I 
          Afzet elektra
        1. 
          Evolutie aantallen woningen, penetratie zonnestroom op woningen, en 
          elektra verbruiks-data volgens CBS. 
        Voor 
          de vaststelling van elektriciteit (en deels gas) leveringen, zijn er 
          drie belangrijke voorbehouden te maken voor de hier onder weergegeven 
          statistieken, aldus het CBS:
        (1) 
          Voor elektriciteit is het niet mogelijk blokaansluitingen voor bijvoorbeeld 
          liften en portiekverlichting in flatgebouwen 
          toe te delen aan de bijbehorende woningen. Dergelijke elektriciteitsleveringen 
          zijn daarom niet opgenomen in de getoonde cijfers.
        (2) 
          Indien een verblijfsobject naast wonen ook andere gebruiksfuncties heeft 
          en de energielevering te hoog is voor huishoudelijk gebruik wordt een 
          deel van de levering toegekend aan wonen/huishoudens en een deel aan 
          de andere gebruiksfuncties. De tabel gaat alleen over de energieleveringen 
          voor de woonfunctie.
        (3) 
          Voorlopige cijfers over 2023 zijn door het CBS toegevoegd. Verslagjaar 
          2022 is geactualiseerd. Er is op basis van nieuwe bronnen (waaronder 
          maanddata van elektriciteit- en gasverbruik) een nieuwe methode 
          ontwikkeld om het type hoofdverwarming per woning te identificeren. 
          Deze nieuwe methode is toegepast op de verslagjaren 2022 en 2023; 
          voor eerdere jaren is gebruik gemaakt van de oude methode omdat 
          de vereiste bronnen niet voor die jaren beschikbaar zijn. Met name dit 
          laatste leidt tot een duidelijke "knik" op het breekpunt 2021, 
          in de meeste grafieken. Die knik is dus artificieel.
        Eerder 
          is Polder PV al ingegaan op resultaten voor de aandelen voor medio 2023, 
          in intermezzo 
          1 in de grote zonnestroom cijfers statistiek van CBS data gepubliceerd 
          in november 2023. Hier onder volgt een update tm. 2023 (voorlopige cijfers). 
          
        
          
        In 
          deze grafiek wordt voor de jaren 2019-2023 het "het aandeel woningen 
          waar een zonnestroominstallatie is geregistreerd op dat adres tussen 
          1-1 en 31-12 van het rapportjaar" weergegeven, in procent van het 
          totale bestand van woningen. Belangrijk daarbij is te benadrukken, dat 
          het aantal installaties flink hoger zal liggen, omdat uitbreidingen 
          in een ander kalenderjaar dan de 1e installatie als een nieuw project 
          / installatie wordt gezien (zie ook verder). Ook is zeer relevant, dat 
          het CBS vanaf 2022 óók de "waargenomen elektriciteitsteruglevering 
          aan het net, met kenmerken plausibel voor een zonnestroominstallatie", 
          heeft meegenomen in deze dataset. Dit is het gevolg van de diepe penetratie 
          van slimme meters, waarbij gescheiden telwerken voor invoeding en afname 
          geregistreerd worden, en dus ook van projecten / huizen waarvan installatie 
          registraties (via energieleveren.nl) vooralsnog ontbreken, daadwerkelijk 
          worden meegenomen. Dit is een zeer belangrijke trendbreuk met het 
          verleden, wat deels verantwoordelijk is voor de flinke stijgingen van 
          de percentages in de laatste twee jaren, in deze grafiek.
        Tevens 
          is er een segregatie aangebracht tussen het aantal bewoners per woning, 
          door het CBS ontleend aan de Basisregistratie Personen, BRP. Daarbij 
          staat voor het segment "geen" (oranje 
          kolommen) het aantal woningen waarvoor (nog) geen bewoners 
          stonden geregistreerd in het betreffende verslagjaar. Dit kan tijdelijk 
          leegstaande panden (huizen in verkoop, of wachtend op een nieuwe huurder) 
          betreffen, of, vermoedelijk het grootste volume, nieuwbouw waar nog 
          geen (eerste) bewoners zijn ingetrokken in het betreffende verslagjaar. 
          Omdat vrijwel alle nieuwbouw de laatste jaren van zonnepanelen wordt 
          voorzien, zal dit segment ongetwijfeld de hoogste impact hebben op de 
          totalen in deze categorie. Dit lijkt te worden ondersteund door de zeer 
          hoge percentages in de laatste twee jaren (42 resp. 52%, daarvoor lag 
          het veel lager, tussen de 5 en 8%).
        De 
          zwarte kolommen geven het gemiddelde voor alle woningen 
          weer, de penetratie graad van zonnepanelen nam hierbij toe, van 12% 
          in 2019, via 16% (2020), 20% (2021), 33% (2022), tot al 41% 
          eind 2023. Let hierbij op, dat het percentage voor 2022 alweer hoger 
          is, dan de 26% in de vorige 
          update over dat jaar, ook alle andere aandelen zijn opwaarts bijgesteld 
          in de huidige update. Dat is het gevolg van continu nasijpelen van data, 
          wat ook in veel andere zonnestroom dossiers zo'n beetje staande praktijk 
          is. Middels de stippellijn heb ik een trendlijn voor de totale volumes 
          laten tekenen door Excel, een 2e graads polynoom, die goed de enorme 
          progressie van de implementatie van zonnestroom laat zien in de residentiële 
          markt in Nederland.
        Segmentaties
        Uiteraard 
          zijn er forse verschillen tussen de 1- en meerpersoons-huishoudens, 
          zoals weergegeven door de gekleurde kolommen. 1-persoons huishoudens 
          (grijze kolommen) wonen 
          zeer vaak in appartementencomplexen, waarbij het meestal zeer lastig 
          is om PV toe te passen. Tenzij de verhuurder expliciet voor haar huurders 
          zonnepanelen op het platte dak laat aanleggen die niet voor de centrale 
          voorzieningen zijn, maar voor de afzonderlijke huurders. Dit gebeurt 
          wel, maar is een zeer ondergeschikt segment. Het resultaat is dan ook 
          voorspelbaar. Het aandeel voor de 1-persoons huishoudens stijgt weliswaar 
          ook nog steeds door, van 6% in 2019, tot 23% in 2022 (vorige update 
          nog slechts 13% !), en zelfs al 28% bij de voorlopig eerste afschatting 
          voor 2023. Maar het is wel het laagste aandeel van alle categorieën.
        De 
          2-persoons (gele kolommen) 
          en 3-persoons huishoudens (blauwe kolommen) 
          gingen in 2019 nog gelijk op, met elk 15%, maar vanaf 2021 is laatstgenoemde 
          categorie duidelijk uitgelopen, om in 2023 te eindigen op, voorlopig, 
          47%, bij 43% voor de 2-persoons huishoudens. Woningen met 5 personen 
          of meer (rode kolommen) 
          zagen het aandeel groeien van 17% in 2019, tot zelfs al meer dan de 
          helft, 52% in 2023. Kampioen blijft echter de categorie woningen met 
          4 personen (groene kolommen), 
          waarvan het aandeel toenam van al 18% in 2019, tot 43% in 2022 (alweer 
          opwaarts bijgesteld t.o.v. de 41% in de vorige update), tot een record 
          aandeel van al 55% in 2023 (pending latere, te verwachten 
          wijzigingen).
        Dit 
          alles natuurlijk wel met de vingerwijzing, dat deze onstuimige ontwikkeling 
          voor een aanzienlijk deel werd gedragen door de zeer lucratieve, sedert 
          2004 in Wet vastgelegde salderings-regeling voor kleinverbruikers, waarvan 
          het huidige, nieuwe kabinet wil, dat het begin 2027 abrupt wordt afgeschaft.
        2. 
          Evolutie over langere tijd, verschil "woningen met PV" versus 
          "installaties"
        Hier 
          onder geef ik een verbeterde, en uitgebreide versie van de tweede grafiek 
          die ik in het intermezzo van de analyse van november 2023 heb gegeven. 
          Hier worden trends over een langere periode weergegeven, van 2012 tm. 
          eind 2023.
        
        In 
          deze bijgewerkte en verbeterde grafiek vinden we vier curves. In blauw 
          het aantal woningen aan het eind van elk kalenderjaar, volgens de laatste 
          update van de CBS tabel "Voorraad woningen en niet-woningen; mutaties, 
          gebruiksfunctie, regio" (31 juli 2024). Het aantal woningen is 
          volgens die tabel continu gestegen, van 7,45 miljoen, eind 2012, tm. 
          (voorlopig) 8,20 miljoen exemplaren, eind 2023.
        De 
          oranje curve geeft het 
          aantal installaties op woningen, volgens eerder gepubliceerde 
          cijfers van het CBS, en met het eerste cijfer voor heel 2023 toegevoegd. 
          Er zouden 2.581.279 PV systemen op / bij woningen liggen volgens hun 
          laatste, nog zeer voorlopige schatting. Netbeheer Nederland zat al wat 
          hoger in de boom, die hadden eerder al een 
          volume van 2.765.851 installaties op woningen staan voor eind 2023 
          (met ook nog een zeer voorlopig cijfer). Ook het eind cijfer voor 2022 
          is bij CBS nog nader voorlopig, dus wellicht wordt de curve aan het 
          eind nog flink verder opgekrikt in latere versies. Beide curves hebben 
          de rechter Y-as als referentie.
        De 
          groene curve is de ratio 
          van het aantal installaties (oranje curve) t.o.v. het totale aantal 
          woningen (blauwe curve), in procent, met de linker Y-as als referentie. 
          Deze ratio neemt snel toe, van 0,96%, eind 2012, tot, inmiddels, alweer 
          31,5%, eind 2023.
        CBS 
          geeft echter separaat, zoals in de eerste grafiek getoond, voor 2023 
          een percentage "woningen met zonnepanelen" van 41%, zie de 
          gele curve in deze tweede 
          grafiek (referentie linker Y-as). Dat is een fors verschil met het resultaat 
          in de groene curve, ook de ratio voor 2022 is fors lager dan de separate 
          opgave van het CBS. Hoe komt dit flinke verschil? Ten eerste, zijn er 
          meer "installaties" dan dat er PV-systemen op woningen zijn, 
          vanwege uitbreidingen van bestaande residentiële systemen, wat 
          een "tegenwerkende kracht" is bij deze ratio. Belangrijker 
          is echter de volgende claim van het CBS, in de begeleidende info rubriek 
          (cursivering Polder PV): "Dit zijn woningen waar een zonnestroominstallaties 
          is bijgekoppeld en/of waar er sprake is van terugleveringen. Waarneming 
          van teruglevering is pas beschikbaar vanaf 2021. In de jaren daarvoor 
          is daarom de aanwezigheid alleen gebaseerd op de bijkoppeling 
          van zonnestroominstallaties."
        Met 
          andere woorden, tot en met 2021 zullen de cijfers in de groene curve 
          flink zijn ondergewaardeerd, en mist er het nodige volume, van installaties 
          die blijkbaar (nog) niet via het bekende portal energieleveren.nl zijn 
          geregistreerd. Maar die, in de gele curve, middels de "omweg" 
          van vinkje "teruglevering" bij slimme meter registratie, wel 
          zijn opgenomen. De groene curve moet dus eigenlijk vanaf 2021 op een 
          hoger niveau komen te liggen.
        3. 
          Levering elektra per woning naar aantal bewoners / bruto resp. netto 
          levering
        Nieuw 
          in de CBS cijfers is, dat tegenwoordig niet meer alleen "bruto" 
          levering van elektra per huishouden is te achterhalen. Maar, vanwege 
          de hoge penetratie van slimme meters, met gescheiden telwerken voor 
          afname van, resp. invoeding op het net, uiteindelijk ook de netto afname 
          (na saldering van opwek met verbruik). Daartoe heb ik de volgende drie 
          grafieken opgemaakt, met de meest recente data van het CBS.
        Eerst 
          de gemeten jaarlijkse "bruto levering" (lees: elektra consumptie 
          per huishouden, nog zonder rekening te houden met separate invoeding 
          van zonnestroom op het net, dus stroomafname, gemeten via separaat telwerk, 
          evt. optelling dag/nacht tarief).
        
          
        In 
          alle drie de grafieken worden zes categorieën onderscheiden, woningen 
          met 1, 2, 3, 4, of 5 of meer personen, en een categorie waarvan geen 
          bewoners bekend zijn (oranje), waarschijnlijk tijdelijk leegstaande 
          woningen en/of nieuwbouw waar nog niemand woont. In een zwarte streepjeslijn 
          zijn de hoeveelheden gemiddeld over alle huishoudens weergegeven. Van 
          2019 tm. 2021 ligt dat op een veel lager niveau dan vaak wordt geclaimd, 
          tussen de 2.760 kWh (2019) en 2.810 kWh (2021). Dan dalen de curves 
          opvallend, via 2.630 kWh/jr in 2022, naar nog maar 2.500 kWh/jr in 2023. 
          Dit is ongetwijfeld het gevolg van het feit dat vanaf 2021 daadwerkelijk 
          invoeding en afname fysiek (her)kenbaar zijn gemaakt vanwege de hoge 
          penetratie van slimme meters. Hoe meer zonnestroom er wordt opgewekt, 
          en ook nog in huis ("achter de meter") wordt verbruikt, hoe 
          lager de volumes over de afname telwerk(en) zullen zijn. Feitelijk zouden 
          met terugwerkende kracht dus ook de volumes tm. 2021 hoger moeten uitvallen, 
          maar als daar geen cijfers van beschikbaar zijn, blijft het bij de huidige 
          data status quo.
        Uiteraard 
          zijn de verschillen tussen de huishoudens groot, afhankelijk van de 
          omvang ervan. 1-persoons huishoudens (grijze 
          curve) namen gemiddeld 1.640 kWh/jr van het afname telwerk 
          af, 2-persoons huishoudens (gele curve) 
          blijken de beste referentie te zijn voor het landelijke gemiddelde, 
          met 2.550 kWh/jaar (55% hoger dan de 1-persoons huishoudens, 2% hoger 
          dan het totale landelijke gemiddelde). De hoeveelheden nemen vervolgens 
          met elke extra persoon in het huishouden toe, in 2023 van 3.080 kWh/jr 
          (3 personen), via 3.600 
          kWh/jr (4 personen), tot 
          zelfs 3.980 kWh/jr (5 personen of meer). 
          Opvallend is de categorie "geen" (bekende) bewoners (oranje 
          curve), waarbij in de betreffende (leeg staande ?) panden 
          een toch niet gering stroom verbruik van maar liefst 1.820 kWh/jaar 
          werd geconstateerd. Mogelijk dat installaties als mechanische ventilatie, 
          achtergelaten koelkasten, e.d. daar verantwoordelijk voor zijn, en/of 
          er wordt een deel van centrale voorzieningen (bijv. galerij verlichting) 
          aan betreffende woning toegerekend. Maar dat is allemaal speculatie. 
          
        4. 
          Bruto levering elektra per woning per bewoner
        In 
          onderstaande afgeleide grafiek zijn de in de vorige grafiek weergegeven 
          totale hoeveelheden per woning terug gerekend naar bruto afname per 
          bewoner (opgave CBS). 
        
        Hieruit 
          volgt precies het omgekeerde beeld als bij de absolute afgenomen volumes 
          per woning. De 1-persoons huishoudens verbruiken per persoon het meest 
          (1.640 kWh/jr gemiddeld 
          in 2023), de huishoudens met 5 of meer personen het minst (730 
          kWh/jr gemiddeld per persoon in 2023). Ook hier is natuurlijk 
          de "artificiële knik" in de curves te zien in 2021, wat 
          te maken heeft met de beschikbaarheid van stroom afname statistieken. 
          2-persoons huishoudens (1.270 kWh/jr 
          in 2023) volgen behoorlijk "strak" het landelijke gemiddelde 
          (2023: 1.290 kWh/jr). Dit heeft te maken met de voortdurende 
          "verdunning" van het aantal personen per huishouden. In 2023 
          is dat verder gekrompen naar 2,12 personen per huishouden, volgens een 
          separate 
          CBS bevolkings-statistiek tabel. Het is dus niet vreemd dat deze 
          2 curves zeer dicht bij elkaar liggen.
        Het 
          verschil tussen de extremen, 1 versus 5+ persoons-huishoudens, is in 
          2023 een factor 2,25.
        5. 
          Netto levering van elektra - na salderen van opwek en afname
        In 
          onderstaand diagram wordt de "netto levering van elektriciteit" 
          per woning weergegeven, wederom naar categorie met aantal bewoners. 
          CBS omschrijft dit als volgt: "De netto elektriciteitslevering 
          is de elektriciteitslevering gesaldeerd met de eventuele teruglevering 
          op de elektriciteitsaansluiting door opwek van (voornamelijk) zonnepanelen. 
          Indien het saldo van levering en teruglevering negatief is, is een minimale 
          netto elektriciteits-levering van 0 kWh aangehouden."
        
          
        Bij 
          het resterende "saldo" van aan het net geleverde overschotten 
          van zonnestroom die niet direct in eigen huis zijn gebruikt, en de resterende 
          volumes kilowatturen die nog via het afnametelwerk zijn geconsumeerd, 
          zijn de knikken in de grafiek bij ijkpunt 2021 nog een stuk scherper 
          dan wanneer alleen de bruto afname wordt bekeken (1e 2 grafieken). Dat 
          komt natuurlijk mede door het feit dat er al een behoorlijk grote populatie 
          huishoudens is die meer zonnestroom opwekken per jaar, dan de overblijvende 
          consumptie van het afnametelwerk (die dus allemaal "op nul" 
          worden gezet bij de netto consumptie). En bij de resterende huishoudens, 
          die nog op een netto positieve consumptie komen, is dat restant vanwege 
          de eigen opwek, sowieso veel lager dan wanneer alleen hun bruto afname 
          wordt bekeken.
        Daarmee 
          blijven voor het landelijk gemiddelde hoeveelheden over van 2.570 kWh/jr 
          netto consumptie in 2019 (tegenover bruto 2.760 kWh/jr in de 1e grafiek 
          van dit kwartet), tot zelfs nog maar 1.920 kWh/jr netto in 2023 (bruto 
          afname: 2.500 kWh, in 1e grafiek). De 2 persoons-huisdhoudens (gele 
          curve) volgen dit landelijke gemiddelde nauwgezet, en zitten zelfs iets 
          lager in 2023 (1.880 kWh/jr netto gesaldeerd verbruik). De extremen 
          liggen in 2023 tussen de 1.450 kWh/jaar netto bij de 1-persoons huishoudens 
          (bruto: 1.640 kWh/jr), en 2.940 kWh/jr netto bij de huishoudens met 
          5 of meer personen (bruto: 3.980 kWh/jr). De ietwat curieuze categorie 
          "geen" doet het met een netto gebruik van 1.570 kWh/jr. Kennelijk 
          is er in deze categorie dus sowieso PV aanwezig, want het bruto verbruik 
          (1e grafiek) was nog 1.820 kWh/jr. Dat versterkt mijn vermoeden dat 
          hier aardig wat nieuwbouw woningen bij zitten, die al bijna allemaal 
          PV hebben als het eengezinswoningen betreft, maar waar in het betreffende 
          ijkjaar blijkbaar (nog) geen mensen woonden.
         
          6. Netto levering elektra per woning, per bewoner
         
          
        In 
          deze laatste grafiek zijn de netto afname volumes (na saldering van 
          opwek en afname) weer terug gerekend naar de hoeveelheden per bewoner. 
          We krijgen wederom de "omgekeerde wereld" te zien. Nu staan 
          de 1-persoons huishoudens bovenaan, met een netto consumptie van gemiddeld 
          1.450 kWh/jr in 2023, de huishoudens met 5 personen of meer zitten op 
          nog maar netto 540 kWh/jr in 2023 (!). Het landelijk gemiddelde evolueerde 
          van netto 1.330 kWh/jr in 2019 (nog geen fysieke saldo bepaling mogelijk), 
          en 1.030 kWh/jr netto in 2023. Opvallend is, dat de 2-persoons huishoudens 
          bij deze ratio iets afstand van het landelijk gemiddelde nemen, en in 
          2023 op netto 940 kWh/jr zijn beland. Dat is bijna 9% lager dan het 
          landelijke gemiddelde van alle huishoudens / woningen.
        Het 
          verschil tussen de extremen, 1 versus 5+ persoons-huishoudens, is in 
          2023, bij deze vergelijking, een factor 2,69, dus groter dan bij de 
          bruto levering.
        7. 
          Conclusie elektra afzet woningen
        In 
          ieder geval blijkt uit dit alles, dat bij de "netto teruglevering" 
          de hoeveelheden elektra die door energieleveranciers in rekening gebracht 
          kunnen worden bij hun zonnestroom opwekkende klanten dramatisch zijn 
          verminderd (23% minder dan in 2019, 21% minder dan in 2021). Dat ze 
          daarbij extra kosten zijn gaan maken vanwege snel toegenomen onbalans- 
          en profielkosten (die aan hen individueel, niet meer "omgeslagen 
          collectief" worden doorberekend), en dat de Staat vanwege het salderen 
          van hoge bedragen aan energiebelasting en btw, een forse negatieve post 
          op de begroting heeft gekregen. Het is niet voor niets, dat de salderings-regeling 
          voor kleinverbruik haar langste tijd heeft gehad. En dat de huidige 
          coalitie besloten heeft dan maar de "hakbijl" te hanteren 
          (complete afschaffing per 1 januari 2027). Wat dit voor effecten zal 
          hebben op de middellange termijn, blijft speculeren geblazen, ook omdat 
          zonnepanelen spotgoedkoop zijn geworden, en nog steeds "gewild".
        
        II. 
          Afzet aardgas aan woningen
        Vergelijkbare 
          grafieken als voor elektra kunnen we maken met de nieuwste data beschikbaar 
          voor aardgas, waarbij natuurlijk niet "gesaldeerd" kan worden.
        Voor 
          gas geldt ook het voorbehoud van een andere reken methodiek tussen de 
          jaren 2019-2021, en 2022-2023. Hier treedt dus ook een artificiële 
          knik op in de progressie grafieken. Bovendien zijn de afzet data "genormaliseerd" 
          met behulp van temperatuur correctie. Het CBS zegt hierover onder anderen: 
          "De temperatuurgecorrigeerde aardgasleveringen zijn in deze 
          publicatie voor alle verslagjaren berekend op basis van een nieuwe methode 
          die recent ontwikkeld is vanuit de Klimaat- en Energieverkenning in 
          2024. De temperatuurgecorrigeerde aardgasleveringen vallen daardoor 
          hoger uit in de jaren 2019-2021 en met name ook in 2022 ten opzichte 
          van wat eerder gerapporteerd was. Over deze methodewijziging volgt eind 
          2024 een toelichting".
        Dit 
          alles heeft geleid tot het volgende: 
        "De 
          nieuw berekende correctiefactoren zijn teruggelegd tot 2019, waardoor 
          de cijfers voor 2019–2022 zijn aangepast. Voor 2023 zijn nieuwe 
          cijfers beschikbaar die eveneens met de nieuwe temperatuurcorrectie 
          zijn verrekend. Het temperatuur-gecorrigeerde gasverbruik in 2019 (een 
          relatief warm jaar) is volgens deze methode 7 procent hoger dan de daadwerkelijke 
          gaslevering, in 2020 (ook een relatief warm jaar) ruim 11 procent hoger, 
          in 2021 (een relatief koud jaar) ongeveer anderhalf procent lager, in 
          2022 (wederom een warm jaar) bijna 13 procent hoger, en in 2023 ruim 
          9 procent hoger".
        In 
          de methodologie sectie staan ook nog enkele relevante opmerkingen van 
          het CBS, hoe ze tot hun cijfers komen: "Voor kleinverbruik 
          worden standaardjaarverbruiken met een temperatuurscorrectie ontvangen 
          die teruggerekend worden naar werkelijke aardgasleveringen. Op basis 
          van de aardgasleveringen van het openbare net aan woningen kan een goede 
          schatting gemaakt worden van het finaal aardgasverbruik bij woningen. 
          Bij blokverwarming wordt de gaslevering van de blokaansluiting evenredig 
          verdeeld over de bijbehorende woningen. Indien een verblijfsobject 
          naast wonen ook andere gebruiksfuncties heeft en de gaslevering te hoog 
          is voor alleen huishoudelijk gebruik (gegeven de woningkenmerken) wordt 
          een deel van de gaslevering toegekend aan de andere gebruiksfuncties. 
          Voor deze Statlinetabel zijn de daadwerkelijke aardgasleveringen omgezet 
          in een temperatuurgecorrigeerde levering met de methode uit de NEV/KEV. 
          Dit is een andere correctiemethode dan die van de netbeheerders".
        8. 
          Gemiddelde, temperatuur-gecorrigeerde, levering van aardgas per woning
       
       
        
        Een 
          vergelijkbare grafiek als in paragraaf 
          3 (elektra), maar nu voor de temperatuur-gecorrigeerde levering 
          van aardgas aan woningen, gesegmenteerd naar aantal bewoners per woning. 
          Hier is de "knik" in jaar 2021 zeer evident in alle curves, 
          wat dus kennelijk te maken heeft met een andere methodiek van berekening 
          van de totale afzet van aardgas aan woningen, op basis van een nieuwe 
          bepalings-methode van het aanwezige type hoofdverwarming.
        Ook 
          kristalhelder, is de dramatische vermindering van het aardgas verbruik, 
          tussen 2021 en 2023. Het temperatuur-gecorrigeerde nominale verbruik 
          was voor alle woningen nog 1.270 m³ in 2019, bleef tm. 2021 redelijk 
          stabiel, maar is in 2023, mede door forse energie crisissen en sterke 
          toename van de aardgas prijs, flink omlaag gekelderd, naar nog maar 
          gemiddeld 900 m³ in 2023, 29% lager dan in 2019. Afhankelijk van 
          het aantal bewoners, is de spreiding van de consumptie ook duidelijk, 
          in 2023 temperatuur gecorrigeerd liggend tussen 730 m³/jaar voor 
           1-persoons huishoudens, 
          tot 1.190 m³/jaar voor huishoudens 
          met 5 of meer personen.
        9. 
          Levering aardgas per woning per bewoner
        Uiteraard 
          kunnen we uit bovenstaande gegevens ook weer de gemiddelde hoeveelheden 
          aardgas consumptie per bewoner afleiden, voor de verschillende typen 
          huishoudens. CBS geeft deze zelf niet op, maar ze zijn eenvoudig te 
          berekenen: 
        
        De 
          spreiding bij het (temperatuur gecorrigeerde) gasverbruik is relatief 
          groot. Dit komt vooral omdat ruimteverwarming by far de hoogste 
          impact heeft op het totale gasverbruik (verbruiken voor tapwater en 
          voor koken, indien van toepassing, liggen op véél lagere 
          niveaus). En daar hebben de 1-persoons huishoudens extra nadeel, omdat 
          al dat verbruik op 1 persoon wordt "afgewenteld" in de statistiek. 
          Het verschil is in 2023 een verbruik per persoon van 730 m³/jaar 
          bij 1-persoons huishoudens, 
          en slechts 238 m³/jaar per persoon voor huishoudens 
          met 5 of meer deelnemers. Een verschil factor 3,07. 
          Het is daarom zeker voor 1-persoons huishoudens zeer belangrijk dat 
          er goede isolatie aanwezig is. Zeker in oudere appartementen complexen 
          kan dat echter een groot probleem zijn, en is de gasrekening navenant 
          hoog (zeker met hoge vigerende gasprijzen per kubieke meter). Gelukkig 
          is nieuwbouw al véél beter geïsoleerd dan oudere 
          appartement gebouwen, daar speelt dit specifieke probleem veel minder.
        10 
          Levering aardgas per woonoppervlak per woning
        Tot 
          slot geeft het CBS ook nog de ratio "levering van aardgas per vierkante 
          meter woonoppervlak" per woning weer. Dat is in onderstaande grafiek 
          verbeeld:
        
        Hierbij 
          valt op, dat bij terugrekenen naar de woonoppervlakte, het verschil 
          in gasverbruik tussen woningen met weinig of veel personen relatief 
          gering is. Ook hier zien we weer zeer duidelijk de artificiële 
          "knik" in de curves in 2021. En ook het dramatisch gedaalde 
          gasverbruik bij alle typen woningen (aantal bewoners) sinds 2021. De 
          spreiding is gering, tussen de 8,00 m³/m² woonoppervlak per 
          jaar voor huishoudens met 2 of 4 personen, en 8,70 m³/m².jaar 
          voor 1-persoons huishoudens (die immers veel kleiner wonen dan grote 
          gezinnen), in 2023. Een verschil factor 1,09. Opvallend is, dat de grootste 
          huishoudens niet op het laagste punt zitten, maar vrijwel exact op het 
          landelijke gemiddelde, 8,30 m³/m².jaar. De verschillen zijn 
          echter, zoals gezegd, niet zeer groot. Wel is er een merkwaardige "anomalie" 
          zichtbaar in de categorie woningen waarvoor geen bewoning vastgesteld 
          kon worden, in kalenderjaar 2020 (oranje curve). Het is niet duidelijk 
          waarom daar een forse piek zichtbaar is (13,4 m³/m².jr).
        
        III. 
          Stadswarmte
        Stadswarmte 
          is altijd een beetje een stiefkindje geweest, maar wel een die stapsgewijs 
          groter is gegroeid. En als het aan de diverse kabinetten in Den Haag, 
          en, natuurlijk, vooral, de belanghebbende monopolisten ligt, wordt dat 
          aandeel alleen maar groter. Er zijn niet veel cijfers bekend, met name 
          de gemiddelde verbruiken zijn kennelijk "het geheim van de smid", 
          en dat is natuurlijk vragen om problemen. Want aan veronderstelde gemiddeldes 
          worden veel kosten opgehangen, en met name zuinig verbruikende, dan 
          wel kleinbehuisde huurders, zitten vervolgens opgescheept met belachelijk 
          hoge vastrechten om de dure infra van te kunnen betalen (en, niet te 
          vergeten, onderhoud te kunnen plegen). Coöperaties zijn zich een 
          ongeluk geschrokken van de hoge rekeningen bij huurders, lijken 
          de hakken in het zand te hebben gezet bij hun gevraagde medewerking 
          aan de uitbouw van warmtenetten, en eisen vergaande kosten reducties 
          voor hun hurende onderdanen.
        11 
          Penetratie van stadswarmte bij woningen in periode 2019-2023
        
        In 
          deze laatste grafiek het enige cijfermateriaal waar het CBS de beschikking 
          over heeft, de penetratiegraad van stadsverwarming (NB: niet zijnde 
          blokverwarming) bij woningen in Nederland. Wederom, gesegregeerd naar 
          aantal bewoners per woning, in in procent aandeel t.o.v. het complete 
          woningbestand. De grafiek toont een vrij grillig karakter, met opgaande 
          en tegelijkertijd neergaande aandelen, per type woning. Gemiddeld genomen 
          is er, na een plateau fase in 2020-2021, wederom een lichte stijging 
          waar te nemen, en zou in 2023 6,8% van de woningen 
          een stadswarmte aansluiting hebben (vertrekpunt 2019: 5,9%). De aandelen 
          van woningen met 3 of meer personen zijn licht toegenomen tm. 2021, 
          vertoonden een dip in 2022, en namen in 2023 weer heel licht toe. Het 
          aandeel stadswarmte aansluitingen bij woningen met 2 personen is continu 
          gestaag toegenomen, tot 6,0%. 
        Het 
          meest zorgwekkende echter, is de ontwikkeling bij 1-persoons huishoudens. 
          Die zijn meestal klein behuisd, hebben derhalve meestal lagere verbruiken, 
          maar het aandeel stadswarmte aansluitingen in deze kwetsbare groep huishoudens, 
          is juist fors toegenomen, van 6,5% in 2019, naar alweer 8,0% in 2023. 
          Het is bij alle stadswarmte specialisten inmiddels ruimschoots bekend, 
          dat de vastrechten voor stadswarmte (absurd) hoog zijn in vergelijking 
          met klassieke gas aansluitingen (waarvoor alle infra kosten worden gesocialiseerd 
          !). De pest is, dat iedereen een even hoog vastrecht betaalt, ongeacht 
          woonoppervlak. Juist de 1-persoons huishoudens, dragen dus onterecht 
          een veel te zware steen bij aan het uitbouwen, dan wel instandhouden 
          van de dure warmte netten. Het werd de hoogste tijd, dat de politiek 
          hier maatregelen gaat nemen, bij voorkeur naar het "Deense model", 
          waarbij vastrechten naar rato van woonoppervlak in rekening 
          worden gebracht ...
        Sterk 
          afwijkend is het karakter van de curve voor woningen waar (nog) geen 
          bewoning van bekend was in het betreffende peiljaar (oranje curve). 
          Deze curve begint laag (3,9% in 2019), wipt op en neer, bereikt een 
          maximum van 6,0% in 2022, en neemt weer iets af, naar 5,9%, in 2023.
        
        Dit 
          is de eerste presentatie van de actuele CBS data "nieuwe stijl" 
          over marktpenetratie en verbruiks-cijfers van enkele energie modaliteiten 
          bij woningen. Bij toekomstige wijzigingen en aanvullingen zal deze pagina 
          gewijzigd worden en van de meest recente cijfers worden voorzien.