seizoensvariatie |
meten=weten |
index |
Jaaroverzichten/Yearly overviewsupdate tot/up till winter 2009 Seizoenen door
de jaren heen (gecorrigeerd
voor inverter defecten/genormeerd)
|
^
TOP |
^^^ CLICK on
small images for magnification (with numbers and short Dutch
explanation).
From top to bottom the following three data are shown for each
"type" of season (quarters, meteorological, resp.
astronomical season): Top normalized and standardized
energy yields per "season" (energy yield corrected
for temporary inverter defects, divided by the total nominal
Wp power, Wh/Wp, and corrected
towards a standard length of 91 days per "season"). Middle proportion
of the season result given in the top row with respect to the
total of the 4 seasons, in percent. Bottom deviation
from the season result given in the top row from the long year
average
for the season depicted, in percent. Dotted columns: start
and/or end date of the season depicted interpolated with kWh
production measurements from surrounding (registered) data. |
<ROLLOVER
image> Genormeerde energieproductie per
kwartaal, gecorrigeerd voor inverter defecten (theoretisch
"behaalde" optimum resultaat) in Wh/Wp. Muiswijzer boven/over het plaatje: gerealiseerde normopbrengsten;
muiswijzer naast het plaatje: gestandaardizeerde normopbrengsten
voor een vaste seizoenslengte van 91 dagen.
Uit deze grafiek wordt duidelijk dat de gemiddelde (genormeerde) productie
het hoogst is in het tweede kwartaal (apr.-jun.), op de voet gevolgd door
het 3e kwartaal (jul.-sep.), en op afstand gevolgd door het eerste kwartaal
(jan.-mrt.). Het vierde kwartaal (okt.-dec.) heeft duidelijk de laagste
productie. Het recordjaar 2003 steekt met kop en schouders boven de rest
uit; in het eerste kwartaal van 2002 werd ook een opvallend hoge opbrengst
behaald. 2009 deed het erg goed in het derde kwartaal.
Procentueel
aandeel van genormeerde
energieproductie per kwartaal (standaardlengte 91 dagen) in de opbrengst
van alle 4 kwartalen (1 kalenderjaar).
Voor absolute getallen, zie vorige grafiek. De procentuele
verhoudingen tussen de kwartalen 1-4 liggen in de orde grootte van gemiddeld
16-39-34-11 procent
van de genormeerde jaaropbrengst. Het relatieve aandeel van het tweede kwartaal
van 2001 was opvallend hoog, het eerste kwartaal van dat jaar had juist een opvallend
laag relatief aandeel.
Procentuele
afwijking van
genormeerde energieproductie per kwartaal (standaardlengte 91 dagen) t.o.v.
het gemiddelde van de gemeten jaren voor het betreffende kwartaal.
Voor absolute getallen, zie vorige grafiek. Forse fluctuaties
door de jaren heen, met als "dieptepunt" de genormeerde opbrengst in
het eerste
kwartaal van 2001 en als "hoogtepunt" de opbrengst in hetzelfde kwartaal
in 2003, met 2002 ook goed presterend. De prestaties in de eerste 3 maanden (kwartaal
I) worden
in extremo bepaald door de hoeveelheid zon, met zeer slecht resultaat
bij continu bewolkt weer, en zeer goed resultaat bij heldere, bij voorkeur vriesdroge
lucht (lage paneeltemperaturen doen het rendement flink opschroeven, zelfs bij
nog niet zo gunstige zonnestanden). Het effect in het laatste kwartaal (forse
fluctuaties) is ook wel aanwezig, maar een stuk minder heftig, omdat in de laatste
maanden van het jaar het in NL o.h.a. vaak stormachtig en bewolkt is. 2003 steekt
continu duidelijk met kop en schouders boven de rest uit - het was dan ook qua
zonneschijn een absoluut recordjaar.
^
TOP |
<ROLLOVER
image> Genormeerde energieproductie per meteorologisch
seizoen,
gecorrigeerd voor inverter defecten (theoretisch "behaalde" optimum
resultaat) in Wh/Wp. Muiswijzer boven/over het plaatje: gerealiseerde normopbrengsten;
muiswijzer naast het plaatje: gestandaardizeerde normopbrengsten
voor een vaste seizoenslengte van 91 dagen.
Uit deze grafiek wordt duidelijk dat de gemiddelde (genormeerde) productie het
hoogst is in het meteorologische zomerseizoen (jun.-aug.),
op
de voet gevolgd door het lenteseizoen (mrt.-mei), en op afstand
gevolgd
door
het
herfstseizoen (sep.-nov.).
Het winterseizoen (dec.-feb.) heeft duidelijk de laagste
productie. De impact van 2003 blijft overtuigend, maar wordt per seizoen soms
door andere jaren ingehaald;
de
winter
van 2006/07 gaf een bedroevend resultaat te zien.
Procentueel
aandeel van genormeerde energieproductie per meteorologisch seizoen
(standaardlengte 91 dagen) in de opbrengst van alle 4 seizoenen (1 dec.
tm. 30 nov. van het "huidige" jaar).
Voor absolute getallen, zie vorige grafiek. De procentuele
verhoudingen tussen de meteorologische seizoenen winter - herfst liggen in
de
orde
grootte
van
gemiddeld (afgerond) 10-34-39-19 procent van de genormeerde totaalopbrengst van
die 4 seizoenen.
Het
relatieve
aandeel van
het zomerseizoen van 2001 was opvallend hoog, en in 2007 was het vooral het meterologische
voorjaars-seizoen wat opvallend goed scoorde. Verder
zijn
de
verschillen
niet
erg groot.
Procentuele
afwijking van genormeerde energieproductie per meteorologisch seizoen (standaardlengte
91 dagen) t.o.v. het gemiddelde van de gemeten jaren voor het betreffende
seizoen.
Voor absolute getallen, zie vorige grafiek. Ook hier forse
fluctuaties
door de jaren heen, met als "dieptepunt" de genormeerde opbrengst in
het winterseizoen van 2006/07 (gevolgd door tegenvallende opbrengst in de meteorologische
herfst van 2000) en
als "hoogtepunt" de
"winterpieken" in 2002 en 2003. Ook de herfst was in 2003 uitzonderlijk,
ongeslagen zonnig
t.o.v. de andere gemeten jaren.
^
TOP |
<ROLLOVER
image> Genormeerde energieproductie per astronomisch
seizoen, gecorrigeerd voor inverter defecten (theoretisch "behaalde" optimum
resultaat) in Wh/Wp. Muiswijzer boven/over het plaatje: gerealiseerde normopbrengsten;
muiswijzer naast het plaatje: gestandaardizeerde normopbrengsten
voor een vaste seizoenslengte van 91 dagen.
Uit deze grafiek wordt duidelijk dat de gemiddelde (genormeerde) productie het
hoogst is in het astronomische voorjaars-seizoen
(plm. 20 mrt.-21 jun.),
op
de voet gevolgd door het zomerseizoen (plm. 21 jun.-23 sep.),
en
op
afstand
gevolgd
door
de ongeveer vergelijkbare herfst (plm. 23 sep.-21 dec.), resp. winter(plm.
21 dec.-20 mrt.). Met daarbij de aantekening dat de verschillen in de astronomische
winter iets groter lijken te zijn dan in de astronomische herfst. 2003 blijft
in drie van de (astronomische) seizoenen ook
de leiding nemen; alleen de zomer van 2009 kon het niveau van dat recordjaar
evenaren. De
astronomische
herfst
van
2000
viel
fors
tegen, evenals de astronomische winterperiode in 2004.
Procentueel
aandeel van genormeerde energieproductie per astronomisch seizoen
(standaardlengte 91 dagen) in de opbrengst van alle 4 seizoenen (start
en eind van het astronomische seizoen variabel, vallend rond 21 december
afhankelijk van het jaar).
Voor absolute getallen, zie vorige grafiek. De procentuele
verhoudingen tussen de astronomische seizoenen winter - herfst liggen in de
orde grootte van gemiddeld (afgerond) 13-38-36-13 procent van de genormeerde
totaalopbrengst van die 4 seizoenen. De verschillen zijn relatief klein - de
fluctuatie in het astronomische winterseizoen is relatief bezien het grootst.
Procentuele
afwijking van genormeerde energieproductie per astronomisch seizoen
(standaardlengte 91 dagen) t.o.v. het gemiddelde van de gemeten jaren voor
het betreffende seizoen.
Voor absolute getallen, zie vorige grafiek. En ook voor
de astronomische seizoenen
forse
fluctuaties
door de jaren heen, met als "dieptepunt" de genormeerde opbrengst in
het herfstseizoen van 2000, gevolgde door de winter"depressie" in 2004. En
als "hoogtepunt" wederom de "winterpieken" in 2003 en 2002.
Ook
de
astronomische herfst in 2003 stak met kop en schouders boven de rest uit.
^
TOP |
2.
Vergelijking genormeerde productie jaarhelften en dubbele
seizoenen
Comparison of norm energy production of year halves and double
seasons
^^^ CLICK on
small images for magnification (with numbers and short Dutch
explanation). From top to bottom, for each "half year period",
the following two data are shown: top normalized
and standardized yield per "half year" (energy yield
corrected for temporary inverter defects, divided by the total
nominal
Wp power, Wh/Wp, and corrected
towards a standard length of 182 days (2 standard seasons
length) per "half year"). Bottom proportion
of the results given in the top row in the total of the
2 "half years", in percent. Results for the "half
year" periods
are directly calculated from the data for the standardized normalized
seasons (paragraph 1). Dotted columns:
start and/or end date of the "half year" depicted interpolated
with
kWh measurements
from surrounding (registered) data. |
<ROLLOVER
image> Genormeerde energieproductie per half
jaar,
gecorrigeerd voor inverter defecten (theoretisch "behaalde" optimum
resultaat) in Wh/Wp. Muiswijzer boven/over het plaatje: gerealiseerde normopbrengsten;
muiswijzer naast het plaatje: gestandaardizeerde normopbrengsten
voor een vaste lengte van 182 dagen voor het halve jaar (direct bepaald
uit de gestandaardiseerde seizoenen van elk 91 dagen).
Uit deze grafiek wordt duidelijk dat de gemiddelde (genormeerde) productie in
de eerste helft van het kalenderjaar significant hoger is dan in de tweede helft.
Gemiddeld genomen is de verhouding
493:404 Wp
(factor 1,2). Ook bij de halfjaarlijkse periodes steken de (absolute) resultaten
in 2003 ver boven die voor de andere jaren uit. NB: resultaat voor eerste half
jaar
2000
onbekend, daar de eerste 4 PV-modules bij ons pas in maart van dat jaar aan het
net gingen.
Procentueel
aandeel van genormeerde energieproductie per "half jaar"(standaardlengte
182 dagen) in de opbrengst van beide halve jaren (1 kalenderjaar).
Voor absolute getallen, zie vorige grafiek. De procentuele
verhoudingen tussen de twee kalenderjaar helften liggen in de orde grootte
van
gemiddeld 55 resp. 45 procent van de genormeerde jaaropbrengst. Deze verhoudingen
blijken behoorlijk stabiel, met geringe afwijkingen.
^
TOP |
<ROLLOVER
image> Genormeerde energieproductie per meteorologisch
half jaar, gecorrigeerd voor inverter defecten (theoretisch "behaalde" optimum
resultaat) in Wh/Wp. Muiswijzer boven/over het plaatje: gerealiseerde normopbrengsten;
muiswijzer naast het plaatje: gestandaardizeerde normopbrengsten
voor een vaste lengte van 182 dagen voor het halve jaar (direct bepaald
uit de gestandaardiseerde seizoenen van elk 91 dagen).
Uit deze grafiek wordt duidelijk dat de gemiddelde (genormeerde) productie in
de meteorologische winter +lente significant lager is dan in de meteorologische
zomer+herfst.
Gemiddeld genomen is de verhouding 389:507 Wp (factor 0,77). Wederom steken de
(absolute) resultaten in 2003 (fors) boven die voor de andere jaren uit. NB:
resultaat
voor
eerste half jaar 2000 onbekend, daar de eerste 4 PV-modules bij ons pas in maart
van dat jaar aan het
net gingen.
Procentueel
aandeel van genormeerde energieproductie per "meteorologisch half
jaar"(standaardlengte
182 dagen) in de opbrengst van beide halve jaren.
Voor absolute getallen, zie vorige grafiek. De procentuele
verhoudingen tussen de twee meteorologische jaarhelften liggen in de orde grootte
van
gemiddeld 43 resp. 57 procent van de genormeerde (meteorologische) jaaropbrengst.
Ook deze
verhoudingen
blijken behoorlijk stabiel, met de grootste afwijking in het jaar 2001.
^
TOP |
<ROLLOVER
image> Genormeerde energieproductie per astronomisch
half jaar, gecorrigeerd voor inverter defecten (theoretisch "behaalde" optimum
resultaat) in Wh/Wp. Muiswijzer boven/over het plaatje: gerealiseerde normopbrengsten;
muiswijzer naast het plaatje: gestandaardizeerde normopbrengsten
voor een vaste lengte van 182 dagen voor het halve jaar (direct bepaald
uit de gestandaardiseerde seizoenen van elk 91 dagen).
Uit deze grafiek wordt duidelijk dat de gemiddelde (genormeerde) productie in
de astronomische winter+lente gemiddeld genomen iets
hoger is dan in de astronomische
zomer+herfst. Gemiddeld genomen is de verhouding 457:432 Wp (factor 1,06). Met
daarbij de aantekening dat de genormeerde opbrengsten juist in het zomer+herfst
seizoen iets hoger lagen in
de jaren 2001 en 2005.
Wederom steken de (absolute) resultaten in 2003 (ver) boven die voor de andere
jaren
uit. NB:
resultaat
voor
eerste half
jaar 2000 onbekend, daar de eerste 4 PV-modules bij ons pas in maart van dat
jaar aan het
net gingen. Let op de forse spreiding in met name het winter+lente seizoen.
Procentueel
aandeel van genormeerde energieproductie per "astronomisch half
jaar"(standaardlengte 182 dagen) in de opbrengst van beide halve jaren.
Voor absolute getallen, zie vorige grafiek. De procentuele
verhoudingen tussen de twee astronomische jaarhelften liggen in de orde grootte
van gemiddeld 51 resp. 49 procent van de genormeerde (astronomische) jaaropbrengst.
Deze verhoudingen blijken behoorlijk stabiel.
^
TOP |
3.
Balans van genormeerde energieopbrengst seizoenen per jaar
Balance of norm energy production of seasons per
year
KLIK op de kleine plaatjes om een uitvergroting (met getallen en korte toelichting) te krijgen. Van boven naar beneden worden voor de 2 "seizoenstypes" (winter+zomer resp. lente+herfst in meteorologische, resp. astronomische tijdrekening) de volgende twee data getoond: boven genormeerde en gestandaardiseerde opbrengsten per "dubbelseizoen" (voor inverter defecten gecorrigeerde energieopbrengsten gedeeld door het totale nominale vermogen, Wh/Wp, en gecorrigeerd naar een standaardlengte van 182 (2x standaard seizoenslengte) dagen per "dubbelseizoen"). Onder aandeel van het in de eerste rij weergegeven resultaat in het totaal van de 2 ''dubbelseizoenen", in procent. Resultaten voor de "dubbelseizoenen" periodes zijn direct berekend uit de data voor de gestandaardiseerde genormeerde seizoenen (paragraaf 1). Gestippelde kolommen: begin- en/of einddatum van het betreffende "dubbelseizoen"geïnterpoleerd met gegevens van omliggende (geregistreerde) data. CLICK on small images for magnification (with numbers and short Dutch explanation). From top to bottom, for each "double season period" (winter+summer or spring+autumn in meteorological, resp. astronomical timetable), the following two data are shown: top normalized and standardized yield per "double season" (energy yield corrected for temporary inverter defects, divided by the total nominal Wp power Wh/Wp, and corrected towards a standard length of 182 days (2 standard seasons length) per "double season"). Bottom proportion of the results given in the top row in the total of the 2 "double seasons", in percent. Results for the "double seasons" periods are directly calculated from the data for the standardized normalized seasons (paragraph 1). Dotted columns: start and/or end date of the "double seasons" depicted interpolated with kWh measurements from surrounding (registered) data. |
<ROLLOVER
image> Genormeerde energieproductie per meteorologisch
dubbelseizoen, gecorrigeerd voor inverter defecten (theoretisch "behaalde" optimum
resultaat) in Wh/Wp. Muiswijzer boven/over het plaatje: gerealiseerde normopbrengsten;
muiswijzer naast het plaatje: gestandaardizeerde normopbrengsten
voor een vaste lengte van 182 dagen voor het dubbelseizoen (direct bepaald
uit de gestandaardiseerde seizoenen van elk 91 dagen).
Uit deze grafiek wordt duidelijk dat de gemiddelde (genormeerde) productie in
de meteorologische winter+zomer een stuk lager is dan in de meteorologische
lente+herfst (geen "balans"), waarbij aangetekend wordt dat dit in
2001 geheel andersom lag.
Gemiddeld
genomen
is
de
verhouding 430:470 Wp (factor 0,91). De (absolute) resultaten
in 2003 springen voor het voorjaar+herfst seizoen (ver)
boven
die voor de
andere
jaren
uit. NB: resultaten voor 2000 onbekend, daar de eerste 4 PV-modules bij ons pas
in maart van dat
jaar aan het
net gingen en dus zowel de meteorologische winter als de lente opbrengsten niet
bepaald konden worden.
Procentueel
aandeel van genormeerde energieproductie per "meteorologisch dubbelseizoen"(standaardlengte
182 dagen) in de opbrengst van het totaal van beide seizoenen.
Voor absolute getallen, zie vorige grafiek. De procentuele
verhoudingen tussen de twee meteorologische dubbelseizoenen liggen in de orde
grootte van gemiddeld 48 resp. 52 procent van de genormeerde (meteorologische)
jaaropbrengst. Het jaar met de opvallendste afwijking (verhouding
juist andersom) is 2001.
^
TOP |
<ROLLOVER
image> Genormeerde energieproductie per astronomisch
dubbelseizoen, gecorrigeerd voor inverter defecten (theoretisch "behaalde" optimum
resultaat) in Wh/Wp. Muiswijzer boven/over het plaatje: gerealiseerde normopbrengsten;
muiswijzer naast het plaatje: gestandaardizeerde normopbrengsten
voor een vaste lengte van 182 dagen voor het dubbelseizoen (direct bepaald
uit de gestandaardiseerde seizoenen van elk 91 dagen).
Uit deze grafiek wordt duidelijk dat de gemiddelde (genormeerde) productie in
de astronomische winter+zomer een klein beetje lager is dan in de astronomische
lente+herfst
(bijna "balans"). Gemiddeld genomen is de verhouding 436:456 Wp (factor
0,96). Wederom steken de (absolute) resultaten in 2003 (fors) boven die voor
de
andere jaren uit. NB: resultaten voor 2000 onbekend, daar de eerste 4 PV-modules
bij ons pas in maart van dat jaar aan het net gingen en dus zowel de astronomische
winter als de lente opbrengsten niet
bepaald konden worden.
Procentueel
aandeel van genormeerde energieproductie per "astronomisch dubbelseizoen"(standaardlengte
182 dagen) in de opbrengst van het totaal van beide seizoenen.
Voor absolute getallen, zie vorige grafiek. De procentuele
verhoudingen tussen de twee astronomische dubbelseizoenen liggen in de orde
grootte van gemiddeld 49 resp. 51 procent van de genormeerde (astronomische)
jaaropbrengst. Een bijna perfecte "balans", dus, tussen de geaccumuleerde opbrengsten
van
de
twee
meest
"extreme"
en de twee daar tussenin liggende seizoenen.
Grafiek pagina gestart in 2007; update 15 maart 2010
|