen gemiddeld genomen een stuk kleiner dan de overgebleven beschikkingen aan potentieel lieten zien. Grote installaties realiseren (1) kost veel tijd, en (2) nogal wat van dergelijke projecten zouden in problemen kunnen komen met de financiering, komen sowieso daardoor in tijdnood, en worden mogelijk opgegeven. Er zijn desondanks meerdere grote projecten (met name uit SDE 2014) nu in een "definitief ontwikkelings-stadium" beland, of ze worden zelfs al gebouwd. SDE 2016 ronde I is pas van start gegaan bij de implementatie. Bovenstaand beeld kan dus beslist nog worden bijgesteld. Eindconclusie De SDE regelingen blijven geïmplementeerd worden, er blijft relatief veel volume gerealiseerd worden, ook nog steeds met projecten uit de succesvolle SDE 2014 regeling. Maar er vallen ook veel beschikkingen, capaciteit, en dus stroomopwek productie potentieel voor zonnestroom weg. Het is niet te voorzien dat hier structureel verandering in gaat komen onder het huidige (reeds meermalen aangepaste) SDE regime. Dit, ondanks het succes van SDE 2016 ronde II bij de beschikte hoeveelheden: het is geen garantie dat al die toegekende projecten ook daadwerkelijk zullen worden gerealiseerd. Zeker niet als ze "vroeg" zijn ingestapt, en het met (te) lage basisbedragen zullen moeten gaan doen. Eerdere artikelen over SDE 2016: SDE 2016 ronde II - details per categorie beschikt vermogen en wetenswaardigheden op project niveau (28 jan. 2017) Record capaciteit beschikt PV vermogen in een SDE ronde: SDE 2016 ronde II (28 jan. 2017) Progressie "officiële" cijfers SDE regelingen RVO - oktober update (16 nov. 2016, incl. update status SDE 2016 ronde I) SDE 2016 ronde 2, deel 3 - eerste detail cijfers fases (2 nov. 2016) SDE 2016 ronde 2 - gecorrigeerde Kamerbrief (!) (2 nov. 2016) SDE 2016 ronde 2 - wederom absurde overtekening inclusief 5 fossiele "bijstokers" (2 nov. 2016) Halfjaar update SDE regelingen RVO laat positieve en minder fijne zaken zien (10 aug. 2016) Bron: Feiten en cijfers SDE(+) (RVO site, update 27 jan. 2017) |
|