CBS PV penetratie woningen en verbruiken
links
PV-systeem
basics
grafieken
graphs
huurwoningen
nieuws
index
 

SOLARENERGYERGY

CBS & zonnestroom NL - woningen,
PV-penetratie & gebruiks-cijfers

Basisgegevens © CBS, status update 16 augustus 2024

Alle grafieken © 2024 Peter J. Segaar/www.polderpv.nl

Het zonnestroom gedeelte van dit overzicht is ook in de nieuws-sectie verschenen (hier)


Introductie

Op 16 augustus 2024 werden nieuwe statistieken gepubliceerd door het CBS, met data over de penetratie van zonnestroom op woningen, en nieuwe cijfers over elektra- en gasverbruik, en aandeel van stadswarmte in het woningbestand. In een apart artikel ben ik ingegaan op de nieuwe cijfers voor zonnestroom, die in deze analyse als eerste sectie opnieuw is opgenomen. Daarna volgen verbruiks-cijfers voor aardgas in woningen, en wordt afgesloten met de meest actuele cijfers voor de toepassing van stadswarmte bij woningen. Grafieken zijn gesegregeerd naar het aantal bewoners per woning, waardoor goed de spreiding is te zien tussen "typen huishoudens", en de verbruiken die daarmee gepaard gaan. Ook, als wordt terug gerekend naar verbruik per inwonende per woning.

Inhoudsopgave

I. Elektriciteit

II. Aardgas

III. Stadswarmte

Disclaimer

Bronnen


I Afzet elektra

1. Evolutie aantallen woningen, penetratie zonnestroom op woningen, en elektra verbruiks-data volgens CBS.

Voor de vaststelling van elektriciteit (en deels gas) leveringen, zijn er drie belangrijke voorbehouden te maken voor de hier onder weergegeven statistieken, aldus het CBS:

(1) Voor elektriciteit is het niet mogelijk blokaansluitingen voor bijvoorbeeld liften en portiekverlichting in flatgebouwen toe te delen aan de bijbehorende woningen. Dergelijke elektriciteitsleveringen zijn daarom niet opgenomen in de getoonde cijfers.

(2) Indien een verblijfsobject naast wonen ook andere gebruiksfuncties heeft en de energielevering te hoog is voor huishoudelijk gebruik wordt een deel van de levering toegekend aan wonen/huishoudens en een deel aan de andere gebruiksfuncties. De tabel gaat alleen over de energieleveringen voor de woonfunctie.

(3) Voorlopige cijfers over 2023 zijn door het CBS toegevoegd. Verslagjaar 2022 is geactualiseerd. Er is op basis van nieuwe bronnen (waaronder maanddata van elektriciteit- en gasverbruik) een nieuwe methode ontwikkeld om het type hoofdverwarming per woning te identificeren. Deze nieuwe methode is toegepast op de verslagjaren 2022 en 2023; voor eerdere jaren is gebruik gemaakt van de oude methode omdat de vereiste bronnen niet voor die jaren beschikbaar zijn. Met name dit laatste leidt tot een duidelijke "knik" op het breekpunt 2021, in de meeste grafieken. Die knik is dus artificieel.

Eerder is Polder PV al ingegaan op resultaten voor de aandelen voor medio 2023, in intermezzo 1 in de grote zonnestroom cijfers statistiek van CBS data gepubliceerd in november 2023. Hier onder volgt een update tm. 2023 (voorlopige cijfers).


In deze grafiek wordt voor de jaren 2019-2023 het "het aandeel woningen waar een zonnestroominstallatie is geregistreerd op dat adres tussen 1-1 en 31-12 van het rapportjaar" weergegeven, in procent van het totale bestand van woningen. Belangrijk daarbij is te benadrukken, dat het aantal installaties flink hoger zal liggen, omdat uitbreidingen in een ander kalenderjaar dan de 1e installatie als een nieuw project / installatie wordt gezien (zie ook verder). Ook is zeer relevant, dat het CBS vanaf 2022 óók de "waargenomen elektriciteitsteruglevering aan het net, met kenmerken plausibel voor een zonnestroominstallatie", heeft meegenomen in deze dataset. Dit is het gevolg van de diepe penetratie van slimme meters, waarbij gescheiden telwerken voor invoeding en afname geregistreerd worden, en dus ook van projecten / huizen waarvan installatie registraties (via energieleveren.nl) vooralsnog ontbreken, daadwerkelijk worden meegenomen. Dit is een zeer belangrijke trendbreuk met het verleden, wat deels verantwoordelijk is voor de flinke stijgingen van de percentages in de laatste twee jaren, in deze grafiek.

Tevens is er een segregatie aangebracht tussen het aantal bewoners per woning, door het CBS ontleend aan de Basisregistratie Personen, BRP. Daarbij staat voor het segment "geen" (oranje kolommen) het aantal woningen waarvoor (nog) geen bewoners stonden geregistreerd in het betreffende verslagjaar. Dit kan tijdelijk leegstaande panden (huizen in verkoop, of wachtend op een nieuwe huurder) betreffen, of, vermoedelijk het grootste volume, nieuwbouw waar nog geen (eerste) bewoners zijn ingetrokken in het betreffende verslagjaar. Omdat vrijwel alle nieuwbouw de laatste jaren van zonnepanelen wordt voorzien, zal dit segment ongetwijfeld de hoogste impact hebben op de totalen in deze categorie. Dit lijkt te worden ondersteund door de zeer hoge percentages in de laatste twee jaren (42 resp. 52%, daarvoor lag het veel lager, tussen de 5 en 8%).

De zwarte kolommen geven het gemiddelde voor alle woningen weer, de penetratie graad van zonnepanelen nam hierbij toe, van 12% in 2019, via 16% (2020), 20% (2021), 33% (2022), tot al 41% eind 2023. Let hierbij op, dat het percentage voor 2022 alweer hoger is, dan de 26% in de vorige update over dat jaar, ook alle andere aandelen zijn opwaarts bijgesteld in de huidige update. Dat is het gevolg van continu nasijpelen van data, wat ook in veel andere zonnestroom dossiers zo'n beetje staande praktijk is. Middels de stippellijn heb ik een trendlijn voor de totale volumes laten tekenen door Excel, een 2e graads polynoom, die goed de enorme progressie van de implementatie van zonnestroom laat zien in de residentiële markt in Nederland.

Segmentaties

Uiteraard zijn er forse verschillen tussen de 1- en meerpersoons-huishoudens, zoals weergegeven door de gekleurde kolommen. 1-persoons huishoudens (grijze kolommen) wonen zeer vaak in appartementencomplexen, waarbij het meestal zeer lastig is om PV toe te passen. Tenzij de verhuurder expliciet voor haar huurders zonnepanelen op het platte dak laat aanleggen die niet voor de centrale voorzieningen zijn, maar voor de afzonderlijke huurders. Dit gebeurt wel, maar is een zeer ondergeschikt segment. Het resultaat is dan ook voorspelbaar. Het aandeel voor de 1-persoons huishoudens stijgt weliswaar ook nog steeds door, van 6% in 2019, tot 23% in 2022 (vorige update nog slechts 13% !), en zelfs al 28% bij de voorlopig eerste afschatting voor 2023. Maar het is wel het laagste aandeel van alle categorieën.

De 2-persoons (gele kolommen) en 3-persoons huishoudens (blauwe kolommen) gingen in 2019 nog gelijk op, met elk 15%, maar vanaf 2021 is laatstgenoemde categorie duidelijk uitgelopen, om in 2023 te eindigen op, voorlopig, 47%, bij 43% voor de 2-persoons huishoudens. Woningen met 5 personen of meer (rode kolommen) zagen het aandeel groeien van 17% in 2019, tot zelfs al meer dan de helft, 52% in 2023. Kampioen blijft echter de categorie woningen met 4 personen (groene kolommen), waarvan het aandeel toenam van al 18% in 2019, tot 43% in 2022 (alweer opwaarts bijgesteld t.o.v. de 41% in de vorige update), tot een record aandeel van al 55% in 2023 (pending latere, te verwachten wijzigingen).

Dit alles natuurlijk wel met de vingerwijzing, dat deze onstuimige ontwikkeling voor een aanzienlijk deel werd gedragen door de zeer lucratieve, sedert 2004 in Wet vastgelegde salderings-regeling voor kleinverbruikers, waarvan het huidige, nieuwe kabinet wil, dat het begin 2027 abrupt wordt afgeschaft.

2. Evolutie over langere tijd, verschil "woningen met PV" versus "installaties"

Hier onder geef ik een verbeterde, en uitgebreide versie van de tweede grafiek die ik in het intermezzo van de analyse van november 2023 heb gegeven. Hier worden trends over een langere periode weergegeven, van 2012 tm. eind 2023.

In deze bijgewerkte en verbeterde grafiek vinden we vier curves. In blauw het aantal woningen aan het eind van elk kalenderjaar, volgens de laatste update van de CBS tabel "Voorraad woningen en niet-woningen; mutaties, gebruiksfunctie, regio" (31 juli 2024). Het aantal woningen is volgens die tabel continu gestegen, van 7,45 miljoen, eind 2012, tm. (voorlopig) 8,20 miljoen exemplaren, eind 2023.

De oranje curve geeft het aantal installaties op woningen, volgens eerder gepubliceerde cijfers van het CBS, en met het eerste cijfer voor heel 2023 toegevoegd. Er zouden 2.581.279 PV systemen op / bij woningen liggen volgens hun laatste, nog zeer voorlopige schatting. Netbeheer Nederland zat al wat hoger in de boom, die hadden eerder al een volume van 2.765.851 installaties op woningen staan voor eind 2023 (met ook nog een zeer voorlopig cijfer). Ook het eind cijfer voor 2022 is bij CBS nog nader voorlopig, dus wellicht wordt de curve aan het eind nog flink verder opgekrikt in latere versies. Beide curves hebben de rechter Y-as als referentie.

De groene curve is de ratio van het aantal installaties (oranje curve) t.o.v. het totale aantal woningen (blauwe curve), in procent, met de linker Y-as als referentie. Deze ratio neemt snel toe, van 0,96%, eind 2012, tot, inmiddels, alweer 31,5%, eind 2023.

CBS geeft echter separaat, zoals in de eerste grafiek getoond, voor 2023 een percentage "woningen met zonnepanelen" van 41%, zie de gele curve in deze tweede grafiek (referentie linker Y-as). Dat is een fors verschil met het resultaat in de groene curve, ook de ratio voor 2022 is fors lager dan de separate opgave van het CBS. Hoe komt dit flinke verschil? Ten eerste, zijn er meer "installaties" dan dat er PV-systemen op woningen zijn, vanwege uitbreidingen van bestaande residentiële systemen, wat een "tegenwerkende kracht" is bij deze ratio. Belangrijker is echter de volgende claim van het CBS, in de begeleidende info rubriek (cursivering Polder PV): "Dit zijn woningen waar een zonnestroominstallaties is bijgekoppeld en/of waar er sprake is van terugleveringen. Waarneming van teruglevering is pas beschikbaar vanaf 2021. In de jaren daarvoor is daarom de aanwezigheid alleen gebaseerd op de bijkoppeling van zonnestroominstallaties."

Met andere woorden, tot en met 2021 zullen de cijfers in de groene curve flink zijn ondergewaardeerd, en mist er het nodige volume, van installaties die blijkbaar (nog) niet via het bekende portal energieleveren.nl zijn geregistreerd. Maar die, in de gele curve, middels de "omweg" van vinkje "teruglevering" bij slimme meter registratie, wel zijn opgenomen. De groene curve moet dus eigenlijk vanaf 2021 op een hoger niveau komen te liggen.

3. Levering elektra per woning naar aantal bewoners / bruto resp. netto levering

Nieuw in de CBS cijfers is, dat tegenwoordig niet meer alleen "bruto" levering van elektra per huishouden is te achterhalen. Maar, vanwege de hoge penetratie van slimme meters, met gescheiden telwerken voor afname van, resp. invoeding op het net, uiteindelijk ook de netto afname (na saldering van opwek met verbruik). Daartoe heb ik de volgende drie grafieken opgemaakt, met de meest recente data van het CBS.

Eerst de gemeten jaarlijkse "bruto levering" (lees: elektra consumptie per huishouden, nog zonder rekening te houden met separate invoeding van zonnestroom op het net, dus stroomafname, gemeten via separaat telwerk, evt. optelling dag/nacht tarief).


In alle drie de grafieken worden zes categorieën onderscheiden, woningen met 1, 2, 3, 4, of 5 of meer personen, en een categorie waarvan geen bewoners bekend zijn (oranje), waarschijnlijk tijdelijk leegstaande woningen en/of nieuwbouw waar nog niemand woont. In een zwarte streepjeslijn zijn de hoeveelheden gemiddeld over alle huishoudens weergegeven. Van 2019 tm. 2021 ligt dat op een veel lager niveau dan vaak wordt geclaimd, tussen de 2.760 kWh (2019) en 2.810 kWh (2021). Dan dalen de curves opvallend, via 2.630 kWh/jr in 2022, naar nog maar 2.500 kWh/jr in 2023. Dit is ongetwijfeld het gevolg van het feit dat vanaf 2021 daadwerkelijk invoeding en afname fysiek (her)kenbaar zijn gemaakt vanwege de hoge penetratie van slimme meters. Hoe meer zonnestroom er wordt opgewekt, en ook nog in huis ("achter de meter") wordt verbruikt, hoe lager de volumes over de afname telwerk(en) zullen zijn. Feitelijk zouden met terugwerkende kracht dus ook de volumes tm. 2021 hoger moeten uitvallen, maar als daar geen cijfers van beschikbaar zijn, blijft het bij de huidige data status quo.

Uiteraard zijn de verschillen tussen de huishoudens groot, afhankelijk van de omvang ervan. 1-persoons huishoudens (grijze curve) namen gemiddeld 1.640 kWh/jr van het afname telwerk af, 2-persoons huishoudens (gele curve) blijken de beste referentie te zijn voor het landelijke gemiddelde, met 2.550 kWh/jaar (55% hoger dan de 1-persoons huishoudens, 2% hoger dan het totale landelijke gemiddelde). De hoeveelheden nemen vervolgens met elke extra persoon in het huishouden toe, in 2023 van 3.080 kWh/jr (3 personen), via 3.600 kWh/jr (4 personen), tot zelfs 3.980 kWh/jr (5 personen of meer). Opvallend is de categorie "geen" (bekende) bewoners (oranje curve), waarbij in de betreffende (leeg staande ?) panden een toch niet gering stroom verbruik van maar liefst 1.820 kWh/jaar werd geconstateerd. Mogelijk dat installaties als mechanische ventilatie, achtergelaten koelkasten, e.d. daar verantwoordelijk voor zijn, en/of er wordt een deel van centrale voorzieningen (bijv. galerij verlichting) aan betreffende woning toegerekend. Maar dat is allemaal speculatie.

4. Bruto levering elektra per woning per bewoner

In onderstaande afgeleide grafiek zijn de in de vorige grafiek weergegeven totale hoeveelheden per woning terug gerekend naar bruto afname per bewoner (opgave CBS).

Hieruit volgt precies het omgekeerde beeld als bij de absolute afgenomen volumes per woning. De 1-persoons huishoudens verbruiken per persoon het meest (1.640 kWh/jr gemiddeld in 2023), de huishoudens met 5 of meer personen het minst (730 kWh/jr gemiddeld per persoon in 2023). Ook hier is natuurlijk de "artificiële knik" in de curves te zien in 2021, wat te maken heeft met de beschikbaarheid van stroom afname statistieken. 2-persoons huishoudens (1.270 kWh/jr in 2023) volgen behoorlijk "strak" het landelijke gemiddelde (2023: 1.290 kWh/jr). Dit heeft te maken met de voortdurende "verdunning" van het aantal personen per huishouden. In 2023 is dat verder gekrompen naar 2,12 personen per huishouden, volgens een separate CBS bevolkings-statistiek tabel. Het is dus niet vreemd dat deze 2 curves zeer dicht bij elkaar liggen.

Het verschil tussen de extremen, 1 versus 5+ persoons-huishoudens, is in 2023 een factor 2,25.

5. Netto levering van elektra - na salderen van opwek en afname

In onderstaand diagram wordt de "netto levering van elektriciteit" per woning weergegeven, wederom naar categorie met aantal bewoners. CBS omschrijft dit als volgt: "De netto elektriciteitslevering is de elektriciteitslevering gesaldeerd met de eventuele teruglevering op de elektriciteitsaansluiting door opwek van (voornamelijk) zonnepanelen. Indien het saldo van levering en teruglevering negatief is, is een minimale netto elektriciteits-levering van 0 kWh aangehouden."


Bij het resterende "saldo" van aan het net geleverde overschotten van zonnestroom die niet direct in eigen huis zijn gebruikt, en de resterende volumes kilowatturen die nog via het afnametelwerk zijn geconsumeerd, zijn de knikken in de grafiek bij ijkpunt 2021 nog een stuk scherper dan wanneer alleen de bruto afname wordt bekeken (1e 2 grafieken). Dat komt natuurlijk mede door het feit dat er al een behoorlijk grote populatie huishoudens is die meer zonnestroom opwekken per jaar, dan de overblijvende consumptie van het afnametelwerk (die dus allemaal "op nul" worden gezet bij de netto consumptie). En bij de resterende huishoudens, die nog op een netto positieve consumptie komen, is dat restant vanwege de eigen opwek, sowieso veel lager dan wanneer alleen hun bruto afname wordt bekeken.

Daarmee blijven voor het landelijk gemiddelde hoeveelheden over van 2.570 kWh/jr netto consumptie in 2019 (tegenover bruto 2.760 kWh/jr in de 1e grafiek van dit kwartet), tot zelfs nog maar 1.920 kWh/jr netto in 2023 (bruto afname: 2.500 kWh, in 1e grafiek). De 2 persoons-huisdhoudens (gele curve) volgen dit landelijke gemiddelde nauwgezet, en zitten zelfs iets lager in 2023 (1.880 kWh/jr netto gesaldeerd verbruik). De extremen liggen in 2023 tussen de 1.450 kWh/jaar netto bij de 1-persoons huishoudens (bruto: 1.640 kWh/jr), en 2.940 kWh/jr netto bij de huishoudens met 5 of meer personen (bruto: 3.980 kWh/jr). De ietwat curieuze categorie "geen" doet het met een netto gebruik van 1.570 kWh/jr. Kennelijk is er in deze categorie dus sowieso PV aanwezig, want het bruto verbruik (1e grafiek) was nog 1.820 kWh/jr. Dat versterkt mijn vermoeden dat hier aardig wat nieuwbouw woningen bij zitten, die al bijna allemaal PV hebben als het eengezinswoningen betreft, maar waar in het betreffende ijkjaar blijkbaar (nog) geen mensen woonden.

6. Netto levering elektra per woning, per bewoner

In deze laatste grafiek zijn de netto afname volumes (na saldering van opwek en afname) weer terug gerekend naar de hoeveelheden per bewoner. We krijgen wederom de "omgekeerde wereld" te zien. Nu staan de 1-persoons huishoudens bovenaan, met een netto consumptie van gemiddeld 1.450 kWh/jr in 2023, de huishoudens met 5 personen of meer zitten op nog maar netto 540 kWh/jr in 2023 (!). Het landelijk gemiddelde evolueerde van netto 1.330 kWh/jr in 2019 (nog geen fysieke saldo bepaling mogelijk), en 1.030 kWh/jr netto in 2023. Opvallend is, dat de 2-persoons huishoudens bij deze ratio iets afstand van het landelijk gemiddelde nemen, en in 2023 op netto 940 kWh/jr zijn beland. Dat is bijna 9% lager dan het landelijke gemiddelde van alle huishoudens / woningen.

Het verschil tussen de extremen, 1 versus 5+ persoons-huishoudens, is in 2023, bij deze vergelijking, een factor 2,69, dus groter dan bij de bruto levering.

7. Conclusie elektra afzet woningen

In ieder geval blijkt uit dit alles, dat bij de "netto teruglevering" de hoeveelheden elektra die door energieleveranciers in rekening gebracht kunnen worden bij hun zonnestroom opwekkende klanten dramatisch zijn verminderd (23% minder dan in 2019, 21% minder dan in 2021). Dat ze daarbij extra kosten zijn gaan maken vanwege snel toegenomen onbalans- en profielkosten (die aan hen individueel, niet meer "omgeslagen collectief" worden doorberekend), en dat de Staat vanwege het salderen van hoge bedragen aan energiebelasting en btw, een forse negatieve post op de begroting heeft gekregen. Het is niet voor niets, dat de salderings-regeling voor kleinverbruik haar langste tijd heeft gehad. En dat de huidige coalitie besloten heeft dan maar de "hakbijl" te hanteren (complete afschaffing per 1 januari 2027). Wat dit voor effecten zal hebben op de middellange termijn, blijft speculeren geblazen, ook omdat zonnepanelen spotgoedkoop zijn geworden, en nog steeds "gewild".


II. Afzet aardgas aan woningen

Vergelijkbare grafieken als voor elektra kunnen we maken met de nieuwste data beschikbaar voor aardgas, waarbij natuurlijk niet "gesaldeerd" kan worden.

Voor gas geldt ook het voorbehoud van een andere reken methodiek tussen de jaren 2019-2021, en 2022-2023. Hier treedt dus ook een artificiële knik op in de progressie grafieken. Bovendien zijn de afzet data "genormaliseerd" met behulp van temperatuur correctie. Het CBS zegt hierover onder anderen: "De temperatuurgecorrigeerde aardgasleveringen zijn in deze publicatie voor alle verslagjaren berekend op basis van een nieuwe methode die recent ontwikkeld is vanuit de Klimaat- en Energieverkenning in 2024. De temperatuurgecorrigeerde aardgasleveringen vallen daardoor hoger uit in de jaren 2019-2021 en met name ook in 2022 ten opzichte van wat eerder gerapporteerd was. Over deze methodewijziging volgt eind 2024 een toelichting".

Dit alles heeft geleid tot het volgende:

"De nieuw berekende correctiefactoren zijn teruggelegd tot 2019, waardoor de cijfers voor 2019–2022 zijn aangepast. Voor 2023 zijn nieuwe cijfers beschikbaar die eveneens met de nieuwe temperatuurcorrectie zijn verrekend. Het temperatuur-gecorrigeerde gasverbruik in 2019 (een relatief warm jaar) is volgens deze methode 7 procent hoger dan de daadwerkelijke gaslevering, in 2020 (ook een relatief warm jaar) ruim 11 procent hoger, in 2021 (een relatief koud jaar) ongeveer anderhalf procent lager, in 2022 (wederom een warm jaar) bijna 13 procent hoger, en in 2023 ruim 9 procent hoger".

In de methodologie sectie staan ook nog enkele relevante opmerkingen van het CBS, hoe ze tot hun cijfers komen: "Voor kleinverbruik worden standaardjaarverbruiken met een temperatuurscorrectie ontvangen die teruggerekend worden naar werkelijke aardgasleveringen. Op basis van de aardgasleveringen van het openbare net aan woningen kan een goede schatting gemaakt worden van het finaal aardgasverbruik bij woningen. Bij blokverwarming wordt de gaslevering van de blokaansluiting evenredig verdeeld over de bijbehorende woningen. Indien een verblijfsobject naast wonen ook andere gebruiksfuncties heeft en de gaslevering te hoog is voor alleen huishoudelijk gebruik (gegeven de woningkenmerken) wordt een deel van de gaslevering toegekend aan de andere gebruiksfuncties. Voor deze Statlinetabel zijn de daadwerkelijke aardgasleveringen omgezet in een temperatuurgecorrigeerde levering met de methode uit de NEV/KEV. Dit is een andere correctiemethode dan die van de netbeheerders".

8. Gemiddelde, temperatuur-gecorrigeerde, levering van aardgas per woning

Een vergelijkbare grafiek als in paragraaf 3 (elektra), maar nu voor de temperatuur-gecorrigeerde levering van aardgas aan woningen, gesegmenteerd naar aantal bewoners per woning. Hier is de "knik" in jaar 2021 zeer evident in alle curves, wat dus kennelijk te maken heeft met een andere methodiek van berekening van de totale afzet van aardgas aan woningen, op basis van een nieuwe bepalings-methode van het aanwezige type hoofdverwarming.

Ook kristalhelder, is de dramatische vermindering van het aardgas verbruik, tussen 2021 en 2023. Het temperatuur-gecorrigeerde nominale verbruik was voor alle woningen nog 1.270 m³ in 2019, bleef tm. 2021 redelijk stabiel, maar is in 2023, mede door forse energie crisissen en sterke toename van de aardgas prijs, flink omlaag gekelderd, naar nog maar gemiddeld 900 m³ in 2023, 29% lager dan in 2019. Afhankelijk van het aantal bewoners, is de spreiding van de consumptie ook duidelijk, in 2023 temperatuur gecorrigeerd liggend tussen 730 m³/jaar voor 1-persoons huishoudens, tot 1.190 m³/jaar voor huishoudens met 5 of meer personen.

9. Levering aardgas per woning per bewoner

Uiteraard kunnen we uit bovenstaande gegevens ook weer de gemiddelde hoeveelheden aardgas consumptie per bewoner afleiden, voor de verschillende typen huishoudens. CBS geeft deze zelf niet op, maar ze zijn eenvoudig te berekenen:

De spreiding bij het (temperatuur gecorrigeerde) gasverbruik is relatief groot. Dit komt vooral omdat ruimteverwarming by far de hoogste impact heeft op het totale gasverbruik (verbruiken voor tapwater en voor koken, indien van toepassing, liggen op véél lagere niveaus). En daar hebben de 1-persoons huishoudens extra nadeel, omdat al dat verbruik op 1 persoon wordt "afgewenteld" in de statistiek. Het verschil is in 2023 een verbruik per persoon van 730 m³/jaar bij 1-persoons huishoudens, en slechts 238 m³/jaar per persoon voor huishoudens met 5 of meer deelnemers. Een verschil factor 3,07. Het is daarom zeker voor 1-persoons huishoudens zeer belangrijk dat er goede isolatie aanwezig is. Zeker in oudere appartementen complexen kan dat echter een groot probleem zijn, en is de gasrekening navenant hoog (zeker met hoge vigerende gasprijzen per kubieke meter). Gelukkig is nieuwbouw al véél beter geïsoleerd dan oudere appartement gebouwen, daar speelt dit specifieke probleem veel minder.

10 Levering aardgas per woonoppervlak per woning

Tot slot geeft het CBS ook nog de ratio "levering van aardgas per vierkante meter woonoppervlak" per woning weer. Dat is in onderstaande grafiek verbeeld:

Hierbij valt op, dat bij terugrekenen naar de woonoppervlakte, het verschil in gasverbruik tussen woningen met weinig of veel personen relatief gering is. Ook hier zien we weer zeer duidelijk de artificiële "knik" in de curves in 2021. En ook het dramatisch gedaalde gasverbruik bij alle typen woningen (aantal bewoners) sinds 2021. De spreiding is gering, tussen de 8,00 m³/m² woonoppervlak per jaar voor huishoudens met 2 of 4 personen, en 8,70 m³/m².jaar voor 1-persoons huishoudens (die immers veel kleiner wonen dan grote gezinnen), in 2023. Een verschil factor 1,09. Opvallend is, dat de grootste huishoudens niet op het laagste punt zitten, maar vrijwel exact op het landelijke gemiddelde, 8,30 m³/m².jaar. De verschillen zijn echter, zoals gezegd, niet zeer groot. Wel is er een merkwaardige "anomalie" zichtbaar in de categorie woningen waarvoor geen bewoning vastgesteld kon worden, in kalenderjaar 2020 (oranje curve). Het is niet duidelijk waarom daar een forse piek zichtbaar is (13,4 m³/m².jr).


III. Stadswarmte

Stadswarmte is altijd een beetje een stiefkindje geweest, maar wel een die stapsgewijs groter is gegroeid. En als het aan de diverse kabinetten in Den Haag, en, natuurlijk, vooral, de belanghebbende monopolisten ligt, wordt dat aandeel alleen maar groter. Er zijn niet veel cijfers bekend, met name de gemiddelde verbruiken zijn kennelijk "het geheim van de smid", en dat is natuurlijk vragen om problemen. Want aan veronderstelde gemiddeldes worden veel kosten opgehangen, en met name zuinig verbruikende, dan wel kleinbehuisde huurders, zitten vervolgens opgescheept met belachelijk hoge vastrechten om de dure infra van te kunnen betalen (en, niet te vergeten, onderhoud te kunnen plegen). Coöperaties zijn zich een ongeluk geschrokken van de hoge rekeningen bij huurders, lijken de hakken in het zand te hebben gezet bij hun gevraagde medewerking aan de uitbouw van warmtenetten, en eisen vergaande kosten reducties voor hun hurende onderdanen.

11 Penetratie van stadswarmte bij woningen in periode 2019-2023

In deze laatste grafiek het enige cijfermateriaal waar het CBS de beschikking over heeft, de penetratiegraad van stadsverwarming (NB: niet zijnde blokverwarming) bij woningen in Nederland. Wederom, gesegregeerd naar aantal bewoners per woning, in in procent aandeel t.o.v. het complete woningbestand. De grafiek toont een vrij grillig karakter, met opgaande en tegelijkertijd neergaande aandelen, per type woning. Gemiddeld genomen is er, na een plateau fase in 2020-2021, wederom een lichte stijging waar te nemen, en zou in 2023 6,8% van de woningen een stadswarmte aansluiting hebben (vertrekpunt 2019: 5,9%). De aandelen van woningen met 3 of meer personen zijn licht toegenomen tm. 2021, vertoonden een dip in 2022, en namen in 2023 weer heel licht toe. Het aandeel stadswarmte aansluitingen bij woningen met 2 personen is continu gestaag toegenomen, tot 6,0%.

Het meest zorgwekkende echter, is de ontwikkeling bij 1-persoons huishoudens. Die zijn meestal klein behuisd, hebben derhalve meestal lagere verbruiken, maar het aandeel stadswarmte aansluitingen in deze kwetsbare groep huishoudens, is juist fors toegenomen, van 6,5% in 2019, naar alweer 8,0% in 2023. Het is bij alle stadswarmte specialisten inmiddels ruimschoots bekend, dat de vastrechten voor stadswarmte (absurd) hoog zijn in vergelijking met klassieke gas aansluitingen (waarvoor alle infra kosten worden gesocialiseerd !). De pest is, dat iedereen een even hoog vastrecht betaalt, ongeacht woonoppervlak. Juist de 1-persoons huishoudens, dragen dus onterecht een veel te zware steen bij aan het uitbouwen, dan wel instandhouden van de dure warmte netten. Het werd de hoogste tijd, dat de politiek hier maatregelen gaat nemen, bij voorkeur naar het "Deense model", waarbij vastrechten naar rato van woonoppervlak in rekening worden gebracht ...

Sterk afwijkend is het karakter van de curve voor woningen waar (nog) geen bewoning van bekend was in het betreffende peiljaar (oranje curve). Deze curve begint laag (3,9% in 2019), wipt op en neer, bereikt een maximum van 6,0% in 2022, en neemt weer iets af, naar 5,9%, in 2023.


Dit is de eerste presentatie van de actuele CBS data "nieuwe stijl" over marktpenetratie en verbruiks-cijfers van enkele energie modaliteiten bij woningen. Bij toekomstige wijzigingen en aanvullingen zal deze pagina gewijzigd worden en van de meest recente cijfers worden voorzien.


Disclaimer

De door Polder PV gemaakte grafieken en analyses van nationale zonnestroom en andere statistieken zijn gebaseerd op publiek beschikbare data afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De analyses zijn compleet onafhankelijk van de data verstrekker(s) tot stand gekomen. Het CBS onderschrijft de strekking van dit afgeleide werk niet, noch stemt ze in met de inhoud daarvan.


Bronnen

Statline tabel (CBS) "Energieverbruik woningen; woningtype, oppervlakte, bouwjaar en bewoning" Status: 16 augustus 2024

Er zijn ook regionale cijfers beschikbaar in de separate tabel "Energieverbruik particuliere woningen; woningtype en regio's" (status: 15 augustus 2024), en, op een nog dieper niveau, de tabel "Energieverbruik particuliere woningen; woningtype, wijken en buurten, 2023" (status: 16 augustus 2024), met de belangrijkste verbruiks-cijfers en aandelen stadswarmte aansluitingen.

"Huishoudens; grootte, samenstelling, positie in het huishouden, 1 januari" Status 30 mei 2024


Samenstelling van data en grafieken voor deze webpagina, eerste publicatie door Polder PV: 20 augustus 2024.
Indien fouten worden gevonden gaarne bericht aan Polder PV. Waarvoor dank.
 
 
 
© 2024 Peter J. Segaar / Polder PV, Leiden (NL)
^
TOP